Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Veilig Thuis
Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Veilig Thuis
Haaglanden
(inclusief toelichting)
Inhoud
Gemeenschappelijke Regeling GGD-VT Haaglanden 4
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 4
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 4
HOOFDSTUK 2. BELANGEN EN TAKEN 6
Artikel 4. Taken en bevoegdheden 6
Artikel 5. Inhoud en omvang takenpakket 7
HOOFDSTUK 3. ALGEMEEN BESTUUR 7
Artikel 10. Wettelijke controle-instrumenten 8
Artikel 11. Taken en bevoegdheden 9
HOOFDSTUK 4. DAGELIJKS BESTUUR 9
Artikel 17. Taken en bevoegdheden 10
Artikel 18. Verantwoording en inlichtingen 11
Artikel 19. Aanwijzing en vervanging 11
Artikel 20. Taken en bevoegdheden 11
HOOFDSTUK 6. DIRECTEUR PUBLIEKE GEZONDHEID, DIRECTEUR XXXXXX XXXXX, SECRETARIS EN CONTROLLER 11
Artikel 21. Benoeming en rechtspositie 11
Artikel 22. Taken en bevoegdheden 13
HOOFDSTUK 8. FINANCIELE BEPALINGEN 14
Artikel 25. Financiering uitvoering takenpakket; bijdragen deelnemers 15
Artikel 26. Vergoeding dienstverlening gemeente Den Haag 16
HOOFDSTUK 9. TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING 16
Artikel 32 Externe deskundige 18
Artikel 34 Verplichtingen uittreder 19
HOOFDSTUK 10. GESCHILLEN, OVERIGE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 19
Artikel 37. Archiefbepaling 20
Artikel 38. Duur en inwerkingtreding 20
Gemeenschappelijke Regeling GGD-VT Haaglanden
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam- Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;
overwegende dat:
- op grond van de Wet publieke gezondheid, zoals deze van tijd tot tijd luidt, de gemeenten die behoren tot één veiligheidsregio als bedoeld in de Wet veiligheidsregio's, door middel van het treffen van een gemeenschappelijke regeling, zorg dragen voor de instelling en instandhouding van één regionale gezondheidsdienst in die regio;
- op grond van artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten zorg moeten dragen voor de organisatie van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, Veilig Thuis;
- de gemeenteraden toestemming hebben gegeven voor het wijzigen van de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Veilig Thuis Haaglanden:
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet publieke gezondheid, hoofdstuk 2 en de artikelen 2.6.1 en 4.1.1 en 5.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en hoofdstuk 2 van de Jeugdwet;
besluiten:
Tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Veilig Thuis Haaglanden, zodat deze als volgt komt te luiden:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. basispakket GGD: de taken die op een gezamenlijk vastgesteld niveau wettelijk verplicht door de GGD moeten worden uitgevoerd, waaronder de aan de deelnemers opgedragen taken uit de Wet publieke gezondheid, Wet veiligheidsregio’s, Wet kinderopvang;
b. deelnemer: een college van burgemeester en wethouders dat deelneemt aan de regeling;
c. dienstverleningshandvest: handvest voor onbepaalde tijd, met de algemene afspraken over onder meer de wijze van levering, de te leveren kwaliteit, wijze van borging van de kwaliteit en de hanteren standaarden;
d. dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen het openbaar lichaam en de gemeente Den Haag bestaande uit in ieder geval een raamovereenkomst, dienstverleningshandvest en uitvoeringsovereenkomst;
e. eindafnemer: een natuurlijke persoon die gebruik maakt van een voorziening verstrekt door het openbaar lichaam;
f. gemeenten: Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker- Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;
g. openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
h. pakket VT: de op een gezamenlijk vastgesteld niveau uit te voeren taken inzake de instandhouding van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 4.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 alsmede de Jeugdwet;
i. pluspakket GGD: de navolgende op een gezamenlijk vastgesteld niveau uit te voeren taken:
i. lijkschouw, op basis de Wet op de lijkbezorging;
ii. reizigersadvisering en –vaccinatie op basis van de Regeling publieke gezondheid;
iii. inspectie seksinrichtingen;
iv. uitvoering van toezicht als bedoeld in het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen;
v. uitvoering van toezicht en/of handhaving van voorschriften xxxxxx xxx genoemd in het basispakket GGD en in de onderdelen i tot en met iv van dit artikelonderdeel;
j. xxxxxxxxxxxxxxxx: een overeenkomst voor onbepaalde tijd, met daarin afspraken over onder meer:
i. de algemene regels voor uitvoering van dienstverlening;
ii. de verantwoordelijkheden van opdrachtgever en opdrachtnemer, waaronder de functionele zeggenschap van de directeur publieke gezondheid over het personeel van de Uitvoeringsorganisatie GGD en van de directeur Xxxxxx Xxxxx over het personeel van de Uitvoeringsorganisatie Xxxxxx Xxxxx;
iii. mandatering;
iv. leveringsvoorwaarden;
v. betaling, bevoorschotting, berekening en presentatie van eindafrekeningen;
vi. risicoverdeling;
vii. meerwerk en minderwerk;
viii. aansprakelijkheid jegens derden;
ix. een geschillenregeling;
x. wijze van rapportering en informatievoorziening;
xi. regels voor wijziging van de raamovereenkomst en het dienstverleningshandvest en regels voor het aangaan, beëindigen (inclusief redelijke overgangstermijn) en continueren van de dienstverleningsovereenkomst;
k. regeling: de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Veilig Thuis Haaglanden;
l. uitvoeringsorganisatie GGD: het onderdeel van de gemeentelijke organisatie van Den Haag dat belast is met de uitvoering van de GGD taken bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid en dat de naam voert Uitvoeringsorganisatie GGD;
m. uitvoeringsorganisatie Veilig Thuis: het onderdeel van de gemeentelijke organisatie van Den Haag dat belast is met de uitvoering van Veilig Thuis taken bedoeld in artikel 4, derde lid en dat de naam voert Uitvoeringsorganisatie Veilig Thuis;
n. uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst die voor een door het algemeen bestuur vast te stellen periode wordt afgesloten, met daarin onder meer afspraken over:
i. kwantiteit en prijs, resultaatsniveau;
ii. de namen van de bestuurlijke en ambtelijke vertegenwoordigers van contractanten;
iii. mandatering;
iv. leveringsvoorwaarden;
v. beschrijving wijzen van financiering;
vi. de wijze van het aangaan, wijzigen en beëindigen.
o. wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Artikel 2. Openbaar lichaam
1. Er is een openbaar lichaam met de naam Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Veilig Thuis Haaglanden.
2. Het openbaar lichaam houdt in stand:
a. een regionale gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid, tevens ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid aangeduid als gemeentelijke gezondheidsdienst;
b. een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 4.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, met de naam Xxxxxx Xxxxx.
3. Het openbaar lichaam is een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en is gevestigd te Den Haag.
4. Het openbaar lichaam is een samenwerkingsverband van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker- Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer.
HOOFDSTUK 2. BELANGEN EN TAKEN
Artikel 3. Belangen
Het openbaar lichaam behartigt de belangen van de gemeenten op het terrein van:
a. het bevorderen, beschermen en bewaken van de publieke gezondheid;
b. het voorkomen van en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Artikel 4. Taken en bevoegdheden
1. Het openbaar lichaam is belast met de taken die bij of krachtens de Wet publieke gezondheid of enige andere wet zijn opgedragen aan de gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid.
2. Ter behartiging van de in artikel 3, aanhef onder a, genoemde belangen dragen de deelnemers over aan het algemeen bestuur van de regeling de taken en bevoegdheden die aan hen zijn toegekend in:
a. de Wet publieke gezondheid en de daaronder vallende regelingen, uitgezonderd de taken en bevoegdheden inzake jeugdgezondheidszorg;
b. de uitvoering van de taken van de directeur publieke gezondheid krachtens artikel
1.61 van de Wet Kinderopvang;
c. artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging;
d. gemeentelijke verordeningen ten aanzien van de uitvoering, het toezicht op en de handhaving van regels inzake seksinrichtingen.
3. Ter behartiging van de in artikel 3, aanhef en onder b, genoemde belangen dragen de deelnemers over aan het algemeen bestuur van de regeling de taken en bevoegdheden die aan hen zijn toegekend in hoofdstuk 2 en artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de daaronder vallende regelingen, voor zo ver deze taken en bevoegdheden strekken tot het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling, alsmede de taken en bevoegdheden die aan hen zijn toegekend in hoofdstuk 2 van de Jeugdwet en de daaronder vallende regelingen, voor zo ver deze taken en bevoegdheden strekken tot het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling.
4. Bestuursorganen van het openbaar lichaam en ambtenaren aangesteld door het dagelijks bestuur kunnen, na instemming van het algemeen bestuur, door andere bestuursorganen worden
aangewezen als toezichthouder inzake de naleving van voorschriften die strekken tot de bescherming van de belangen als bedoeld in artikel 3.
Artikel 5. Inhoud en omvang takenpakket
1. De taken als bedoeld in artikel 4 worden onderscheiden in taken behorende tot:
a. het basispakket GGD;
b. het pluspakket GGD, en
c. het pakket VT.
2. Het basispakket GGD, pluspakket GGD en pakket VT van het openbaar lichaam worden uitsluitend uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verlenen hiertoe aan de desbetreffende bestuursorganen en functionarissen van de gemeente Den Haag de benodigde mandaten, volmachten en machtigingen.
3. Op voorstel van het dagelijks bestuur stelt het algemeen bestuur bij besluit het uitvoeringsniveau van het basispakket GGD, pluspakket GGD en pakket VT vast. Dit besluit vereist een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering van het algemeen bestuur waarin alle leden aanwezig zijn.
4. Indien het in het derde lid bedoelde besluit niet kan worden genomen omdat in de betrokken vergadering niet alle leden aanwezig zijn, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering. In die vergadering kan over de inhoud en omvang van het basispakket GGD, pluspakket GGD en pakket VT een besluit worden genomen, zonder dat voldaan is aan het vereiste dat alle leden aanwezig zijn.
5. Het uitvoeringsniveau van het basispakket GGD, pluspakket GGD en pakket VT als bedoeld in het derde lid, dan wel de onderdelen daarvan voor zover relevant, worden vastgelegd in een raamovereenkomst en een dienstverleningshandvest, af te sluiten tussen het openbaar lichaam en de gemeente Den Haag. In de raamovereenkomst garandeert de gemeente Den Haag in ieder geval de dienstverlening aan het openbaar lichaam inzake het basispakket GGD, pluspakket GGD en pakket VT, onder de condities zoals overeengekomen in de dienstverleningsovereenkomst. Het dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van de raamovereenkomst en het dienstverleningshandvest gehoord het algemeen bestuur.
6. De uitwerking van het uitvoeringsniveau van het basispakket GGD, pluspakket GGD en pakket VT als bedoeld in het derde lid, dan wel de onderdelen daarvan voor zover relevant, worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen het openbaar lichaam en de gemeente Den Haag. Het dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van de uitvoeringsovereenkomst gehoord het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 3. ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 6. Samenstelling
1. Het algemeen bestuur bestaat uit negen leden inclusief de voorzitter.
2. Iedere deelnemer wijst uit zijn midden één lid en één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met een dienstverband bij het openbaar lichaam dan wel bij een van de gemeenten.
3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra het lid ophoudt wethouder of burgemeester van de betreffende gemeente te zijn.
4. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter en aan het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen.
5. Een lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen niet meer bezit, kan door dat college worden ontslagen.
6. In een tussentijds ontstane vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien door de aanwijzing van een nieuw lid door de desbetreffende deelnemer.
Artikel 7. Werkwijze
1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, dan wel tenminste twee leden daarom verzoeken.
2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer ten minste twee van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
3. Vergaderingen kunnen alleen worden gehouden wanneer tenminste de helft van het aantal leden dat tenminste de helft van het aantal uit te brengen stemmen vertegenwoordigt, aanwezig is.
4. Het algemeen bestuur stelt voor zijn werkwijze een reglement van orde en andere werkzaamheden vast dat ter kennisneming aan de deelnemers wordt gezonden.
Artikel 8. Besluitvorming
1. Het aantal stemmen dat een lid in de vergadering kan uitbrengen, wordt bepaald door het aantal inwoners van de gemeente door wiens college van burgemeester en wethouders hij is aangewezen. Hierbij geldt de volgende stemverdeling:
a. een gemeente met minder dan 30.000 inwoners: 1 stem;
b. een gemeente met 30.000 of meer en minder dan 90.000 inwoners: 2 stemmen;
c. een gemeente met 90.000 of meer en minder dan 150.000 inwoners: 3 stemmen;
d. een gemeente met 150.000 of meer en minder dan 250.000 inwoners: 4 stemmen;
e. een gemeente met 250.000 of meer en minder dan 350.000 inwoners: 5 stemmen;
f. een gemeente met 350.000 of meer en minder dan 450.000 inwoners: 6 stemmen;
g. een gemeente met 450.000 of meer inwoners: 7 stemmen.
2. Het stemgewicht van elke gemeente wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dat is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
3. Tenzij in deze regeling anders is bepaald, worden besluiten met gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen genomen.
4. Het algemeen bestuur kan, aanvullend op de in deze regeling bepaalde onderwerpen, besluiten ten aanzien van voorstellen welke leiden tot ingrijpende gevolgen de raden van de deelnemende gemeenten de mogelijkheid te bieden om een zienswijze in te dienen.
Artikel 9. Participatie
Artikel 10. Wettelijke controle-instrumenten
1. De rekenkamers van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, dit onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet.
2. De raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk, op voorstel van een van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers aan de betreffende regeling, kunnen een onderzoek instellen naar het door het openbaar lichaam gevoerde bestuur.
Artikel 11. Taken en bevoegdheden
1. Alle taken en bevoegdheden die niet bij de wet of bij deze regeling aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur toe.
2. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.
3. Het algemeen bestuur houdt een openbaar toegankelijk register bij van de gemeentelijke plannen en verordeningen die het uitvoert.
Artikel 12. Inlichtingen
1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten ongevraagd alle informatie die nodig is voor een juiste beoordeling van het door het Bestuur gevoerde en te voeren beleid.
Deze informatie wordt mondeling of schriftelijk verstrekt.
2. Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden of colleges worden verlangd.
3. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad en aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente dat hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door het college, de raad of een of meer leden daarvan, worden verlangd.
Artikel 13. Verantwoording
Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad of door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente dat hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze, ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop dat lid de gemeente in het algemeen bestuur heeft vertegenwoordigd.
HOOFDSTUK 4. DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 14. Samenstelling
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden. Bij twee derde van de uitgebrachte stemmen worden zij door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Daarbij geldt dat het lid van het algemeen bestuur dat door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag is aangewezen, in ieder geval deel uitmaakt van het dagelijks bestuur.
2. Het lid dat door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag is aangewezen bekleedt niet de functie van penningmeester van het dagelijks bestuur.
3. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur na het begin van een nieuwe zittingsperiode, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
4. Het dagelijks bestuur stelt in de eerste vergadering na zijn aanwijzing een portefeuilleverdeling vast. Het deelt zijn besluit hierover mee aan het algemeen bestuur.
5. De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter.
6. Een lid van het dagelijks bestuur kan bij twee derde van de in het algemeen bestuur uitgebrachte stemmen door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
7. In een tussentijdse vacature in het dagelijks bestuur wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.
Artikel 15. Werkwijze
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of ten minste één lid dat schriftelijk, onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, verzoekt. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.
2. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Het reglement en elke wijziging daarvan worden ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.
Artikel 16. Besluitvorming
1. Het dagelijks bestuur streeft in haar besluitvorming naar consensus. Als niet met consensus kan worden besloten, neemt het dagelijks bestuur besluiten met een gewone meerderheid van stemmen.
2. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.
Artikel 17. Taken en bevoegdheden
Naast de taken en bevoegdheden die elders in deze regeling zijn opgedragen, heeft het dagelijks bestuur de volgende taken en bevoegdheden:
a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur of de directeur publieke gezondheid hiermee is belast;
b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, met uitzondering van de ambtelijke organisatie van de regionale gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a;
d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e. In spoedeisende gevallen, vooruitlopend op de besluitvorming daarover door het algemeen bestuur, de directeur publieke gezondheid te schorsen. Dit kan alleen na afstemming van het dagelijks bestuur met het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden en het college van B&W van de gemeente Den Haag. De besluitvorming door het algemeen bestuur dient uiterlijk binnen drie maanden na het schorsingsbesluit van het dagelijks bestuur plaats te vinden.
f. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 11, tweede lid;
g. te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
h. het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;
i. het beheer van de vermogenswaarden;
x. xx xxxx voor de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding;
k. het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit, en de zorg voor en het houden van toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.
Artikel 18. Verantwoording en inlichtingen
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.
3. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.
HOOFDSTUK 5. VOORZITTER
Artikel 19. Aanwijzing en vervanging
1. Het algemeen bestuur kiest bij twee derde van de uitgebrachte stemmen uit zijn midden een voorzitter.
2. Het lid dat door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is aangewezen bekleedt niet de functie van voorzitter.
3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het algemeen bestuur aan te wijzen.
Artikel 20. Taken en bevoegdheden
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het algemeen en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.
2. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de in de eerste volzin bedoelde vertegenwoordiging, na overleg met het dagelijks bestuur, opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
3. De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend. De voorzitter kan die ondertekening opdragen aan een ander lid van het dagelijks bestuur.
HOOFDSTUK 6. DIRECTEUR PUBLIEKE GEZONDHEID, DIRECTEUR XXXXXX XXXXX, SECRETARIS EN CONTROLLER
Artikel 21. Benoeming en rechtspositie
1. Het algemeen bestuur benoemt de directeur van de Uitvoeringsorganisatie GGD van de gemeente Den Haag tot directeur publieke gezondheid, mits eerder door het algemeen bestuur,
in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden, is ingestemd met de benoeming van de directeur van de Uitvoeringsorganisatie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Het algemeen bestuur is bevoegd tot schorsing en ontslag van de directeur publieke gezondheid in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden en het college van B&W van de gemeente Den Haag. Over benoeming, schorsing en ontslag worden nadere afspraken vastgelegd in het Benoemingsstatuut als bedoeld in het elfde lid.
2. Het dagelijks bestuur benoemt de directeur van de uitvoeringsorganisatie Veilig Thuis van de gemeente Den Haag tot directeur veilig thuis, mits eerder door het dagelijks bestuur is ingestemd met de aanstelling van de directeur van de Uitvoeringsorganisatie Xxxxxx Xxxxx door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot schorsing en ontslag van de directeur veilig thuis in overeenstemming met het college van B&W van de gemeente Den Haag. Over benoeming, schorsing en ontslag worden nadere afspraken vastgelegd in het Benoemingsstatuut als bedoeld in het twaalfde lid.
3. In het Benoemingsstatuut zullen de tussen drie betrokken bestuursorganen gemaakte afspraken worden vastgelegd over de wijze waarop in voorkomend geval van de schorsings- of ontslagbevoegdheid gebruik gemaakt wordt.
4. De functies van directeur publieke gezondheid en directeur veilig thuis worden niet door een en dezelfde persoon uitgeoefend.
5. In het organisatiestatuut wordt de plaatsvervanging van de directeur publieke gezondheid en directeur veilig thuis nader geregeld.
6. Bij afwezigheid, ziekte of ontstentenis van de directeur publieke gezondheid en van diens plaatsvervanger als bedoeld in het vijfde lid wordt de functie van directeur publieke gezondheid waargenomen door een door het algemeen bestuur, op voordracht van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag en in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden, aan te wijzen plaatsvervanger. Bij afwezigheid, ziekte of ontstentenis van de directeur veilig thuis en van diens plaatsvervanger als bedoeld in het vijfde lid wordt de functie van directeur veilig thuis waargenomen door een door het dagelijks bestuur, op voordracht van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, aan te wijzen plaatsvervanger.
7. Het dagelijks bestuur wijst gehoord het algemeen bestuur een secretaris aan. De functie van secretaris mag niet worden uitgeoefend door de persoon die is aangesteld als directeur publieke gezondheid of diens plaatsvervanger of door de persoon die is aangesteld als directeur veilig thuis of diens plaatsvervanger.
8. Het dagelijks bestuur benoemt gehoord het algemeen bestuur de controller.
9. Het algemeen bestuur, in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden en het college van B&W van de gemeente Den Haag, stelt voor de selectie van de directeur publieke gezondheid een functieprofiel vast. Het dagelijks bestuur stelt voor de directeur veilig thuis, de secretaris en de controller een functieprofiel vast in overeenstemming met het college van B&W van de gemeente Den Haag voor zover de functionaris in dienst komt bij de gemeente Den Haag.
10. De directeur publieke gezondheid, de directeur veilig thuis, de secretaris en de controller zijn als onbezoldigd ambtenaar in dienst van het openbaar lichaam. De directeur publieke gezondheid, de directeur veilig thuis en de controller zijn tevens aangesteld als bezoldigd ambtenaar bij de gemeente Den Haag.
11. Op het personeel van de Uitvoeringsorganisatie GGD en de Uitvoeringsorganisatie Veilig Thuis zijn de rechtspositieregelingen van de gemeente Den Haag van toepassing.
12. Het algemeen bestuur stelt, in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden en het college van B&W van de gemeente Den Haag, een Benoemingsstatuut directeur publieke gezondheid vast, ter nadere uitwerking van de uitoefening van de hem
toekomende bevoegdheden inzake benoeming en ontslag van de directeur publieke gezondheid, alsmede van de gevallen waarin bij uitoefening van deze bevoegdheden het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden vooraf dienen te worden gehoord, besluiten in overeenstemming of afstemming moeten worden genomen, dan wel deze bestuursorganen zo spoedig mogelijk op de hoogte dienen te worden gesteld van het genomen besluit.
13. Het dagelijks bestuur stelt, gehoord het algemeen bestuur, en in overeenstemming met het college van B&W van de gemeente Den Haag en voor wat betreft de directeur publieke gezondheid in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden, een Benoemingsstatuut directeur publieke gezondheid, directeur veilig thuis, secretaris & controller vast, ter nadere uitwerking van de uitoefening van de hem toekomende bevoegdheden inzake schorsing van de directeur publieke gezondheid en benoeming, ontslag en schorsing van de directeur veilig thuis, de secretaris en de controller, alsmede van de gevallen waarin bij uitoefening van deze bevoegdheden het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden vooraf dienen te worden gehoord, besluiten in overeenstemming of afstemming moeten worden genomen, dan wel deze organen zo spoedig mogelijk op de hoogte dienen te worden gesteld van het genomen besluit. Het Benoemingsstatuut wordt vastgesteld in overeenstemming met de gemeente Den Haag voor zover de betrokken functionarissen in dienst komen van de gemeente Den Haag.
Artikel 22. Taken en bevoegdheden
1. De directeur publieke gezondheid is belast met de uitvoering van de taken en bevoegdheden die aan hem bij of krachtens de Wet Publieke Gezondheid of bij of krachtens enige andere wet zijn toegekend.
2. De directeur publieke gezondheid is belast met de functionele leiding van de Uitvoeringsorganisatie GGD. Voor de uitvoering van zijn taak is hij verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan het voeren van toezicht op de directeur publieke gezondheid overlaten aan het dagelijks bestuur. De bevoegdheden van de directeur publieke gezondheid op grond waarvan hij functioneel leiding kan geven aan de Uitvoeringsorganisatie GGD, alsmede de wijze van uitoefening van deze bevoegdheden worden geregeld in de dienstverleningsovereenkomst.
3. De directeur veilig thuis is belast met de functionele leiding van de Uitvoeringsorganisatie Xxxxxx Xxxxx. Voor de uitvoering van zijn taak is hij verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur. Indien het algemeen bestuur daar om verzoekt, verstrekt de directeur veilig thuis inlichtingen aan het algemeen bestuur omtrent de wijze waarop hij zijn taken uitvoert. De bevoegdheden van de directeur veilig thuis op grond waarvan hij functioneel leiding kan geven aan de Uitvoeringsorganisatie Veilig Thuis, alsmede de wijze van uitoefening van deze bevoegdheden worden geregeld in de dienstverleningsovereenkomst.
4. De directeur publieke gezondheid en de directeur veilig thuis zijn bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig, tenzij het algemeen bestuur respectievelijk het dagelijks bestuur anders besluit. Zij kunnen aan de beraadslaging deelnemen en hebben daarin een raadgevende stem.
5. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur stellen gezamenlijk, elk voor zover het hun bevoegdheden betreft, in het organisatiestatuut de taken en bevoegdheden van de directeur publieke gezondheid en van de directeur veilig thuis vast, waarin tevens hun relatie met het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden geregeld.
6. Het dagelijks bestuur stelt, gehoord het algemeen bestuur, in het Organisatiestatuut de taken en bevoegdheden van de controller vast.
7. Vaststelling of wijziging van het organisatiestatuut geschiedt bij unanimiteit.
8. De secretaris is belast met de administratieve ondersteuning van en advisering aan het algemeen en dagelijks bestuur, met uitzondering van de administratieve ondersteuning van en de advisering die behoort tot het takenpakket van de directeur publieke gezondheid en de directeur veilig thuis.
9. De secretaris is aanwezig bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
HOOFDSTUK 7. COMMISSIES
Artikel 23. Commissies
1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling.
2. De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.
3. Andere commissie van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
4. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.
5. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het vierde lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
6. Op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur een gemeenschappelijke adviescommissie in die het algemeen bestuur van advies kan voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de regeling kan voorbereiden of de raden van advies kan voorzien.
7. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de taken en werkwijze van de commissie zoals bedoeld in het zesde lid, nadat het de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid heeft gesteld hun wensen en bedenkingen hieromtrent ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
HOOFDSTUK 8. FINANCIELE BEPALINGEN
Artikel 24. Begroting
1. Het dagelijks bestuur zendt, vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de gemeenten. De begroting bestaat uit de van elkaar gescheiden programma’s GGD en VT.
2. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting op voor het volgende kalenderjaar. De begroting omvat ten minste de uitgaven die verband houden met de uitvoering van het takenpakket in de gemeenten.
3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de toelichting daarop voor 30 april voorafgaand aan vaststelling door het algemeen bestuur toe aan de raden van de gemeenten.
4. De raden van de gemeenten kunnen binnen twaalf weken na ontvangst van de ontwerpbegroting hun zienswijze over die begroting bij het dagelijks bestuur naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze.
5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
7. Het bepaalde in dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting met uitzondering van de in het zevende lid genoemde datum voor inzending, en met dien verstande dat de zienswijzenprocedure bedoeld in het vierde lid niet van toepassing is op een besluit tot wijziging van de begroting waarbij de bijdragen van de gemeenten niet veranderen en er niet wordt geschoven tussen programmaonderdelen in de begroting, het programma GGD en het programma Veilig Thuis.
Artikel 25. Financiering uitvoering takenpakket; bijdragen deelnemers
1. De volgende financieringssystematiek voor de dienstverlening worden gehanteerd:
a. voor de taken uit het basispakket GGD brengt de GR de deelnemende gemeenten een bijdrage per inwoner in rekening, op basis van het inwonertal zoals dat gold per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
b. voor de taken uit het pluspakket GGD wordt een tarief bij de deelnemers in rekening gebracht;
c. voor de taken VT wordt een tarief bij de deelnemers in rekening gebracht, op basis van:
i. het historisch verbruik, in combinatie met,
ii. het inwonertal zoals dat gold per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
d. het algemeen bestuur kan in een vergadering waarin alle deelnemers vertegenwoordigd zijn bij unanimiteit, gehoord de raden van de deelnemende gemeenten, de financieringssystematiek voor de dienstverlening wijzigen. Indien het besluit tot wijziging van de financieringssystematiek niet kan worden genomen omdat in de betrokken vergadering niet alle leden aanwezig zijn of de vereiste unanimiteit niet wordt bereikt, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering. In die vergadering kan het besluit tot wijziging van de financieringssystematiek worden genomen op basis van een twee derde meerderheid van de in de vergadering aanwezige stemmen.
2. De administratie van het openbaar lichaam bestaat uit de van elkaar gescheiden programma’s GGD en VT. Bijdragen voor financiering van kosten van de dienstverlening mogen alleen worden besteed ter dekking van de kosten waarvoor zij krachtens de financieringssystematiek en begroting zijn bestemd. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een administratie waaruit blijkt aan welke diensten de bijdragen en inkomsten worden besteed.
3. Het algemeen bestuur kan in een Financieel statuut het bepaalde in het eerste en tweede lid nader uitwerken, waaronder een eventuele resultaatverdeling.
4. Voor de dienstverlening van het openbaar lichaam die aan de deelnemers in rekening wordt gebracht, stelt het algemeen bestuur, met instemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, jaarlijks een tarief vast.
5. Tot de eventuele andere inkomsten als bedoeld in het eerste lid onder c behoren de daartoe bestemde delen van de bijzondere uitkeringen voor onder meer vrouwenopvang die de gemeenten Den Haag en Delft ontvangen in hun hoedanigheid van centrumgemeenten ten behoeve van de regio bestaande uit de gemeenten Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar en Zoetermeer, respectievelijk de regio bestaande uit de gemeenten Delft, Midden- Delfland, Pijnacker-Nootdorp en Westland. De bepaling van de daartoe bestemde delen van voornoemde bijzondere uitkeringen geschiedt op basis van de in het desbetreffende regionale beleidsplan dan wel de desbetreffende gemeentelijke beleidsplannen vastgelegde verdeling van middelen.
6. De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks telkens de helft van de door hen verschuldigde bijdrage. De in het zesde lid bedoelde bijdrage wordt op een daartoe strekkend verzoek van het dagelijks bestuur, door de deelnemers binnen zes weken voldaan.
Artikel 26. Vergoeding dienstverlening gemeente Den Haag
1. Voor de uitvoering van het basispakket GGD, pluspakket GGD en pakket VT is het openbaar lichaam aan de gemeente Den Haag een vergoeding verschuldigd. De hoogte van die vergoeding wordt jaarlijks voor 30 april voor het daaropvolgende jaar, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag en door het dagelijks bestuur, binnen de kaders gesteld door het algemeen bestuur, vastgesteld.
2. Zolang nog geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van de in het eerste lid bedoelde vergoeding, blijven de daarvoor genomen besluiten over de omvang van het takenpakket in de gemeenten en de hoogte van de daarvoor aan de gemeente Den Haag verschuldigde vergoeding, ongewijzigd van kracht.
3. Over financiële tekorten van de Uitvoeringsorganisatie GGD en de Uitvoeringsorganisatie VT die niet worden gedekt door voorzieningen daaromtrent in de dienstverleningsovereenkomst worden nadere afspraken gemaakt in het financieel statuut.
Artikel 27. Jaarrekening
1. Het dagelijks bestuur legt jaarlijks een ontwerp-jaarrekening met bijbehorend verslag betreffende het voorafgaande jaar, ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur.
2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 maart ten behoeve van het opstellen van de gemeentelijke jaarrekening en het gemeentelijke jaarverslag de benodigde gegevens aan de raden van de deelnemende gemeenten. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de gemeenteraden en aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
HOOFDSTUK 9. TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 28. Toetreding
1. Toetreding van het college van burgemeester en wethouders van een andere gemeente tot de regeling is mogelijk voor zover dit niet in strijd is met het bij of krachtens enige wettelijke regeling bepaalde en ten minste zes van de negen deelnemende colleges van burgemeester en
wethouders en hun raden, waaronder in ieder geval het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Den Haag, hiermee hebben ingestemd.
2. Toetreding dient te geschieden per 1 januari van enig jaar.
3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding, waarbij de belangen van alle deelnemers worden gewogen, en de vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag in het algemeen bestuur in ieder geval moet hebben ingestemd met de voorwaarden.
Artikel 29. Wijziging
1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de colleges van burgemeester en wethouders van tenminste vier van de deelnemende gemeenten, alsmede het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.
2. De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van alle gemeenten, met inachtneming van artikel 1, tweede en derde lid, van de wet.
Artikel 30 Uittreding
1. Een deelnemer kan geheel of gedeeltelijk uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college en na verkregen toestemming van de betreffende raad. Onder gedeeltelijk uittreden wordt verstaan het vanaf een bepaalde datum niet langer afnemen van diensten van c.q. het niet langer delegeren van tot dan toe gedelegeerde taken en bevoegdheden of het niet langer mandateren van tot dan toe gemandateerde taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling.
2. In het geval diensten, taken en bevoegdheden door alle colleges die de betreffende diensten, taken en bevoegdheden afnemen hebben gedelegeerd of gemandateerd met ingang van dezelfde datum niet langer worden afgenomen c.q. niet langer worden gedelegeerd of gemandateerd, stellen de colleges met elkaar een plan op waarin alle aspecten en gevolgen daarvan worden geregeld, zodat er geen sprake is van achterblijvende kosten en achterblijvend personeel.
3. Een college zendt het besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.
4. Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de (gedeeltelijke) uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op de datum van de in het tweede lid bedoelde ontvangstdatum.
5. Het dagelijks bestuur zendt een besluit tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan overige deelnemers.
Artikel 31 Uittredingsplan
1. Het algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding.
2. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële -, juridische -, personele - en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.
3. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.
4. De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en
de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 31, lid 5 en 6.
5. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het openbaar lichaam die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.
6. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
7. Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 31, lid 4, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.
8. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.
9. De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:
a. Relevante regelgeving;
b. Relevante jurisprudentie;
c. Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
10. Het openbaar lichaam alsmede de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
11. Bij de berekening van de voorlopige kosten voor uittreding zoals bedoeld in het vierde lid wordt een risico-opslag van tien procent toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen.
12. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.
Artikel 32 Externe deskundige
1. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan kan het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aanwijzen die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het Uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.
2. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige en overige ingeschakelde deskundigen vallen onder de frictiekosten als bedoeld in artikel 31, lid 5.
3. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het algemeen bestuur.
Artikel 33 Uittreedsom
1. Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 31, derde lid en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.
2. Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 31, derde lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
3. Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.
Artikel 34 Verplichtingen uittreder
1. De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.
Artikel 35. Opheffing
1. De regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van ten minste zes van de negen deelnemende colleges van burgemeester en wethouders.
2. Het algemeen bestuur stelt, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt met inachtneming van het bepaalde in artikel 25, eerste lid, de vereffening van het vermogen.
3. Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.
HOOFDSTUK 10. GESCHILLEN, OVERIGE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 36. Geschillen
1. De deelnemers aan deze regeling en de bestuursorganen van deze regeling zullen hun onderlinge geschillen zo veel mogelijk in der minne schikken.
2. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van gedeputeerde staten van Zuid-Holland wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe in te stellen geschillencommissie.
3. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers aangewezen door elk van de bij het geschil betrokken partijen en een door deze vertegenwoordigers gezamenlijk aangewezen onafhankelijke voorzitter.
4. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de wijze waarop het geschil kan worden opgelost.
Artikel 37. Archiefbepaling
De archiefverordening van de gemeente Den Haag is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 38. Duur en inwerkingtreding
1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Zij treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.
Artikel 39. Publicatieblad
Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht worden bekendgemaakt in het publicatieblad van het openbaar lichaam. Het publicatieblad is toegankelijk via een bij regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgeschreven algemeen toegankelijk elektronisch medium.
Artikel 40. Evaluatie
Het algemeen bestuur evalueert in 2024 en nadien om de vier jaar het functioneren van de regeling. Het algemeen bestuur bepaalt voorafgaand aan de uitvoering van de evaluatie, gehoord de raden van de deelnemende gemeenten, het doel, de reikwijdte en de wijze van evaluatie.
Artikel 41. Citeertitel
De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Veilig Thuis Haaglanden.