Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
++i
Versie 01-2017 Pag. 1 / 216 Afdruk van 7/01/2022 Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Titel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen 8
Titel II. De personeelsformatie 11
Hoofdstuk I. De procedures voor de vervulling van betrekkingen 13
Hoofdstuk II. De aanwerving 14
Afdeling I. De algemene toelatingsvoorwaarden en de aanwervingsvoorwaarden 14
Afdeling II. De aanwervingsprocedure 17
Afdeling III. De selectieprocedure 20
Afdeling IV. Wervingsreserves 24
Afdeling V. Specifieke bepalingen voor de aanwerving van de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur, de maatschappelijk werker tewerkgesteld bij het OCMW 25
Afdeling VI. Specifieke bepalingen voor de aanwerving in de betrekkingen die ingesteld worden ter uitvoering van werkgelegenheidsmaatregelen van de hogere overheid,
en in sommige tijdelijke betrekkingen 26
Afdeling VII. De aanwerving van personen met een arbeids-handicap 27
Afdeling VIII. De indiensttreding 28
Hoofdstuk III. De proeftijd met het oog op de vaste aanstelling in statutair verband 30
Afdeling I. Algemene bepaling 30
Afdeling II. De duur van de proeftijd en de evaluatie tijdens de proeftijd 30
Afdeling III. De vaste aanstelling in statutair verband 32
Hoofdstuk IV. De evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan 33
Afdeling I. Algemene bepalingen 33
Afdeling II. De duur van de evaluatieperiodes en de evaluatiecriteria 35
Afdeling III. De evaluatoren en het verloop van de evaluatie 36
Afdeling IV. De evaluatieresultaten en de gevolgen van de evaluatie 38
Afdeling V. Het beroep tegen de ongunstige evaluatie 40
Hoofdstuk V. Specifieke bepalingen voor de evaluatie van de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur 42
Afdeling I. Evaluatie tijdens de proeftijd 42
Afdeling II. Evaluatie tijdens de loopbaan en de evaluatiecriteria 44
Afdeling III. De evaluatieresultaten en de gevolgen van de evaluatie 46
Hoofdstuk VI. Het vormingsreglement 47
Afdeling I. Algemene bepalingen 47
Afdeling II. De vormingsplicht 49
Afdeling III. Het vormingsrecht 51
Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid 52
Versie 04-2021 Pag. 2 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan 56
Afdeling I. Algemene bepalingen 56
Afdeling II. De functionele loopbanen per niveau 56
Hoofdstuk IX. De bevordering 58
Afdeling I. Algemene bepalingen 58
Afdeling II. De bevorderingsvoorwaarden 60
Afdeling IV. De algemene bevorderingsvoorwaarden per niveau en per rang 60
Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit 63
Afdeling I. Algemene bepalingen 63
Afdeling II. De voorwaarden en de procedures voor de interne personeelsmobiliteit 64
Hoofdstuk Xbis. Externe personeelsmobiliteit 67
Hoofdstuk XI. Terbeschikkingstelling of overdracht van personeel aan het OCMW/aan de gemeente 70
Titel IV. De waarneming van een hogere functie en het opdrachthouderschap 71
Hoofdstuk I. De waarneming van een hogere functie 71
Hoofdstuk II. Het opdrachthouderschap 73
Titel V. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid 74
Hoofdstuk I. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid in een functie van dezelfde rang 74
Hoofdstuk II. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid in een functie van een lagere graad 76
Hoofdstuk III. De herplaatsing van het contractuele personeelslid 78
Titel VI. Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging 79
Hoofdstuk I. Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid 79
Hoofdstuk II. De definitieve ambtsneerlegging van het statutaire personeelslid 81
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen 83
Hoofdstuk II. De toekenning van periodieke salarisverhogingen door de opbouw van geldelijke anciënniteit 85
Afdeling I. Diensten bij een overheid 85
Afdeling II. Diensten in de privésector of als zelfstandige 86
Afdeling III. De valorisatie van de diensten 87
Hoofdstuk III. Bijzondere bepalingen 88
Hoofdstuk IV. De betaling van het salaris 90
Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen 91
Versie 04-2021 Pag. 3 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen 91
Hoofdstuk II. De verplichte toelagen 91
Afdeling I. De haard- en standplaatstoelage 91
Afdeling II. Het vakantiegeld 93
Afdeling III. De eindejaarstoelage 96
Hoofdstuk III. De onregelmatige prestaties 98
Afdeling I. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen 98
Afdeling III. De verstoringstoelage 100
Afdeling IV. De permanentietoelage 100
Hoofdstuk IV. De facultatieve toelagen 101
Afdeling I. De toelage voor het waarnemen van een hogere functie 101
Afdeling II. De functioneringstoelage en de managementstoelage 101
Afdeling III. De toelage voor opdrachthouderschap 102
Hoofdstuk V. De vergoeding voor reis- en verblijfkosten 103
Afdeling I. Algemene bepalingen 103
Afdeling II. De vergoeding voor reiskosten 104
Hoofdstuk VI. De sociale voordelen 105
Afdeling I. De maaltijdcheques 105
Afdeling II. De hospitalisatieverzekering 107
Afdeling III. De vergoeding van de kosten voor het woon-werkverkeer 108
Afdeling IV. De begrafenisvergoeding 109
Afdeling V. Andere sociale voordelen 110
Titel IX. Verloven en afwezigheden 112
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen 112
Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen 114
Hoofdstuk III. De feestdagen 117
Hoofdstuk IV. Bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof 118
Afdeling I. Het bevallingsverlof 118
Afdeling II. Het opvangverlof 121
Afdeling III. Het pleegzorgverlof 123
Afdeling IV. Het pleegouderverlof 124
Hoofdstuk V. Het ziekteverlof 125
Hoofdstuk Vbis. Het quarantaineverlof 128
Hoofdstuk VI. De disponibiliteit 130
Afdeling I. Algemene bepalingen 130
Afdeling II. De disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit 131
Afdeling III. De disponibiliteit wegens ambtsopheffing 132
Hoofdstuk VII. Onbetaald verlof als gunstmaatregel 134
Hoofdstuk VIII. Het verlof voor opdracht 136
Hoofdstuk IX. Het omstandigheidsverlof 137
Versie 04-2021 Pag. 4 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk X. Het onbetaalde verlof als recht 140
Hoofdstuk XI. Loopbaanonderbreking 142
Afdeling I. Volledige onderbreking van de loopbaan 142
Afdeling II. Vermindering van prestaties 142
Afdeling III. Palliatieve verzorging 143
Afdeling IV. Ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan 144
Afdeling V. Loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. 148
Afdeling VI. Loopbaanonderbreking voor mantelzorg 152
Afdeling VII. Toepassingsmodaliteiten 153
Hoofdstuk XIbis. Zorgkrediet 154
Afdeling I. Definities 154
Afdeling II. Voorwaarden en modaliteiten 154
Onderafdeling I. Motief 154
Onderafdeling II. Duur van het zorgkrediet 156
Afdeling III. Cumulatie 158
Afdeling IV. Procedure 160
Hoofdstuk XII. Politiek verlof 162
Hoofdstuk XIII. Vakbondsverlof en dienstvrijstellingen voor vakbondsactiviteiten 168
Hoofdstuk XIV. De dienstvrijstellingen 170
Titel X. Slotbepalingen 172
Hoofdstuk I. Overgangsbepalingen 172
Afdeling I. Geldelijke waarborgen 172
Afdeling II. De plaatselijke uitvoering van het besluit en diverse lopende procedures
en lopende periodes 173
Afdeling III. Specifieke bepalingen 174
Hoofdstuk II. Inwerkingtredingsbepalingen 175
Bijlage I Diplomavoorwaarden 176
Bijlage II Uitgewerkte salarisschalen 177
Bijlage III BIJZONDERE REKRUTERINGSVOORWAARDEN 188
Functiebenaming: Afdelingshoofd omgeving 189
Functiebenaming : Omgevingsambtenaar 190
Functiebenaming : Omgevingsambtenaar 191
Functiebenaming: Maatschappelijk werker sociale dienst/ Maatschappelijk werker LOI 192
Functiebenaming: Maatschappelijk werker DVO/Maatschappelijk werker IBO 193
Functiebenaming: Teamverantwoordelijke- coördinator team kind/ Coördinator kind 194
Functiebenaming: Teamverantwoordelijke sociale dienstverlening 195
Versie 04-2021 Pag. 5 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Functiebenaming: Teamverantwoordelijke welzijn 196
Functiebenaming: Boekhouder 197
Functiebenaming: Begeleidster IBO 198
Bijlage IV EXAMENPROGRAMMA’S 199
Bijlage V Evaluatiecriteria en evaluatiesysteem 200
Inhoudstafel 201
Evaluatierubrieken 202
1. Competenties 203
A. Kerncompetenties 203
B. Niveaugerelateerde competenties 204
2. Kennis en opleiding 210
3. Taakafspraken 212
4. Gedrag, inzet en attitude 213
Bijlage VI. Overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestand en de geldelijke en administratieve gevolgen 214
Versie 04-2021 Pag. 6 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Datum versie | Datum college | Opmerkingen | |
01-2020 | 06.01.2020 | Eerste vaststelling | |
02-2020 | 14.12.2020 | Sectoraal akkoord 2020 + diverse wettelijke wijzigingen + vaststelling bijlage 3 bijzondere rekruteringsvoorwaarden | |
03-2021 | 12.08.2021 | Wettelijke wijzigingen | |
04-2021 | 10.01.2022 | Wettelijke wijzigingen | |
Versie 04-2021 Pag. 7 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Titel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen
Art. 1.
§1. Deze rechtspositieregeling is van toepassing op:
1° het personeel van de gemeente, zowel dat in statutair dienstverband als dat in contractueel dienstverband;
2° het niet-gesubsidieerd onderwijzend personeel;
3° de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur, tenzij anders bepaald;
4° het OCMW personeel, zowel in statutair als in contractueel verband, dat een betrekking bekleedt die specifiek is voor een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waaronder wordt verstaan dat ze niet bestaat bij de gemeente Kruisem;
5° het personeel in statutair en contractueel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in een betrekking die ook bestaat bij de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend.
De betrekkingen die specifiek zijn voor het OCMW van Kruisem zijn de volgende:
• Maatschappelijk werker
• Poetsvrouw poetsdienst OCMW
• Strijkster/naaister Strijkwinkel
• Begeleid(st)ers IBO
Het gesubsidieerd onderwijzend personeel valt niet onder deze rechtspositieregeling.
§2. Deze rechtspositieregeling is niet van toepassing op OCMW-cliënten die met toepassing van artikel 60, §7, van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 8 juli 1976 tijdelijk tewerkgesteld worden in een betrekking bij het OCMW of ter beschikking gesteld worden van een derde.
Versie 04-2021 Pag. 8 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 2.
In deze rechtspositieregeling wordt verstaan onder:
1° de raad: de gemeenteraad voor het gemeentepersoneel en de raad voor maatschappelijk welzijn voor het OCMW-personeel;
2° de aanstellende overheid:
a) de gemeenteraad, voor de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur;
b) het college van burgemeester en schepenen, voor de overige personeelsleden van de gemeente; het college van burgemeester en schepenen kan die bevoegdheid toevertrouwen aan de algemeen directeur in uitvoering van artikel 57 van het decreet lokaal bestuur;
c) het vast bureau, voor het OCMW- personeel; het vast bureau kan die bevoegdheid toevertrouwen aan de algemeen directeur in uitvoering van artikel 85 van het decreet lokaal bestuur;
d) de algemeen directeur, voor de jobstudenten, vervangingscontracten en contracten van bepaalde duur kleiner dan twee jaar (bij delegatiebesluit van het uitvoerend orgaan);
3° het uitvoerend orgaan van het bestuur: voor de gemeente, het college van burgemeester en schepenen voor de gemeente en voor het OCMW, het vast bureau;
4° het bestuur: het gemeentebestuur voor het gemeentepersoneel en het OCMW- bestuur voor het OCMW-personeel;
5° het personeelslid: zowel het statutaire personeelslid als het contractuele personeelslid;
6° het statutaire personeelslid: elk personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid vast aangesteld is in statutair dienstverband, evenals het personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid toegelaten is tot de proeftijd met het oog op een vaste aanstelling in statutair dienstverband;
7° het statutaire personeelslid op proef: elk personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid toegelaten is tot de proeftijd met het oog op een vaste aanstelling in statutair dienstverband;
8° het vast aangestelde statutaire (vastbenoemd) personeelslid: het personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid vast is aangesteld in statutair dienstverband, ook genoemd ‘in vast verband benoemd’ in afdeling 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
9° het contractuele personeelslid: elk personeelslid dat in dienst is genomen bij arbeidsovereenkomst, conform de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
10° graad: benaming voor een groep van gelijkwaardige functies of benaming voor een specifieke functie;
11° functiebeschrijving: de weergave van de functie-inhoud en van het functieprofiel, waaronder de competenties;
12° competenties: de kennis, vaardigheden, persoonlijkheidskenmerken en attitudes die nodig zijn voor de uitoefening van een functie;
13° voltijds en volledige prestaties: betrekking hebbend op een prestatie van
Versie 04-2021 Pag. 9 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
achtendertig uur per week te presteren binnen de zesdagenweek;
14° toelage: een geldelijk voordeel dat het personeelslid ontvangt dat welbepaalde prestaties levert;
15° vergoeding: een geldelijke tegemoetkoming ter compensatie van kosten die het personeelslid werkelijk maakt;
16° sociale voordelen: alle voordelen in natura of in contanten die de besturen aan de personeelsleden toekennen;
17° gezondheidsindex: het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen tegen 100% worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01;
18° overloon: toeslag boven het gewone loon;
19° nachtprestaties: de prestaties die geleverd worden tussen 22 en 6 uur;
20° prestaties op zaterdagen en zondagen: de prestaties die geleverd worden op zaterdagen en zondagen tussen 0 en 24 uur;
21° prestaties op feestdagen: de prestaties die geleverd worden op de reglementair vastgestelde feestdagen tussen 0 en 24 uur.
22° profiel : de essentiële karakteristieken van de functie qua niveau, opdrachten, vaardigheid en kwalificatie.
23° decreet lokaal bestuur: het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur; 24° de Organieke Wet: de wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk
welzijn van 8 juli 1976;
25° BVR G: het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de financieel beheerder van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd tot op heden;
26° BVR O: het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd tot op heden.
Versie 04-2021 Pag. 10 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Titel II. De personeelsformatie
Art. 3.
De bepalingen van titel II zijn niet van toepassing op de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur.
Art. 4.
De personeelsformatie vermeldt per graad het aantal betrekkingen. Dat aantal wordt uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Art. 5.
§1. De personeelsformatie geeft, in voorkomend geval, het onderscheid weer tussen de statutaire betrekkingen enerzijds en de contractuele betrekkingen.
De contractuele betrekkingen, vermeld in het eerste lid, behelzen zowel bestendige betrekkingen als tijdelijke betrekkingen die ingesteld worden voor projecten.
§2. De personeelsformatie bevat, in voorkomend geval de bezette statutaire betrekkingen die overtallig zijn of die het voorwerp zijn van een andere rangindeling binnen de personeelsformatie.
Art. 6.
De graden worden ingedeeld in vijf niveaus. De niveaus stemmen, met uitzondering van de niveaus D en E, overeen met de minimale diplomavereiste van een bepaald onderwijsniveau die bij aanwerving wordt vereist.
De niveaus en de daarmee overeenstemmende diploma’s of getuigschriften zijn:
1° niveau A: ofwel een masterdiploma, ofwel een diploma van het universitair onderwijs of een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld werd met universitair onderwijs;
2° niveau B: ofwel een bachelordiploma, ofwel een diploma van het hoger onderwijs van één cyclus of daarmee gelijkgesteld onderwijs;
3° niveau C: een diploma van het secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld onderwijs;
4° niveau D: geen diplomavereiste; 5° niveau E: geen diplomavereiste.
De lijst van erkende diploma’s of getuigschriften per niveau wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, vastgesteld. Alleen de erkende diploma’s of getuigschriften op die lijst komen bij aanwerving in aanmerking.
Versie 04-2021 Pag. 11 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 7.
Per niveau worden de graden hiërarchisch gerangschikt in rangen. Elke rang wordt aangeduid met twee of drie letters. De hoofdletter geeft het niveau aan, de kleine letter situeert de rang in dat niveau. De rangen geven het relatieve gewicht van de betrekkingen binnen het niveau weer.
De rangen per niveau zijn: 1° in niveau A:
a) voor de basisgraad: Av;
b) voor de hogere graden, in opklimmende volgorde: Ax, Ay en Az;
c) voor de specifieke basisgraden van burgerlijk ingenieur, bio-ingenieur, geneesheer, apotheker: Avb;
d) desgewenst, voor de basisgraden van het wetenschappelijk personeel in wetenschappelijke instellingen en in de musea die krachtens de Vlaamse reglementering inzake de erkenning en subsidiëring van musea erkend zijn in het landelijke niveau: Avb;
e) voor de hogere specifieke graden, in opklimmende volgorde: Axb, Ayb;
f) desgewenst, voor de hogere graden van het wetenschappelijk personeel in wetenschappelijke instellingen en in de musea die krachtens de Vlaamse reglementering inzake de erkenning en subsidiëring van musea erkend zijn in het landelijke niveau: Axb, Ayb;
2° in niveau B:
a) voor de basisgraad: Bv;
b) voor de hogere graad: Bx;
3° in niveau C:
a) voor de basisgraad: Cv;
b) voor de hogere graad: Cx;
4° in niveau D:
a) voor de basisgraad: Dv;
b) voor de hogere technische graad: Dx; 5° in niveau E: Ev.
Met behoud van de toepassing van artikel 3 tot en met artikel 6 van deze rechtspositieregeling, kunnen er geen andere rangen ingesteld worden.
Een betrekking wordt in een graad gesitueerd op basis van de functiebeschrijving.
Versie 04-2021 Pag. 12 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk I. De procedures voor de vervulling van betrekkingen
Art. 8.
Art. 9.
§1. Met behoud van de toepassing van de specifieke regels per procedure wordt een vacante betrekking, ongeacht haar rangindeling, vervuld op een van de volgende manieren:
1° door een aanwervingsprocedure; 2° door een bevorderingsprocedure;
3° door de procedure van interne personeelsmobiliteit; 4° door de procedure van externe personeelsmobiliteit;
5° door een combinatie van de procedures 1°, 2°, 3° en 4°;
Bij de aanwervingsprocedure worden tegelijk personen extern aan het bestuur en personen in dienst van het bestuur uitgenodigd om zich kandidaat te stellen voor de betrekking.
Bij de bevorderingsprocedure en bij de procedure van interne personeelsmobiliteit worden alleen personeelsleden in dienst van het bestuur uitgenodigd om zich kandidaat te stellen voor de betrekking tenzij de aanstellende overheid beslist een beroep te doen op een procedure voor externe personeelsmobiliteit met het OCMW of met de gemeente. In voorkomend geval worden eveneens de personeelsleden van het OCMW/de gemeente uitgenodigd om zich kandidaat te stellen voor de vacante betrekking.
Bij een procedure voor externe personeelsmobiliteit met andere overheden worden de personeelsleden van de lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid, of de personeelsleden van een bepaald segment van die overheidsarbeidsmarkt, uitgenodigd om zich kandidaat te stellen voor de vacante betrekking.
§2. De aanstellende overheid verklaart de betrekking open en bepaalt bij de vacantverklaring van de betrekking volgens welke procedure of procedures ze vervuld wordt. In deze beslissing bepaalt de aanstellende overheid tevens of er een wervings- of bevorderingsreserve zal aangelegd worden en bepaalt de looptijd van deze reserve.
In afwijking van artikel 8, kan de raad vaststellen dat bepaalde betrekkingen alleen of bij voorrang ingevuld worden:
1° door een bevorderingsprocedure;
2° door een procedure van interne personeelsmobiliteit;
Versie 04-2021 Pag. 13 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk II. De aanwerving
Afdeling I. De algemene toelatingsvoorwaarden en de aanwervingsvoorwaarden
Art. 10.
§1. Om toegang te hebben tot een functie bij een bestuur moeten de kandidaten:
1° een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie waarvoor ze solliciteren;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° a) voor een statutaire functie: voldoen aan de nationaliteitsvereiste, zoals vastgesteld in de Europese en Belgische wetgeving ter zake. Dit houdt in onderdaan zijn van één van de volgende landen:
• België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Xxxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, XXxxxxx, Xxxxxx, Kroatië, Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxx, Xxxxxxxx, Zweden
• Zwitserland
b) Volgende statutaire en contractuele functies zijn voorbehouden voor Belgen omdat uit de functiebeschrijving blijkt dat ze een rechtstreekse of onrechtstreekse deelname aan de uitoefening van het openbaar gezag inhoudt of werkzaamheden omvat die strekken tot de vrijwaring van de belangen van het bestuur. Dit gaat om volgende functies:
• algemeen directeur
• financieel directeur
• adjunct algemeen directeur
• adjunct financieel directeur
4° medisch geschikt zijn voor de uit te oefenen functie, in overeenstemming met de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers op het werk.
§2. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk controleert de vereiste lichamelijke geschiktheid overeenkomstig de federale bepalingen1. Het onderzoek wordt door de algemeen directeur aangevraagd.
De medische geschiktheid van de kandidaat, vermeld in §1, 4°, moet vaststaan op het ogenblik dat bepaald is in de welzijnswetgeving, zijnde voordat de werknemer effectief tewerkgesteld wordt.
1 Codex over het welzijn op het werk
Versie 04-2021 Pag. 14 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
§3. Voor volgende functies dient de medische geschiktheid vooraf vastgesteld worden:
• Alle poetsdames;
• Alle werklieden.
§4. Het passende gedrag, vermeld in punt 1°, wordt getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister dat maximaal drie maanden oud is en actueel is. Als daarop ongunstige vermeldingen voorkomen, mag de kandidaat daarover een schriftelijke toelichting voorleggen die hij samen met het uittreksel aan het bestuur bezorgt. De aanstellende overheid oordeelt over de inhoud van het uittreksel en neemt de opmerkingen van de sollicitant in overweging. Bij de beoordeling houdt de aanstellende overheid rekening met het dienstbelang, de waardigheid van de desbetreffende openbare functie en de aard van de te begeven betrekking.
Art. 11.
Art. 12.
§1. Om in aanmerking te komen voor aanwerving moeten de kandidaten:
1° voldoen aan de vereiste over de taalkennis, opgelegd door de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.
2° slagen voor de selectieprocedure.
§2. Bovendien moeten de kandidaten:
1° voor de functies in de basisgraden van niveau A, B en C: voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie gesitueerd is;
2° voor de functies in de hogere rangen van niveau A, B, C en D:
a) voldoen aan de diplomavereiste, vermeld in punt 1, voor wat betreft de functies van niveau A, B en C;
b) en vier jaren relevante beroepservaring hebben;
Deze beroepservaring kan zowel in de privésector, in de overheidssector of als zelfstandige opgebouwd zijn. Deze beroepservaring moet relevant zijn op het vlak van functie, functie-inhoud en diplomaniveau.
De bijzondere aanwervings- & bevorderingsvoorwaarden werden, op basis van de functieomschrijving en het profiel van de betrekking, vastgesteld in bijlage III van dit reglement.
De aanstellende overheid kan, na onderhandeling met de representatieve vakorganisaties, aanvullende aanwervingsvoorwaarden vaststellen.
De betrekkingen bij het bestuur zijn toegankelijk voor vrouwen en mannen.
De lijst van erkende diploma’s of getuigschriften per niveau wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, vastgesteld. Alleen de erkende diploma’s of getuigschriften op die lijst komen bij aanwerving in aanmerking.
De aanstellende overheid kan, op voorstel van de algemeen directeur, bij de vacantverklaring en op basis van een grondige motivatie, bepalen dat de diplomavereiste,
Versie 04-2021 Pag. 15 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
die als regel geldt voor de niveaus A, B en C, uitzonderlijk en op grond van vooraf vastgestelde, objectieve criteria vervalt op voorwaarde dat de functie noch op basis van de functiebeschrijving, noch krachtens een reglementering van de hogere overheid een specifiek diploma vergt:
Voor de toepassing van het eerste lid komt een kandidaat die niet over het vereiste diploma beschikt, in aanmerking als hij, ofwel:
1. voldoet aan een vereiste inzake relevante beroepservaring en slaagt voor een niveau- of capaciteitstest;
2. beschikt over een op de functie afgestemd ervaringsbewijs, uitgereikt overeenkomstig de Vlaamse regelgeving over de titels van beroepsbekwaamheid;
3. beschikt over een op de functie afgestemd attest van een beroepsopleiding die hij gevolgd heeft bij een door de Vlaamse Regering erkende instelling voor beroepsopleiding.
In voorkomend geval beslist de aanstellende overheid ten laatste bij de vacantverklaring van de functie of kandidaten die niet aan de diplomavereiste beantwoorden, in aanmerking komen voor aanwerving.
Afwijking van de diplomavoorwaarden is enkel mogelijk voor knelpuntberoepen binnen de afdeling infra.
Art. 13.
In afwijking van artikel 11, §1, 2°, zijn kandidaten die al geslaagd zijn voor gelijkwaardige selectieproeven voor een functie bij het bestuur in dezelfde graad als de vacante functie, gedeeltelijk vrijgesteld van deelname aan de selectieproeven in volgende gevallen:
• De selectieproeven waarin de kandidaat slaagde, zijn op het ogenblik van het afsluiten van de kandidaturen maximaal één jaar oud (datum proces-verbaal van het selectiegedeelte);
• De kandidaat vraagt de vrijstelling aan. De aanstellende overheid beslist over de vrijstelling en deelt ze schriftelijk mee aan de kandidaat en aan de selectiecommissie. Indien de raad de aanstellende overheid is, beslist het uitvoerend orgaan over de vrijstelling;
• Deze vrijstelling kan niet ingeroepen worden voor het mondelinge selectiegedeelte.
Het personeelslid tewerkgesteld in een deeltijdse functie is, nadat het geslaagd is voor selectieproeven of een sollicitatieproef, vrijgesteld van nieuwe selectieproeven als de wekelijkse prestaties binnen die functie uitgebreid worden of als de functie voltijds wordt.
Versie 04-2021 Pag. 16 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. De aanwervingsprocedure
Art. 14.
§1. De aanstellende overheid beslist of een vacante betrekking wordt open verklaard. Zij bepaalt de wijze van bezetting binnen de beperkingen van deze rechtspositieregeling. In deze beslissing bepaalt de aanstellende overheid tevens of er een wervings- of bevorderingsreserve zal aangelegd worden en bepaalt zij de looptijd van deze reserve.
§2. Aan elke aanwerving gaat een externe bekendmaking van de vacature met een oproep tot kandidaten vooraf.
De aanstellende overheid stelt na de vacantverklaring van een of meer functies de inhoud van het vacaturebericht vast en kiest de gepaste bekendmakingskanalen op basis van de in deze rechtspositieregeling bepaalde regels.
De openverklaarde betrekkingen worden ten minste in twee verschillende bekendmakingskanalen bekendgemaakt.
De aanstellende overheid kiest, rekening houdend met deze minimale regel, de wijze van externe bekendmaking uit de volgende kanalen, rekening houdend met de aard van de vacature en met de zorg dat personen die geen toegang hebben tot elektronische media niet uitgesloten worden:
• nationaal verschijnende kranten of weekbladen
• regionaal of lokaal verschijnende kranten of weekbladen
• gespecialiseerde tijdschriften en/of websites van beroepsgroepen of beroepsorganisaties
• de eigen website
• zelf geproduceerde media
• de plaatselijke radio of een regionale televisiezender
• sociale media
• contact met onderwijsinstellingen.
Het bericht vermeldt minimaal het dienstverband, de functiebenaming, het niveau en contactgegevens voor verdere informatie.
§3. De bepalingen van §2 zijn niet van toepassing als de aanstellende overheid bij de vacantverklaring beslist een beroep te doen op een bestaande wervingsreserve die geldig is voor de vacature.
De bepalingen van §2 zijn evenmin van toepassing als de wekelijkse prestaties van een deeltijdse betrekking in de personeelsformatie uitgebreid worden, of als die betrekking omgezet wordt in een voltijdse betrekking. Als er meerdere personeelsleden deeltijds werken in een betrekking van dezelfde graad, richt de
Versie 04-2021 Pag. 17 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 15.
aanstellende overheid een oproep tot die personeelsleden voor de vervulling van de extra uren. Ze maakt haar keuze op basis van een vergelijking van de kandidaturen.
Tussen de bekendmaking van een vacature en de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen, verlopen minstens veertien kalenderdagen. De dag van de bekendmaking van de vacature is niet in de termijn begrepen, de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen wel.
Als de uiterste datum op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt de termijn verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag.
De aanstellende overheid kan bij de vacantverklaring beslissen om deze datum te verlengen.
De datum van verzending wordt beschouwd als de datum waarop de kandidatuur werd ingediend. De datum van de poststempel of van het mailbericht of van het ontvangstbewijs geldt als datum van verzending.
Als er minder dan 5 kandidaturen zijn bij het afsluiten van de kandidatuurstelling kan de aanstellende overheid opteren om een nieuwe oproep te doen om zo het aantal potentiële kandidaten te verhogen. Ook bij deze nieuwe oproep gelden dezelfde publicatietermijnen. Deze tweede oproep kan in dezelfde media gebeuren, in een aantal van de gestelde media of in nieuwe media.
Art. 16.
Aan elke aanwerving gaat een selectieprocedure vooraf.
Art. 17.
§1. Om aan het aanwervingsexamen te mogen deelnemen, moeten de kandidaten op de dag van het afsluiten van de inschrijvingen voldoen aan de in artikel 10, §1, 1°, 2° en 3° en artikel 11 gestelde toelatingsvoorwaarden, aan de in artikel 13 vastgestelde aanwervingsvoorwaarden.
Het bewijs dat de kandidaten voldoen aan de diplomavereisten van artikel 11, paragraaf 2 moet, op straf van uitsluiting van het examen, geleverd worden op de uiterste datum gesteld voor het indienen van de kandidaatstellingen.
Het bewijs dat de kandidaten aan de overige vereisten voldoen, moet uiterlijk op de datum van de benoeming/aanstelling zijn geleverd.
§2. De aanstellende overheid beoordeelt de geldigheid van de ingediende kandidaturen en van de voorgelegde bewijzen, vermeld in §1, eerste en tweede lid tenzij de raad de aanstellende overheid is. In dat geval beoordeelt het uitvoerend orgaan de geldigheid ervan. Op basis van die beoordeling wordt beslist welke kandidaten definitief tot de selectieprocedure worden toegelaten. De kandidaten die geweigerd worden, worden daarvan, zonder uitstel, schriftelijk op de hoogte gebracht met vermelding van de reden voor de weigering.
Versie 04-2021 Pag. 18 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Voor de deelname aan de selectieprocedure volstaat een kopie of een gewoon afschrift van de bewijzen, vermeld in §1. Eventuele eensluidend verklaarde afschriften worden alleen gevraagd aan de kandidaten die geslaagd zijn voor de selectie.
§3. In afwijking van §1 worden kandidaten die aan alle aanwervingsvoorwaarden voldoen behalve aan de voorwaarde van een aanvullende opleiding tot de selectieprocedure toegelaten, als de aanwervingsvoorwaarden bepalen dat ze het attest of getuigschrift van de aanvullende opleiding vóór de afloop van de proeftijd moeten behalen.
§4. In afwijking van §1 worden laatstejaarsscholieren of studenten toegelaten tot de selectieprocedure als ze met hun kandidatuur een studiebewijs voorleggen en een verklaring dat ze binnen een termijn van maximum vijf maanden zullen deelnemen aan de eindexamens voor het behalen van hun diploma. Ze leveren het bewijs dat ze aan de diplomavereiste voldoen uiterlijk op de datum van hun aanstelling.
Versie 04-2021 Pag. 19 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III. De selectieprocedure
Art. 18.
§1. De selectiegedeelten
De selectie wordt uitgevoerd op basis van selectiecriteria en met behulp van een of meer selectietechnieken. De selectiecriteria en de selectietechnieken worden afgestemd op de functiebeschrijving van de functie. Voor functies van dezelfde graad zijn de selectietechnieken gelijkwaardig.
Hierbij zijn één of meerdere van volgende selectiegedeelten mogelijk:
• Een praktisch selectiegedeelte: hierbij worden de kandidaten geconfronteerd met een praktisch staal van het werk.
• Eén of meerdere schriftelijke selectiegedeelten: hierbij kan wetgeving bevraagd worden, kan een schrijfproef voorzien worden, kan een informaticatest voorzien worden, kunnen casestudies gebruikt worden,
… . Het schriftelijk gedeelte kan ook open boek worden voorzien of in de vorm van een thuisproef.
• Een preselectieproef: het bestuur voorziet, bij iedere selectieprocedure waarbij het aantal goedgekeurde kandidaturen meer dan 25 bedraagt, een eliminerende preselectieproef. Deze preselectieproef gaat de andere selectiegedeelten vooraf. De 15 kandidaten met de hoogste scores (op voorwaarde dat zij minimaal 50% behalen) worden toegelaten tot het volgende examengedeelte. De aanstellende overheid kan gemotiveerd afwijken van deze preselectieproef (bv. indien meerdere functies vacant zijn, er behoefte is aan een uitgebreide wervingsreserve, …) en de preselectieproef eventueel niet voorzien of de aantallen (25 en 15) bijsturen.
De preselectieproef bestaat uit multiplechoicevragen op 100 punten met als doel de algemene ontwikkeling, vakkennis, … te toetsen. De vragen zijn gebaseerd op de functieomschrijving en de inhoud van de andere gedeelten van de desbetreffende selectieprocedure.
De preselectieproef gebeurt anoniem. De kandidaten worden gerangschikt in volgorde van de behaalde punten.
• Een psychotechnisch selectiegedeelte: Hierbij wordt via een interview en via diverse testen de overeenstemming met het gewenste profiel nagegaan.
• Een assessmentgedeelte: Hierbij worden via een interview, diverse tests en één of meerdere simulatieoefeningen de overeenstemming met het gewenste profiel en het groeipotentieel van de kandidaat nagegaan.
• Een mondeling gedeelte: Hierbij worden de communicatievaardigheden, motivatie, kennis, maturiteit en overeenstemming met het gewenste profiel nagegaan.
Per graad kan het selectieprogramma verschillend zijn.
Versie 04-2021 Pag. 20 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
§2. De algemene regels voor de selectiegedeelten zijn:
• De selectieprocedure bevat altijd een mondelinge gedeelte.
• Voor de decretale graden en de functies in de rangen van niveau A bestaat de selectieprocedure uit minstens twee selectiegedeelten, zijnde een assessmentsgedeelte en een mondeling gedeelte.
• Voor de algemeen directeur bevatten de selectieproeven minimaal een test die de managements- en leiderschapscapaciteiten van de kandidaat toetst.
• Voor de financieel directeur bevatten de selectieproeven minimaal een proef die het financieel-economische inzicht van de kandidaat toetst.
§3. De selectiecommissie
Een selectiecommissie die uitsluitend uit deskundigen bestaat, voert de selectie uit. Ten minste een derde van de leden van de selectiecommissie zijn deskundigen die extern zijn aan het eigen bestuur. De selectiecommissie bestaat bij voorkeur uit leden van verschillend geslacht.
De selectiecommissie omvat voor de selecties op de niveaus E, D, C, B en A ten minste 3 deskundigen, voor de selecties van de decretale graden ten minste 5 deskundigen. Voor die selectiegedeelten waarbij een psychotechnisch- en/of assessmentgedeelte is voorzien, wordt de selectiecommissie uitgebreid met een externe selectiedeskundige.
De leden van de raad, het vast bureau, het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen geen lid zijn van een selectiecommissie in een selectieprocedure voor het eigen bestuur. De algemeen directeur die de bevoegdheid van aanstellende overheid heeft, mag geen deel uitmaken van de selectiecommissie. Zij kunnen, evenals de representatieve vakorganisaties wel als waarnemer tijdens de selectieproeven aanwezig zijn. Zij mogen niet aanwezig zijn bij het kiezen van de vragen en het delibereren over de uitslag van de examens.
De aanwezigheid van de personen belast met de organisatie en het toezicht van de selectieproeven is tijdens de selectieproeven toegelaten.
De leden van de selectiecommissie worden nominatief door de aanstellende overheid aangesteld tenzij de raad de aanstellende overheid is. In dat geval gebeurt de aanstelling door het uitvoerend orgaan. Zij kiezen in hun midden een voorzitter. De algemeen directeur of een door de algemeen directeur aangesteld personeelslid is de secretaris van de selectiecommissie. Indien nodig kan een bijkomende secretaris aangesteld worden.
De examencommissie kan geldig beraadslagen wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen.
De leden van de selectiecommissies respecteren de volgende gedragsregels en wettelijke voorschriften bij selecties:
1° onafhankelijkheid;
Versie 04-2021 Pag. 21 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
2° onpartijdigheid;
3° non- discriminatie op grond van zogenaamd ras of huidskleur, nationaliteit of etnische achtergrond, geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd, gezondheidstoestand, voorkomen, handicap, geloof of levensbeschouwing, burgerlijke staat, politieke overtuiging, zoals bepaald in de non-discriminatiewetgeving;
4° respect voor de vertrouwelijkheid van de gegevens van de kandidaten en voor hun private levenssfeer;
5° geheimhouding van de vragen en, als dat van toepassing is, respect voor de anonimiteit van de proeven;
6° verbod op belangenvermenging;
Bij familieverwantschap tot in de tweede graad tussen een lid van de selectiecommissie en een kandidaat, treft de selectiecommissie de passende maatregelen om de onpartijdigheid van de selectieprocedure te garanderen.
§4. Het verloop van de selectieprocedure
De aanstellende overheid organiseert de selecties of kan daartoe beroep doen op een extern bureau.
De kandidaten worden ten minste tien kalenderdagen vooraf schriftelijk op de hoogte gebracht van de data en het uur waarop en de plaats waar de selecties worden afgenomen. Dit gebeurt via een gewoon schrijven. Als er een preselectie plaatsvindt dan worden de kandidaten hiervan op de hoogte gebracht via een gewoon schrijven.
Van elk apart afgenomen selectiegedeelte wordt een proces-verbaal van de selectieverrichtingen opgemaakt.
Alleen de kandidaten die geslaagd zijn, worden voor het volgende selectiegedeelte opgeroepen.
§5. Beoordeling
Om als geslaagd te worden beschouwd, moeten de kandidaten voor elk selectiegedeelte zestig procent van de punten behalen. Indien een selectiegedeelte meer dan één proef omvat, moeten zij bovendien vijftig procent van de punten behalen op elk van die proeven. Op het psychotechnische gedeelte of het assessment dienen de kandidaten de vermelding geschikt of geheel geschikt te bekomen.
De selecties zijn niet vergelijkend. De meest geschikte kandidaat wordt gekozen op basis van een volledige vergelijking van de titels en verdiensten van alle kandidaten en een uitdrukkelijke motivering in overeenstemming met de bepalingen van de Wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen van 29 juli 1991.
Art. 19.
§1. Binnen de grenzen van deze rechtspositieregeling stelt de aanstellende overheid de
selectieprogramma’s vast.
Versie 04-2021 Pag. 22 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
§2. Als de aanstellende overheid kiest voor een combinatie van de aanwervingsprocedure, de bevorderingsprocedure of interne mobiliteit en voor de gelijktijdige toepassing daarvan, worden de externe en de interne kandidaten onderworpen aan dezelfde selectieproeven. Eventuele schriftelijke kennisproeven met dezelfde inhoud worden op hetzelfde tijdstip afgenomen.
Art. 20.
In afwijking van artikel 18, §3, is het mogelijke dat selecties geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden aan een extern selectiebureau. Het selectiebureau voert in dat geval de selectie uit in overeenstemming met de rechtspositieregeling en met de specifieke opdracht van het bestuur.
Ten aanzien van psychotechnische tests en assessments is de uitvoering van de selectie door een extern selectiebureau verplicht.
Art. 21.
De kandidaten worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het resultaat van de selectie. Kandidaten hebben op hun verzoek toegang tot de examendocumenten in overeenstemming met de bepalingen van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur en in overeenstemming met de geldende privacy-wetgeving.
Versie 04-2021 Pag. 23 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling IV. Wervingsreserves
Art. 22.
§1. De aanstellende overheid beslist bij de vacantverklaring of er een wervingsreserve wordt aangelegd en hoe lang die geldig is.
Daarnaast kunnen de aanstellende overheden bij gemotiveerd besluit een gemeenschappelijke wervingsreserve aanleggen als de gemeente en het OCMW gezamenlijk een selectieprocedure organiseren.
§2. De maximale geldigheidsduur is drie jaar. Zij kan met maximum drie jaar worden verlengd.
De geldigheidsduur van de reserve begint te lopen vanaf de eerste van de maand volgend op de datum waarop het proces-verbaal van het laatste selectiegedeelte is afgesloten.
Wanneer de aanstellende overheid nog vergadert na de datum van het proces- verbaal en voor de eerste van de maand die erop volgt, kan de aanstellende overheid de aanvangsdatum van de wervingsreserve vervroegen tot uiterlijk de datum van de zitting.
Alle geslaagde kandidaten worden in de wervingsreserve opgenomen in alfabetische volgorde met vermelding van het behaalde resultaat.
Wanneer voor dezelfde betrekking meer dan één reserve werd aangelegd, mag, in chronologische volgorde, eerst na gehele uitputting of het vervallen van de ene reserve de daaropvolgende worden aangesproken.
§3. Na een niet vergelijkende selectie wordt telkens de meest geschikte kandidaat, gekozen op basis van een volledige vergelijking van de titels en verdiensten van alle kandidaten en een uitdrukkelijke motivering in overeenstemming met de bepalingen van de Wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen van 29 juli 1991 van de wervingsreserve het eerst geraadpleegd om de vacature te vervullen.
Een geraadpleegde kandidaat kan eenmaal een aangeboden betrekking weigeren zonder zijn plaats in de wervingsreserve te verliezen, op voorwaarde dat hij zijn kandidatuur naar aanleiding van de weigering binnen de vastgestelde termijn bevestigt.
Bij een tweede weigering van een aangeboden betrekking wordt de kandidaat automatisch in de wervingsreserve geschrapt. Hij wordt daarvan op de hoogte gebracht.
Kandidaten opgenomen in een wervingsreserve, die definitief en schriftelijk een aanstelling verzaken, verliezen hun aanspraken en worden in de reserve geschrapt.
Hetzelfde geldt voor de kandidaten die hun kandidatuur niet bevestigen wanneer zij daartoe door het bestuur, naar aanleiding van een vacature, worden uitgenodigd.
Versie 04-2021 Pag. 24 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling V. Specifieke bepalingen voor de aanwerving van de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur, de maatschappelijk werker tewerkgesteld bij het OCMW
Art. 23.
De gemeenteraad stelt de functiebeschrijving vast voor de functie van algemeen directeur, financieel directeur, adjunct algemeen directeur en adjunct financieel directeur.
Art. 24.
§1. Als de functie van algemeen directeur door aanwerving begeven wordt, moet de kandidaat houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau X.
Xx xxxx stelt een selectieprocedure vast in overeenstemming met de bepalingen van artikel 19, §1. De selectietechnieken bevatten ten minste een test die de managements- en leiderschapscapaciteiten van de kandidaten toetst.
§2. Als de functie van financieel directeur door aanwerving ingevuld wordt, moet de kandidaat houde155r zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau X.
Xx xxxx stelt een selectieprocedure vast in overeenstemming met de bepalingen van artikel 19, §1. De selectietechnieken bevatten ten minste een proef die het financieel-economische inzicht van de kandidaat toetst.
§3. De selectie voor de aanwerving in de functies van algemeen directeur en financieel directeur wordt uitbesteed aan een extern selectiebureau.
§4. Met behoud van de toepassing van andere wettelijke of reglementaire bepalingen moeten kandidaten voor de toegang tot de functie van maatschappelijk werker, vermeld in artikel 183 van het decreet lokaal bestuur, houder zijn van ofwel:
1° het diploma van bachelor in het sociaal agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
2° het diploma van bachelor in de sociale gezondheidszorg of een daarmee gelijkgesteld diploma.
Versie 04-2021 Pag. 25 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling VI. Specifieke bepalingen voor de aanwerving in de betrekkingen die ingesteld worden ter uitvoering van werkgelegenheidsmaatregelen van de hogere overheid, en in sommige tijdelijke betrekkingen
Art. 25.
Voor de aanwerving in contractuele betrekkingen die ingesteld worden ter uitvoering van werkgelegenheidsmaatregelen van de hogere overheden waarvan de tewerkstellingsduur onbepaald is, wordt niet afgeweken van de normale selectieprocedures.
Art. 26.
Contractuele aanstellingen binnen vervangingscontracten of voor contracten van bepaalde duur tot maximaal twee jaar worden ingevuld op basis van een bestand van spontane sollicitaties, eventueel aan te vullen met een publicatie in de media. Dit op basis van een eenvoudige sollicitatieproef of –gesprek met een selectiecommissie bestaande uit minstens één interne deskundige. De kandidaten krijgen de vermelding geschikt of niet geschikt. Zij dienen de vermelding geschikt te bekomen om te kunnen worden aangesteld. Deze sollicitatieproef of -gesprek is niet vergelijkend en resulteert in een alfabetische rangschikking van de geschikte kandidaten.
Deze kandidaten worden geraadpleegd in functie van de voorwaarde dat ze op korte termijn beschikbaar zijn, waarmee bedoeld wordt dat ze uiterlijk binnen acht werkdagen moeten te kennen geven of ze bereid zijn de tijdelijke functie te aanvaarden binnen een door de aanstellende overheid bepaalde termijn of binnen een overeen te komen korte termijn.
Art. 27.
Aanwerving van jobstudenten kan gebeuren op basis van een eenvoudig sollicitatiegesprek of -proef door één of twee interne personeelsleden van minimaal niveau C. De kandidaat jobstudenten krijgen de vermelding geschikt of niet geschikt. Zij dienen de vermelding geschikt te bekomen om te kunnen worden aangesteld. Deze sollicitatieproef is niet vergelijkend en resulteert in een alfabetische rangschikking van de geschikte kandidaten.
Versie 04-2021 Pag. 26 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling VII. De aanwerving van personen met een arbeids- handicap
Art. 28.
Ten minste 2% van het totale aantal personeelsleden (ook deze in het kader van tewerkstellingsinitiatieven) binnen het bestuur uitgedrukt in voltijdse equivalenten, bestaat uit personen met een arbeidshandicap, die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze zijn ingeschreven bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, voorheen het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;
2° ze zijn erkend door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als personen met een handicap;
3° ze komen in aanmerking voor een inkomensvervangende tegemoetkoming of voor een integratietegemoetkoming, die verstrekt wordt aan personen met een handicap op basis van de wet van 27 februari 1987 houdende tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
4° ze zijn in het bezit van een attest dat uitgereikt is door de algemene directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
5° ze zijn slachtoffer van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte en ze kunnen een bewijs voorleggen van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 66%, uitgereikt door het Fonds voor Arbeidsongevallen, door het Fonds voor Beroepsziekten of door de Administratieve Gezondheidsdienst of zijn rechtsopvolger in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector;
6° ze hebben hun hoogste getuigschrift of diploma behaald in het buitengewoon secundair onderwijs.
Het uitvoerend orgaan van het bestuur of, als hij daartoe gemachtigd is in het kader van het dagelijks personeelsbeheer, de algemeen directeur bepaalt het aantal voltijds equivalenten in overeenstemmingen met het percentage, vermeld in het eerste lid.
Art. 29.
De kandidaten moeten voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden en aan de aanwervingsvoorwaarden.
Art. 30.
Bij de toepassing van de selectieproeven worden de hinderpalen die verbonden zijn met de handicap, door aangepaste faciliteiten verholpen.
Versie 04-2021 Pag. 27 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling VIII. De indiensttreding
Art. 31
§1. De aanstellende overheid bepaalt de datum of de termijn van indiensttreding van het geselecteerde personeelslid en deelt deze mee via een schrijven.
Het personeelslid van de gemeente legt voor de burgemeester de eed, vermeld in artikel 187 van het decreet lokaal bestuur: “Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.”, af bij zijn indiensttreding. De burgemeester kan zijn bevoegdheid om de eed af te nemen, toevertrouwen aan een lid van het college van burgemeester en schepenen of aan de algemeen directeur.
In overeenstemming met artikel 163 van het decreet lokaal bestuur leggen de algemeen directeur en de financieel directeur, voor ze hun ambt opnemen, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad, de volgende eed af in handen van de voorzitter: “Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.”
In overeenstemming met artikel 187 van het decreet lokaal bestuur legt het personeelslid van het OCMW bij zijn indiensttreding de volgende eed af in handen van de voorzitter van het vast bureau: “Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.”. De voorzitter van het vast bureau kan zijn bevoegdheid om de eed af te nemen toevertrouwen aan een lid van het vast bureau of aan de algemeen directeur.
In overeenstemming met artikel 183 van het decreet lokaal bestuur legt de maatschappelijk werker van het OCMW bij zijn indiensttreding de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: “Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.”
De eedaflegging weigeren staat gelijk met het verzaken van de aanstelling.
De kandidaat die niet in dienst treedt op de datum in het besluit bepaald of, wanneer die niet is bepaald, binnen drie maanden vanaf de datum waarop het aanwervingsbesluit hem werd betekend, wordt geacht aan zijn aanstelling definitief te verzaken.
Een nieuwe indiensttredingsdatum kan bij gemotiveerd besluit van de aanstellende overheid worden bepaald wanneer de betrokkene een gegronde reden inroept die hem belet op de gestelde datum of binnen de gestelde termijn zijn ambt op te nemen.
§2. De kandidaat die voldoet aan de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden komt in aanmerking voor een benoeming in vast verband of voor een benoeming op proef of voor een aanstelling in contractueel dienstverband.
De geslaagde voor een aanwervingsprocedure die in aanmerking komt voor een vaste benoeming of voor een benoeming op proef of voor een contractuele aanstelling moet vooraf medisch geschikt worden bevonden indien dit wettelijk vereist is conform artikel 10 van deze rechtspositieregeling.
De tewerkstelling van contractueel personeel wordt geregeld door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Voor elke tewerkstelling in
Versie 04-2021 Pag. 28 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
contractueel verband wordt een afzonderlijke schriftelijke overeenkomst afgesloten. Een arbeidsovereenkomst wordt afgesloten:
• hetzij voor een onbepaalde tijd ;
• hetzij voor een bepaalde tijd ;
• hetzij voor een duidelijk omschreven werk;
• hetzij voor de vervanging van afwezige personeelsleden.
Versie 04-2021 Pag. 29 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk III. De proeftijd met het oog op de vaste aanstelling in statutair verband
Afdeling I. Algemene bepaling
Art. 32.
De proeftijd beoogt de integratie van het op proef benoemde of aangeworven personeelslid in het bestuur en de inwerking in zijn functie en stelt de aanstellende overheid in staat de geschiktheid van het personeelslid voor de functie te verifiëren.
Met het personeelslid worden de nodige afspraken gemaakt voor de integratie in het bestuur en de inwerking in zijn functie.
Met uitzondering van de decretale graden, is tijdens de proeftijd de algemeen directeur steeds de tweede evaluator van het desbetreffende personeelslid.
De diensten die de kandidaten in contractueel verband, ononderbroken tot de datum van hun benoeming in dezelfde functie hebben vervuld, kunnen voor het voltooien van de proeftijd in aanmerking genomen worden. Die diensten komen maar in aanmerking als zij gunstig werden geëvalueerd op basis van de regels van deze rechtspositieregeling.
Afdeling II. De duur van de proeftijd en de evaluatie tijdens de proeftijd
Art. 33.
De duur van de proeftijd van het statutair personeel is als volgt bepaald:
De duur van de proeftijd bedraagt, ongeacht de prestatiebreuk, twaalf maanden voor de niveaus A en B. Voor het niveau C, D en E bedraagt de proeftijd zes maanden.
De duur van de proeftijd voor de algemeen directeur en de financieel directeur is twaalf maanden.
Indien van de kandidaten voor statutaire betrekkingen wordt geëist dat zij tijdens de proeftijd een bijzondere bekwaamheidsakte, rijbewijs, … behalen, worden de proeftijd en de verlenging ervan in de bijzondere voorwaarden vastgesteld rekening houdend met de tijd die nodig is om deze akte te behalen.
Versie 04-2021 Pag. 30 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 34.
De proeftijd van het statutair personeelslid wordt, ongeacht de prestatiebreuk, geschorst voor iedere afwezigheid, al dan niet onderbroken, van meer dan vijftien werkdagen. Het jaarlijks vakantieverlof wordt buiten beschouwing gelaten. De proeftijd wordt met de duur van de afwezigheden verlengd.
Tijdens zijn proeftijd staat het personeelslid onder leiding van de hiërarchische chef.
Art. 35.
§1. Het personeelslid op proef krijgt minimaal halfweg de proeftijd feedback over zijn manier van functioneren. Ongeveer twee weken voordat de proeftijd afgelopen is, vindt een eindevaluatie van de proeftijd plaats.
Het resultaat van de eindevaluatie van de proeftijd is ofwel gunstig ofwel ongunstig.
De evaluator kan bij statutaire personeelsleden een verlenging van de proeftijd (met maximaal dezelfde periode als de initiële proeftijd) voorstellen als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen. De verlenging kan eenmaal toegepast worden.
§2. Voor het statutaire personeelslid met minimaal één jaar proeftijd wordt een evaluatie voorzien halfweg de proeftijd. Deze tussentijdse evaluatie vervangt de tussentijdse feedback, in overeenstemming met §1. van dit zelfde artikel.
Art. 36.
Het statutaire personeelslid op proef met een ongunstig resultaat voor de tussentijdse evaluatie, vermeld in artikel 35, §2, wordt ontslagen.
Het statutaire personeelslid op proef dat na het verstrijken van de proeftijd op grond van het ongunstige resultaat van de eindevaluatie niet in aanmerking komt voor de vaste aanstelling in statutair verband, wordt ambtshalve ontslagen.
Het ontslag, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 107, §1.
De aanstellende overheid hoort het statutaire personeelslid vooraf.
Art. 37.
Na afloop van de proeftijd behoudt het statutaire personeelslid op proef zijn hoedanigheid van op proef aangesteld personeelslid, tot de aanstellende overheid beslist over de vaste aanstelling of het ontslag. De aanstellende overheid neemt haar beslissing zonder uitstel.
Versie 04-2021 Pag. 31 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III. De vaste aanstelling in statutair verband
Art. 38.
Het statutaire personeelslid op proef wordt vast aangesteld in statutair verband op voorwaarde dat het:
1° voldoet aan de algemene toelatingsvoorwaarden en aan de aanwervingsvoorwaarden die op de betrekking van toepassing zijn;
2° en met goed gevolg de proeftijd heeft volbracht.
Het personeelslid wordt vast aangesteld in statutair verband in de functie waarin het op proef werd aangesteld.
Versie 04-2021 Pag. 32 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk IV. De evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan
Afdeling I. Algemene bepalingen
Art. 39.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de evaluatie van de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur.
De personeelsleden zijn tijdens hun loopbaan onderworpen aan de evaluatie: “De evaluatie is de procedure waarbij een oordeel wordt geformuleerd over de manier waarop een personeelslid functioneert.”
Personeelsleden met een tewerkstellingsduur van minder dan twee jaar worden niet aan periodieke evaluatie onderworpen.
De personeelsleden worden geëvalueerd op ambtelijk niveau (artikel 194 decreet lokaal bestuur). Onverminderd de regeling van de gevolgen van de evaluatie in afdeling IV, neemt de algemeen directeur naar aanleiding van de evaluatie in voorkomend geval de passende maatregelen met het oog op het verbeteren van de wijze waarop het betrokken personeelslid functioneert.
De algemeen directeur zorgt voor de interne organisatie van de evaluaties binnen de bepaalde termijnen.
Art. 40.
De evaluatoren leggen de evaluatie vast in een kwalitatief beschrijvend evaluatieverslag dat het evaluatieresultaat op afdoende wijze onderbouwt. De evaluatie is gebaseerd op de evaluatiecriteria die als bijlage 5 bij deze rechtspositieregeling werden vastgesteld.
Art. 41.
De personeelsleden worden geïnformeerd over alle aspecten van het evaluatiestelsel en over de evaluatiecriteria die op hen van toepassing zijn.
De personeelsleden krijgen tussentijds terugkoppeling over hun manier van functioneren aan de hand van een functioneringsgesprek.
Zowel de directie chef, de evaluatoren als het personeelslid kunnen een functioneringsgesprek aanvragen.
Het functioneringsgesprek is een gesprek tussen de directe chef en het personeelslid met als onderwerp de optimalisering van werksituatie en werkgedrag, de evaluatie, de loopbaanplanning en vorming van het personeelslid, en waarbij afspraken worden gemaakt ter optimalisering van het functioneren van het personeelslid.
Het functioneringsgesprek is een tweerichtingsgesprek op gelijk niveau, maar de directe chef leidt het gesprek. Zowel het personeelslid als de chef brengen gesprekspunten aan.
Op het einde van elk functioneringsgesprek kunnen de gemaakte afspraken samengevat
Versie 04-2021 Pag. 33 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
worden in een verslag. Dit wordt voor akkoord ondertekend door het personeelslid en de directe chef. Het gesprek biedt mogelijkheden tot bijsturing wat op zijn beurt kan leiden tot een gunstige evaluatie. De gemaakte afspraken zijn vertrouwelijk.
Onder directe chef dient te worden verstaan: de hiërarchische meerdere van het personeelslid. Mits goedkeuring van de algemeen directeur kan een andere ambtenaar dan deze hierboven vermelde functioneringsgesprekken houden.
Versie 04-2021 Pag. 34 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. De duur van de evaluatieperiodes en de evaluatiecriteria
Art. 42.
§1. De evaluatieperiodes duren twee jaar. De volgende evaluatieperiodes lopen telkens van 1 maart van het jaar X tot 1 maart van het kalenderjaar X+2.
Binnen deze evaluatieperiode dient het personeelslid minimaal acht maanden gepresteerd te hebben.
Het personeelslid dat deze minimale prestatietermijn niet heeft gepresteerd, wordt geëvalueerd vanaf het ogenblik dat het de vooropgestelde prestatietermijn heeft volbracht. Het behoudt tot deze datum de resultaten van de vorige evaluatie.
§2. De evaluatie heeft betrekking op de periode die volgt op de vorige evaluatieperiode.
§3. Contractuele personeelsleden met een vervangingscontract of met een contract van bepaalde duur worden geëvalueerd vóór het einde van hun contract. Deze evaluatie gebeurt aan de hand van een vereenvoudigd evaluatieformulier. Zij dienen een evaluatie aan de gunstige zijde te hebben opdat zij een nieuw vervangingscontract kunnen krijgen of opdat hun contract kan verlengd worden. Het evaluatieresultaat “uitstekend” heeft binnen deze context geen recht op een toelage.
Art. 43.
De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria die zijn vastgelegd in de bijlage 5 van deze rechtspositieregeling. De evaluatiecriteria sluiten aan bij de functiebeschrijvingen en bij de doelstellingen van het bestuur.
Bij de vaststelling van de evaluatiecriteria voor de evaluatie van personen met een arbeidshandicap wordt zo nodig rekening gehouden met de handicap.
Versie 04-2021 Pag. 35 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III. De evaluatoren en het verloop van de evaluatie
Art. 44.
§1. Het personeelslid wordt geëvalueerd door ten minste één leidinggevende die bij voorkeur de rechtstreekse leidinggevende is. De evaluatoren per functie worden door de algemeen directeur aangesteld. Deze waakt tevens over de opleiding van deze evaluatoren en waakt over de correcte toepassing van het evaluatiesysteem.
Als evaluator komen zowel statutaire als contractuele personeelsleden van minimaal niveau C in aanmerking. Deze personeelsleden dienen minimaal twee jaar ervaring als leidinggevende te hebben, hun meest recente evaluatie dient minimaal “gunstig” te zijn zij dienen een opleiding evaluatiegesprekken en functioneringsgesprekken met goed gevolg beëindigd te hebben.
De evaluatoren worden geëvalueerd over de kwaliteit van hun evaluaties. Als zij op deze punten van hun evaluatie of over het geheel van hun evaluatie een resultaat “ongunstig” bekomen, kunnen zij niet meer evalueren. De algemeen directeur wijst in dit geval een andere evaluator aan.
§2. De evaluatie gaat gepaard met een evaluatiegesprek tussen de eerste evaluator en het personeelslid. De tweede evaluator is bij het evaluatiegesprek aanwezig als het personeelslid of de eerste evaluator daarom uitdrukkelijk verzoekt.
Alvorens het evaluatiegesprek aan te vangen dient de eerste evaluator zijn bevindingen en zijn evaluatieresultaat met de tweede evaluator te overleggen. Ook als er tijdens de evaluatie elementen naar voor komen die de resultaten beïnvloeden is er een nieuw overleg tussen de beide evaluatoren nodig.
De eerste en de tweede evaluator streven naar een consensus over de eindconclusie van de evaluatie en over het voorstel van evaluatiegevolg.
Het standpunt van de evaluator met de hoogste rang is doorslaggevend, als twee evaluatoren niet tot overeenstemming komen over het evaluatieresultaat of over het evaluatiegevolg.
Art. 45.
§1. De eerste evaluator neemt zijn bevindingen op in een evaluatieverslag zoals vermeld in artikel 40.
Het personeelslid ontvangt het evaluatieverslag en ondertekent het voor kennisneming. Het personeelslid kan in het evaluatieverslag opmerkingen bij zijn evaluatie formuleren en dient dit binnen de tien kalenderdagen ondertekend terug aan zijn evaluator te bezorgen. De evaluator ondertekent het evaluatieverslag en ondertekent, in voorkomend geval, eventuele opmerkingen van het personeelslid voor kennisneming en geeft een kopie aan het personeelslid.
Als het personeelslid weigert om dit evaluatieverslag voor kennisneming te ondertekenen wordt het per aangetekende brief aan betrokkene overgemaakt.
Versie 04-2021 Pag. 36 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
§2. Het evaluatieresultaat wordt opgenomen in het individuele personeelsdossier en kan daarnaast ook opgenomen worden in het evaluatiedossier.
Het personeelslid heeft het recht om zijn persoonlijke evaluatiedossier te raadplegen en krijgt er op zijn verzoek een afschrift van. Het personeelslid krijgt een kopie van zijn evaluatie.
Art. 46.
Evaluaties, met uitzondering van de tussentijdse evaluaties, gebeuren pas nadat de evaluatieperiode werd beëindigd. Alle evaluatieverslagen dienen aan de betrokken personeelsleden overhandigd te zijn binnen een periode van vier maanden na beëindiging van de desbetreffende evaluatieperiode.
Als het personeelslid binnen deze periode afwezig is, wordt deze periode uitgesteld tot één maand nadat het personeelslid zijn prestaties heeft hervat.
Versie 04-2021 Pag. 37 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling IV. De evaluatieresultaten en de gevolgen van de evaluatie
Art. 47.
§1. Aan gunstige zijde is het evaluatieresultaat ofwel:
• uitstekend;
• gunstig;
Aan ongunstige zijde is het evaluatieresultaat ofwel:
• ongunstig;
• geheel onvoldoende
§2. Het personeelslid met een gunstig evaluatieresultaat dat de vereiste schaalanciënniteit heeft, krijgt de volgende salarisschaal van de functionele loopbaan.
Het personeelslid met een evaluatieresultaat ongunstig of geheel onvoldoende heeft geen recht op de volgende salarisschaal van de functionele loopbaan, ook al heeft het de vereiste schaalanciënniteit. Het personeelslid krijgt die salarisschaal pas als het een volgende evaluatieperiode afsluit met een gunstig evaluatieresultaat.
Het personeelslid met een evaluatieresultaat ongunstig of geheel onvoldoende krijgt in afwijking van het tweede lid na een periode van minimaal twaalf maanden een tussentijdse evaluatie.
Het personeelslid krijgt de volgende salarisschaal van de functionele loopbaan als het een gunstig evaluatieresultaat behaalt voor een tussentijdse evaluatie die uitgevoerd wordt zodra de volgende evaluatieperiode voor de helft is verstreken.
§3. Het personeelslid van wie uit de evaluatie blijkt dat het uitstekend heeft gepresteerd in relatie tot de evaluatiecriteria en de eventuele resultaatverbintenissen krijgt een versnelling van de functionele loopbaan. Zijn schaalanciënniteit wordt daarbij verhoogd met één jaar. Als dit personeelslid reeds de hoogste weddenschaal van zijn functionele loopbaan heeft bereikt, krijgt het geen versnelling maar een functioneringstoelage (zie hoofdstuk vergoedingen). Voor de leden van het managementteam is dit geen functioneringstoelage maar een managementtoelage (zie hoofdstuk vergoedingen).
§4. Het personeelslid met een evaluatieresultaat dat ongunstig/ geheel onvoldoende is, krijgt een vertraging van zijn functionele loopbaan, waarbij zijn schaalanciënniteit voor de duur van één jaar geblokkeerd wordt. Er wordt op dat ogenblik door het diensthoofd, na samenspraak met de algemeen directeur, een begeleidingstraject opgestart.
Het personeelslid dat voor de evaluaties opeenvolgend twee keer een evaluatieresultaat krijgt dat geheel onvoldoende is, wordt ontslagen wegens beroepsongeschiktheid.
Versie 04-2021 Pag. 38 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 48.
Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid is alleen mogelijk als na de passende maatregelen voor de verbetering van de wijze van functioneren, vermeld in artikel 39 van deze rechtspositieregeling, uit een tussentijdse evaluatie manifest blijkt dat het personeelslid nog steeds niet voldoet. De tussentijdse evaluatie wordt uitgevoerd na een termijn van ten minste een jaar die volgt op de kennisgeving aan het personeelslid van het ongunstige evaluatieresultaat.
Art. 49.
§1. De algemeen directeur beslist over de toepassing van de positieve gevolgen, vermeld in artikel 47, en over de toepassing van de negatieve gevolgen, met uitzondering van het ontslag wegens beroepsongeschiktheid, vermeld in artikel 47 en 48. Hij baseert zijn beslissing op een voorstel van de evaluatoren. De algemeen directeur formuleert zelf het gewenste gevolg voor de personeelsleden van wie hijzelf de evaluator is, en baseert zijn beslissing daarop.
Het personeelslid en zijn evaluator worden van die beslissing op de hoogte gebracht binnen een periode van dertig dagen na de uiterste limietdatum voor het afronden van de evaluaties.
§2. De algemeen directeur formuleert het gemotiveerde voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid op basis van het evaluatieverslag van de tussentijdse evaluatie, vermeld in artikel 48.
Het personeelslid en zijn evaluator worden daarvan op de hoogte gebracht binnen een periode van dertig dagen na de uiterste limietdatum voor het afronden van de evaluaties.
§3. De aanstellende overheid beslist over het ontslag wegens beroepsongeschiktheid.
Ze hoort het personeelslid vooraf.
Het ontslag van het vast aangestelde statutaire personeelslid verloopt volgens de regels, vermeld in artikel 107, §2.
Versie 04-2021 Pag. 39 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling V. Het beroep tegen de ongunstige evaluatie
Art. 50.
§1. De raad stelt een beroepsinstantie vast waarbij het personeelslid, schriftelijk gemotiveerd, hoger beroep kan aantekenen binnen vijftien kalenderdagen na de overhandiging van het verslag tegen de evaluatie met als resultaat “ongunstig” of “geheel onvoldoende” of tegen het evaluatieresultaat “gunstig” als het personeelslid het resultaat niet positief genoeg vindt.
De uiterlijke termijn voor de indiening van het beroep is vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van de ondertekening voor kennisneming van de evaluatie.
Het beroep wordt schriftelijk ingediend. Het personeelslid krijgt een gedateerde ontvangstmelding van zijn beroep.
De naam van de contactpersoon en de contactgegevens van deze beroepsinstantie worden in iedere evaluatieverslag met een ongunstige evaluatie aan het personeelslid gecommuniceerd.
§2. Leden van de raad en het uitvoerend orgaan, algemeen directeur en de evaluator van het personeelslid mogen geen deel uitmaken van de beroepsinstantie.
De beroepsinstantie bestaat uit twee externe deskundigen in het personeelsbeleid met een specialisatie in evaluatie en coaching van personeel, eventueel aangevuld met één personeelslid met een minimum 6 jaar dienstanciënniteit en met een niveau A of de financieel directeur en die nooit een “ongunstig” of “geheel onvoldoende” evaluatieresultaat heeft bekomen.
De beroepsinstantie wordt aangevuld met een secretaris-notulist die niet deelneemt aan het onderzoek, aan de besprekingen of aan de beoordeling van het beroep.
De beroepsinstantie bestaat uit leden van een verschillend geslacht.
Aanverwanten tot in de tweede graad van de persoon die beroep aantekent worden geweerd.
Het uitvoerend orgaan stelt de beroepsinstantie nominatief samen en stelt een voorzitter aan.
§3. De beroepsinstantie moet voltallig zijn voor de behandeling van een beroep. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de beroepsinstantie. De beroepsinstantie onderzoekt het beroep en hoort de evaluator en het personeelslid binnen de 20 kalenderdagen te rekenen vanaf de aantekening van het beroep.
Het personeelslid en de evaluator worden gelijktijdig gehoord in een tegensprekelijke hoorzitting onder leiding van de voorzitter van de beroepsinstantie. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze. Het personeelslid wordt als laatste gehoord in zijn verdediging.
Van de hoorzitting wordt ter zitting een verslag gemaakt. Het verslag geeft de feiten en de standpunten van de evaluator en van het personeelslid weer. Zowel de secretaris van de beroepsinstantie als de evaluator en het personeelslid ondertekenen het verslag. Het verslag maakt deel uit van het beroepsdossier.
Versie 04-2021 Pag. 40 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Het onderzoek resulteert in een gemotiveerd en éénparig advies in de vorm van een proces-verbaal dat door de leden van de beroepsinstantie wordt ondertekend. Het proces-verbaal wordt binnen de vijfenveertig kalenderdagen na aantekening van het beroep aan de algemeen directeur afgegeven tot bevestiging of tot aanpassing van de evaluatie en het evaluatieresultaat.
§4. De algemeen directeur beslist op basis van het advies van de beroepsinstantie of hij de bestaande evaluatie en het evaluatieresultaat bevestigt of aanpast. Hij brengt het personeelslid, de evaluator en de beroepsinstantie van zijn beslissing op de hoogte binnen een termijn van tien kalenderdagen (via aangetekend schrijven of ontvangstbewijs).
Bij aanpassing van de evaluatie en van het evaluatieresultaat wordt de aangepaste evaluatie via een aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs door het personeelslid en de evaluator ondertekend. De aangepaste evaluatie komt in de plaats van de eerdere evaluatie die onderwerp was van het beroep en vervangt de eerste evaluatie in het evaluatiedossier en het personeelsdossier van het betrokken personeelslid.
De algemeen directeur kan geen beslissing nemen over de toekenning van een negatief gevolg van de evaluatie, vermeld in artikel 49, §1, noch een voorstel formuleren over het ontslag, vermeld in artikel 49, §2, alvorens het beroep tegen een ongunstige evaluatie is afgehandeld en hij beslist heeft om de evaluatie al dan niet aan te passen.
§5. Als de beroepsinstantie in een beroep tegen een evaluatieresultaat aan ongunstige zijde, geen advies formuleert binnen de termijn vastgesteld in artikel 50, §3 of bij staking van stemmen, dan krijgt het personeelslid het evaluatieresultaat gunstig en past de algemeen directeur de evaluatie en het evaluatieresultaat in die zin aan.
Als de algemeen directeur geen beslissing neemt over de bevestiging of aanpassing van de evaluatie en van het evaluatieresultaat binnen de termijn vastgesteld in artikel 50 §4 , dan is het evaluatieresultaat gunstig.
§6. Als de beroepsinstantie in een beroep tegen een evaluatieresultaat aan gunstige zijde, geen advies formuleert binnen de termijn vastgesteld in artikel 50, §3 of bij staking van stemmen, dan krijgt het personeelslid het evaluatieresultaat dat één trap positiever is dan het eerder gekregen evaluatieresultaat en past de algemeen directeur de evaluatie en het evaluatieresultaat in die zin aan.
Als de algemeen directeur geen beslissing neemt over de bevestiging of aanpassing van de evaluatie en van het evaluatieresultaat binnen de termijn vastgesteld in artikel 50 §4 , dan krijgt het personeelslid het evaluatieresultaat dat één trap positiever is dan het eerder gekregen evaluatieresultaat.
Versie 04-2021 Pag. 41 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk V. Specifieke bepalingen voor de evaluatie van de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur
Afdeling I. Evaluatie tijdens de proeftijd
Art. 51.
§1. De algemeen directeur en de financieel directeur op proef worden geëvalueerd door een evaluatiecomité, bestaande uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad.
De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid.
Het voorbereidend rapport wordt opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeenteraad betrokken worden.
Voor het voorbereidende rapport van de externe deskundige zijn die regels van toepassing die van toepassing zijn op de evaluatie tijdens de loopbaan.
Het evaluatiecomité stemt over het evaluatieresultaat gunstig of ongunstig. Bij staking van stemmen wordt het personeelslid geacht een gunstige evaluatie te hebben.
§2. De algemeen directeur krijgt halfweg de proeftijd terugkoppeling over zijn/haar functioneren in de vorm van een functioneringsgesprek tussen de externe deskundige, de algemeen directeur en het college van burgemeester en schepenen.
De financieel directeur krijgt halfweg de proeftijd terugkoppeling over zijn/haar functioneren in de vorm van een functioneringsgesprek tussen de externe deskundige, de financieel directeur, het college van burgemeester en schepenen en de algemeen directeur.
In dit functioneringsgesprek wordt een stand van zaken opgemaakt voor de mate waarin de inwerking van de betrokkene in zijn functie vordert en betrokkene voldoet aan de functievereisten. Zo nodig wordt bijsturing voorzien in de vorm van taakafspraken.
§3. Ten laatste twee weken voor het einde van de proeftijd vindt de eindevaluatie van de proeftijd door het evaluatiecomité plaats. De deskundigen leveren het voorbereidend rapport over de proeftijd, in bij het evaluatiecomité. Het evaluatiecomité spreekt de eindevaluatie uit binnen de 45 dagen.
Het resultaat van deze eindevaluatie van de proeftijd is ofwel gunstig ofwel
Versie 04-2021 Pag. 42 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
ongunstig.
Als de algemeen directeur en de financieel directeur op proef na het verstrijken van de proeftijd op grond van het ongunstige eindresultaat van de evaluatie niet in aanmerking komen voor een aanstelling in statutair verband, wordt het ontslag door de gemeenteraad vastgelegd. Het personeelslid wordt hiertoe gehoord.
Het evaluatiecomité kan aan de gemeenteraad adviseren om de proeftijd met een periode van zes maanden te verlengen, als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen.
§4. Na afloop van de proeftijd behouden de algemeen directeur en de financieel directeur op proef hun hoedanigheid van op proef aangesteld personeelslid, tot de gemeenteraad beslist over de vaste aanstelling of het ontslag.
De gemeenteraad neemt zijn beslissing tot ontslag uiterlijk binnen een periode van twee maanden na de eindevaluatie door het evaluatiecomité.
Het ontslag wordt gegeven in overeenstemming met de regels, vermeld in artikel 107, §2.
§5. De onafhankelijkheid waarmee de financieel directeur bepaalde taken, vermeld in het decreet lokaal bestuur, uitvoert, mag niet het voorwerp zijn van evaluatie. De mate waarin hij/zij zich inzet voor de uitvoering van die taken is wel een aandachtspunt in de evaluatie.
§6. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria die zijn vastgesteld in de bijlage V van deze rechtspositieregeling.
Versie 04-2021 Pag. 43 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. Evaluatie tijdens de loopbaan en de evaluatiecriteria
Art. 52.
§1. De algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur worden tijdens de loopbaan geëvalueerd door een evaluatiecomité, bestaande uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad.
De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid.
Het voorbereidend rapport wordt opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeenteraad betrokken worden.
Bij staking van stemmen wordt het betrokken personeelslid geacht te voldoen.
§2. Artikel 42, §1 en §2 zijn van toepassing op de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur.
§3. De evaluatiecriteria werden vastgesteld voor:
1. de algemeen directeur: na overleg van de functiehouder met het college van burgemeester en schepenen
2. de financieel directeur: na overleg van de financieel directeur met de algemeen directeur en het college van burgemeester en schepenen
3. de adjunct algemeen directeur: na overleg van de functiehouder met de algemeen directeur en het college van burgemeester en schepenen
4. de adjunct financieel directeur: na overleg van de functiehouder met de algemeen directeur, de financieel directeur en het college van burgemeester en schepenen.
De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de vooraf vastgestelde evaluatiecriteria die zijn vastgesteld in de bijlage 5 van deze rechtspositieregeling.
De onafhankelijkheid waarmee de financieel directeur en de adjunct financieel directeur de taken vermeld in artikel 177 van het decreet lokaal bestuur uitvoert, mag niet het voorwerp zijn van evaluatie. De mate waarin hij zich inzet voor de uitvoering van die taken is wel een aandachtspunt in de evaluatie.
§4. Het voorbereidend rapport van de externe deskundigen bevat per evaluatiecriterium de relevante informatie, die ingewonnen wordt met behulp van onder andere een evaluatiegesprek, dit is een gestructureerd interview met de geëvalueerde over de mate waarin en de wijze waarop hij of zij aan de vastgestelde evaluatiecriteria en afspraken voldaan heeft, en een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeenteraad betrokken worden.
Versie 04-2021 Pag. 44 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Op basis daarvan bevat het voorbereidend rapport een beschrijvende kwalitatieve eindconclusie over de wijze van functioneren van de functiehouder.
§5. De algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur krijgen tussentijds terugkoppeling over hun manier van functioneren.
De terugkoppeling neemt de vorm aan van een functioneringsgesprek met de betrokken functiehouder. Onder functioneringsgesprek wordt verstaan: een tweegesprek tussen het college en/of de externe evaluator enerzijds en de functiehouder anderzijds met het oog op het optimaal functioneren van het personeelslid en de optimale kwaliteit van de dienstverlening. Zowel de functiehouder als het college brengen te bespreken punten aan.
Het functioneringsgesprek vindt plaats op vraag van de functiehouder of van het college, met dien verstande dat er ten minste een functioneringsgesprek plaatsvindt halfweg de lopende evaluatieperiode. Als feiten of gedragingen van de functiehouder die een negatieve weerslag kunnen hebben op de evaluatie daar aanleiding toe geven, nodigt het college de betrokken functiehouder in elk geval uit voor een functioneringsgesprek.
Het functioneringsgesprek resulteert in schriftelijke afspraken over bepaalde aandachtspunten. De functiehouder en het college ondertekenen de afspraken en krijgen er een exemplaar van.
§6. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria die zijn vastgesteld in de bijlage V van deze rechtspositieregeling.
Versie 04-2021 Pag. 45 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III. De evaluatieresultaten en de gevolgen van de evaluatie
Art. 53.
§1. Aan gunstige zijde is het evaluatieresultaat ofwel:
• uitstekend;
• gunstig.
Aan ongunstige zijde is het evaluatieresultaat ofwel:
• ongunstig;
• geheel onvoldoende.
§2. De algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur van wie uit de evaluatie blijkt dat het uitstekend heeft gepresteerd in relatie tot de evaluatiecriteria en de eventuele resultaatverbintenissen krijgt een managementtoelage (zie hoofdstuk vergoedingen).
§3. De algemeen directeur, financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur die voor de evaluaties opeenvolgend twee keer een evaluatieresultaat krijgt dat geheel onvoldoende is wordt ontslagen wegens beroepsongeschiktheid.
Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid is alleen mogelijk als na de passende maatregelen voor de verbetering van de wijze van functioneren, uit een tussentijdse evaluatie manifest blijkt dat de betrokken decretale graad nog steeds niet voldoet. De tussentijdse evaluatie wordt uitgevoerd na een termijn van ten minste een jaar die volgt op de kennisgeving van het ongunstige evaluatieresultaat.
De aanstellende overheid beslist over het ontslag wegens beroepsongeschiktheid. Ze hoort de betrokken decretale graad vooraf.
Het ontslag verloopt volgens de regels, vermeld in artikel 107, §2.
Versie 04-2021 Pag. 46 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk VI. Het vormingsreglement
Afdeling I. Algemene bepalingen
Art. 54.
§1. De personeelsleden hebben recht op informatie en vorming zowel met betrekking tot aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van de functie als om te kunnen voldoen aan de bevorderingsvereisten.
§2. De personeelsleden houden zich op de hoogte van de ontwikkelingen en de nieuwe inzichten in de materies waarmee zij beroepshalve belast zijn.
§3. De vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of het functioneren van een dienst, of als ze een onderdeel uitmaakt van een herstructurering of reorganisatie van een afdeling of een implementatie van nieuwe werkmethodes en infrastructuur.
Art. 55.
§1. Voor de uitvoering van het vormingsrecht en de vormingsplicht, vermeld in artikel 192 van het decreet lokaal bestuur, wordt onder vorming verstaan: elk begeleid en gestructureerd leertraject, ongeacht of dat intern of extern aan het bestuur georganiseerd wordt, ongeacht de duur ervan en ongeacht of het individueel dan wel in groepsverband georganiseerd wordt.
In elke bestuur is er een vormingsverantwoordelijke. De vormingsverantwoordelijke zorgt in samenwerking met de algemeen directeur voor de concrete invulling van het vormingsrecht en van de vormingsplicht op basis van de vastgestelde vormingsbehoeften.
§2. Als er meerdere personeelsleden in aanmerking komen voor een bepaalde vormingsactiviteit en het dienstbelang hun gelijktijdige deelname niet toelaat, kan de algemeen directeur, naar gelang van het geval, voorrang geven aan een bepaald personeelslid of aan bepaalde personeelsleden op basis van een van de volgende criteria:
• de voorrang gaat naar het personeelslid met een rechtstreeks functioneel belang bij de opleiding, zoals blijkt uit zijn functiebeschrijving, persoonlijke doelstellingen of planning;
• de voorrang gaat naar het personeelslid uit wiens evaluatie blijkt dat het baat heeft bij de vormingsactiviteit;
• de voorrang gaat naar het personeelslid uit wiens evaluatie blijkt dat het een bijzondere verdienste heeft op het domein van de vormingsactiviteit;
• de voorrang wordt gegeven aan het personeelslid dat zich in het kader van een taakverdeling specialiseert in de materie;
Versie 04-2021 Pag. 47 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 56.
• de voorrang wordt gegeven aan het personeelslid met de laagste anciënniteit dat zich nog in de fase bevindt van kennisverwerving of de verwerving van vaardigheden met betrekking tot de functie;
• de voorrang wordt om functionele redenen gegeven aan personeelsleden van een bepaalde dienst.
Als de opgelegde vormingsactiviteit ’s avonds na de werkuren of tijdens het weekend doorgaat, krijgt het personeelslid daarvoor een gedeeltelijke of volledige compensatie. De algemeen directeur deelt zijn beslissing hierover mee bij op het ogenblik van zijn goedkeuring van de desbetreffende vorming.
De compensatie wordt genomen in afspraak met de leidinggevende, rekening houdend met het dienstbelang.
Compensatie naar aanleiding van vorming is de recuperatie van de tijd die buiten de normale werktijd aan de vorming wordt besteed. De recuperatie wordt toegestaan ten belope van het aantal uren dat het personeelslid de vorming effectief heeft bijgewoond, met inbegrip van de verplaatsingstijd naar en van het opleidingscentrum. Verplaatsingstijd wordt gerekend vanuit de standplaats van het personeelslid of de woonplaats. De kortste tijd wordt in aanmerking genomen. Per aangevangen blok van 10 kilometer, wordt een standaard verplaatsingstijd van 15 minuten aanvaard.
Het bestuur draagt de kosten voor de deelname aan de opgelegde vormingsactiviteiten. Tot die kosten behoren ook de kosten voor de verplaatsing naar en van de plaats waar de vormingsactiviteit doorgaat. Het personeelslid dient daartoe de bewijsstukken van de verplaatsingskosten in.
Personeelsleden die een toegestane of verplichte vorming volgen die voor meer dan 25% buiten hun uurrooster doorgaat, kunnen door de algemeen directeur maximaal 5 kalenderdagen studieverlof krijgen in functie van de deelname aan examens. Het aantal dagen studieverlof wordt bepaald door de algemeen directeur. Het studieverlof wordt in halve of volledige dagen opgenomen.
Art. 57.
Het personeelslid dat aan een vormingsactiviteit deelneemt, geeft na afloop daarvan aan de vormingsverantwoordelijke een aanwezigheidsattest.
Als de vormingsactiviteit afsluit met een proef of een praktische toepassing, wordt het personeelslid geacht daaraan deel te nemen en het resultaat mee te delen aan zijn diensthoofd en aan de vormingsverantwoordelijke.
De mate waarin het personeelslid na deelname aan vormingsactiviteiten in zijn dagelijks werk toepassing maakt van de geleerde vaardigheden of van verworven kennis, is een element in zijn evaluatie.
Versie 04-2021 Pag. 48 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. De vormingsplicht
Art. 58.
Het personeelslid dat in dienst treedt bij het bestuur neemt deel aan een leertraject dat zijn integratie in het bestuur en zijn inwerking in de functie bevordert. Het leertraject bestaat uit:
a) een introductiepakket over de werking van het bestuur;
b) kennismaking met de wetgeving/procedures/technieken die eigen zijn aan de functie en aan de dienst waarvan de functie deel uitmaakt;
c) kennismaking met de rechtspositieregeling;
d) deontologie
e) arbeidsreglement en veiligheidsaspecten
Deze vorming kan o.a. bestaan uit het doornemen van een onthaalbrochure waarin de werking van het bestuur wordt toegelicht.
Art. 59.
Het personeelslid kan verplicht worden om vorming te volgen
a) om kennis te nemen van nieuwe wetgeving en nieuwe inzichten met betrekking tot zijn functie of dienst;
b) om vertrouwd te worden met nieuwe informaticatoepassingen;
c) na herplaatsing of bevordering, om zich in te werken in de nieuwe functie;
d) om vertrouwd te worden met het gebruik van nieuwe materialen;
e) als onderdeel van een verbeterplan voor de werking van de dienst;
f) om het individueel functioneren op het vlak van kennis of vaardigheden te verbeteren.
Art. 60.
Met behoud van de toepassing van de gevolgen van de evaluatie wordt aan het personeelslid met een ongunstige evaluatie tijdens de loopbaan vorming aangeboden, die afgestemd is op de vastgestelde behoeften.
Art. 61.
De verplichting om aan vormingsactiviteiten deel te nemen gaat uit van de algemeen directeur.
Met uitzondering van overmacht kunnen de personeelsleden van de verplichting tot deelname aan de opgelegde vormingsactiviteit vrijgesteld worden als daar ernstige redenen voor zijn. Het personeelslid dat meent een ernstige reden te hebben voor een vrijstelling van de verplichte deelname, vraagt die vrijstelling, met uitzondering van overmacht, ten
Versie 04-2021 Pag. 49 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
laatste vijf werkdagen voor de vormingsactiviteit aan bij de vormingsverantwoordelijke. De algemeen directeur beslist of die vrijstelling toegekend wordt.
Het personeelslid krijgt voor alle interne of externe vormingsactiviteiten waaraan het deelneemt op uitdrukkelijk verzoek van de algemeen directeur, dienstvrijstelling en de periodes van afwezigheid worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Versie 04-2021 Pag. 50 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III. Het vormingsrecht
Art. 62.
Het personeelslid dat wil deelnemen aan een vormingsactiviteit vraagt daartoe toestemming aan de vormingsverantwoordelijke via een formulier vormingsaanvraag. Het personeelslid motiveert zijn aanvraag.
De vormingsverantwoordelijke toetst de aanvraag aan de vastgestelde vormingsbehoeften, de planning en de beschikbare middelen. Hij overlegt daarover zo nodig met de leidinggevende en het personeelslid.
De vormingsverantwoordelijke stelt aan de algemeen directeur voor om toestemming te geven of te weigeren voor deelname aan de vormingsactiviteit. De algemeen directeur beslist over de toestemming of de weigering. Hij motiveert zijn beslissing.
Art. 63.
De toestemming voor deelname aan een vormingsactiviteit kan geweigerd worden op grond van de volgende algemene criteria:
a) het dienstbelang, met name de minimale personeelsaanwezigheid voor een goede werking van de dienst op het moment dat de vormingsactiviteit doorgaat;
b) het gebrek aan relevantie of meerwaarde van de aanvraag voor het bestuur of voor het personeelslid zelf dat de aanvraag heeft ingediend;
c) praktische bezwaren: de vorming strookt niet met de prioriteiten in het vormingsplan/met de vastgestelde vormingsbehoeften (schrappen wat niet past) of met de bestaande voorrangsregels; het voorgestelde programma wordt als niet geschikt beschouwd.
d) de prijs, meer bepaald als de aangevraagde vorming een hoge kostprijs heeft, of indien de beschikbare kredieten ontoereikend zijn.
Als de vorming om een van deze redenen geweigerd wordt, kan in overleg met het diensthoofd en het personeelslid een geschikt alternatief aangeboden worden.
Art. 64.
Het personeelslid dat om ernstige reden niet kan deelnemen aan een aangevraagde en toegestane vormingsactiviteit, deelt dat uiterlijk vijf dagen voor de aanvang ervan mee aan zijn leidinggevende. Het diensthoofd kan een ander personeelslid in de mogelijkheid stellen om de vorming te volgen.
Versie 04-2021 Pag. 51 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid
Art. 65.
Met administratieve anciënniteiten worden de anciënniteiten bedoeld die gebruikt worden voor het verloop van de loopbaan.
De volgende administratieve anciënniteiten zijn van toepassing op het personeelslid: 1° graadanciënniteit;
2° niveauanciënniteit;
3° dienstanciënniteit;
4° schaalanciënniteit.
De graad-, niveau-, en dienstanciënniteit bestaan uit de werkelijke diensten die bij een overheid werden gepresteerd.
Onder werkelijke diensten worden alle diensten verstaan die recht geven op het salaris of die, voor het statutaire personeelslid, bij ontstentenis van een salaris gelijkgesteld worden met dienstactiviteit.
De periodes die de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening erkent als tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de pandemie, veroorzaakt door COVID-19, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met werkelijke diensten bij een overheid.
Art. 66.
De administratieve anciënniteiten, vermeld in artikel 65, tweede lid, 1° tot en met 4°, worden uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Ze nemen een aanvang op de eerste dag van een maand. Als de diensten geen aanvang hebben genomen op de eerste dag van een maand of geen einde hebben genomen op de laatste dag van een maand, worden de gedeelten van maanden weggelaten.
Art. 67.
De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten bij een overheid sinds de datum van de aanstelling op proef in een bepaalde graad of een daarmee vergelijkbare graad.
De niveauanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten bij een overheid sinds de datum van de aanstelling op proef in een of meer graden van een bepaald niveau of van een daarmee vergelijkbaar niveau.
De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die gepresteerd zijn bij een overheid in statutair verband als vastbenoemde en op proef benoemde, of in dienst als contractueel personeelslid.
Versie 04-2021 Pag. 52 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 68.
De schaalanciënniteit is de anciënniteit, verworven bij het bestuur in een bepaalde salarisschaal van de functionele loopbaan van een bepaalde graad. Ze neemt een aanvang op de datum van de aanstelling op proef in die graad, tenzij anders bepaald.
De diensten die recht geven op een salaris, geven recht op de toekenning van schaalanciënniteit.
Met deze diensten worden de periodes die de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening erkent als tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de pandemie, veroorzaakt door COVID-19, gelijkgesteld.
De volgende periodes van onbezoldigde volledige afwezigheid komen in aanmerking voor de toekenning van schaalanciënniteit:
• de voltijdse loopbaanonderbreking
• het zorgkrediet
• het bevallingsverlof
• thematische verloven
• onbetaald verlof als recht en als gunst
• disponibiliteit wegens ziekte
• politiek verlof
De schaalanciënniteit die voor die afwezigheden wordt toegekend mag in het totaal niet meer zijn dan een jaar.
Art. 69.
§1. Onder overheid wordt in artikel 65 en 67 verstaan:
1° de provincies, de gemeenten en de OCMW’s van België, de publiekrechterlijke verenigingen waarvan ze deel uitmaken en de instellingen die eronder ressorteren;
2° de diensten en instellingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en van de gewesten en de internationale instellingen waarvan ze lid zijn;
3° de diensten en instellingen en de lokale overheden van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte;
4° de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen of de gesubsidieerde vrije centra voor leerlingenbegeleiding;
5° de publiekrechtelijke en vrije universiteiten;
6° elke andere instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften van algemeen of lokaal belang en waarbij in de oprichting of bijzondere leiding ervan het overwicht van de overheid tot uiting komt.
Versie 04-2021 Pag. 53 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
§2. De diensten die gepresteerd werden bij een andere overheid, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de administratieve anciënniteiten, met uitzondering van de schaalanciënniteit.
Beroepservaring opgedaan bij een andere overheid wordt in aanmerking genomen voor de toekenning van schaalanciënniteit als ze relevant is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld.
De administratieve anciënniteiten worden in aanmerking genomen op basis van een vergelijking van die diensten met de voorwaarden en met het functieprofiel van de functie waarin het personeelslid aangesteld wordt.
Het personeelslid levert zelf de bewijsstukken voor de diensten die bij een andere overheid gepresteerd werden.
Als bewijsstukken worden aanvaard:
1° attesten van de vroegere werkgever die bevestigen dat en hoelang een werknemer een bepaalde functie heeft uitgeoefend en die weergeven wat dat inhield.
2° de functiebeschrijving van de vroeger uitgeoefende functie; 3° evaluaties over de uitoefening van de vroegere functie;
4° zo nodig, attesten of getuigschriften van aanvullende vorming.
Art. 70.
Aan het personeelslid met beroepservaring in de privésector of als zelfstandige wordt graadanciënniteit, niveauanciënniteit en dienstanciënniteit toegekend als die beroepservaring relevant is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld.
Die administratieve anciënniteiten worden toegekend op basis van een vergelijking van die diensten met de voorwaarden en met het functieprofiel voor de functie waarin het personeelslid aangesteld wordt.
Het personeelslid levert zelf de bewijsstukken voor de diensten die in de privésector of als zelfstandige gepresteerd werden.
Als bewijsstukken worden onder andere aanvaard:
1. attesten van de vroegere werkgever die bevestigen dat het personeelslid een bepaalde functie heeft uitgeoefend en hoelang, en die weergeven wat die functie concreet inhield;
2. de functiebeschrijving van de vroeger uitgeoefende functie;
3. evaluaties over de uitoefening van de vroegere functie;
4. zo nodig, attesten of getuigschriften van aanvullende vorming voor de functie.
Dit artikel is van toepassing op personeelsleden die in dienst treden vanaf 1 januari 2018.
Versie 04-2021 Pag. 54 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 71.
In afwijking van artikel 68, eerste lid, en artikel 69 §2, wordt aan het personeelslid met beroepservaring bij een andere overheid, in de privésector of als zelfstandige ook schaalanciënniteit toegekend als die beroepservaring relevant is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld.
Die schaalanciënniteit wordt toegekend op basis van een vergelijking van die diensten met de voorwaarden en met het functieprofiel voor de functie waarin het personeelslid aangesteld wordt.
Het personeelslid levert zelf de bewijsstukken voor de diensten die bij een andere overheid, in de privésector of als zelfstandige gepresteerd werden. Als bewijsstukken worden onder andere aanvaard:
1. attesten van de vroegere werkgever die bevestigen dat en hoelang het personeelslid een bepaalde functie heeft uitgeoefend en die weergeven wat dat inhield;
2. de functiebeschrijving van de vroeger uitgeoefende functie;
3. evaluaties over de uitoefening van de vroegere functie;
4. zo nodig, attesten of getuigschriften van aanvullende vorming.
Dit artikel is van toepassing op personeelsleden die in dienst treden vanaf 1 januari 2018.
Versie 04-2021 Pag. 55 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan
Afdeling I. Algemene bepalingen
Art. 72.
De functionele loopbaan bestaat uit de toekenning van opeenvolgende salarisschalen die met dezelfde graad verbonden zijn.
Bij elke aanstelling in een graad krijgt het personeelslid de eerste salarisschaal van de functionele loopbaan van die graad, tenzij anders bepaald.
Afdeling II. De functionele loopbanen per niveau
Art. 73.
§1. De functionele loopbanen en de voorwaarden voor doorstroming naar de volgende salarisschalen zijn voor niveau A:
1° Voor de graden van rang Av, vermeld in artikel 7, tweede lid: A1a-A2a-A3a:
1) van A1a naar A2a na vier jaar schaalanciënniteit in A1a en een gunstig evaluatieresultaat;
2) van A2a naar A3a na achttien jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in A1a en A2a en een gunstig evaluatieresultaat;
2° Voor de graden van rang Ax, vermeld in artikel 7, tweede lid:
A4a-A4b: van A4a naar A4b na negen jaar schaalanciënniteit in A4a en een gunstig evaluatieresultaat.
3° Voor de graden van rang Ay, vermeld in artikel 7, tweede lid:
A5a-A5b: van A5a naar A5b na negen jaar schaalanciënniteit in A5a en een gunstig evaluatieresultaat.
§2. De functionele loopbanen en de voorwaarden voor doorstroming naar de volgende salarisschalen zijn voor niveau B:
1° Voor de graden van rang Bv, vermeld in artikel 7, tweede lid: B1-B2-B3:
1) van B1 naar B2 na vier jaar schaalanciënniteit in B1 en een gunstig evaluatieresultaat;
2) van B2 naar B3 na achttien jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in B1 en B2 en een gunstig evaluatieresultaat;
Versie 04-2021 Pag. 56 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
2° Voor de graden van rang Bx, vermeld in artikel 7, tweede lid:
B4-B5: van B4 naar B5 na negen jaar schaalanciënniteit in B4 en een gunstig evaluatieresultaat.
§3. De functionele loopbanen en de voorwaarden voor doorstroming naar de volgende salarisschalen zijn voor niveau C:
1° voor een graad van rang Cv, vermeld in artikel 7, tweede lid: C1-C2-C3:
1) van C1 naar C2 na vier jaar schaalanciënniteit in C1 en een gunstig evaluatieresultaat;
2) van C2 naar C3 na achttien jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in C1 en C2 en een gunstig evaluatieresultaat;
2° Voor de graden van rang Cx, vermeld in artikel 7, tweede lid:
C4-C5: van C4 naar C5 na negen jaar schaalanciënniteit in C4 en een gunstig evaluatieresultaat.
§4. De functionele loopbaan en de voorwaarden voor doorstroming naar de volgende salarisschalen zijn voor niveau D,
1° voor de graad van rang Dv, vermeld in artikel 7, tweede lid: D1-D2-D3:
1) van D1 naar D2 na vier jaar schaalanciënniteit in D1 en een gunstig evaluatieresultaat;
2) van D2 naar D3 na achttien jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in D1 en D2 en een gunstig evaluatieresultaat.
2° Voor de graden van rang Dx, vermeld in artikel 7, tweede lid:
D4-D5: van D4 naar D5 na negen jaar schaalanciënniteit in D4, op voorwaarde dat die op grond van de functiebeschrijving ook effectief de leiding voert over een ploeg medewerkers, en een gunstig evaluatieresultaat.
§5. De functionele loopbaan en de voorwaarden voor doorstroming naar de volgende salarisschalen voor niveau E zijn, voor de graad van rang Ev, vermeld in artikel 7, tweede lid:
E1-E2-E3:
1° van E1 naar E2 na vier jaar schaalanciënniteit in E1, en een gunstig evaluatieresultaat;
2° van E2 naar E3 na achttien jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in E1 en E2, en een gunstig evaluatieresultaat.
Versie 04-2021 Pag. 57 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk IX. De bevordering
Afdeling I. Algemene bepalingen
Art. 74.
De bevordering is de aanstelling van een personeelslid in een functie van een graad van een hogere rang in overeenstemming met de indeling en rangschikking van de graden in de personeelsformatie.
§1. Een bevordering is alleen mogelijk in een vacante betrekking van de personeelsformatie.
§2. Voor de deelname aan een bevorderingsprocedure komen de volgende personeelsleden in aanmerking:
1° de vast aangestelde statutaire personeelsleden die aan de bevorderingsvoorwaarden voldoen, ongeacht hun administratieve toestand;
2° de contractuele personeelsleden die aan de bevorderingsvoorwaarden voldoen en als ze aan een van de volgende criteria beantwoorden:
a) ze zijn na 1 januari 2008 aangesteld na een aanwervings- en selectieprocedure als vermeld in hoofdstuk II, afdeling II en III;
b) ze zijn voor 1 januari 2008 aangesteld na een externe bekendmaking van de vacature en een gelijkwaardige selectieprocedure als van toepassing op vacatures in statutaire betrekkingen.
§3. De aanstellende overheid doet een oproep tot kandidaten.
De personeelsleden, met inbegrip van de op dat ogenblik afwezige personeelsleden, die voor een bevordering in de vacature in aanmerking komen, worden daarvan door de aanstellende overheid op de hoogte gebracht bij gewone brief.
Tussen de datum van de bekendmaking van de vacature en de uiterste datum voor inschrijving verlopen dertig werkdagen of de inschrijvingsperiode loopt tot de datum meegedeeld in de bekendmaking, met dien verstande dat deze datum nooit minder dan vijftien werkdagen mag zijn.
Versie 04-2021 Pag. 58 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Het vacaturebericht vermeldt:
1° de functiebenaming en de functiebeschrijving; 2° de salarisschaal;
3° de bevorderingsschaal;
4° de selectieproeven.
5° de wijze waarop de kandidaturen moeten worden ingediend; en de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen;
6° het interne contactpunt waar meer informatie kan worden verkregen over de vacante betrekking en over de arbeidsvoorwaarde;
7° de beslissing om een reserve aan te leggen.
Het personeelslid krijgt een ontvangstbewijs van zijn kandidatuur.
Art. 75.
De datum van de verzending of afgifte van de kandidatuur tegen ontvangstbewijs en, in voorkomend geval, de datum van de poststempel geldt als datum van de indiening van de kandidatuur.
De aanstellende overheid beoordeelt de geldigheid van de ingediende kandidaturen tenzij de raad de aanstellende overheid is. In dat geval beoordeelt het uitvoerend orgaan de geldigheid.
Alleen kandidaten die voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden, worden toegelaten tot de selectieprocedure. Voor de aanvang van de selectieprocedure worden de kandidaten die niet tot de selectieprocedure worden toegelaten er schriftelijk van op de hoogte gebracht dat ze geweigerd zijn, met vermelding van de reden daarvoor.
Versie 04-2021 Pag. 59 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. De bevorderingsvoorwaarden
Art. 76.
De kandidaten moeten:
1° een minimale niveauanciënniteit hebben;
2° een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de meest recente periodieke evaluatie;
3° als de functie een beschermde titel behelst of een gespecialiseerde functie is, het diploma of een van de diploma’s hebben die gelden bij aanwerving;
4° slagen voor een selectieprocedure.
Afdeling III. De selectie
Art. 77.
In afwijking van artikel 76, 4°, is artikel 13 van toepassing.
De bepalingen van hoofdstuk II, afdeling III, zijn met uitzondering van artikel 19, §2, tweede lid, en van artikel 20, tweede lid, van toepassing op de selectieprocedure, vermeld in artikel 76, 4°.
Geslaagde kandidaten kunnen worden opgenomen in een bevorderingsreserve. De maximale geldigheidsduur is drie jaar. Zij kan met maximum drie jaar worden verlengd.
De aanstellende overheid bepaalt haar keuze bij de openverklaring van de functie. Als de geslaagde kandidaten opgenomen worden in een bevorderingsreserve, bepaalt de aanstellende overheid de geldigheidsduur daarvan, rekening houdend met de vastgestelde maximale duur.
De bepalingen van artikel 22 zijn van toepassing.
Afdeling IV. De algemene bevorderingsvoorwaarden per niveau en per rang
Art. 78.
§1. De algemene voorwaarden voor bevordering zijn:
1° Voor de decretale graden
• ten minste tien jaar niveauanciënniteit hebben in een graad van rang Ay, Ax en/of rang Av;
• in het bezit zijn van een diploma dat cfr. artikel 6 in aanmerking komt voor een aanwerving in minstens niveau A;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
Versie 04-2021 Pag. 60 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
2° Voor een graad van rang Ay, schalen A5a-A5b
• ten minste tien jaar niveauanciënniteit hebben in een graad van rang Av en/of rang Ax;
• in het bezit zijn van een diploma dat cfr. artikel 6 in aanmerking komt voor een aanwerving in minstens niveau B;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
3° Voor een graad van rang Ax, schalen A4a-A4b
• ten minste tien jaar niveauanciënniteit hebben in een graad van rang Av;
• in het bezit zijn van een diploma dat cfr. artikel 6 in aanmerking komt voor een aanwerving in minstens niveau B;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
4° Voor een graad van rang Av schalen A1a-A3a
• ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben in niveau B;
• in het bezit zijn van een diploma dat cfr. artikel 6 in aanmerking komt voor een aanwerving in minstens niveau B;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
5° Voor een graad van rang Bx, schalen B4-B5
• ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben in een graad van rang Bv;
• in het bezit zijn van een diploma dat cfr. artikel 6 in aanmerking komt voor een aanwerving in minstens niveau C;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
6° Voor een graad van rang Bv, schalen B1-B3
• ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben in niveau C;
• in het bezit zijn van een diploma dat cfr. artikel 6 in aanmerking komt voor een aanwerving in minstens niveau C;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
7° Voor een graad van rang Cx, schalen C4-C5
• ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben in een graad van rang Cv;
Versie 04-2021 Pag. 61 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
• voldoen aan de diplomavereiste die geldt bij aanwerving voor de vacante functie;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
8° Voor een graad van rang Cv, schalen C1-C3
• ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben in niveau D;
• voldoen aan de diplomavereiste die geldt bij aanwerving voor de vacante functie;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
9° Voor een graad van rang Dx, schaal D4 of D4-D5
• ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben in een graad van rang Dv en/of rang Ev;
• vo ldoen aan de diplomavereiste die geldt bij aanwerving voor de vacante functie;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
10° Voor een graad van rang Dv, schaal D1-D3
• ten minste twee jaar niveauanciënniteit hebben in niveau E;
• voldoen aan de diplomavereiste die geldt bij aanwerving voor de vacante functie;
• een evaluatieresultaat aan gunstige zijde gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie;
• slagen voor de selectieprocedure.
§2. De specifieke bevorderingsvoorwaarden zijn dezelfde als bij aanwerving en zijn gedefinieerd in de bijlage 3 bij deze rechtspositieregeling.
Versie 04-2021 Pag. 62 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit
Afdeling I. Algemene bepalingen
Art. 79.
§1. Onder interne personeelsmobiliteit voor de vervulling van een vacature wordt verstaan: de heraanstelling van een personeelslid in een vacante betrekking van de personeelsformatie die in dezelfde graad of in een andere graad van dezelfde rang is ingedeeld.
§2. Voor de deelname aan een procedure van interne personeelsmobiliteit komen de volgende personeelsleden in aanmerking:
1° de vast aangestelde statutaire personeelsleden die aan de voorwaarden voldoen, ongeacht hun administratieve toestand;
2° de contractuele personeelsleden die aan de voorwaarden voldoen, als ze aan een van de volgende criteria beantwoorden:
a) ze zijn na 1 januari 2008 aangesteld na een aanwervings- en selectieprocedure als vermeld in hoofdstuk II, afdeling II en III;
b) ze zijn voor 1 januari 2008 aangesteld na een externe bekendmaking van de vacature en een gelijkwaardige selectieprocedure als van toepassing op vacatures in statutaire betrekkingen.
§3. De procedure van interne personeelsmobiliteit is niet van toepassing op de functies van algemeen directeur, financieel directeur, adjunct algemeen directeur en adjunct financieel directeur.
§4. De aanstellende overheid doet een oproep tot kandidaten.
De aanstellende overheid beoordeelt de geldigheid van de ingediende kandidaturen en van de voorgelegde bewijzen. Op basis van die beoordeling wordt beslist welke kandidaten definitief tot de selectieprocedure worden toegelaten.
Voor de aanvang van de selectieprocedure worden de kandidaten die niet tot de selectieprocedure worden toegelaten er schriftelijk van op de hoogte gebracht dat ze geweigerd zijn, met vermelding van de reden daarvoor.
De aanstellende overheid beslist over de heraanstelling. De heraanstelling is niet tijdelijk maar definitief.
De bepalingen over de proeftijd zijn niet van toepassing na de heraanstelling.
Versie 04-2021 Pag. 63 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. De voorwaarden en de procedures voor de interne personeelsmobiliteit
Art. 80.
De kandidaten moeten ten minste:
1° een minimale graadanciënniteit van 4 jaar hebben;
2° een gunstig evaluatieresultaat gekregen hebben voor de laatste evaluatie;
3° voldoen aan de competentievereisten die vastgesteld zijn in de functiebeschrijving voor de functie;
4° zo nodig, voldoen aan de diplomavereiste voor de functie.
§1. Kandidaatstelling
De vacature die door interne personeelsmobiliteit wordt vervuld, wordt door de aanstellende overheid intern bekendgemaakt via de volgende media:
1° interne post;
2° ad valvas uithanging
In afwijking van het eerste lid worden personeelsleden die om welke geldige reden ook langer dan een week afwezig zijn, schriftelijk van de vacature op de hoogte gebracht.
Het vacaturebericht vermeldt:
1° de functiebenaming en de functiebeschrijving; 2° de salarisschaal;
3° de voorwaarden;
4° de selectieproeven;
5° de wijze waarop de kandidaturen moeten worden ingediend; en de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen;
6° het interne contactpunt waar meer informatie kan worden verkregen over de vacante betrekking en over de arbeidsvoorwaarden /waar de functiebeschrijving voor de vacante betrekking verkrijgbaar is evenals informatie over de arbeidsvoorwaarden;
De kandidaturen worden ingediend bij gewone brief, per fax of per e-mail aan de algemeen directeur. De uiterste termijn voor kandidaatstelling beloopt dertig kalenderdagen na de datum van de bekendmaking van de vacature of tot de datum meegedeeld in de bekendmaking, met dien verstande dat deze datum nooit minder dan veertien kalenderdagen mag zijn.
Bij kandidaatstelling via brief wordt de datum van de verzending van de kandidatuur beschouwd als de datum waarop de kandidatuur is ingediend. Voor de datum van verzending geldt, naargelang van het geval, de datum van de poststempel, van het faxbericht of van het mailbericht.
Versie 04-2021 Pag. 64 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Bij afgifte wordt de kandidatuur voor ontvangst getekend. De datum van ondertekening voor ontvangst wordt beschouwd als de datum van indiening van de kandidatuur.
De vacature kan vervuld worden door functiewijziging of door graadverandering.
Bij functiewijziging komen de kandidaten in aanmerking die in dezelfde graad zijn aangesteld als de graad van de vacante functie. Bij graadverandering komen de kandidaten in aanmerking die een andere graad bekleden van dezelfde rang, waaraan dezelfde salarisschalen en dezelfde functionele loopbaan verbonden zijn.
§2. Functiewijziging
Als de functie ingevuld wordt via functiewijziging, dan worden de kandidaten onderworpen aan een gestructureerd interview door een selectiecommissie die nagaat of de kandidaat voldoet aan de competentievereisten voor de vacante functie.
De selectiecommissie wordt samengesteld volgens de algemeen geldende regels voor de selecties, vastgesteld in hoofdstuk II.
Het interview is ondermeer gebaseerd op:
1. de selectiecriteria, afgeleid van de functieomschrijving voor de vacante functie;
2. een vooraf door de kandidaten overgemaakt CV;
3. de sollicitatiebrief van de kandidaten;
4. de laatste evaluatie van de kandidaat;
De selectiecommissie formuleert op basis van het interview een conclusie over de geschiktheid of de ongeschiktheid van de kandidaten en stelt een rangorde van geschikt gevonden kandidaten voor volgens een puntensysteem op 100.
Als de competenties, vermeld in het huidige functieprofiel van de kandidaat verschillen van deze van de nieuwe functie, dan wordt de kandidaat voorafgaand onderworpen aan een psychotechnisch selectiegedeelte dat enkel die competenties die verschillen meet. De kandidaat dient op het dit psychotechnische selectiegedeelte voor iedere competentie de vermelding gunstig te bekomen. Deze resultaten blijven geldig gedurende een periode van twee jaar.
§3. Graadverandering
Als de functie wordt ingevuld door graadverandering, dan worden de kandidaten onderworpen aan een selectieprocedure die bestaat uit:
A. Een gestructureerd interview, gebaseerd op:
de selectiecriteria, afgeleid van de functieomschrijving voor de vacante functie; een vooraf door de kandidaat overgemaakt CV;
de sollicitatiebrief van de kandidaat; de laatste evaluatie van de kandidaat;
Versie 04-2021 Pag. 65 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
B. Naargelang de functie ofwel een:
Een schriftelijke proef (administratieve functies van niveau D, C en B) of een praktische proef (technische functies)
C. Als de competenties, vermeld in het huidige functieprofiel van de kandidaat verschillen van deze van de nieuwe functie, dan wordt de kandidaat voorafgaand onderworpen aan een psychotechnisch selectiegedeelte dat enkel die competenties die verschillen meet. De kandidaat dient op het dit psychotechnische selectiegedeelte voor iedere competentie de vermelding gunstig te bekomen. Deze resultaten blijven geldig gedurende een periode van twee jaar.
De selectiecommissie wordt samengesteld volgens de algemeen geldende regels voor de selecties, vastgesteld in hoofdstuk II.
Als de functie zowel bij functiewijziging als bij graadverandering toegankelijk is, dan is §3 van toepassing voor de wijze waarop nagegaan wordt of de kandidaten voldoen aan de competentievereisten voor de functie.
§4. Het personeelslid behoudt na de heraanstelling in een andere functie, ongeacht of die tot dezelfde of tot een andere graad behoort, de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het verworven had in de functionele loopbaan van zijn vorige functie. . Het personeelslid dat heraangesteld wordt in een functie waarmee een andere functionele loopbaan met andere salarisschalen verbonden is, behoudt zijn schaalanciënniteit en wordt met schaalanciënniteit ingeschaald in de overeenstemmende salarisschaal van de nieuwe functionele loopbaan. Het personeelslid dat als gevolg van die inschaling een lager jaarsalaris zou krijgen, behoudt zijn vorige jaarsalaris op persoonlijke titel zolang die gunstiger is.
De graadanciënniteit wordt na een graadverandering vastgesteld op basis van een vergelijking van de diensten in de vorige graad met de voorwaarden en met het functieprofiel van de functie waarin het personeelslid aangesteld wordt zoals bepaald in artikel 69 §2, is van toepassing op de vaststelling van de graadanciënniteit bij de heraanstelling in een functie van een andere graad.
Versie 04-2021 Pag. 66 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk Xbis. Externe personeelsmobiliteit
Afdeling I. Externe personeelsmobiliteit tussen lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied
Artikel 81
§1. De externe personeelsmobiliteit tussen de gemeente en het OCMW wordt vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 houdende regeling van de externe personeelsmobiliteit tussen sommige lokale en provinciale overheden onderling en tussen sommige lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid onderling, en houdende enkele maatregelen ter ondersteuning van de personeelsmobiliteit tussen lokale en provinciale overheden met hetzelfde werkingsgebied (en latere wijzigingen).
De regeling voor de externe personeelsmobiliteit is wederkerig en gelijk voor zowel de gemeente als het OCMW.
§2. De procedure voor externe personeelsmobiliteit tussen de gemeente en het OCMW is niet van toepassing op het ambt van algemeen directeur en financieel directeur.
Artikel 81bis
§1. De externe personeelsmobiliteit tussen de gemeente en het OCMW wordt verwezenlijkt op de volgende manieren of op één van de volgende manieren:
01. door het deelnemen van personeelsleden van het OCMW aan een procedure voor interne personeelsmobiliteit bij de gemeente, of omgekeerd;
02. door het deelnemen van personeelsleden van het OCMW aan een bevorderingsprocedure bij de gemeente, of omgekeerd.
§2. Voor het deelnemen aan een procedure voor externe personeelsmobiliteit tussen de gemeente en het OCMW komen de volgende personeelsleden in aanmerking:
01. een vast aangesteld statutair personeelslid, ongeacht de administratieve stand;
02. een contractueel personeelslid dat beantwoordt aan de criteria om bij de eigen overheid in aanmerking te komen voor een bevorderingsprocedure of een procedure voor interne personeelsmobiliteit, bedoeld in de artikels 74 §2 en 79 §2 van deze rechtspositieregeling.
Artikel 81ter
De aanstellende overheid kan een beroep doen op een externe personeelsmobiliteit met het OCMW/de gemeente bij het vacant verklaren van een openstaande betrekking in de personeelsformatie of de personeelscontingenten. In voorkomend geval wordt deze beslissing bezorgd aan het OCMW/de gemeente, samen met het verzoek om de vacante betrekking intern bekend te maken.
Versie 04-2021 Pag. 67 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II Gezamenlijke organisatie van selectieprocedures en gemeenschappelijke wervingsreserves bij sommige overheden met hetzelfde werkingsgebied
Artikel 81quater
§1. De aanstellende overheden van de gemeente en het OCMW kunnen bij een aanwervingsprocedure, voor een vacante betrekking die zowel bij de gemeente als bij het OCMW bestaat, gezamenlijk een selectieprocedure organiseren overeenkomstig hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 houdende regeling van de externe personeelsmobiliteit tussen sommige lokale en provinciale overheden onderling en tussen sommige lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid onderling, en houdende enkele maatregelen ter ondersteuning van de personeelsmobiliteit tussen lokale en provinciale overheden met hetzelfde werkingsgebied (en latere wijzigingen).
Na een gezamenlijke selectieprocedure kunnen de aanstellende overheden van de gemeente en het OCMW eveneens een gemeenschappelijke wervingsreserve aanleggen. Het aanleggen van een gemeenschappelijke wervingsreserve verloopt in overeenstemming met de procedureregels, met toepassing van de artikels 22 en 77 van deze rechtspositieregeling.
§2. De procedure voor gezamenlijke organisatie van selectieprocedures en gemeenschappelijke wervingsreserves is niet van toepassing op het ambt van algemeen directeur en financieel directeur.
Versie 04-2021 Pag. 68 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III Externe personeelsmobiliteit tussen lokale en provinciale overheden die niet hetzelfde werkingsgebied hebben en tussen diezelfde lokale en provinciale overheden en diensten van de Vlaamse overheid.
Artikel 81quinquies
§1. De externe personeelsmobiliteit tussen het bestuur en andere overheden wordt vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 houdende regeling van de externe personeelsmobiliteit tussen sommige lokale en provinciale overheden onderling en tussen sommige lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid onderling, en houdende enkele maatregelen ter ondersteuning van de personeelsmobiliteit tussen lokale en provinciale overheden met hetzelfde werkingsgebied (en latere wijzigingen).
Onder ‘andere overheden’ wordt verstaan de lokale en provinciale overheden die
niet hetzelfde werkingsgebied hebben en de diensten van de Vlaamse overheid.
§2. De procedure voor externe personeelsmobiliteit tussen het bestuur en andere overheden is niet van toepassing op het ambt van algemeen directeur en financieel directeur.
Artikel 81 sexies
Voor het deelnemen aan een procedure voor externe personeelsmobiliteit tussen het bestuur en andere overheden kunnen de volgende personeelsleden zich kandidaat stellen:
01. een vast aangesteld statutair personeelslid in een gelijkwaardige graad;
02. een contractueel personeelslid in een gelijkwaardige graad die bij de eigen overheid werd aangesteld na het extern bekendmaken van de vacante betrekking en een gelijkwaardige selectieprocedure als van toepassing op de vacante betrekkingen in statutair dienstverband.
Artikel 81septies
De aanstellende overheid kan een beroep doen op een externe personeelsmobiliteit met andere overheden bij het vacant verklaren van een openstaande betrekking in de personeelsformatie of de personeelscontingenten. In voorkomend geval wordt bepaald op welk segment van de overheidsarbeidsmarkt een beroep wordt gedaan.
Artikel 81octies
De duur van de proeftijd bedraagt drie maanden voor de statutaire personeelsleden.
De bepalingen over het berekenen van de proeftijd, bedoeld in artikel 34, eerste lid van deze rechtspositieregeling, zijn van overeenkomstige toepassing.
Versie 04-2021 Pag. 69 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk XI. Terbeschikkingstelling of overdracht van personeel aan het OCMW/aan de gemeente
Art. 82.
§1. De gemeenteraad kan gemeentepersoneel ter beschikking stellen van het OCMW Kruisem, mits goedkeuring van de OCMW-raad.
§2. De gemeenteraad kan een personeelslid overdragen aan het OCMW, mits goedkeuring bekomen wordt vanwege de raad voor maatschappelijk welzijn. Bij overdracht van een personeelslid wordt de betrokken ambtenaar voorafgaand gehoord door de aanstellende overheid. Het overgedragen personeelslid van de gemeente behoudt zijn of haar graad, salarisschaal en zijn of haar aanspraken op de functionele loopbaan die het personeelslid had kunnen doorlopen als het bij het gemeentebestuur in dienst was gebleven, volgens de voorwaarden die daarvoor golden bij het gemeentebestuur. Het behoud van deze rechten blijft verworven zolang de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel niet gunstiger is. Ook komen de overgedragen personeelsleden in beginsel in aanmerking voor bevordering en interne mobiliteit bij het OCMW-bestuur op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als de andere personeelsleden van het OCMW- bestuur.
§3. De OCMW-raad kan personeel van het OCMW ter beschikking stellen van de gemeente Kruisem, mits goedkeuring van de gemeenteraad.
§4. De OCMW-raad kan een personeelslid overdragen aan de gemeente, mits goedkeuring bekomen wordt vanwege de gemeenteraad. Bij overdracht van een personeelslid wordt de betrokkene voorafgaand gehoord door de aanstellende overheid. Het overgedragen personeelslid van het OCMW behoudt zijn of haar graad, salarisschaal en zijn of haar aanspraken op de functionele loopbaan die het personeelslid had kunnen doorlopen als het bij het OCMW-bestuur in dienst was gebleven, volgens de voorwaarden die daarvoor golden bij het OCMW-bestuur. Het behoud van deze rechten blijft verworven zolang de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel niet gunstiger is. Ook komen de overgedragen personeelsleden in beginsel in aanmerking voor bevordering en interne mobiliteit bij het gemeentebestuur op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als de andere personeelsleden van het gemeentebestuur.
Versie 04-2021 Pag. 70 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Titel IV. De waarneming van een hogere functie en het opdrachthouderschap
Hoofdstuk I. De waarneming van een hogere functie
Dit hoofdstuk is, met uitzondering van artikel 85, eerste lid, en artikel 85a niet van toepassing op de waarneming in de functies van algemeen directeur en financieel directeur.
Art. 84.
§1. Een vast aangesteld statutair personeelslid en een contractueel personeelslid, van een lagere graad, wordt als waarnemend functiehouder aangesteld in een functie van een hogere graad, als de titularis van die functie tijdelijk afwezig is of als die functie definitief vacant is.
Onder lagere graad wordt elke graad verstaan die door bevordering rechtstreeks toegang geeft tot de waar te nemen functie. De waarnemer moet niet voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden
De aanstellende overheid beslist op voorstel van de algemeen directeur wie de hogere functie waarneemt.
§2. De waarneming van een hogere functie in een betrekking die definitief vacant is, mag ten hoogste zes maanden duren. Die termijn mag, als dat noodzakelijk is voor de goede werking van de dienst, verlengd worden op voorwaarde dat de procedure om de betrekking definitief te vervullen op het ogenblik van de verlenging ingezet is.
§3. De waarnemer van de hogere functie beschikt over alle prerogatieven die verbonden zijn met die functie.
Art. 85.
Het statutaire personeelslid dat een hogere functie waarneemt krijgt voor de duur van de opdracht een toelage zoals vastgesteld in artikel 148.
Een contractueel personeelslid in dienst, dat met de waarneming instemt, komt voor de waarneming van een hogere functie in aanmerking onder dezelfde voorwaarden van het vast aangestelde statutaire personeelslid, met dien verstande dat:
• De waarneming in een betrekking die niet definitief vacant is, nooit langer dan twee jaar mag duren;
• Aan de waarnemer voor de duur van de waarneming een salaris wordt toegekend dat in de salarisschaal die verbonden is aan de hogere functie;
Versie 04-2021 Pag. 71 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 85a. Xxxxxxxxxx van het ambt van algemeen directeur en financieel directeur.
§1. Indien een adjunct algemeen directeur in dienst is, vervangt deze de algemeen directeur als hij afwezig is. Indien een adjunct financieel directeur in dienst is, vervangt deze de financieel directeur als hij afwezig is.
§2. De gemeenteraad kan een waarnemend algemeen directeur of een waarnemend financieel directeur aanstellen om de algemeen directeur of de financieel directeur bij zijn afwezigheid of verhindering te vervangen.
In spoedeisende gevallen kan een waarnemend algemeen directeur of waarnemend financieel directeur door het college van burgemeester en schepenen worden aangesteld. De aanstelling vervalt als de gemeenteraad ze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt.
In geval van gewettigde afwezigheid kunnen de algemeen directeur en de financieel directeur, binnen drie dagen voorzien in hun vervanging en daartoe, voor een periode van maximaal zestig dagen, een door de gemeenteraad erkende waarnemer aanstellen. Die maatregel kan voor eenzelfde afwezigheid eenmaal worden verlengd.
§3. De gemeenteraad stelt in ieder geval een waarnemend algemeen directeur of waarnemend financieel directeur aan, als de afwezigheid of de verhindering van de algemeen directeur of de financieel directeur langer dan honderdtwintig dagen duurt, of bij vacature van het ambt.
§4. De waarnemend algemeen directeur en de waarnemend financieel directeur moeten voldoen aan de voorwaarden, met uitzondering van het doorlopen van de selectieprocedure, voor de uitoefening van het ambt dat zij waarnemen. Van die regel kan alleen bij vacature van het ambt en slechts voor de duur van zes maanden
– eenmalig verlengbaar met zes maanden - worden afgeweken, als er bij het bestuur geen personeelslid is dat aan alle voorwaarden voldoet.
De waarnemend algemeen directeur en de waarnemend financieel directeur oefenen alle bevoegdheden uit die aan dat ambt verbonden zijn.
Versie 04-2021 Pag. 72 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk II. Het opdrachthouderschap
Art. 85bis.
Onder opdrachthouderschap wordt verstaan: de belasting van een personeelslid in dienst met een in de tijd beperkte opdracht die zijn functie, naar taakinhoud, verantwoordelijkheden en functievereisten, aanzienlijk verzwaart.
Het opdrachthouderschap kan alleen toegepast worden op functies in graden van niveau A, B en C en op personeelsleden die de proeftijd beëindigd hebben.
De algemeen directeur brengt de personeelsleden die daarvoor wegens de aard van hun functie in aanmerking komen, op de hoogte van de opdracht met het oog op de kandidaatstelling.
De mededeling bevat een inhoudelijke omschrijving van de opdracht en van de gevraagde competenties en vermeldt de uiterste termijn voor de indiening van de kandidaturen voor de opdracht.
De algemeen directeur toetst de ingediende kandidaturen aan de opdracht en aan de daarvoor geldende competentievereisten en beslist op basis van een vergelijking van de kandidaten over de toewijzing van de opdracht.
Onder personeelsleden die daartoe wegens de aard van de functie in aanmerking komen wordt verstaan personeelsleden die nuttige terreinkennis hebben voor de opdracht, personeelsleden die ervaring hebben met projectmatig werken en die daartoe de nodige competenties hebben ontwikkeld.
Art. 85ter.
De opdrachthouder krijgt voor de duur van de opdracht een toelage zoals vastgesteld in artikel 149bis.
Versie 04-2021 Pag. 73 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Titel V. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid
Hoofdstuk I. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid in een functie van dezelfde rang
Art. 86.
De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang gebeurt op initiatief van het bestuur. Ze houdt in dat het vast aangestelde statutaire personeelslid herplaatst wordt in een andere, passende functie van dezelfde graad of in een passende functie van een andere graad van dezelfde rang.
De aanstellende overheid beslist over de ambtshalve herplaatsing. Ze voert hierover vooraf een gesprek met het personeelslid. De herplaatsing is niet tijdelijk, maar definitief. Het personeelslid wordt minimaal tien dagen vooraf schriftelijk uitgenodigd voor het gesprek en geïnformeerd over de passende functie of functies die voorgesteld worden.
Art. 87.
De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang wordt toegepast als de betrekking van een vast aangesteld statutair personeelslid afgeschaft wordt en het personeelslid zijn betrekking niet in overgangsregeling behoudt.
De ambtshalve herplaatsing wordt toegepast als een vast aangesteld statutair personeelslid door een bevoegde gezondheidsdienst ongeschikt verklaard wordt om zijn functie nog langer uit te oefenen, maar wel geschikt geacht wordt om een andere functie uit te oefenen die verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand.
Art. 88.
De ambtshalve herplaatsing is alleen mogelijk in een vacante functie. Dit geldt evenwel niet voor een ambtshalve herplaatsing om gezondheidsredenen.
De ambtshalve herplaatsing wegens afschaffen van de betrekking heeft voorrang op de vervulling van de vacature door een procedure van aanwerving, bevordering of interne mobiliteit.
Als er meerdere overtallige personeelsleden in aanmerking komen voor ambtshalve herplaatsing in een vacature gelden in volgorde de volgende criteria om de voorrang van de personeelsleden te bepalen:
• De mate waarin voldaan wordt aan de competentievereisten van de vacante betrekking. Hiervoor wordt een competentiemeting via een selectieproef die is
Versie 04-2021 Pag. 74 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
afgestemd op het examenprogramma van de desbetreffende functie.
• de dienstanciënniteit;
• de leeftijd;
• eventuele sociale omstandigheden.
Het personeelslid behoudt na de ambtshalve herplaatsing de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het verworven had in zijn vorige functie.
Artikel 69, § 2 is van toepassing op de vaststelling van de graadanciënniteit als het personeelslid herplaatst wordt in een functie van een andere graad.
Versie 04-2021 Pag. 75 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk II. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid in een functie van een lagere graad
Art. 89.
Het vast aangestelde statutaire personeelslid kan op initiatief van het bestuur herplaatst worden in een functie van een lagere graad als een bevoegde gezondheidsdienst het personeelslid niet langer geschikt acht om zijn functie of een functie van dezelfde graad uit te oefenen, maar wel geschikt acht voor de uitoefening van een functie van een lagere graad.
Art. 90.
Art. 91.
Een vast aangesteld statutair personeelslid dat om functionele of persoonlijke redenen zelf verzoekt om herplaatsing in een functie van een lagere graad, kan worden aangesteld in een passende, vacante functie van een lagere graad. Die vorm van herplaatsing kan slechts eenmaal tijdens de loopbaan toegekend worden.
De aanstellende overheid beslist over de herplaatsing, vermeld in Hoofdstuk II. Ze voert hierover vooraf een gesprek met het personeelslid. Het personeelslid wordt minimaal tien dagen vooraf schriftelijk uitgenodigd voor het gesprek en geïnformeerd over de passende functie of functies die voorgesteld worden.
Art. 92.
Het betrokken personeelslid dat met toepassing van artikel 91 door de aanstellende overheid gehoord wordt, kan zijn persoonlijk standpunt naar aanleiding van de voorstelde functie of functies schriftelijk meedelen aan de aanstellende overheid.
Art. 93.
Bij de herplaatsing om gezondheidsredenen, wordt met het oog op de billijkheid een salaris, salarisschaal of een functionele loopbaan voor het betrokken personeelslid vastgesteld, rekening houdend met het salaris, de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het personeelslid al verworven had in zijn vorige functie.
Art. 94.
Nihil.
Versie 04-2021 Pag. 76 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 95.
Het vast aangestelde statutaire personeelslid dat met toepassing van artikel 90, op zijn verzoek herplaatst wordt in een functie van een lagere graad krijgt, binnen de functionele loopbaan die verbonden is met zijn nieuwe graad, de salarisschaal waarvan het maximumbedrag het kleinste verschil vertoont met het maximumbedrag van zijn vorige salarisschaal. Als aan de functie van de vorige graad een functionele loopbaan verbonden was, wordt de schaalanciënniteit die het betrokken personeelslid had opgebouwd in zijn laatste salarisschaal, overgedragen op de nieuwe salarisschaal.
Art. 96.
Nihil
Versie 04-2021 Pag. 77 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk III. De herplaatsing van het contractuele personeelslid
Art. 97.
Nihil.
Art. 98.
Op voorwaarde dat het contractuele personeelslid daarmee instemt en voor zover er, in de contractuele betrekkingen van de personeelsformatie een passende functie van dezelfde rang vacant is, kan de herplaatsing om gezondheidsredenen en op eigen verzoek als vastgesteld voor de vast aangestelde statutaire personeelsleden onder dezelfde voorwaarden toegepast worden op contractuele personeelsleden.
Versie 04-2021 Pag. 78 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk I. Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid
Art. 99.
Het personeelslid kan zijn hoedanigheid van statutair personeelslid verliezen naar aanleiding van:
1° een tuchtstraf ;
2° de vervroegde pensionering om medische redenen of wegens invaliditeit.
Art. 100.
Naast de bepalingen in 1° en 2°, van artikel 99, kan met behoud van de toepassing van andere wettelijke en decretale bepalingen niemand de hoedanigheid van statutair personeelslid verliezen, behalve in de gevallen die bepaald zijn door deze rechtspositieregeling.
Art. 101.
Ambtshalve wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van statutair personeelslid als:
1° de statutaire aanstelling onregelmatig werd bevonden binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure;
2° het statutaire personeelslid niet meer voldoet aan de voor zijn functie geldende nationaliteitsvereiste, of de burgerlijke en politieke rechten niet meer geniet, of zijn medische ongeschiktheid voor de functie behoorlijk werd vastgesteld;
3° het statutaire personeelslid zonder geldige reden de werkpost verlaat of na een toegelaten afwezigheid zonder geldige reden het werk niet hervat na meer dan tien dagen;
4° het statutaire personeelslid zich in een toestand bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;
Versie 04-2021 Pag. 79 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 102.
De termijn, vermeld in punt 1°, in artikel 101, geldt niet in geval van arglist of bedrog vanwege het statutaire personeelslid.
Art. 103.
Het statutaire personeelslid van wie de onregelmatige aanstelling, vermeld in artikel 101, 1°, niet te wijten is aan arglist of bedrog van zijn kant, krijgt een verbrekingsvergoeding gelijk aan het loon van drie maanden als het nog geen vijf jaar dienstanciënniteit bij een overheid heeft. Voor elke periode van vijf jaar dienstanciënniteit bij een overheid wordt het bedrag verhoogd met het loon van drie maanden.
In de andere gevallen, vermeld in artikel 101, wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van statutair personeelslid zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding, ongeacht het tijdstip waarop die onregelmatigheid werd vastgesteld.
Art. 104.
De aanstellende overheid stelt het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid vast en beslist tot ontslag van het betrokken personeelslid. Het personeelslid wordt vooraf gehoord.
Het ontslag wordt met een aangetekende brief betekend die de beslissing meedeelt samen met de redenen en de ingangsdatum van het ontslag. Deze ingangsdatum is de datum beslist in de ontslagbeslissing. Deze datum kan nooit met terugwerkende kracht bepaald worden. Bij ontstentenis van een datum geldt de datum van de ontslagbeslissing.
Het vast aangestelde statutaire personeelslid wordt bij zijn ontslag geïnformeerd over de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse andere bepalingen, en over alle verplichtingen die uit die wet voortvloeien.
Versie 04-2021 Pag. 80 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk II. De definitieve ambtsneerlegging van het statutaire personeelslid
Art. 105.
§1. De volgende zaken geven aanleiding tot de definitieve ambtsneerlegging van het statutaire personeelslid op proef:
1° het vrijwillige ontslag;
2° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid na de ongunstige tussentijdse evaluatie of eindevaluatie van de proeftijd, vermeld in artikel 36.
Het statutair personeelslid op proef dat tijdens de proeftijd na aanwerving in totaal gedurende drie maanden afwezig is wegens ziekte of invaliditeit kan ontslagen worden.
§2. De volgende zaken geven aanleiding tot de definitieve ambtsneerlegging van het vast aangestelde statutaire personeelslid:
1° het vrijwillige ontslag;
2° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid na een ongunstige eindevaluatie met vermelding geheel onvoldoende , vermeld in artikel 48.
3° de pensionering ingevolgde de toepassing van de pensioenwetgeving; 4° het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.
In afwijking van het eerste lid, 4°, kan de aanstellende overheid het vast aangestelde statutaire personeelslid na het bereiken van de leeftijdsgrens van 65 jaar in dienst houden. Het statutaire dienstverband wordt verlengd op verzoek van de aanstellende overheid of op verzoek van het personeelslid. In het eerste geval is de uitdrukkelijke instemming van het personeelslid vereist. In het tweede geval is de uitdrukkelijke instemming van de aanstellende overheid vereist. In beide gevallen verleent de aanstellende overheid de verlenging voor een periode van hoogstens één jaar, telkens verlengbaar met hoogstens één jaar. Het betrokken personeelslid behoudt gedurende de volledige periode van de verlenging de hoedanigheid van vast aangesteld statutair personeelslid.
Art. 106.
Het statutaire personeelslid dat vrijwillig ontslag neemt, brengt de aanstellende overheid daarvan schriftelijk op de hoogte.
De aanstellende overheid neemt kennis van het ontslag en brengt het personeelslid daarvan schriftelijk op de hoogte.
De datum waarop het statutaire personeelslid de dienst effectief verlaat, wordt vastgesteld in onderling akkoord tussen het personeelslid en de aanstellende overheid. Bij ontstentenis van akkoord binnen een periode van vier weken, gelden de bepalingen van artikel 107, §2.
Versie 04-2021 Pag. 81 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 107.
§1. Het statutaire personeelslid op proef dat wordt ontslagen wegens definitieve vastgestelde beroepsongeschiktheid of wegens ziekte of invaliditeit, vermeld in artikel 105 §1, heeft:
• Een opzegtermijn van 14 werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend, als de proeftijd gelijk of minder is dan drie maanden.
• Een opzegtermijn van 1 maand, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend, in alle andere gevallen.
Het bestuur kan opteren om deze opzegtermijn te vervangen door een verbrekingsvergoeding. Deze keuze wordt in de ontslagbrief expliciet vermeld.
Het ontslag wordt met een aangetekende brief, die de datum van uitwerking vermeldt, betekend. Daarbij wordt het personeelslid in voorkomend geval geïnformeerd over alle verplichtingen die voortvloeien uit de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse andere bepalingen.
§2. De opzegtermijn van het vast aangestelde statutaire personeelslid dat wordt ontslagen wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid heeft, ongeacht het loon, een opzeggingstermijn van drie maanden per periode van vijf jaar statutaire dienst bij het bestuur.
Het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid van het vast aangestelde statutaire personeelslid wordt met een aangetekende brief betekend. Daarbij wordt de datum van uitwerking vermeld en wordt het personeelslid geïnformeerd over alle verplichtingen die voortvloeien uit de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse andere bepalingen.
De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van het ontslag.
§3. Het statutaire personeelslid op proef en het vast aangestelde statutaire personeelslid dat ontslagen wordt wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid krijgt maximaal twee dagen per week dienstvrijstelling voor het zoeken naar een nieuwe betrekking. Het personeelslid stelt de algemeen directeur één dag op voorhand in kennis van de afwezigheid.
§4. In onderling akkoord tussen het personeelslid en de algemeen directeur kunnen deze opzegtermijnen ingekort worden.
Versie 04-2021 Pag. 82 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Art. 108.
De raad stelt het jaarsalaris van het personeel vast in salarisschalen, die bestaan uit:
1° | een minimumsalaris; | |
2° | de salaristrappen, die het resultaat zijn van de periodieke verhogingen; | |
Art. 109. | 3° | een maximumsalaris. |
Elke salarisschaal wordt aangeduid met één van de letters A, B, C, D, E, die overeenstemmen met de niveaus, vermeld in artikel 6, gevolgd door een cijfer en eventueel een kleine letter a, b of c.
Het eerste lid is niet van toepassing op de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur.
Art. 110.
§1. Aan de volgende graden worden de salarisschalen en de functionele loopbanen, vermeld in artikel 73, verbonden die overeenkomen met de ernaast vermelde lettercijfercode:
1° niveau E:
Graad | rang | schalen |
1 basisgraad | Ev | E1-E2-E3 |
2° niveau D:
Graad | rang | schalen |
1 basisgraad | Dv | X0-X0-X0 |
0 xxxxxx xxxxx | Xx | X0-X0 |
Versie 04-2021 Pag. 83 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
3° niveau C:
Graad | rang | schalen |
1 basisgraad | Cv | C1-C2-C3 |
1 hogere graad | Cx | C4-C5 |
4° niveau B:
Graad | rang | schalen |
1 basisgraad | Bv | B1-B2-B3 |
1 hogere graad | Bx | B4-B5 |
5° niveau A:
Graad | rang | schalen |
1 basisgraad | Av | A1a-A2a-A3a |
eerste hogere graad | Ax | A4a-A4b |
tweede hogere graad | Ay | A5a-A5b |
§2. De salarisschaal van algemeen directeur is de hoogste salarisschaal binnen de organisatie.
§3. De salarisschalen die met inbegrip van de periodieke verhogingen en de loopbaanspreiding van toepassing zijn, zijn in bijlage II bij dit besluit gevoegd.
Art. 111.
Het personeelslid wordt bezoldigd in de salarisschaal die verbonden is aan zijn graad, zoals bepaald in artikel 110.
Het personeelslid ontvangt het salaris dat overeenstemt met zijn geldelijke anciënniteit. De geldelijke anciënniteit bestaat uit het aantal dienstjaren dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het salaris.
Het personeelslid dat geen recht heeft op het meerekenen van vroegere diensten, ontvangt het beginsalaris van de eerste salarisschaal van de functionele loopbaan die verbonden is aan zijn graad.
Het salaris van een deeltijds personeelslid wordt vastgesteld in verhouding tot zijn prestaties.
Het uitvoerend orgaan van het bestuur of, als hij daartoe door de raad in het kader van het dagelijks personeelsbeheer gemachtigd is, de algemeen directeur, stelt het individuele jaarsalaris van de personeelsleden vast.
Versie 04-2021 Pag. 84 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk II. De toekenning van periodieke salarisverhogingen door de opbouw van geldelijke anciënniteit
Afdeling I. Diensten bij een overheid
Art. 112.
Voor de toekenning van periodieke salarisverhogingen komen alleen de werkelijke diensten in statutair of contractueel verband in aanmerking die het personeelslid als titularis van een bezoldigde betrekking heeft geleverd in dienst van:
Art. 113.
1° de provincies, de gemeenten en de OCMW’s van België, de publiekrechtelijke verenigingen waarvan ze deel uitmaken en de instellingen die eronder ressorteren;
2° de diensten en instellingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en gewesten en de internationale instellingen waarvan ze lid zijn;
3° de diensten en instellingen en de lokale overheden van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte;
4° de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen of de gesubsidieerde vrije centra voor leerlingenbegeleiding;
5° de publiekrechtelijke en vrije universiteiten;
6° elke ander instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften van algemeen of lokaal belang, en waarbij in de oprichting of bijzondere leiding ervan het overwicht van de overheid tot uiting komt.
Voor de toepassing van artikel 112 wordt onder werkelijke diensten verstaan: alle diensten die recht geven op een salaris of die bij ontstentenis van een salaris krachtens de rechtspositieregeling toch in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van het salaris.
Met deze diensten worden de periodes die de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening erkent als tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de pandemie, veroorzaakt door COVID-19, gelijkgesteld.
Versie 04-2021 Pag. 85 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. Diensten in de privésector of als zelfstandige
Art. 114.
§1. Ook de diensten met volledige of onvolledige prestaties in de privésector of als zelfstandige worden in aanmerking genomen, op voorwaarde dat ze rechtstreeks nuttig zijn voor de volledige uitoefening van de functie. Dit geldt ook voor de decretale graden.
§2. De diensten gepresteerd in de privé- sector of als zelfstandige, door het personeelslid in dienst getreden vóór 01/01/2009, worden voor maximaal zes jaar beroepservaring volledig in aanmerking genomen voor de toekenning van periodieke salarisverhogingen. De ervaring in de private sector of zelfstandige, die deze zes jaar overstijgt, wordt enkel in aanmerking genomen op voorwaarde dat ze rechtstreeks nuttig is voor de functie.
§3. Het rechtstreekse nut wordt vastgesteld door de algemeen directeur op basis van een vergelijking van die diensten met de algemene en specifieke voorwaarden en met het functieprofiel voor de functie waarin het personeelslid aangesteld wordt.
Het personeelslid levert zelf de bewijsstukken van de diensten.
De geldelijke anciënniteit die op die manier verkregen wordt, blijft behouden voor het verdere verloop van de loopbaan.
Versie 04-2021 Pag. 86 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III. De valorisatie van de diensten
Art. 115.
§1. De diensten die in overeenstemming met artikel 112 tot en met 114 gepresteerd werden, worden, vanaf 1 januari 2008, voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit meegerekend voor honderd procent, ongeacht of ze voltijds dan wel deeltijds gepresteerd werden.
Voor diensten gepresteerd vóór 1 januari 2008 geldt de regeling die op dat ogenblik van toepassing was in de rechtspositieregeling.
§2. De geldelijke anciënniteit, verworven in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende functies, wordt voor dezelfde periode maximaal voor een volledige prestatie gevaloriseerd. Ze is bovendien in actieve deeltijdse functies niet onderling cumuleerbaar voor de toekenning van de periodieke verhogingen.
Art. 116.
Het uitvoerend orgaan van het bestuur of, als hij daartoe door de raad in het kader van het dagelijks personeelsbeheer gemachtigd is, de algemeen directeur, stelt de duur vast van de in aanmerking komende diensten die het personeelslid in het onderwijs als interim of als tijdelijk personeelslid heeft gepresteerd aan de hand van het attest, verstrekt door de bevoegde autoriteiten.
De diensten, vermeld op het attest, die in tienden zijn betaald, en die per schooljaar geen volledig jaar werkelijke diensten vertegenwoordigen, worden dag per dag samengeteld. Het totale aantal zo gewerkte dagen wordt vermenigvuldigd met 1,2. Het totaal van de rekenkundige bewerking wordt vervolgens gedeeld door 30. Het quotiënt geeft het aantal in aanmerking te nemen maanden. Met de rest wordt geen rekening gehouden.
De diensten, vermeld op hetzelfde attest, die bewijzen dat het personeelslid een volledig schooljaar heeft gewerkt, gelden voor een totaal van driehonderd dagen en leveren één jaar in aanmerking te nemen diensten op.
Art. 117.
De diensten die in aanmerking komen, worden berekend per kalendermaand. De diensten die niet zijn begonnen op de eerste dag van een maand of geëindigd op de laatste dag van een maand, worden niet meegerekend.
Versie 04-2021 Pag. 87 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk III. Bijzondere bepalingen
Art. 118.
Het personeelslid dat met toepassing van titel III, hoofdstuk VII schaalanciënniteit verwerft voor ervaring, opgedaan bij een andere overheid, in de privésector of als zelfstandige wordt met de toegekende schaalanciënniteit ingeschaald in de salarisschaal van de functionele loopbaan die overeenstemt met de toegekende schaalanciënniteit.
Personeelsleden die na een onderbreking terug in dienst komen, behouden hun destijds verworven geldelijke anciënniteit. Indien zij terug in dienst komen in dezelfde graad bij het bestuur, behouden zij hun totale geldelijke en schaalanciënniteit
Art. 119.
Het personeelslid dat bevorderd wordt, krijgt in zijn nieuwe graad nooit een salaris dat lager is dan het salaris dat het in zijn vorige graad zou hebben gekregen.
Art. 120.
Vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling heeft het personeelslid dat bevorderd wordt naar een graad van een hoger niveau ten minste recht op de volgende verhoging van zijn jaarsalaris tegen 100%:
1° 620 euro bij bevordering naar niveau D; 2° 745 euro bij bevordering naar niveau C; 3° 870 euro bij bevordering naar niveau B; 4° 1240 euro bij bevordering naar niveau A.
Als het jaarsalaris in de nieuwe graad niet ten minste het bedrag, vermeld in het eerste lid, hoger is dan het jaarsalaris dat het personeelslid in zijn oude graad zou hebben gekregen, wordt het jaarsalaris in de nieuwe graad verhoogd tot de minimale verhoging, vermeld in het eerste lid, bereikt wordt.
Die minimale salarisverhoging wordt gegarandeerd gedurende de hele functionele loopbaan in de graad waarnaar het personeelslid bevorderd wordt. Daartoe wordt telkens zijn oude salarisschaal, met inbegrip van de periodieke verhogingen, maar zonder het verloop in de functionele loopbaan, vergeleken met de nieuwe salarisschaal, met inbegrip van de toepassing van de periodieke verhogingen en het verloop in de functionele loopbaan.
De minimale salarisverhoging is ook van toepassing als een personeelslid in dienst van het bestuur via een aanwervingsprocedure aangesteld wordt in een graad van een hoger niveau.
De minimale salarisverhoging is een integraal onderdeel van het jaarsalaris.
Versie 04-2021 Pag. 88 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Art. 121.
De salarisschaal van de gemeentesecretaris wordt vastgesteld met volgende minima en maxima, , uitgedrukt in euro:
gemeenten van 15.001 tot 20.000 inwoners: 32.771,33 - 47.824,74
Art. 122.
De salarisschaal van de financieel beheerder wordt vastgesteld met volgende minima en maxima, uitgedrukt in euro:
gemeenten van 15.001 tot 20.000 inwoners: 30.871,54 - 45.052,29
Art. 123.
De salarisverhogingen van de gemeentesecretaris en financieel beheerder worden in evenredige wijze gespreid over 15 jaar.
Art. 124.
Nihil
Art. 125.
Als het inwonersaantal van de gemeente daalt onder het minimale aantal inwoners, op basis waarvan met toepassing van artikel 121 en 122 hun respectievelijke salarisschaal werd vastgesteld, dan behouden de algemeen directeur en de financieel directeur hun salarisschaal ten persoonlijke titel.
Art. 125bis.
§1. De salarisschaal van de algemeen directeur wordt vastgesteld op 130% van deze van de gemeentesecretaris.
De salarisschaal van de financieel directeur wordt vastgesteld op 130% van deze van de financieel beheerder.
De uitgewerkte salarisschalen van de algemeen directeur en de financieel directeur bevinden zich in bijlage bij deze rechtspositieregeling.
§2. Voor de toepassing van paragraaf 1 geldt het bevolkingscijfer van de gemeente, vermeld in artikel 4, §1 van het DLB.
Versie 04-2021 Pag. 89 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk IV. De betaling van het salaris
Art. 126.
Het salaris volgt het verloop van het indexcijfer van de consumptieprijzen in overeenstemming met de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Het salaris tegen 100% wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 127.
Het salaris wordt maandelijks betaald vanaf de indiensttreding. Voor het vast aangestelde statutaire personeelslid wordt het vooruitbetaald. Het salaris van het overige personeel wordt betaald nadat de termijn vervallen is.
Art. 128.
Het maandsalaris is gelijk aan een twaalfde van het jaarsalaris. Het uurloon is gelijk aan 1/1976 van het jaarsalaris.
§1. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag ervan berekend door het volledige maandsalaris te vermenigvuldigen met een van de volgende breuken:
1° indien het aantal gepresteerde dagen van die maand kleiner is dan of gelijk aan 10:
Het aantal gepresteerde dagen x 1,4;
30
2° indien het aantal gepresteerde dagen van die maand groter is dan 10:
30 – (het aantal niet gepresteerde dagen x 1,4); 30
§2. Met gepresteerde dagen worden gelijkgesteld: de dagen waarop geen arbeidsprestatie wordt geleverd, maar waarvoor het salaris niettemin wordt doorbetaald.
Art. 129.
Als het personeelslid in de loop van de maand in dienst treedt, krijgt het voor die maand het gedeelte van het maandsalaris dat overeenstemt met de gepresteerde werkdagen, volgens de berekeningswijze in artikel 128.
Als het personeelslid in de loop van de maand met pensioen gaat of overlijdt, wordt het salaris voor de volledige maand betaald.
Versie 04-2021 Pag. 90 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Art. 130.
Effectief gemaakte, bewezen en noodzakelijke kosten bij de uitoefening van de functie worden terugbetaald.
Hoofdstuk II. De verplichte toelagen
Afdeling I. De haard- en standplaatstoelage
Art. 131.
§1. Het personeelslid heeft krachtens het decreet van 8 mei 2002 houdende wijziging van verschillende bepalingen betreffende de haard- en standplaatstoelage en het vakantiegeld van het gemeente- en provinciepersoneel recht op een haard- en standplaatstoelage indien aan onderstaande voorwaarden is voldaan.
§2. Het gehuwde personeelslid, het personeelslid dat samenleeft, of het alleenstaand personeelslid van wie één of meer kinderen die recht geven op kinderbijslag deel uitmaken van het gezin, heeft recht op een haardtoelage van:
- 719,89 euro (100%) wanneer het salaris 16.421, 84 euro (100%) niet overschrijdt;
- 359,95 euro (100%) wanneer het salaris hoger is dan 16.421, 84 euro (100%), maar niet meer bedraagt dan 18.695,86 euro (100%).
§3. Het personeelslid dat geen recht heeft op een haardtoelage, ontvangt een standplaatstoelage van:
- 359,95 euro (100%) op voorwaarde dat het salaris niet hoger is dan 16.421, 84 euro (100%)
- 179,98 euro (100%) wanneer het salaris hoger is dan 16.421, 84 euro (100%) maar niet meer bedraagt dan 18.695,86 euro (100%).
§4. In het geval dat de twee echtgenoten of de twee personen die samenleven elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage te verkrijgen, wijzen ze in wederzijds akkoord diegene van de twee aan, aan wie de haardtoelage wordt uitbetaald. De standplaatstoelage wordt toegekend aan het personeelslid dat geen haardtoelage geniet.
§5. Als het recht op de haard- en standplaatstoelage in de loop van een maand wijzigt, wordt voor de gehele maand het voordeligste stelsel toegepast.
Versie 04-2021 Pag. 91 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
§6. De bezoldiging van het personeelslid wiens salaris hoger is dan 16.421,84 euro (100%), respectievelijk 18.695,86 euro (100%) mag niet kleiner zijn dan in het geval het salaris gelijk zou zijn aan dat bedrag. In voorkomend geval wordt een gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage toegekend.
Onder “bezoldiging” wordt in het eerst lid begrepen: het salaris verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage, verminderd met de inhouding voor het Fonds voor overlevingspensioenen.
Versie 04-2021 Pag. 92 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. Het vakantiegeld
Art. 132
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de statutaire en contractuele personeelsleden.
§1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
1° referentiejaar: het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin vakantie wordt toegekend.
2° jaarsalaris: het salaris op jaarbasis of in voorkomend geval het wachtgeld of de uitkering in de plaats van een salaris, aangevuld met de eventuele haardtoelage of standplaatstoelage.
§2. Het personeelslid ontvangt jaarlijks vakantiegeld krachtens het decreet van 8 mei 2002 houdende wijziging van verschillende bepalingen betreffende de haard- en standplaatstoelage en het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel.
§3. Het vakantiegeld van het personeelslid bedraagt voor volle prestaties die gedurende het hele jaar referentiejaar werden verricht 92% van een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens het indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand maart van het vakantiejaar.
Als het personeelslid in de maand maart van het vakantiejaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage vermeld in het eerste lid, berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn geweest als het personeelslid zijn ambt wel volledig had uitgeoefend.
Art. 133.
§1. Voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld komen de periodes in aanmerking gedurende welke het personeelslid tijdens het referentiejaar:
1° het jaarsalaris geheel of gedeeltelijk heeft genoten;
2° niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsuitoefening heeft geschorst wegens verplichtingen ingevolge de dienstplichtwetten, gecoördineerd op
30 april 1962, of ingevolge de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen;
3° afwezig was wegens ouderschapsverlof of corona-ouderschapsverlof;
4° afwezig was wegens verlof, toegekend met het oog op de moederschapbescherming, zoals bepaald in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Versie 04-2021 Pag. 93 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
§2. Voor de berekening van het vakantiegeld komt de periode vanaf 1 januari van het referentiejaar tot de dag die voorafgaat aan de datum van de indiensttreding als personeelslid eveneens in aanmerking, op voorwaarde dat het personeelslid:
1° minder dan 25 jaar oud is op het einde van het referentiejaar;
2° uiterlijk in dienst is getreden op de laatste werkdag van de vierde maand die volgt op één van de onderstaande data:
a) de datum waarop het personeelslid de instelling heeft verlaten waar het zijn studies heeft gedaan, onder de voorwaarden, bepaald in artikel 62 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
b) de datum waarop zijn leerovereenkomst een einde heeft genomen.
Het personeelslid moet het bewijs leveren dat het aan alle voorwaarden voldoet. Dat bewijs kan door alle rechtsmiddelen worden geleverd.
§3. In afwijking van de paragraaf hierboven, worden de periodes gedurende welke het personeelslid vrijstelling van dienst voor het vervullen van een opdracht genoot, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld.
Art. 134
§1. Als het personeelslid niet gedurende het hele referentiejaar volledige prestaties heeft verricht, wordt, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 133, §1, 2° en 3° en §2, het vakantiegeld vastgesteld als volgt:
a) één twaalfde van het jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een volledige maand beslaat;
b) één dertigste van het maandbedrag per kalenderdag als de prestaties geen volledige maand beslaan.
§2. De toekenning van een gedeeltelijk salaris wegen het uitoefenen van verminderde prestaties heeft een overeenkomstige vermindering van het vakantiegeld tot gevolg.
Art.135.
Bij onvolledige prestaties wordt het vakantiegeld toegekend naar rato van de gepresteerde uren op basis van de uurdeler die krachtens de bezoldingsregeling van toepassing is. In voorkomend geval is dezelfde verhouding van toepassing op de periodes, bedoeld in artikel 133, §1, 2° en 3°, en §2.
Art.136.
Twee of meer vakantiegelden, met inbegrip van het vakantiegeld verkregen met toepassing van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, kunnen niet gecumuleerd worden boven een bedrag dat overeenkomt met het hoogste vakantiegeld dat verkregen wordt als de vakantiegelden van alle uitgeoefende ambten of activiteiten berekend worden op basis van volledige prestaties.
Versie 04-2021 Pag. 94 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hiervoor wordt het vakantiegeld van een of meer ambten verminderd of ingehouden, met uitzondering van het vakantiegeld ter uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.
Als de inhoudingen of verminderingen moeten of kunnen worden toegepast op verschillende vakantiegelden, dan wordt eerst het kleinste vakantiegeld ingehouden of verminderd.
Voor de toepassing van de voorgaande leden moet onder het vakantiegeld ter uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers worden verstaan, het gedeelte van het vakantiegeld dat niet overeenstemt met het loon voor de vakantiedagen.
Art.137.
Voor de toepassing van het voorgaande artikel is het personeelslid dat vakantiegelden cumuleert, verplicht het bedrag ervan, alsook eventueel het bedrag berekend voor volledige prestaties, mee te delen aan elke personeelsdienst waarvan het afhangt.
Iedere inbreuk op het voorgaande lid kan aanleiding geven tot tuchtstraffen.
Art. 138.
Het bedrag van het vakantiegeld dat toegekend wordt krachtens artikel 133 §2, wordt verminderd met de bedragen die het personeelslid eventueel als vakantiegeld heeft ontvangen voor andere prestaties die tijdens het referentiejaar werden verricht.
Art. 139.
§1. Het vakantiegeld wordt uitbetaald tussen 1 mei en 31 mei van het jaar waarin de vakantie wordt toegekend.
§2. In afwijking van de bepalingen van §1, wordt het vakantiegeld uitbetaald tijdens de maand die volgt op de datum van de pensionering van het personeelslid of op de datum van overlijden, het ontslag, de afdanking of de afzetting van de rechthebbende.
Bij de berekening van het vakantiegeld wordt in dat geval rekening gehouden met het percentage en de eventuele inhouding, die op de datum in kwestie van kracht zijn. Het percentage wordt toegepast op het jaarsalaris dat als basis dient voor de berekening van het salaris dat het personeelslid op die datum geniet.
Als het personeelslid op die datum geen salaris of een verminderd salaris geniet, dan wordt het percentage berekend op het salaris dat hem betaald zou zijn geweest, als het op die datum zijn ambt uitgeoefend zou hebben.
Versie 04-2021 Pag. 95 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling III. De eindejaarstoelage
Art. 140.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
1° referentieperiode: de periode van 1 januari tot en met 30 september van het in aanmerking te nemen jaar;
2° jaarsalaris: het salaris op jaarbasis of, in voorkomend geval, het wachtgeld of de uitkering, uitbetaald in plaats van een salaris, eventueel aangevuld met de haard- of standplaatstoelage of de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering.
Het personeelslid ontvangt jaarlijks een eindejaarstoelage.
Art. 141.
Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte.
Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend:
1° het forfaitaire gedeelte bedraagt sinds 2021 399,84 euro en wordt jaarlijks vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig en wordt verhoogd met 898,74 euro.
2° het veranderlijke gedeelte:
3,6 procent van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn functie wel volledig had uitgeoefend.
Art. 142.
Het personeelslid ontvangt het volledige bedrag van de toelage, vermeld in artikel 141, als het als titularis van een betrekking met volledige prestaties het volledige salaris heeft ontvangen tijdens de hele duur van de referentieperiode.
Als het personeelslid niet het volledige salaris heeft ontvangen als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd in verhouding tot het salaris dat het werkelijk heeft ontvangen.
De periodes waarin het personeelslid tijdens de referentieperiode als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties met ouderschapsverlof was,
Versie 04-2021 Pag. 96 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
met corona-ouderschapsverlof was, met bevallingsverlof was met toepassing van de Arbeidswet van 16 maart 1971 of omstandigheidsverlof genoot voor een gebeurtenis als vermeld in artikel 203, eerste lid, 2°, en de periodes die de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening erkent als tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de pandemie, veroorzaakt door COVID-19, worden gelijkgesteld met periodes waarvoor het personeelslid het salaris volledig heeft ontvangen.
Art. 143.
De eindejaarstoelage wordt uiterlijk tijdens de maand december van het in aanmerking te nemen jaar in één keer uitbetaald.
Art. 143bis.
§1. De eindejaarstoelage kan op vraag van het personeelslid geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een theoretisch budget waarmee het personeelslid voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van een eindejaarstoelage in geld zoals omschreven in de Rechtspositiebesluiten van 7 december 2007 en 12 november 2010. In voorkomend geval is er geen of gedeeltelijk geen recht meer op de eindejaarstoelage.
Het theoretisch budget waarvan sprake in voorgaande lid is niet opeisbaar. De voordelen die het personeelslid vrij kiest binnen de grenzen van dit theoretisch budget, worden wel opeisbaar van zodra ze opgenomen worden in een individueel akkoord tussen het personeelslid en zijn bestuur. Bij gebrek aan een individueel akkoord, blijft het recht op de eindejaarstoelage onverkort van toepassing.
Het personeelslid moet zijn keuze om de eindejaarstoelage geheel of gedeeltelijk om te zetten maken op een moment dat er nog geen verworven rechten op die eindejaarstoelage bestaan. Wanneer het personeelslid kiest voor een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage, vermindert hiermee het bruto bedrag van de eindejaarstoelage. Op de totaliteit van dit verlaagde bedrag worden in de huidige stand van de wetgeving de gewone socialezekerheidsbijdragen berekend.
Indien het theoretisch budget meer was dan nodig voor de gekozen voordelen, wordt het saldo aan het personeelslid overgemaakt na afhouding van de noodzakelijke bijdragen en uiterlijk op 31 december van het betreffende jaar. In voorkomend geval worden die teruggestorte gelden beschouwd als een gewone premie in geld.
Versie 04-2021 Pag. 97 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Hoofdstuk III. De onregelmatige prestaties
Afdeling I. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen
Art. 144.
§1. Deze afdeling is niet van toepassing op:
1° de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur;
2° de personeelsleden van niveau A.
§2. Naast de inhaalrust opgelegd door de arbeidstijdwetgeving krijgt het personeelslid: 1° per uur nachtprestaties tussen 22 uur en 6 uur:
a) één kwartier extra inhaalrust;
2° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zondag of een reglementaire feestdag:
a) één uur extra inhaalrust;
3° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag:
a) binnen het normale uurrooster:
één kwartier extra inhaalrust
Om dienstorganisatorische redenen kan het bestuur de extra inhaalrust voor het personeel van de sportdienst vervangen door een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 25% van het uurssalaris;
b) buiten het normale uurrooster:
één halfuur extra inhaalrust
Om dienstorganisatorische redenen kan het bestuur de extra inhaalrust voor het personeel van de sportdienst vervangen door een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 50% van het uurssalaris.
Als berekeningsbasis voor de toeslag geldt het bruto-uursalaris, eventueel verhoogd met de haard-of standplaatstoelage, de toelage voor het waarnemen van een hogere functie, de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering, de toelage voor opdrachthouderschap of de mandaattoelage.
§3. De extra inhaalrust voor nachtprestaties is niet cumuleerbaar met de extra inhaalrust voor prestaties op zondagen of feestdagen en is niet cumuleerbaar met de extra inhaalrust voor overuren.
De extra inhaalrust dient opgenomen te worden conform de regels van afdeling II overuren.
Versie 04-2021 Pag. 98 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.
Rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel
Afdeling II. De overuren
Art. 145.
Deze afdeling is niet van toepassing op de algemeen directeur, de financieel directeur, de adjunct algemeen directeur en de adjunct financieel directeur.
Deze afdeling is evenmin van toepassing op de personeelsleden die onder het toepassingsgebied van de Arbeidswet van 16 maart 1971 vallen.
Art. 146.
§1. Onder overuren worden verstaan de uitzonderlijke prestaties die op verzoek van het diensthoofd geleverd worden boven op de uren die op grond van de gewone arbeidstijdregeling op weekbasis door het personeelslid gepresteerd worden.
Het personeelslid dat overuren presteert, krijgt compenserende inhaalrust binnen de termijn, bepaald in de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector. De compenserende inhaalrust is gelijk aan de duur van de overuren.
§2. Als over een periode van vier maanden de gemiddelde arbeidstijd groter is dan 38 uur per week voor voltijdse prestaties of dan de gewone arbeidstijdregeling op weekbasis bij deeltijdse prestaties, dan worden de gepresteerde overuren uitbetaald. Dit op voorwaarde dat het personeelslid kan aantonen, aan de hand van een attest van het respectievelijk diensthoofd, dat de overuren niet konden worden opgenomen binnen de referentieperiode.
§3. De toeslag bedraagt voor alle niveaus behalve voor niveau A 25%. De bepalingen van artikel 144 §3 zijn van toepassing.
Als berekeningsbasis voor de toeslag geldt het bruto-uursalaris, eventueel verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, de toelage voor het waarnemen van een hogere functie, de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering, de toelage voor opdrachthouderschap of de mandaattoelage.
§4. Aan het personeelslid van niveau A wordt voor elk overuur een uursalaris uitbetaald als over een periode van vier maanden de gemiddelde arbeidstijd groter is dan 38 uur per week voor voltijdse prestaties of dan de gewone arbeidstijdregeling op weekbasis bij deeltijdse prestaties. Dit conform de regeling van §2.
Versie 04-2021 Pag. 99 / 216 Afdruk van 7/01/2022
Alle rechten uitdrukkelijk voorbehouden. Vermenigvuldiging of mededeling aan derden onder welke vorm ook, is zonder schriftelijke toestemming van de eigenaars niet geoorloofd.