Addendum Raamovereenkomst Verpakkingen over de aanpak van de dossiers verpakkingen en zwerfafval voor de jaren 2013 t/m 2022
Addendum Raamovereenkomst Verpakkingen over de aanpak van de dossiers verpakkingen en zwerfafval voor de jaren 2013 t/m 2022
Overwegende dat:
- Op 27 juni het verpakkende bedrijfsleven en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Xxxxxx xx Xxxxxxxxxxxxxxxx over de aanpak van de dossiers verpakkingen en zwerfafval voor de jaren 2013 t/m 2022 hebben getekend.
- Hiermee een basis is gelegd om een systeem van bekostiging van inzameling en hergebruik op te zetten waarmee de verpakkingenbelasting komt te vervallen (TK 28694 – 93).
- De Tweede Kamer heeft ingestemd met ondertekening door Staatssecretaris Xxxxx xxx xx Xxxxxxxxxxxxxxxx waarin de afschaffing van de verplichting tot statiegeld in 2015 is opgenomen (motienr 30 872, nr. 101).
- Bij motie van het lid Xxx xxx Xxxx c.s. is verzocht om in 2014 een ijkmoment en –methodiek vast te stellen op basis waarvan de keuze wordt vrijgegeven voor het inzamelen van grote PET frisdrankenflessen met een statiegeldsysteem op zijn vroegst per 1 januari 2015 (xxxxxxx 00 000, xx. 000).
- Xx XXX deze overeenkomst op dat moment nog niet kon ondertekenen vanwege de grote bezwaren van de achterban met betrekking tot de voorwaarden waaronder de verplichting tot statiegeld zou worden afgeschaft. Daarnaast bood het akkoord voor de VNG onvoldoende perspectief op verduurzaming van de verpakkingsketen.
- Naar aanleiding van deze bezwaren heeft de VNG een commissie onder leiding van Xxxx xxx xxx Xxxxx gevraagd advies uit te brengen over de overeenkomst en de aanscherping van de duurzaamheidambities.
- Tijdens bestuurlijke ledenbijeenkomsten van de VNG is het advies van de commissie Van der Vlist is toegelicht.
- Op grond van deze bestuurlijke ledenbijeenkomsten en op advies van de VNG-commissie Milieu en Mobiliteit het VNG-bestuur heeft besloten de aanbevelingen over te nemen en als basis te gebruiken voor verdere gesprekken met het verpakkende bedrijfsleven en het Ministerie.
Afspraken
De partijen zijn gezamenlijk tot de volgende aanvullingen en verduidelijkingen op de Raamovereenkomst gekomen, dit laat de verplichtingen uit de Raamovereenkomst onverlet. De Raamovereenkomst is leidend ten opzichte het addendum.
1.1 Visie en Kwaliteit
De partijen hebben gezamenlijk de expliciete ambitie om te komen tot een transitie naar een gesloten grondstoffenkringloop. De leidende principes om hiertoe te komen zijn:
a. Om de doelstellingen te behalen zijn partijen afhankelijk van elkaar waarbij iedere partij haar eigen rol en verantwoordelijkheid heeft. Het verpakkende bedrijfsleven werkt samen met de gemeenten om hun hergebruikdoelstellingen te realiseren. Gemeenten hebben vanuit de Wet Milieubeheer de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval. Daarnaast richt de gemeente de lokale publieke ruimte in en heeft haar eigen milieu- en duurzaamheidambities te verwezenlijken.
b. Iedere partij mag het proces op haar eigen tempo en op haar eigen manier vorm geven binnen de kaders van de Xxxxxxxxxxxxxxxx. Dit houdt in dat gemeenten en bedrijven vrij zijn in de keuze van de in te zetten middelen, maar zich wel verplichten tot het bereiken van de gestelde doelen. Gemeenten en bedrijven hebben de vrijheid om door zelf een hoger ambitieniveau te formuleren. Door middel van de gezamenlijke verduurzamingsagenda (artikel 3 Raamovereenkomst) worden concrete en afdwingbare afspraken gemaakt met als doel de garantie voor significant toenemend milieurendement.
c. De toekomst ligt in gesloten kringlopen van materialen en/of verpakkingen, in combinatie met preventie en aangevuld door nuttige toepassing voor energie waar dat zonder meer betere milieuprestaties oplevert.
d. Het streven naar minimaal kwaliteit- en energieverlies in de kringlopen van materialen en/of verpakkingen is cruciaal, dit begint bij 'ecodesign' en eindigt bij een zo hoog mogelijke zuiverheid van recycling en een zo hoogwaardig mogelijke toepassing. Omdat iedere kringloop uiteindelijk altijd energie zal blijven kosten is het ook van belang de totale massa van verpakkingen te verminderen (artikel 3 lid 2 Raamovereenkomst).
e. Binnen de periode dat deze Raamovereenkomst loopt, worden belangrijke stappen in de richting van een grondstoffenkringloop en een circulaire economie genomen. Tot die tijd financiert het bedrijfsleven de gemeenten in haar uitvoeringstaak op een manier die voldoende zekerheid biedt om investeringen mogelijk te maken en geen beperking kent voor de hoeveelheid in te zamelen materiaal. Hierbij wordt gestreefd naar een kostenefficiënt systeem om de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk te houden (artikel 2 Raamovereenkomst).
f. Om een verdere verduurzaming van verpakkingsmaterialen te realiseren stelt het Kennisinstituut, bedoeld in artikel 4, eerste lid, uiterlijk in 2013 een verduurzamingsagenda voor verpakkingen vast waarin concrete en afrekenbare doelen zijn opgenomen, met als uitgangspunt de hoogst haalbare doelen. Uitgangspunten bij het vaststellen van de verduurzamingsagenda zijn re-use, re-cycling en renew. Overeenstemming over deze termen en definities is van belang bij het opstellen van, en het geven van navolging aan, deze agenda. In lijn met de Verpakkingenrichtlijn (94/62) en de Wet milieubeheer (Wm) wordt het volgende verstaan onder re-use en recycling:
Re-use : elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Re-use is een vorm van (afval) preventie. Eenzelfde verpakking wordt opnieuw gebruikt. Bijvoorbeeld: Navullingen beschikbaar stellen voor consumenten, zodat de eerste verpakking hergebruikt kan worden.
Recycling: elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.
1.2 preventie
1. In lijn met de verschillende E(E)G –richtlijnen, met name de kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98), wordt onder preventie het volgende verstaan:
“maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afvalstof is geworden, ter vermindering van: a. de hoeveelheid afvalstoffen, inclusief via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten; b. de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid, of c. het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten”.
Preventiedoelstellingen –en plannen moeten worden gemaakt in het licht van de algehele milieudruk van de product-verpakkingscombinatie. Het gebruik van meer verpakkingsmateriaal kan in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld ten gevolge van een betere bescherming van het product) tot lagere milieudruk leiden.
Dat neemt niet weg, dat er voor preventie nog veel potentieel is, zowel op korte termijn middels reductie van verpakkingsmateriaal als op langere termijn, middels optimalisatie van productverpakkingscombinaties.
Quick wins 2013
Elimineren van (gewicht van) verpakkingen zonder toegevoegde waarde aan het product.
- Openen van een meldpunt bij het Kennisinstituut waar burgers voorbeelden melden.
- Quick scan winkelkanalen, hierbij de nadruk leggen op de kanalen met het meeste potentieel: bijvoorbeeld: levensmiddelen, vlees/vleeswaren, groenten/fruit, doe-het-zelf, bloemen/planten, drogisterijen, „gemengde‟ branche en speelgoed.
- Zie bijlage voor een overzicht van praktijkvoorbeelden van verpakkingspreventie.
- De quick scan resulteert minimaal in eenzelfde hoeveelheid nieuwe voorbeelden.
Preventieplannen
Vanaf 2013 stellen alle relevante branches een preventieplan op voor 2018 ter verduurzaming van de gebruikte productverpakkingscombinaties in de branche. In 2018 stellen zij eenzelfde op voor 2022. Uitgangspunt hiervoor zijn de hoogst haalbare doelen. Deze worden door het Kennisinstituut vastgesteld en zijn onderdeel van de verduurzamingsagenda (artikel 4 lid 3 jo artikel 3 lid 1 Raamoverenkomst).
De relevante branches worden bepaald door het Kennisinstituut op basis van het meeste potentieel.
Het preventieplan is gebaseerd op een analyse die in het eerste jaar plaatsvindt. Er zal worden gewerkt met een nog op te zetten methodiek, vastgesteld door het Kennisinstituut (1e helft 2013). Volgens deze methodiek worden een aantal exemplarische bedrijven per branche geanalyseerd. Aan de hand van de uitkomsten worden de hoogst haalbare doelen per branche vastgesteld. Deze doelen en de route ernaartoe worden in het preventieplan vastgelegd.
Een doel van een preventieplan kan bijvoorbeeld zijn: meer gerecycled materiaal inzetten in verpakkingen in de branche. De route ernaartoe kan zijn dat er overleg vanuit de branche met een aantal belangrijke leveranciers en partijen uit de verpakkingsindustrie gestart wordt om af te spreken hoe er, onder andere met behoud van (voedsel)veiligheid en sterkte eigenschappen van de verpakking, meer gerecycled materiaal ingezet kan worden. Het Kennisinstituut ondersteunt de branche hierbij met kennis.
De analyse wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Kennisinstituut. Gedurende de looptijd van het preventieplan monitort het Kennisinstituut de voortgang. Na vijf jaar wordt de analyse opnieuw uitgevoerd, gebruik makend van dezelfde methode als bij de eerste analyse. De branche zal zorg moeten dragen om de gestelde doelen te halen.
De preventieplannen zijn openbaar en de burger wordt actief betrokken. Daartoe krijgt de burger de mogelijkheid door melding te kunnen doen van in hun ogen overbodig gebruik van verpakkingsmateriaal. Het Kennisinstituut zal, in samenwerking met de branches, de burger hierover informeren.
Een preventieplan bevat de volgende onderdelen:
- Verpakkingen die beter recyclebaar zijn;
- Verpakkingen met een groter aandeel gerecycled materiaal;
- Navulverpakkingen;
- Verpakkingen die minder grondstoffen nodig hebben (lichtere verpakkingen);
- Verpakkingen van producten die minder water of lucht bevatten;
- Verpakkingen die de houdbaarheid van het product verlengen;
- Verpakkingen die productverspilling, -beschadiging of –uitval tegengaan.
- Verpakkingen die minder overlast door zwerfafval geven
1.4. Inzamelkanalen
Indien in 2014 is voldaan aan de prestatiegaranties zoals genoemd in artikel 11 lid 1, wordt de keuze vrijgegeven voor het inzamelen van grote PET- frisdrankflessen met een statiegeldsysteem op zijn vroegst per 1 januari 2015. In artikel 11 lid 6 sub c van de Raamovereenkomst is bepaald dat betrokken partijen zich maximaal inspannen om te voorkomen dat er een separaat inzamelingskanaal voor grote PET-frisdrankflessen zonder statiegeld ontstaat.
Een gemeente kan wanneer derden, bijvoorbeeld detaillisten, daarom verzoeken, deze aanwijzen tot een inzamelpunt van PET-flessen. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc. (art.10.28 Wm/ afvalstoffenverordening gemeenten). In beginsel gaat de opbrengst van het ingezamelde PET naar de gemeente.
1.5 Zuiverheidsnormen
De werkgroep vergoedingen/kwaliteit (met deelname van VNG, I&M en verpakkend bedrijfsleven) hebben de kwaliteitseisen voor kunststof verpakkingsafval vastgesteld voor 2013 en 2014: „de kunststofstromen PET, PE, PP, kunststoffolie en mixkunststoffen moeten voldoen aan de hoogste standaarden van de DKR normen. Hoogwaardigheid van recycling is geborgd doordat het gewicht van de monostromen PET, PE, PP en kunststoffolie altijd ten minste 45% uitmaken van het totaal aan kunststofstromen dat beschikbaar komt na sortering.‟
In 2013 zullen de kwaliteitseisen voor 2015 en verder door de werkgroep vergoedingen/kwaliteit worden vastgesteld. Hierbij zijn de voor 2013 en 2014 geformuleerde eisen het uitgangspunt en zal er geen sprake zijn van achteruitgang van kwaliteitseisen noch van de hoeveelheid gerecycled materiaal.
1.6 Percentage recycling in grote PET-flessen
De borging dat de kwaliteit van het ingezamelde PET-materiaal hoogwaardig en „foodgrade proof‟ is, ligt in het feit dat er in de Raamovereenkomst is afgesproken, dat het % recyclaat in grote PET flessen voor frisdranken moet groeien van 25% in 2013 (artikel 11, lid 1c) naar minimaal 28% in 2018 (artikel 11, lid 9). Onafhankelijk van de inzamelmethodiek van deze PET-flessen (bronscheiding, nascheiding, statiegeld), moeten deze percentages gerealiseerd worden en dus zal de vereiste kwaliteit daarmee geborgd zijn.
1.7 Prestatiegaranties vrijgeven van het statiegeldsysteem
De prestatiegaranties, waaraan moet worden voldaan om het verplichte statiegeldsysteem voor grote PET-frisdrankenflessen vrij te geven, zijn verwoord in de Raamovereenkomst onder artikel 11 lid 1. Deze prestatiegaranties worden hierbij nader omschreven en gedefinieerd. Tevens wordt de monitoringsystematiek vastgesteld. Deze systematiek wordt zover wettelijk mogelijk met inachtneming van art. 18 van de Raamovereenkomst in wetgeving gebracht en kan op die wijze ook worden gehandhaafd.
a. Groei van zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van huishoudelijk kunststofafval naar 90 kton, exclusief de statiegeldstroom.
Toelichting:
• Zo hoogwaardig mogelijk hergebruik: volgens de kwaliteitseisen 2013/2014 zoals afgesproken in de werkgroep Vergoedingen.
• Huishoudelijk kunststofafval naar 90 kton: geldt voor 2013. Inzamelen kunststofafval middels bestaande of nieuwe systemen, exclusief statiegeld.
Monitoring:
• Opgave ktonnen hergebruik huishoudelijke kunststofafval door Nedvang (in opdracht van Afvalfonds Verpakkingen) aan Rijksoverheid (I&M, Agentschap NL, ILT).
b. Plaatsing van een inzamelbak bij alle supermarkten in Nederland, in overleg met de gemeenten.
Toelichting:
• Inzamelbak: Verzamelcontainer van 3 tot 5 m³.
• Supermarkt: winkel met meerdere soorten dagelijkse artikelen en een minimale oppervlakte van 200m².
• In overleg met de gemeenten: het staat de gemeente vrij te kiezen om wel of niet een inzamelbak te laten plaatsen.
Monitoring:
• Per supermarkt een registratie (getekend formulier door de gemeente) of er door de gemeente wel of geen toestemming is gegeven een bak te plaatsen.
• Opgave door Kunststof Hergebruik B.V. of de bak geplaatst is.
c. Gebruik van minimaal 25% recyclaat in nieuwe PET frisdrankflessen. Toelichting:
• Nieuwe PET-frisdrankflessen: betreft statiegeldflessen, zoals gedefineerd in de Verpakkingensverordening van het Productschap Dranken: kunststofflessen voor frisdranken en waters groter dan 0,5 liter.
• Minimaal 25% recyclaat: gemiddeld minimaal 25% recyclaat.
Monitoring:
• Controle bij een voldoende aantal bedrijven die samen 95% van de markt vertegenwoordigen.
• Controle middels een accountant verklaring van de betreffende bedrijven.
d. Einde van het gebruik van pvc als verpakkingsmateriaal in supermarkten, tenzij niet anders mogelijk.
Toelichting:
• Betreft het aantreffen van pvc als verpakkingsmateriaal in een supermarktketen, niet in een individuele supermarkt.
• Supermarktketens: opnemen in de inkoopvoorwaarden; leveranciers leveren geen pvc verpakking, tenzij niet anders mogelijk.
• Tenzij niet anders mogelijk: Het Kennisinstituut stelt hiervoor een lijst op. Monitoring:
• Supermarktketen handhaven naar hun leveranciers en publiceren op hun website en/of duurzaamheidsverslag.
e. Afschaffing van gratis plastic draagtassen in supermarkten of vervanging door een duurzaam alternatief.
Toelichting:
• Gratis plastic draagtassen: gratis tasjes/zakjes (bij de kassa) bedoeld voor het dragen van de boodschappen. Niet van toepassing op tasjes/zakjes bedoeld als verpakkingsmateriaal (bijvoorbeeld groenten/fruit afdeling).
• In supermarkten: betreft supermarktketens niet individuele supermarkten.
• Vervanging door een duurzaam alternatief: Het Kennisinstituut stelt hiervoor een lijst op. Monitoring:
• Publicatie door supermarktketens op hun website en/of duurzaamheidsverslag.
f. Een pilot als bedoeld in artikel 3, zesde lid, is uitgevoerd voor inzameling en hergebruik van drankenkartons, zowel in bronscheidende als nascheidende gemeenten.
Toelichting:
• Pilot: een proef van een voldoende omvang om representatief te kunnen zijn, inclusief een peerreview. Ter beoordeling door het Kennisinstituut.
Monitoring:
• Pilot in 2013 uitgevoerd en afgerond, inclusief conclusies.
• Gerapporteerd onder verantwoordelijkheid van het Kennisinstituut.
g. Het Kennisinstituut bedoeld in artikel 4, operationeel is en werkend aan een verpakkingsagenda met concrete en heldere doelen.
Toelichting:
• Kennisinstituut: oprichting voor 31 december 2012. Benoeming onafhankelijk voorzitter Raad van Bestuur en directeur in kwartaal 1, 2013.
• In 2013 werken aan verduurzamingsagenda, met concrete en heldere doelen voor realisatie in 2018.
Monitoring:
• Beoordeling middels de Raad van Bestuur (met evenredige vertegenwoordiging van betrokken drie partijen).
2 Financiën
2.1 Minimum vergoeding
Om gemeenten zekerheid te bieden tot het maken van investeringen, krijgen gemeenten voor de looptijd van de raamovereenkomst een minimumvergoeding. Deze vergoeding bedraagt 95% van het bedrag van de kostenstudie 2018 (zie artikel 7 lid 5,6 Raamovereenkomst). Deze kostenstudie is naar verwachting in het voorjaar van 2013 afgerond.
2.2. Vergoedingen 2013 en 2014
De vergoedingen zijn in gezamenlijk overleg vastgesteld. De basis hiervoor is een kostenstudie naar de gemiddelde kosten voor 2012. Dit is door PwC vastgesteld op € 389 per ton (artikel 7 lid 1 Raamovereenkomst).
Om de overgang van het nieuwe vergoedingen geleidelijk te laten verlopen wordt onderzocht of vanuit de resterende middelen van het Afvalfonds een transitiebedrag van € 30 per ton kan worden vrijgemaakt. Op dit moment is het onzeker of deze claim binnen de subsidiebeschikking van het Afvalfonds past. Partijen spreken daarom af het risico in 2013 te delen. In geval de subsidiebeschikking niet wordt toegekend dragen partijen een gedeeld risico van € 15 per ton.
Voor vergoeding van 2014 is geen transitiebedrag vanuit het Afvalfonds opgenomen. Het bedrijfsleven draagt het volledige risico. Indien voor de vergoeding van 2014 ook een transitiebedrag vanuit het Afvalfonds vrijkomt, delen bedrijfsleven en gemeenten het voordeel à € 15 per ton.
2013 | 2014 | |
Geen bijdrage Afvalfonds | € 445 | € 430 |
In geval toekenning € 30 per ton uit Afvalfonds | € 460 | € 445 |
2.3 Bonus/malus
In 2013 zal de werkgroep vergoedingen/kwaliteit aanbevelingen doen voor een bonus/malus systeem voor kunststofafval. Dit systeem wordt ingezet ter bevordering van de gesloten kunststofketen (circulaire economie).
3 Monitoring
Het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton schrijft voor dat de Producenten en Importeurs verplicht zijn de op de markt gebrachte hoeveelheid verpakkingen en de hoeveelheid ingezamelde en hergebruikte verpakkingsafval te registeren en te monitoren. Deze verplichting wordt, in opdracht van het Afvalfonds Verpakkingen, uitgevoerd door de Stichting Nedvang. Op dit moment worden onduidelijkheden ervaren ten aanzien van de monitoringsresultaten. Het is in het belang van partijen om aan deze onduidelijkheid een einde te maken middels afspraken over transparantie en borging.
Afspraken in de Raamovereenkomst
In de Raamovereenkomst 2013-2022 zijn afspraken gemaakt om deze onduidelijkheden weg te nemen. De afspraken betreffen:
- Verder ontwikkelen van de monitoringssystematiek en het verduidelijken van definities.
- Verankeren van monitoring in de regelgeving, daarmee de onafhankelijkheid en transparantie borgend.
Monitoringssystematiek en verduidelijken van definities
Hierbij zal naar alle materiaalsoorten worden gekeken echter, speciale aandacht zal worden gegeven aan de monitoring van kunststof. Het betreft monitoring op de volgende gebieden:
- Hergebruik middels de inzameling bij huishoudens: huidige systematiek continueren.
- Hergebruik middels de inzameling bij bedrijven: versterking monitoringssystematiek door uitvoering te geven aan de in het Besluit op te nemen registratieverplichting voor bedrijfsafval (artikel 13 lid 4).
- Verduidelijken van de definities en versterken van de monitoringssystematiek betreffende „op de markt‟ gebrachte kunststofverpakkingen.
Borging onafhankelijkheid en transparantie
- Betrouwbaarheid van de monitoringscijfers zal worden versterkt door het verbeteren van de systematiek conform de aanbevelingen van de ILT. Dit betreft onder andere invoering van
structurele beoordeling van de gebruikte gegevens door onafhankelijke accountants, gebruikmakend van gevalideerde protocollen.
- Er wordt gestreefd naar intensivering van beoordelingswijze en controles.
- In een werkgroep onder leiding van vertegenwoordigers van het ministerie van Infrastructuur en Milieu met daarin vertegenwoordigers van gemeenten en van het verpakkende bedrijfsleven wordt vastgesteld hoe het hergebruikpercentage wordt gemonitord. Dit leidt tot een protocol op hoofdlijnen. ILT beoordeelt of volgens monitoringsystematiek wordt gewerkt.
- Het bestuur van het Kennisinstituut wordt gevraagd advies te geven over het protocol. Zij kunnen de Raad van Advies van het Kennisinstituut daarbij betrekken
- Het Kennisinstituut behoudt dezelfde adviserende rol voor toekomstige aanpassingen van dit protocol.
- Het ministerie van XxxX stelt op basis van deze adviezen uiteindelijk vast op welke wijze de beoordeling in de wetgeving wordt opgenomen.
- De ILT zal bij implementatie in regelgeving de handhaafbaarheidstoets doen.
4 Kennisinstituut
In de Raamovereenkomst 2013-2022 is in Artikel 4 afgesproken een Kennisinstituut op te richten (verder te noemen Kenniscentrum Duurzaam Verpakken [kcdv]). In artikel 4 is het volgende afgesproken:
1. De verduurzamingsagenda, bedoeld in artikel 3, wordt in 2013 vastgesteld door een op te richten onafhankelijk en deskundig Kennisinstituut. Daaraan nemen wetenschappers deel en vertegenwoordigers van:
x. xx Xxxxxxxxxxxxx;
b. het verpakkende bedrijfsleven;
c. gemeenten.
2. De partijen bij deze overeenkomst bepalen gezamenlijk de samenstelling van dit Kennisinstituut, bedoeld in het eerste lid.
3. Dit instituut voert onderzoek uit en stelt in 2013 de hoogst haalbare doelen vast voor 2018 en in 2018 voor 2022.
Voor de oprichting van dit instituut in 2013 hebben partijen nadere afspraken gemaakt over de doelen, taken en bevoegdheden en financiering (zie bijlage).
5 Overige
5.1. Plan terugdringen plastic draagtassen in het winkelkanaal
Het kenniscentrum stelt onderzoek in naar middelen om aankopen thuis te krijgen op de minst milieubelastende vorm.
Aanpak:
Op het gebied van gedrag zal een antwoord gezocht worden op de volgende vragen:
o Met welke maatregelen beïnvloed je het gedrag zo sterk mogelijk?
o Welke instrumenten hebben invloed op gedrag? Voorbeelden van al gebruikte instrumenten zijn:
▪ Beprijzen van de tasjes.
▪ Communicatie op de tasjes met slogans als “Deze tas kunt u makkelijk nog een keer gebruiken. En nog een keer. En dan nog een keer.” en daarnaast verwijzing dat de tas bij het plastic afval kan worden weggegooid.
Op het gebied van materiaal een antwoord gezocht worden op de volgende vragen
o Wat is het minst milieubelastende materiaal voor een tas?
o Wat is de minst milieubelastende vorm voor een tas?
▪ Beide vragen kunnen in verschillende situaties een ander resultaat opleveren, zoals bijvoorbeeld het verschil tussen: de supermarkt en het warenhuis.
Het onderzoek zal ook alternatieve mogelijkheden voor een tasje onderzoeken.
En het onderzoek zal alternatieve mogelijkheden voor de kleine zakjes op de groente- en fruitafdeling onderzoeken.
Ook wordt er gekeken naar de resultaten tot nu toe en de milieu impact van deze resultaten.
o Resultaten tot nu toe zijn bijvoorbeeld:
▪ In het supermarktkanaal zijn de hemdtastjes aan het verdwijnen en bij sommige supermarkten zijn deze al niet meer verkrijgbaar bij de kassa.
▪ In de supermarkten wordt een vergoeding gevraagd voor de draagtassen.
▪ Een deel van de winkeliers vraagt of een tasje nodig is.
De volgende partijen worden in ieder geval betrokken:
o Supermarktbranche (CBL);
o Detailhandel (Detailhandel Nederland/RND);
o Studenten van universiteiten en hogescholen voor een brainstormsessie;
o Producenten van xxxxxx en andere verpakkingsmaterialen (VMK).
Waarschijnlijk ontstaat er een mix van maatregelen, verschillend per verkoopkanaal en per type tasje. Dit wordt verwacht omdat per soort aankopen en per aankoopkanaal de maatregelen een verschillende impact zullen hebben. Het onderzoek zal uitwijzen of dit inderdaad het geval is.
5.2. Mogelijke geschillen
Indien uit de monitoringsresultaten blijkt dat de beoogde resultaten niet worden gehaald dan wel indien zich onvoorziene ontwikkelingen voordoen die van invloed zijn op de uitvoering van deze overeenkomst, treden partijen met elkaar in overleg om te bezien of aanvullende maatregen worden getroffen. Dit alles laat echter onverlet dat de betrokken partijen hun eigen verantwoordelijkheden, verplichtingen en bevoegdheden hebben op grond van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton.