REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE SOCIAAL DOMEIN Subcommissie II
REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE SOCIAAL DOMEIN
Subcommissie II
Woonplaatsbeginsel Jeugd en landelijke toegankelijkheid Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang
Per xx 2022
Begripsomschrijving
Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder:
commissie : de Geschillencommissie Sociaal Domein, subcommissie II ingesteld en in stand gehouden door de stichting;
convenant landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang: convenant landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang vastgesteld op 14-02- 2019. Bevat afspraken tussen alle Centrumgemeenten over de manier waarop zij samen verantwoordelijkheid voor de landelijke toegankelijkheid van maatschappelijke opvang.
convenant implementatie woonplaatsbeginsel Jeugdwet: het convenant implementatie woonplaatsbeginsel Jeugdwet is vastgesteld in mei 2021 en bevat aanvullende afspraken tussen gemeenten met betrekking tot de implementatie van het woonplaatsbeginsel
gemeente : de gemeente of meerdere gemeenten gezamenlijk (al dan niet in
een Gemeenschappelijke Regeling)
partijen : de gemeente(-n) en/of de (zorg-)aanbieder(s);
schriftelijk : schriftelijk of op elektronische wijze
stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf
werkinstructie landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang: Werkinstructie landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang vastgesteld op 14-02-2019: de werkinstructie is een nadere uitwerking van het convenant.
(zorg)aanbieder : iedere natuurlijke of rechtspersoon, of groep van natuurlijke of rechtspersonen, die valt onder de definitie van jeugdhulpaanbieder in de zin van de Jeugdwet, waaronder begrepen Gecertificeerde Instellingen, of aanbieder in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Onder aanbieder wordt ook begrepen een onderaannemer die de aanbieder inschakelt.
Samenstelling, ondersteuning en taak
Artikel 2. 1. De commissie bestaat uit een door de stichting te bepalen aantal onafhankelijke leden: één of meer door de stichting aangezochte voorzitters en één of meer door de VNG voorgedragen leden.
Alle leden worden benoemd door het bestuur van de stichting. De voorzitters dienen de hoedanigheid van meester in de rechten of Master of Laws (LLM) te hebben. Aan de commissie kan een (plaatsvervangend) secretaris worden toegevoegd, die eveneens de hoedanigheid van meester in de rechten of Master of Laws (LLM) heeft.
Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door de stichting.
2. Aan de behandeling van voorgelegde geschillen nemen deel: een voorzitter en twee leden voorgedragen door de VNG. Indien bij het geschil ook een aanbieder is betrokken dan wordt één lid voorgedragen door de VNG en één lid door de brancheorganisatie van de betreffende aanbieder. De leden die aan de
behandeling van een geschil deelnemen bekleden geen (neven)functie die het vormen van een onafhankelijk oordeel bemoeilijken.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 kan aan de behandeling van een voorgelegd geschil alleen een voorzitter deelnemen indien:
a. er beslist moet worden over de bevoegdheid van de commissie; of
b. er beslist moet worden over de ontvankelijkheid van de indiener in zijn klacht; of
c. de klacht kennelijk ongegrond is.
4. Waar in het reglement vermeld staat dat de commissie beslist, omvat dat ook de beslissing door de voorzitter in de zin van lid 3.
Artikel 3. 1. De commissie behandelt geschillen tussen partijen over:
a. de toepassing van het woonplaatsbeginsel jeugd zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet alsmede volgens de afspraken in het Convenant implementatie woonplaatsbeginsel Jeugdwet;
b. de toepassing van het beginsel van landelijke toegankelijkheid voor Beschermd Wonen op grond van de Wmo 2015, artikel 1.2.1 sub b alsmede volgens de afspraken in het Convenant landelijke toegankelijkheid Beschermd Wonen en daarbij behorende handreiking en beleidsregels landelijke toegang Beschermd Wonen en nadere toelichting bij de handreiking (tot aan invoering van wet woonplaatsbeginsel Beschermd Wonen);
c. de toepassing van het woonplaatsbeginsel Beschermd Wonen (wanneer deze wet van kracht wordt);
d. de toepassing van het beginsel van landelijke toegankelijkheid voor opvang op grond van de Wmo 2015, artikel 1.21 sub c alsmede volgens de afspraken in het Convenant landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang en daarbij behorende werkinstructie.
2. De commissie doet dit door in een dergelijk geschil een schikking tussen partijen te bevorderen of een bindend advies uit te brengen.
Bevoegdheid
Artikel 4. 1. De commissie is bevoegd een geschil te behandelen, indien en voor zover partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen.
2. Indien tijdens de behandeling van een geschil blijkt dat het geschil niet jegens de juiste partij aanhangig is gemaakt, verklaart de commissie zich onbevoegd en wordt tevens een termijn bepaald, waarbinnen het geschil door de betrokkene opnieuw aanhangig kan worden gemaakt.
Ontvankelijkheid
Artikel 5. 1. De commissie verklaart de indiener(s) ambtshalve niet ontvankelijk indien het een geschil betreft waarover reeds bij de rechter een procedure aanhangig is gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak over de inhoud heeft gedaan. Indien de wet de gang naar de commissie niet toestaat, zal de commissie het geschil niet in behandeling nemen.
2. De commissie verklaart op verzoek van de wederpartij - gedaan bij eerste gelegenheid - de indiener in zijn klacht niet ontvankelijk indien partijen niet aantoonbaar contact hebben gehad over het geschil om te zoeken naar een minnelijke schikking, bijvoorbeeld met behulp van een adviseur van het Ketenbureau I Sociaal Domein indien van toepassing in overeenstemming met de werkinstructie landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang.
De behandeling van geschillen
Artikel 6. 1. Partijen kunnen in ieder stadium van de procedure onafhankelijk advies inwinnen of zich bij de behandeling van een geschil door derden laten bijstaan of vertegenwoordigen.
2. Het geschil dient schriftelijk aan de commissie kenbaar te worden gemaakt door middel van een door de commissie te verstrekken en door de indiener(s) in te vullen vragenformulier, waarmee hij/zij verklaart/verklaren de door de commissie te wijzen uitspraak als bindend te aanvaarden.
Artikel 7. Indien de indiener(s) niet binnen één maand na een daartoe strekkend verzoek voldoet(n) aan het bepaalde in artikel 6 lid 2 wordt het geschil niet in behandeling genomen. De commissie kan de termijn van één maand bekorten of verlengen.
Artikel 8. 1. In het geval één partij het geschil indient stelt de commissie de andere partij(en) schriftelijk in kennis van het in behandeling nemen van het geschil. Het standpunt van de indiener(s) wordt door de commissie in afschrift schriftelijk aan de andere partij(en) toegezonden. De commissie stelt de andere partij(en) gedurende één maand in de gelegenheid zijn/hun standpunt over het geschil schriftelijk aan de commissie kenbaar te maken. De commissie kan de termijn van één maand bekorten of verlengen.
2. Het in het eerste lid bedoelde standpunt(en) wordt(en) door de commissie in afschrift aan de indiener(s) toegezonden.
Artikel 9. 1. De commissie heeft de mogelijkheid om op verzoek van één van de partijen of aan de hand van een eerste beoordeling, een nadere (mondelinge) toelichting te vragen aan één of meer partijen. Een verzoek van partijen dient uiterlijk binnen een week, na de beëindiging van het schriftelijke deel van de procedure, ontvangen te zijn.
2. Indien de commissie een mondelinge toelichting wenselijk acht, worden partijen opgeroepen teneinde mondeling te worden gehoord. De commissie stelt plaats, dag en uur vast en stelt partijen daarvan op de hoogte.
3. Indien artikel 2 lid 3 van toepassing is, wordt het geschil zonder het horen van partijen beslist, tenzij de voorzitter anders nodig acht.
4. De commissie kan partijen op hun verzoek toestaan getuigen of deskundigen mee te nemen en door haar te doen horen. De namen en adressen dienen uiterlijk een week voor de zitting van de commissie aan haar te zijn opgegeven.
Artikel 10. 1. De commissie kan, indien zij dat noodzakelijk acht, zelf inlichtingen inwinnen, onder meer door het horen van getuigen of deskundigen, door het instellen van een onderzoek of door het doen instellen van een onderzoek door één of meer door haar aan te wijzen deskundige(n). De commissie geeft daarvan kennis aan partijen. Partijen kunnen bij het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn.
2. De commissie verstrekt een afschrift van het deskundigenrapport aan partijen, die daarop binnen twee weken schriftelijk bij de commissie kunnen reageren. De commissie kan de termijn van twee weken bekorten of verlengen.
Uitspraak
Artikel 11. 1. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van relevante wetgeving en tussen partijen gesloten convenanten en afgesproken werkinstructies.
De commissie beslist met meerderheid van stemmen, behoudens in de situatie van artikel 2 lid 3. Het bindend advies wordt door de voorzitter ondertekend en schriftelijk aan partijen medegedeeld.
2. Het bindend advies bevat, naast de beslissing, in elk geval:
a. de namen van de leden van de commissie;
b. de namen en woon-, c.q. vestigingsplaatsen van partijen;
c. de namen van de eventueel geraadpleegde deskundigen en gehoorde getuige(n)
d. de dagtekening van het bindend advies;
e. de motivering van de gegeven beslissing.
Artikel 12. 1. De commissie beslist over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van de klacht.
2. De commissie kan voorts de volgende beslissingen nemen:
a. welke gemeente (financieel) verantwoordelijk is voor de ondersteuning van de jeugdige respectievelijk de beschermde woonplek voor de persoon met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving respectievelijk de opvang voor de persoon die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;
b. indien van toepassing te bepalen dat de verantwoordelijke gemeente de kosten vergoedt die door de niet-verantwoordelijke gemeente gemaakt zijn voor de betreffende persoon;
c. indien van toepassing te bepalen dat in de situatie dat de aanbieder kosten heeft gemaakt en deze kosten niet zijn vergoed door de niet verantwoordelijke aanbieder, de verantwoordelijke gemeente de kosten vergoedt aan de aanbieder.
d. alsmede iedere andere beslissing, die zij redelijk en billijk acht ter beëindiging van het geschil.
Artikel 13. Indien de partijen bij de mondelinge behandeling tot een schikking komen, kan de commissie de inhoud daarvan op verzoek van één der partijen in de vorm van een bindend advies vastleggen.
Artikel 14. Partij(en) kunnen hun geschil kosteloos voorleggen aan de commissie.
Artikel 15. 1. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op een binnen twee weken na de verzenddatum van het bindend advies door een partij(en) schriftelijk gedaan verzoek een kennelijke fout in het bindend advies herstellen, dan wel - indien de gegevens genoemd in artikel 11 lid 2 onder a tot en met c onjuist zijn vermeld - tot verbetering van die gegevens overgaan.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt indien van toepassing in afschrift aan de wederpartij gezonden en schort de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van het bindend advies op, totdat op het verzoek is beslist.
3. De wederpartij wordt twee weken in de gelegenheid gesteld op het verzoek als bedoeld in het eerste lid te reageren.
4. Herstel of verbetering geschiedt middels schriftelijke mededeling aan partijen.
Geheimhouding, wraking en verschoning
Artikel 16. De leden van de commissie alsmede de eventueel aan de commissie verbonden (plaatsvervangend) secretaris zijn tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende gegevens die hen bij de behandeling van het geschil ter kennis zijn gekomen.
Artikel 17. 1. Elk van de leden van de commissie, die met de behandeling van het geschil belast zijn, kan door één of door beide partijen in het geschil worden gewraakt indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan zijn onpartijdigheid of
onafhankelijkheid. Wraking kan worden gedaan uiterlijk binnen een week na de zitting waarop het geschil is behandeld. Om dezelfde redenen kan een eventueel aan de commissie toegevoegde secretaris worden gewraakt. Lid 1 en volgende van dit artikel zijn in dit geval van overeenkomstige toepassing.
2. Een wrakingsverzoek dient schriftelijk en gemotiveerd ingediend te worden. Tijdens een zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan, maar dient het verzoek vervolgens uiterlijk binnen een week na zitting schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend. De behandeling van het geschil zal worden aangehouden totdat op het verzoek door de wrakingscommissie is beslist.
3. Een wrakingsverzoek wordt voorgelegd aan de wrakingscommissie van de stichting. De wrakingscommissie neemt het verzoek tot wraking zo spoedig mogelijk in behandeling. De procedure voor de behandeling van een wrakingsverzoek is vastgelegd in het reglement van de wrakingscommissie van de stichting.
4. Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid kan een lid van de commissie zich ter zake van de behandeling van een geschil verschonen. Hij is verplicht dit te doen, indien de beide overige leden van de commissie, die aan de behandeling van het geschil zullen deelnemen, van oordeel zijn dat de bedoelde feiten of omstandigheden zich te zijnen aanzien voordoen.
5. In geval van terechte wraking of verschoning wordt het betrokken lid (of leden) vervangen door een ander lid (of leden) van de commissie.
6. Zodra partijen op de hoogte zijn gesteld van de beslissing van de wrakingscommissie, zal de behandeling van het geschil zo spoedig mogelijk worden voortgezet.
Verkorte Procedure
Artikel 18. 1. Op verzoek van een van de partijen kan een geschil wegens spoedeisend belang in een verkorte procedure worden behandeld. Het verzoek van de indiener dient gemotiveerd te zijn.
2. De commissie is samengesteld overeenkomstig artikel 2 lid 2.
3. De voorzitter kan het verzoek als bedoeld in het eerste lid afwijzen indien daaraan naar zijn oordeel spoedeisend belang ontbreekt. De beslissing van de voorzitter wordt schriftelijk medegedeeld.
Artikel 19. Op de behandeling van het geschil in de verkorte procedure zijn behalve de specifieke bepalingen met betrekking tot de verkorte procedure de overige bepalingen van het reglement van de commissie voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 5, 7, 8 en 9 lid 4 laatste volzin.
Artikel 20. 1. De verzoeker ontvangt per omgaande een bevestiging van het aanhangig maken van het geschil alsmede een vragenformulier.
2. De commissie stelt de andere partij tegelijkertijd in kennis van het aanhangig maken van het geschil.
3. Het vragenformulier dient, indien dit niet reeds ingevuld en ondertekend door de verzoeker is toegezonden, na ontvangst binnen vijf werkdagen ingevuld en ondertekend aan de commissie te worden geretourneerd. Bij overschrijding van deze termijn vervalt het recht op het voeren van een verkorte procedure.
4. Tegelijkertijd met de oproep voor de mondelinge behandeling van het geschil ontvangt de andere partij ter kennisname een afschrift van het vragenformulier alsmede van alle andere van de indiener ontvangen stukken met betrekking tot het geschil. De andere partij wordt in de gelegenheid gesteld binnen vijf werkdagen zijn standpunt schriftelijk aan de commissie en de wederpartij kenbaar te maken. Verlenging van deze termijn is niet mogelijk.
5. De uitspraak wordt schriftelijk en gemotiveerd zo spoedig mogelijk aan partijen meegedeeld.
Slotbepalingen
Artikel 21. Vernietiging van het bindend advies van de commissie kan uitsluitend plaatsvinden door het ter marginale toetsing voor te leggen aan de rechter binnen twee maanden na de verzending van de uitspraak aan partijen.
Artikel 22. De uitspraak van de commissie kan zonder vermelding van de namen en woon-
c.q. vestigingsplaatsen van partijen op een door de stichting te bepalen wijze worden gepubliceerd.
Artikel 23. De stichting, de leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn niet aansprakelijk voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een geschil waarop dit reglement van toepassing is, behoudens ingeval van opzet of bewuste roekeloosheid.
Artikel 23. 1. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie met inachtneming van eisen van redelijkheid en billijkheid.
2. De commissie kan van dit reglement afwijken als het toepassen daarvan voor een partij zou leiden tot een onbillijkheid van ernstige aard en de belangen van de andere partij daardoor niet onevenredig worden geschaad.