Heden, de
Heden, de
tweeduizendenzeven te uur, ten verzoeke van
1. de Stichting Wakkere Accountant, hierna te noemen SWA, statutair gevestigd en kantoorhoudende te Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxx en
2. de heer mr. drs C.B.A. Spil RA, wonende te Helvoirt, gemeente Haaren,
beiden te dezer zake domicilie kiezende te Breda aan de Parkstraat nr. 5 ten kantore van de advocaat mr X.X.X. Delahaije, alsmede domicilie kiezende te Amsterdam aan de Haarlemmerweg nr. 333, ten kantore van de advocaat en procureur mr G.C. Xxxxxxxx, die door mijn requiranten tot procureur wordt gesteld teneinde als zodanig voor hen in rechte op te treden
heb ik
krachtens mij door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Amsterdam daartoe op verstrekte last
GEDAGVAARD
De publiekrechtelijke beroepsorganisatie het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants, hierna te noemen Nivra, statutair gevestigd en kantoorhoudende te (1083 GR) Amsterdam aan de A.J. Ernststraat 55, aldaar mijn exploit doende en afschrift dezes en van na te noemen producties latende aan:
OM
Op
tweeduizendenzeven des voor/namiddags om uur bij behoorlijk gemachtigde of
vertegenwoordigd door een procureur te verschijnen ter openbare civiele terechtzitting van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Amsterdam, zitting houdend in kort geding in het gerechtsgebouw aan de Xxxxxxxxxxxx xx. 000 xx Xxxxxxxxx;
MET AANZEGGING
1. dat krachtens artikel 5a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij verschijning een vast recht zal worden geheven ter hoogte van € 251,00, te betalen aan de griffier van voormelde Rechtbank, terwijl tevens wordt gewezen op de mogelijkheid dat aan on- en minvermogenden vermindering van dit vastrecht kan worden verleend en
2. dat indien gedaagde niet op de voorgeschreven wijze in het geding verschijnt, de voorgeschreven termijnen in acht zijn genomen en de Rechtbank van oordeel is dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is, verstek tegen haar zal worden verleend en de vordering zal worden toegewezen, tenzij gedaagde vóór de uitspraak alsnog rechtsgeldig in het geding verschijnt;
TENEINDE:
alsdan te horen eis doen en concluderen, dat:
Feiten inzake Nivra en de VGC
1) De geldende regelgeving voor registeraccountants wordt allereerst bepaald door de Wet op de Registeraccountants (WRA) en vervolgens een door groot aantal verordeningen vastgesteld door de ledenvergadering of door nadere regelgeving binnen Nivra-organen op grond van mandateringen. Nivra is een Bestuursorgaan in de zin van art. 1.1 Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Zij heeft tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeenschappelijk belang. Nivra kent momenteel circa 14.000 leden. Slechts een relatief klein % houdt zich als openbaar accountant bezig met wettelijke controles zoals omschreven in BW Boek 2: art. 393 lid
6. Datzelfde geldt voor een zusterorganisatie NOvAA voor de Accountants-Administratieconsulenten met ruim 6.500 leden.
2) Nivra heeft eind 2005 een eerste concept gepubliceerd van een Verordening GedragsCode, hierna te noemen de VGC. Deze VGC beoogde de bestaande Gedrags en Beroepsregels voor Registeraccountants, de GBR, meer in lijn te brengen met de Code of Ethics van de International Federation of Accountants, Ifac.
3) Als gevolg van ernstige kritiek is er in 2006 een geheel nieuwe concept-versie van de VGC verschenen waarop later weer vele wijzigingen zijn aangebracht. Door kritische leden zijn daarnaast twee alternatieve gedragscodes ontworpen, de X-Code en de Limperg-code. Deze beide codes beoogden evenzeer de Code of Ethics te implementeren maar aanzienlijk korter en bondiger (circa 10 pagina’s) dan de 55 pagina’s van het VGC-ontwerp van Xxxxx. Het Bestuur heeft deze beide alternatieve codes niet in stemming willen brengen. Op een ledenvergadering van 14 december 2006 in Amsterdam is alleen het laatste VGC-ontwerp van Xxxxx in stemming gebracht. De stemmingen verliepen via elektronische stemkastjes en er was een notaris, de heer Xxxxx, aanwezig om toe te zien op de wijze waarop de stemmingen tot stand kwamen. Stemmen bij volmacht was mogelijk. De 64 pagina’s notulen van deze vergadering (hierna te noemen notulen) zijn inmiddels goedgekeurd in een nieuwe ledenvergadering op 28 februari 2006 (produktie 0). Eiseres, hierna te noemen de SWA, vreest dat de VGC kracht van wet zal krijgen (onherroepelijk of tijdelijk) wanneer niet tijdig middels een voorlopige voorziening (zoals hieronder in het petitum gevraagd) zal worden ingegrepen. Eiseres wil in het belang van het accountantsberoep bereiken dat geen onomkeerbare situatie zal ontstaan, ook niet tijdelijk.
4) Sommige opposanten tegen de VGC zijn een beroepsprocedure gestart bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB). De jurisprudentie ter zake van de bevoegdheidsverdeling tussen het CBB en de civiele rechter is in dit geval niet geheel duidelijk. Aangenomen moet echter worden dat er een grote kans bestaat dat op grond van AWB art 8:2 het CBB zich onbevoegd verklaart bij beroep tegen een algemeen verbindend voorschrift zoals de VGC. Gezien de fatale beroepstermijnen hebben deze opposanten echter besloten geen risico te nemen voor het geval zou blijken dat het CBB uiteindelijk wel bevoegd zou blijken te zijn. Als eerste verweer van Xxxxx in deze lopende CBB-procedure beriep zij zich inderdaad op art. AWB art 8:2.
Ernstige vormfouten bij de ledenvergadering van 14 december 2006
5) Art. 23 lid 1 WRA schrijft voor dat “een ieder gedurende drie weken na de openbaarmaking van een ontwerp bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren kan brengen. Het bestuur brengt de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden”.
Er zijn drie bedenkingen ingebracht:
I. Brief van Mevr. X.X.X. Xxxxxx RA d.d. 27 november 2006 met rapport van bedenkingen inzake de VGC,
II. Bijlage van een e-mail d.d. 26 november 2006 met als onderwerp: “Praktische Bedenkingen tegen de VGC” (produktie 1) , ondertekend door 12 leden met argumenten om tegen de VGC te stemmen en vóór de X-code.
III. Bijlage van een e-mail d.d. 26 november 2006 met als onderwerp: “Procedureel/Juridische Bedenking” (produktie 2), ondertekend door ruim 40 leden met oproep aan het bestuur conform art. 8 WRA om een alternatieve ledenvergadering bijeen te roepen bij voorkeur op 14 december. In die ledenvergadering zou de alternatieve verordening X-Code in stemming gebracht moeten worden alsmede een alternatieve Verordening voor Permanente Educatie (Output-PE).
Teneinde deze bedenkingen ter kennis aan alle leden te brengen heeft Xxxxx een schrijven d.d. 5 december 2006 (produktie 3) doen toekomen aan alle leden. Al bij oppervlakkige lezing blijkt dat:
a) Xxxxx daarin suggereert dat er slechts twee bedenkingen zijn ingebracht door slechts twee leden, te weten Xxxx. X.X.X. Xxxxxx RA en Mr. Drs. C.B.A. Spil RA (eiser sub. 2).
b) De door Xxxxx gepresenteerde twee bedenkingen zelf worden zeer beperkt en inhoudelijk onzuiver weergegeven waarna voor het overige wordt verwezen naar de site van Nivra.
c) Opmerkelijk is dat zelfs de namen van de 12 ondertekenaars van bedenking 2 niet worden vermeld en evenmin die van de ruim 40 ondertekenaars van bedenking 3.
d) Er worden uitsluitend argumenten aangevoerd die meningen van Nivra ondersteunen; in de bodemprocedure zal worden aangetoond dat sommige daarvan volstrekt onjuist zijn en andere zeer aanvechtbaar. Een enkel voorbeeld kan deze werkwijze de oppervlakkige lezer aantonen. Nivra deelt bijvoorbeeld mede dat “de bedenkingen van de heer Xxxx richten zich op de B3- categorie en de eisen die aan deze categorie worden gesteld. Daarnaast is hij van mening dat de voorgestelde regelgeving voor samenstelpraktijken onaanvaardbaar is”. Onmiddellijk daarna merkt Nivra op dat de B3 categorie in ditzelfde schrijven al was opgeheven en dat een klankbordgroep wordt ingesteld inzake de regelgeving voor samenstelpraktijken.
Het stuk, overgelegd als produktie 1 stelt echter in hoofdzaak dat de VGC niet aanvaardbaar is want deze dupeert onnodig een groot aantal leden. Het stuk, overgelegd als produktie 2, verwijst naar art. 8 en 19 WRA en stelt dat de argumenten van Xxxxx om niet over de beide alternatieve verordeningen te laten stemmen, volstrekt ontoereikend zijn om de bevoegdheden van de ledenvergadering als hoogste orgaan binnen Nivra, op een dergelijke wijze ernstig in te perken.
e) De inbrengers van de bedenkingen zijn niet in de gelegenheid gesteld het breedvoerige commentaar van Xxxxx te weerleggen of aan te vullen.
f) Xxxxx deelt tenslotte mede dat het verzoek van de heer Xxxx om de beide alternatieve verordeningen in stemming te brengen wordt afgewezen omdat naar de mening van Xxxxx niet is voldaan aan de wettelijke eisen. Verderop zal worden betoogd dat Xxxxx’x mening in deze in strijd is met de wet. Opmerkelijk is voorts dat Xxxxx daarbij stelt dat het een verzoek van de heer Xxxx betreft en niet van ruim 40 leden en ook niet vermeldt het verzoek om de beide agendapunten in stemming te brengen op de ledenvergadering van 14 december 2006. In een ledenvergadering van 28 februari 2007 heeft Xxxxx xxxxxxxxx geweigerd over een motie inzake dit onderwerp te laten stemmen.
g) Er wordt op gewezen dat stemvolmachten uiterlijk 11 december 2006 verstrekt moesten worden. Dit in afwijking van de datum van 6 december 2006 zoals vermeld in het stemvolmachtformulier, ook in afwijking van de vijf werkdagen vermeld in agendapunt 6 “Regelen ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering” en tenslotte ook in afwijking van de mededelingen op de vergadering (pagina 3 bovenaan) dat in het geheel nog geen termijn is gehanteerd.
h) Bijna twee maanden later, vlak voor Kerst 2006, deelt het Nivra in een brief verzonden op 21 december 2006 mede dat uiterlijk 5 januari 2007 fysieke handtekeningen overlegd moeten worden van de ruim 40 leden die de oproep voor een alternatieve ledenvergadering
ondertekenden. Tussen Kerst en Nieuwjaar is ruim 40 handtekeningen verzamelen uiteraard fysiek onmogelijk. Daarnaast deelt Xxxxx bijna ten overvloede mede dat de ingebrachte verordeningen ook in een komende ledenvergadering niet in stemming zullen worden gebracht en nodigt de ondertekenaars uit voor een gesprek.
In bodemprocedure zal de vraag aan de orde komen of met deze publicatiewijze van de bedenkingen wordt voldaan aan de bedoeling van het voorschrift in art. 23 lid 1 WRA. Dat artikel beoogt immers waarborgen te verschaffen voor een onpartijdige taakvervulling van een bestuursorgaan zonder vooringenomenheid, zoals dwingend is voorgeschreven in AWB art. 2:3 en art. 2:4 en met de zorgvuldige voorbereiding en evenwichtige belangenafweging welke AWB 3:2 tot 3:4 gerechtvaardigd acht.
6) Artikel 8 WRA luidt als volgt: “Het bestuur roept de ledenvergadering bijeen, zo dikwijls het zulks nodig oordeelt en voorts indien ten minste veertig leden van de Orde, onder opgaaf van de te behandelen punten, om haar bijeenroeping verzoeken”.
Art. 19 lid 1 WRA luidt: “De ledenvergadering maakt de verordeningen, die zij ter vervulling van de in artikel 1 omschreven taak nodig oordeelt.”
Art. 19 lid 2 WRA luidt: “De ledenvergadering stelt ten behoeve van een goede uitoefening van de werkzaamheden van registeraccountants bij verordening gedrags- en beroepsregels vast, welke gelden voor allen, die zijn ingeschreven in het in artikel 55 bedoelde register.”
Uit het voorgaande punt blijkt desalniettemin dat Xxxxx geen van beide voorgestelde alternatieve verordeningen in stemming heeft willen brengen. Toch is de wet duidelijk. Er zijn geen nadere regelingen bekend waarin beperkingen ter zake zijn aangebracht. Uit de parlementaire geschiedenis (de Memorie van Toelichting) blijkt duidelijk dat de ledenvergadering het hoogste gezagsorgaan is. Deze Memorie van Toelichting stelt immers ter zake dat de verordeningen die de Orde uit eigen hoofde nodig oordeelt of waarvan het maken haar door deze wet wordt opgedragen, door de ledenvergadering worden vastgesteld. Verder wordt verwezen naar een Rapport van de Commissie van Advies inzake het accountantswezen. Daarin staat vermeld onder het kopje “waarborgen voor een juiste taakvervulling”: “De eerste en voornaamste waarborg voor een juiste taakvervulling van het lichaam is gelegen in de democratische structuur welke het volgens het ontwerp zal hebben. Aan de gezamenlijke leden wordt de hoogste macht toegekend. Mede gezien de jarenlange ervaring van verschillende thans bestaande accountantsorganisaties mag worden verwacht dat de taak van het lichaam goed zal worden vervuld. Daarnaast is een waarborg gezocht in een zekere mate van openbaarheid. Dit geldt in de eerste plaats voor de totstandkoming van verordeningen waarbij immers ook de belangen van andere dan registeraccountants in het geding kunnen komen. Het ontwerp van een verordening moet worden openbaargemaakt in de Nederlandse Staatscourant…..”
7) Het schrijven van Nivra d.d. 5 december 2006 (produktie 3) geeft als argumenten voor haar weigering verordeningen in stemming te brengen dat niet wordt voldaan aan wettelijke eisen (paritaire commissie, publicatie in Staatscourant, gericht op consultatie van leden en derden). Na afloop van de ledenvergadering van 14 december, deelt Xxxxx mede in haar brief van 21 december 2006 (produktie 4) dat de ledenvergadering geen recht van initiatief zou hebben en dat Nivra-leden niet de mogelijkheid hebben om verordeningen ter vaststelling voor te leggen aan de ledenvergadering omdat de WRA niet voorziet in een initiatiefrecht voor de leden. Uit de notulen op pagina 13 blijkt dat notaris Xxxxx een beroep doet op art. 23 WRA dat voorschrijft dat ontwerpen van verordeningen door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze openbaar worden gemaakt.
8) Beide voorgaande punten maken duidelijk dat er een zekere discrepantie te constateren bestaat tussen de opvattingen van notaris Xxxxx en de parlementaire geschiedenis. De waarborgen voor een juiste taakvervulling zoals gezien door de ontwerpers van de WRA bij de totstandkoming van de WRA in 1962 in de vorm van publicatie van ontwerpverordeningen, worden door een notaris in 2006 gebruikt om deze in 1962 parlementair bedoelde waarborg in de vorm van een democratisch structuur van Nivra, te ontkrachten. Aldus wordt miskend dat de ledenvergadering de hoogste macht heeft. Het recht van initiatief kan aan een orgaan, dat bekleed is met de hoogste macht, niet worden ontzegd.
9) Art. 16 WRA schrijft in lid 1 voor dat ieder lid slechts één stem kan uitbrengen en in lid 2 dat, tenzij bij verordening anders is bepaald, een lid aan een ander lid schriftelijk volmacht verlenen tot het uitbrengen van zijn stem. Een lid kan voor ten hoogste drie andere leden een stem uitbrengen. Hieruit blijkt dat
iedere beperking of uitbreiding van volmachtverlening alleen bij verordening kan plaatsvinden. Desalniettemin heeft Xxxxx onder agendapunt 6 het stemmen bij volmacht willen beperken via een wijziging in de bestaande “Regelen ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering”. Dit is geen verordening maar nadere regelgeving door het bestuur op grond van mandatering. Verordeningen kunnen immers uitsluitend door de ledenvergadering (en niet bij mandaat) vastgesteld worden. In deze nadere regelgeving werd volmachtverstrekking aanzienlijk beperkt via voorgeschreven formulieren uiterlijk vijf werkdagen voor aanvang van de ledenvergadering in te dienen. Een “Nadere Verordening ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering” die deze “Regelen ter uitvoering van de Verordening op de ledenvergadering” verving om zodoende deze strijdigheid met de wet op te lossen, heeft de voorzitter niet in stemming willen brengen op advies van dezelfde notaris Xxxxx zoals blijkt uit pagina 4 en 13 notulen.
10) In de voorgeschreven formulieren tot volmachtverstrekking was de beperking tot vijf werkdagen wel degelijk feitelijk opgenomen. Uit produktie 3 blijkt dat Xxxxx alle leden ook heeft medegedeeld dat stemvolmachten uiterlijk 11 december 2006 verstrekt moesten worden. Uit de notulen op pagina 2 onderaan/pagina 3 bovenaan staat daarentegen dat de volmachten van de laatste dagen wel zouden zijn meegenomen. Deze innerlijk tegenstrijdige uitspraken zijn op zijn zachtst gezegd slordig. Uit de notulen blijkt al dat diverse leden mogelijke volmachten daarom niet hebben kunnen gebruiken (pagina’s 2, 3 4 en 5 notulen). Echter, de volmachtverstrekking kon ook online plaatsvinden en per fax. Naast de enkele citaten uit de notulen (pagina’s 2, 3 4 en 5 notulen) is daarnaast veel bewijsmateriaal aanwezig
(e-mails en getuigenbewijs) dat volmachtverstrekking online of per fax feitelijk regelmatig onmogelijk was of geblokkeerd, ook in de laatste dagen. Dit in tegenspraak tot de mededelingen in de notulen op pagina 2 onderaan. De combinatie van tegenspraken, slordigheden en mededelingen niet conform de feiten, heeft er toe geleid dat een nu nog onbenoemd aantal stemmen verloren zijn gegaan. Uit de notulen op pagina 3 blijkt dat sprake zou kunnen zijn van maar liefst 150 stemmen voor de oppositie. Het juiste aantal zal in bodemprocedure nader moeten worden bepaald.
11) De ingediende “Nadere Verordening ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering” hief niet alleen de beperkingen van 5 werkdagen bij volmachtverstrekking op, maar gaf ook een uitbreiding daaraan door de beperking tot drie volmachten per lid op te heffen. Er is voldoende bewijsmateriaal c.q getuigenbewijs aanwezig om in bodemprocedure aan te tonen dat door het niet in stemming brengen van de “Nadere Verordening ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering” tenminste 62 stemmen voor de oppositie verloren zijn gegaan. Er is ook voldoende bewijsmateriaal c.q getuigenbewijs aanwezig om aan te tonen dat op het zelfde moment dat bij het Nivra–Bureau bekend was dat de “Nadere Verordening ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering” ingediend was, medewerkers van het Nivra-Bureau zonder overleg met de indieners actief volmachtgevers benaderden en zonder nadere achtergrondinformatie adviseerden hun volmacht elders onder te brengen waardoor een onbenoemd aantal andere stemmen verloren zijn gegaan. In bodemprocedure zal moeten worden vastgesteld of dit optreden van zorgvuldigheid van het Nivra-Bureau getuigt zoals de notaris op pagina 3 notulen onderaan stelt. In herinnering wordt gebracht dat de voorzitter weigerde deze verordening in stemming te brengen. Zie pagina 14 notulen. Wederom is daarmee het verordeningsrecht van de ledenvergadering als hoogste orgaan binnen Nivra miskent met als waarschijnlijk bedoeld gevolg dat een groot aantal stemmen tegen de VGC verloren gingen. In bodemprocedure zal moeten blijken of de combinatie van beide feiten geen handelen oplevert strijdig met de eisen van onpartijdigheid en zorgvuldigheid die art. 2:3 en art. 2:4 voorschrijven en met de zorgvuldige voorbereiding en evenwichtige belangenafweging welke AWB 3:2 tot 3:4 dicteren. Er heeft geen zorgvuldig onderzoek naar de feiten plaatsgevonden. Er is geen zorgvuldige beslissingsprocedure geweest en er is dus geen sprake van een deugdelijke besluitvorming.
12) Art. 12 van de “Regelen ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering” luidt als volgt: “Indien amendementen zijn voorgesteld, wordt eerst gestemd over die amendementen. Heeft meer dan één amendement betrekking op hetzelfde onderdeel van het ontwerp, dan wordt eerst gestemd over het amendement met de verste strekking”. Het is duidelijk dat een zogenaamd 0-amendement met als strekking de hele VGC te vervangen daarbij niet is uitgesloten. Toch heeft Xxxxx geweigerd dergelijke 0- amendementen in stemming te brengen. Daarentegen heeft de zusterorganisatie NOvAA, met op dit punt identieke regelgeving dergelijke 0-amendementen wel degelijk in stemming gebracht bij haar stemming over haar VGC op 11 december 2006.
13) Via een teststemming aan het begin van de vergadering bleken er 741 stemgerechtigden te zijn met 406 aanwezig leden (notulen pagina 1) . Even later werd er gestemd over een motie vanuit de oppositie om de behandeling van agendapunt 3, benoeming nieuwe bestuursleden, te verschuiven tot na agendapunt
7. Uit de stemming over deze motie bleek dat er, inclusief volmachten, veel meer stemmen waren dan bij de teststemming namelijk 827 uitgebrachte stemmen zijn waarvan 366 voor, 333 tegen en 28 onthoudingen. Deze motie werd derhalve aangenomen (notulen pagina 2).
14) Vervolgens, enkele uren later, wordt er gestemd over een motie vanuit de oppositie om de stemming over de VGC uit te stellen. Toen bleken er zelfs 918 stemmen te zijn waarvan 405 voor, 512 tegen en 1 onthouding (notulen pagina 43). Nog even later, nadat gestemd is over alle 17 amendementen, blijkt dat bij de eindstemming over de VGC 887 stemmen geteld werden waarvan 502 voor (56,6%), 379 tegen(42,7%) en 6 onthoudingen( 0,7%).
Over dit frappante verschil van 177 stemmen tussen het begin van de vergadering (741) en enkele uren later (918) zijn onbewezen suggesties gedaan, die in bodemprocedure verder uitgezocht moeten worden. De meest voorkomende suggestie is dat leden van het Nivra-Bestuur of van het Nivra-Bureau na de eerste stemuitslag medewerkers van grote accountantskantoren in Amsterdam hebben verzocht met spoed stemassistentie te verlenen. Dat zou duidelijk in strijd zijn met onpartijdige taakvervulling van een bestuursorgaan zonder vooringenomenheid zoals voorgeschreven in AWB art. 2:3. Op pagina 61 van de notulen wordt duidelijk dat mevrouw Xxxxxxxx, voorzitter van de grootste onderafdeling van Nivra, de vakgroep Finad met circa 50% van de leden, de stemming ontluisterend vond en meende dat het grote aantal stemmen dat de zaal verliet na de stemmingen over de VGC, dit volgens haar stemmen van grote kantoren betreft. Op pagina 62 van de notulen bevestigt de xxxx Xxxxxxx expliciet vier jonge mensen achter zich te hebben die ruiterlijk toegaven door hun baas te zijn gestuurd. Uit de reactie van de heer van Xxxxx Xxxxxxxxxx blijkt dat naar zijn mening sprake is van ongefundeerde mededelingen en dat binnen accountantstermen daarvoor een deugdelijke grondslag aanwezig moet zijn. Een dergelijke deugdelijke grondslag vergt echter een uitvoerig onderzoek met medewerking van het Nivra en is slechts mogelijk in een bodemprocedure.
Los van deze nog onbewezen suggesties blijft de vraag of een en ander zich verdraagt met art. 15 WRA waarin gesproken wordt over een quorum afhankelijk van een presentielijst. Als de presentielijst variabel is, hoe is dan een quorum vast te stellen?! Het is aan de rechter in de bodemprocedure om vast te stellen of de enkele uren later opgekomen stemmen wel of niet mochten meetellen. Het is uitermate aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de stemming niet reglementair en rechtsgeldig is verlopen.
15) Uit de getallen in het voorgaande genoemd blijkt dat mogelijk honderden volmachten niet zijn gehonoreerd. Alle klachten daarover kwamen vanuit de oppositie tegen de VGC. Gezien het kleine verschil bij de uiteindelijke stemming, was de VGC bij een ordentelijke volmachtprocedure zeer waarschijnlijk verworpen. Dat alles gecombineerd met het verzet van Xxxxx om alternatieve VGC-codes in stemming te brengen en de bedenkelijke publicatiewijze van de bedenkingen zoals vermeld onder punt 6) hierboven, moet leiden tot de conclusie dat de stemming géén rechtsgevolgen mag hebben.
VGC niet in overeenstemming met wet en regelgeving
16) Het Ministerie van Financiën heeft bij schrijven d.d. 22 december laten weten dat naar haar mening geen redenen aanwezig zijn om de VGC niet goed te keuren aangezien de VGC in overeenstemming is met geldende wet- en regelgeving en vastgesteld in het bijzijn van een notaris. Dit moet op een misverstand berusten want de VGC is wel degelijk in strijd met de wet -zie punt 20), 21), 25) en 26) hieronder- en zeker met het algemeen belang -zie punten 17), 18) en 19) hieronder-.
17) Xxxxx heeft gehandeld in strijd met de beginselen van het bestuursrecht zoals vastgelegd in de wet AWB, met name artikel 2:4 (onpartijdigheid), artikel 3:3 (détournement de pouvoir) en artikel 3:4, lid 2 (evenredigheidsbeginsel) door belangen van leden, aangesloten bij grotere accountantskantoren, zwaarder te laten wegen dan de belangen van andere leden (zie daarvoor de punten 20), 21), 22) en 23)
hieronder). Alleen al de bedenkelijke publicatiewijze van de bedenkingen en het verzet van Xxxxx alternatieve codes in stemming te brengen, maakt duidelijk dat er een gerede kans bestaat dat de bodemrechter tot de conclusie zal komen, dat Xxxxx heeft gehandeld en handelt in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.
18) De VGC is ook strijdig met het algemene rechtsbeginsel van rechtszekerheid door volstrekt onduidelijk te laten wanneer een accountant optreedt in de publieke functie van openbaar accountant (zie productie 5: Onduidelijk definitie openbaar accountant) en onder punt 24) hierbeneden.
19) Xxxxx heeft gehandeld in strijd met het algemene rechtsbeginsel van zorgvuldigheid door ongemotiveerd voorbij te gaan aan de belangen van leden die niet zijn aangesloten bij grotere accountantskantoren. Het duidelijke verzoek van de grootste onderafdeling van Nivra, de vakgroep Finad met circa 50% van de leden om de stemming over de VGC uit te stellen, is geheel genegeerd. De wijze waarop de belangen van leden die niet zijn aangesloten bij grotere accountantskantoren worden miskend, wordt uiteengezet in de volgende punten 21), 22) en 23) .
20) Er is sprake van nietigheid ex artikel 6 Mededingingswet omdat de VGC in samenhang met de netwerkdefinitie binnen de VGC een concurrentievoordeel schept voor grotere organisaties en daardoor concurrentievervalsing mogelijk maakt doordat:
I. organisaties die aan accountancy verwante diensten (belastingadvies, interim-management, advocatuur, juridisch advies bijv. inzake corporate governance, management consultancy etc.) verlenen en toevallig RA's of AA's in dienst hebben onvoorzien onder de regelgeving van accountantskantoor kunnen vallen; daarentegen hebben grotere accountantskantoren de vrijheid om al dan niet onder eigen naam via een afzonderlijke organisatie zonder RA's, AA's in dienstverband toch dezelfde aan accountancy verwante diensten te verlenen en daarmee buiten alle accountantsregelgeving vallen,
II. kleinere samenstelpraktijken onder heel veel regelgeving voor openbare accountants vallen terwijl grotere accountantskantoren, al dan niet onder eigen naam, via een afzonderlijke organisatie een samenstelpraktijk kunnen opzetten zonder RA's, AA's in dienstverband en daarmee buiten alle accountantsregelgeving vallen,
21) Er is sprake van schending van Europese en internationale rechtsregels meer in het bijzonder de 8e Europese Richtlijn en de Code of Ethics van Ifac zoals uit onderstaande definities blijkt:
a. De 8e Europese Richtlijn geeft, in lijn met de IFAC-regels, een brede netwerk-definitie in artikel 2 Definities sub 7:
"network" means the larger structure:
– which is aimed at cooperation and to which a statutory auditor or an audit firm belongs, and
– which is clearly aimed at profit- or cost-sharing or shares common ownership, control or management, common quality-control policies and procedures, a common business strategy, the use of a common brand-name or a significant part of professional resources;
II. Ifac geeft evenzeer een brede netwerk-definitie in haar definitie-sectie:
Network firm: An entity under common control, ownership or management with the firm or any entity that a reasonable and informed third party having knowledge of all relevant information would reasonably conclude as being part of the firm nationally or internationally.
De VGC daarentegen geeft juist een zeer beperkte netwerk-definitie onder haar Definities onder e.
accountantsorganisatie: de onderneming of instelling die bedrijfsmatig wettelijke controles verricht, dan wel een organisatie waarin zodanige ondernemingen of instellingen met elkaar zijn verbonden …;
22) Het verschil zit in de toevoeging “wettelijke controles” in de VGC. Dit definitieverschil is zo opvallend en zo wezenlijk dat aan de conclusie niet valt te ontkomen dat hier geen sprake kan zijn van toeval maar van welbewuste keuzes in strijd met de wet en met de bedoeling om voordeel te behalen voor grotere
accountantsorganisaties. De wetgever beoogde immers via de WRA zowel de 8e Europese Richtlijn en de Code of Ethics van Ifac te implementeren.
23) Het voordeel voor grotere kantoren schuilt er in dat de VGC-definitie van netwerk haar reikwijdte beperkt tot organisaties die wettelijke controles uitoefenen. Daardoor vallen organisaties die zich wel bezighouden met accountancy of accountancy-verwante werkzaamheden maar niet met wettelijke controles buiten het netwerk in de VGC-definitie waardoor voor grotere accountantsorganisaties een concurrentievoordeel ontstaat. Als gevolg daarvan is sprake van concurrentievervalsing zoals uiteengezet onder punt 20) hierboven.
24) De VGC beoogde de Ifac Code of Ethics te implementeren. Het is dan ook onbegrijpelijk dat niet alleen de netwerk definitie afwijkt, maar daarnaast meerdere andere wezenlijke definities ook afwijken van de Ifac Code of Ethics. Een van die belangrijke afwijkingen is de definitie van openbaar accountant. De VGC en de Ifac Code of Ethics bestaan beide uit drie componenten, een deel A met algemene ethische richtlijnen, een deel B en een deel C. Deel C van zowel de Ifac Code of Ethics als de VGC richt zich op “accountants in business”.
Deel B van de Ifac Code of Ethics richt zich op “professional accountants in public practice”.
Deel B van de VGC richt zich echter niet op deze professionele accountants die diensten aan het publiek verlenen maar op de openbaar accountant, intern accountant en overheidsaccountant. Omdat sommige interne accountants en de overheidsaccountants zich om historische redenen in Nederland graag als openbaar accountant afficheerden, is deze afwijking voor interne accountants en de overheidsaccountants weliswaar omstreden maar nog wel begrijpelijk.
Dat geldt echter niet voor de afwijkende definitie van “professional accountants in public practice”. De Ifac-definitie voor “professional accountants in public practice” luidt: “A professional accountant,
irrespective of functional classification (e.g., audit, tax or consulting) in a firm that provides professional services. This term is also used to refer to a firm of professional accountants in public practice.” Deze tamelijk duidelijke definitie is ruim en omvat kennelijk niet alleen auditors, openbare accountants maar alle professionele accountants die diensten aan het publiek verlenen. De term auditor is in de Code of Ethics zelf niet gedefinieerd. Het woord “auditors” komt alleen twee keer voor om de ethische verplichtingen aan te duiden van de “accountants in business” tegenover de auditors van de onderneming waar hij werkzaam is.
De VGC daarentegen heeft de “professional accountants in public practice” onder deel B beperkt tot de openbare accountant via een heel ingewikkeld definitiesysteem met onduidelijke termen zoals assuranceopdrachten, aan assurance verwante opdrachten, eventueel overige opdrachten, opdrachten tot het samenstellen van financiële informatie, opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden etc. Deze termen zijn afkomstig van de International Auditing Standards Board, IAASB en bedoeld voor auditors. Als gevolg van deze definities vallen veel activiteiten van Nederlandse “professional accountants in public practice” die geen auditors zijn, onder de regelgeving voor openbare accountants, afgeleid van de IAASB en bedoeld voor auditors. In de bodemprocedure zal voldoende bewijsmateriaal worden aangedragen om aan te tonen dat de VCG met opzet bedoelde om alle accountants die non-audit werkzaamheden verrichten die openbare accountants ook verrichten, onder de strikte regelgeving voor en de controle op openbare accountants te brengen.
Zoals onder 20) is uiteengezet vallen daardoor, afhankelijk van deze onduidelijke definities, veel organisaties die toevallig RA's of AA's in dienst hebben en aan accountancy verwante diensten verlenen (belastingadvies, interim-management, advocatuur, juridisch advies bijv. inzake corporate governance, management consultancy etc.) of een samenstelpraktijk hebben onder de regelgeving voor en de con- trole op openbare accountants. Deze definitieafwijking maakt dus de concurrentievervalsing mogelijk zoals onder 20) is uiteengezet. Ook de rechtsonzekerheid zoals onder 18) uiteengezet is het gevolg van deze definitieafwijking.
Uit bovenstaande blijkt dat deze definitieafwijking geenszins de tekst en geest van de Code of Ethics van Xxxx volgt. Ook de wetgever die beoogde via de WRA de Code of Ethics van Ifac te implementeren kan
niet bedoeld hebben dat onnodig en in afwijking van de Code of Ethics van Xxxx, rechtsonzekerheid ont- staat, regels voor een kleine groep openbare accountants worden opgelegd aan álle accountants die diensten aan het publiek verlenen of dat concurrentievervalsing mogelijk wordt gemaakt
25) Voorts is er sprake van schending van het protocol van 20 maart 1952 bij het EVRM dat in artikel 1 be- paalt dat niemand zijn eigendom zal worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. Sinds het be- kende accountants-arrest Hof EVRM van 26 juni 1986, NJ 1987, 581, eisers van Xxxxx en anderen tegen de Staat der Nederlanden, wordt algemeen geaccepteerd dat ook het recht op een titel een beschermd vermogensrechtrecht impliceert. Bovenstaande maakt echter duidelijk dat Xxxxx geen enkel algemeen belang dient door accountants die geen wettelijke controles verrichten in voortdurende rechtsonzeker- heid te laten over hun status (zie punt 19) hierboven) en aan concurrentie-vervalsing bloot te stellen (zie punt 20) hierboven). Zelfs de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht zijn hier niet gerespecteerd.
26) Tenslotte is er sprake van belemmeringen in het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal zoals geregeld in het EG-Verdrag in de artikel 39 en 43. In dit verband valt ook te noemen artikel 25 en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. De VGC is qua definities immers zo gestructureerd dat alle verordeningen en nadere regelgeving van de Nivra ook van toepas- sing zijn op hen die beschikken over een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 58 WRA maar er voor gekozen hebben conform artikel 1 lid 4 WRA geen lid van de orde te worden. Door deze definities doet de VGC een dubbele discriminatie ontstaan. Artikel 1 lid 4 WRA was oorspronkelijk be- doeld om met name buitenlandse accountants de gelegenheid te geven zich in den lande te vestigen en hun activiteiten uit te oefenen zonder verplicht lid te worden van de Nivra. Veelal echter zullen die tevens lid willen c.q moeten blijven van hun oorspronkelijke eigen accountantsorganisatie met haar eigen regels. Dat betekent dat buitenlandse accountants die lid willen blijven van hun oorspronkelijke eigen accoun- tantsorganisatie met dubbele soms zelfs onderling tegenstrijdige regelsets geconfronteerd zullen wor- den, hetgeen een verboden discriminatie oplevert. Anderzijds zijn Nederlandse registeraccountants die geen lid van Xxxxx willen blijven maar zich wel aan een vergelijkbare (buitenlandse) regelset willen c.q. moeten onderwerpen, wel verplicht lid van de Nivra te blijven om hun titel te behouden. Ook dat bete- kent een verboden discriminatie.
27) Na de ledenvergadering van 14 december 2006 is op tal van fronten overleg geweest. Namens de oppositie is het initiatief genomen om met slechts een drietal wijzigingen aan de VGC welke de belang- rijkste bezwaren wegnemen, af te zien van verdere procedures. Helaas heeft dat niet tot resultaten ge- leid.
De ingebrachte bezwaren tegen de VGC hebben zodanig ernstige permanente gevolgen voor de leden dat niet van hen verlangd kan worden te wachten op de uitkomsten van een jarenlange bodemprocedure ex. BW: Boek 6 art. 162. Sommige leden voelen zich nu al gedwongen om hun lidmaatschap op te zeg- gen om aan die gevolgen te ontkomen. Er is bovendien geen acute noodzaak de VGC onmiddellijk in te voeren. Met het oude GBR was heel wel te leven. Voorzover er al strijdigheid bestond met de eerste Code of Ethics uit 2004, is dat onopgemerkt gebleven. Met het voorshands niet van toepassing verkla- ren van de VGC en haar belangrijkste uitvoeringsbesluiten zoals de NVAK, de CTK en de verplichte VGC-cursussen voor leden die geen wettelijke controles uitvoeren, ontstaan geen onherstelbare gevol- gen in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure. Voorshands blijft voor die categorie de GBR dan automatisch van kracht.
Daarnaast dient het gebrek aan democratische besluitvorming binnen Nivra op korte termijn weggeno- men te worden. Het Nivra heeft welbewust de eerste en voornaamste waarborg voor haar juiste taak- vervulling zoals bedoeld in de ontwerpers van de WRA namelijk een democratische structuur, ontkracht.
Van een bestuursorgaan moet een onpartijdige taakvervulling zonder vooringenomenheid worden ver- wacht, zoals voorgeschreven in AWB art. 2:3 en art. 2:4 met de zorgvuldige voorbereiding en evenwich- tige belangenafweging welke AWB 3:2 tot 3:4 gerechtvaardigd acht. Afwijking van deze beginselen van behoorlijk bestuur kunnen nimmer geduld worden, niet op korte termijn en niet op lange termijn.
Uit bovenstaande blijken voldoende indicaties dat Xxxxx het initiatiefrecht in art 8 en 19 WRA gegeven wil uithollen door feitelijke maatregelen zoals het niet beschikbaar stellen van mail-bestanden, gebrekkige voorlichting etc. Vandaar dat duidelijke aanwijzingen tot nakoming van de beginselen van behoorlijk be- stuur ter zake dit recht van initiatief op korte termijn noodzakelijk zijn. Het laat zich aanzien dat in de/een bodemprocedure de aangevochten besluiten vernietigbaar zullen blijken te zijn op grond van gebreken bij de totstandkoming, zodat schorsing van de gevolgen van die besluiten voor de hand ligt.
Eiseres hebben op grond van het voorgaande een spoedeisend belang bij het treffen van de navolgende voorlopige voorzieningen.
MITSDIEN
Het U.E.A. behage bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad,
1. Het Nivra-Bestuur te gelasten in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure op straffe van een dwangsom van 100.000 Euro per dag dat het te gevel bevel niet zal worden nagekomen, om de VGC en haar belangrijkste uitvoeringsbesluiten zoals de NVAK, de CTK en de verplichte VGC-cursussen voorshands niet van toepassing te verklaren voor leden die geen wettelijke controles uitvoeren.
2. Het Nivra-Bestuur te gelasten op straffe van een dwangsom van 100.000 Euro per overtreding van dit verbod om geen beroep te doen op enig artikel uit de WRA anders dan art. 8 en art. 19 WRA welk be- roep zou kunnen verhinderen dat de ledenvergadering zelfstandig kan besluiten -ongeacht de mening van de voorzitter of een ingehuurde notaris - om moties c.q verordeningen dan wel amendementen op bestaande verordeningen of nadere voorschriften in stemming te brengen.
3. Het Nivra-Bestuur te gelasten, op straffe van een dwangsom van 100.000 Euro per dag dat aan het te geven bevel geen uitvoering zal worden gegeven, dat wanneer meer dan 40 leden een vergadering bij- een willen roepen of bijeen roepen die leden te faciliteren als volgt:
a) dat die meer dan 40 leden gebruik mogen en kunnen maken van de NAW-gegevens van het ledenbestand van Nivra zodat met alle Nivra-leden een aantal keren zelfstandig gecommuni- ceerd zal kunnen worden, zowel per post als per e-mail, zonder inmenging van Nivra- zijde.
b) dat die meer dan 40 leden de beschikking zullen krijgen over een deel van de Nivra-website en wel middels een banner op de linker zijde van de Home-Page van Nivra en verder dat de door die meer dan 40 leden aangesneden onderwerpen zullen worden geregistreerd en behandeld als ieder andere onderwerp van aandacht, zonder nodeloze inhoudelijke en/of technische beperkin- gen van Nivra-zijde.
c) dat alle kosten van die meer dan 40 leden, verband houdende met het organiseren van een extra buitengewone ledenvergadering, door Xxxxx voor haar rekening zullen worden genomen.
Nivra te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder,
PRODUKTIE 0: Notulen van de Ledenvergadering van 14 december VGC
Bijlage 1 bij de agenda voor de bijeenkomst van de Ledenvergadering op 28 februari 2007, Pagina 1
Notulen van de bijeenkomst van de ledenvergadering op donderdag 14 december 2006 Opening
De voorzitter, Xxxxxx xxx Xxxxxxxxxxx, opent de vergadering en heet alle aanwezigen van harte welkom. De voorzitter constateert vervolgens dat de vergadering is opgeroepen in overeenstemming met artikel 1 van de Verordening op de Ledenvergadering. De voorzitter deelt mee
dat hem is meegedeeld dat er 406 aanwezige leden zijn en 741 stemgerechtigden, inclusief volmachten. Vervolgens stelt de voorzitter de mensen die op het podium zitten voor. Dit zijn de vicevoorzitter
Xxxx Xxxxx en de algemeen directeur Xxxx Xxxx. Aan de tafel links zit het secretariaat
en de notaris, de heer Xxxxx. De notaris is gevraagd om bijstand te verlenen in de lopende processen en procedures. Voorts is de notaris gevraagd toe te zien op de wijze waarop de stemmingen
tot stand komen. Vooraan in de zaal zitten de mensen van het stembureau.
Vervolgens vraagt de voorzitter de aanwezigen de mobiele telefoons uit te zetten en wordt met de stemkasten geoefend. Mensen van wie het stemkastje niet goed functioneert, krijgen een vervangend kastje uitgereikt.
Na het testen van de stemkasten meldt de voorzitter dat een aanvang genomen kan worden met de vergadering. De voorzitter meldt dat de vergadering is bijeengeroepen door het bestuur. Er is
daarnaast door een veertigtal leden onlangs verzocht om opnieuw een ledenvergadering te houden.
De voorzitter meldt dat het bestuur dit verzoek in beraad heeft en dat het daar in de loop van deze maand op terug zal komen.
De voorzitter doet de volgende mededelingen:
“Geachte leden, veel nieuwe veranderingen zijn het directe gevolg van de Wet toezicht accountantsorganisaties, welke op 1 oktober jl. is ingegaan. De Wet tuchtrechtspraak accountants is
uitgesteld en daarmee is een aantal verordeningen al weliswaar door het NIVRA voorbereid, maar nu nog niet aan u voorgelegd. Aan deze ledenvergadering liggen veel besluiten voor.
Ter bevordering van de efficiency van de vergadering stel ik het volgende voor. Indien ten minste één van de leden verzoekt om stemming, zal ik als voorzitter bij elk te nemen besluit beoordelen of stemming per artikel gepast en zinvol is en de wijze van de stemming vaststellen. Tevens
stel ik voor de spreektijd per spreker te maximeren op drie spreekbeurten per agendapunt
van elk maximaal vijf minuten. Voorts verzoek ik iedere spreker ten behoeve van de notulen een microfoon te gebruiken en zijn naam en woonplaats te noemen. Bij inschrijving aan de balie heeft u onder andere een notitie meegekregen waarin de amendementen zijn opgenomen. Deze amendementen zijn ook op de website geplaatst en zullen bij de behandeling van de bijbehorende ontwerpen ook in stemming worden gebracht. Bij elk amendement zal worden aangegeven
wat de visie van het bestuur is. Vervolgens zal ik aankondigen wanneer u de stemkastjes kunt gebruiken en na vijftien seconden wanneer de stemming is afgesloten, zal ik u dat weer melden. Mag ik aannemen, vergadering, dat u instemt met deze procedure?”
De xxxx Xxxxxxx neemt vervolgens het woord.
“De heer de voorzitter, ik had een punt van orde ten aanzien van de volgorde van de vergadering. Maar voordat ik dat doe, zou ik een statement van goede wil en van respect willen uitspreken.
Ik realiseer me dat er een oppositie in deze vergadering zit. Ik realiseer me ook dat ik als
oud vice-voorzitter van het bestuur mij in de oppositie bevind; dat is een wat onwennige positie.
Voordat we daar aan beginnen, wil ik graag uitgesproken hebben dat het werk door het bestuur
en het bureau door ons wordt gerespecteerd. Ik hoop overigens dat u datzelfde respect ook opbrengt voor de oppositie. We zijn allemaal bezig voor het goede doel van deze organisatie, maar
hebben bij tijd en wijle verschillende standpunten. Als we dat met elkaar mogen verstaan vanmiddag, dan kunnen we aan het eind van deze vergadering elkaar in elk geval de hand nog geven.
Voor wat betreft de volgorde van de vergadering zou ik willen voorstellen om agendapunt 3 te verschuiven na agendapunt 7, nadat we alle behandelingen hebben gehad. Immers het democratische gehalte van deze vergadering moet mee kunnen doen bij de stemming van de volgende bestuursleden, ook uw eigen positie, vandaar dit voorstel.”
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxxx voor zijn directe reactie en voor het respect wat hij uitspreekt.
De voorzitter meldt dat de agenda op een goede manier door het bestuur is samengesteld
en vastgesteld en dat daarbij aan alle procedures is voldaan. De voorzitter vraagt vervolgens aan de notaris naar zijn visie ten aanzien van een wijziging in de agenda.
De notaris merkt op dat het verzoek van de xxxx Xxxxxxx gezien kan worden als een verzoek van één van de leden van de vergadering. De notaris meldt dat de voorzitter terecht constateert dat de agenda opgestuurd en gepubliceerd is. Het is, volgens de notaris, primair aan degene die de vergadering heeft opgeroepen om de agenda vast te stellen. Vervolgens ligt nu de vraag voor
in hoeverre de vergadering daar wijziging in aan kan brengen. Als de vergadering zelf als vergadering met dit voorstel instemt, dan, geeft de notaris aan, zal daar geen bezwaar tegen zijn.
Dat betekent dat het voorstel om agendapunt 3 na agendapunt 7 te plaatsen in stemming gebracht zou moeten worden.
De voorzitter besluit na afstemming met de vice-voorzitter en het stembureau om het verzoek van de xxxx Xxxxxxx in stemming te brengen. De voorzitter vraagt een ieder de stemkastjes ter hand te nemen. De voorzitter legt uit dat knopje 1 is voor het voorstel om agendapunt 3 na agendapunt 7 te plaatsen, knopje 2 is tegen het voorstel en knopje 3 is een blanco stem.
De uitkomst van de stemming is:
1 (voor) – 466 stemmen, 56,3%;
2 (tegen) – 333 stemmen, 40,3%;
3 (blanco) – 28 stemmen, 3,4%.
Na de stemming constateert de voorzitter dat het voorstel van de xxxx Xxxxxxx ruimschoots is aangenomen.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord. De heer Xxxxxxxx merkt op dat agendapunt 7 en met name 7a. nogal omvangrijk zijn. Omdat de heer Xxxxxxxx een aantal amendementen heeft ingediend verzoekt hij meer dan drie keer het woord te mogen voeren, maar dan niet elke keer de volle vijf minuten lang.
De voorzitter belooft zijn horloge niet als een stopwatch te hanteren maar is van mening dat het aantal spreekbeurten beperkt moet blijven tot drie en de spreektijd tot maximaal vijf minuten per spreekbeurt. Dit om de vergadering niet te lang te laten uitlopen en om alle leden de gelegenheid te kunnen geven iets te zeggen.
De heer Xxxx neemt het woord.
“Zoals u weet heeft u onder agendapunt 6 een nadere regeling voorgesteld over de verordening
op de ledenvergadering. U weet ook dat er een amendement is ingediend, een voorstel, een verordening, om dat te wijzigen. De wet bepaalt in artikel 16 dat, tenzij bij verordening anders
bepaald, stemgerechtigden 3 volmachten kunnen afgeven. In de nadere regelgeving die u heeft afgegeven staat dat dat beperkt is tot uiterlijk vijf dagen voor de vergadering.
Wij zouden in de nadere verordening eigenlijk twee punten opgenomen willen zien: dat is dat 1) het aantal volmachten onbeperkt kan zijn en 2) dat volmachten afgeven ook niet beperkt is tot vijf dagen voor de vergadering. En wij zouden u eigenlijk willen voorstellen om voorafgaand aan de vergadering deze verordening in stemming te brengen.”
De voorzitter dankt de heer Xxxx en stelt voor de behandeling van dit onderwerp uit te stellen tot de behandeling van agendapunt 6. Als voorschot merkt de voorzitter op dat de volmachten van
de laatste dagen ook meegenomen zijn. De procedure van vijf dagen is voor deze vergadering nog niet gehanteerd. Wel is het maximum van drie volmachten gehandhaafd.
De xxxx Xxxxxxxxxx neemt het woord.
“Ik sluit me toch aan bij het gemaakte bezwaar, namelijk ik heb geen volmacht meegenomen omdat die mij pas onlangs zou zijn gegeven, dus na die termijn van vijf dagen vooraf. Met andere woorden, daar zit een vertekening in als u dan toch op deze manier met volmachten omgaat.
En daar maak ik dus nu bezwaar tegen.”
De voorzitter merkt op dit bezwaar te notuleren. Xxxxxxx Xxxxxx neemt het woord.
“Wat ik hier in deze groep merk is dat er drie volmachten zouden zijn toegewezen, maar feitelijk is dat maar met twee volmachten gebeurd. Dus wij komen één volmacht per persoon tekort hoewel het wel is aangemeld. Ik wil u vragen uit te leggen hoe dat zou kunnen. En of dat ook voor meerdere leden geldt die hier aanwezig zijn.
Het gaat niet over mezelf. Ik heb zelf namelijk maar twee volmachten. Maar over mensen die hier naast me zitten en die me net zeggen dat ze drie volmachten hadden gekregen, maar dat ze er maar twee op hun naam hadden. En dat maakt me eerlijk gezegd wat ongerust.”
De voorzitter merkt op daar zelf geen antwoord op te kunnen geven. De voorzitter vraagt de xxxx Xxxxxxx van het stembureau om een reactie. De xxxx Xxxxxxx merkt op geen verklaring te hebben. De voorzitter meldt xxxxxxx Xxxxxx dat nu geen antwoord gegeven kan worden op haar vraag.
De heer Xxxx neemt het woord.
“De heer de voorzitter, als ik even mag aanvullen, ik ben bij het proces van verzamelen van volmachten nauw betrokken geraakt en ik denk dat er inderdaad hier en daar, het was ook een gewenningsproces van beide kanten, wat moeilijke situaties zijn ontstaan. Ik heb bijvoorbeeld gemerkt dat gisteren al mijn volmachtgevers, en dat waren er vijfenzestig, een telefoontje kregen van medewerkers van het NIVRA-bureau. Hen werd medegedeeld dat ze mij geen volmacht mochten geven omdat ik boven de grens van drie zat.
Ik heb al mijn volmachtgevers uiteraard volledig geïnformeerd over de achtergrond waarom ik er meer dan drie wilde verzamelen. En die achtergrond is dat we veel meer volmachtgevers hadden dan volmachtnemers en dat de nadere regelgeving nu eenmaal die drie voorschreef.
Voor de rest heb ik gemerkt dat ik tijdens het proces heel verschillende signalen heb gekregen. Die vijf dagen stond ook in sommige documentatie. Die dagen schoven steeds op. Iedere dag werd een ander bericht doorgegeven. En sommige volmachtgevers zeiden daarom dat het NIVRA zei dat ze geen volmacht konden verlenen omdat de sluitingsdatum voorbij was. Ik waag nu te betwijfelen of die telling van 726 wel klopt. Want ik weet bijvoorbeeld dat van de 65 volmachten die ik mee heb gekregen, waarvan ik schriftelijke documentatie heb, ik maar vier kastjes heb meegekregen. En ik weet van de groep Limperg, de heer Xxx Xxxxxxx, dat met name op het online-gebeuren veel onregelmatigheden zijn gebeurd. En er wordt gesproken over een aantal van 150 stemmen.
Ik denk dat dit een onderdeel is van het proces van democratisch stemmen hoe je dit probleem overkomt. Dat zal nu vandaag niet lukken. Vandaar dat er toch misschien een nieuwe ledenvergadering moet komen. Maar dit is in de totale democratische procedure toch een belangrijke
handicap, meen ik te mogen constateren.”
De voorzitter geeft het woord vervolgens aan de notaris.
De notaris merkt op dat de wet duidelijk is. De notaris gaat verder.
“Een lid kan voor ten hoogste drie andere leden een stem uitbrengen. En ik denk dat als in de
systematiek blijkt dat iemand meer dan drie volmachten krijgt, dat het niet anders dan van zorgvuldigheid getuigt dat het bureau diegene die de volmacht heeft gegeven, erop attendeert dat
zijn volmacht niet meer gebruikt kan worden en dat het aan hem is om te zorgen dat die volmacht komt bij iemand die wel zijn stem kan uitbrengen.
Ik begrijp dat tot het nu toe zelfs nog mogelijk is om binnen te komen, al dan niet met volmacht. Dus het sluiten is niet aan de orde. En wat de voorzitter terecht heeft gezegd, straks onder agendapunt 6 komt die volmacht aan de orde en bij agendapunt 6 wordt dus ook over de termijn van vijf dagen gesproken. De voorzitter heeft erop gewezen dat die termijn nu niet geldt en ook niet gehanteerd is.”
De heer Xxxx neemt het woord.
“Mag ik u op één punt nog aanvullen, de heer de notaris, de wet luidt iets anders. De wet luidt: ‘Tenzij bij nadere verordening anders bepaald’. En die nadere verordening is vandaag ingediend. Xxxxx, gisterochtend eigenlijk.”
De voorzitter geeft de notaris andermaal het woord.
De notaris zegt: “Ik hoop dat u de wet nauwkeurig leest. Ik zal u de wet voorlezen. ‘Tenzij bij
de verordening anders is bepaald, kan een lid aan een ander lid schriftelijk volmacht verlenen tot het uitbrengen van zijn stem’. Regel 1. Die regel kan kennelijk bij verordening anders worden bepaald. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat bij verordening wordt bepaald dat het niet kan. Dan krijgen we de tweede zin van het tweede lid van artikel 16 en daar staat niet ‘tenzij bij verordening anders is bepaald’, daar staat slechts: ‘Een lid kan voor ten hoogste drie andere leden een
stem uitbrengen’. Dat is dus dwingend recht en er is volgens de wet op dit punt geen mogelijkheid om daar bij verordening af te wijken, afgezien van de vraag of een dergelijke verordening
in deze vergadering aan de orde gesteld kan worden.” De heer Xxxx neemt het woord.
“Mag ik daarop reageren, de heer de notaris, ik begrijp nu dat u terecht de woorden toevoegt ‘tenzij bij verordening anders bepaald’. En het is inderdaad een kwestie van interpretatie of ‘tenzij bij verordening anders bepaald’ slaat op het hele lid of alleen op de eerste zin van dat lid. Verder is het zo dat in een democratische procedure het in Nederland toch gebruikelijk is dat volmachtstemmen is toegestaan.
De voorzitter geeft de notaris nog een keer het woord over dit onderwerp. De notaris meldt dat de tekst voor hem duidelijk is.
“Zeker in het licht van wat de wetgever eerst gewild heeft en wat het NIVRA kennelijk gewild heeft. Het NIVRA heeft gewild dat een lid voor meer leden als gevolmachtigde kon optreden, maar de wetgever heeft in het wetgevingstraject aangegeven dat dit wel de grens was. Als de wetgever dat, naar mijn oordeel dwingendrechtelijk, in de wet zet, dan kun je niet door een extensieve interpretatie van de eerste zin van lid 2 de nadrukkelijke uitspraak en gedachtegang van de wetgever wijzigen.”
Xxxx doet vervolgens het voorstel dit onderwerp in stemming te brengen.
De voorzitter besluit het onderwerp niet in stemming te brengen maar er wellicht nog wel een keer op terug te komen.
De heer Xxxxxx krijgt het woord.
“Het gaat over de zorgvuldigheid van het volmacht verlenen. Ik had drie volmachten. Ik ben hier gekomen en het systeem van XXXXX had twee volmachten geconstateerd. Ik had gelukkig
een e-mail bij me waarmee ik kon bewijzen dat ik een derde volmacht had en dat is me uiteindelijk toegekend. Ik wil voor de notulen wel vaststellen dat het systeem van het NIVRA kennelijk
niet sluitend is.”
De voorzitter merkt op dat er een notaris bij de vergadering is voor een zorgvuldige procedure en dat er uitvoerig aantekeningen gemaakt worden van de aantallen stemmen voor en tegen voorstellen op de agenda, zodat de getalsmatige verhoudingen duidelijk zijn.
De xxxx Xxxxxxxxxx neemt het woord.
“Ik heb de notaris nu gehoord over het feit dat maximaal drie volmachten per persoon worden toegekend. Ook is gezegd dat, als ik nu degene die mij een volmacht zou willen geven naar binnen tover, ik alsnog toch over mijn volmacht zou kunnen beschikken. Maar helaas lukt me
dat niet meer omdat ik hem ongeveer drie dagen geleden heb gezegd dat het te laat was. Daarmee is degene die mij wilde machtigen in het nadeel. En dat, lijkt mij, maakt scheefheid in een uitslag waarvan de procedure kennelijk anders wordt gehanteerd dan wordt aangeduid. Daar maak ik bezwaar tegen.”
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxxxxxx. De voorzitter merkt op aan te nemen dat de procedure zoals net voorgelezen voor deze vergadering kan worden gehanteerd. Dit niet om iemand het woord te ontnemen, maar om de vergadering efficiënt te kunnen laten verlopen.
De voorzitter gaat vervolgens door naar punt 2 van de agenda.
2. Notulen
van de bijeenkomst van de ledenvergadering op 15 december 2005.
Er zijn vanuit de vergadering geen opmerkingen over of naar aanleiding van de notulen. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld.
3.
Punt 3 van de agenda wordt na punt 7 van de agenda behandeld, als besloten onder punt 1 van de agenda.
4. Verslag van het bestuur
omtrent de werkzaamheden van de Orde in het boekjaar 2005/2006 (zie het jaaroverzicht 2005/2006) inclusief vaststelling van rekening en verantwoording van het bestuur over zijn beheer in het boekjaar 2005/2006.
De voorzitter merkt op dat de voorbereiding voor deze vergadering het bureau veel tijd en energie gekost hebben. De voorzitter is bijzonder trots en verheugd met het feit dat in het afgelopen
jaar met heel veel leden is gesproken. Er zijn ledensessies gehouden in september, daar zijn circa 700 mensen gekomen. Bij deze ledenvergadering 400 mensen. De voorzitter acht dit een
overwinning voor het beroep. De voorzitter geeft vervolgens het woord aan Xxxx Xxxx, de algemeen directeur, voor de uitgebreide behandeling van het verslag.
De xxxx Xxxx neemt vervolgens het woord en houdt – samengevat weergegeven – de volgende inleiding:
“Dames en heren, op de agenda van deze middag staan een aantal punten die van belang zijn voor onze toekomst. Reden waarom ik hier en nu niet al te veel tijd wil steken in het kijken naar het verleden. U heeft bij de ingang van de zaal ons jaaroverzicht 2005/2006 aangetroffen. Deze wordt ook bij u thuis bezorgd.
We hebben ons het afgelopen jaar beziggehouden met een zeer breed scala aan projecten. Ik verwijs u voor het volledige overzicht naar ons jaaroverzicht.
Op deze plek wil ik niettemin één specifiek gebied toelichten. En dat is het gebied van toezicht en toetsing. In de notulen van de vorige keer heeft u er ook over kunnen lezen. Maar ik wil u nu graag bijpraten over de actuele stand van zaken. Zoals u wellicht weet, praten we al geruime tijd met de AFM over samenwerking op het gebied van toetsing en toezicht. Ons uitgangspunt daarbij is dat we nauw willen samenwerken om zoveel mogelijk dubbele kosten te vermijden. Tege-
lijkertijd kunnen we niet voorbijgaan aan een aantal principiële uitgangspunten die voortvloeien uit onze taak als beroepsorganisatie. De gesprekken zijn tot nu toe in zeer goede sfeer verlopen, maar gemakkelijk zijn ze niet, want we verschillen nog steeds van mening over enkele zeer belangrijke zaken. Zo vinden wij het belangrijk dat er een eindoordeel wordt geveld over de kwaliteit van een kantoor en uiteindelijk over de kwaliteit van de branche. Het is belangrijk dat we ons als branche kunnen verantwoorden. Het maakt ons transparant. De AFM wil een dergelijk oordeel niet vellen. Ze wil zich concentreren op het vinden van mogelijke overtredingen van
de Wta.
Dit betekent dat wij dat eindoordeel moeten geven. Maar dan moeten we ons wel een mening kunnen vormen over de kwaliteitssystemen van de organisaties van openbaar belang; zelfstandig of gezamenlijk met de AFM. Daarvan zegt de AFM echter dat dit haar exclusieve terrein is.
En dat maakt het voor ons weer onmogelijk om de kwaliteitstoetsing te voorzien van een eindoordeel.
Ook verwacht de AFM dat we bij het geringste vermoeden van een overtreding, dat aan
de AFM melden. En dat is ons te kort door de bocht. Je moet groen en rijp kunnen scheiden,
zeker op dit gevoelige gebied. En wij hebben dan ook graag enige ‘checks and balances’ ingebouwd.
Hoor en wederhoor bijvoorbeeld. De dilemma’s liggen momenteel bij het Ministerie
van Financiën, aan wie we gevraagd hebben om de knopen door te hakken. Want beide partijen, zowel de AFM als wijzelf, willen vooruit.
In dit verband wil ik u ook nog melden dat het bestuur enige tijd terug heeft besloten de CTK te verzelfstandigen. Mede in het licht van de samenwerking met de AFM is echter besloten om de invoering van die verzelfstandiging uit te stellen.
Een laatste ontwikkeling rond de kwaliteitstoetsing betreft de doorbelasting van de CTKwerkzaamheden.
Zoals u wellicht weet, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven
onlangs bepaald dat de NOvAA niet gerechtigd is de kosten van haar toetsingen apart in rekening te brengen aan haar leden. Volgens het CBb behoren deze kosten te worden vergoed uit de contributiebijdrage. De vraag is of dit ook geldt voor het NIVRA. De positie van het CTK is
niet geheel vergelijkbaar met die van de Raad van Toezicht van de NOvAA. Om hieromtrent zekerheid te krijgen hebben we onlangs een incassoprocedure bij de kantonrechter aangespannen tegen een lid dat weigert de CTK-rekening te betalen. We zullen u informeren over de uitkomst hiervan. Graag wil ik met u naar de financiële situatie van het NIVRA kijken en dus de jaarrekening 2005/2006 met u doornemen op hoofdzaken. We hadden een begroot resultaat van 795.000 euro
en we zijn uitgekomen op 113.000 euro, een verschil van 682.000 euro. De oorzaken ziet u hier genoemd. Eerst een aantal negatieve uitschieters: - het CTK heeft meer gekost. Hierbij spelen twee zaken een rol, 1) het aantal toetsingen en 2) de hogere kosten van het college, wat ook weer voornamelijk te maken heeft met de invoering van de Wta;
- er is uitstel van de vergoeding van NIVRA-Nyenrode en van de Universiteit Nyenrode omtrent de overdracht van de opleidingen waar u in het vorig boekjaar uitvoerig over bent geïnformeerd.
De overdracht van die activiteiten hangt samen met de invoering van de Wta. Die vergoeding
van 220.000 euro en 175.000 euro komen in dit lopende boekjaar in de jaarrekening tot uitdrukking. Alles bij elkaar levert dat een tegenvaller op van 925.000 euro. Een meevaller was de hogere opbrengst van de RAC-bundel. Er zijn meer dan 7.000 RAC-bundels verkocht wat uiteindelijk
226.000 euro heeft opgeleverd. Voorts waren er een aantal niet gespecificeerde afwijkingen van een bedrag van 17.000 euro waardoor we in totaliteit op 682.000 euro negatief uitkomen.
Het NIVRA wordt gekenmerkt door een hoge mate van professionaliteit. We proberen dat steeds verder te vergroten. Ik denk ook dat het daarom goed is om u de ontwikkeling van het aantal fte’s binnen het bureau te laten zien en u te wijzen op een ontwikkeling die zich al een aantal jaren laat zien, namelijk dat de directe activiteiten zoals wij dat noemen steeds verder
toenemen. Een belangrijk punt in de afgelopen jaren is geweest de ontwikkeling van het eigen vermogen. Eind 2004 hadden we een vermogen wat behoorlijk laag was. We hebben daar mede, dankzij de
contributieverhoging die met name in het openbare accountantsberoep gespeeld heeft, een positieve bijdrage aan gehad. Met name in het afgelopen boekjaar was het resultaat, als ik het me
goed herinner bijna 1,7 miljoen euro, waardoor we een behoorlijke versterking van het eigen vermogen gekregen hebben. Het bestuur heeft vastgesteld dat het eigen vermogen zich eigenlijk op een niveau van 7 miljoen euro moest bevinden om een behoorlijke buffer te kunnen vormen bij eventuele tegenslagen in de beroepsorganisatie. Het eigen vermogen over 2006 heeft zich
ontwikkeld zoals hier aangegeven. We begonnen met 3,5 miljoen euro. We hebben RJ-271 ingevoerd in dit boekjaar en dat heeft geleid tot een afboeking van het eigen vermogen van ongeveer
6,5 ton (euro). Met toevoeging van het resultaat komen we aan het eind van het jaar uit op een kleine 3 miljoen euro.
Het bestuur stelt u voor om het saldo van 113.000 euro ten gunste van de algemene reserve te brengen. Dat was mijn inleiding, de heer de voorzitter, over het afgelopen boekjaar.”
De voorzitter dankt de algemeen directeur en informeert of er vragen zijn uit de zaal over het verslag inclusief het financiële deel.
De heer De Leeuw neemt het woord.
“Ik keek met enige verwondering naar de twee posten aangaande het uitstellen van het Nyenrode- verhaal. In de tweede plaats kijk ik met stijgende verbazing naar de kosten van de CTK. Als
ik u vertel dat ik als eenmanskantoortje nu twee keer die niet al te vrolijke dag heb meegemaakt. En je mag dan voor die tweede toets 4.000 euro neertellen. En daar komen één man uit Maastricht en één gepensioneerde accountant voor die de zaken online doorseinen naar Amsterdam,
dan vraag ik me af, wat gebeurt daarboven allemaal nog? Dat was het.”
De voorzitter dankt de heer Xx Xxxxx en geeft het woord vervolgens aan de algemeen directeur. De algemeen directeur gaat eerst in op de opmerking omtrent NIVRA-Nyenrode. Het betreft een vergelijking tussen de uitkomsten 2005/2006 en de herziene begroting. De algemeen directeur legt uit dat de vergoedingen die opgenomen waren in de begroting van 395.000 euro niet zijn ontvangen in het boekjaar 2005/2006. Xxxxxxx dat ze als verschil zijn aangemerkt. Ze komen in het komend boekjaar tot uitdrukking en zullen in het resultaat worden opgenomen.
Wat betreft de CTK-kosten, legt de algemeen directeur uit. Dit heeft het te maken met twee elementen. Uitgelegd wordt vervolgens hoe het systeem werkt. Voor kleine kantoren wordt een vast bedrag in rekening gebracht, waarbij het dus niet uitmaakt waar toetsers vandaan komen. Voor grotere kantoren wordt gewerkt met de werkelijke kosten met een opslag voor de dekking van de bureaukosten. Omdat zowel het aantal toetsingen lager zijn uitgevallen dan begroot en omdat de kosten van het College hoger zijn uitgevallen, met name omdat ze veel tijd hebben gespendeerd aan besprekingen met de AFM en dergelijke, zijn de kosten hoger uitgevallen dan begroot waren in de herziene begroting 2005/2006.
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord en informeert of de stichting NIVRA-Nyenrode na zijn afwezigheid zo dubieus geworden is, dat het NIVRA het niet aandurft om daar een balanspost
voor te maken?
De algemeen directeur meldt dat het NIVRA een contract heeft gesloten met de stichting NIVRA-Nyenrode en met Nyenrode waarin staat dat het pas in werking treedt op moment van inwerkingtreding van de Wta. Dit omdat in de Wta staat dat het NIVRA vanaf het in werking
treden van de Wta geen bemoeienis meer heeft met het onderwijs. Vervolgens meldt de algemeen directeur dat daarom gezegd is dat vanaf dat moment pas die baten in de jaarrekening opgenomen kunnen worden.
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Op bladzijde 8 van de kerncijfers, daar staat helder hoe de gemiddelde contributie is verlopen sinds ik afscheid nam. Deze is gestegen van 438 naar 686. Dat is precies 50%. Ik wil de verga-
dering oproepen om dat in het achterhoofd te houden als het zo meteen gaat om het vaststellen van de begroting voor de toekomst.
Een andere opmerking betreft het CTK. Mijn verbazing zit meer in het feit dat u van mening bent dat het uit de algemene middelen moet worden betaald.”
De voorzitter geeft andermaal de algemeen directeur het woord.
De algemeen directeur merkt op van mening te zijn dat de xxxx Xxxxxxx het gemiddelde verloop in de contributie goed weergeeft. De algemeen directeur meldt dat dit met name veroorzaakt wordt door de verhoging van de contributie voor de openbare accountants naar 1350 euro
in 2003/2004. Met betrekking tot de tweede constatering met betrekking tot CTK merkt de algemeen directeur op dat de feiten zijn zoals ze zijn. Het is op een bepaalde manier georganiseerd
en dit zijn de uitkomsten daarvan.
De voorzitter dankt de algemeen directeur en constateert dat er geen andere opmerkingen meer zijn over het jaarverslag of de jaarrekening. Vervolgens worden het jaarverslag en de jaarrekening vastgesteld.
5. Pluriformiteit
- presentatie en discussie naar aanleiding van het rapport van de implementatiecommissie pluriformiteit. De voorzitter vraagt Xxxxx xxx xxx Xxx, voorzitter van de commissie, het rapport te presenteren.
Tevens verzoekt de voorzitter de voorzitters van de vakgroepbesturen, achtereenvolgens Xxxxx
xxx Xxx, Xxxxxx Xxxxxxxx, Xxx xxx Xxxx en Xxxxxx xxx Xxx plaats te nemen aan de tafel ten behoeve van de presentatie.
De voorzitter geeft het woord aan de heer Van der Wel. De heer Xxx xxx Xxx houdt – samengevat weergegeven – de volgende inleiding:
“Voorzitter, dank u wel. Dames en heren, goedemiddag. Het is mij een groot genoegen om met u dit onderwerp in te leiden. Een jaar geleden tijdens de ledenvergadering 2005 presenteerde Xxxx xxx Xxxxxx, als voorzitter van de commissie pluriformiteit het rapport ‘Sterk en divers’, met daarin de uitgangspunten voor een pluriforme beroepsorganisatie. Uit de in de zomer van 2005, gehouden ledenraadpleging, en uit de discussie op de ledenvergadering bleek een brede steun voor die uitgangspunten. Begin dit jaar is een nieuwe commissie aan de slag gegaan met de opdracht van het NIVRA-bestuur de voorstellen van de commissie pluriformiteit uit te werken.
De nieuwe commissie had een bestuurlijk zware samenstelling, met niet alleen met de voorzitters van de vakgroepen, maar ook de voorzitters van de organisaties waarmee we nauw samenwerken: IIA Nederland, de Vereniging van Registercontrollers, IODAD en NOREA. De samenstelling, dames en heren, was gekozen om de implementatie bestuurlijke slagkracht mee te geven.
We hebben voorstellen geformuleerd voor de bestuurlijke governance en er zijn plannen en begrotingen opgesteld. Er zijn ook concrete initiatieven gestart, waaronder een samenwerking tussen de VERA en het Controllersinstituut. Van belang daarbij is dat het publieke domein de ongedeelde verantwoordelijkheid van het NIVRA-bestuur blijft. De vakgroepen hebben daarbij
een belangrijke adviserende stem. Maar als het gaat om deskundigheidsbevordering en dienstverlening naar de achterban, dan krijgen de vakgroepen, veel meer dan vroeger, zelfstandige
bevoegdheden. Ik beschouw dit als een heel grote doorbraak, een doorbraak na twintig jaar van veel discussies en van veel langs elkaar heen werken. Ik ben ervan overtuigd dat u daar allen de
komende jaren van gaat profiteren, want er zitten enorm veel ambitie en energie in die vakgroepbesturen.
Energie die gericht is op het realiseren van concrete en zichtbare diensten, diensten die bijdragen aan opinievorming en aan deskundigheidsbevordering. Ik ben er ook van
overtuigd dat de activiteiten van de vakgroepen niet alleen maar ten goede komen aan die afzonderlijke ledengroeperingen, maar zullen leiden tot een beter functioneren van wat ik zelf
eigenlijk altijd heb genoemd de controlestraat. Controlestraat van interne beheersing, interne controle, interne accountantscontrole en externe accountantscontrole. Sterke schakels leveren
een krachtig keten. Dat is goed voor ons beroep. Dat is goed voor de kwaliteit van de heel financiële sector, van de heel financiële functie.
Dames en heren, daarvoor zal wel geïnvesteerd moeten worden, in expertise en in systemen. In expertise, omdat een hoogwaardige, vaktechnische poule onontbeerlijk is voor het ontwikkelen van een adequaat dienstenaanbod. En in systemen, omdat u snel en/of effectief ondersteund wil worden op de plek en het tijdstip dat u kiest.
Het onderwerp van pluriformiteit heeft onze organisatie het afgelopen jaar de nodige tijd en energie gekost, maar ik zie die energie-investering inderdaad als een buitengewoon goede zaak, een buitengewoon nuttige investering. Met de voorstellen die er nu liggen, zetten we de plannen om in daden. En we hebben dat deels al gerealiseerd. Ik bedank de voorzitters van de vakgroepen daarvoor. Maar die niet alleen. Ik denk ook aan Xxx Xxxxxxx, voorzitter van de VRC en Xxxx Xxxxx, in zijn rol als oud-voorzitter van de FINAD, Xxxxx Xxxx, als voorzitter van IAA Nederland.
En last but not least, Xxxx Xxxxxxx. Ik heb er alle vertrouwen in dat we er de komende jaren met zijn allen de vruchten van zullen plukken. Ik dank u wel.”
De voorzitter dankt de heer Xxx xxx Xxx voor de inleiding. Vervolgens dankt de voorzitter de heer Xxx xxx Xxx en de leden van de commissie voor het vele werk. De voorzitter meldt dat het bestuur het advies van de implementatiecommissie geheel heeft overgenomen.
De heer Van de Luitgaarden neemt het woord.
De heer Van de Luitgaarden complimenteert de heer Xxx xxx Xxx met het rapport Pluriformiteit.
De heer Van de Luitgaarden meldt reeds tijdens de vorige vergadering
benadrukt te hebben dat pluriformiteit niet alleen bestaat uit mooie rapporten en voornemens,
maar ook in daadwerkelijke actie en daadwerkelijke cultuurverandering. De heer Van de Luitgaarden geeft aan gemengde gevoelens te hebben bij hoe dit zich heeft ontwikkeld gedurende
dit jaar. Aan de ene kant ziet hij dat er bij discussies over onderwerpen als permanente educatie naar het FINAD-bestuur goed is geluisterd en dat er constructief is gereageerd op de voorstellen. Onderwerpen als de gedragscode gaven echter toch wat minder aanleiding tot positieve gevoelens. De heer Van de Luitgaarden vraagt de heer Xxx xxx Xxx vervolgens of hij denkt dat het NIVRA en ook het NIVRA-bureau in staat zal zijn echt een weerspiegeling te zijn van een pluriforme organisatie van leden.
De heer Xxx xxx Xxx antwoordt dat hij denkt dat het NIVRA daar wel klaar voor is, maar dat
nog niet alles gerealiseerd is. In de komende periode moet daar nog veel, ook bestuurlijke, energie in gestopt worden. We zullen de zorg moeten hebben om elkaar te bereiken, om elkaar te
spreken als er iets mis is, elkaar aan te spreken op zaken die er spelen. Dat is ook gebeurd met de nieuwe gedragscode. Maar we zullen dat moeten volhouden. Niet in de laatste plaats zal het bureau daar ook een behoorlijke rol in spelen.
De xxxx Xxxxxxx neemt vervolgens het woord.
“De heer Xxx xxx Xxx, ik heb een vraag aan u. De laatste tijd, zeker met de nieuwe verplichtingen met de AFM en al dat soort zaken, hebben wij als accountants te maken met een grote
scheiding tussen accountants die de attestfunctie uitoefenen, die dus aangemeld zijn bij de
AFM, en alle andere accountants die in het openbaar beroep zitten, de zogenaamde samenstellers.
Ik mis nu de vakgroep van ‘samenstellers’, die toch een groot deel van onze leden uitmaken en waarvoor de verdere ontwikkeling van het NIVRA en het accountantsberoep toch zeer belangrijk is. Hoe denkt u daarover?”
De voorzitter geeft het woord aan de heer Van der Wel.
De heer Xxx xxx Xxx merkt naar aanleiding van de vraag op dat de samenstelpraktijk zich goed moet roeren in de vakgroep OPAK. In de vakgroep van de openbare accountantskantoren zitten zowel controlerend accountants als accountants die samenstellen. De OPAK is open toegankelijk.
Leden kunnen zich daarvoor aanmelden en die kunnen daar gewoon hun weg helemaal vinden.
De xxxx Xxxxxxx neemt vervolgens andermaal het woord.
De xxxx Xxxxxxx merkt op het niet eens te zijn met de heer Xxx der Wel omdat het twee totaal verschillende beroepsgroepen aan het worden zijn. De samenvoeging van de twee groepen acht de xxxx Xxxxxxx hoogst ongelukkig. De xxxx Xxxxxxx is van mening dat de leden die uitsluitend de samenstellingspraktijk uitoefenen, behoefte hebben aan een eigen vertegenwoordiging om hun mening naar voren te brengen.
Xxx xxx Xxx attendeert de xxxx Xxxxxxx vervolgens op het MKB-platform van het NIVRA. Voorts nodigt de heer Xxx xxx Xxx de xxxx Xxxxxxx uit zich aan te melden bij de vakgroep OPAK. Daar zou het beste besproken kunnen worden hoe de samenstelpraktijk zijn invloed kan aanwenden.
De xxxx Xxxxxxx dankt de heer Van der Wel.
De voorzitter merkt op dat hijzelf en het bestuur geluiden hebben gehoord van de kantoren met samenstelopdrachten in verband met een toenemende regeldruk die op hen rust. De voorzitter merkt op dit onderwerp bijzonder ter harte genomen te hebben de afgelopen maanden. Bij de presentatie van de VGC wordt daar op teruggekomen.
De heer Xxxx neemt het woord.
De heer Xxxx merkt op vernomen te hebben dat het in de bestaande structuur van het NIVRAbestuur niet mogelijk is om tot echte pluriformiteit te komen en dat eigenlijk dat rapport ‘Transparantie
en kwaliteit’, dat ooit is aangenomen door het bestuur, nog steeds valide zou moeten
zijn. Vervolgens spreekt de heer Spil mevrouw Xxxxxxxx aan. De heer Xxxx merkt op nimmer gemerkt te hebben dat de wijze waarop de belangenbehartiging door de FINAD uitgevoerd is, ook daadwerkelijk de steun heeft van de achterban. Nimmer heeft hij een enquête gezien omtrent wat nu de prioriteit moet zijn, de lagere contributie of nog meer mensen op het bureau. Er
heeft geen democratische meningsvorming binnen de FINAD plaatsgevonden, laat staan het raadplegen van de achterban. En in een democratische pluriforme organisatie zou dat wel zo behoren.
De voorzitter geeft het woord aan mevrouw Xxxxxxxx.
Mevrouw Xxxxxxxx merkt allereerst op namens FINAD hier te zijn en dat Xxxx Xxxxx degene is die in de commissie heeft deelgenomen. Mevrouw Xxxxxxxx zet uiteen dat FINAD ieder jaar een
ledenvergadering houdt en netwerkbijeenkomsten, waar onderwerpen aan de orde worden gesteld.
FINAD heeft er ook op aangedrongen bij het NIVRA om een aantal hearings te houden
over deze onderwerpen. Deze hearings zijn goed bezocht door de FINAD-achterban. Deze achterban is heel divers. De betrokkenheid van de FINAD-achterban is misschien niet zo groot. Op
de ledenvergadering waren er maar 40 mensen aanwezig terwijl er 4.600 FINAD-mensen zijn. Geprobeerd wordt om zoveel mogelijk mensen er bij te betrekken. Dit staat ook in het beleidsplan. De heer Xxxx neemt het woord.
De heer Xxxx geeft aan van mening te verschillen met mevrouw Xxxxxxxx. “Ik was bij de laatste ledenvergadering aanwezig. Daar is een open brief gepresenteerd van een aantal leden die eigenlijk zeiden dat de contributieverlaging aan de orde moet zijn, en geen contributieverhoging.
Dat over PE eigenlijk een ander systeem moet gaan werken dan het huidige puntentelsysteem en dat er ook een democratische organisatie binnen FINAD zou moeten komen. Dat laatste is op het einde van de vergadering als topprioriteit verklaard en daar heb ik sindsdien niets meer van vernomen.”
De xxxx Xxxxxxxxxx neemt vervolgens het woord.
“Ik ken het rapport Pluriformiteit nog niet, maar ik heb wel begrepen dat het een streven van het bestuur was om daar uitwerking aan te geven en dat is kennelijk ook gebeurd. Des te teleurstellender was het voor mij – en dan loop ik wellicht vooruit, maar het komt hier toch aan de orde –
dat er in de voorgestelde gedragscode de pluriformiteit juist het tegendeel van wordt uitgewerkt, daar zie ik namelijk dat ik als registeraccountant niet meer kan kiezen of ik als accountant wil optreden of niet. Dat is dus niet pluriformiteit, dat is homogenisering van een groep van uiterst diverse vogels. En in dit kader van pluriformiteit lijkt me dat een ernstig tekort.”
De voorzitter merkt op dat het onderwerp ‘Verordening gedragscode’ later onder punt 7 van de agenda nog aan bod komt.
De heer Xxx Xxxx neemt het woord.
“Allereerst wil ik complimenten maken aan de commissie voor het werk dat ze verricht heeft. Ik denk dat ze zeker ruim twee jaar bezig zijn geweest en er is een goed rapport tot stand gekomen. Voor één zaak zou ik nog een pleidooi willen houden. Enigszins tot mijn teleurstelling heb ik moeten constateren dat in de bijlagen allemaal separate plannen zijn ingediend van de verschillende vakgroepen, zonder synergie. En als er een ding is wat we internationaal van de grote
Angelsaksische instituten kunnen leren, dan is dat, dat zij al die onderwerpen gezamenlijk aanpakken.
Dus ik zou willen voorstellen, dat als er nog een volgende slag door deze commissie gemaakt wordt, om ook pluriform te werken aan de onderwerpen waar wij dagelijks allemaal mee bezig zijn. Dank u wel.”
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
De xxxx Xxxxxxx stelt de vraag of het glas halfvol of halfleeg is. De xxxx Xxxxxxx erkent met enige schroom dit onderwerp te bespreken, omdat hij zelf lang aan de andere kant van de tafel heeft gezeten. De xxxx Xxxxxxx is van mening dat toch gezegd moet worden dat we al een hele lange periode bezig zijn om deze pluriformiteit op enigerlei wijze vorm te geven. De xxxx Xxxxxxx refereert aan het beleidsplan ‘Kwaliteit en Transparantie’. Samengevat weergegeven merkt de xxxx Xxxxxxx nog het volgende op: ”Het nog steeds vigerende beleidsplan dat na de dramatische vergadering van 1998 het licht heeft gezien onder voorzitterschap van Xxxx Xxxxx in 2000. Dat plan was het plan om tot een echte pluriforme beroepsorganisatie te komen. We hebben misschien wel te lang vanuit de FINAD wat makkelijk gedaan. Daar komt bij dat we andere dingen te doen hadden. Als het er echt op aankomt, dan gaat het ons om de titel. En 40 jaar
lang hebben we de facto onze RA-titel als een opleidingstitel gehanteerd. De iure weet ik net zo
goed als u dat het niet zo was, het was een beroepstitel, maar de facto hebben we het als opleidingstitel gehanteerd. En als je beroepsregels maakt en je sluit daarmee bepaalde groepen uit,
c.q. je zet bepaalde groepen in zo’n hoek dat ze eigenlijk niet meer voor- of achteruit kunnen. Ik roep dus op om bij de verdere uitwerking van dit plan daar ook achter te staan.
Een belangrijke gemiste kans ten opzichte van het beleidsplan ‘Kwaliteit en Transparantie’, is
dat het een echt andere opzet van de organisatie was. En u heeft – dat stelt me teleur – toch uiteindelijk aangesloten bij de huidige structuur. Dus weliswaar zijn het geen overlegorganen
meer, maar nu vakgroepen. Ik roep u op om daar afscheid van te nemen, want dan is het nog steeds geen pluriforme beroepsorganisatie. Een pluriforme beroepsorganisatie is het pas als we een federatie hebben opgesteld, dan wel, zo u wilt, een vereniging, een overkoepelende vereniging met eigenstandige subverenigingen. Dat was het doel van ‘Kwaliteit en Transparantie’. En
ik roep u op om het daar niet bij te laten zitten. Want dan is die evenredige vertegenwoordiging nog steeds niet geregeld, zijn de democratische rechten waar Xxxx over sprak, ook nog steeds niet op een goede manier vorm gegeven.”
De voorzitter geeft de heer Xxx der Wel het woord.
De heer Xxx xxx Xxx merkt op van mening te zijn dat het glas meer dan halfvol is. De heer Xxx xxx Xxx is voorts van mening dat er enorm veel meters gemaakt zijn. “De vakgroepen staan er
nu anders in en hebben ook andere bevoegdheden dan in het verleden het geval was. Van overlegorgaan naar vakgroep is een hele belangrijke ontwikkeling met ook een belangrijk stuk autonomie
voor die vakgroepen. We moeten nu op basis van datgene wat we ontwikkeld hebben met
elkaar voortbouwen aan onze toekomst. En ik ben ervan overtuigd dat als we dat doen en goed in de gaten houden waar we met elkaar voor staan, dat we op een goede manier de pluriformiteit in het NIVRA vorm kunnen geven.”
De xxxx Xxxxxxx neemt vervolgens andermaal het woord.
De xxxx Xxxxxxx heeft nog één opmerking, namelijk dat de afgelopen periode gemiddeld een 50% contributieverhoging over vijf jaar laat zien. “En dat als uitgangspunt gekozen is dat nu het extra budget volledig uit de contributieverhoging van met name niet openbare accountants
wordt gefinancierd. We hebben 50% contributieverhoging bijgedragen aan reparatie op het gebied van openbare accountants. En nu zijn er andere groepen toe aan een stuk herstel en dan zou
dat opeens door hun gefinancierd moeten worden. Dat snap ik dus niet.”
De voorzitter merkt op dat dit punt later bij de behandeling van de begroting ter sprake kan komen.
De voorzitter bedankt vervolgens de heer Xxx xxx Xxx voor alle inspanningen die geleverd zijn. Vervolgens dankt de voorzitter mevrouw Xxx Xxx, xxxxxxx Xxxxxxxx, de heer Xxx Xxxx en de heer Xxx Xxx.
De voorzitter gaat vervolgens over tot behandeling van punt 6 van de agenda.
6. Stemmen bij volmacht
Wijziging in de ‘regelen ter uitvoering van de verordening op de ledenvergadering’ in verband met de invoering van het stemmen bij volmacht.
De voorzitter merkt op dat de bestaande regels zijn aangepast omdat vanaf 1 oktober 2006 door wijzigingen van de WRA is bepaald dat stemmen bij volmacht mogelijk is.
“Er zijn twee nieuwe artikelen opgenomen betreffende het stemmen bij volmacht. Tevens is artikel 13, lid 2 opgenomen waarin is geregeld dat de voorzitter bepaalt op welke wijze gestemd
zal worden. Indien de beraadslagingen daartoe aanleiding geven, kan hij besluiten dat eerst artikelsgewijs wordt gestemd. Voorts is uit praktische overwegingen opgenomen dat amendementen
tot uiterlijk vijf werkdagen voor de aanvang van de vergadering kunnen worden ingediend.”
De voorzitter merkt op dat deze vergadering eigenlijk al voor een deel vigeert onder deze regeling en dat het in feite zo is dat het bestuur een standpunt inneemt na de vergadering gehoord te hebben. De voorzitter informeert vervolgens of er vragen zijn.
De heer Xxxx neemt het woord.
De heer Xxxx meldt van menig te zijn dat een nadere regelgeving in strijd is met de wet. De wet schrijft namelijk voor: ‘tenzij bij verordening anders bepaald’. “Nu heeft u geen verordening gemaakt, maar een nadere regeling waarin u de volmachtprocedure verder beperkt. Dat is in strijd met de wet, derhalve nietig. Ik stel voor dat we de verordening zoals die net is ingediend, namelijk de ‘verordening ter uitvoering van de nadere verordening op de ledenvergadering’ in stemming brengen.”
De voorzitter merkt op dat in deze vergadering geen nieuwe verordeningen aan de orde kunnen worden gesteld. Slechts verordeningen die aan het proces voldoen waaraan ze behoren te voldoen, kunnen worden ingebracht. De voorzitter vraagt de notaris om dit punt aan de heer Xxxx uit
te leggen.
De notaris dankt de voorzitter en neemt vervolgens het woord.
“Ja, het blijft toch moeilijk lezen, maar ik zal hem nog een keer voorlezen: er staat: ‘tenzij bij verordening anders is bepaald, kan een lid een ander lid schriftelijk volmacht verlenen tot het uitbrengen van zijn stem.’ Punt. ‘Een lid kan voor ten hoogste drie andere leden een stem uitbrengen.’
Punt. Er staat niet – ik geef toe dat ik flauw ben – ‘Tenzij bij verordening anders is
bepaald, kan een lid een ander lid schriftelijk volmacht verlenen tot het uitbrengen van een stem én kan – de zin doorlopend – voor ten hoogste drie andere leden stem uitbrengen.’ Dat staat er niet. Het zijn twee zinnen, en dus ‘tenzij bij verordening anders is bepaald’ gaat alleen over de
vraag hoe invulling kan gegeven worden aan het schriftelijk volmacht verlenen aan een ander
lid. Het ten hoogste drie andere leden stem laten brengen – dus niet meer – dat is een zelfstandige bepaling. Dat is één.
Tweede is het voorstel dat u nu doet. Dat doet u op basis van de huidige verordening op de ledenvergadering waarin wordt gesteld dat nadere regelingen kunnen worden gegeven over onderwerpen
die in artikel 5 leden 1 en 2 zijn gegeven, gehoord de ledenvergadering en dat doet u nu.
Een derde wat ik u zou willen zeggen is dat de Wet op de Registeraccountants het niet toelaat om tijdens een vergadering met een nieuwe verordening te komen. Dat is in strijd met artikel 23 van de wet, de publicatieverplichting. Een verordening is niet iets wat u in deze vergadering even tussen neus en lippen door doet. De wetgever heeft daar duidelijk waarborgen aan gegeven. Het moet gepubliceerd worden. Iedereen kan daar bedenkingen over geven. Aan iedereen moeten die bedenkingen kenbaar gemaakt worden. En pas nadat die bedenkingen aan de hele maatschappij kenbaar zijn gemaakt, dan pas kan er over een verordening worden gesproken.
Dus het is niet mogelijk om zo even tijdens de vergadering te zeggen over dit agendapunt: ‘Wij gaan een verordening aan de orde stellen’.”
De voorzitter dankt de notaris.
De heer Xxxx neemt andermaal het woord.
“Ik denk dat de notaris het citaat uit de Wet op de Registeraccountants niet helemaal juist doet.
Er wordt alleen verwezen naar een algemene maatregel van bestuur. En in die algemene maatregel van bestuur staat alleen maar dat een concept-amendement in de Staatscourant moet worden geplaatst. Ik heb dat hoogstpersoonlijk geverifieerd, mevrouw, u hoeft dan niet uw hoofd te schudden. Er staat alleen maar dat het geplaatst moet worden als concept-verordening. Nou,
deze concept-verordening is vandaag voor het eerst ingediend. Dus hij moet nadat hij is aangenomen alsnog in de Staatscourant worden geplaatst, als concept, dat is helemaal juist. Maar u
draaide het net even om. Er staat alleen maar: het concept moet in de Staatscourant. En dat moet naar aanleiding van deze verordening vandaag gebeuren. Wat de andere argumenten betreft, dat wordt een herhaling van zetten, en ik stel voor, de heer de voorzitter, om de uitleg aan de verstandige leden hier over te laten en niet aan een notaris die mogelijk toch niet helemaal in de
wet thuis is.”
De voorzitter merkt op dat de notaris aanwezig is om goed naar de procedures te kijken als deskundige.
De voorzitter meldt dat hij op de deskundigheid van de notaris vaart. De voorzitter vraagt of de notaris wil reageren op hetgeen de heer Xxxx heeft gezegd.
De notaris neemt wederom het woord.
“Ja, het is heel knap om dingen om te draaien, maar in artikel 23 staat heel helder dat het bestuur, en daar staat ‘het bestuur!’ is verantwoordelijk voor het publiceren van de ontwerpverordening. En nadat de ontwerp-verordening gepubliceerd is, is de volgende stap: de bedenkingen.
En als alle leden kennis genomen hebben van de bedenkingen, dan kan er over een verordening
worden gestemd. In deze vergadering zijn slechts een beperkt aantal leden aanwezig. Dus het kan niet anders zijn dan dat de heer Xxxx bedoelt – maar ik denk dat u dat ook bedoelt – dat hij het bestuur verzoekt
in overweging te willen nemen om zijn verordening te bestuderen. Ten aanzien van het artikel over het aantal leden – dat heb ik nu al drie keer gezegd – u kunt geen verordeningen opnemen of voorstellen doen die in strijd zijn met de wet. Het is dan aan het bestuur om de gedachten die
in die verordening zijn gegeven te bestuderen. Maar in dit stadium te zeggen: ‘er is een verordening waarover gestemd kan worden’, dat is niet mogelijk.
Het tweede is een veel ingrijpender punt. En misschien is het goed dat onder uw aandacht te brengen. Als ik de Wet op de Registeraccountants bestudeer, en als ik die tegen heel veel andere
bestuursrechtelijke of publiekrechtelijke regelingen zet, dan valt bij de Wet op de Registeraccountants één zaak op, en dat is dat aan de leden geen recht van initiatief voor verordeningen
wordt gegeven. In iedere andere wet, de Wet op het Notarisambt, die ken ik toevallig ook, daar
wordt specifiek geregeld dat individuele leden geen initiatiefrecht hebben, maar dat uitsluitend leden van de ledenraad een initiatiefrecht hebben. In de Wet op de Registeraccountants kan ik nergens vinden dat aan de individuele leden het recht wordt gegeven om het initiatief te nemen om de verordening in te brengen. Dank u, voorzitter.”
Voorzitter vraagt of de heer Xxxx wil reageren op hetgeen de notaris heeft opgemerkt. De heer Xxxx neemt het woord.
“Ik ben blij, de heer de notaris, dat we weer op één golflengte zitten. Ik ben het helemaal met u
eens. Ik heb alleen, u moet mijn woorden interpreteren in de volgende zin, dat als de ledenvergadering hier aanwezig met algemene stemmen besluit of met een meerderheid van stemmen
besluit het bestuur te adviseren dit concept, deze concept-verordening in de Staatscourant te plaatsen, dat een democratisch bestuur dat ongetwijfeld gaat doen. En ik heb me inderdaad in de wettelijke termen niet zuiver uitgedrukt, maar materieel komt dat op hetzelfde neer. Ik verzoek dus in stemming te brengen, of de leden het verzoek aan het bestuur willen doen om deze concept- verordening in de Staatscourant te plaatsen.”
De voorzitter merkt op de voorgestelde regeling nu niet in stemming te brengen. De voorzitter maakt duidelijk de heer Xxxx gehoord te hebben, de verordening gelezen te hebben en daar voor een volgende keer zo nodig ook wat mee te doen. De voorzitter geeft vervolgens aan dat de heer Xxxx nu drie keer heeft gereageerd en geeft de heer Xxx xxx Xxx het woord.
De heer Xxxx neemt het woord.
“Mag ik één punt opmerken, ik merk dat mijn ene speaker uit is. Ik denk dat u zich even moet realiseren dat deze interpretatiekwestie, een heel belangrijke, de uitslag van deze vergadering bepaalt. En dat dit geen gering punt is waar we niet even losjes overheen kunnen lopen. En ik betreur bijzonder dat u dit voorstel, een verzoek aan u, om het in overweging te nemen, te laten testen, dat u dat niet in overweging wil nemen.”
De voorzitter antwoordt de heer Xxxx zijn voorstel niet in deze vergadering te kunnen testen; hij verwijst naar hetgeen de notaris heeft uitgelegd.
De heer Xxx xxx Xxx neemt het woord.
“Mag ik een opmerking maken? Als oud-voorzitter heb ik destijds in mijn rol van voorzitter hierover onderhandeld met het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën was niet bereid om in de wetgeving iets anders op te nemen dan die drie. Dus daarmee is het gewoon klaar, uit en over. En ik zal altijd zelf zeggen van: ‘Als er nuttige suggesties zijn, neem ik dat altijd graag mee, maar suggesties die niet realiseerbaar zijn volgens de wet, daar moeten we elkaar niet mee bezig houden.’”
De voorzitter onderschrijft de woorden van de heer Xxx xxx Xxx en bevestigt dit zeker te gaan doen. De voorzitter vraagt vervolgens of hij iemand anders nog het woord kan geven over de regelen ter uitvoering van de verordening.
De heer Xxxx neemt het woord.
“Misschien nog een nadere toelichting, als dat mag, de heer de voorzitter. Betekent het, als we het hierbij laten dat uw nadere regeling van het bestuur geldig is, of hoe stelt u zich dat voor? Want ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat met uitzondering van dit laatste punt, wat ik overigens graag getoetst zou zien, maar daar moeten we uiteraard mogelijkerwijs het hoofd in de
schoot leggen, dat ik in elk geval de andere zaken wel graag geregeld zou willen zien. Dus met andere woorden: ik vind het te makkelijk om mee te gaan met de bureaucratie der dingen. We zijn nou, als u nou en vijf dagen van tevoren uw spullen klaar heeft, dan zal het waarachtig wel gaan. Zo gaat het in de werkelijkheid niet. Ik zou graag zien dat dit punt in elk geval opgelost werd en de volmachten tot, zeg wat mij betreft, een half uur voor de vergadering, ingeleverd kunnen worden.”
De voorzitter antwoordt dat vanmorgen in het bestuur over dit punt overleg heeft plaatsgevonden.
De termijn van vijf dagen is uit efficiency-overwegingen opgenomen in de regelen. De voorzitter merkt op dat, indien de vergadering dit niet praktisch vindt, sterk bezonnen moet worden op de regeling.
De heer Xxxx vraagt of hij het antwoord van de voorzitter mag interpreteren als een positief antwoord op zijn vraag.
De voorzitter antwoordt dat het een positief antwoord op de vraag betreft en dat dit punt wordt meegenomen.
De heer Xxxxxxxxx krijgt van de voorzitter het woord.
“Mijn naam is Jongbloed. Voorzitter, ik heb toch een klein probleem met de gewijzigde regelgeving.
Ik ondersteun van harte het punt dat niet ter vergadering nieuwe verordeningen kunnen worden ingevoerd. Dat is een voorbeeld van slecht bestuur, slecht vergaderen, moeten we niet
doen. Er moeten vele leden zich over kunnen uitspreken. Tegelijkertijd heb ik ook een bezwaar en heb ik erg veel moeite met het feit dat u gaande de procedure de regels verandert. Ik had
toevallig vanmorgen nog een prominent lid aan de telefoon en die zei: ‘Ik zou je graag een volmacht meegeven, maar het kan niet meer.’ En misschien zijn er wel heel veel leden die door de
commotie, ontstaan door de voorstellen ten aanzien van de VGC, op het laatste moment hebben gedacht: ik zou me daar eigenlijk ook tegenaan moeten bemoeien. En dat blijkt ook gekund te hebben, maar niet iedereen was daarmee bekend. En nu is er een ongelijkheid in de formatie en om die reden zou ik u in overweging willen geven om de bespreking en de stemming over het belangrijke onderwerp van de regelgeving, om dat te verdagen.”
De voorzitter merkt op de heer Xxxxxxxxx gehoord te hebben. De voorzitter geeft aan dat het hem goed lijkt om de vergadering toch voort te zetten en de punten te behandelen zoals ze er
zijn en de stemmingen daarin ook te doen. De voorzitter vraagt aan de notaris of hij daar bezwaren tegen heeft.
De notaris neemt het woord.
“Wie ben ik om bezwaren te maken? Ik begrijp dat de nadere regels zoals die er nu liggen niet met terugwerkende kracht van toepassing zijn verklaard. Ik begrijp dat u in uw berichtgeving verzocht heeft, dringend verzocht heeft, de volmacht uiterlijk vijf dagen voor de vergadering in te leveren. Dat wil niet zeggen dat, als je niet aan dat verzoek voldoet, je dan niet later toch nog de volmachten kan inleveren. Het was een verzoek uit efficiency-overwegingen en dat betekent dus dat iedereen de gelegenheid heeft tot op het moment ”nu” om die volmachten te verlenen. Dus ik denk dat uw constatering dat u de vergadering gewoon voort kunt zetten, juist is.”
De voorzitter dankt de notaris.
De heer Xxxxxxxxx neemt het woord.
“Ja, voorzitter, ik ben het hier niet eens met de notaris, maar dat doet op zich niet zo veel ter zake. Ik stel voor dat u het punt om de vergadering te verdagen ten aanzien van de belangrijke bespreking van de reglementering, dat u dat in stemming brengt. En daar kan de notaris toch geen bezwaar tegen hebben?”
De voorzitter meldt niet te weten of de notaris daar bezwaar tegen heeft. De voorzitter meldt vervolgens de beslissing te nemen, de vergadering voort te zetten.
De heer Xxxxxxxxx neemt wederom het woord.
“Een vraagje. Voorzitter, ik vraag u niet of u de vergadering wilt voortzetten of niet. Ik vraag u om in stemming te brengen het feit of die voortgezet moet worden. Dus dat is iets heel anders. En natuurlijk, als uw mening is dat de vergadering voortgezet moet worden, dan vind ik dat u
dat toch ten minste kunt voorleggen. Want als het merendeel hier eigenlijk zit met de gedachte
van: we gaan de verkeerde xxxx op, dan zitten we ook straks met de besluitvorming die te gemakkelijk kan worden aangevochten.”
De voorzitter geeft de notaris het woord.
De notaris doet de suggestie de vergadering gewoon voort te zetten. Het is dan vervolgens aan de vergadering om per onderwerp te kijken hoe zij over dat onderwerp wel of niet besluiten en hoe zij dan met dat onderwerp omgaan.
De voorzitter geeft aan dit standpunt ook in te nemen. De xxxx Xxxxxxxxxx neemt het woord.
“Ik heb niet zoveel kennis zoals de meeste heren en dames hier hebben, wat de regels inhouden,
hoe het allemaal toegepast moet worden en wat de belemmeringen zijn. Maar als ik mijn nuchterheid even aan mag houden dan is het heel duidelijk. Er zijn leden geweest, die hebben aangegeven:
ik wil me laten vertegenwoordigen door een ander. Wetgeving heeft bepaald dat dit maar maximaal drie is. Vervolgens heeft onze beroepsorganisatie gezegd: nou, tot vijf dagen ervoor, mag het allemaal gebeuren. En dan later weer gezegd: nee, het mag tot en met het laatste moment.
Dus als ik even kort samenvat, geef de vergadering hier de ruimte om te stemmen of wij
met zijn allen hier tevreden zijn met de werkwijze en of wij achten dat we dus nu tot een besluitvorming kunnen komen. En ik zie ook bij u de twijfel, want dat is ook juist de reden dat u
telkens aan de notaris vraagt wat, hoe moeten we dit interpreteren, dus ik zou het eenvoudig houden, ik zou willen voorstellen, ga aan de mensen vragen, en aan de hand van wat wij nu roepen de vergadering verder voortzetten. Dank je wel.”
De voorzitter schorst vervolgens de vergadering voor circa een tiental minuten. Als iedereen weer in de vergadering terug is vervolgt de voorzitter.
“Geachte leden, het bestuur heeft zich zojuist beraden op de vragen die er waren, ook op de bezwaren die eventueel leefden ten aanzien van deze naar voren gebrachte zaken bij punt 6 en ik lees u voor uit wat we op de site van het NIVRA aangetroffen hebben over het stemmen bij volmacht: ‘Met de inwerkingtreding van de Wta per 1 oktober jongstleden is het mogelijk een ander lid te machtigen uw stem uit te brengen op de ledenvergadering. Elk NIVRA-lid kan van maximaal drie leden een volmacht ontvangen. Om ervoor te zorgen dat de vergadering en de stemprocedures op een goede wijze verlopen, wordt u dringend verzocht uw volmacht uiterlijk 11 december te verstrekken. Let wel: de genoemde datum is alleen bedoeld om de voorbereiding beter te laten verlopen. U kunt tot op de ledenvergadering volmachten verstrekken.’
Dit in overweging nemend wil ik de vergadering voortzetten en ik stel de vergadering voor om punt 6 af te sluiten en met punt 7 verder te gaan.”
7. Verordeningen
Vaststelling van de
a. ontwerp-Verordening gedragscode.
De voorzitter merkt op dat op 6 november de ontwerpverordeningen in de Staatscourant zijn gepubliceerd en dat tot 27 november jongstleden ieder lid schriftelijk bedenkingen tegen deze ontwerpen kenbaar kon maken. De voorzitter vervolgt: “De belangrijkste bedenkingen betreffende de VGC zijn verwoord in de brief van mevrouw X.X.X. Xxxxxx RA de dato 27 november
2006 met een rapport van bedenkingen en een e-mailbericht van de heer mr. drs. C.B.A. Spil RA de dato 26 november 2006 met bijlagen.
Het NIVRA heeft een reactie geformuleerd en deze samen met de gedetailleerde tekst van de bedenkingen op de website gepubliceerd. Er zijn achttien amendementen. Hiervan hebben er zestien betrekking op de VGC. Hiervan zijn er twee van de heer Xxxx, drie van het bestuur, en elf
van de heer Xxxxxxxx. Deze amendementen zijn bij inschrijving aan de balie aan u verstrekt. Met uitzondering van die van de heer Xxxxxxxx – daarvoor ontbrak de tijd – zijn deze ook op de website geplaatst. Een aantal amendementen kon niet in behandeling worden genomen, omdat die
niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Ik wil de vergadering vragen om opmerkingen, maar
niet nadat ik Xxx Xxxxx en Xxx Xxxxxx hier op het podium heb gevraagd, en nadat Xxx de toelichting op de ontwerp-verordeningen heeft verzorgd.”
De heren Xxxxx en Bosman nemen plaats. De voorzitter meldt dat de heer Xxxxx het bestuurslid is wat zich met het project ‘verordeningen’ speciaal heeft bezig gehouden. Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de heer Xxxxx.
De heer Xxxxx houdt de volgende inleiding.
“Dames en heren, het zal u niet ontgaan zijn dat er het nodige te doen is rondom de Verordening Gedragscode. We zijn er inmiddels ruim anderhalf jaar intensief mee bezig en het lijkt me goed om op dit moment nog eens helder op hoofdlijnen aan te geven waar we eigenlijk voor staan.
Het belangrijke, eigenlijk het belangrijkste uitgangspunt van de VGC staat verwoord in het allereerste artikel A100.1. Ik lees dit toch graag nog even voor: ‘Het onderscheidend kenmerk van
een accountantsberoep is de verantwoordelijkheid te handelen in het algemeen belang. Daarom is de verantwoordelijkheid van de registeraccountant niet beperkt tot het behartigen van het
belang van een individuele cliënt of werkgever. Om hieraan te voldoen neemt de registeraccountant deze verordening in acht en handelt in overeenstemming hiermee.’
Dames en heren, hier wordt het maatschappelijk belang van ons beroep tot uitdrukking gebracht.
En dat is waar het uiteindelijk om draait. Er wordt tegenwoordig veel geklaagd over de
regeldruk en administratieve lasten, maar laten we niet vergeten dat nog maar enkele jaren geleden ons beroep de grootste crisis in haar bestaan heeft doorgemaakt. Onze integriteit en zo ook
onze geloofwaardigheid stond op het spel. En we hebben de afgelopen jaren heel hard moeten werken om de reputatie van ons beroep stap voor stap te herstellen. De gedragscode die vandaag aan de orde komt, is hier een uitvloeisel van. Ik wil u in dit verband wijzen op een belangrijk verschil met de oude GBR. Een verschil dat vergaande consequenties heeft gehad voor allerlei definities en indelingen. Tot nu toe gold dat een registeraccountant alleen kon worden aangesproken op zijn gedrag als hij of zij zich als zodanig bekendmaakte. Een RA kon er dus voor
kiezen om zich niet als accountant te presenteren, met als gevolg dat hij niet hoefde te voldoen
aan bepaalde verplichtingen. Terecht maakt het IFAC, naar onze mening, hieraan een einde. Want het is een feit dat de registeraccountant altijd wordt aangesproken op zijn titel. Ook, en misschien wel vooral, als het hem
niet uitkomt. Een RA-titel is geen hoed die je naar believen kunt op- of afzetten. Een RA-titel
staat voor hoge ethische en professionele maatstaven die van toepassing zijn op de beroepsuitoefening, ongeacht de functie. Onder de IFAC-regelgeving vallen dus voortaan alle werkzaamheden
van de registeraccountant onder de gedragscode. Dat is helder, consistent, en geloofwaardig naar het maatschappelijk verkeer. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen specifieke eisen
zijn die per functie kunnen verschillen. Als u alleen adviesopdrachten verricht voor kleine bedrijven, hoeft u niet te voldoen aan de strenge onafhankelijkheidseisen die gelden voor accountants
die bijvoorbeeld beursgenoteerde instellingen controleren. Maar de algemene principes
blijven op ieder van u van toepassing. Het NIVRA volgt ook het ‘assurance framework’ dat het IFAC hanteert. Dat framework definieert de verschillende soorten ‘assurance’ en ‘assurance-verwante’ opdrachten en is internationaal geaccepteerd. Dat heeft consequenties voor degenen onder u die incidenteel samenstelopdrachten uitvoeren. De IFAC beschouwt dergelijke samenstelopdrachten als ‘assuranceverwant’.
De accountant die zo’n opdracht uitvoert, valt daarmee onder het regime van de openbare accountant en moet voldoen aan de bijpassende verplichtingen. Ook als u zou stoppen met
uw loopbaan bij een kantoor of werkgever, maar toch actief blijft, zult u moeten blijven voldoen aan de geldende verplichtingen. Want u wordt door uw omgeving aangesproken op het feit dat u RA bent. En zal derhalve desgevraagd verantwoording moeten kunnen afleggen.
Is het NIVRA daarmee dan roomser dan de paus? Nee, integendeel. Want de IFAC beschouwt iedere accountant die cliënten bedient, als openbaar accountant. Wij hebben echter deze catego
xxx, luisterend naar het commentaar van vele leden, teruggebracht tot uitsluitend die accountants die ‘assurance’ of ‘assurance-verwante’ opdrachten uitvoeren. U treft vanmiddag dan ook een bestuursamendement aan om de B3-categorie te laten vervallen. Met dit amendement stellen we met deze VGC wel een duidelijke grens. U bent registeraccountant, of u bent het niet. Daar zit niks meer tussen. En als u een samenstelopdracht doet, bent u openbaar accountant. Ook als u
zich als administratiekantoor presenteert. Principes worden wat ons betreft consequent gehanteerd. Er is geen grijs gebied meer.
Zijn we daarmee doof voor klachten over de eerder genoemde regeldruk? Nee, bepaald niet.
Maar de regeldruk vloeit ons inziens niet voort uit deze gedragscode. Die wordt niet veroorzaakt
door ethische principes. Regeldruk komt eerder voort uit de vele beroepsregels, de kantoorvoorschriften, de controle- en overige standaarden. En juist daar gaan we het komend jaar, samen
met de NOvAA overigens, uitdrukkelijk naar kijken. Kijken of dat voor kleine kantoren niet wat minder kan. Het NIVRA heeft haar leden de afgelopen anderhalf jaar zeer uitvoerig geconsulteerd.
Met ruim 700 leden hebben we direct of indirect gesproken en hun commentaren zijn verwerkt. Wij vinden dat de voorgestelde code de resultante is van wat je zou kunnen noemen ‘due process’. Ook vanmiddag bieden we ruimte voor debat. U heeft de nodige amendementen
ingediend, en daar willen we met u over van gedachten wisselen. Zoals gezegd, enkele ingediende amendementen zijn zeer veelomvattend en voldoen daardoor niet aan bepaalde wettelijke
eisen. Dat betekent dat we die niet in stemming kunnen brengen, maar dat neemt niet weg dat
we over de inhoud daarvan graag uw mening horen. Dat was wat ik vooraf wilde zeggen, voorzitter.” De voorzitter dankt de heer Xxxxx voor zijn inleiding en vraagt aan de zaal om na elkaar opmerkingen te maken. “Deze zullen verzameld worden en daar zal vervolgens door Xxx Xxxxxx en
Xxx Xxxxx op gereageerd worden. De voorzitter geeft het woord vervolgens aan mevrouw Xxxxxxxx.” Mevrouw Xxxxxxxx begint.
“Ja, voorzitter, ik zou graag iets willen zeggen over de VGC. De VGC is een belangrijke regeling en dat is ook zeer gebleken. Er is veel rumoer geweest met name in de achterban van de
FINAD-groep. En er was een grote opkomst bij de hearings, er zijn persberichten verschenen en diverse amendementen en er is vooral heel veel overleg geweest met het NIVRA-bestuur achter de schermen. Dit heeft geleid tot een aantal verbeteringen die vandaag ook in amendementen vanuit het NIVRA-bestuur voorliggen. Ik zou willen toelichten welke punten door ons in het bestuur zijn besproken. Daarbij heeft met name Xxxxx xxx Xxxx een belangrijke rol gespeeld die ook namens ons in de IFAC zit, en die mogelijk daaraan ook nog wat wil toevoegen straks. Onderwerp van gesprek vanuit FINAD waren de volgende drie punten.
Ten eerste de omvang van de code. Kan het niet wat korter en bondiger? Het NIVRA heeft aangegeven dat het zich verplicht heeft de richtlijnen vanuit IFAC in te voeren, waaronder de IFAC
Code of Ethics. Bij de vertaling heeft het NIVRA rekening gehouden met onze zorg, de zorg vanuit IFAC dat de voorbeelden uit de modelcode van IFAC een ongewenste normatieve werking zouden kunnen krijgen voor accountants in business. En implementatie van de IFACmodelcode lijkt ons niet onredelijk en ook bevorderlijk voor harmonisaties van internationale
regelgeving.
Ten tweede. We hebben gesproken over de deskundigheid en de zorgvuldigheid. Afgelopen jaar heeft het NIVRA-bestuur nadere voorschriften voor permanente educatie goedgekeurd, waardoor ook FINAD-leden moeten voldoen aan de PE-verplichting. Na raadpleging van de achterban heeft de FINAD-vakgroep aangedrongen op de goede overgangsregeling en een ruime opvatting van geschikte educatie voor de diverse beroepsgroepen binnen FINAD. Wij zijn tevreden
over de voorliggende regeling en menen dat die een goede bijdrage kan leveren aan de professionaliteit en kwaliteit van deze beroepsgroep.
Ten derde. Het belangrijkste punt was de definitie van ‘accountants in business’. Welke registeraccountants behoren daartoe? En met welke regelgeving krijgen zij dan te maken? Het ging
met name om de positie van de ‘accountant in business’ die zelfstandig werkt als adviseur. Xxxxxx dan IFAC’s Code of Ethics werd deze categorie door het ontwerp-VGC aangemerkt als
openbaar accountant waardoor ze met zwaardere regelgeving te maken kreeg. Omdat het NIVRA de modelcode van IFAC in Nederland wil implementeren, is het standpunt van FINAD
dat de code dan ook zo getransponeerd moet worden. Daar passen zo weinig mogelijk Nederlandse aanpassingen bij. Wij zijn ook nagegaan hoe IFAC de zelfstandig werkende adviseur ziet
en ons is gebleken dat IFAC de rol van de ‘professional accountant in business’ breed definieert. Namelijk als iemand die professionele standaarden hanteert, die lid is van een accountancyinstituut, en ‘in business’ is. Daarom hebben wij het bestuur gevraagd om met name de categorie
B3 te laten vervallen, want ook internationaal gezien zou het NIVRA zich in een uitzonderingspositie plaatsen. Er ligt nu een amendement om B3 te laten vervallen en bovendien zijn de
definities van ‘professional accountant in business’ en professionele dienst in lijn gebracht met de IFAC-richtlijn. Dit zou moeten betekenen dat de accountant met overige opdrachten, zeg maar de zelfstandige consultants, net als in de IFAC-code, zowel bij OPAK-accountants als bij FINAD-accountants kunnen zitten. Graag zouden wij de definitie van ‘professional accountant in business’ nog preciezer de IFAC willen laten volgen.
Concluderend stellen wij dat de IFAC-modelcode geen onredelijke code is, want het belangrijkste bezwaar betrof de verruiming door het NIVRA van het begrip openbare accountant, de toevoeging van categorie B3 (accountant met overige opdrachten). Nu het NIVRA-bestuur met een
aantal amendementen meer aansluiting vindt bij de internationale regelgeving voor accountants, ontstaat meer harmonisatie en kan aan de belangen van dit deel van FINAD recht worden gedaan. Echter, dan moeten de definities wel precies genoeg aansluiten op IFAC, zodat iedere onduidelijkheid weggenomen wordt.
Ik zou twee vragen willen stellen. Ten eerste: het lijkt me materieel in orde te zijn. Wij willen graag weten of dit ook formeel het geval is. Ten tweede: wij zouden toch in overweging willen geven, gezien de grote hoeveelheid amendementen die er zijn, de moeilijkheid voor het gemiddelde lid om te overzien wat deze amendementen nu precies betekenen, hoe deze uitwerken op
het geheel, wat de consequenties daarvan zijn, of het misschien toch niet beter is om deze code terug te laten komen, zodat er toch ook een goed gedragen besluit kan worden genomen. Dank u wel.
De voorzitter dankt mevrouw Xxxxxxxx en geeft het woord vervolgens aan de heer Xxxxxxxx. De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Dank u wel, voorzitter. Er is gezegd: ‘er zijn enkele amendementen ingediend die niet in stemming zullen worden gebracht’. In de eerste plaats mis ik dat amendement dat de heer Xxxxx heeft aangekondigd om B3 naar C te verplaatsen, wat wel aangekondigd is, maar niet bij de amendementen zit. Maar, met enkele anderen heb ik een amendement, zogenaamd een amendement Nul ingediend en daarmee wordt in één klap de hele ontwerp-verordening vervangen
door wat wij noemen ‘de alternatieve code’, die op de website Limperg NL staat. Daarover is juridisch advies door u ingewonnen. Dat heb ik ook in mogen zien. En één van de dingen die de notaris al genoemd heeft, is dat de leden geen recht van initiatief hebben. Betekent dat zij dus ook niet een alternatief in het Staatsblad kunnen plaatsen. En het is ons verweten dat we dat niet gedaan hebben. De ledenvergadering is wel het hoogste orgaan en daar behoort het recht op amendement toch ruim uitgelegd te worden. In dat juridisch advies staat ook: een amendement
dient binnen de grenzen van het voorstel te blijven. Nou, dat doet ons amendement ook. Behandelt dezelfde onderwerpen. Maar het wil een aantal zaken anders regelen. En dat is nou juist het
wezen van een amendement. Ja, die formele aspecten die natuurlijk een rol spelen is. Het is niet door een paritaire commissie van XXXXX-NOvAA geweest en die publicatie in het Staatsblad, de voorpublicatie in het
Staatsblad heeft niet plaatsgehad. Maar dat is naar mijn gevoel geen belemmering. Bij aanvaarding van dat amendement wordt het tegenvoorstel dus nog niet voor goedkeuring aan de minister voorgelegd, maar moet de procedure opnieuw doorlopen worden. Dat moet namelijk ook als
het bestuursvoorstel aan het eind in zijn geheel afgestemd zou worden. Maar als het amendement bij stemming wordt aanvaard, weet het bestuur niet alleen wat de leden niet willen, maar
ook wat ze willen. En dat scheelt.
De wet geeft ons twee rechtsmiddelen om bezwaar te maken tegen het besluit, om het amendement niet in stemming te brengen. Of wij één of beide rechtsmiddelen zullen aanwenden, daar
beraden wij ons nog op.
Het is een stuk waar elke andere Nederlandse regelgever zich diep voor zou schamen als hij dit de wereld in zou sturen. Is dit nu het document waarmee het beroep kernachtig aangeeft waar het voor staat? Dat het afkomstig is van de IFAC, dat maakt op mij erg weinig indruk, want ik heb de laatste tijd wat geïnformeerd, en de IFAC blijkt helemaal geen denktank te zijn, maar een
speelveld voor lobbyisten. Een arena waarin de resultanten van de krachten van allerlei belangengroeperingen tot stand komt. Daar worden ook vrijwel geen ondergrenzen voor de interpretatie
aangegeven. Verboden of geboden, zeg nou, daar moet je je in ieder geval aan houden, dat zit er bijna niet in. Dat krijg je bij zo’n lobbygedoe: vage compromisachtige oplossingen. Tegenwerping zal zijn: ja maar we zijn zo vreselijk ingeklemd tussen allerlei instanties: het parlement, de minister, de IFAC, de NOvAA, Europa, de NMa, noem maar op. Maar zoals Xxxxxx op de accountantsdag heeft gezegd: ‘kruip als beroepsorganisatie uit je schulp’. Nu
gedraagt het NIVRA zich als een volstrekt afhankelijke organisatie van beroepsbeoefenaren die hun bestaansrecht toch zeggen te ontlenen aan hun onafhankelijkheid. Ons amendement is gericht op het herstel van het zelfrespect van de registeraccountants. Wat zijn wij? Zelfdenkers of
brave slaven? Waarschijnlijk hebben wij het antwoord aan het eind van de behandeling van dit agendapunt. Ik dank u.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en geeft het woord vervolgens aan de xxxx Xxxxxxxxxx. De xxxx Xxxxxxxxxx dankt de voorzitter en neemt het woord.
“Ja, ik ben Xxxxx Xxxxxxxxxx uit Tilburg. Ja, ik heb geprobeerd op te letten. Ik heb niet een heel mooi uitgeschreven tekst gemaakt, maar ik hoorde de heer Xxxxx in zijn toelichting zeggen: ‘ons beroep’. Ik meen dat ik toch echt gehoord heb dat u het over een enkelvoud had, terwijl we juist straks hebben gehoord pluriformiteit; dan gaat het over beroepen.
Ten tweede, ik heb ook in de documentatie van het NIVRA gelezen ‘de accountant bestaat niet’. En ik heb wel eens gezegd, om heel andere redenen dan pluriformiteit, ‘nee, dat klopt’. In het huidige GBR ben je namelijk registeraccountant, en je kunt optreden als accountant, of optreden als zelfs openbaar accountant. Maar niemand is accountant. En nu opeens is dat ons beroep en
zijn wij, met dit voorstel, accountant. Dat is nieuw. Dan heb ik natuurlijk ook wel eens geprobeerd te zoeken wat het accountantsberoep dan is. En ik zag daar een cirkel terug. Het accountantsberoep is een beroep van accountants, en verder kwam ik ook niet. Dus – en dat was
NIVRA-informatie – dus wat ik altijd heb gedacht: oh ja, dat accountantsberoep is natuurlijk die typische accountantsfunctie waarbij je in de ‘assurance-sfeer’ optreedt. En die andere zaken, dat is iets heel anders, andere deskundigheden, andere opdrachten en dergelijke meer. Daarom zei ik altijd, bijvoorbeeld voor mijzelf: ik treed niet op als accountant en ik ben geen accountant, ik ben wel registeraccountant. Dat is dus de oude stijl, maar wellicht binnenkort, want dan opeens ben ik toch accountant geworden.
Wat ik belangrijk vind in dit verband, is dat ik enkele weken geleden geprobeerd heb in een tijdschriftje waar ik wel eens wat in publiceer, iets te schrijven over de nieuwe regelgeving.
Toen was ik nog steeds openbaar accountant, volgens dat voorstel. En ik zou een accountantkantoor hebben. Ik had dat stukje bijna naar de redactie en om een wat andere reden werd het
nog eventjes nagekeken, toen bleek ik niet meer openbaar accountant te worden, maar accountant met overige opdrachten met een nieuwe categorie. En ik moet u eerlijk zeggen dat ik verrast
was over de aanpassingssnelheid van het NIVRA. Tegelijkertijd maakte ik me bezorgd, want ik kon niet goed meer bekijken wat dat allemaal voor implicaties overigens voor me zou hebben.
En dat is eigenlijk mijn bezwaar nu. Ook met de amendementen. Ik kan, als ik ze aanneem of
afwijs, niet meer zien: ‘ja maar hoe past dat in het totaal?’. Ik heb me daar niet op kunnen voorbereiden,
niet binnen de termijnen die daar fatsoenshalve, ook door u geciteerd, voor staan. En daarom vind ik – en dat is er een vraag en ook een uitnodiging – om voor dit onderdeel van de vergadering de zaak te verdagen, zodat we ons allemaal heel goed kunnen voorbereiden. Dank u wel.”
De voorzitter geeft het woord aan xxxxxxx Xxxxxx. Xxxxxxx Xxxxxx begint.
“Mijn naam is Xxxxxx Xxxxxx uit Amsterdam. De heer de voorzitter, geachte collega’s. Vandaag is een historische dag. Vandaag beslist u of de roemrijke geschiedenis en de toekomst van ons instituut hier eindigt. Vandaag, 14 december 2006. Vandaag is de dag des oordeels voor dit instituut en zijn leden. En vandaag gaat u dat oordeel vellen, tenzij u nog anders wou besluiten. Er rust een zware verantwoordelijkheid op u. Om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen is het essentieel dat eenieder van u goed geïnformeerd is over de VGC. Ik geef u een uitleg daarvan.
Ik geef u een uitleg van de essentie. Ik geef u een uitleg van de consequenties en een uitleg van de vraag voor welke keuze u straks staat.
Ik zal eerst de kernzaak van de VGC behandelen, en ik werk langzaam toe naar de climax. Maar eerst de kernzaak. Zoals de meesten van u zullen weten, is de term openbaar accountant een sleutelbegrip in de VGC. Wat minder bekend is, is dat de VGC nog altijd veel consultants en
actieve-postactieven als een openbaar accountant beschouwt, evenals een deel van de interimmanagers. Het intrekken van hoofdstuk B3 doet daaraan niets af. Het zijn de definities die tellen.
Daarin wordt naar de overige verordeningen verwezen. De VGC-definities zijn de kern van alle regelgeving buiten het Wta-domein. Hier draait het allemaal om. Als iemand volgens de
VGC een openbare accountant is, heeft dat grote gevolgen. Het betekent dat de bewuste accountant, adviseur of actieve-postactieve én in de hoogste contributie valt én onder de zwaarste PEverplichtingen valt – zo’n tien verplichte cursussen per jaar – én moet voldoen aan uitgebreide
kantoorvoorschriften én wordt onderworpen aan een kostbare collegiale toetsing. Zoals blijkt uit de verslagen van de collegiale toetsing, wordt een groot deel van de kleine kantoren afgekeurd. Over adviseurs en actieve-postactieven zal ik nu nog maar zwijgen.
De hamvraag is dus: wanneer ben je nou precies een openbaar accountant? Volgens de VGC is
dat het geval zodra je een ‘assurance opdracht’, of een aan ‘assurance’ verwante opdracht uitvoert. Dat laatste zijn samenstellingopdrachten en overeengekomen specifieke werkzaamheden.
De eerste vraag die we hier hebben: ‘wat zijn nu precies ‘assurance opdrachten’?’ Veel mensen denken dat het alleen controle- en beoordelingsopdrachten zijn, maar de VGC ziet dat veel ruimer.
Een assurance opdracht is elke opdracht waarbij je een conclusie afgeeft die bedoeld is om
het vertrouwen van de beoogde gebruikers te versterken. En daaronder kun je heel wat opdrachten verstaan. Om een voorbeeld te geven: artikel B1-230.1 van de VGC beschouwt ook het afgeven van een ‘second opinion’ als een assurance opdracht. En ik wil benadrukken: ‘dit is een
specifiek Nederlandse toevoeging aan de Code of Ethics’. Het NIVRA en NOvAA beschouwen ook een ‘first opinion’ als een ‘assurance opdracht’. En daaruit valt maar één conclusie te trekken: ‘zodra u ook maar één opinie geeft, een betaalde opinie geeft, bent u openbaar accountant’.
Dat kan een opinie zijn over de toepassing van verslaggevingvoorschriften, maar bijvoorbeeld ook over de toepassing van fiscale regels, of over de waarde van de onderneming, of over vult u zelf maar in. Een RA die een betaalde opinie geeft is openbaar accountant, met alle draconische
gevolgen van dien. Die vier punten die ik net noemde. Bovendien geldt voor assurance opdrachten dat je ook nog aan aanvullende regels moet voldoen, de onafhankelijkheidsvoorschriften en
het verbod op resultaatafhankelijke vergoedingen. Voor de meeste adviseurs en actievepostactieven zullen die regels onwerkbaar zijn. Zij staan voor de keus, of nooit meer opinies
afgeven, of hun RA-titel inleveren.
Nu denk u wellicht: ach, zo’n vaart zal het niet lopen. Daarom pakken we nu de tweede poot: ‘samenstellingopdrachten’. Want ook als u zo’n opdracht uitvoert, bent u openbaar accountant. Wat houden nou samenstellingopdrachten precies in? De VGC verstaat eronder: ‘een opdracht waarbij u wordt ingeschakeld vanwege uw deskundigheid op het gebied van verslaggeving; en niet vanwege uw controledeskundigheid en waarbij u financiële informatie verzamelt, verwerkt, rubriceert en samenvat’. U heeft dus ook een samenstellingsopdracht als u bijvoorbeeld een financieel verslag van een stichting of vereniging opstelt. Of als u iemand helpt met de financiële afwikkeling van een boedelverdeling of echtscheiding. En ik moet beklemtonen: ‘ook dit punt
maakt de meeste actieve-postactieven openbaar accountant, met alle draconische gevolgen van dien’. Voor deze collega’s rest slechts de keus of de RA-titel inleveren, of in het vervolg werkloos achter de geraniums zitten. Ik vraag u, beste collega’s, waar zijn we mee bezig?
Bijlage 1 bij de agenda voor de bijeenkomst van de Ledenvergadering op 28 februari 2007
22
Komen we nu bij de derde poot: overeengekomen specifieke werkzaamheden. IFAC-regels verstaan hieronder: een opdracht waarbij u de werkzaamheden verricht die u met een opdrachtgever en mogelijk andere belanghebbenden bent overeengekomen waarbij u uw feitelijke bevindingen rapporteert. Ook dit is een omschrijving waaronder je van alles kunt verstaan. Ik zal u
wat ‘inside’ informatie geven. We naderen de climax. Vorige week vrijdag was ik uitgenodigd voor een gesprek met de voorzitter en de vaktechnisch directeur van dit instituut. Nadat de voorzitter de kamer voor een spoedeisende andere zaak had verlaten, hebben de vaktechnisch directeur en ik indringend gesproken over de reikwijdte van het begrip ‘overeengekomen specifieke werkzaamheden’. De huidige controlestandaarden hanteren verschillende definities. Dus
ik wil ook graag weten welke op dit moment geldt. Ik kreeg geen helder antwoord: ‘de inhoud van dit begrip is afhankelijk van de situatie’. Maar welke situatie? En dat was weer afhankelijk van de individuele omstandigheden.
In een poging om toch een helder antwoord te krijgen, toonde ik de voorbeelden die momenteel in de RAC staan: fraudeonderzoeken, overnameonderzoeken en het beoordelen van de efficiency en/of effectiviteit van de organisaties om maar iets te noemen. Welke van deze opdrachten beschouwt het NIVRA nog steeds als specifieke werkzaamheden en welke niet? Ook daarop
kon de vaktechnisch directeur mij geen antwoord geven. Want dat klemt te meer doordat het verschil tussen specifieke opdrachten en overige opdrachten cruciaal is voor de toepassing van
de VGC. Als deze grens onduidelijk is, geeft deze gedragscode eenieder enorme rechtsonzekerheid. Toen vroeg ik het anders. Kunnen we bijvoorbeeld boekenonderzoeken door de Belastingdienst overeengekomen specifieke werkzaamheden zijn? Ja, kreeg ik te horen, dat kan. Het antwoord klopt volgens mij niet, maar wie ben ik? De vaktechnisch directeur is de hoogste man ‘in
charge’.
Toen vroeg ik: kan het zijn dat een RA die bij een Berenschot, een McKinsey of een Allen & Overy werkt overeengekomen specifieke werkzaamheden uitvoert? Ja, kreeg ik te horen, dat kan. Ik vroeg door. Moeten al deze externe bureaus dan voldoen aan de kantooreisen van het NIVRA. Ja, was het antwoord, dat moet. Ik protesteerde. Want dat is toch onwerkbaar? Dat mag zo zijn, zei de vaktechnisch directeur, maar dan moeten ze zich maar niet bezig houden met de diensten die accountantskantoren doen. Anders gezegd: ‘dan moeten ze maar niet met hen in concurrentie treden’.
Dat wat ik al deductief uit de definities had afgeleid, werd hier bevestigd. Het is dus echt de bedoeling van de VGC: zodra je in concurrentie treedt met een accountantskantoor is het van
tweeën één: of je staakt je werkzaamheden, of je verliest je RA-titel. Dat wordt dan kwaliteitsbeheersing genoemd. Weet u hoe dat echt heet, beste mensen? Dat heet concurrentievervalsing.
En weet u wat dat is, geachte collega’s? Dat is in strijd met de wet.”
De voorzitter vraagt xxxxxxx Xxxxxx op dit punt in haar relaas om te komen tot een afronding. Dit omdat ze reeds zeven minuten aan het woord is.
Xxxxxxx Xxxxxx verzoekt haar tweede vijf minuten nu te mogen gebruiken en vervolgt:
“Wat de VGC feitelijk doet, is een monopoly van de Wta-kantoren uitbreiden tot een breed scala van diensten. Alle ‘assurance-opdrachten’, alle samenstellingsopdrachten, alle specifieke werkzaamheden vallen daaronder. Al deze diensten zijn alleen nog te verlenen door een kantoor waar accountants de dienst uitmaken en dat over de vereiste schaalgrootte beschikt. De VGC geeft het NIVRA-bestuur vrij mandaat om de kantooreisen steeds verder op te schroeven, zodat op termijn alleen nog de grote accountantskantoren er aan kunnen voldoen. Maar de VGC zorgt
niet alleen voor concurrentie aan de bovenkant van de markt. Ook de kleine kantoren en actievepostactieven moeten het ontgelden. De VGC is rücksichtslos en gewetenloos. Zodra je in concurrentie
treedt met een groot kantoor, ook al gaat het om luttele bedragen, word je de facto
genoodzaakt de RA-titel in te leveren. Dat zijn de monsterlijke consequenties van de VGC en dat zijn de monsterlijke consequenties van het voorstel waarover de voorzitter en u straks een oordeel velt. En nee, dames en heren, dit zijn niet de consequenties van de Code of Ethics. Het zijn niet de noodzakelijke gevolgen van de IFAC-regels. Nee, het zijn de gevolgen van specifiek, van de specifiek Nederlandse invulling die het NIVRA aan deze regels geeft. De beulen
zitten niet in New York, dames en heren, nee, ze zijn onder ons.
Bijlage 1 bij de agenda voor de bijeenkomst van de Ledenvergadering op 28 februari 2007
23
De voorzitter vraagt xxxxxxx Xxxxxx andermaal om af te ronden.
Xxxxxxx Xxxxxx weigert dit en merkt op het verhaal liever af te maken, met instemming van de leden. Xxxxxxx Xxxxxx spreekt vervolgens verder.
“Het verhaal is nu hard, maar het krijgt nog een wending. Ik verzeker u – en die wending komt nu – ik verzeker u, mensen, het is mogelijk om de Code of Ethics vredelievend te implementeren.
Het is mogelijk deze code te implementeren zonder de adviseurs, de actieve-postactieven en de vennoot en medewerkers van de kleine kantoren hun titel te ontnemen. Om de vrede binnen dit instituut te bewaren heb ik de X-code voor u gemaakt. Deze is zuiver gebaseerd op de Code
of Ethics en voldoet zelfs aan de nieuwste ‘clarity-normen’. Grote kantoren, de X-code respecteert ook uw gerechtvaardigde belangen. De X-code vervult al uw harmonisatiewensen, zo snel
u maar wilt. Als u perse een nieuwe code wilt invoeren die aansluit bij de Wta en de IFACregels, dan kan dat. Sterker nog, die code ligt al voor u klaar. De X-code is bovendien veel veiliger
dan de VGC. Want grote kantoren, u werkt met de Code of Ethics, maar de Nederlandse
rechter bezint zich op de VGC. Die bevat talrijke taalfouten en slordigheden waarmee u in civiele en tuchtrechtelijke procedures om de oren kunt en zult worden geslagen. De VGC wordt een juridische nachtmerrie. De X-code bevat die fouten niet.”
De voorzitter onderbreekt xxxxxxx Xxxxxx.
“Xxxxxxx Xxxxxx, ik ga u echt het woord ontnemen als u niet afrondt. Echt, u heeft twee spreekbeurten nu gehad, ik heb twee keer vijf minuten geteld en ik wil u echt vragen…” Xxxxxxx Xxxxxx spreekt verder.
“Nu de oplossing, nu de oplossing zo dichtbij is, een redding voor velen in dit instituut, zo daarbij is er geen enkele legitieme reden om …”
De voorzitter merkt op: ‘Laten we afspreken dat u het afrondt’. De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“De heer de voorzitter, als u haar niet de tijd geeft om het uit te lezen, dan lezen we het met elkaar voor. Als er nou één in deze zaal tijd heeft besteed aan deze regeling, dan is het Xxxxxx Xxxxxx.”
De voorzitter reageert.
“Ik heb alle respect voor xxxxxxx Xxxxxx, voor het werk wat ze verzet heeft, daar niet van,
maar ik denk dat we afgesproken hebben met elkaar om beperkte tijden te geven. Hoeveel minuten heeft u nog nodig? Nog twee minuten en dan kap ik het echt af.”
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Als xxxxxxx Xxxxxx dat mag, mag iedereen dat. En dan zijn we hier nog op zijn minst nog vierhonderd dagen bezig, dat lijkt me niet verstandig.”
Xxxxxxx Xxxxxx neemt wederom het woord.
“Ik kom met het vrolijke deel van het verhaal, dus laat u mij alstublieft uitspreken.” Xxxxxxx Xxxxxx krijgt bijval vanuit de zaal met betrekking tot haar verzoek.
De voorzitter antwoordt.
“Ik begrijp van de vergadering, ik respecteer dat, dat ze u nog uit willen laten spreken, maar ik wil u wel vragen om het kort te laten.”
Xxxxxxx Xxxxxx vervolgt.
“Ja, ik ben er bijna. Als u wilt heeft u per 1 juli of zelfs al per 1 maart een nieuwe gedragscode waar iedereen in het instituut in vrede mee kan leven. De X-code laat zien, ‘zo kan het ook’. Nu
de oplossing zo dichtbij is, een redding voor velen in dit instituut, zo nabij, is er geen enkele legitieme reden om overhaast te stemmen voor de VGC. Als u dit wanproduct toch perse nu wil invoeren zonder zich te bekommeren over de slechte kwaliteit daarvan en nog erger, zonder u te bekommeren over de vernietigende consequenties voor uw collega’s, dan kan ik niet anders
concluderen dan dat u een boosaardige agenda heeft. Dan bent u gewetenloos. Hiervoor spreek ik overigens over grote kantoren. Daarmee bedoel ik hun organisatie en cultuur. Ik bedoel niet de personen van vlees en bloed, de representanten van de grote kantoren die hier vandaag aanwezig zijn. Met hen heb ik te doen. Deze collega’s staan nu voor een moreel dilemma. De meesten van hen zijn hierheen gestuurd met opdracht om vóór de VGC te stemmen. De meesten van hen weten niet beter dan dat de VGC een goed product is dat jarenlang is
voorbereid door talloze deskundige commissies. Pas vandaag horen zij een heel ander verhaal. Pas vandaag weten ze dat hen in werkelijkheid wordt gevraagd om broedermoord te plegen. Pas vandaag horen zij dat zij hun collega’s tot op het bot vernederen als zij daadwerkelijk de opdracht uitvoeren die ze hebben meegekregen. Kunnen wij onze collega’s van de grote kantoren
vragen om nu in eens tegen de VGC te stemmen? Xxxxxxx gezegd lijkt me dat te veel gevraagd. Ik weet niet eens of ik het zou kunnen als ik in hun schoenen stond. Maar wat we wel, en wel kunnen en moeten vragen is om hun individuele verantwoordelijkheid te nemen. Zo staat het
ook in de vigerende GBR: elke accountant moet zijn oordeel op een deugdelijke grondslag baseren.
En vooral nu, nu u straks een van de belangrijkste oordelen velt die dit instituut ooit heeft gekend, bent u er nog steeds volledig van overtuigd dat de VGC nu direct moet invoeren zonder tijd en ruimte voor bezinning. Of heeft u twijfel, omdat het verhaal wat ik nu vertel, het ware verhaal kan zijn? Xxxxxxx’x van de grote kantoren, wees geen willoos instrument van de hoogste
bazen. Komt tot uzelf, vorm uw eigen oordeel. Hier, ik geef u nog een aantal praktische argumenten voor een blanco stem. Misschien waren uw volmachtgevers evenmin goed geïnformeerd,
misschien berust de VGC op één groot misverstand, omdat niemand bij de grote kantoren de consequenties overzag. Ik hou die mogelijkheid nog steeds open. In dat geval zullen de
hoogste leiders u dankbaar zijn dat u deze foute code niet heeft doorgezet, maar dat u zich ter elfder ure een eigen oordeel heeft gevormd, zoals een goed en waardig accountant betaamt. Men zal u prijzen dat u de personeelskraan voor uw kantoor heeft weten open te houden. Want hoe zal de jonge generatie reageren, als ze weten dat je een RA-titel ook maar weer zo kwijtraakt?
Welke sukkel gaat dan überhaupt nog aan de accountantstudie beginnen? Men zal u ook prijzen dat u dit beroep ook veel negatieve publiciteit heeft bespaard. Want hoe zou de landelijke pers reageren als bekend wordt dat men via een smerige gedragscode de kleine concurrenten de nek omdraait, zelfs de oudgedienden? Hoe zullen uw klanten daarop reageren, uw ouders, uw kinderen, uw echtgenoten? En wat zegt uw eigen geweten hierover?
Dan nog een laatste argument, uw welbegrepen eigenbelang. Als u deze code aanneemt, snijdt u ook uw eigen toekomst af. Hoeveel mensen overwegen niet naar een klein kantoor te gaan, of straks consultant te worden? Hoeveel partners willen niet graag ooit een actieve-postactieve worden? Ook zij snijden zich in eigen vlees. Mensen, kom toch tot inkeer, kom tot bezinning, nu het nog kan. Het is één van de spirituele wetten: als u een ander schaadt, schaadt u uzelf. Doe dat toch niet. Spaar uw collega’s en spaar uzelf. Er is genoeg werk voor iedereen. En er is in dit instituut toch ook genoeg ruimte voor alle leden? Laat uw verstand en uw hart toch spreken.
Geef geen gas voor de VGC. Stop dit moordtuig. De VGC is dodelijk voor dit instituut en zijn leden. Als deze code wordt aangenomen, leidt het onherroepelijk tot een scheuring binnen dit
instituut. Als die scheuring vandaag wordt ingezet, heb ik daar vrede mee. Maar ik heb u gewaarschuwd en een werkbaar alternatief geboden. De keuze is er nu. Dank u voor uw aandacht.”
De voorzitter dankt xxxxxxx Xxxxxx. De heer Xxxxxxxxx neemt het woord.
“Voorzitter, na dit gloedvolle betoog durf ik nauwelijks nog het woord te nemen, omdat ik meestal toch een wat meer praktische invalshoek pleeg te kiezen. Ik ben ooit registeraccountant geworden op aanraden van mijn vader, dat was een DGA, en die zei: ‘Jongen, je moet accountant worden, dan kan je overal over meepraten en heb je nooit enige verantwoordelijkheid’.
Nou, dat heb ik geweten, dat viel tegen. Maar, voorzitter, ik heb registeraccountants altijd be
schouwd als een elitegroep, met hoge ethische standaarden en een ook hoge deskundigheid. En van die groep ben ik heel bewust lid geworden en daar maak ik ook met veel genoegen deel uit. De analyse van de heer Xxxxx waarin hij zegt: het beroep is in opspraak geraakt, onderschrijf ik. Wat ik niet onderschrijf, is de impliciete analyse dat dit zou gelegen hebben aan een gebrek aan regelgeving. Het beroep is in opspraak geraakt door hebzucht, ordinaire hebzucht. Accountants zijn diensten gaan verkopen, gaan opdringen, waar de klant niet op zat te wachten. Vergelijk het met een arts die zegt: ach, de heer, ik kan nog wel een operatie doen, ja, u wordt er niet beter van, maar ik verdien eraan. En ik vergelijk dat met bijvoorbeeld de praktijk van controlerende
accountants die managementletters uitbrengen en dan vervolgens zeggen: ‘en onze adviesafdeling komt het probleem oplossen’. Dat is één van de grondslagen. Dat het beroep in opspraak is geraakt en het feit dat het in Nederland minder is gebeurd dan in een aantal andere landen, heeft te maken met het feit dat van onze beroepsgroep ook vele niet-controlerende accountants deel uitmaken, dat het een pluriforme beroepsgroep is waarin gemakkelijk uitwisseling plaatsvindt tussen de controlerende groep en, zeg maar, de groep die overige werkzaamheden verricht. En
de definitie die u heeft gekozen van overige ‘assurance-werkzaamheden’, die is zo ruim en dat
is volstrekt geen gekkigheid. Maar er zijn heel veel accountants die mij hebben gebeld en hebben gezegd: ‘ja, ik denk dat ik me dan maar uit laat schrijven’. En ik ben bang dat dit tot twee
dingen zal leiden. Punt één: de beroepsgroep wordt smaller, daardoor wordt het draagvlak kleiner. Het gevoel van verbondenheid als je aan de andere kant zit met je collegaregisteraccountant,
gaat weg. Het is niet meer zo van: ‘ach, ja, we zijn toch allemaal eigenlijk lid van dezelfde groep en wij hebben toch op een behoorlijke wijze onze meningsverschillen te regelen’. Dat gevoel gaat weg, dat wordt veel meer gejuridiseerd. En ik denk dat u er verstandig aan zou doen om een stuk, een traject van herbezinning in te voeren en mijn vorige voorstel om de vergadering te verdagen was eigenlijk daarop gebaseerd, omdat ik vind, ik voel, ik proef bij heel veel mensen dat ze er nog niet aan toe zijn. Dus het is volstrekt niet zo dat u als bestuur de
zaak onvoldoende goed hebt voorbereid, integendeel. U hebt het zo goed voorbereid dat u met de vlag iets te ver voor de troepen bent uitgelopen. En ik vind dat wij als organisatie de tijd moeten nemen om óf u in te halen, óf dat u beseft dat u iets te ver vooruit bent gelopen en dat u een paar stappen terug doet. En dat is, dat is het punt van herbezinning waar ik voor zou willen pleiten en of u dat nou doet door een vergadering te verdagen, of doordat u zegt: ‘nou, we nemen er nog eens de tijd voor, we gaan nog eens een keer het land in’. Maar ik denk dat het van essentieel belang is dat wij de eenheid in onze beroepsgroep bewaren en dat we die beroepsgroep
breed houden. Dank u wel.” De heer Xxxx neemt het woord.
“De heer de voorzitter. Onmiddellijk nadat u bekend maakte dat de alternatieve X-code niet in stemming gebracht zou worden, dat is ongeveer een maand geleden, hebben ruim veertig leden
een ‘first opinion’ afgegeven, dat dit een weinig democratisch gedrag was. U heeft in feite geweigerd om een alternatieve code in de Staatscourant te publiceren. En dat is aan u, maar het is
wel uw beleid. Ik geef u nu een ‘second opinion’ en dat is dat, nu heeft u wederom gezegd dat u noch de X-code, noch de Limperg-code in stemming wil brengen. En ik denk dat deze second opinion, ik word daardoor openbaar accountant, heb ik net begrepen, dat was eigenlijk nooit mijn bedoeling, mijn second opinion houdt in: ‘ik zou dit niet doorzetten’. Er is al een nieuwe
ledenvergadering bijeen geroepen. Dat geeft u een maand de tijd. Xxx zou ik u dringend adviseren om de drie dingen die u nu niet in stemming heeft willen brengen, in stemming te gaan
brengen. Zo niet, dan wordt dit een hele nare geschiedenis voor het NIVRA en ik denk dat als u daartoe besluit, dat dit een wijs besluit zou zijn. Als dat niet zou zijn, zou ik u willen voorstellen om over dat besluit te laten stemmen in deze vergadering.”
De voorzitter dankt de heer Xxxx en geeft vervolgens het woord aan de heer Xxxxxxxx.
“Mijn naam is Xxx Xxxxxxxx. Na het heldere en bewogen betoog van Xxxxxx Xxxxxx sta ik hier met enige aarzeling, want ik ben zelf in hoge mate verantwoordelijk voor de Code of Ethics.
Gelukkig zei ze dat de beulen niet in New York zitten en dat geeft me de ruimte om hier te staan. Ik heb het proces van het schrijven van de Code of Ethics, versie 2005, meegemaakt van het begin tot en met het eind. En ik was zelf medeschrijver van het stuk. Ik was ook lid van de
werkgroep die de GBC-variant heeft gemaakt, die van tafel is gevallen. Dat was inderdaad een beknopter stuk, iets van 37 bladzijden, 38 bladzijden ongeveer, en deze is nu een derde langer geworden.
U zou het kunnen voorstellen dat ik zeg: ‘daar moet je dus, gezien je eerdere betogen, aanbevelingen, naar teruggaan’. Nee hoor. Er is in die tijd heel wat gebeurd binnen de IFAC. Ik heb zelf
het proces meegemaakt waarbij de Code of Ethics veranderd is van een model, een ‘model’ naar een ‘standard’, het is een verplichting geworden. En anderhalf, twee jaar geleden is het woord ‘compliance’, wat een verplichting is van alle leden van de IFAC, is veranderd in ‘convergence’.
Want we willen naar een harmonisatie toe van regelgeving voor de helderheid. En ik vind
het dan ook een goed besluit van het NIVRA-bestuur om te komen tot een bijna letterlijke vertaling van de Code of Ethics. Dat bevordert de harmonisatie.
Heb ik hier dan geen enkele kritiek op? Jawel, wel een enkel punt. Ik vind dat er niet is goed omgegaan met die B3. Ik denk dat Xxxxxx gelijk heeft dat ze zegt: dat past volgens de Code of Ethics gewoon bij de openbare accountant. Maar ik wil u daarbij dit zeggen: dat is niet zo heel erg belangrijk in de visie van de opstellers van de Code of Ethics. Want wat stond nou voor ogen? Dit: ‘we willen kwaliteit in de wereld van die hele beroepsgroep die zich presenteert als een deel van die organisaties, in wat voor functie dan ook’. En dat staat in hoofdstuk A. Daar gaat het om. En wat er vervolgens staat in B en in C voor de verschillende functies, dat zijn
slechts voorbeelden die passen bij de omstandigheden die zich voordoen in een bepaalde beroepsuitoefening. Als je dus zou zeggen: ‘ik zit eigenlijk in de verkeerde rubriek door die definities’.
Nou ja, dan vallen ook al die artikelen die daarover staan eigenlijk weg, want die zijn gewoon niet van toepassing. Maar andersom, als je bijvoorbeeld in C wordt ingedeeld en je hebt te maken met omstandigheden die beschreven zijn in B, dan gelden die gewoon ook. En dat staat er heel specifiek. Er staat – ik heb het ergens opgeschreven – er staat: ‘het is niet voldoende als de RA zich aan de gegeven voorbeelden houdt, hij is immers gehouden in iedere situatie het
conceptueel raamwerk toe te passen’. Ik weet nog heel precies hoe dat stukje, hoe die lijn terecht kwam in de Code of Ethics, want ook dit is letterlijk vertaald. Wij hadden hoofdstuk C geschreven voor de accountants, ‘professional accountants in business’. Dat vonden wij eigenlijk best goed werk, maar per kerende post
kregen wij het terug van de commissie van ‘professional accountants in business’. Een aparte groep, waar ook de heer Xxx Xxxx lid van is trouwens. En die zeiden: ‘wij vinden dat veel te
mager’. Wij willen juist C behoorlijk aankleden, want als er ergens iets belangrijk in de maatschappij is, is het de kwaliteit van controllers en degenen die de informatie verstrekken. Dus we
moesten C zo sterk mogelijk opzetten en daarom is ook met name in C die zin terechtgekomen
die overigens voor de hele code geldt. Ik ga afronden, voorzitter. Ik denk dat het een goed stuk is wat hier ligt, ik heb daarnaar gekeken en ik denk dat, nou, het is haast een letterlijke vertaling, 99% is gelijk en we voldoen hierbij aan de vraag van ‘convergence’, wat overigens speerpunt van de IFAC is voor dit en komende
jaren. We doen daar een goede zaak mee. Voorop moet staan kwaliteit boven alles en die indeling in de verschillende rubrieken moet je zien in de sfeer van: ‘elke functie die een RA uitoefent,
die moet gedaan worden op het niveau zoals bedoeld in hoofdstuk A’. Zo zou u ernaar
moeten kijken.” De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en geeft het woord vervolgens aan de heer Van de Luitgaarden.
“Ik heb zojuist iets gezegd over, kort gezegd, pluriformiteit. Ik denk dat het goed is om voor iedereen in gedachten te houden dat dit onderwerp uw lakmoesproef is voor pluriformiteit. En daarmee wil ik niet zeggen dat voor ‘accountants in business’ geen duidelijke, strenge regels
zouden moeten gelden, maar als dan toch die Code of Ethics van de IFAC moet worden aangehouden, doe het dan ook echt; en niet met allerlei flauwe Nederlandse aanpassingen en… het is
geen geweldige code, hij is veel te lang. Ik heb ook, net zoals één van de vorige sprekers, moeite om met zo’n code in de hand uit te leggen wat nou de essentie is van een registeraccountant. Dat is niet uit te leggen met zo’n code. Maar dat is een probleem voor het NIVRA. Deze code zoals
die nu voorligt, is niet de IFAC Code of Ethics. Het is een Nederlands derivaat waar de ‘accountants in business’, zelfs de vertegenwoordiger van ons in de ‘professional accountants in busi
xxxx comité’ niet mee klaar is. En dit is dus uw lakmoesproef. Als deze code op deze manier
moet worden doorgevoerd, dan is het heel jammer van al het werk dat die commissie Pluriformiteit heeft gedaan, maar dan kunnen we dat, ons de moeite besparen en dat rapport ook meteen
in de prullenbak gooien.”
De voorzitter dankt de heer Van de Luitgaarden en geeft de heer Xx Xxxxx het woord.
“Ik heb een paar keer het woord kwaliteit hier naar voren horen komen en dit resultaat is een voorbeeld over hoe je kwaliteitsverbetering niet moet bereiken. Als u kwaliteit wilt verbeteren in de beroepsuitoefening, dan zult u dat moeten doen in de opleiding, in de permanente educatie, maar niet door een grote hoeveelheid regels over de beroepsgroep uit te storten en vervolgens in een hoog tempo die regels ook nog weer eens aan te passen. Op veel kantoren is de hoeveelheid
regelgeving niet te volgen en wellicht, zoals een fiscalist zei, moeten wij veel meer zoals fiscalisten gaan werken. En dat is dagelijks de regelgeving volgen. In het verleden was er een beperkte hoeveelheid regels. Nu worden we ermee overgoten als ware het: ‘als het kalf verdronken
is, dempt men de put’. U moet waken voor bureaucratie. Hou het simpel. Hou één duidelijke regelgeving voor al die accountants. En daar waar het om gaat, daar waar de auditfunctie in beeld komt, daar moet u nieuwe, strengere regelgeving toepassen en niet voor die hele grote groep kleine kantoren.”
De voorzitter dankt de heer Xx Xxxxx en geeft het woord aan de xxxx Xxxxxx.
“Ik begrijp dat de regelgeving, zoals voorgesteld, ons al zelf al heel veel moeite kost om te bepalen in welke categorie je nou valt, en wat er van je verwacht wordt. Wat ik niet zo hoor in de discussie, maar wat ik wel vrij ernstig vind, is dat we met beide voorstellen aan de markt, bij
onze klanten heel slecht duidelijk maken wat van ons verwacht mag worden in die omstandigheid. En dat vind ik een ernstig bezwaar, vooral in de definities, in de definitiesfeer van de code, waarvoor ik weinig aandacht vind, maar waarvoor ik aandacht wil vragen.”
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxx en geeft het woord aan de heer Spil.
“Voorzitter, u heeft nog geen antwoord gegeven op mijn vraag of u het voorstel VGC vrijwillig intrekt of dat u de gelegenheid geeft aan de vergadering om het te laten intrekken.”
De voorzitter antwoordt.
“Ik denk dat we straks in één keer alle antwoorden geven, de heer Xxxx, dat hebben we ook zo afgesproken. Nu eerst een inventarisatie van wat er in de zaal leeft, en dan straks een antwoord van achter de tafel.”
De xxxx Xxxxxxxxx neemt het woord.
“Ik ben registeraccountant en ik ben ook registerbeleggingsanalist, dus als er één titel afvalt, dan heb ik die ander altijd nog. Ik hoop eigenlijk te vallen in categorie C. Ik hoop ook met permanente educatie onder artikel 5 te vallen, dat vind ik al meer dan voldoende. Maar wat ik gewoon
eens een keer wil, en ik zal het kort houden, een casus uit mijn praktijk voorleggen. Er meldt zich een klant: ‘ik heb een pensioenpolis, 500.000 euro bij Nationale Nederlanden, die komt vrij’. Wat kan ik daarmee doen? Moet ik een offerte aanvragen bij Nationale Nederlanden of bij Aegon, kunt u mij helpen, want u bent registeraccountant? Beste klant, dat mag ik niet, want van de Wfd, die de AFM bedacht heeft, mag ik niet bemiddelen in levensverzekeringsproducten. Ik kan wel heel erg goed actuarieel rekenen, maar dit mag ik niet. Oh, dat is dan toch jammer.
En waar komt dat geld vandaan, van die pensioenpolis? Nou, ik heb een BV’tje gehad.
Och, dan kunt u het overbrengen naar de eigen BV en als u fiscaal wat verliest, dan mag ik van
de Wfd weer wel. Oh, dat is fijn. Zo gezegd, zo gedaan. De xxxx Xxxxxxxxx, u bent registeraccountant, wat moet ik met het geld doen? Ik heb hier een offerte van een beleggingsadvies van
de Rabobank en eentje van een andere bank. Ja, ik heb weliswaar gestudeerd voor registerbeleggingsanalist aan de Vrije Universiteit, cum laude afgestudeerd, maar wat ik een aantal jaren
geleden nog mocht, namelijk mijn opinie geven, dat mag ik niet meer van de Wfd. Nou, de xxxx Xxxxxxxxx, wat heb ik dan aan u? Xx, dat heb ik ook zelf allemaal niet bedacht. Wat ik wel voor u kan doen, is een prognose maken, want stel dat die beleggingen 6% opleveren, dan maak ik
een prognose voor de komende vijftien jaar en dan kijken we wel of dat voldoende is. Doet u dat maar. Hoeveel gaat me dat kosten? Nou, bedrag X, maar dan zou het ook al fijn zijn als u die, toch die prognose maakt, ik moet ook een jaarrekening maken en mijn accountant kan dat
niet goed – dat zal wel geen accountant geweest zijn, vooruit. Zeg, welke prognose kan ik maken en zullen we dan een jaarrekening samenstellen. Ik heb naar de nieuwe gedragscode gekeken
en ik heb het idee dat ik dat niet meer mag. We hebben een volgende compromis gesloten: klant, als u in de periode na kerstmis geen mutaties meer op de bankrekening doet, kan ik op 31 december 2006 een jaarrekening samenstellen, dan val ik nog net voor 1 januari 2007 wanneer dat niet meer mag. Maar wat moet ik volgend jaar gaan doen?”
Een persoon uit de zaal (naam niet verstaanbaar/genoemd) neemt het woord.
“De heer Xxxxxxxx zei: ‘het gaat om kwaliteit’. Ik denk dat kwaliteit op de tweede plaats komt, want op de eerste plaats dient de ethiek te komen. En wat we nu doen, is die regelgeving zo uitgebreid maken dat die weliswaar misschien het ethisch handelen bevordert, maar dat die niet doordesemd is van in elk artikel dat dit het centrale punt is waar het om gaat. Dat je namelijk als je met een registeraccountant te maken hebt met iemand die deskundig is en fatsoenlijk handelt. En dat is de kern van ons beroep.”
De heer Xxx Xxxx neemt het woord.
“Waar ik een beetje problemen mee heb is dat in uw correspondentie als voorzitter naar de leden toe, vervolgens hetgeen de heer Xxxxx heeft gezegd en ook wat werd gezegd door de heer Xxxxxxxx, dat het doel van dit ontwerp-VGC een maximale ‘compliance’ is met de Code of Ethics
van IFAC. Dat is onjuist en ik vind het jammer dat dit bij herhaling vanaf de tafel gezegd wordt. Als je kijkt naar de 22, respectievelijk 29 definities dan wijken alle definities van ontwerp-VGC af van de Code of Ethics van IFAC. En dan heb ik het niet alleen over redactionele verandering, ik heb het niet over vertaalfouten, ik heb het over principiële wijzigingen. Het NIVRA heeft ondertekend als ‘founding member’ van de IFAC de ‘statement of membership obligation number 4’ en daar verplicht het NIVRA zich aan de IFAC om maximale ‘compliance’ met de IFACcode. In diezelfde ‘statement’ staat onder andere dat je als lokale ‘member body’ daarvan af kan wijken, gegeven bepaalde lokale omstandigheden. Even verderop staat ook verwoord wat wordt verstaan onder die lokale omstandigheden: bijvoorbeeld ‘wettelijke regelgeving’. En zeker als je praat over, of dat nou B2, B3 of C is, dan is het hier niet van toepassing. De veranderingen die aangebracht zijn die hebben betrekking op een ander verlanglijstje. Dat vind ik op zich niet erg, als we dat maar open, eerlijk en transparant met elkaar bespreken. En wat ik mis in het voorstel
is dat u aangeeft aan de leden waar de VGC anders is dan de Code of Ethics. Juist omdat u zegt
dat ‘compliance’ het doel is. Ik zou dan ook willen voorstellen dat u het voorstel aanhoudt of toch terugtrekt. En dat u het voorstel opnieuw indient in de volgende vergadering, waarin u duidelijk aan alle leden uitlegt wat de tekst van de Code of Ethics is en wat u erin veranderd wil hebben; en waarom u dat wil. Want vooral bij een aantal principiële definities – dan heb ik het
over de definitie van de ‘public’ en van de interne accountant, de overheidsaccountant en ‘professional accountant in business’, die wijken principieel af. En nogmaals, ik vind het helemaal
geen probleem om daar over met elkaar te discussiëren, maar dan moeten wel open en eerlijk de discussie voeren en niet zeggen van: we streven maximaal één blaadje met aantekeningen na, want dat is niet juist.”
De voorzitter dankt de heer Xxx Xxxx en geeft daarna het woord aan de xxxx Xxxxxxx.
“Ik heb een paar opmerkingen, ik zal niet zoveel tijd besteden als sommige andere sprekers. Er werd daarnet gezegd dat xxxxxxx Xxxxxx veel tijd heeft besteed aan de Code of Ethics of aan de Nederlandse versies daarvan. Dat is ongetwijfeld waar, maar ze is absoluut niet de enige. Er zitten hier in de zaal zeker tientallen andere mensen die daar heel veel tijd aan hebben besteed
om hem überhaupt tot stand te brengen en aan te passen. Ik denk dat die mensen ook een compliment
verdienen. Als we kijken naar de Code of Ethics en de Nederlandse versie daarvan, dan zie je veel overeenkomsten en hier en daar inderdaad verschillen, want Nederland is Nederland, en niet hetzelfde
als het buitenland. Aan de andere kant is er wel voor gewaakt om zo min mogelijk verschil
len te hebben. En ik denk dat dit belangrijk is, want Nederland is geen eiland. Dus we moeten zorgen dat we gewoon hetzelfde doen als onze collega’s in het buitenland. Als je kijkt naar het ‘framework’ zoals het nu ligt, dan denk ik dat er in het ‘framework’ zelf helemaal niet zoveel vraagtekens zijn. Het is alleen misschien iets anders verwoord. En als er twijfels bestaan over het ‘assurance framework’, laten we er dan over praten. Maar dat ligt er al een aantal jaren en blijkbaar heeft dat nooit problemen opgeleverd. Ik heb in ieder geval nooit iemand gehoord die
daar problemen mee had. En ja, waar gaat het nou allemaal om, Xxx Xxxxx heeft het eerder vandaag voorgelezen, het eerste artikel, daar staat waar het over gaat. En dat is kwaliteit en geloofwaardigheid.” De voorzitter geeft het woord aan de heer Xxxxxx.
“Heel veel elementen zijn naar voren gekomen. Eén element mis ik nog en dat is de link met het tuchtrecht. Ik hou mij onder andere, mijn adviespraktijk voor de collega’s, ook bezig met begeleiding en tuchtzaken. En als ik met deze VGC aan de slag moet, ik heb daar inderdaad verschillende
keren al naar gekeken en ook al eerder opmerkingen over gemaakt, dan heb ik daar toch
wat moeite mee. Want wat is nu de te handhaven regel? Voorbeeld: wat overtreedt men? Daar zie ik inderdaad nog steeds een probleem en wat dat betreft zou ik inderdaad veel liever een, ja een scherpere verordening zien, die inderdaad, waar mee te werken valt.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxx en geeft de xxxx Xxxxxxx het woord.
“Ja, alles gehoord hebbend, ik ben het overigens erg eens met de heer Xxxxxxxx en met de laatste spreker, dat het natuurlijk om kwaliteit gaat, ook voor de FINAD-groep. Maar moge het helder zijn inmiddels dat er verschil van opinie heerst over de invulling daarvan. Het moge ook
helder zijn dat er alternatieven zijn. Xxxxxx Xxxxxx heeft net, wat lang aan woord geweest, helder kunnen maken waar ze staat. Zij heeft een nieuwe code voorgesteld c.q. voorgelegd, die weliswaar nog niet is uitgekristalliseerd, maar die alleen al het grote voordeel heeft dat het tien pagina’s omvat in plaats van 55. Dus die code kon ik zelfs in Nieuw-Zeeland nog volgen. Maar de VGC, moet ik eerlijkheidshalve zeggen, was eigenlijk allang aan mij voorbij gegaan wat dat betreft. De grootste onzekerheid zit natuurlijk toch eigenlijk in wat mensen doen met overige opdrachten.
Xxx Xxxxx had het niet beter kunnen zeggen, wat mij betreft. Namelijk: ‘iedereen die daar mee bezig is, is openbaar accountant’. Nou, en dat zou dan in ‘compliance’ met IFAC zijn? Laat ik u dan één ding zeggen, ik heb nog meer aan de wieg gestaan, zeg maar bij de preconceptie, dan Xxxxxxxx. Namelijk het moment waarop überhaupt besloten werd dat voor de toenmalige nog management-accountantclub, later ‘professional accountants in business’ genoemd, dat zij ook
onder de Code of Ethics zouden vallen. De aanleiding daartoe was overigens een hele opportunistische.
Namelijk, IFAC had ontdekt dat van zijn 2,2 miljoen leden er 1,2 tot ‘accountants in
business’ behoorden. En de grootste, twee grootste clubs daarvan, overwogen letterlijk om daar uit te stappen, want ze hadden er niks meer mee. Dat was de echte aanleiding om er nog eens opnieuw naar te kijken. Nou, één ding kan ik u verzekeren: deze twee clubs hebben in hun statuten staan dat ze geen openbaar accountants hebben, maar ze zijn wel allemaal lid van het IFAC
en ze houden zich aan de Code of Ethics. Dus wat u zegt, kan om die reden alleen al niet waar zijn. Maar, iemand anders had het al daarvoor naar voren gebracht.
U had het ook over één beroep en hier ging het nou om het pluriforme beroep. Nou, Xxx Xxxxxxxxxxx heeft het gezegd, mevrouw Xxxxxxxx heeft het gezegd, neem nou ter harte wat vanuit
deze zaal naar voren wordt gebracht. Kijk er opnieuw naar met die ogen. En in die zin zou ik een motie willen voorstellen die als volgt zou luiden: ‘De algemene ledenvergadering van het NIVRA, in vergadering bijeen de dato 14 december 2006, besluit om de ontwerp-verordening VGC nu van de agenda af te voeren en dan vanuit de groep Xxxxxxxx, de groep X-code Xxxxxx Xxxxxx en de groep NIVRA een nieuwe commissie te benoemen die alle kritiek verwerkt in een nieuw voorstel en dit dan opnieuw agendeert op de ledenvergadering in mei of september 2007.””
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxxx en vraagt vervolgens Xxx Xxxxxx commentaar te geven op de opmerkingen die geplaatst zijn.
“Er zijn een aantal opmerkingen die met een zekere regelmaat terugkomen. Dus ik zal proberen om daar een algemene reactie op te geven, kijkend naar die verschillende thema’s. Ik denk dat
een heel belangrijk ‘issue’ in feite de scheiding, de waterscheiding, is tussen, waar houdt ‘openbaar accountant’ op en waar begint ‘accountant in business’. Dat komt terug in de opmerkingen
van collega Xxxxxx, dat komt terug in de opmerkingen van collega Xxxxxxx, dat hoor je ook in
de pers de afgelopen dagen heel veel terugkomen. Wat is daar nou precies de kern van het onderscheid?
De kern van het onderscheid is niets anders dan wat we nu ook al hebben. We hebben ‘assurance-werkzaamheden’ die bedrijfsmatig worden verricht. Zo staat het in de definitie van accountantskantoren. En we hebben ‘assurance related’ werkzaamheden die bedrijfsmatig worden verricht. Die twee zaken worden tot het accountantskantoor gerekend en niets anders.
Daar is dus niets nieuws aan de hand. En alle suggesties die er zijn en ideeën dat het anders zou zijn, of dat het bestuur andere ideeën daarover heeft, verwijs ik naar het rijk der fabelen.
Het is dus niet zo dat als een ‘accountant in business’ een keer een jaarrekening samenstelt, bijvoorbeeld als penningmeester van een club, hij dan ogenblikkelijk openbaar accountant zou zijn. Dat is gewoon onjuist. Dat is geen samenstelopdracht, zoals het in de RAC gedefinieerd is. Xxxx de RAC daarop na en u ziet het. Dat is gewoon een misverstand. Ten aanzien van ‘second opinions’. Dat is het tweede punt dat regelmatig terugkomt, daar is soms sprake van, en daar hebben wij ook in onze reactie op de bedenking van xxxxxxx Xxxxxx op gedoeld, daar is soms sprake van een ‘assurance-opdracht’. Lang niet altijd. Het hangt ervan af of aan de criteria zoals geformuleerd door IFAC en door ons vertaald, voldaan is. Alleen dan is sprake van een ‘assurance-
opdracht’. Ik moet wel zeggen, en daar ben ik transparant in, dat de NIVRA-reactie iets te kort door de bocht was. Die suggereerde meer dan er is. En het zal, denk ik, in uitzonderingsgevallen zo zijn
dat een ‘second opinion’ kwalificeert in de zin van ‘assurance-opdracht’. Wij doen dus, samenvattend, in de Code of Ethics zoals die voorligt, niets anders dan wat het geheel van de IFACregelgeving voorschrijft. Namelijk: de Code of Ethics, het ‘assurance framework’ en daaraan
gekoppeld straks voorschriften voor kantoren. Maar daar kom ik nog op terug.
Een tweede belangrijk thema wat door de discussie heenloopt, is het punt van de regeldruk voor samenstelkantoren. Laten we even de feiten op een rij zetten. Waaruit bestaan de regels voor samenstelkantoren? Die bestaan dadelijk uit de VGC in nieuwe vorm, dus A plus B1 voor zover relevant. Ik verwijs even naar wat de heer Xxxxxxxx daarover zei.
Voorts de richtlijn voor samenstelopdrachten: achttien paragrafen, drie bladzijden. Die bestaan voorts uit in feite RKB 1, maar dan in een nieuw jasje gegoten in de vorm van Nadere Voorschriften voor Kantoren, overigens nog vast te stellen. Hierop zijn nog commentaren ingebracht
en daar kijken we heel zorgvuldig naar, zoals we naar alles zorgvuldig kijken. En ten slotte geldt daarvoor, en dat geldt overigens nu ook al, de PE-regeling. Ook daar is niets nieuws aan de hand. Wat we nu doen, dat is in een aantal opzichten, een nieuw ‘framework’, een nieuwe basis, zeg maar, creëren, zoals in feite uit de Wta voortvloeit, uit IFAC-regelgeving voortvloeit. En dat hebben wij in de code verwoord.
Een ander thema wat uit de zaal komt: ‘waarom wijk je dan af in definities?’. Daar zijn twee redenen voor, denk ik. De eerste reden is dat IFAC heeft een code gemaakt. Wij zijn gehouden
om een verordening te maken. Wij zijn daar wettelijk toe gehouden. We zijn daar ook toe gehouden in de zin van de Wta, want daar moeten we de normen voor de externe accountant invullen.
Dus wij kunnen niet anders dan een en ander in een verordening neerleggen. Dat is de reden dat we het zo doen, en dat is de reden dat we ook moeten komen tot een aantal aanpassingen in
definities die gewoon ook samenhangen met het wettelijke kader. Ik kijk dan even naar de aantekeningen die ik heb van de verschillende vragenstellers. De heer Xxxxxxxx, die heeft met name, denk ik, de opmerking dat – en ik kijk ook naar de code, de Limperg- code – we ‘openbaar accountant’ te breed definiëren. Ik wijs erop dat het begrip accountant nu in de GBR al net zo breed gedefinieerd is, namelijk ook met samenstellingsopdrachten
die leiden tot een samenstellingsverklaring. Dus waarom zouden we dat nu gaan aanpassen? Ik denk dat het een goede zaak is. De NOvAA onderschrijft dat ook. En ik denk dat we daaraan moeten vasthouden.
De xxxx Xxxxxxxxxx stelt een vraag over de titulatuur. Hele terechte vraag, denk ik, maar let wel: ‘we zijn bezig met een verandering op dit punt’. De term accountant had jaren lang, 30 jaar
in de GBR, een bepaalde betekenis. Een heel duidelijk omschreven, nauwe betekenis. Die terminologie
is van tafel. U heeft in het laatste artikel van het voorstel kunnen lezen dat de GBR zou worden ingetrokken. Wat krijgen we daarvoor in de plaats? We krijgen vier categorieën terug die perfect aansluiten op pluriformiteit.
Openbaar accountant, intern accountant, overheidsaccountant en ‘accountant in business’. Nou, kunt u zeggen: ‘‘accountant in business’ is eigenlijk geen accountant in de oude betekenis van het Nederlandse woord’. Daar heeft u helemaal gelijk in. Daar is overleg over geweest met FINAD. Wij zijn eerst met het voorstel gekomen
om daar ‘registeraccountant in business’ van te maken. Xxxxxx ook het internationale woordgebruik in deze sfeer is uiteindelijk gekozen voor de term ‘accountant in business’. Dat is de verklaring van deze zaak. Als de vergadering zou zeggen: ‘wij lezen toch liever ‘registeraccountant in business’’, dan denk ik dat we daar helemaal open voor staan, maar ik weet niet of FINAD daar hetzelfde over denkt. Xxxxxxx Xxxxxx heeft een groot aantal opmerkingen gemaakt waarvan ik er, denk ik, al een aantal heb ‘gecovered’ in mijn inleiding. Ik denk dat een groot aantal opmerkingen van xxxxxxx Xxxxxx zijn terug te voeren tot mijn opmerkingen over het ‘assurance framework’. Als je het ‘assurance framework’ van de IFAC en ISA’s op de juiste wijze interpreteert, en daar is
overigens, denk ik, nu al elke openbaar accountant toe gehouden, dan is er niets, maar dan ook niets nieuws onder de zon. En er is geen sprake van dat allerlei accountants via een, noem het maar slinkse, manoeuvre van C naar B1 zouden worden getrokken. Wat denkt u nou? Denkt u
nou echt dat we daar niet open en transparant over zouden zijn? Ik blader even verder. De heer Xxxxxxxxx is aan het woord geweest. Die heeft iets gezegd wat mij uit het hart gegrepen is: ‘deskundig en fatsoenlijk handelen is een kernwaarde van het beroep’. Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Hij heeft overigens ook gepleit voor een traject van herbezinning. U zult begrijpen dat ik het daar niet mee eens ben, omdat ik van mening ben dat
er een evenwichtige code ligt die gewoon goed in elkaar zit, die goed aansluit op het internationale en die een goede zaak is voor het Nederlandse beroep. Daarmee heb ik denk ik ook andere
vragen rond uitstel beantwoord. De heer Xxxxxxxx stelt dat de code goed aansluit. Ja, ik kan daar alleen maar van zeggen: daar ben ik het van harte mee eens. De heer Van de Luitgaarden pleit ook voor uitstel. Ik denk dat dit geen goede zaak is om te doen, om diverse redenen. Daar ligt een reden natuurlijk in de Wta, waar wij gehouden zijn langzamerhand, drie maanden na dato, tot regelgeving te komen voor de externe accountant.
Maar er ligt ook een reden in de zin van: ‘er ligt nu een goed, en via een zorgvuldig proces tot stand gekomen stuk’. Dus waarom zouden wij nu niet eens een keer beslissen op dat punt?
De heer Xx Xxxxx heeft gesproken en wijst met name op de regeldruk. Ik denk dat daar een
belangrijk punt ligt, wat ook uitgebreid van de week aan de orde is geweest in de NOvAAvergadering, de pendant van deze vergadering. En daar is heel duidelijk gezegd, en de handschoen
is ook letterlijk daar opgenomen door Xxxxx Xxxxxxxxx, om goed te kijken naar de regeldruk voor de kleinere accountantskantoren, en dan met name de samenstelpraktijk. Wij staan volledig achter de intentie om dat op korte termijn te gaan doen, om daar een zwaar gewicht aan te gaan geven, en om dat ook in de volgende ledenvergadering ter discussie te stellen.
Er is verder iemand naar voren gekomen waarvan ik de naam gemist heb, die beleggingsanalist is en die vroeg in welke categorie hij zit. Ik kan hem garanderen dat dit C is.
De heer Xxx Xxxx heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de definities. Ik heb daar al een verklaring van gegeven waarom die definities in bepaalde mate afwijken en dat ze zeker niet afwijken van het totale bouwwerk, zoals IFAC dat heeft. Ook voor het tuchtrecht geldt, denk ik, dat waar er nu een nieuw bouwwerk wordt neergezet, iedereen daaraan zal moeten wennen. Dat zal voor de praktijk zo zijn, dat je met die nieuwe regels, althans nieuw geformuleerde regels moet leren werken, dat je met verschillen die daarin zitten ten opzichte van de oude regels – en Xxx Xxxxx heeft in zijn inleiding er één genoemd: ‘het presenteren als accountant speelt geen rol meer’. Dat zijn allemaal zaken die natuurlijk in het tuchtrecht naar voren moeten komen.
Mij heeft gisteren nog een vraag bereikt waarvan ik heb toegezegd dat ik hem kort in de vergadering zou behandelen. Dat is een vraag van gemeentelijke accountantsdiensten, waar enige
zorg bestond of de bevoegdheden van die diensten om verklaringen af te geven, zouden veranderen in de nieuwe systematiek. Het is de bedoeling om een en ander te regelen in de nadere voorschriften die specifiek worden gemaakt voor onafhankelijkheid van overheidsaccountants.
Dat traject is nog bepaald niet gelopen. Er is een werkgroep mee bezig onder leiding van Xxxxxx
xxx Xxx. Daar vindt zeer goed en constructief overleg plaats. Zowel met alle betrokken overheidsaccountants, als met het NIVRA. En dat proces zal zorgvuldig worden afgewerkt en dan
uiteindelijk tot nadere voorschriften leiden.
Ik wil ten slotte toelichten wat de bestuursamendementen zijn op de VGC om een en ander scherp en duidelijk te hebben voor de vergadering en aangeven dat één amendement dat door leden is ingediend, ook door ons gesteund wordt. Daar moet ik een kleine correctie maken op de
toespraak van Xxx Xxxxx. Daar was ook enige onduidelijkheid over. Wij ondersteunen het amendement van de heer Xxxxxxxx over B3, zij het met één kleine kanttekening: ‘de heer Xxxxxxxx
heeft ook een amendement ingediend om sector C, dus de regelgeving zoals die onder C staat, te schrappen’. Dat ondersteunen wij niet. Dus we wijzigen het zo dat mensen die nu in de ontwerpverordening onder B3 zouden vallen, dat die onder C gaan vallen.
Wij hebben zelf een aantal amendementen ingediend, een tweetal met dank aan de opmerkingen van xxxxxxx Xxxxxx, opmerkingen in haar Rapport van Bedenkingen van drie weken geleden.
Ten aanzien van de Belastingdienst hebben wij na heroverweging en overleg met de Belastingdienst en met OVAC besloten om daar niet uit te gaan van de premisse dat er sprake is van een accountantsafdeling. Dat blijkt niet goed aan te sluiten op de praktijk binnen de Belastingdienst.
Het amendement wat ik net noemde is amendement 6 van uw stapel.
Amendement 9 is ook een bestuursamendement. Wij hebben op verzoek van het ministerie dit amendement ingediend. Het schept de mogelijkheid binnen SRA-kring om informatie te verstrekken aan de SRA, respectievelijk de AFM in het kader van het Wta-toezicht. Dat houdt verband
met het convenant wat gesloten is tussen de SRA en de AFM.
En ten slotte amendement 15 behelst het, ook naar aanleiding van een opmerking van xxxxxxx Xxxxxx, intrekken van artikel C320-7, wat een plus was ten opzichte van de Code of Ethics en
waar terecht een opmerking van haar kant over gemaakt is. Ook dat er geen reciproque verplichting vanuit de andere accountants, openbaar, intern en overheid, bestond. En dus hebben we
besloten om voor te stellen aan de vergadering, dat artikel te schrappen. Amendement 15 dus. Voorzitter, dat was het einde van mijn betoog.”
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxx en geeft het woord aan de heer Xxxxx.
“Alleen nog een paar kleine toevoegingen op wat Xxx heeft gezegd. Een van de opmerkingen was om enigszins te vertragen, dat was een ander woord dan verdagen, komt misschien wel op
hetzelfde neer, maar ik wil er toch de volgende kanttekening bij maken. Ik denk dat het maatschappelijk belang van ons vraagt dat wij niet vertragen en niet verdagen. Het bestuur vindt het
proces wat tot nu toe is gevoerd - dat heeft een aantal hobbeltjes gehad - buitengewoon zorgvuldig geweest. Ik wil dit dus zeker nu met u afwerken. Het is procedureel goed. Er is goed over nagedacht om het op de agenda te zetten en het in deze vorm op de agenda te krijgen. Ik wil er ook aan toevoegen dat, ook al lijkt het erop dat we heel veel afhankelijkheid hebben van andere partijen, het toont ook aan dat we zeer transparant willen zijn en alle partijen hun zegje laten doen. Ik denk, of wij vinden als bestuur dat we overigens alle moeite hebben gedaan om zoveel als mogelijk met IFAC in overeenstemming te zijn. En de opmerking van Xxx Xxxxxx dat wij zeker in een volgende bestuursvergadering terugkomen op… ‘hou het simpel’, daar wil ik graag nog eventjes onderstrepen dat dit zeker de bedoeling, de insteek van het bestuur is.
De voorzitter dankt de heer Xxxxx. De voorzitter merkt op:
“Ik wil dan in tweede instantie nog mensen het woord geven die de andere amendementen willen toelichten die ze zelf ingediend hebben, dan wel nog willen indienen. En overigens opmerkingen die er zijn als reflectie op de woorden die hier gezegd zijn. Ik wil u alleen verzoeken om
dat kort te houden en zal nu de vijf minutengrens toch strak proberen te hanteren.” De voorzitter geeft het woord aan de heer Xx Xxxxx.
“Dank u wel, voorzitter. Ik heb wat moeite met de beantwoording van de xxxx Xxxxxx in het bijzonder. Wij hebben in Nederland een hele degelijke accountantspraktijk. En daar werd goed werk geleverd. Wat is er vervolgens gebeurd. We zijn met regelgeving in de RAC-bundels in aanraking gekomen en zoals de heer Xxxxxxxx zei: ‘wat wij geïmporteerd hebben vanuit IFAC, was niet altijd datgene wat in overeenstemming was met het theoretisch hoog niveau’. Wij hebben dus ook, en dat staat ook in uw stukken ergens wel, mindere kwaliteit geïmporteerd in Nederland.
Wat is er vervolgens gebeurd. Wij hebben die regelgeving in richtlijnen gekregen. En
die richtlijnen, waaronder richtlijnen kwaliteitsbeheersing, worden nu gebruikt als argument om een strakke gedrags- en beroepscode neer te zetten. En dat lijkt me niet juist. We hadden het goed, we hadden bijvoorbeeld een goede controlepraktijk. We zijn overgoten met internationale regels. We zijn er vervolgens mee gaan toetsen. We hebben dus niet meer onze oude praktijk getoetst, nee, we hebben getoetst aan internationale normen. En dan wordt erbij gehaald RAC 930. Nou, als ik ooit een schandalig stuk heb gezien, is het RAC 930. Er staat zo weinig in, dat
het een schande is voor de Nederlandse beroepsbeoefening. Dus daar moeten we niet naar verwijzen.
We moeten het op kwaliteit houden. En de kwaliteit die was er, en die was hartstikke
goed en dat moeten we zo houden. Dus met minder regelgeving kan het ook heel goed. En vandaar dat ik ook bepleit: ‘kijkt u naar de code Limperg’.”
De voorzitter dankt de heer Xx Xxxxx en geeft het woord aan xxxxxxx Xxxxxx.
“Ja, ik heb een aantal opmerkingen. Ik zal het proberen zo snel mogelijk te doen. De VGC geeft grote problemen voor de Belastingdienst, om twee redenen.
A: er worden allerlei onzinnige regels opgelegd. Er zitten commercieel dienstverleners bijvoorbeeld waar het woord ‘klant’ domweg is vervangen voor werkgever; het is gewoon ridicuul. Het
is een ‘shame’ voor het Nederlandse beroep dat ze dit durven te publiceren. Dat probleem is niet opgelost. Tweede punt. Ook in hoofdstuk B2, geeft artikel B2.291 het NIVRA-bestuur carte blanche om eisen te stellen aan beleid, organisatie, inrichting van de Belastingdienst, er is overleg over gevoerd
met het ministerie. XXXXX zegt dat het is opgelost met het amendement 6, wat u net
kreeg voorgeschoteld. Dames en heren, ik kan u verzekeren, het probleem is allerminst opgelost, want de Belastingdienst is nog even goed een accountantsafdeling in de definities van de
VGC. Ik zal even wat zaken citeren. Accountantsafdeling wordt gedefinieerd als ‘een organisatorische eenheid binnen de overheid – ik sla even wat passages over – dus eenheid binnen de
overheid die bij derden bijzondere toetsende activiteiten verricht terzake van een door bijvoorbeeld derden af te leggen financiële verantwoording en daarover verslag uitbrengt aan de werkgever.
Kortom, de Belastingdienst is evengoed een werkgever, een accountantsafdeling, wat
betekent dat het NIVRA-bestuur technisch carte blanche heeft om vergaande eisen te stellen aan de Belastingdienst. Dit is misbruik van bevoegdheid, dit is niet opgelost. Het kan ook niet worden gerepareerd in de nadere voorschriften, want de nadere voorschriften hanteren per definitie
de definities die ook worden gehanteerd in het VGC. Dat voor wat betreft de Belastingdienst en het is in mijn persoonlijke mening zeer zwakzinnig onderdeel van de VGC. Dan voor wat betreft, ja, spijt me dat ik dat moet zeggen maar ik kan niet tot een andere conclusie komen. En dit
is een specifiek Nederlands ‘issue’. De Code of Ethics is goed werkbaar, is helder, transparant.
De VGC is dat allerminst. Nu het tweede punt. Dames en heren, de afgelopen twee jaar heb ik me gespecialiseerd. Ik heb er zelfs een opdracht gekregen van de NIVRA-directie om alle vertaalfouten uit de RAC te halen,
dus ik bedoel maar even. Dames en heren, de afgelopen twee jaar ben ik gespecialiseerd in ‘assurance services’ en in het ‘assurance framework’. U kunt mij op dit gebied beschouwen als een expert. Ik kan u ook verzekeren dat de uitleg die de xxxx Xxxxxx aan accountantskantoor geeft, in mijn ogen als expert volkomen bezijden de waarheid is. Maar ik meen dat ik ook een oplossing heb. Ik denk dat ik mogelijk het lek boven water heb, wat zoveel strijd in dit instituut levert. Dat is een kardinale denkfout die we maken met het begrip accountantskantoor. De VGC
gaat ervan uit, xxxxx je een ‘assurance-opdracht’ uitvoert of een aan ‘assurance’ verwante opdracht, ben je een accountantskantoor. En zodra je bij een accountantskantoor werkt, ben je
openbaar accountant. Dus dat betekent dat iedere RA die een ‘assurance-opdracht’ of een sa
menstellingopdracht, of overeengekomen specifieke werkzaamheden uitvoert, automatisch bij een accountantskantoor werkt, automatisch openbaar accountant is. Dat is die kronkelslag die erin is gekomen. Dames en heren, de oplossing moet zijn – en daar biedt de IFAC-regels alle ruimte voor – de oplossing moet zijn, en dan hebben we weer verstand in dit vak, is: je bent een
accountantskantoor zodra je je als accountantskantoor bekend maakt. En dan als je je als accountantskantoor bekend maakt, is het natuurlijk logisch dat je ook voor alle diensten binnen dat
kantoor onder de kwaliteitsregels valt. Ik hoop dat ik het zo duidelijk kan maken, maar in de VGC is het dus net omgekeerd, dus vanaf de andere kant geredeneerd, waarin het dus een veel te ruime uitleg heeft gekregen wat zoveel problemen veroorzaakt. En dit is volgens mij goed op te lossen, waarbij we weer gezond verstand in de VGC krijgen.”
De voorzitter merkt op dat er alweer vijf minuten voorbij zijn en verzoekt xxxxxxx Xxxxxx zich aan de tijd te houden.
Xxxxxxx Xxxxxx vervolgt.
“Ja, dat stel ik bijzonder op prijs, de heer Xxx Xxxxxxxxxxx. Dan over ‘assurance-opdrachten’. Dat is een pijnpunt in de VGC, net als overeengekomen specifieke werkzaamheden. De xxxx Xxxxxx zei net van: ‘ja, in het technisch commentaar op het ‘rapport van bedenkingen’, zijn we een beetje uitgeschoten’. Ik zeg u, dames en heren, hiermee is het eind zoek. Hiermee krijgen we volkomen willekeur. In dat intensieve gesprek wat de xxxx Xxxxxx en ik afgelopen vrijdag hadden, ik geloof dat de xxxx Xxxxxx een zeer ruime uitleg aan ‘assurance-opdrachten’ geeft. Ik ga ervan uit, meestal zijn het alleen opdrachten die uitmonden in een verklaring. De interpretatie van het NIVRA vooral is dat het ook opdrachten zijn die uitmonden in een rapport. Oké. Het kan alleen maar verklaring of rapport zijn, dus bijna alles kan je onder ‘assurance-opdrachten’ verstaan. Met de heer Xxxxxx heb ik er ook een discussie over gevoerd en NIVRA en NOvAA zijn werkelijk van mening, dat, zodra je een zekerheid toevoegt, je dan een ‘assurance-opdracht’ uitvoert. Ik wil u graag herinneren aan de problemen die we allemaal hebben gehad met 920,
met de specifiek Nederlandse interpretatie daarvan over het begrip zekerheid. En ik zeg u, mensen, dit wordt een bloedbad en dit wordt willekeur en dit wordt rechtsonzekerheid en dit moet u
niet willen als verstandige, slimme, aardige mensen, voor wie we toch allemaal een goede, fatsoenlijke code willen maken. Bedankt.”
De voorzitter dankt xxxxxxx Xxxxxx. Xxxxxxx Xxxxxx vervolgt.
“En dezelfde problemen spelen dus met overeengekomen specifieke werkzaamheden. En dan
wil ik u vragen, ik weet dat ik een beetje verkouden ben, maar ik vraag u voor uw gezonde verstand en ik wil met klem ontkrachten dat de VGC zorgvuldig is, dat het resultaat zorgvuldig is.
Laat het zorgvuldig tot stand zijn gekomen, laat er duizenden commissies en tienduizenden specialisten naar hebben gekeken. Maar het resultaat, het eindresultaat telt. En dat eindresultaat is
broddelwerk. En u zet zichzelf volkomen voor schut als u deze code de wereld in laat gaan. Goed, dit is mijn bescheiden, persoonlijke mening. Dank u wel.”
De voorzitter dankt andermaal xxxxxxx Xxxxxx en geeft het woord vervolgens aan een mevrouw uit de zaal (naam niet verstaanbaar).
“Ik was tot voor kort openbaar accountant en ja, dat is makkelijk, dan weet ik waar ik terecht kom. En ik ben het eigenlijk een beetje zoek. Ik weet niet meer waar ik terecht kom en uit de opstelling kan ik dit niet opmaken, en eigenlijk ook uit het hele stuk niet, waar ik wel terecht kom. En het gevoel komt nu op mij over, de manier waarop u dit doet, dat het, ja, dat we dit maar gewoon moeten accepteren en dat we het moeten aannemen, en dat ik dan daarna wel ga horen waar ik ongeveer terecht moet gaan komen. Want dat is het gevoel dat bij mij heerst, komt een beetje over als, ja, wat we nog niet zo lang geleden hebben gehad in de politiek en dat heette de Europese Grondwet. Nou, u weet hoe dat is afgelopen. En laat dat niet op die manier gaan, maar leg het gewoon goed uit. En ja, neem gewoon de tijd ervoor. Mijn dank.”
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Een korte reflectie op de toelichting die zojuist was gegeven door collega Xxxxxx, op slechts een paar punten en ik ben heel kort. Het is een kleinigheid, maar ik wou het toch gezegd hebben: ‘accountants in business’ is niet de internationale term. De internationale term is ‘professional accountants in business’, en ‘professional accountant’ is gedefinieerd als degene die lid is
van een beroepsorganisatie, in ons geval een registeraccountant. De juiste vertaling is dus ‘registeraccountant
in business’. Ik hecht daar toch wel een beetje aan, omdat het woord accountant steeds vermeden is, omdat dat nou juist een beroep is en we hebben het over de hele beroepsgroep die pluriform is.
Een tweede korte kanttekening bij het woord ‘firm’. Het ‘firm’ in de Code of Ethics is juist heel
breed gedefinieerd, maar in nadere richtlijnen is dat nauwer gemaakt. In ISQC1, de kwaliteitsstandaard,
de ‘standard in quality control’ is de titel ‘Quality control for firms that perform audits and reviews of historical financial information and other assurance and related services engagements’. Waarom die lange titel? Omdat het beperkt is tot het werkterrein zoals collega Xxxxxx aangaf. Maar in de Code of Ethics is dat veel breder neergezet. En dat brengt mij tot mijn hoofdpunt. Ik heb grote sympathie voor de waarschuwing van Xxxxxx Xxxxxx dat we moeten uitkijken dat je met het aanvaarden van de VGC niet ineens (in) allerlei regelgeving terechtkomt
die eigenlijk niet bedoeld is voor degenen die in zo’n brede groep worden geplaatst. Dat is de bedoeling niet geweest van de IFAC en dat zou natuurlijk ook niet de bedoeling van het NIVRA moeten zijn. Wij moeten dus voorzichtig zijn met het koppelen van de nadere voorschriften die op dit ogenblik al bestaan, aan de VGC. Dat moet opnieuw bekeken worden, want die richtlijnen zijn dan veel meer toegespitst op dat kleine gebied. En dat zou de sleutel kunnen zijn naar de terechte kanttekeningen die Xxxxxx Xxxxxx maakte. Kijk uit, dat je niet ineens allemaal regelgeving over je heen krijgt wat helemaal niet bedoeld is. Want in de brede Code of Ethics maakt het niet zoveel uit in welke rubriek je zit, want het zijn slechts voorbeelden of handleidingen wat je moet doen in de praktijk wanneer je dat tegenkomt. En er is een clustering gemaakt in twee, omdat ze zeggen: ‘ja, dat is heel duidelijk dat die voorbeelden gewoon dan niet van toepassing zijn’. Maar dat is een grove indeling. En nogmaals, kijk uit bij die nadere voorschriften.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en geeft het woord aan mevrouw Xxxxxx.
“Ik heb veel respect en ik heb met veel respect geluisterd naar wat iedereen heeft gezegd over de VGC, over de totstandkoming. Maar ik moet toch eigenlijk ook wel zeggen dat ik daar met enige verbazing naar heb geluisterd. Dus ik denk: ‘Ja het is nu toch wel even tijd voor mij om die verbazing te uiten’. En dat spitst zich met name toe eigenlijk op xxxxxxx Xxxxxx, voor wie ik echt heel veel respect heb, we hebben ook samen cursussen gegeven en dat doen wij ook met veel plezier samen. Omdat xxxxxxx Xxxxxx zegt: ‘ik ben expert in ‘assurance services’ en in
het ‘framework’’. En ik denk even, dan kijk ik naar de VGC, daar hebben we nu in deel B eigenlijk een hele heldere indeling gemaakt. Daar valt iedereen onder die werkzaamheden verricht
welke vallen in het brede kader van ‘assurance-werkzaamheden’. ‘Assurance-werkzaamheden’ en ‘related services’. En xxxxxxx Xxxxxx meent, en dat zegt ze ook eigenlijk letterlijk in haar
X-code, ‘assurance-werkzaamheden’, daar hebben we het eigenlijk over accountantsverklaringen, beoordelingsverklaringen en onderzoeksverklaringen. Dan denk ik: ‘iedereen die hier het ‘assurance framework’ kent, iedereen die hier de richtlijnenbundel op openslaat, komt tot de conclusie dat dat een niet juiste definitie is’. Dat wil ik toch eigenlijk even hebben aangetekend. Een onderzoeksverklaring ken ik eigenlijk helemaal niet, die term, die heb ik ook nog helemaal nooit gehoord, die kan ik waarschijnlijk ook niet vinden. Dus dat is denk ik toch een misvatting en ik denk: die misvatting wil ik rechtgezet hebben, want we hebben de indeling gemaakt in
deel B en dan ben ik het helemaal eens met mijn collega Xxxxxxxx als die zegt dat deel B slechts voorbeelden bevat voor iedere collega-accountant, waar we hier spreken over registeraccountant, die dat soort type werkzaamheden uitvoert. En het gaat dan om het bedrijfsmatig uitvoeren
van dat soort type werkzaamheden, dan vind je in die code daar voorbeelden over. Voorbeelden van hoe ga je om met een klantacceptatie. Als er een ‘conflict of interest’ is, hoe ga je daarmee
om? En daar worden voorbeelden gegeven, voorbeelden van wat zijn er voor ethische bedreigingen?
Wat zijn er voor bedreigingen van beginselen? Hoe los ik dit op? Dat gebeurt ook in
deel C, de ‘accountant in business’, waar ook heel veel over gezegd is, waar ook met voorbeel
den wordt gewerkt. Hoe ga je met die voorbeelden om, specifiek toegespitst op de werkzaamheden van die groep. En hoe ga je dan met die situaties om als je bedreigingen voor je ethische beginselen tegenkomt? En dat alles is opgehangen aan het deel A en daar hoor ik zo weinig
over. Dat deel A, waarin eigenlijk die belangrijkste beginselen staan, daar hebben we het vanmiddag over. Dat die nu helder zijn geformuleerd in een nieuwe gedragscode, en ik denk heel
xxxxxx naar het maatschappelijk verkeer toe. Daar vraagt het maatschappelijk verkeer ook om. Dat staat ook in de eerste paragraaf verwoord, zoals daarnet ook door Xxx Xxxxx is gezegd. En ik denk: ‘dat zijn de dingen waar we hiervoor moeten kiezen’. Voor dat stuk kwaliteit wat dan in
lijn is met een internationaal stuk regelgeving, wat ook in vele andere landen zo wordt geïmplementeerd en wat de beginselen zijn die ons beroep, denk ik, eigen zouden moeten zijn. Waar
we met zijn allen voor zouden moeten willen kiezen. En dan moeten we hier niet eigenlijk de
hele middag discussiëren over groepen, over pluriformiteit, alsof we niet één groep registeraccountants zijn, die kiezen voor die beginselen. Nou, ik zou nog wel iets langer kunnen zeggen;
de vijf minuten zijn misschien vol, misschien zeg ik zo even nog iets. De voorzitter geeft de heer Van de Luitgaarden het woord.
“Ik wil een hele korte opmerking maken. Dat pluriformiteit, dat is toch altijd wel grappig dat het vooral openbaar accountants zijn die gaan definiëren wat de ‘accountant in business’ is. Daar heb ik toch wel moeite mee. Pluriformiteit wil zeggen dat de groepen dat toch ook vooral zelf moeten kunnen beïnvloeden. En het gaat er niet om dat de ene groep wel, of de andere groep niet onder die hoge ethische regels wil vallen. Daar hebben we allemaal geen moeite mee. Maar nu wordt het grensgebied tussen openbaar accountants en ‘accountants in business’ bepaald door het gebied waarop de openbaar accountants vooral werkzaam zijn. En dat is naast de pure
‘assurance’ ook steeds weer in de adviessfeer. En dan gaan we, als we daar ineens mee concluderen, daarmee krijgen we ineens een probleem. En dat kan volgens mij niet.”
De voorzitter dankt de heer Van de Luitgaarden en geeft het woord aan de heer Xxxx.
“Dank u. Bij de leden van de paritaire commissie die de VGC hebben voorbereid, is ergens een hele grote blinde vlek ontstaan. En die blinde vlek, dat kunnen wij niet uitleggen. Het heeft een jaar pressie gekost om B3 weer naar C te krijgen en dat ging er alsmaar niet in. Ergens zit er in
het bestuur of in de paritaire commissie het idee: ‘we willen zoveel mogelijk openbare accountants creëren’. En die blinde vlek krijgen we er maar niet uit. Want als, wat u zegt waar is, dan is
het toch heel simpel. Pas de definitie van ‘assurance’ gewoon aan in de richting zoals Xxxxxx en de heer Xxxxxxxx voorstellen, en het probleem is voor een groot deel over. Ik begrijp echt niet, mevrouw Xxxxxx, dat u zelf niet op die simpele gedachte bent gekomen. Honderden leden hebben u dat voorgehouden. Het is zo elementair. Pas de definitie aan zoals het altijd was. Waarom
moet het openbaar beroep zo verbreed worden? Dat heeft geen enkele zin. Niemand weet meer waar die staat. Xxxxxx houdt u daar zo aan vast? Zit daar soms een diepere betekenis achter? Moet de contributie omhoog? …
De voorzitter verzoekt de heer Xxxx om algemeen in de vergadering te spreken en niet persoonlijk tegen mevrouw Xxxxxx.
Mevrouw Xxxxxx neemt het woord.
“Tegen mij, of wellicht tegen het bestuur, dat is me niet helemaal helder. Maar ik denk dat ik niet gezegd heb dat ik de groep accountants wil uitbreiden. Ik denk dat ik alleen wil zeggen dat
we de Code of Ethics hebben ingevoerd, een Code of Ethics die een openbaar accountant inderdaad iets breder definieert dan wat u gewend bent in de huidige GBR. Dat is, denk ik, wat eigenlijk
het bestuur ook vanmiddag heeft uitgelegd en toegelicht.”
De voorzitter dankt mevrouw Xxxxxx en geeft de heer Xxx Xxx het woord.
“Zojuist is nog aan de orde geweest de positie van de accountants werkzaam bij de Belastingdienst.
De xxxx Xxxxxx heeft bij zijn toelichting op de amendementen al aangegeven dat er een
goede oplossing is gevonden waardoor accountants, werkzaam bij de Belastingdienst, niet geacht worden werkzaam te zijn binnen een accountantsafdeling. Dat amendement is volledig,
heeft volledige de steun van het Overlegorgaan Overheidsaccountants, sterker nog, is in samenwerking met het Overlegorgaan Overheidsaccountants tot stand gekomen. En dat overlegorgaan
representeert ook de 500 registeraccountants, werkzaam bij de Belastingdienst. Kortom, er is wat dat betreft geen angst dat het NIVRA de Belastingdienst allerlei regels gaat opleggen. Die angst is volledig ongegrond.”
De voorzitter dankt de heer Xxx Xxx en geeft het woord aan xxxxxxx Xxxxxx.
“We moeten toch gewoon uitgaan van de definities en we kunnen toch niet zeggen van: ja, het staat hier wel zo, het staat hier letterlijk zo, maar toevallig gaan we dat hier zus uitleggen, en hier zo. Mensen, wordt toch wakker, dit geeft enorme rechtsonzekerheid, dit geeft willekeur, dit is, dit is accountants onwaardig.”
De voorzitter dankt xxxxxxx Xxxxxx en geeft de heer Xxxxxxxx het woord.
“Ja, voorzitter, ik kom aan de orde toe. U stelde daarnet voor dat degene die amendementen hadden ingediend, die even achter elkaar zouden kunnen toelichten. Dat vind ik niet handig. Ik vind dat we moeten stemmen over amendementen, of liever toelichten, stemmen, volgende amendement. Want als ik acht of negen verhalen moet houden, dan weet niemand aan het begin
meer waar aan het, als we opnieuw gaan stemmen, waar ik het over gehad heb. Dat is geen ordelijke behandeling. Ik denk overigens dat we alleen maar over de amendementen moeten
stemmen en dan tenslotte, want we hoeven niet per artikel te stemmen als er geen amendementen op zijn, dan is het verder geen probleem. Het zou anders nog onmogelijk zijn, want we hebben een onmogelijk aantal artikelen.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en geeft het woord aan de heer Van der Zon.
“Ik spreek namens de gemeentelijke accountantsdiensten. Ik heb goed geluisterd naar wat Xxx Xxxxxx gezegd heeft, en ik vind het fantastisch dat hij onze zorg deelt. Maar daarmee komt het bestuur nog niet weg. Ik zou graag klip en klaar willen horen of de positie van de gemeentelijke accountantsdiensten zoals die nu bestaat, onder nieuwe regelgeving wordt gehandhaafd, ja of nee. We gaan eraan werken, en dat soort antwoorden, we zijn hier een jaar over bezig met elkaar, dat moet nu toch wel een keer klip en klaar worden. Dus ja of nee graag. Dan kan ik daarna
mijn positie bepalen. Ik zeg daarbij, als het ‘nee’ is, dan wordt er in strijd gehandeld met de Gemeentewet, dus dan moet ik een dienstreisje maken naar de xxxx Xxxxxx om het besluit bij te laten stellen.”
De voorzitter geeft het woord aan de xxxx Xxxxxxxxxx.
“Ik heb van de xxxx Xxxxxx gehoord dat juist de verandering aan de orde is. Dat wist ik, daar
maak ik me juist zorgen over. Want waarom word ik nu accountant, en niet alleen registeraccountant?
Maar waarom word ik nu accountant? Volgens de regeling, als ik het goed gelezen
heb, omdat ik gebruikmaak van mijn accountantsdeskundigheid. Ik ben ‘register valuator’, dus ik waardeer en dat is bij uitstek een bedrijfseconomische activiteit. Dus ik maak gebruik van
bedrijfseconomie. Inderdaad staat er bij de voorbeelden van wat is nu accountantsdeskundigheid?
Daar staat bij, dat is bedrijfseconomie. Ik heb de xxxx Xxxxxx toen gezegd, aan de telefoon een keer, ja, ik hoop ook dat accountants wel wat van bedrijfseconomie weten. Sinds 1973
probeer ik daar een bijdrage aan te leveren bij het NIVRA. Maar ik heb ook in die jaren na 1973 meegemaakt dat eerst bedrijfseconomie van hoofdvak in de opleiding werd gedegradeerd naar basisvak. Ik heb ook vastgesteld dat de ‘commissie Bedrijfseconomie’ van het bestuur aanvankelijk is geschorst en nooit meer is teruggekomen. Kortom, het bestuur doet het zonder een
‘commissie Economie’. En ik stel ook vast dat in het recente verleden in VERA de ‘stuurgroep Economie’ wordt gemarginaliseerd. Kortom, wat ik zie is dat bedrijfseconomie meer en meer
uit de sfeer van accountancy verdwijnt. Dat was destijds voor Xxx xxx xx Xxxx, toen de registercontrollersopleiding in Maastricht startte, aanleiding om te zeggen: ‘wij duiken in het gat dat in
accountancy is gevallen’. Ik zou vrijwel hetzelfde kunnen zeggen voor ‘valuation’. Wij zijn gedoken in het gat dat in accountancy is gevallen, of wat accountants hebben laten vallen. Het is
frappant, als het om kwaliteit gaat, dat ik nu wordt teruggehaald op dat gevallen gat in een deskundigheid die er niet meer voldoende is, in het algemeen sprekend voor de beroepsgroep, om
dan te zeggen: ja Xxxxx, dat is nou echt accountantsdeskundigheid en daarom ben je accountant. Dat is de omgekeerde wereld. … Waarbij ik tegen mijn opdrachtgevers toch vaak moet zeggen:
ja, ik ben geen accountant, ik ben een ‘valuator’. Dat is de historie van accountant en bedrijfseconomie.
Een tweede dingetje in dit opzicht. … De term accountant – heb ik altijd geleerd – heeft iets te maken met ‘account’. En ‘account’ in dat vak van accountancy is denk ik altijd geweest: ‘rekening’.
Dus grootboekrekening zal dat wel zijn. En ‘accountability’ heeft iets te maken met verantwoordelijkheid en rekenschap. Xxxxxx, als ik het heb over accountant, dan denk ik dat dit
vak gezocht moet worden in rekenschap en rekening. En dat zie ik in mijn bezigheden niet terug. Xxxxxx, ondanks de besluitvorming die dreigt bij het NIVRA, houd ik vol dat ik geen accountant ben. Ik ben lid van het NIVRA omdat ik ben ingeschreven in dat register en ik heb wel
eens geschreven dat ik daarmee mij alumnus voel van het NIVRA. Meer niet.”
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxxxxxx en geeft het woord aan een volgende spreker (naam niet duidelijk verstaanbaar) uit Tilburg.
“Ik, toen ik hier naartoe kwam wist ik eigenlijk niet wat ik moest besluiten. Ik ben heel erg blij dat ik hier naartoe ben gekomen, want ik heb zeer scherpe meningen gehoord van zeer deskundige mensen. Dat laat maar weer zien dat wij gewoon deskundige mensen zijn. Daar mogen we
trots op zijn en dat zijn we gewoon ook. Wat ik wil aangeven is het volgende. Volgens mij gaat
in Nederland de trein uit de rails rijden. Als we goed kijken waarom we hier naartoe zijn gekomen, dan liggen de grondslagen eigenlijk in de hebzucht en in de ontwikkelingen die in het buitenland verregaande consequenties hebben gehad en uiteindelijk ook in ons land een paar gevallen
zich hebben voorgedaan. En toen hebben we ons bedacht: ‘we moeten de regels strenger gaan maken’. Het is al eerder aan de orde geweest dat het niet aan de regels ligt, maar dat het
meer aan de uitoefening van de personen en de kantoren ligt. Als ik goed luister, dan hoor ik dat zowel IFAC, als de huidige VGC, nog steeds niet helder zijn om eenduidig door alle leden die hier aanwezig te zijn begrepen te worden. Ik hoor uitspreken: ik ben dat, ik ben dit, ik ben zo, ik ben zus. Met andere woorden: het is op dit moment niet helder voor mij, het is op dit moment niet helder voor een heleboel mensen hier. Een paar hebben zich durven aan te geven: ik weet
niet tot welke categorie ik hoor. Ik accepteer de woorden vanuit alle hoeken, vanuit de deskundigheid van xxxxxxx Xxxxxx, vanuit de deskundigheid van de heer Xxxxxxxx, vanuit de deskundigheid
van de heer Spil. Excuseer me, ik heb alle namen niet bijgehouden. Ik ervaar ook de
woorden van Xxx Xxxxxx dat hij menens zegt: jij bent die categorie, jij bent die categorie. Maar helaas moeten we één ding helder stellen, wij worden gekwalificeerd op basis van de term. En als die termen niet eenduidig en helder zijn, dan moet we, kunnen we dagen en uren discussiëren met elkaar, maar dan komen we gewoon geen centimeter verder. Dus als je aan mij vraagt
wat ik ga doen, ik heb dus nu een besluit genomen om tegen te stemmen. Dank je wel.”
De voorzitter geeft het woord aan de xxxx Xxxxxx in laatste instantie om wat vragen te beantwoorden. De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Want ik herinner er wel aan dat er ook nog een motie ligt.”
De voorzitter merkt op dat genoteerd te hebben. De voorzitter geeft het woord aan de xxxx Xxxxxx. “Door twee sprekers is gevraagd: ‘tot welke categorie behoor ik nu?’. Beide sprekers hebben
niet aangegeven wat hun activiteiten zijn en dat is in de nieuwe VGC maatgevend voor waar je in het schema thuis hoort. Zoals ik heb aangegeven daarstraks met de waterscheiding: ‘als je je bezighoudt met ‘assurance-werkzaamheden’ of aan ‘assurance’ verwante werkzaamheden, dan en alleen dan kwalificeer je als openbaar accountant. Intern of overheidsaccountant, dat kan ook. Xxxxxx dan ben je ‘accountant in business’. Over de term is het nodige gezegd. Daar heb ik in eerste instantie al van gezegd dat de term ‘accountant in business’ op die manier met FINAD is afgestemd. Maar ik denk niet dat er één probleem is als nog iemand zegt van: ‘dat zien wij anders, wij hebben toch liever een andere term’. Ik ga dan even de rij van sprekers langs.
Er is door de heer Xx Xxxxx nog een keer gewezen op de regeldruk. Ik denk dat daar primair het punt ligt dat die regeldruk zit niet in de gedragscode waar u vandaag over stemt. Die opmerkingen over de regeldruk die houden over het algemeen verband met nadere voorschriften, met
nadere regelingen zeg maar, zoals de Nadere voorschriften kantoren. Dat geheel was onderwerp
van de commissie Xxxxxxxxx. En zoals ik al zei, daar komen wij in de junivergadering, juniledenvergadering uitgebreid op terug, met alle overwegingen die door de commissie Xxxxxxxxx
xxxxx zijn gewijd en met voorstellen in dat verband.
Xxxxxxx Xxxxxx heeft betoogd hoe zij het accountantskantoor ziet. Ik ben daar net al op ingegaan. Dat is heel nauw omgeschreven, dat is heel duidelijk omschreven in het ‘assurance framework’.
Dit is denk ik niet voor meerdere uitleg vatbaar. Er is in principe ook geen wijziging
ten opzichte van datgene wat nu geldt en wat al jaren geldt. Daar is de VGC dus niet nieuw.
De heer Xxxxxxxx heeft nog een opmerking gemaakt over de koppeling naar de nadere voorschriften.
Dat is inderdaad, denk ik, een heel wezenlijk punt waar we ook in het ontwerp van het
hele nieuwe bouwwerk heel goed rekening mee hebben gehouden. Hoe kan je precies koppelingen leggen tussen de gedragscode en bepaalde nadere voorschriften? Dat heeft in het ‘due process’ wat steeds bij nadere voorschriften plaatsvindt, bestaande uit consultatie van leden, gemotiveerde afwerking van commentaren en dergelijke, steeds de aandacht.
De heer Van de Luitgaarden heeft opgemerkt dat het grensgebied wordt bepaald door waar openbare accountants werkzaam zijn. Ja, dat is in zekere zin zo. Als je zegt van: ‘voor ‘assurance- werkzaamheden’ en aan ‘assurance’ verwante werkzaamheden heb je extra standaarden nodig,
en dat is gewoon de internationale lijn die al jaren geldt, dan kun je dat zo zeggen’.
Ten aanzien van de GAD’s. Daar was een tweede opmerking. Ik heb nadrukkelijk bedoeld in eerste instantie de toezegging te doen dat qua bevoegdheden van gemeentelijke accountantsdienst er geen wijziging komt ten opzichte van de tot nu toe gangbare situatie.
De xxxx Xxxxxxxxxx heeft nog een keer gesproken over de term accountant. In de nieuwe regelgeving valt hij met zijn werkzaamheden, zoals hij dat aanduidt als ‘registervaluator’, onder de
regels voor ‘accountant in business’. Daar kan geen misverstand over bestaan.
Ten slotte is een opmerking gemaakt dat de trein uit de rails zou raken. Ik wil dan nog een keer wijzen op het belang van de basisprincipes, dat is ook vanuit de zaal betoogd, de basisprincipes die in deel A staan. Daar is overigens weinig over gediscussieerd vandaag. Daar zijn we het dus blijkbaar allemaal over eens. Ik ben daar op zich natuurlijk heel blij mee, want daar ligt denk ik de kern van de code. De kern van de code ligt niet in de specifieke toepassingsregels die in X0, X0 en C staan.
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxx en wil de discussie afronden. De heer Xxx Xxxx neemt het woord.
Nog één korte verklarende vraag stellen. Ik begrijp uit het verhaal van de xxxx Xxxxxx dat hij
een uitnodiging doet om met het FINAD-bestuur in overleg te treden over de definitie van ‘professional accountants in business’. Heb ik dat goed begrepen?
De xxxx Xxxxxx antwoord altijd open te staan voor elk overleg. De voorzitter neemt het woord.
“Ik wil de discussie hier dan afsluiten, geachte leden. Ik denk dat er een proces is geweest de afgelopen maanden van veel denkwerk, veel praten, veel luisteren, veel schrijven. Ik weet ook, ik ben er nauw bij betrokken geweest, dat we bewogen hebben als NIVRA. We hebben een aantal bestuursvergaderingen gehad waarin we zeiden: B3, is dat een aparte categorie of niet, of moeten we het terugnemen? We hebben zo een aantal zaken teruggenomen. We hebben ook nagedacht over de regelgeving voor kleine kantoren en gedacht: ‘we moeten daar meewerken
aan een commissie’. We moeten daar echt aandacht aan besteden. En ik voel dat er veel aanwezigen zijn van juist die kleine praktijk die zeggen: ‘denk aan onze belangen’. Ik verzeker u:
‘daar wordt aan gedacht’. Het is niet een farce, we zijn daarmee bezig. En u hoort dat, Xxx zei dat al, maar ik wil dat graag als voorzitter onderschrijven, ook in een volgende ledenvergadering behandelen die in juni gepland is. Wat betreft het motieverzoek van de xxxx Xxxxxxx, heb ik de
gedachte niet nu over een motie te stemmen, maar gewoon over de code te stemmen. En dat getuigt van de overtuiging van het bestuur dat we een goede VGC neergelegd hebben, dat we goede amendementen in stemming kunnen brengen, een viertal door het bestuur ondersteund, en
dat we daarmee ook de verordening kunnen afronden. Is het zo dat we daar dan niet tot een afronding komen en is het zo dat de code onverhoopt zou worden afgestemd, dan hebben we hetzelfde
als dat we nog over een motie stemmen. Namelijk een impasse waar we moeten proberen
uit te komen om tot andere regelgeving te komen. Xxxxxxx ook dat ik de vergadering voorstel om nu per amendement de stemming te doen.
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Ik doe nog één keer een dramatische oproep aan het bestuur, en dat is een herhaling van zetten
in 1998. Ik zag net nog collega Xxxxxxxx hier ook in de zaal zitten, die moet zich dat nog herinneren, dat één van de collega’s op hem een beroep deed van: ‘stel dat nou uit, want wat hebben
we eraan om het tot stemming te laten komen als het afgestemd wordt’. Dat schiet niet op. U schiet er niet mee op, wij schieten er niet mee op. We staan absoluut te kijk in het land. Ik doe een absolute dramatische oproep op u om deze motie in elk geval in stemming te brengen, daar is ook helemaal niks op tegen. En daarna uw ‘mind’ op te maken.”
De heer Xxxx neemt het woord.
“Nu het op stemmen aankomt, stel ik vast dat de batterij van mijn stemapparaatje het heeft begeven.
Dat leidt wat mij betreft tot twee punten. Ik verzoek in staat gesteld te worden om wel te kunnen stemmen en ten tweede lijkt het me niet overbodig om nog één keer zoals in het begin
van de vergadering te testen of iedereen daadwerkelijk in staat is om zijn stem zo uit te brengen.” De voorzitter merkt op dat hem dat een goede zaak lijkt. De voorzitter merkt op dat de stemkastjes allemaal uit zijn, en nu bij niemand het doen. De kastjes moeten ingeschakeld worden.
Vanuit de zaal (naam niet bekend) wordt gevraagd of er nu eerst over de motie gestemd gaat worden.
De voorzitter antwoordt.
“Ik denk dat nu wordt gestemd over de amendementen en ik denk dat er niet over de motie gestemd wordt. Ik heb dat daarnet al duidelijk gemaakt.”
Uit de zaal wordt opgemerkt (naam niet genoemd) dat bij acclamatie aangenomen is om dat wel te doen. De voorzitter wordt vervolgens opnieuw verzocht de motie in stemming te brengen.
De heer Xxxx neemt het woord.
“Voorzitter, het is niet zo dat het kastje wel of niet aanstaat, de batterij van dit apparaat is leeg. Ik kan aan de anderen zien dat de batterij het wel goed doet, bij deze niet.”
De voorzitter merkt op dit te proberen te herstellen.
“We proberen in ieder geval of de stemkastjes het doen, laten we dat wel eerst even oefenen,
dan weten we in ieder geval of we misschien een pauze moeten inlassen om iets anders te regelen. Ik zie nu dat mijn lichtjes branden.”
Vanuit de zaal (naam niet genoemd) wordt gevraagd of de voorzitter voorstelt om eerst over alle amendementen te stemmen, dat zijn er vijftien.
De voorzitter bevestigt dat er eerst over alle amendementen gaat worden gestemd. Vanuit de zaal (naam niet genoemd) wordt het volgende opgemerkt.
“U stelt voor om eerst over alle amendementen te stemmen, dat zijn er veertien of vijftien. En daarna over de code. Het lijkt mij veel efficiënter om dat in ieder geval om te draaien, als we de code in algemene zin kunnen accepteren, als dat zo is…”
De voorzitter geeft het woord aan de notaris.
“Artikel 12 Regelen ter uitvoering van de verordening op de ledenvergadering. Indien amendementen zijn voorgesteld, wordt eerst gestemd over die amendementen. Heeft meer dan één
amendement betrekking op hetzelfde onderdeel of anders het onderwerp, dan wordt eerst gestemd over het amendement met de verste strekking. En dan is er de eventuele artikelsgewijze stemming, waarvan u heeft gezegd dat dit niet door zal gaan, dan wordt een eindstemming over het ontwerp in zijn geheel gehouden.”
De voorzitter merkt op dat dan nu gestemd kan worden over amendement 1. Vanuit de zaal vraagt iemand het woord (naam niet genoemd).
“Volgens mij, ik ken de vergaderorde niet, maar punt van de orde, een motie wordt ingediend en naar mijn idee kunt u die niet naast u neerleggen. U kunt hem ook niet verdagen. U kunt alleen maar zeggen: ja, ik voer hem uit, nee, ik voer hem niet uit. In het laatste geval bent u, denk ik, demissionair.”
De voorzitter geeft het woord aan de notaris
“Ja, dat is natuurlijk een onderwerp wat u in uw praktijk en uw regelgeving niet geregeld heeft. Dus dan wordt het moeilijk. Ik probeer aansluiting te vinden bij het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, maar voor wat het is. Dat maakt onderscheid tussen het behandelen van moties, dus de eerste vraag: moet er behandeling van de motie plaatsvinden? Daarvan zegt het reglement: ‘de behandeling van moties vindt plaats tegelijk met een beraadslaging over het in behandeling zijnde onderwerp, tenzij de Kamer besluit haar later te doen geschieden’. Dus de Kamer,
dat is hier de ledenvergadering. Dus de vraag die aan de orde is, is eerst of de motie nog behandeld moet worden ja dan nee. Of dat u tot de conclusie komt dat de motie voldoende behandeld
is.
Het tweede is dan de stemming over de motie. Daarvan schrijft het Reglement van Orde, nogmaals voor zover dat kracht heeft: ‘de stemming over moties kan worden aangehouden’. En dan
wordt er geregeld wat er gebeurt als dat niet heeft plaatsgevonden, wanneer die dan wel moet plaatsvinden.
En ten slotte wordt er gezegd dat de Kamer kan anders besluiten. Dus de vraag is hoe je met deze regel omgaat. De stemming over motie kan worden aangehouden. En dan is de vraag of het in een goede vergaderorde juist is om eerst over de motie te stemmen en dan over het onderwerp wat aan de orde is, of dat u eerst het onderwerp wat aan de orde is, in stemming brengt, afhandelt en vervolgens de motie in stemming brengt. Dus nogmaals, u moet onderscheid maken:
eerst tussen de vraag behandelen, is behandeling nodig en vervolgens: wanneer gaat u stemmen, voor of na de behandeling van de hoofdzaak?”
De voorzitter vraagt de medebestuursleden achter de tafel naar hun mening en geeft vervolgens de xxxx Xxxxxx het woord.
“Als gewezen gemeenteraadslid weet ik iets over moties en amendementen en dat soort zaken. Het aanhouden van een motie, dat is niet een zaak voor het bestuur, het college, maar is een zaak van de vergadering als zodanig. Het indienen van een motie is altijd een zaak van leden
van de vergadering, en niet van het bestuur. De volgorde waarin een motie behandeld zou moeten worden, dat zou uit het reglement van orde moeten blijken, maar het blijkt dat we dat niet hebben. Dus dat is even wat dan de meest praktische weg is. Maar het lijkt mij enigszins onzinnig om de motie na alle amendementen en na het al dan niet gewijzigde voorstel nog te behandelen.” De heer Xxxxxxxxx krijgt het woord.
“De motie gaat over de orde van de vergadering. En punten van orde gaan voor overige punten. Dat is gewoon normale vergadertechniek. Dus u behoort de motie eerst in stemming te brengen. En dat is ook logisch, want die behelzen alle andere punten.”
De voorzitter besluit de motie in stemming te brengen.
“De motie houdt in dat we dus nu de VGC uitstellen en ik moet u zeggen dat we dat als volledig bestuur ontraden en echt willen stemmen over de VGC en de VGC door willen voeren. Ik denk ook eerlijk gezegd zonder daar nog weer een nieuw pleidooi voor te voeren, dat we daar als beroepsgroep niet onderuit moeten kunnen.”
Vanuit de zaal (naam niet genoemd) wordt gevraagd de stemkastjes nog te testen. De voorzitter houdt vervolgens een proefstemming.
Uit de zaal wordt een opmerking gemaakt (naam niet verstaanbaar)
“Xxxxx, ik constateer dat er nu 884 zijn, en we hadden net 731 geloof ik. Dus ik begrijp het niet helemaal meer. Zal wel aan mij liggen, maar het kan volgens mij niet. Notaris, mag ik u erop wijzen dat u aan de Notariswet gebonden bent?”
De notaris neemt het woord.
“We hebben daarnet vastgesteld dat mogelijk was dat tijdens de vergadering er nog mensen binnengelaten worden, en dat het zelfs mogelijk was om tijdens de vergadering met een volmacht binnen te komen. Ik kan niet anders dan constateren dat er kennelijk mensen de vergadering
zijn binnengekomen, al dan niet met volmacht. Ik kan niet alles vaststellen.”
Gevraagd wordt vanuit de zaal (naam niet genoemd) aan de notaris of mensen kunnen vaststellen dat het zo is.
De voorzitter merkt op dat de notaris daar op toe ziet en brengt vervolgens de motie in stemming.
Daarbij merkt de voorzitter uitdrukkelijk op dat de motie luidt om de VGC-stemming uit
te stellen. Als men voor uitstel is toetst men 1, tegen uitstel, en dat is het advies van het bestuur,
2. Geen stem, 3.
Iemand uit de zaal (naam niet verstaanbaar) merkt op.
“Als ik mij goed herinner was het niet alleen maar uitstellen, maar ook om daarna met diverse groepen in overleg te treden.”
De voorzitter merkt op dat dit logisch is en niet anders kan. De voorzitter gaat vervolgens over tot stemming.
Na de stemming wordt er vanuit de zaal (naam niet genoemd) geconstateerd dat een heleboel mensen gestemd hebben voordat de voorzitter zei dat het kon. De vraag wordt vervolgens gesteld hoe het in godsnaam mogelijk is dat er zoveel stemmen staan. Er wordt vervolgens een herstemming geëist. Gevraagd wordt of de notaris straks een verklaring afgeeft.
De voorzitter geeft het woord aan de heer Xxxxx.
“Het valt op dat bij de teststemming kennelijk niet iedereen gestemd heeft. Bij de tweede stemming waren er meer stemmen, dus dat betekent dat bij de teststemming kennelijk niet iedereen
gestemd heeft. Ik denk dat het goed is dat u oplet wanneer de voorzitter ja zegt, en dat u gewoon dan stemt, en dan is dit de laatste stemronde van dit onderwerp.”
De voorzitter besluit de motie opnieuw in stemming te brengen. De voorzitter waarschuwt dat de stemronde nu komt en dat de lampjes nu gaan branden. De voorzitter verzoekt de leden te stemmen, uitstel is 1, niet uitstel stemming is 2. De voorzitter merkt op dat de tijd om te stem
men nu in gaat. Na vijftien seconden merkt de voorzitter op dat de tijd voorbij is om te stemmen. De uitkomst van de stemming omtrent de motie de VGC uit te stellen is als volgt:
1 (voor) – 405 stemmen, 44,1%;
2 (tegen) – 512 stemmen, 55,8%;
3 (blanco) – 1 stem, 0.1%.
De voorzitter constateert dat de motie niet is aangenomen en wil vervolgens over gaan tot stemming over de amendementen na mogelijke toelichtingen. Als eerste wordt het amendement B3, een amendement ingediend door de heren Xxxxxxxx, Xxxxxx, Xxx Xxxxxxx en Xx Xxxxx, in stemming gebracht. De voorzitter merkt op dat het bestuur dit amendement steunt.
Alvorens tot stemming met betrekking tot het eerste amendement wordt overgegaan worden enkele stemkastjes vervangen.
De voorzitter vervolgt.
“Ik verzoek dan de stemkastjes weer aan te zetten, het groene lichtje weer te laten branden. Het groene lichtje bij mij brandt. Het gaat over amendement 1.
Bent u voor: 1. Bent u tegen: een 2. De tijd gaat nu in. … De tijd was al afgelopen. De uitkomst van de stemming over amendement 1 is:
1 (voor) – 845 stemmen, 92,6%;
2 (tegen) – 60 stemmen, 6,6%;
3 (blanco) – 8 stemmen, 0,9%.
De voorzitter constateert dat de meerderheid voor dit amendement is en vervolgt. “Amendement 2, een amendement ingediend door Xxxxxxxx, Xxxxxx, Xxx Xxxxxxx en Xx Xxxxx. En de heer Xxxxxxxx wil daar toelichting op geven.”
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Ja, voorzitter en geachte leden. Het deel 3, deel C van de gedragscode voor ‘accountants in business’ achten wij eigenlijk helemaal overbodig. Het is bedoeld voor accountants die zakelijk handelen. Daar gaat onderdeel A ook helemaal over. In de fundamentele beginselen, als u die leest, wordt er altijd gesproken over samenhang met professioneel en zakelijk handelen. Waarom zouden bepaalde accountants niet, met name de openbare accountant, aan de onderdelen van
C onderworpen zijn? Ik zou dat niet aan het maatschappelijk verkeer kunnen uitleggen. Daar zeg ik, omdat er al, bovendien de accountants die tot nu toe alleen onder hoofdstuk 2 van de
GBR vielen, onderworpen zijn aan de vijf fundamentele beginselen, aan een groot aantal bepalingen die voorheen helemaal niet bestonden. Ik denk dat die regelgeving voor die categorie al
genoeg is aangescherpt. En bovendien zouden de elementen uit C, zijnde de uitwerking van de fundamentele beginselen, heel goed als voorbeelden in A kunnen worden opgenomen. Dat zie ik
dan als een redactionele aanpassing. Maar het is veel helderder onderdeel C geheel te laten vervallen, omdat het eigenlijk een uitwerking van A is, en het eigenlijk ook dezelfde mensen treft
die toch al onder A vallen. Ik dank u wel.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx voor de toelichting. De voorzitter merkt op dat het bestuur ontraadt dit amendement aan te nemen. De voorzitter vervolgt.
“Als u voor het amendement stemt is het een 1, het bestuur adviseert 2 te stemmen. De tijd gaat nu in. … Het is nu tijd. … “
De uitkomst van de stemming over amendement 2 is: 1 (voor) – 354 stemmen, 38,9%;
2 (tegen) – 551 stemmen, 60,5%;
3 (blanco) – 6 stemmen, 0,7%.
De voorzitter constateert dat amendement 2 is verworpen en vervolgt.
“Wij komen aan bij amendement 3, de flex-optie. Ingediend door de heer Xxxx, amendement 3. Wil de heer Xxxx daar iets op toelichten?”
De heer Xxxx neemt het woord.
“Ik denk dat het amendement uiteindelijk niet is ingediend, want het is niet door vier personen ondertekend, zoals u gezien heeft.”
De voorzitter stelt vast dat over amendement 3 niet gestemd hoeft te worden en gaat door naar de behandeling van amendement 4 van de heren Xxxxxxxx, Xxxxxx, Xxx Xxxxxxx en Xx Xxxxx. De voorzitter vraagt of de heer Xxxxxxxx iets op het amendement wil toelichten.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Ja, voorzitter, graag. De portee is: dit is een heel wezenlijk amendement in de zin dat de positie van registeraccountants die tot dus ver al dan niet optraden als accountant zo helder mogelijk te
houden. Degenen die dat dus niet waren, die zijn voldoende gedekt door de fundamentele beginselen. En het tweede doel van dit amendement is om de kantoren waar uitsluitend samenstellingsopdrachten worden uitgevoerd, niet onder die openbaar accountants te scharen en dus niet
aan diezelfde regelgeving onderworpen te doen zijn. Degenen die een pure samenstellingspraktijk hebben, kunnen zich natuurlijk wel blijven aanduiden met de wettelijk beschermde titel ‘accountant’. Maar de positie van de registeraccountant wordt eigenlijk bepaald door de aard
van de organisatie waaraan er eentje verbonden is, want dat is in het systeem van de VGC. En
dat betekent dat een registeraccountant die werkzaam is op een kantoor dat ook ‘assuranceopdrachten’ uitvoert, altijd openbaar accountant is, ook voor alle andere opdrachten die hij uitvoert.
En doorslaggevend is dus het geheel van de werkzaamheden van het kantoor. U moet
even goed beseffen – ik lees gewoon even voor wat er staat – even de tijd om dat te laten doordringen.
Dus de bepaalde categorie ‘accountants in business’ wordt expliciet buiten de openbaar
accountant geplaatst en bovendien worden kantoren met een pure samenstelpraktijk ook daarbuiten geplaatst. Dat is de portee. Ik dank u.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en vervolgt met de stemming.
“Mag ik de stemkastjes aan. Ik zie ze aan. Het bestuur ontraadt dit amendement, dat wil zeggen een 2. De tijd gaat nu in. … De vijftien seconden zijn nu afgelopen.
De uitkomst van de stemming over amendement 4 is:
1 (voor) – 394 stemmen, 43,2%;
2 (tegen) – 516 stemmen, 56,6%;
3 (blanco) – 1 stem, 0,1%.
De voorzitter concludeert dat daarmee amendement 4 is verworpen, en gaat over tot behandeling van amendement 5, een amendement van de heer Xxxx. De voorzitter vraagt. “Is dit een amendement wat ondertekend is, de heer Xxxx, wat in stemming gebracht kan worden? En wilt u dat toelichten?”
De heer Xxxx neemt het woord.
“Dit amendement is door heel veel leden ondertekend en haalt eigenlijk een belangrijke kern
van lasten uit het VGC-voorstel. Zoals u weet zijn de afgelopen jaren ongeveer twintig registeraccountants voor de tuchtrechter gesleept en er is discussie over om welke dat dan was, maar
heel veel redenen waren eigenlijk heel onbetekenend, naar mijn gevoel. Een dossier was niet op orde. Hij had zijn lidmaatschap opgezegd en wilde, omdat hij zijn lidmaatschap had opgezegd, geen controle meer hebben. Want hij zei: dat is toch maar weggegooid geld. En toch heeft u
hem voor de tuchtrechter gesleept. En zo zijn er een stuk of twintig ongeveer volgens de berichten van het jaarverslag van het CTK. En u heeft uit de zaal wel begrepen dat de regelgeving
voor samenstellers eigenlijk schromelijk ‘overdone’ is, dat heeft niets meer met regelgeving te
maken, dit is pure bureaucratie. Het amendement heet ook ‘Beperking Bureaucratie’. Ik kan hier nog heel lang bij blijven stilstaan met vele voorbeelden, maar er zijn veel collega’s in deze zaal
die dat nog veel briljanter kunnen toelichten dan ik, dus ik wou eigenlijk de kern van het amendement samenvatten. De kern van het amendement houdt in dat een aantal wijzigingen op de
VGC komen die voor de zuivere samenstellers alle bestaande regelgeving afschaft. En het is natuurlijk aan de beroepsgroep of aan de samenstellers zelf om dan vervolgens te komen van onderaf, niet van bovenaf opgedrukt tegen de zin van alle leden in, maar van onderaf gaandeweg een goede regelgeving te laten opkomen waar de leden echt behoefte aan hebben, en niet de regelgeving die het bureau hen in de strot duwt. Dat is de kern van dit amendement en ik hoop dus dat u allemaal voor stemt.”
De voorzitter brengt amendement 5 vervolgens in stemming en merkt daar bij op dat het bestuur ontraadt voor te stemmen. De voorzitter vraagt vervolgens de stemkastjes in te schakelen en geeft de gelegenheid om te stemmen. … De stemtijd is nu om.
De uitkomst van de stemming over amendement 5 is:
1 (voor) – 323 stemmen, 35,5%;
2 (tegen) – 581 stemmen, 63,8%;
3 (blanco) – 6 stemmen, 0,7%.
De voorzitter stelt vast dat er tegen amendement 5 is gestemd en gaat over tot behandeling van amendement 6.
“Amendement 6 is ingediend door het bestuur, door mij en ondergetekenden en betreft dus een eigen amendement van het NIVRA-bureau. Wij adviseren u met dit amendement in te stemmen.” De voorzitter geeft vervolgens het woord aan de xxxx Xxxxxx.
“Ik heb een vraag over 6A. Ik werk bij de Belastingdienst. En ik vind die definitie van overheidsaccountant heel erg mooi, maar ik heb de toelichting gelezen en nou begrijp ik niet waarom
niet expliciet bij accountantsafdeling staat dat de Belastingdienst geen accountantsafdeling is. Ontbreekt dit eraan aan dit amendement? Of niet? Dat is mijn vraag.”
De voorzitter geeft het woord aan de xxxx Xxxxxx.
“In het geheel van de definities is duidelijk dat het effect hiervan is dat accountants bij de Belastingdienst niet tot een belastingafdeling worden gerekend.
De xxxx Xxxxxx corrigeert: “een accountantsafdeling”. De xxxx Xxxxxx reageert.
“Er is uitgebreid door het bureau naar gekeken dat dat het effect is van dit amendement.” De xxxx Xxxxxx vraagt waarom dat dan niet expliciet in de definitie is opgenomen.
De xxxx Xxxxxx antwoordt.
“Het komt voort, zoals ik al eerder heb aangegeven, uit opmerkingen die collega Westra heeft gemaakt. Vervolgens is door het bureau bekeken welke wijzigingen dan moeten plaatsvinden
om te voorkomen dat accountants die in een controlerende functie bij de Belastingdienst werken, als accountants behorende tot een accountantsafdeling worden beschouwd.”
De xxxx Xxxxxx neemt het woord.
“Dat lees ik in de toelichting, maar dat lees ik niet in de definities. Dat is een beetje het probleem.” De xxxx Xxxxxx merkt op dat wijziging van de definitie van accountantsafdeling daar niet voor nodig is.
De xxxx Xxxxxx merkt op.
“Dat begrijp ik niet, maar goed.”
De voorzitter brengt amendement 6 in stemming en verzoekt of de stemkastjes aan mogen. De voorzitter meldt dat het bestuur adviseert voor te stemmen. “De tijd gaat nu in. … En de stemtijd is om.”
De uitkomst van de stemming over amendement 6 is:
1 (voor) – 735 stemmen, 82,1%;
2 (tegen) – 139 stemmen, 15,5%;
3 (blanco) – 21 stemmen, 2,3%.
De voorzitter stelt vast dat voor amendement 6 is gestemd en gaat door met de behandeling van amendement 7 van onder andere de heer Xxxxxxxx. De voorzitter vraagt of de heer Xxxxxxxx dit amendement wil toelichten.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Ja, voorzitter. Het algemene beginsel is toch wel artikel 2, artikel 5 GBR. Dat vinden wij onvoldoende uitgedrukt in onderdeel A. Onderdeel A 100.1 heeft het dan wel over het algemeen
belang, maar niet over gedragingen die het aanzien van het beroep schaden, waarbij het algemeen belang nauwelijks in geding geacht kan worden. Vandaar dat we vragen om vóór de eerste
zin te zetten een zin die lijkt op artikel 5 GBR, maar die in modernere termen is geformuleerd, waardoor ook duidelijk wordt, met name voor de tuchtrechtspraak, dat we eigenlijk nog steeds hetzelfde bedoelen ook al praten we nu in hele andere termen, niet meer over de eer van de stand, maar wel het algemeen belang. Het is een verduidelijking waar denk ik nooit iemand iets tegen zou kunnen hebben. Dank u.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en merkt op dat het advies van het bestuur is dit amendement niet aan te nemen. Vervolgens gaat de voorzitter tot stemming over.
“U drukt een 1 als u er voor bent, een 2 als u er tegen bent. De tijd gaat nu in. … De stemtijd is nu om.
De uitkomst van de stemming over amendement 7 is:
1 (voor) – 438 stemmen, 48,6%;
2 (tegen) – 458 stemmen, 50,8%;
3 (blanco) – 6 stemmen, 0,7%.
De voorzitter stelt vast dat amendement 7 niet is aangenomen en gaat over tot behandeling van amendement 8, van onder andere de heer Xxxxxxxx. De voorzitter geeft het woord aan de heer Xxxxxxxx.
De heer Xxxxxxxx vervolgt.
“Dit amendement heeft eigenlijk dezelfde strekking, of hetzelfde achtergrondidee, als het voorgaande.
Laat nou even door een extra zin heel duidelijk zien dat de beginselen zoals we die tot
nu toe hebben gehanteerd nog steeds geldig blijven. Tegenwerping is vaak: ‘ja, maar de deugdelijke grondslag, daar gaat het hier om’. Ook weer, maak duidelijk dat er, dat je dezelfde beginselen
en principes blijft hanteren als vroeger.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en geeft het woord aan de xxxx Xxxxxx. De xxxx Xxxxxx neemt het woord.
“Ik wil de vergadering er uitdrukkelijk op wijzen dat dit amendement ook inhoudt dat dit zou gelden voor ‘accountants in business’. En dat gaat verder dan de deugdelijke grondslag nu. Dat
is ook blijkens de toelichting door de indiener bedoeld. En ik vind dat bij de stemming dat mede in aanmerking moet worden genomen.”
Mevrouw Xxxxxx neemt het woord.
“Misschien mag ik niks zeggen, maar één fundamenteel beginsel in de code is deskundigheid en zorgvuldigheid. Dus als we spreken over deugdelijke grondslag, is dat daarin perfect verwoord en ik denk dat dit wel even gezegd moet worden bij dit amendement.”
De voorzitter dankt mevrouw Xxxxxx en gaat vervolgens over tot stemming omtrent amendement
8. De voorzitter merkt daarbij op dat het bestuur dit amendement ontraadt. “De tijd gaat nu in. … De tijd is nu om.”
De uitkomst van de stemming over amendement 8 is:
1 (voor) – 272 stemmen, 30,6%;
2 (tegen) – 601 stemmen, 67,7%;
3 (blanco) – 15 stemmen, 1,7%.
De voorzitter stelt vast dat tegen amendement 8 is gestemd en gaat over tot behandeling van amendement 9 van het bestuur wat al toegelicht is door Xxx Xxxxxx. De voorzitter merkt op dat het bestuur adviseert voor dit amendement te stemmen.
“Mag ik de stemkastjes aan. De tijd gaat nu in. … De stemtijd is afgelopen.” De uitkomst van de stemming over amendement 9 is:
1 (voor) – 740 stemmen, 83,9%;
2 (tegen) – 121 stemmen, 13,7%;
3 (blanco) – 21 stemmen, 2,4%.
De voorzitter concludeert dat er voor amendement 9 gestemd is en gaat over tot behandeling van amendement 10, ingediend door onder andere de heer Xxxxxxxx.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Ja, voorzitter, dit gaat over de overgang van opdrachten. Dat zijn dus eigenlijk altijd doorlopende opdrachten. Nou zegt, in tegenstelling tot de GBR, die eist collegiale informatie over en
weer van de voorgaande aan de opvolgende accountant, zegt de Code of Ethics en nu ook de VGC: dat is afhankelijk van de aard van de opdracht. Nu, om te beginnen snap ik dat helemaal niet. De opdracht is gewoon: ‘doorgaan met wat er geweest is, of misschien in een net iets andere vorm van beoordeling en controle’. Maar dat is gewoon niet relevant. Waar het om gaat in de situatie, is dat de opvolgende accountant weet over welke bedreigingen hij moet oordelen. En
dat weet hij pas als hij die informatie heeft gehad. Nou, soms heeft hij dat uit anderen hoofde, en daarom heb ik, dacht ik ‘afhankelijk van de aard van de opdracht’ moeten we vervangen door ‘tenzij de openbaar accountant reeds uit anderen hoofde bekend is met alle bedreigingen’. Dan kun je zeggen, als hij dat niet is, moet hij contact opnemen. Anders kan hij niet weten waarover hij beslist. Dit is gewoon een versteviging van een vaag en irrelevant artikel.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx. De voorzitter merkt op dat het bestuur dit amendement ontraadt. “Mag ik de stemkastjes aan. De tijd om te stemmen gaat nu in. … De tijd is nu om.” De uitkomst van de stemming over amendement 10 is:
1 (voor) – 330 stemmen, 37,2%;
2 (tegen) – 530 stemmen, 59,8%;
3 (blanco) – 27 stemmen, 3%.
De voorzitter stelt vast dat amendement 10 niet is aangenomen. De voorzitter gaat over tot behandeling van amendement 11, ingediend door onder andere de heer Xxxxxxxx.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Dit gaat dus over de ‘second opinion’ en dit amendement is bedoeld om de procedure in die zin
te versterken dat legitieme gevraagde ‘second opinions’ goed afgeschermd kunnen worden gegeven, zodat de ‘second opinion’ op basis van dezelfde informatie wordt gegeven als de ‘first
opinion’. Maar waar het amendement zich tegen keert is ongezonde ‘opinion shopping’. En dit is nu wat strenger dan ook weer de Code of Ethics, want het is nou juist één van die elementen
waar je af en toe een ondergrens moet leggen in die interpretatieruimte die fundamentele beginselen naar hun aard plegen te bieden. Die ondergrens die kunnen we toch wel wat scherper trekken
dan het beetje moeras dat de Code of Ethics geeft.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx voor de toelichting en merkt op dat het bestuur dit amendement ontraadt.
“Mag ik de stemkastjes aan. De stemtijd gaat nu in. … De stemtijd is over.” De uitkomst van de stemming over amendement 11 is:
1 (voor) – 301 stemmen, 33,7%;
2 (tegen) – 570 stemmen, 63,8%;
3 (blanco) – 23 stemmen, 2,6%.
De voorzitter stelt vast dat amendement 11 niet is aangenomen en gaat over tot behandeling van amendement 12, van onder andere de heer Xxxxxxxx. De voorzitter geeft het woord aan de heer Xxxxxxxx.
De heer Xxxxxxxx dankt de voorzitter en vervolgt.
“Ik zie dat het steeds minder helpt. Ik stop maar even.”
De voorzitter merkt op dat het bestuur amendement 11 ontraadt en gaat over tot stemming. “Mag ik de stemkastjes aan. De stemtijd gaat nu in. … De stemtijd is nu afgelopen.”
De uitkomst van de stemming over amendement 12 is:
1 (voor) – 352 stemmen, 40%;
2 (tegen) – 511 stemmen, 58,1%;
3 (blanco) – 16 stemmen, 1,8%.
De voorzitter stelt vast dat amendement 12 niet is aangenomen. De voorzitter stelt amendement 13 aan de orde met betrekking tot aanbrengpremies.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Het betalen van een aanbrengpremie is veel bedreigender voor de onafhankelijkheid van de accountant dan het ontvangen. Want degene die betaalt, gaat de opdracht uitvoeren. En daar zit
de bedreiging voor de ontvanger. Ik denk dat als er al gezegd wordt dat in verband met een ‘assurance cliënt’ behoren aanbrengpremies geen rol te spelen, dan moet dat a fortiori gelden in
zijn algemeenheid voor het betalen van opdrachtpremies. Vandaar dat ik nog een zinnetje aan dat artikel wilde toevoegen.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx en merkt op dat het bestuur amendement 13 ontraadt. “Mag ik de stemkastjes aan. De tijd om te stemmen gaat nu in. … De tijd is nu om.”
De uitkomst van de stemming over amendement 13 is:
1 (voor) – 351 stemmen, 39,4%;
2 (tegen) – 525 stemmen, 59%;
3 (blanco) – 14 stemmen, 1,6%.
De voorzitter merkt op dat amendement 13 ook niet is aangenomen. De heer Xxxxxxxx wordt vervolgens gevraagd amendement 14 toe te lichten.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Xxxxx, voorzitter. Het gaat hier over het in beheer hebben van bezittingen van cliënten. En ik wou dat ook weer iets aanscherpen door de woorden ‘geen’ in ‘geen beheer, tenzij het wettelijk
is toegestaan’, te vervangen door ‘noch direct noch indirect’. Want er zijn op zijn minst geruchten in het wereldje dat men dit wel doet, dat accountants of zelfs registeraccountants dit wel
doen, maar dan via allerlei schimmige dochtermaatschappijtjes. En dat hoort ook niet. En daar kunnen ongelukken voor de reputatie van het beroep uit voortvloeien. Dus de kleine aanscherping ‘noch direct noch indirect’ lijkt mij uiterst nuttig.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx. De voorzitter merkt op dat het bestuur dit amendement ontraadt.
“Mag ik de stemkastjes aan. Tijd om te stemmen gaat nu in. … Tijd is nu om.” De uitkomst van de stemming over amendement 14 is:
1 (voor) – 453 stemmen, 50,7%;
2 (tegen) – 431 stemmen, 48,3%;
3 (blanco) – 9 stemmen, 1%.
De voorzitter stelt vast dat er voor amendement 14 is gestemd. De voorzitter merkt op dat de VGC hierop zal worden aangepast als de code uiteindelijk aangenomen wordt. Vervolgens
neemt de voorzitter amendement 15, ingediend onder de naam van de voorzitter zelf, in behandeling. De voorzitter merkt op dat aangeraden wordt hier voor te stemmen.
“Mag ik de stemkastjes aan. De tijd om te stemmen gaat nu in. … De stemtijd is afgelopen.” De uitkomst van de stemming over amendement 15 is:
1 (voor) – 770 stemmen, 87,4%;
2 (tegen) – 98 stemmen, 11,1%;
3 (blanco) – 13 stemmen, 1,5%.
De voorzitter stelt vast dat voor amendement 15 is gestemd en dankt de aanwezigen daarvoor. De voorzitter brengt amendement 16 in behandeling, ingediend door de heer Xxxxxxxx.
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Ja voorzitter, het overleg met het bestuur van de NOvAA, dat in het reglement op te nemen lijkt ons helemaal niet zinvol, omdat dat gaat over nadere voorschriften en nadere voorschriften hoeven niet tussen NIVRA en NOvAA gelijk te zijn. En bovendien, als er toch overleg wordt
voorgeschreven, dan hoeft dat overleg niet tot overeenstemming te leiden. Ik denk dat het verplichten via een verordening tot overleg eigenlijk onnodig is. Het kan aan het bestuur best overgelaten worden om dat al dan niet te voeren. Maar het kan heel goed uitkomen dat u zegt: nou,
we doen dit eens even zonder overleg, want anders schieten we niet op. Vandaar dat ik u eigenlijk de ruimte wilde geven.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxxxxx voor de toelichting en merkt op dat het bestuur dit amendement ontraadt.
“Mag ik de stemkastjes aan. Stemtijd gaat nu in. … Stemtijd is nu afgelopen.” De uitkomst van de stemming over amendement 16 is:
1 (voor) – 401 stemmen, 45,4%;
2 (tegen) – 463 stemmen, 52,4%;
3 (blanco) – 19 stemmen, 2,2%.
De voorzitter stelt vast dat tegen amendement 16 is gestemd. De voorzitter vervolgt.
“Wij zijn dan nu toe, dames en heren, aan de stemming met betrekking tot de VGC. De verordening in totaliteit. Nu wordt er geprotesteerd. … Is er iets mis met de stemkastjes? Nee, amen
dement 17 gaat over op de volgende punten op de agenda. Dat is niet amendement 17 op de VGC. Neemt u me niet kwalijk.
Voor de VGC stemmen is een 1, tegen stemmen is een 2 en neutraal is een 3. Ik wil nu de stemkastjes aan. U kunt nu stemmen. … De tijd om te stemmen is nu om.”
De uitkomst van de stemming over de ontwerp-Verordening gedragscode als totale regeling is: 1 (voor) – 502 stemmen, 56,6%;
2 (tegen) – 379 stemmen, 42,7%;
3 (blanco) – 6 stemmen, 0,7%.
De voorzitter constateert dat er voor de Verordening gedragscode is gestemd en gaat over tot behandeling van punt 7b van de agenda.
b. ontwerp-Verordening houdende regels voor accountantsorganisaties (Verordening accountantsorganisaties) De voorzitter begint.
“Wij komen nu aan bij de ‘ontwerp-Verordening, houdende regels voor accountantsorganisaties’. Er is daar een bedenking ontvangen van mevrouw Xxxxxx. Dit betreft een technische verbetering.
Zijn er nog leden die vragen hebben over de ontwerpverordening? En anders stemmen we over het amendement 17. En misschien wil mevrouw Xxxxxx nog iets toelichten? …
Mag ik nu de stemkastjes aan. Het bestuur adviseert u voor te stemmen. Dat is een 1. De tijd gaat nu in. … Tijd is nu om.”
De uitkomst van de stemming over amendement 17 is:
1 (voor) – 634 stemmen, 81,3%;
2 (tegen) – 122 stemmen, 15,6%;
3 (blanco) – 24 stemmen, 3,1%.
De voorzitter constateert dat voor is gestemd en wil overgaan tot behandeling van de ‘Ontwerpverordening op de praktijkstage’.
De notaris neemt het woord en wijst erop dat nog over de ontwerp-verordening accountantsorganisaties in zijn geheel gestemd moet worden.
De voorzitter merkt op dat het goed is dat de notaris er bij zit en gaat vervolgens over tot behandeling van de ontwerp-Verordening accountantsorganisaties als geheel.
“Is er iemand die opmerkingen heeft over deze verordening, genoemd onder punt 7b van de agenda? 7b, ja. Niet? Dan stemmen wij. En mag ik de stemkastjes aan. Vóór de verordening is een 1. En de tijd gaat nu in. … De tijd is over, maar ik wacht op de uitslag.
De uitkomst van de stemming over de ontwerp-Verordening accountantsorganisaties is: 1 (voor) – 583 stemmen, 77,6%;
2 (tegen) – 125 stemmen, 16,6%;
3 (blanco) – 43 stemmen, 5,7%.
De voorzitter stelt vast dat voor de verordening is gestemd.
c. ontwerp-Verordening op de praktijkstage De voorzitter vervolgt.
“Wij komen op punt 7c. van de agenda. Dat is de ‘Ontwerpverordening op de praktijkstage’. Er zijn geen bedenkingen ontvangen. Het bestuur heeft daar amendement 18 ingediend. Zijn er vragen over deze verordening, of opmerkingen? Niet? Dan stemmen wij eerst over het amen
dement nummer 18. Mag ik de stemkastjes aan. Ik adviseer u voor het amendement te stemmen. Dat is 1. De tijd gaat nu in. … Tijd is nu om.”
De uitkomst van de stemming over amendement 18 is:
1 (voor) – 606 stemmen, 88,7%;
2 (tegen) – 61 stemmen, 8,9%;
3 (blanco) – 16 stemmen, 2,3%.
De voorzitter constateert dat voor amendement 18 is gestemd en gaat over tot stemming omtrent de ontwerp-Verordening op de Praktijkstage als geheel.
“Mag ik de stemkastjes aan. Met betrekking tot de verordening. Ik zie de stemkastjes niet aan gaan. Wat zegt u? Heeft u vragen over de Verordening praktijkstage? U maant mij tot kalmte en dat is terecht. ….
Dan wil ik wel nu de stemkastjes aan om over de ‘Verordening op de praktijkstage’ te stemmen. Stemt u voor, dat is een 1. De tijd gaat nu in. … Tijd is om.”
De uitkomst van de stemming over de ontwerp-Verordening op de Praktijkstage is: 1 (voor) – 551 stemmen, 85,4%;
2 (tegen) – 53 stemmen, 8,2%;
3 (blanco) – 41 stemmen, 6,4%.
De voorzitter constateert dat voor de verordening is gestemd.
d. ontwerp-Verordening tot wijziging van de Verordening op de geldelijke bijdragen praktijkstage De voorzitter gaat verder.
“Wij gaan naar punt 7d. van de agenda. De ‘Ontwerpverordening op de geldelijke bijdrage voor de praktijkstage’, bijlage 8. Er zijn geen bedenkingen ontvangen. Ik kan u ook vragen: is er behoefte aan stemming? Heeft iemand behoefte aan stemming over deze regeling. Zijn er geen vragen? Is er behoefte aan stemming door iemand? Niet?” De voorzitter stelt vast dat daarmee vóór deze verordening is gestemd.
e. ontwerp-Verordening tot wijziging van de Verordening op de geldelijke bijdragen praktijkstage De voorzitter gaat verder.
“Wij komen dan tot punt 7e., de ‘ontwerp-Verordening tot wijziging van de verordening op de geldelijke bijdrage voor de praktijkstage’. Er zijn geen bedenkingen ontvangen. Ik kan u simpelweg vragen of er opmerkingen zijn? … Er zijn geen opmerkingen. Mag ik dan vragen of
iemand wil stemmen? … Niet? Dan stemmen we niet en hebben we deze ontwerpverordening op deze manier vastgesteld.”
f. ontwerp-Algemene Contributieverordening 2007 De voorzitter vangt aan.
“Wij komen aan bij punt 7f., de ‘ontwerp-Algemene Contributieverordening 2007’. Er zijn geen bedenkingen ontvangen. Er is een amendement nummer 19.”
De heer Xxxx neemt het woord.
“Pardon, de heer de voorzitter. Er is misschien geen amendement ontvangen, maar er is wel een behoefte aan nadere gedachtevorming op dit punt. Aan het begin van de bijeenkomst, toen we nog met een andere stemverhouding zaten dan we nu kennelijk hadden, is dit punt pluriformiteit
een paar keer aan de orde gekomen. En ook de wijze waarop de pluriformiteit vorm wordt gegeven. En die wijze hangt nauw samen met deze contributieverordening, samen met punt g, de
daarop volgende en de vaststelling van de begroting. En ik denk dat heel veel accountants eigenlijk van mening zijn dat het bureau wat overijverig is op heel veel punten. En dat dit misschien
wat minder punten verdient dan het bureau in dit voorstel van mening is. De xxxx Xxxxxxx heeft al geattendeerd op het feit dat de contributie de afgelopen jaren met 30, 40, ik weet niet precies welk getal, stijgt. En ik heb ook al gezien dat die forse stijgingen wel zullen blijven. De vraag is, is dat allemaal wel terecht, is dat een noodzakelijk gevolg van de pluriformiteit zoals u dat draagt, waarvan de meeste leden, naar ik het gevoel heb, dat die het niet dragen. Ik zou u dringend willen adviseren om tegen deze algemene contributieverordening te stemmen. Dat geldt voor alle, voor zover ik over aanhang kan spreken, over alle leden die voor de X-code zouden hebben willen stemmen als dat in stemming gebracht zou kunnen zijn. Dank u wel.”
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Ja, ik zou mij aan willen sluiten bij wat de heer Xxxx eigenlijk net zei. Het komt mij erg vlug voor. Ik heb erbij gezegd: een jaar te vlug en een brug te ver. Waarom zouden we op dat punt nou zo ontzettend overhaasten? We hebben vanavond, we hebben vanmiddag diepe discussies gehad over überhaupt de pluriformiteit van het beroep. En ik zou eigenlijk willen aanraden om deze verordening nog een jaar aan te houden en in alle rust daar nog eens naar te kijken alvorens dat naar voren wordt gebracht.”
De xxxx Xxxxxx krijgt het woord.
“Ik wil erop wijzen dat, dat deze verordening ook samenhangt met de invoering van de VGC. De oude algemene contributieverordening hing natuurlijk samen met de GBR. Dus als dit niet aanvaard wordt, dan hangt de hele contributiezaak in de lucht.”
De voorzitter merkt op dat het bestuur aanraadt voor deze verordening te stemmen. En vervolgt. “De heer Xxxx heeft al gezegd dat er stemming gewenst wordt. Dus ik wil nu stemmen eerst over amendement nummer 19. Ik wil eerst stemmen over het amendement, waarbij ik u aanraad voor het amendement te stemmen. De stemkastjes zijn aan en ja is een 1. De stemtijd gaat nu in. … De stemtijd is over.”
De uitkomst van de stemming over amendement 19 is:
1 (voor) – 441 stemmen, 70,2%;
2 (tegen) – 175 stemmen, 27,9%;
3 (blanco) – 12 stemmen, 1,9%.
De voorzitter constateert dat voor amendement 19 is gestemd en gaat over tot stemming omtrent de ontwerp-Algemene Contributieverordening 2007 als geheel.
“En mag ik de stemkastjes weer aan. Dat duurt even. Ze zijn aan, dan gaat nu uw stemtijd in. … Stemtijd is over.
De uitkomst van de stemming over de ontwerp-Algemene Contributieverordening 2007 is: 1 (voor) – 406 stemmen, 64,3%;
2 (tegen) – 221 stemmen, 35%;
3 (blanco) – 4 stemmen, 0,6%.
De voorzitter meldt dat vóór de verordening gestemd is.
g. ontwerp-Verordening tot wijziging van de Contributieverordening 2006/2007 De voorzitter merkt op.
“Wij komen aan bij onderdeel 7g., de ‘Ontwerpverordening tot wijziging van de contributieverordening’.
Er zijn geen bedenkingen. Wat zegt u, notaris? Wel beraadslagingen, dat is duidelijk ja. Wie er behoefte aan heeft, zal het moeten zeggen. … Niemand? …
Er is geen amendement. Dan stemmen wij over het ontwerp onder g. Mogen de stemkastjes aan. De tijd gaat nu in. … Tijd is om.”
De uitkomst van de stemming over de ontwerp-Verordening tot wijziging van de Contributieverordening 2006/2007 is:
1 (voor) – 402 stemmen, 67,3%;
2 (tegen) – 177 stemmen, 29,6%;
3 (blanco) – 18 stemmen, 3%.
De voorzitter constateert dat voor de verordening is gestemd.
h. ontwerp-Verordening tot wijziging van de Verordening op arbeidsvoorwaarden personeel NIVRA
De voorzitter gaat verder.
“Onderdeel 7h., dat is een ontwerp-Verordening tot wijziging van de verordening arbeidsvoorwaarden personeel NIVRA. Er zijn daar geen bedenkingen bij ontvangen. Er is ook geen amendement.
Mag ik iemand vragen of er behoefte is er iets over te zeggen? … Niet? …
Dan gaan wij stemmen over punt h. Ja, we kunnen ook zeggen, is er behoefte aan te stemmen, inderdaad. Is er behoefte in de zaal om te stemmen? … Niet? …”
De voorzitter stelt vervolgens vast dat de verordening is aangenomen.
i. ontwerp-Verordening tot intrekking van de Verordening op de fraudemelding De voorzitter gaat door met de behandeling van punt 7i. van de agenda
“I, xxxxxxx, ‘ontwerp-Verordening tot intrekking van de verordening op de fraudemelding’. Er zijn geen bedenkingen ontvangen, er is ook geen amendement. Is er iemand die iets hierover wil zeggen? … Niet? … Dan val ik u lastig met de vraag of er nog behoefte is aan stemming? … Niet?… Dan is deze verordening ook aangenomen.”
j. ontwerp-Verordening tot intrekking van de Verordening op de opleiding 2001 De voorzitter vervolgt.
“Wij komen dan tot 7j., de ‘Ontwerpverordening tot intrekking van de verordening op opleiding 2001’. Er zijn geen bedenkingen ontvangen. En er zijn geen amendementen. Is er iemand die er iets over wil zeggen? … Niet? … Is er iemand die stemming wenst? … Niet? … Dan is deze verordening aangenomen.”
k. ontwerp-Verordening tot intrekking van de Verordening op het examengeld De voorzitter gaat verder.
“Wij zijn dan toe aan de behandeling van 7k., ‘de ontwerp-Verordening tot intrekking van de Verordening op het examengeld’. Er zijn geen bedenkingen ontvangen en er zijn geen amendementen. Wil iemand hierover het woord voeren? … Niet? … Wil iemand hier stemming over?
… Niet? … Dan is de verordening ook zo aangenomen.”
3. Benoemingen
Bij de behandeling van agendapunt 1 is besloten agendapunt 3 na agendapunt 7 te behandelen. De voorzitter begint.
“Punt 3 van de agenda is het punt waar we praten over benoemingen. Er zijn een tweetal nieuwe bestuursleden die wij voordragen ter benoeming. In eerste instantie de xxxx Xxx Xxxxxxxx, Xxx Xxxxxxxx is woonachtig in Son. Hij heeft gestudeerd aan de Erasmus Universiteit.
Het is jammer dat u de zaal verlaat. Ik denk dat we er goed aan zouden doen nog even te blijven, maar helaas.
Ik ben bezig om uit te leggen wie de xxxx Xxx Xxxxxxxx is. Hij heeft postdoctoraal accountancy gedaan en is sinds 1970 in dienst van de Philipsgroep. In diverse functies in Nederland en buitenland is hij daar actief geweest. Hij is ook actief geweest als de voorzitter van het curatorium
op de postdoctorale opleiding van de internationale Master of Finance School en verbonden aan Universiteit van Maastricht en Amsterdam. De xxxx Xxxxxxxx wil misschien even gaan staan, zodat we kunnen zien wie de xxxx Xxxxxxxx is. Dan is er de xxxx Xxx Xxxxxxxxx. Xxx Xxxxxxxxx uit Den Haag is 57 jaar, vanaf 1967 werkzaam voor Ernst & Young in Den Haag. Vooral werkzaam voor cliënten in de nationale en internationale financiële sector. In NIVRAcommissies met betrekking tot de financiële sector heeft hij zitting gehad. En mag ik de xxxx
Xxxxxxxxx vragen om te gaan staan. Voorts wordt voorgesteld om, mij her te benoemen als voorzitter. En als plaatsvervangend voorzitter te benoemen de xxxx Xxxxxxxxx. Deze stemming gebeurt schriftelijk, u kunt uw stembiljet inleveren bij de mensen van het stembureau. Die komen ze ophalen. Maar er is iemand die een vraag heeft over dit agendapunt.”
De heer Xxx Xxxx neemt het woord.
“Ik had een vraag over dit agendapunt. Ik kan me herinneren van de vergadering van vorig jaar dat er een besluit door het bestuur is meegedeeld. En daar had ik graag nog even een toelichting op, omdat het nu anders in het voorstel staat dan vorig jaar is besloten en zoals genotuleerd staat. Vorig jaar is er besloten door het bestuur dat het bestuur zou worden teruggebracht van elf naar zeven leden. Dat het aantal bestuursleden wat van FINAD in het bestuur vertegenwoordigd zou zijn, zou gebracht worden op twee. Kunt u dat even toelichten.”
De voorzitter neemt het woord.
“Ik wil daar toelichting op geven, de heer Xxx Xxxx. Wij hebben op het ogenblik negen bestuursleden en wij hebben afgesproken dat we getrapt naar zeven bestuursleden gaan, en dat met
ingang van dit jaar een tweede FINAD-lid ook in het bestuur van het NIVRA zou komen. We hebben daarvoor geworven, we hebben het FINAD-bestuur benaderd om met kandidaten te komen. Daar is één kandidaat uitgekomen en tevens de mededeling dat het FINAD op dit moment, op korte termijn, niet mogelijk was om in een transparante procedure tot een benoeming
en een voordracht te komen en dus dat er afgezien is van de benoeming van een tweede FINADlid.
Ik moet u zeggen dat ik dat erg jammer vond. Het betekende dat één van de leden van de openbare accountantskantoren zou terugtreden. Die heeft nu gezegd: ‘ja dit horende blijf ik nog een jaar aan’. En ik hoop stellig dat er volgend jaar in een goede procedure een tweede FINADlid voorgedragen kan worden om in het bestuur van dan negen mensen, maar vervolgens getrapt
naar acht, zeven af te vloeien, zitting kan hebben. Iemand anders nog vragen over dit agendapunt? Niet? Dan sluit ik dit af. De stembriefjes worden opgehaald. …”
De notaris neemt het woord.
“De benoeming van de accountant, behoort dat ook nog niet bij dit agendapunt?”.
De voorzitter bevestigt dat de benoeming van de accountant ook hoort onder het onderdeel benoemingen, wat overigens ook op het formulier staat aangegeven.
8. Vooruitblik en financiën
a. Vooruitblik
De voorzitter merkt op bij punt 8 van de agenda aangekomen te zijn.
“Geachte leden, wij hebben de afgelopen uren zeer uitvoerig gediscussieerd over wetten, verordeningen, nadere voorschriften en richtlijnen. Noodzakelijk en nuttig. Regelgeving is van groot
belang voor de borging van onze kwaliteit en niet voor niets één van de hoofdverantwoordelijkheden van onze beroepsorganisatie. Maar laten we niet vergeten dat de wet- en regelgeving ook
gestelde waarden en normen zijn. Het resultaat van een belangenstrijd die eigenlijk al achter de rug is. De wereld draait intussen gewoon door met of zonder VGC. Het is daarom goed om ons heen te kijken en vooral vooruit te kijken. Ik wil kort iets zeggen over het komend jaar, waarin
we ook weer prioriteiten hebben geformuleerd. Ten eerste is daar de kwaliteitsborging en het toezicht. De AFM zal gaan starten met haar toezichtwerkzaamheden en we weten nog niet precies
wat daarvan de effecten zullen zijn. Ook is de relatie tussen het toezicht en onze eigen kwaliteitstoetsing nog niet goed uitgewerkt. Gezien de repercussies hiervan voor het beroep is dit
een belangrijk dossier. We zullen u het komend jaar in ieder geval een aangepaste kwaliteitsverordening gaan voorleggen die tevens de positie van de CTK binnen de nieuwe verhoudingen
regelt. Een tweede speerpunt vormen de opleidingen en de beroepskwalificaties. Er is veel discussie over de aansluiting tussen opleidingen en arbeidsmarkt. En over de vraag of de wettelijke
eisen wel leiden tot de noodzakelijke differentiatie die de markt vraagt. Tegelijkertijd zien we toenemende concurrentie van buitenlandse opleidingen. Het is duidelijk dat we iets moeten doen aan onze opleidingsstructuur om te voorkomen dat we ons uit de markt prijzen. Binnenkort zal de NIVRA-commissie ‘Toekomst accountancyopleidingen’ met haar rapport komen. Ik verwacht dat deze ook voor de nodige discussie zal zorgen. Andere belangrijke aandachtsgebieden
voor het komend jaar liggen op het terrein van corporate governance, en dan in het bijzonder vraagstukken rond de interne beheersing en de kwaliteit en effiency van de audit in de ogen van de gebruiker. Ik wijs in dit verband op de kritiek van Xxx Xxxxxx, die aangaf dat ofwel de kosten van de audit omlaag moesten, ofwel de waarde van de verklaring omhoog. En liefst een combinatie van beide. In dit debat tussen accountants en gebruikers gaan we ons actief mengen.
Xxxxx xxx xxx Xxx maakte al melding van de plannen op het gebied van de belangenbehartiging en dienstverlening van niet-openbaar accountants. Waar het gaat om de openbaar accountant,
wijs ik u erop dat we gerichte aandacht zullen blijven besteden aan de positie van de kleine kantoren.
Al eerder maakten we melding van de klankbordgroep met de NOvAA waarin we de
regeldruk voor de samenstelpraktijk gaan onderzoeken. Voorts zullen we concrete instrumenten gaan aanbieden waarmee kleine kantoren hun kwaliteit kunnen verbeteren. Dames en heren,
alles bij elkaar gaat dat wat kosten, maar het mag ook wat opleveren.” De voorzitter geeft vervolgens het woord aan de heer Xxxxx.
De heer Xxxxx houdt de volgende inleiding.
“Dames en heren, in bijlage 16 is de herziene begroting voor het lopend boekjaar, en de begroting van het daaropvolgend jaar opgenomen. En ik wil u daar graag kort wat toelichting op geven.
Vorig jaar in de ledenvergadering heeft de toenmalige voorzitter van de financiële commissie, Xxxxx Xxxxxxx, u een tweetal voorbehouden gemeld bij de toelichting op de toen voorliggende stukken. Het betrof de gevolgen van de pluriformiteitsdiscussie enerzijds en de gevolgen van de invoering van de Wta. En ook dit jaar moet ik enkele voorbehouden maken, waarover ik u straks
iets meer zal vertellen. Dit is wat mij betreft de agenda als het gaat om de toelichting op de begroting. En wat wil ik met name toelichten: ‘de uitgangspunten voor de beide begrotingen en,
zoals ik kan melden, enkele openstaande punten die op dit moment overigens lastig te kwantificeren zijn’. Ik wil graag de uitkomsten van die herziene begroting met u delen en die van de begroting 2007-2008. En wat meer specifiek op enige ontwikkelingen ingaan als personeelsbestand en de resultaten per onderdeel. De uitgangspunten van de herziene begroting zijn hieronder opgesomd.
Op 1 oktober is de Wta ingegaan, het Examenbureau is opgeheven, en de commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) is ingevoerd. De gevolgen van de Wtra, welke nog in behandeling is, zijn nog niet te kwantificeren. Dat geldt ook voor de rol van het NIVRA bij het toetsen van de kantoren, welke op dit moment, zoals al eerder is uitgelegd, met de AFM wordt besproken. We hebben gemeend de status quo in de begroting door te moeten voeren.
Xxxxx xxx xxx Xxx heeft eerder in het eindrapport van de commissie Invoering Pluriforme Organisatie het een en ander toegelicht. Het bestuur heeft het advies, zoals u weet, overgenomen en
heeft de vakgroepen, aldaar genoemd, gevraagd om met beleidsplannen te komen. Deze zijn ingediend, zijn goedgekeurd door het bestuur, waardoor de specifieke projecten van de vakgroepen beter door het bureau en in samenwerking met andere beroepsorganisaties, gerealiseerd
kunnen worden. Hoewel de geplande contributieverhoging, ik kom daar later nog op terug, pas in het volgend boekjaar kan worden gerealiseerd, is reeds door het aannemen van een vijftal
Fte’s begonnen aan de ondersteuning voor dit project. Het is duidelijk dat voor die Fte’s dus nog
geen contributiedekking is gevonden. Voor het lopend jaar is die contributie die in december 2005 is vastgesteld, niet veranderd. Wel is de aanduiding veranderd, en aangepast om de verwarring met de VGC-indeling, waarin ook de letters A, B, C en D worden gehanteerd, om die te veranderen. Veel wordt geïnvesteerd in de verbetering van de service aan leden door uitbreiding van het programma-aanbod van VERA, de bouw van een E-campus, nieuwe uitgaven en producten, en optimalisering van de helpdesk. Ook de arbeidsmarktcampagne krijgt meer aandacht, mede dankzij steun van een aantal belanghebbende partijen. In de bureauorganisatie wordt aandacht besteed aan de governance van het NIVRA, scheiding tussen het beleid en regelgeving, nieuwe huisvesting, invoering van competentiemanagement, een nieuwe website en nog een aantal andere punten.
De bezetting van het CTK is versterkt, en dat is met name gericht op de verbetering van het toetsingsapparaat. Uit het boekwerk heeft u het resultaat van de herziene begroting kunnen lezen en u kunt dan constateren dat het begrote resultaat gering is. En dat komt met name, wat ik u zo eerder heb genoemd, vanwege het feit dat is geïnvesteerd in extra capaciteit voor de invulling van een pluriforme organisatie. Dit resultaat is overigens ondanks de eenmalige vergoeding van NIVRA-Nyenrode. We hebben die baten van XXXXX-Xxxxxxxx pas dit jaar kunnen nemen, omdat de Wta met ingang van 1 oktober is ingevoerd.
Met andere woorden: ‘wat de financiële commissie betreft is er sprake van een moeilijk financieel jaar’. Het bestuur, maar ook het managementteam zullen zich bezighouden en nauwgezet
toezien op de resultatenontwikkeling om tijdig maatregelen te kunnen nemen als dat nodig is.
En het zal u ook duidelijk zijn dat het streven naar vermogensgroei waarover eerder is gesproken dit jaar weinig resultaat zal opleveren. Althans weinig toename van het vermogen zal opleveren.
Een belangrijk element is de ontwikkeling van het aantal Fte’s. En u ziet uit dit overzicht
dat het aantal directe actieven, oftewel het aantal Fte’s wat zich bezighoudt met directe activiteiten, dat lijkt me beter geformuleerd, stijgt van 85 naar 96, oftewel met 11. De belangrijkste uitbreiding is bij de beroepsontwikkeling en reglementering. En, zoals eerder gemeld, heeft deze
betrekking op de invulling van het pluriforme NIVRA waarin extra aandacht voor de vakgroepen FINAD, INTAC en OVAC wordt ingeruimd. Ik herhaal, hiervoor is nog geen contributiedekking. De opzet overigens van het CEA leidt ook tot uitbreiding, zij het dat de NOvAA een derde deel van de kosten van het CEA voor haar rekening neemt.
Als u eventjes één jaartje verder kijkt en je kijkt naar de totale groei van het bureau, de bezetting van het bureau, dan kun je zeggen dat er sprake is van fasering van de groei van de bezetting en dat de invloed van die pluriforme organisatie zich dus ook in 2007-2008 zal voortzetten. Vijf Fte, dit lopende jaar, en zes het jaar daarna.
Als je naar de onderdelen kijkt, dan vertonen de algemeen publieke activiteiten een positief saldo, zoals ik al zei, veroorzaakt door de eenmalige vergoeding van Nyenrode ten bedrage van
395.000 euro. De CEA-kosten stijgen, maar worden voor een deel vergoed. En het negatief saldo van de toetsingen stijgt door verzwaring van de bezetting van het toetsingsapparaat. Op pagina 7 van de
bijlage 16 van de vergaderstukken is opgenomen hoe de financiering van de toetsingen tot stand komt. De belangrijkste reden is dat de verzwaring van de bezetting niet kan worden gedekt uit
de doorbelaste toetsingskosten. Nog even de uitgangspunten voor de begroting 2007-2008. Op basis van het advies van de commissie Invoering Pluriforme Organisatie wordt de tariefstelling voor de drie actieve groepen
gebaseerd op de verhouding 1: 2: 3. We hebben ook gemeend dat het tarief voor de niet meer aan het arbeidsproces deelnemende registeraccountant wordt verhoogd tot 150 euro, met het oog op een meer evenredige bijdrage van deze groep aan de kosten van het blad ‘De Accountant’ en aan de kosten van het apparaat. Door deze verhogingen van de contributies kunnen de extra kosten voor pluriformiteit, die geschat worden op 1,2 miljoen, worden gefinancierd. Het bestuur zal u uiteraard vragen in te stemmen met de voorgestelde contributies 2007-2008.
Als je dan kijkt naar de begroting 2007-2008, daaruit blijkt dat voor het volgende boekjaar de baten sterk stijgen door de genoemde contributieverhoging. De personeelskosten stijgen door de
extra inzet van zes Fte’s voor FINAD, INTAC en OVAC. En in verband met de komende verhuizing vòòr 1 juli 2008 is de eenmalige last van 200.000 euro begroot. Ik kan u overigens melden
dat er inmiddels overeenstemming is bereikt over de huur van het pand aan de Drentestaat 21 in Amsterdam.
Het saldo bedraagt ruim 500.000 euro, hetgeen van belang wordt geacht in het licht van de versterking van het eigen vermogen. U zou kunnen zeggen dat in operationele zin overigens het
resultaat in eerste instantie verslechtert, van 113.000 euro naar min 157.000 euro, als je rekening houdt met 395.000 euro van NIVRA-Nyenrode, naar een plus van 563.000 euro in 2007-2008.
En de belangrijkste reden wordt duidelijk uit het laatste plaatje wat ik u wil laten zien. Daar ziet u dat de extra aandacht aan VERA in het volgend boekjaar zijn vruchten af moet gaan werpen. Daar wordt, mede door de samenwerking met het Controllersinstituut, een fors hogere omzet en een verdubbeling van het resultaat verwacht. Zoals blijkt uit de bijlage, is het financieringsmodel voor toetsingen 2007-2008 aangepast.
Gezien het belang van een goed toetsingsapparaat voor de gehele beroepsgroep zullen vanaf volgend boekjaar alle bureaukosten van CTK voor rekening van het NIVRA komen. En dit leidt tot een fors lagere omzet en dus een hoger negatief saldo. Voor de goede orde, en ter afsluiting: ‘nog niet is duidelijk wat de gesprekken met AFM zullen betekenen voor onze financiën, dus ook voor 2007-2008 is sprake van een status quo’.”
De voorzitter dankt de heer Xxxxx voor zijn toelichting.
b. Vaststelling van de herziene begroting voor het boekjaar 2006/2007
De voorzitter vraagt of er vragen zijn met betrekking tot de vaststelling van de herziene begroting voor het boekjaar 2006/2007.
De heer Xxx Xxxx neemt het woord.
“De heer de voorzitter, we hebben het vandaag uitvoerig gehad over onze weg naar een pluriforme organisatie. Ik denk dat het goed is dat we volgend jaar daar ook enige reflectie van zien
in ons financieel rapport. Dat we een vorm van verantwoording zien over wat ons nu is voorgesteld.
Dus enerzijds de contributieverhoging, daar is in het rapport dan ook gezegd, met name voor de ‘niet-publics’, dat is gemiddeld 40%, dat gaat aangewend worden voor zogenaamde
pluriforme projecten. Maar er staat ook ergens in het rapport een clausulering in dat de vakgroepen, de projecten die daarvoor zijn, moeten voorleggen aan het algemeen bestuur. Er zou zich
de situatie kunnen voordoen dat het bestuur besluit om dat geld anders aan te wenden. Dus het lijkt me nuttig dat het bestuur daar aan het eind van het jaar verantwoording over geeft, dat het voor de leden ook inzichtelijk transparant is. Dus ik zou in overweging willen geven om volgend jaar zo’n kostenoverzicht te maken, enerzijds betreffende de ledengroepen binnenbrengende ontvangsten, en anderzijds om wat de bestedingen zijn in het kader van pluriformiteit.”
De voorzitter merkt op dat te kunnen toezeggen. De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Een klein beetje de consistentie van de vergadering, als je zes uur vergadert, dan ben je bijna vergeten waar je begonnen bent natuurlijk. Maar wij hebben helemaal aan het begin, denk ik, al duidelijk gemaakt, dat was bij het stuk pluriformiteit, dat daar toch stukken in zitten die niet stroken met afspraken die in het verleden zijn gemaakt. Kijk, er is een verhouding 1 staat tot 2 staat tot 3 als uitkomst gepresenteerd, maar ons is altijd voorgehouden dat dit als het ware de toevallige som was van datgene wat er aan extra activiteiten zou moeten worden gefinancierd. Als dat nu sluipend, en dat hoor ik toch eigenlijk zeggen, overgaat tot de formule 1 staat tot 2 staat tot 3, dan verzet ik mij daar hevig tegen, omdat dat gewoon geen recht doet aan datgene
wat in het verleden hierover is gezegd. Ja, er is wel gezegd, als er extra activiteiten komen, kunnen die worden gefinancierd, maar dat is, en dan sluit ik me aan bij Van Horn, iets wat dan op nacalculatiebasis ook echt moet worden gevolgd, opdat er niet een soort automatisme gaat komen van 1 staat tot 2 staat tot 3. Op dit moment is het wat mij betreft eigenlijk onverteerbaar dat openbaar accountants de extra activiteiten die we moeten doen voor toetsing, ja als het ware
geschonken krijgen, waar de anderen voor hun extra activiteiten nu dan opeens volledig moeten boeten. Ik zou in elk geval de oproep willen doen, de vergadering is nou redelijk vermoeid geraakt, om daar voor volgend jaar toch opnieuw naar te kijken.”
De voorzitter dankt de xxxx Xxxxxxx en vervolgt.
“Wil iemand hier aan de tafel daar op reageren? … Niet? … Uiteraard vinden we dat transparantie ook op dit punt gewenst en vereist is. Iemand anders nog in de zaal? … Niet? … Dan
vraag ik u of er met betrekking tot het eerste punt, ‘vaststelling van de herziene begroting van
het boekjaar 2006-2007’, behoefte is aan stemming? … Niet? … Dan is hiermee deze aangenomen.”
c. Vaststelling van de ontwerp-Contributieverordening 2007/2008
De voorzitter meldt aangekomen te zijn bij punt 8c. van de agenda, ‘vaststelling van de ontwerp- Contributieverhoging 2007-2008’. De voorzitter meldt dat hieromtrent een amendement is ingediend en wijst op amendement 20 uit de bundel van amendementen. De voorzitter vraagt of iemand stemming wil over amendement 20.
Een persoon uit de zaal (naam niet genoemd) meldt stemming te willen omtrent amendement 20.
De voorzitter merkt op ingefluisterd te hebben gekregen dat, indien er stemming gewenst is, dat we hier geen besluitvorming op kunnen hebben. Dit omdat de meerderheid van de leden die hier vandaag aanvankelijk aanwezig waren, weggelopen is.
De notaris krijgt vervolgens het woord.
“Ja, ik denk dat we toch gewoon een stemming moeten houden om daarna vast te stellen hoeveel mensen deelgenomen hebben aan de stemming. Want de wettelijke regel is dat: ‘indien er
geen der leden stemming verlangt, is het voorstel aangenomen’. Dat hebben we dus tot nu toe gezien. Als een van de leden stemming verlangt, moet een stemming gehouden worden. En dan krijg je het volgende criterium: ‘een stemming in een bijeenkomst van de ledenvergadering is nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal blijkens de presentielijst opgekomen leden eraan heeft deelgenomen’. Dus er wordt nu om stemming gevraagd en ik denk dat u tot stemming moet overgaan. En daarna kunnen we vaststellen of de stemming nietig is of niet.”
De voorzitter gaat vervolgens over tot stemming.
“Mag ik de stemkastjes aan. En wij stemmen eerst over amendement 20. Als u voor het amendement bent, wat ik u adviseer, dan stemt u een 1. De tijd gaat nu in. … De stemtijd is nu afgelopen.
De uitkomst van de stemming over amendement 20 is:
1 (voor) – 198 stemmen, 82,8%;
2 (tegen) – 41 stemmen, 17,2%;
3 (blanco) – 0 stemmen, 0%.
De notaris merkt op dat deze uitslag betekent dat de stemming nietig is en dat er geen besluit tot stand gekomen is.
De voorzitter merkt op dat dit hem duidelijk is. De voorzitter vraagt de notaris of hetzelfde gehandeld dient te worden met betrekking tot de ontwerp-Contributieverordening 2007/2008.
De notaris bevestigt dit voor de situatie dat iemand om stemming vraagt.
De voorzitter vraag of iemand uit de zaal wil dat over de ontwerp-Contributieverordening 2007/2008 wordt gestemd.
Uit de zaal merkt iemand op (naam niet genoemd) dat hij stemming wenst. De voorzitter vervolgt met een stemming.
“De stemkastjes aan. Nu gaat de stemtijd in. … Uw stemtijd is over.”
De uitkomst van de stemming over de ontwerp-Contributieverordening 2007/2008 is: 1 (voor) – 184 stemmen, 77,6%;
2 (tegen) – 51 stemmen, 21,5%;
3 (blanco) – 2 stemmen, 0,8%.
De voorzitter merkt op deze aantallen te laten vastleggen in het verslag (stemming nietig).
d. Begroting voor het boekjaar 2007/2008
De voorzitter gaat door met de behandeling van 8d., ‘de begroting van 2007-2008’. De voorzitter merkt daarbij het volgende op.
“Als gevolg van het amendement ‘opheffing B3’ zal een groep registeraccountants niet worden ingedeeld in een hogere contributiecategorie. In de voorgelegde begroting is rekening gehouden met de verhoogde contributie voor 400 leden die niet werkzaam zijn in een accountantspraktijk, maar wel professionele diensten aan derden verlenen en geen interim-managers zijn. Het effect van dit amendement is dat deze verhoging niet meer aan de orde is en daarmee 200.000 negatief minder contributieopbrengsten. Ik stel voor de begroting te behandelen, rekening houdend met deze correctie.”
De voorzitter vraagt vervolgens of iemand behoefte heeft aan stemming over de begroting. De xxxx Xxxxxxx vraagt of bijlage 17 nou al aan de orde geweest of niet.
De voorzitter meldt dat deze bijlage aan de orde is geweest en dat nu bijlage 16 weer in behandeling is.
“Is er behoefte aan stemming? Ja. Goed. Dan stemmen wij hierover. Mag ik de stemkastjes aan. Wij stemmen voor deze begroting. Tijd gaat nu in. … Tijd is om.”
De uitkomst van de stemming over de begroting voor het boekjaar 2007/2008 is: 1 (voor) – 176 stemmen, 76,9%;
2 (tegen) – 50 stemmen, 21,8%;
3 (blanco) – 3 stemmen, 1,3%.
De voorzitter merkt op dat de aantallen door de notaris worden genoteerd (stemming nietig).
9. Oorkonde van verdienste
De voorzitter houdt de volgende inleiding.
“Het doet mij een genoegen de oorkonde van verdiensten aan een verdienstelijk lid uit te reiken. Ik lees voor de oorkonde.
‘Het bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants verklaart hiermee
dat prof. dr. mr. X.X. xxx xxx Xxxxxx gedurende vele jaren en in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de activiteiten in de beroepsorganisatie en daarmee aan de ontwikkeling van het accountantsberoep in het algemeen. Als erkenning voor deze verdienste is hem in de jaarlijkse bijeenkomst van de ledenvergadering van 14 december 2006 deze oorkonde uitgereikt.’
Xxxxx, mag ik zeggen, ik ben bijzonder tevreden dat ik jou deze oorkonde mag uitreiken. Ik moet
ook in eerste instantie zeggen aan jouw echtgenote alle eer dat ze vanmiddag deze lange vergadering heeft uitgezeten. Wij hebben je uitgenodigd, en toen wist je niet waarin je uitgenodigd
werd, maar zo gaat dat in accountantsland: ‘bewogen, bevlogen en heel helder, denk ik nu ook, voor xxxxxx beiden’. De afgelopen 25 jaar, Xxxxx, ben je bijzonder actief geweest in allerlei zaken
waar je deze oorkonde voor krijgt. Gestart ben je bij de rechtsvoorganger van Ernst & Young in 1966 in het beroep, dat is 40 jaar in het beroep. Je studie heb je in 1975 afgerond. Dat is 30 jaar, na je afstuderen zit je hier en 25 jaar daarvan ben je ook actief geweest. Ik heb een lijst van functies gekregen wat je allemaal voor het NIVRA, voor en namens het NIVRA, hebt gedaan en ik kom tot meer dan 30. De belangrijkste die ik noem, zijn lid van de CAJ en de CBV, waarachtig geen mis te verstane instituten. Ook internationaal heb je 15 keer in werkgroepen van de
FEE meegedaan, en dat tussen 1991 en heden. En het treffende is dat je dat deed in werkgroepen over bankwezen, verzekeringswezen, belastingen. Ik denk dat het niet een kwestie is van
dat je van al die beroepen verstand had, of van al die branches verstand had, maar zeker dat je een autoriteit op je eigen vakgebied was. Een autoriteit op het gebied van verslaggeving, waarin je nu ook doceert aan Nyenrode en bij mijn weten ook nog in Tilburg. Daarnaast zijn er een groot aantal maatschappelijke functies. Ik zal ze niet allemaal opnoemen, maar het is geweldig, zo’n lijst als ik bij jou aantref. Zelf heb ik je leren kennen als docent in VERA- of SRA-verband waar je ook heftig optrad. En ik moet eerlijk zeggen dat ik het geweldig vond hoe jij over de onderwerpen van verslaggeving, die mij toch redelijk droger uitkwamen dan die van audit of controleleer, waar ik het in deed, dat je daar toch de mensen wist te boeien. Ik heb je bovendien
hier op deze accountantsledenvergadering vaak gezien als voorzitter van de Sinninghe Damstéprijs die je uitreikte. En toen we zeiden: ‘we gaan die Sinninghe Damsté-prijs afschaffen’, hebben
we je onmiddellijk gevraagd om de Essayprijs uit te reiken, en die Essayprijs heb je ook uitgereikt aan een jonge man op de afgelopen Accountantsdag. Ik denk, Xxxxx, al met al een lijst van verdienste die ik niet voor alle leden verder hoef voor te dragen, om je dan toch hier uit te nodigen op dit podium om de oorkonde in ontvangst te nemen.”
De heer Xxx xxx Xxxxxx neemt de oorkonde in ontvangst en doet een dankwoord.
“Ik voel me zeer vereerd, Xxxxxx, met deze onderscheiding. 28 jaar geleden mocht ik eveneens tijdens de ledenvergadering de Sinninghe Damsté-prijs in ontvangst nemen. Het ging, dat was toen de opmaat naar later bleek naar veel activiteiten binnen de beroepsorganisatie. En ik herinner me van die vergadering dat ook daar de GBR aan de orde was. Het ging toen over de positie
van de interne accountants, en ook die ledenvergadering was drukbezocht. Het lijkt een coïncidentie dat dit vandaag dan weer is in die vergadering. En al dan niet, u was gewaarschuwd, de
vorige keer duurde het lang, maar deze is nog langer geweest dan die bij de Sinninghe Damstéprijs. Ik begrijp dat jouw geduld op de proef is gesteld. Maar het is niet altijd zo in ledenvergaderingen, kan ik je zeggen. Wat het werk voor de beroepsorganisatie betreft, dat heb ik altijd
echt met heel veel plezier gedaan en het was ook buitengewoon leerzaam. Xxxxxx, jij refereerde aan onder meer activiteiten bij de FEE en dat was vooral ook de ‘Accounting Working Party’ en de ‘Company Law Working Party’ en gesprekken daar gaven altijd weer nieuwe perspectieven op je eigen beroepsuitoefening. Ik mocht dit werk zo’n 26 of 25 jaar geleden aanvangen en wat, denk ik, velen niet weten was dat toen het NIVRA een nieuw beleid had ontwikkeld dat enkele juist afgestudeerde registeraccountants in de hoogste adviescommissies toen, mochten worden
opgenomen en zo mochten Xxxxx Xxxxxx en ik zitting nemen in een commissie Ondernemingsrecht.
En ik herinner me dat we met veel ontzag opkeken naar de aanwezige éminences grises
uit het vak, en ik realiseer me, hier nu staande, dat ik inmiddels op die leeftijd ben van die mensen die ik toen als éminences grises aanduidde. En ik wil daarom van de gelegenheid hier gebruikmaken om zowel het NIVRA, de jonge leden als de kantoren op te roepen te stimuleren dat
de jonge registeraccountants vaak en intensief deelnemen in de activiteiten van de beroepsorganisatie, want ik denk dat het, ik heb als voorzitter van de Sinninghe Damsté-prijs ervaren dat de
xxxxxxx voor jonge registeraccountants om bij te dragen aan het vak toch wel heel erg hoog is. En voor een goede dynamische beroepsorganisatie is, denk ik, toch echt nodig dat we zorgen dat jonge mensen daar actief aan willen deelnemen. Dat wilde ik nog graag even meegeven. En nogmaals dank voor de erkenning via deze oorkonde. Dank u wel.”
10. Uitslag van de stemmingen
De voorzitter informeert bij het stembureau of de uitslagen van de stemmingen bekend zijn. Het blijkt dat deze nog niet bekend zijn. De voorzitter besluit dit agendapunt later te behandelen en gaat vervolgens door met de rondvraag
11. Rondvraag
De voorzitter informeert of iemand van de leden de behoefte heeft om iets te zeggen bij de rondvraag.
Mevrouw Xxxxxxxx neemt het woord.
“Ja, ik wil toch graag even een beetje reflectie op deze vergadering. We hebben die stemming gedaan, die hele ingewikkelde stemming over de VGC. En ik heb geconstateerd dat, nadat de VGC was goedgekeurd, 400 stemmen ‘en masse’ de zaal uitgingen. Ik vond dat ontluisterend. En ik zou willen zeggen dat dit raakt aan de ethiek van ons vak. Ik vind dat dit met integriteit heeft te maken en dit zijn volgens mij de stemmen van de openbare kantoren. En dat vind ik heel schandalig dat die zo doen, want ik weet dat die het afgelopen jaar allemaal verplicht een ethiekcursus hebben moeten volgen. En ik zou graag willen dat het bestuur hier iets aan doet.”
De voorzitter neemt het woord. “Ik ben met je eens, Xxxxxx Xxxxxxxx, dat het ontluisterend is dat
er zoveel leden weggaan. Kennelijk na het spannende, ik zeg het misschien hard, niet de beleefdheid hebben om ook de rest van de vergadering bij te wonen. Dat vind ik bijzonder spijtig.
Wat ik natuurlijk niet met je concludeer is dat het een bepaalde categorie van leden zou zijn.
Daar heb ik geen enkele aanwijzing voor. Ik kan dat ook niet verifiëren, ik kan dat ook niet constateren. Overigens zie ik hier toch nog een behoorlijk aantal openbaar accountants zitten”
Mevrouw Xxxxxxxx neemt wederom het woord.
“Ik wil er nog iets aan toevoegen. Want er zijn een aantal, er is heel veel rumoer uit de FINADachterban gekomen. Er zijn een aantal mensen hier geweest die hebben nogal stevig gesproken,
tot op het persoonlijke af, wat, waar ik niet van hou, en ik neem aan meer mensen hier ook niet, dat is niet erg beleefd. Maar ik moet toch zeggen, deze mensen hebben met open vizier gestreden.
En dat kun je niet zeggen van die 400 mensen die allemaal de zaal uit zijn gegaan en die hier achter bier staan te drinken. Ik vind dat absoluut geen stijl.”
De voorzitter reageert. “Ik ben het met je eens dat het geen stijl is, maar de andere, de rest van de conclusies kan ik niet met je delen. Ik ben het ook met je eens dat, als we hier met zoveel stemmen beginnen, dat er dan zomaar een hoop mensen weglopen, dat is niet plezierig.”
Een persoon uit de zaal (naam niet genoemd) neemt het woord.
“De heer de voorzitter, ik wil toch even bezwaar maken tegen de woorden van mevrouw Xxxxxxxx, die daar de suggestie zojuist wekt dat de mensen van de grote kantoren nu de zaal hebben verlaten. Ik kan haar geruststellen dat er nog wel degelijk mensen van grote kantoren op dit moment in de zaal zijn en ik vind het geen smakelijke suggestie die zij heeft gedaan.”
De voorzitter vervolgt. “Dank u wel, maar laten we deze discussie hier niet voeren. Wie wil er nog iets voor de rondvraag zeggen.”
De heer Xxx Xxxxxxxx neemt het woord
“Het is de eerste keer dat ik een ledenvergadering bijwoon. Wat mij opvalt, en ik denk dat u ook die conclusie moet trekken, is dat er in de stemuitslagen gewoon toch sprake is van een grote verdeeldheid binnen ons beroep. Weliswaar is de VGC aangenomen, maar ik denk dus dat een heel groot deel van ons beroep toch wel tegen was, tegen bepaalde elementen van dat geheel. U heeft te kennen gegeven dat u uw rondje heeft gedaan rond alle mensen. Dat neem ik gewoon zonder meer aan, maar toch denk ik, voor de zorgvuldigheid, de volgende keer toch nog meer
tijd in moeten steken, want anders dreigt misschien ook wel op een gegeven moment de splitsing. Maar wat mij ook zorgen baart, is, u heeft er weliswaar een speerpunt voor komend jaar
van gemaakt, is de concurrentie in de internationale opleidingen. Binnen de EU betekent dat dit er toch op een gegeven moment geharmoniseerd gaat worden en dat dergelijke opleidingen, die
mensen ook de Nederlandse markt mogen bedienen. Ik hoop dat we een juiste kwaliteitprijsverhouding blijven hanteren in ons onderwijs. Ik ben het wel met mevrouw Xxxxxxxx eens
dat er ook inderdaad respect moet zijn over en weer tijdens zo’n vergadering. Ik vind gewoon dat het eigenlijk niet kan dat zo’n grote groep mensen gewoon wegloopt, terwijl er toch nog over bepaalde zaken besluiten moeten worden genomen. Ik weet dat u daar weinig tegen kunt doen. U kunt wel een appèl doen aan mensen. Dank u wel voor de spreektijd.”
De xxxx Xxxxxxxxxxx neemt het woord.
“Reflectie tijdens de vergadering, ik denk dat dit een hele goede zaak is. Ik heb termen gehoord in deze vergadering waarvan ik denk dat ze accountant-onwaardig zijn. Xxxxxx, we zijn ervan beschuldigd stom stemvee te zijn die niet zelf kunnen nadenken, en ook nog de beschuldiging dat mensen van de grote kantoren hier weglopen. Ik vind het beneden alle peil.”
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Ik had de eer om vier mensen achter mij te hebben, vrij jonge accountants, die hebben aan mij ruiterlijk toegegeven dat ze door hun baas hiernaartoe gestuurd zijn om voor de bestuursstandpunten te stemmen. En dat waren niet de enigen die in deze zaal zaten. Ik vind het een diepe
schande dat dit mogelijk is in ons eerbare beroep. Ik ben er echt kapot van.” De heer Xxx Xxxxx Xxxxxxxxxx neemt het woord.
“Ik zou toch even willen reageren op de enigszins ongefundeerde mededelingen en binnen accountantstermen geldt daarvoor de term deugdelijke grondslag. Ook ik vind dat het niet netjes is
dat bij één onderwerp er heel veel mensen zijn en daarna een hele hoop weg zijn. Maar ik zat toevallig wel midden in de zaal. Ik heb kunnen constateren bij welke onderwerpen en welke sprekers er geklapt werd rond mij heen. En ik kan u garanderen dat tot mijn stomme verbazing juist degenen die het eerste weggingen, niet tevreden waren met de stemming.”
De xxxx Xxxxxxx neemt het woord.
“Volgens mij zijn ze nog steeds aan het tellen daar, dus we moeten de tijd ook vullen. Ik denk dat het feit dat het op dit moment half acht is en we nu kennelijk aan het eind zijn van een hele enerverende vergadering, die toch lang met respect over en weer is gevoerd. Waarbij natuurlijk
altijd een verliezende en een winnende partij is, we in elk geval het bestuur kunnen complimenteren met het feit dat ze het grootste gelijk aan hun kant hebben gekregen. Maar ik wou releveren
aan wat collega Xxxxxxxx zei toen hij wegging. Is toch ook niet helemaal de eerste de beste
van dit beroep die een dergelijke vergadering had meegemaakt in 1998. Hij verklapte mij dat hij ook eigenlijk niet voor was en had het over een Pyrrusoverwinning. Ik voel dat ook wel een beetje zo. En ik zou om die reden het bestuur mee willen geven om eigenlijk toch alle oproepen die vanmiddag zijn gedaan, wel heel erg duidelijk ter harte te nemen zodat die gaten die door een hoop mensen worden gezien, en die door het bureau wordt weggepraat, ik moet zeggen, ik heb ook nog de neiging om Xxx Xxxxxx te geloven, daar ken ik hem ook te goed voor, en geloof daar ook zelf in, maar tegelijkertijd zijn er nog steeds ‘loop holes’ in het geheel die in elk
geval niet geruststellen. Dus ik zou nog een keer willen oproepen om daar wat aan te doen. Nou, los daarvan, de echte oproep: ‘dit moeten we elkaar nooit meer aandoen’. Ik had bij het boek gezet, ik zei u al, ik had acht, twaalf uur te vliegen, dus ik was waarschijnlijk de enige die echt de tijd had om me voor te bereiden, want u had, met dank daarvoor, gezorgd dat ik het boek in
Hongkong had, dus ik had even de tijd, maar ik had er al boven gezet: ‘relevance lost’. De relevantie was volledig zoek. Als je 341 pagina’s moet bestuderen voor een vergadering als dit, dan
weet je van tevoren dat het fout gaat. Dat moet u dus nooit meer doen. Als er zo iets belangrijks is, dan moet dat op een aparte agenda worden behandeld. En u moet het niet verwarren met een
algemene ledenvergadering. Zou ik u dat nog meegeven voor de volgende keer. … Toch meegeven dat de stemmingen aangegeven hebben dat er eigenlijk sprake is van een te grote verdeeldheid over een zo belangrijk onderwerp. En aan de andere kant wil ik mijn respect uitspre
xxx voor de manier waarop het bestuur zich door deze vergadering heeft gewerkt. Wel een beetje zichzelf aangedaan, maar complimenten voor de manier waarop het gedaan is.”
De heer Xxxxxxxx neemt het woord.
“Door beide voorgaande sprekers heb ik echt niks te zeggen, want ik wou ook weer gaan zitten, maar ik wou er nog één ding aan toevoegen. Nee, laat ik eerst zeggen dat ik zowel de eerste woorden van Xxxxxxx als de laatste zeer heb geapprecieerd. Ik denk dat je zo met elkaar moet spreken, vanuit respect. Maar ik bleef toch nog even staan, niet alleen om dit te zeggen, maar ook om een suggestie te doen en dat is. In uw beleidsplannen, in uw beleidsplan, zoals u het gepresenteerd heeft, noemde u het onderwerp ‘corporate governance’. En ik begreep daaruit dat het gaat over de ‘corporate governance’ in Nederland en de bijdrage van accountants. Maar ik
zou me ook kunnen voorstellen dat u in uw beleidsplan opneemt de ‘governance’ van deze organisatie.
Die staat nu onder invloed van heel veel wijzigingen, ook al door de spanning rondom pluriformiteit, en het is het onderwerp dat al sinds begin 1990 aan de orde is geweest. Er is ook in ’92, ’93 een uitvoerig rapport over verschenen, is daar niet aanvaard, maar het zou goed zijn om in de loop van die geschiedenis te bekijken en te komen tot een visie op de toekomst.”
De voorzitter merkt op dat het bestuur hiermee bezig is. Er is een onderzoek door Xxxxxxxxxx gestart om het bestuur hierin te begeleiden.
De heer Xxx Xxxx neemt het woord.
“Ik wil hier graag een ander onderwerp aanroeren en vooral omdat ik het zelf als positief heb ervaren. Ikzelf en een aantal anderen zijn een paar weken geleden naar de Raad van Tucht geweest waar de zaak Xxxxx werd behandeld. Ik wil daar verder niet inhoudelijk op ingaan, maar
wat ik en een aantal anderen ervaren hebben is dat dit heel goed functioneerde. En dat het eigenlijk heel erg jammer is dat weinig mensen weten dat dit zo goed functioneert, omdat het in de publiciteit nog wel eens het imago heeft van: ‘daar wordt het onder ons geregeld’. En dat is absoluut niet onze perceptie. Ik weet niet of het NIVRA helemaal het goede gremium is. Ik ken
de verantwoordelijkheid in dezen niet. Maar ik wil wel even meegeven, misschien dat daar toch eens naar gekeken kan worden, dat het verdraaid lastig is om daarbij aanwezig te zijn. Xxxx, in principe zijn die zittingen openbaar, maar als je gaat xxxxxx, wordt nagevraagd wie je bent, waarom je ernaartoe wilt, enzovoort. En als je wil vragen wanneer de uitslag, of de uitspraak is, dan krijg je dezelfde problemen. Dus even samenvattend, zeer positief hoe die zitting verlopen is, los van de uitspraak, maar ik denk dat de toegankelijkheid voor belangstellenden wellicht iets vergroot kan worden. Dat was het.”
De voorzitter dankt de heer Xxx Xxxx en stelt vast dat er geen andere sprekers meer zijn voor de rondvraag.
10. Uitslag van de stemmingen
Vervolgbehandeling van punt 10 van de agenda.
De voorzitter informeert bij het stembureau of de stemmen intussen geteld zijn. Het stembureau geeft aan nog enige tijd nodig te hebben voor de tellingen.
De voorzitter merkt vervolgens op dat er 446 uitgebrachte schriftelijke stemmen zijn en dat er eerder blijkens de presentielijst 930 stemmen aanwezig waren. De voorzitter concludeert vervolgens dat over de benoemingen geen rechtsgeldige stemming heeft plaatsgevonden. De voorzitter
merkt op dat het niet anders kan dan dit onderwerp in de volgende vergadering opnieuw aan de orde te stellen.
12. Sluiting
De voorzitter sluit om circa 19.45 uur de vergadering officieel en dankt de aanwezigen voor hun deelname aan de vergadering.
----- Original Message -----
From: C.B.A. Spil To: X. xxx Xxxxxxxxxxx ; Xxxx Xxxxxxxxx ; Xxx X. xxx Xxxxxxxxxx ; Xxxxxx Xxxxxxx ; Xxxx X.X. Xxxxx ; Xxx Xxxxx ; Xxxxxxx Xxxxxx ; Xxxxxxx Xxxxxx ; Xxxx Xxxxxxx
Cc: Xxxxxxx Xxxx ; X.X.X. xxx xxx Xxxxx ; P.J.J. Xxxxxxx ; E.F. Xxxxxxx ; x.xxxxxxxxx@xxxxxxx-xxxxxxxxxxx.xx ; C. Xxxxx ; X. xxx Xxx ; Xxxx xxx Xxxx ; Xxxx xxx Xxxx ; C.H.G. Xxxxx ; X. xx Xxxxx ; Th. X. Xxxxxx ; M.A.H. Xxxxxxxxx ; R.J. Vahstal ; S. Bantvawala ; C.J. Xxxxxxxxxx ; G.C. Eijlders ; N. Xxxx ; X.X. xxx Xxxxxxx ; L.J.G. Peeters ; X. Xxxxxx ; K.J. Xxxxx ; R.A.M. Xxxxxxxxx ; X. xxx Xxxx ; X. Xxxxxxxx ; Xxxx xxx Xxxxxx ; Xxx Xxxxxxx ; Xxx-Xxxxxx Xxxxxxx ; Xxxx xxx Xxxxxx ; X. Xxxxxxxx ; Xxxxxx Xxxxxx ; Xxxxx Xxx ; P.D. Xxxxxxx ; Xxxxxx Xxxx ; Xxxx Xxxxxxxx ; X.X.X.X. Xxxxxxxx ; Xxxxx Xxxxxx ; Xxxxxxxx Xxxxxx ; X. xx Xxx ; Xxxxx Xxxxxxxx ; Xxx Xxxxxxxx ; Xxxxxx Xxxxxxx ; X.Xxxxxxx ; Xxxxxxx Xxxx ; Xxxx Xxxxxxxx ; J.R. Kaandorp
Sent: Sunday, November 26, 2006 1:14 PM
Subject: Praktische Bedenkingen tegen de VGC
Geachte Leden van het Nivra-Bestuur,
Het is u bekend dat art. 23 van de Wet op de Registeraccountants bepaald dat een ieder gedurende drie weken na de openbaarmaking van een ontwerp in de staatscourant bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren kan brengen en dat het bestuur alsdan verplicht is de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden te brengen. De publikatie in de staatscourant van het ontwerp VGC viel op 6 november. Bij deze verzoeken wij u derhalve om de bijlage van deze mail als praktische bedenking bedenking tegen het ontwerp VGC te behandelen en zo spoedig mogelijk onder de aandacht van alle leden te brengen.
Deze mail zal ook worden gefaxt en zo nodig per bode worden bezorgd indien uiterlijk maandagochtend geen ontvangstbevestiging wordt ontvangen.
Met vriendelijke groeten, Xxxxxxx B.A. Spil
0411-641699
Bijlagen:
Uw Stem voor de Alternatieve X-Gedragscode Definitief.doc
Uw Stem voor de Alternatieve Gedragscode
Op de komende ledenvergadering van 14 december komt de ontwerp-VGC van het NIVRA in stemming. Deze gedragscode is niet aanvaardbaar, want deze dupeert:
A. Accountantskantoren met uitsluitend samenstellingsopdrachten en advies;
B. Finad-accountants of accountants in business (de grootste groep binnen het NIVRA);
C. Vele actieve post-actieve RA’s;
D. RA’s bij de Belastingdienst.
Verder bevat de ontwerp-VGC talrijke fouten, tegenstrijdigheden en slordigheden. Op onderdelen is deze zelfs in strijd met de Code of Ethics. De voorgestelde gedragscode zal grote problemen geven voor accountants, maar ook voor de gebruikers van hun diensten en in de tuchtrechtspraak.
Xxxxxx Xxxxxx presenteert het NIVRA-bestuur hierover op 27 november een uitvoerig en gemotiveerd rapport van bedenkingen. Op grond van artikel 23, eerste lid WRA moet het bestuur deze bedenkingen ter kennis brengen van alle leden. Dit rapport mag u dus binnenkort verwachten. Het wordt na verschijning ook gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Wat zijn precies de problemen voor de verschillende groepen leden?
A. Accountantskantoren met uitsluitend samenstellingsopdrachten en advisering
Accountants die uitsluitend samenstellingsopdrachten uitvoeren en MKB-cliënten adviseren, vallen in groep B1. Dit betekent de zwaarste PE-verplichtingen en onderworpenheid aan de Nadere voorschriften voor accountantskantoren (NVAK). Xx Xxxxx heeft deze pas gepubliceerd op 23 november. Uit de bijgevoegde transponeringstabel blijkt dat veel voorschriften uit de WTA, BTA en VAO van toepassing blijven op deze categorie.
De NVAK geven kleine accountantskantoren een concurrentienadeel:
a. ten opzichte van grote kantoren, die wel de vereiste schaalgrootte hebben.
b. ten opzichte van andere dienstverleners die niet aan die bureaucratische eisen hoeven te voldoen.
De NVAK kunnen de komende jaren nog verder worden opgeschroefd, zonder controle door de ledenvergadering. Als een kantoor niet aan de NVAK kan of wil voldoen, heeft dat draconische gevolgen. Het kantoor verliest het predicaat ‘accountantskantoor’ en de accountants zelf verliezen hun RA-titel.
Het kantoor verliest zo ook veel van zijn wervingskracht voor nieuwe medewerkers. De NVAK kunnen op die manier, via het verplichte lidmaatschap van NIVRA en NOvAA, worden gebruikt om de markt te ‘zuiveren’ van kleine accountantskantoren en om mensen hun RA- of AA-titel af te nemen.
B. Finad-accountants
1. De ontwerp-VGC bevat een apart hoofdstuk B3 voor 'accountants met overige opdrachten'. Deze overige opdrachten zijn niet goed te onderscheiden van de ‘andere dan assuranceopdrachten of aan assurance verwante opdrachten’ in het jargon van de VGC of ‘aan assurance verwante opdrachten en eventuele overige opdrachten’ in het jargon van
de op 23 november gepubliceerde NVAK. Zodra u een aan assurance verwante opdracht en eventuele overige opdracht uitvoert voor derden, beschouwt de VGC u als openbaar accountant. Daardoor krijgt u ineens te maken met de hoogste PE-verplichtingen en bureaucratische kantoorvoorschriften.
2. Deze groep B3 'accountants met overige opdrachten' omvat alle actieve Finad-leden die diensten aanbieden aan derden en alle actieve post-actieven, ongeacht hun inkomen. Bij deze groep stijgt de contributie tot 1.000 euro per jaar.
3. Finad-leden die zakelijke diensten verlenen en de actieve post-actieven hebben vaak snel wisselende activiteiten. Zo is een interim-manager soms in loondienst, verhuurt zich dan weer op contractbasis en kan hij ook allerlei overige of specifieke diensten aanbieden. Hij valt dan niet alleen steeds in een andere contributiegroep (de hoogste telt), maar ook steeds onder andere regelgeving. Dit is een arbeidsintensief en bureaucratisch wangedrocht.
4. Nobele activiteiten tegen een geringe vergoeding - zoals stichtingsvoorzitter of commissaris - worden belast met een contributie van 1.000 euro per jaar. Of zelfs 1.500 euro en de hoogste PE-verplichtingen als deze activiteiten het FINAD-lid kwalificeren als openbaar accountant, wat al snel het geval kan zijn.
C. Actieve post-actieven
Vele actieve post-actieven onder ons beschouwen de RA-titel als een zuivere opleidingstitel. De ethische principes van het beroep vormden nimmer een probleem. De voorgestelde VGC kiest echter een beroepstitel als uitgangspunt.
Hierdoor valt elke actieve post-actieve RA (en dat wordt hopelijk iedere RA bij leven en welzijn) automatisch in groep B3 ‘accountant met overige opdrachten’ (1.000 euro contributie) of zelfs in groep B1 ‘openbaar accountants’. Dit geeft ridicule situaties. Bijvoorbeeld een RA die het financieel verslag van een vereniging samenstelt, merkt de VGC aan als openbaar accountant. Dit betekent 1.500 euro contributie, de zwaarste PE-verplichtingen en het moeten voldoen aan bureaucratische kantooreisen.
D. RA’s bij de Belastingdienst
Volgens de Code of Ethics vallen accountants en managers bij de Belastingdienst in deel C. In de ontwerp-VGC vallen ze echter onder B2. Dit is een specifiek Nederlands hoofdstuk, dat gebaseerd is op regels voor commercieel dienstverleners en waarin het woord cliënt simpelweg is vervangen door ‘werkgever’. Dit geeft ridicule uitkomsten. Om een voorbeeld te noemen. Voordat een commercieel dienstverlener een opdracht accepteert, moet hij beoordelen of de cliënt en opdracht aanvaardbaar zijn. Voor RA’s bij de Belastingdienst is dit omgetoverd tot: voordat je bij een werkgever in dienst treedt, moet je beoordelen of die werkgever wel aanvaardbaar is. Een openbaar accountant hoeft dat niet, een belastingadviseur, CFO of controller hoeft dat evenmin, maar uitgerekend een overheidsaccountant moet, voordat hij bij de overheid in dienst treedt, beoordelen of die overheid wel zuiver op de graat is. Verder bevat dit hoofdstuk B2 nog meer onzinnigheden en ook talrijke slordigheden, die dit in de praktijk onwerkbaar maken. Bovendien geeft dit hoofdstuk het NIVRA de bevoegdheid om eisen te stellen aan de organisatie, inrichting, dossiervorming e.d. van de Belastingdienst. Ook dat kan allerlei ongewenste effecten hebben.
Toezichthouders bij de AFM, DNB, NMa en opsporingsambtenaren van het KLPD vallen in de ontwerp-VGC wel onder deel C. Maar accountants en managers bij de Belastingdienst, inclusief FIOD/ECD, vallen onder deel B2. Hoe valt dit verschil uit te leggen? Antwoord: dit verschil valt niet uit te leggen, maar berust op een van de vele fouten in de ontwerp- VGC.
Alternatieve gedragscode
Onderstaande leden zijn van mening dat de ontwerp-VGC om bovengenoemde redenen niet aanvaardbaar is. Daarom moet deze VGC democratisch worden afgestemd. Als constructieve bijdrage aan de discussie willen zij een alternatieve gedragscode (zie xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx) in stemming brengen. Deze gedragscode is zuiver gebaseerd op de Code of Ethics, maar is helder en compact (9 pagina’s).
In deze alternatieve gedragscode, de X-code, worden alle bovenstaande problemen opgelost. Alle FINAD-leden en de actieve post-actieven vallen daar in groep C ‘accountants in business’. Via een ingenieuze flexregeling voldoet deze oplossing messcherp aan de Code of Ethics.
De zuivere samenstellers hebben een keuzevrijheid. Als ze een samenstellingsverklaring afgeven, zijn ze openbaar accountant. Kiezen ze voor een samenstellingsrapport, dan zijn ze accountant in business. Degenen die kiezen voor een samenstellingsrapport zijn vrijgesteld van de RAC, de NVAK en van andere ongepaste voorschriften. Die vrijstelling geldt ook voor de andere leden in groep C van de X-code, de Finad-leden en de actieve post-actieven.
Door de ontwerp-VGC af te stemmen moet ook de nieuwe contributieverordening worden afgestemd. Als gevolg blijft de huidige contributie verordening voorlopig in stand. Groep C van de bestaande contributieverordening wordt nu alleen groter omdat ook alle ‘zuivere’ samenstellers daar nu onder vallen. Als gevolg moet het Nivra-Bureau ofwel reorganiseren om budgettekorten te vermijden of een nieuwe contributie verordening voorstellen.
Laat uw stem horen!
Onderstaande collega’s rekenen graag op uw stem in de ledenvergadering van 14 december a.s. om 13.30 uur in Amsterdam.
Als u zelf wel naar de vergadering wilt komen, moet u zich vóór 7 december aanmelden via het besloten gedeelte van de NIVRA-site. Wilt u dat dan s.v.p. ook mailen naar xxxxx@xxxxxxxxxxx.xx.
XX’x die zelf niet bij de vergadering aanwezig kunnen zijn, maar wel een stemvolmacht willen geven, kunnen dat mailen aan xxxxxxxx.xxxxx@xxxxxxxxxxx.xx. Zo kunnen we deze leden adviseren wie zij hun stemvolmacht geven via het besloten deel van de NIVRA-site. Dit is beperkt tot maximaal 3 volmachten per aanwezig lid. De sluitingsdatum voor het aanmelden van volmachten is 7 december.
Met vriendelijke groet,
X.X.X. xxx xxx Xxxxx, F.J.A.M. Xxxxxxxxx, X.X.X. xxx xxx Xxxxx, S.F. Xxxxxxxx, X.X. Eijlders, G.H. Xxxxxxx, Xx. xx Xxxxx, X. Xxxxxxx, X. Plug, C.B.A. Xxxx, X. xx Xxx, P.D. Vullers
Zaterdag 25 november 2006
PRODUKTIE 2.1: Procedureel/Juridische Bedenking tegen de VGC, begeleidende email
----- Original Message -----
From: C.B.A. Spil To: X. xxx Xxxxxxxxxxx ; Xxxx Xxxxxxxxx ; Xxx X. xxx Xxxxxxxxxx ; Xxxxxx Xxxxxxx ; Xxxx X.X. Xxxxx ; Xxx Xxxxx ; Xxxxxxx Xxxxxx ; Xxxxxxx Xxxxxx ; Xxxx Xxxxxxx
Cc: Xxxxxxx Xxxx ; X.X.X. xxx xxx Xxxxx ; P.J.J. Xxxxxxx ; E.F. Xxxxxxx ; x.xxxxxxxxx@xxxxxxx-xxxxxxxxxxx.xx ; C. Xxxxx ; X. xxx Xxx ; Xxxx xxx Xxxx ; Xxxx xxx Xxxx ; C.H.G. Xxxxx ; X. xx Xxxxx ; Th. X. Xxxxxx ; M.A.H. Xxxxxxxxx ; R.J. Vahstal ; S. Bantvawala ; C.J. Xxxxxxxxxx ; G.C. Eijlders ; N. Xxxx ; X.X. xxx Xxxxxxx ; L.J.G. Peeters ; X. Xxxxxx ; K.J. Xxxxx ; R.A.M. Xxxxxxxxx ; X. xxx Xxxx ; X. Xxxxxxxx ; Xxxx xxx Xxxxxx ; Xxx Xxxxxxx ; Xxx-Xxxxxx Xxxxxxx ; Xxxx xxx Xxxxxx ; X. Xxxxxxxx ; Xxxxxx Xxxxxx ; Xxxxx Xxx ; P.D. Xxxxxxx ; Xxxxxx Xxxx ; Xxxx Xxxxxxxx ; X.X.X.X. Xxxxxxxx ; Xxxxx Xxxxxx ; Xxxxxxxx Xxxxxx ; X. xx Xxx ; Xxxxx Xxxxxxxx ; Xxx Xxxxxxxx ; Xxxxxx Xxxxxxx ; X.Xxxxxxx ; Xxxxxxx Xxxx ; Xxxx Xxxxxxxx ; J.R. Kaandorp
Sent: Sunday, November 26, 2006 1:14 PM
Subject: Procedureel/Juridische Bedenking tegen de VGC
Geachte Leden van het Nivra-Bestuur,
In persoonlijk overleg heeft de heer van Xxxxxxxxxxx steeds bevestigd voorstander te zijn van een democratische procedure waarbij amendementen op het VGC-ontwerp, ter vergadering in behandeling genomen moeten kunnen worden. Uit een email, fax en brief gedateerd 24 november van het Nivra- Bureau, begrepen wij uiteindelijk dat uw bestuur niet wil meewerken aan verspreiding en behandeling van serieuze amendementen zoals de bijgesloten alternatieve X-code en verordening permanente educatie. De argumenten in die email, fax en brief zijn mijns inziens volstrekt ontoereikend om de bevoegdheden van de ledenvergadering als hoogste orgaan binnen Nivra, op een dergelijke wijze ernstig in te perken.
Als gevolg treft u bijgaand aan een oproep ondertekend door ruim 40 leden om een ledenvergadering bijeen te roepen aansluitend op of samenvallend met de reeds eerder door u bijeengeroepen ledenvergadering op 14 december. Een en ander conform het bepaalde in Artikel 8 van de Wet op de Registeraccountants. Nu deze oproep wordt gedaan ruim twee weken voor de ledenvergadering zelf, is er geen enkele belemmering gezien art. 1 van de Verordening op de Ledenvergadering om deze alternatieve vergadering ook op 14 december te doen plaatsvinden. Op deze vergadering zullen de bijgesloten alternatieve verordeningen worden geagendeerd en aan de leden worden voorgelegd, met hen besproken en in stemming gebracht.
Het is u bekend dat art. 23 van de Wet op de Registeraccountants bepaald dat een ieder gedurende drie weken na de openbaarmaking van een ontwerp in de staatscourant bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren kan brengen en dat het bestuur alsdan verplicht is de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden te brengen. De publikatie in de staatscourant van het ontwerp VGC viel op 6 november. Bij deze verzoeken wij u derhalve om deze mail als procedureel/juridische bedenking bedenking tegen het ontwerp VGC te behandelen en zo spoedig mogelijk onder de aandacht van alle leden te brengen samen met de bijgevoegde oproep van ruim 40 leden om een ledenvergadering bijeen te roepen.
In bijgaande oproep voor de ledenvergadering treft u al voldoende juridische argumenten aan om uw email, fax en brief van 24 november te weerleggen. Het argument dat de paritaire commissie de beslissingen van de ledenvergadering zou kunnen voorschrijven omdat anders de gelijkheid van gedragscode van Nivra/Novaa niet gewaarborgd zou zijn, houdt onder meer geen stand omdat, als u daar geen zorg voor wilt dragen, anderen zullen bewerkstelligen dat in de Novaa-ledenvergadering van 11 december dezelfde alternatieve gedragscode in stemming wordt gebracht evt. via een door 40 leden bij een
te roepen bijzonder vergadering.
Los van alle juridische argumentatie, spreek ik de wens uit dat u zich tijdig realiseert dat de combinatie van:
• uw gebrek aan medewerking om tot zuivere democratische besluitvorming te komen,
• onnodige introductie van de categorie B3 'overige opdrachten' met onnodige richtlijnen en verhoogde contributie voor vele actieve Finad-leden niet in dienstbetrekking,
• door deze categorie B3 heeft u de opleidingstitel RA omgevormd in een beroepstitel. Elke actieve post-actieve RA (en dat wordt hopelijk iedere RA bij leven en welzijn) gaat daar automatisch onder vallen tenzij hij zich laat uitschrijven uit het register,
• opleggen van rigide regels en contributies aan post actieven, die incidenteel, veelal sociaal- charitatief, nog enige nevenfuncties vasthouden,
• het scheppen van onduidelijkheid bij zelfstandigen die beurtelings en of tegelijkertijd als interim manager en als adviseur werkzaam zijn,
• het instandhouden van onnodige regelgeving voor de talrijke kantoren die als 'zuivere' samenstellers functioneren.
in combinatie nu eenmaal geen haalbare kaart is.
Deze mail zal ook worden gefaxt en zo nodig per bode worden bezorgd indien uiterlijk maandagochtend geen ontvangstbevestiging wordt ontvangen.
Met vriendelijke groeten, Xxxxxxx B.A. Spil
0411-641699
Bijlagen:
OPROEP ALTERNATIEVE LEDENVERGADERING OP 14 december 2006.doc
Westra-21-11-Concept X-code.pdf
Westra-21-11-Concept Uitvoeringsbesluit Gedragscode.pdf Westra-21-11-Concept toelichting X-code.pdf
Concept-Verordening inzake Permanente Educatie.doc Toelichting Alternatieve Verordening Permanente Educatie.doc
PRODUKTIE 2.2: Procedureel/Juridische Bedenking tegen de VGC, bijlage
N.B. Uitsluitend de bijlage OPROEP ALTERNATIEVE LEDENVERGADERING OP 14 december 2006.doc is opgenomen omdat de overige bijlagen alleen de gewenste verordeningen bevatten en relatief groot zijn
=============================================================================
OPROEP ALTERNATIEVE LEDENVERGADERING OP 14 december 2006
zaterdag 25 november 2006
Bestuur van het Nivra
t.a.v. de weledele heer X. xxx Xxxxxxxxxxx
X.X. Xxxxxxxxxxx 00 0000 XX Xxxxxxxxx
Geachte Leden van het Nivra-Bestuur,
Tot onze spijt is gebleken dat u geen medewerking wilt verlenen aan een democratische besluitvorming van de ledenvergadering door te weigeren voorstellen van de leden als agendapunt te behandelen waarover gestemd kan worden.
Het betreft een alternatief ontwerp verordening gedragscode, de X-code als amendement op de door U voorgestelde VGC. Verder betreft het een alternatief ontwerp Verordening Permanente Educatie in de plaats van de door het bestuur uitgevaardigde Nadere voorschriften Permanente Educatie 2006.
U beroept zich op het feit dat beide voorstellen geen amendementen zijn maar complete nieuwe Concept-Verordeningen die in de Staatscourant gepubliceerd moet worden. Wij zijn zo vrij met u van mening te verschillen. Er is geen regel die zegt dat een ingrijpende amendement geen amendement meer zou zijn omdat het ingrijpend is.
Er is uiteraard wel een verplichting tot publicatie van concept-verordeningen in de Staatscourant, maar het betreffende Artikel 23 Wet op de Registeraccountants stelt alleen dat:
De ontwerpen van verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze openbaar gemaakt. Een ieder kan gedurende drie weken na de openbaarmaking van een ontwerp bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren brengen. Het bestuur brengt de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden.
Er staat nergens dat een ontwerp verordening drie weken vóór de ledenvergadering in de Staatscourant geplaatst zou moeten worden. Er zijn inmiddels vanaf eind 2005 tot op heden meerdere ontwerpen VGC geweest die geen van alle zijn gepubliceerd in de Staatscourant. Gezien de u bekende heftige kritiek van de leden die zelfs resulteerde in de u bekende twee alternatieve ontwerpen Gedragscode, zou zelfs te verwachten zijn geweest uw ontwerp VGC pas als ontwerp te zien in de zin van de wet als het door de ledenvergadering zou zijn goedgekeurd. Uw standpunt zou misschien nog te billijken zijn geweest als u voortvarend had aangeboden alternatieve ontwerpen in de staatscourant te gaan plaatsen. Door uw weigering hieraan mee te werken, wekt u de indruk niet mee te willen werken aan democratische besluitvorming binnen Nivra.
Gezien bovenstaande roepen onderstaande 40 leden U op conform Artikel 8 een ledenvergadering bijeen te roepen aansluitend op of samenvallend met de reeds eerder door u bijeengeroepen ledenvergadering. De alternatieve verordening gedragscode zien wij het liefst behandeld als amendement met de verste strekking bij het bestaande agendapunt 7.a en de PE-verordening als een nieuw punt
7.l. Als u daaraan mee zou willen werken is gelukkig geen afzonderlijke vergadering nodig.
De te behandelen punten zijn de alternatieve ontwerp verordening gedragscode, de X-code alsmede de alternatieve ontwerp Verordening Permanente Educatie. Beide voorstellen doen wij u separaat per email toekomen.
Voorts verzoeken wij u dit schrijven te willen behandelen conform Artikel 23 Wet op de Registeraccountants als een bedenking tegen het ontwerp VGC van juridisch-technische aard die de kernpunten van de democratisch besluitvorming binnen Nivra raakt en verzoek wij u derhalve dit verzoek zo spoedig mogelijk ter kennisname aan te bieden aan alle leden.
Met vriendelijke groeten,
X.X.X. xxx xxx Xxxxx, F.J.A.M. Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxxxxx, X.X.X. Xxxxxxx, X.X.X. xxx xxx Xxxxx, J.C. Xxxxxxxx, X. xxx Xxxx, X. xxx Xxx, G.C. Eijlders,
X. Xxxxxx, X.X.X. xxx Xxxx, X.X. xxx Xxxxxx, X-X. Xxxxxxx, A.N.M. Xxxxxx, X.X. Xxxxxxxx, G.H. Xxxxxxx, X.X. Xxxx, Xx. xx Xxxxx, X. Xxxxxxx, X.X.X. Xxxxxx, X. Xxxxxxxx, X.X. Xxxxxx, L.J.G. Xxxxxxx, X. Plug, Th.A.M. Prevoo, P.H. Xxx, X.X. Xxxxxxxx, X.X.X. Xxxxxxxxx, C.B.A. Spil, E.F. Xxxxxxx, X. xxx Xxxx, H.J.H. Xxxxxxxx, X.X.X.X. Xxxxxxxx, Xx. Xxxxxxxx, X.X. xxx Xxxxxxx, R.J. Xxxxxxx, X.X.X. xxx Xxxxxx, C.J. Xxxxxxxxxx, P.J.J. Xxxxxxx, C.H.G.C.M. Xxxxx, X. xx Xxx, K.J. Xxxxx, P.D. Vullers, M.A.H. Xxxxxxxxx
PRODUKTIE 3: Brief Nivra 5 december 2006 aan alle leden
de leden van het NIVRA
Datum Onderwerp Referentie Bijlage(n) Doorkiesnummer
5 december 2006 Reactie op bedenkingen WvW/ar T 020-3010301
F 020-3010302
Geachte mevrouw, meneer,
Op de ledenvergadering van 14 december zal een groot aantal ontwerpverordeningen, waaronder de Verordening gedragscode en de Verordening accountantsorganisaties, aan de leden worden voorgelegd. Het betreft hier belangrijke veranderingen in het stelsel van regelgeving. U bent
hierover via de Nieuwsbrief Nieuwe Regelgeving, de NIVRA-website en voorlichtingsbijeenkomsten uitvoerig geïnformeerd. Op 6 november zijn de ontwerp-verordeningen in de Staatscourant gepubliceerd.
Tot 27 november jl. heeft ieder lid schriftelijke bedenkingen tegen deze ontwerpen kenbaar
kunnen maken. Met deze brief informeert het NIVRA-bestuur u, conform de wet, over de belangrijkste bedenkingen die zijn ontvangen. Deze hebben betrekking op de Ontwerp- Verordening Gedragscode en betreffen:
• Brief van mevrouw X.X.X. Xxxxxx RA d.d. 27 november 2006 met rapport van bedenkingen
• Emailbericht van de heer mr. drs. C.B.A. Spil RA d.d. 26 november 2006 met bijlagen.
Het NIVRA heeft een reactie geformuleerd op de bedenkingen. De gedetailleerde tekst van de bedenkingen, de reactie van het NIVRA en de bijlagen kunt u vinden op xxx.xxxxx.xx.
In deze brief geven we een reactie op hoofdlijnen.
Zorgvuldige totstandkoming ontwerp-verordeningen
Aan de publicatie in de Staatscourant en de behandeling in de ledenvergadering is een zorgvuldig proces van totstandkoming van de ontwerpen vooraf gegaan. Ten aanzien van de Ontwerp- Verordening Gedragscode zijn de volgende stappen doorlopen.
- Vervaardigen van een concept door een paritaire commissie van XXXXX- en NOvAAdeskundigen;
- Overleg met de vakgroepen Finad, Intac, Ovac en Opak;
- Afstemming met het Ministerie van Financiën, de Autoriteit Financiële Markten en de Belastingdienst;
- Sondering van het ontwerp met deskundige leden en derden;
- Discussie met ruim zeshonderd leden in negen bijeenkomsten;
- Overwegen en verwerken van de vele mondelinge commentaren, de ruim dertig schriftelijke commentaren en vervolgens vervaardigen van een definitief ontwerp door de genoemde commissie.
Prof. Dr. X.X.X. Xxxxxx XX, lid van de International Ethics Standards Board for Accountants (IAESB) van de IFAC, en Dr. J.P.J. Verkruijsse, technical advisor bij de IAASB van de IFAC, zijn namens het NIVRA intensief bij de vervaardiging van de ontwerp-verordening betrokken geweest.
In de afgelopen vier maanden hebben de leden ruimschoots gelegenheid gehad om te reageren op het ontwerp en daarover overleg te plegen. Velen van u hebben daarvan gebruik gemaakt wat heeft geleid tot goede discussie met de leden en een aantal aanpassingen in het ontwerp. In deze discussie zijn ook veel onjuiste veronderstellingen en interpretaties bij leden weggenomen. Het bestuur is dan ook van mening dat bij de totstandkoming van het voorliggende ontwerp een zorgvuldig proces is gevolgd en onderschrijft het ontwerp ten volle. Van belang is voorts te
constateren, dat het voorliggende ontwerp de instemming heeft van het Ministerie van Financien.
Wijzigingen op grond van commentaren
Naar verwachting zal het huidige ontwerp nog enige wijzigingen ondergaan. Met name op het creëren van een aparte categorie voor registeraccountants die alleen overige opdrachten uitvoeren (de zogenaamde B3-categorie) is van meerdere zijden kritiek uitgeoefend. Het Finadbestuur
heeft kanttekeningen geplaatst en ook de Nederlandse vertegenwoordiger in het Professional Accountants in Business Committee van de IFAC, de heer drs. X.X.X.X. xxx Xxxx, heeft gewezen op enkele discrepanties.
Gezien de ambivalentie van de Code of Ethics op dit punt, en rekening houdend met de kritiek, heeft het bestuur besloten om een amendement te steunen, dat erop gericht is deze accountants te classificeren in categorie C, als ‘accountants in business’. Uiteraard wordt daarmee ook de contributie op dat niveau vastgesteld.
Daarnaast heeft het Ministerie van Financiën aangedrongen op een wijziging van artikel A-
140.1. Het betreft een ontheffing van de geheimhoudingsplicht voor toetsers en getoetste accountants, indien het SRA toezicht uitoefent in het kader van de Wta. Het bestuur zal hieraan
gehoor geven door een amendement, dat op korte termijn wordt gepubliceerd.
Reactie op de bedenkingen van xxxxxxx Xxxxxx
Het NIVRA heeft, in overeenstemming met de zorgvuldigheid van het proces van regelgeving,
een uitvoerige reactie opgesteld, waarin puntsgewijs wordt ingegaan op de aangevoerde bedenkingen.
Het NIVRA tekent daarbij aan dat xxxxxxx Xxxxxx ten aanzien van een beperkt aantal punten, met name redactionele en taalkundige onjuistheden terechte kritiek heeft uitgeoefend. Het bestuur zal ter zake een bestuursamendement voorleggen aan de ledenvergadering.
In deze brief beperken we ons tot een aantal essentiële kritiekpunten.
• Een belangrijke bedenking van xxxxxxx Xxxxxx betreft de veronderstelling dat een registeraccountant die “eventueel een overige opdracht” uitvoert, zich kwalificeert als
openbaar accountant en derhalve moet voldoen aan onnodig strenge regelgeving.
Deze bedenking berust op een verkeerde lezing en interpretatie van de definitie openbaar accountant, waarbij zij van mening is dat een RA die uitsluitend overige opdrachten uitvoert ook
als openbaar accountant wordt gekwalificeerd. De definitie leest dat de openbaar accountant, zijnde een registeraccountant die een assuranceopdracht of een aan assurance verwante opdracht uitvoert, beide soorten opdrachten kan combineren met het uitvoeren van overige opdrachten,
hetgeen tot uitdrukking is gebracht met het woord ‘en’. Indien de registeraccountant deze werkzaamheden beide uitvoert, dan verricht hij de overige opdrachten eveneens als openbaar accountant
en is hij dientengevolge ook voor die werkzaamheden onderworpen aan het bepaalde in de delen A en B1 van de VGC.
De registeraccountant die alleen overige opdrachten voor cliënten uitvoert valt, in tegenstelling tot de veronderstelling van xxxxxxx Xxxxxx, niet onder de definitie van openbaar accountant. In
de ontwerp-VGC is deze groep in een aparte categorie B3 ondergebracht, waarin de verantwoordelijkheden van een publieke dienstverlening tot uiting komen. Zoals eerder aangegeven
zal dit voorstel worden geamendeerd, zodat de betreffende groep in de C-categorie wordt ingedeeld.
• Een andere bedenking betreft het feit dat de regelgeving voor intern accountants en overheidsaccountants afwijkt van de Code of Ethics waarin deze registeraccountants zijn aangemerkt als accountant in business.
De VGC wijkt hierin inderdaad af van de Code of Ethics van de IFAC. De Intac en Ovac hebben voorstellen gedaan omtrent de verankering van de intern accountants en overheidsaccountants
in de VGC welke door het bestuur zijn gehonoreerd met als argument de unieke Nederlandse positie van de intern accountants en overheidsaccountants waarbij veelvuldig controle en andere assuranceopdrachten worden uitgevoerd. Bovendien geldt dat de samenwerking op opdrachtniveau tussen de openbaar accountants en intern accountants en overheidsaccountants is gediend bij een zoveel mogelijk gelijke set van regelgeving voor de openbaar accountants en de intern en overheidsaccountants. De inhoud van de regelgeving zelf zoals die is opgenomen in
deel B2 van de ontwerp-VGC is met Intac en Ovac afgestemd en heeft hun goedkeuring. Bovendien meent xxxxxxx Xxxxxx dat vanwege het feit dat overheidsaccountants zijn verbonden aan een accountantsafdeling het NIVRA bureaucratische voorschriften bindend kan opleggen aan overheidsinstanties. Deze suggestie is onterecht. De regelgeving met betrekking tot
beleid, inrichting, organisatie en dossiervorming van overheidsinstanties, volgt onder meer uit regelgeving inzake kwaliteitsbeheersing zoals neergelegd in Richtlijn Kwaliteitsbewaking 1, gebaseerd op internationale regelgeving van de IFAC. De wijze van regelgeving via de Verordening accountantsorganisaties (VAO) en de nadere voorschriften is het directe gevolg van de
wijze waarop de regelgeving is gestructureerd en is verankerd in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) en het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta).
Overigens is besloten tegemoet te komen aan de kritiek van xxxxxxx Xxxxxx ten aanzien van de Belastingdienst. De voorschriften voor accountantsafdelingen zullen, door een nog op te stellen bestuursamendement, hierop niet van toepassing zijn.
• Een bedenking betreft voorts de verschillen tussen de ontwerp-VGC’s van NIVRA en NOvAA.
Deze verschillen zijn slechts in beperkte mate van inhoudelijke aard en bestaan daarnaast uit redactionele verschillen. De verschillen waren reeds bekend en anders dan is gesteld hebben deze geen grote impact. Bovendien hebben de verschillen geen betrekking op de voorschriften voor de wettelijke controle, waarvoor de verplichting bestaat dat de verordeningen van NOvAA en NIVRA inhoudelijk (dus niet letterlijk) gelijk moeten zijn.
Over de verschillen is met de NOvAA gesproken; die heeft toegezegd te bezien of in ieder geval de beperkte inhoudelijke verschillen in de loop van 2007 kunnen worden opgeheven.
Reactie op de bedenkingen van de heer Spil
• De bedenkingen van de heer Xxxx richten zich op de B3-categorie en de eisen die aan
deze categorie worden gesteld. Daarnaast is hij van mening dat de voorgestelde regelgeving voor samenstelpraktijken onaanvaardbaar is.
Voor de reactie ten aanzien van de B3-categorie verwijzen we naar eerdere opmerkingen.
Voor de samenstellingsopdrachten geldt dat zowel de definitie als de plaats in de ontwerp-VGC aansluiten bij de Code of Ethics en het Assurance Framework van IFAC. Van belang is te constateren dat verzwaarde verplichtingen als gevolg van de VGC niet aan de orde zijn. Zo zijn de onafhankelijkheidsregels uitsluitend van toepassing op assurance opdrachten en derhalve niet op samenstellingsopdrachten. Het NIVRA-bestuur is overigens voornemens samen met de NOvAA
een klankbordgroep met o.a. vertegenwoordigers uit de kleine accountantspraktijken in te stellen, die de regeldruk voor de samenstelpraktijk onderzoekt. Voorstellen in dit verband zullen
worden besproken in een extra ledenvergadering in juni 2007.
• Daarnaast verzoekt de heer Xxxx een extra ledenvergadering bijeen te roepen, waarin de alternatieve ontwerp-verordening gedragscode, de x-code, en de alternatieve ontwerp verordening permanente educatie behandeld zouden moeten worden.
Het bestuur is van mening dat deze alternatieven in de discussie bij de behandeling van de VGC op 14 december a.s. aan de orde kunnen komen. Stemming daarover is op de desbetreffende ledenvergadering niet mogelijk, omdat bij de totstandkoming niet is voldaan aan de wettelijke eisen (paritaire commissie, publicatie in de Staatscourant, gericht op consultatie van leden en derden). Het bestuur komt nog met een reactie op het verzoek voor een extra ledenvergadering. Het bestuur beschouwt beide genoemde alternatieve ontwerp-verordeningen niet als verbetering. De overwegingen voor dit standpunt zijn als volgt samen te vatten.
X-code
• De code geeft geen uitwerking van de regelgeving, toegespitst op intern en overheidsaccountants, zoals vervat in hoofdstuk B2 van de Ontwerp-Verordening Gedragscode.
Dit is een wezenlijke omissie omdat deze accountants in Nederland veelvuldig controle en overige assuranceopdrachten uitvoeren.
• De code bevat, met uitzondering van de bepaling inzake nadere voorschriften onafhankelijkheid,
geen koppeling naar nadere voorschriften. Hierdoor ontbeert regelgeving inzake controle- en overige standaarden, permanente educatie en kantoor- en afdelingsvereisten een wettelijke grondslag.
• Door een veelheid van andere, soms op de GBR gebaseerde definities en korte teksten
mist de code noodzakelijke nuanceringen en toelichtingen, die in de complexe en veelvormige praktijk van belang zijn voor zowel het beroep als het maatschappelijk verkeer
voor een juist begrip van de voorschriften.
• De code is strijdig met de Code of Ethics van IFAC en het Assurance framework van IFAC, zowel qua reikwijdte als qua inhoud en vormgeving.
Het bestuur concludeert dat de X-code zowel wat betreft de inhoud als de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen, die aan een verordening gedragscode moeten worden gesteld.
Alternatieve verordening permanente educatie
De alternatieve verordening wil het voorgestelde inputsysteem (waarbij het behalen van PEpunten centraal staat) vervangen door een outputsysteem (kwalitatieve verantwoording gebaseerd
op zelfanalyse). Het bestuur is geen voorstander van het outputsysteem vanwege het grotere tijdsbeslag voor de leden en de veel hogere kosten voor de organisatie.
Procedures tijdens Algemene Ledenvergadering
U bent van harte welkom op de Algemene Ledenvergadering van 14 december a.s. in Amsterdam.
Voor de goede orde wijzen we u graag op een aantal procedures die van toepassing zijn op de vergadering.
• Leden zijn bevoegd amendementen voor te stellen, zolang de beraadslagingen over een ontwerp-verordening nog niet zijn gesloten. Amendementen moeten schriftelijk bij het bestuur worden ingediend en moeten zijn ondertekend door ten minste vier leden. Een dergelijk amendement is een voorstel tot wijziging van een voorliggend ontwerp.
• Ook het bestuur kan op grond van de ingebrachte bedenkingen besluiten dat een wijziging van het voorstel gewenst is en een hiertoe strekkend bestuursamendement aan de ledenvergadering voorleggen.
• Ten aanzien van amendementen op de Ontwerp-Verordening Gedragscode geldt dat de ledenvergadering zich dient te houden aan artikel 19a lid 1 WRA. Dit vereist dat in een verordening waarin gedrags- en beroepsregels worden vastgelegd, de onderwerpen die betrekking hebben op de uitoefening van werkzaamheden ter zake van het verrichten
van een wettelijke controle een gelijke inhoud hebben als de desbetreffende voorschriften van AA’s.
• Ook de eisen inzake de vakbekwaamheid en een uitwerking hiervan in een verplichting tot permanente educatie, moeten – gezien artikel 25 Wta en de uitwerking hiervan in het Bta – in de verordening van het NIVRA en de NOvAA een gelijke inhoud hebben, omdat deze onderwerpen de wettelijke controle raken.
• Ten aanzien van ontwerpverordeningen is in art. 23 lid 1 WRA de verplichting tot publicatie in de Staatscourant vastgelegd, met een termijn van drie weken voor het uiten
van bedenkingen. Amendementen mogen niet leiden tot strijd met dit wettelijk voorschrift.
• Met de inwerkingtreding van de Wta per 1 oktober jongstleden is het mogelijk een ander lid te machtigen uw stem uit te brengen op de ledenvergadering. Elk NIVRA-lid kan
van maximaal drie leden een volmacht ontvangen. Om ervoor te zorgen dat de vergadering en de stemprocedures op een goede wijze verlopen wordt u verzocht uw volmacht
uiterlijk 11 december te verstrekken. Volmachtverlening kan via de NIVRA-site, u kunt het machtigingsformulier ook printen en per post verzenden.
Graag hopen wij u te zien en te horen op 14 december. Met vriendelijke groet,
X.X. xxx Xxxxxxxxxxx RA voorzitter
PRODUKTIE 4.1: Brief Nivra d.d. 21-12-2007 inzake extra ledenvergadering, begeleidende email
=====================
----- Original Message -----
From: Xxxxx xx-Xxxxxxxx, Xxxx
To: xxxxxxx.xxxx@xxxxxxxxxxx.xxx
Sent: Thursday, December 21, 2006 5:22 PM
Subject: brief inzake extra ledenvergadering Geachte heer Spil,
Bijgaande brief wordt heden per aangetekende post naar u verzonden.
Met vriendelijke groet,
Xxxx xx Xxxxx-Xxxxxxxx
management-assistent
Koninklijk NIVRA
X.X. Xxxxxxxxxxx 00 Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxxxx
T 020 301 02 39
Aan dit bericht kunnen geen rechten worden ontleend. Openbaarmaking, vermenigvuldiging, verspreiding en/of verstrekking van dit bericht aan derden is behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIVRA niet toegestaan. De afzender staat niet in voor de juiste, volledige en tijdige overbrenging van dit bericht. Ook kan de afzender geen garantie geven dat dit bericht en eventuele bijlage(n) virusvrij zijn of dat dit bericht wordt overgebracht zonder inbreuk of tussenkomst van onbevoegde derden.
Indien dit bericht per abuis bij u is terechtgekomen, wordt u verzocht het te vernietigen en de afzender daaromtrent te informeren.
PRODUKTIE 4.2: Brief Nivra d.d. 21-12-2007 inzake extra ledenvergadering, bijlage
=================================================================================
PRODUKTIE 5: Onduidelijke definitie openbaar accountant
De kern van het probleem schuilt in de definitieparagraaf onder a van de VGC:
a. aan assurance verwante opdrachten: de opdracht tot het samenstellen van financiële informatie en de opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden;
Door de samenhang met een aantal andere definities in deze definitieparagraaf van de VGC, wordt iedere accountant- administratieconsulent een openbaar accountant als hij een opdracht uitvoert tot het samenstellen van financiële informatie of tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden.
Mocht de argeloze lezer hopen dat in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden een nadere definitie van deze begrippen te vinden zou zijn, wordt hij teleurgesteld.
Allereerst is er het terminologieprobleem want met ingang van 26 januari 2007 zijn de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (RAC) omgezet in Controle- en overige standaarden (COS) en gelijktijdig geactualiseerd.
In de RAC is een Verklarende woordenlijst opgenomen die in de COS ontbreekt.
1. RAC: Opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden(Agreed-upon procedures engagement) - Een opdracht waarbij de accountant die werkzaamheden verricht die hij, de huishouding en mogelijke andere belanghebbenden zijn overeengekomen en rapporteert over feitelijke bevindingen. De ontvangers van het rapport trekken daaruit hun eigen conclusies. Het rapport is uitsluitend bestemd voor partijen waarmee de te verrichten werkzaamheden zijn overeengekomen, aangezien anderen die niet op de hoogte zijn van het doel van de werkzaamheden, de resultaten onjuist kunnen interpreteren (Richtlijn 4400, paragraaf 4, 5 en 6).
2. COS: Hier ontbreekt een definitieparagraaf naar het dichtste dat komt bij een definitie is de volgende tekst: Een opdracht tot het verrichten van specifieke werkzaamheden omvat veelal het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden met betrekking tot afzonderlijke aspecten van financiële gegevens (bijvoorbeeld crediteuren, debiteuren, aankopen bij verbonden partijen en de verkopen en resultaten van een onderdeel van de entiteit), een deel van de jaarrekening (bijvoorbeeld de balans) of zelfs een geheel financieel overzicht.
Uit bovenstaande blijkt dat het begrip ‘openbaar accountant’ en de daarmee verbonden publieke functie volstrekt onduidelijk is gedefinieerd. Een accountant kan zelf onmogelijk meer bepalen met deze vage termen wanneer hij openbaar accountant wordt. Als gevolg daarvan kan ook niet meer bepaald worden welke regelgeving op hem van toepassing is. Dientengevolge is ook voor het publiek onduidelijk wanneer iemand de publieke functie van openbaar accountant uitoefent. Deze rechtsonzekerheid klemt des te meer omdat de term openbaar accountant als zodanig soms ook in andere wetgeving wordt gehanteerd. Deze rechtsonzekerheid moet gecombineerd worden met het gegeven dat de VGC toelaat dat organisaties zich kunnen tooien met de naam van een groot openbaar accountantskantoor en ook zichtbaar deel uitmaken van hun netwerk, aan geen enkele accountancy-regelgeving onderhevig is. Zie daarvoor de punten 19), 20)en 23) in de dagvaarding. De verwarring voor het publiek is daarmee compleet.
Als iemand openbaar accountant is, zijn een groot aantal regels ook van toepassing op organisaties waar een accountant werkzaam is zonder dat die organisaties zich als accountantsorganisaties (willen) presenteren. Bijvoorbeeld belastingadvies, interim-management, advocatuur, juridisch advies bijv. inzake corporate governance, management consultancy etc. Zie daarvoor de punten 19), 20)en 23) in de dagvaarding. Dit versterkt de rechtsonzekerheid voor alle werknemers bij die organisaties en de cliënten van die organisaties.