Publicatieblad
van de Europese Unie
L 370
★ ★ ★
★ ★
★ ★
★ ★
★ ★ ★
Uitgave
in de Nederlandse taal
Inhoud
Wetgeving
57e jaargang 30 december 2014
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN 2014/953/EU:
★ Besluit van de Raad van 4 december 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technolo- gische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwitserland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITER- activiteiten 1
Fusion for Energy uitgevoerde ITER-activiteiten 3
2014/954/Euratom:
★ Besluit van de Raad van 4 december 2014 houdende goedkeuring van de sluiting door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwitserland aan
de door Fusion for Energy uitgevoerde ITER-activiteiten 19
NL
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.
Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.
VERORDENINGEN
BESLUITEN
2014/955/EU:
★ Besluit van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) 44
(1) Voor de EER relevante tekst
(Niet-wetgevingshandelingen)
INTERNaTIONaLE OVEREENKOMSTEN
BESLUIT VAN DE RAAD
van 4 december 2014
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Over eenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeen schap voor Atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwitserland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITER-activiteiten
(2014/953/EU)
DE RaaD VaN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 186 in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt:
(1) Op 15 november 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie en de Europese Gemeen schap voor atoomenergie onderhandelingen te openen met de Zwitserse Bondsstaat met het oog op de sluiting van een allesomvattende overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Euro pese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie en de Zwitserse Bondsstaat waarbij de Zwitserse Bondsstaat geassocieerd wordt met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en met het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor atoom energie (2014-2018) ter aanvulling van „Horizon 2020”, en waarbij de deelname van Zwitserland aan het ITER- project in de jaren 2014-2020 wordt geregeld.
(2) Deze onderhandelingen zijn met succes afgerond, en de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, enerzijds, en de Zwit serse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderpro gramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeen schap voor atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deel name van Zwitserland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITER-activiteiten („de overeenkomst”), dient namens de Europese Unie te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan.
(3) De sluiting van de overeenkomst is met betrekking tot aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie vallen aan een afzonderlijke procedure onderworpen.
(4) Teneinde Zwitserse juridische entiteiten als entiteiten uit een geassocieerd land te kunnen behandelen in acties in het kader van Horizon 2020 waarvoor de uiterste datum in het laatste kwartaal van 2014 valt, in het bijzonder oproepen binnen de specifieke doelstelling „Topkwaliteit verspreiden en deelname verbreden”, dient de overeen komst voorlopig met terugwerkende kracht vanaf 15 september 2014 te worden toegepast,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VaSTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderpro gramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwit serland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITER-activiteiten, onder voorbehoud van de sluiting van genoemde overeenkomst.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
De overeenkomst wordt voorlopig toegepast met ingang van 15 september 2014, in overeenstemming met artikel 15 van de overeenkomst, in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Xxxxxxx, 0 december 2014.
Voor de Raad De voorzitter
S. GOZI
OVEREENKOMST
voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Zwitserse Bondsstaat teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwit serland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITER-activiteiten
DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE,
hierna „de Unie” respectievelijk „Euratom” genoemd, enerzijds,
en
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
hierna „Zwitserland” genoemd, anderzijds,
hierna de „partijen” genoemd,
OVERWEGENDE dat de nauwe banden tussen Zwitserland, enerzijds, en de Unie en Euratom, anderzijds, de partijen tot voordeel strekken;
OVERWEGENDE het belang van wetenschappelijk en technologisch onderzoek voor de Unie en Euratom en voor Zwitser land en hun wederzijdse belang bij samenwerking op dit gebied teneinde middelen beter te gebruiken en onnodig dubbel werk te vermijden;
OVERWEGENDE dat Zwitserland, de Unie en Euratom momenteel onderzoeksprogramm's op gebieden van gemeenschap pelijk belang uitvoeren;
OVERWEGENDE dat de Unie, Euratom en Zwitserland er belang bij hebben in deze programma's tot wederzijds voordeel van de partijen samen te werken;
OVERWEGENDE het belang dat de partijen hebben bij de bevordering van de wederzijdse toegang van hun onderzoeksen titeiten tot activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling in Zwitserland, enerzijds, en tot het kaderprogramma van de Unie voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van Euratom, en tot de activiteiten van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (1), anderzijds;
OVERWEGENDE dat Xxxxxxx en Zwitserland op 14 september 1978 een overeenkomst tot samenwerking op het gebied van de beheerste thermonucleaire kernversmelting en plasmafysica hebben gesloten („de Fusieovereenkomst” genoemd);
OVERWEGENDE dat beide partijen willen wijzen op de wederzijdse voordelen van de uitvoering van de Fusieovereen komst, wat Euratom aangaat, de rol van Zwitserland bij de voortgang van alle elementen van het communautaire fusie programma, met name JET en ITER met het oog op de demonstratiereactor DEMO, en wat Zwitserland aangaat, de ontwikkeling en versterking van het Zwitserse programma en de integratie ervan in de Europese en internationale kaders;
OVERWEGENDE dat beide partijen opnieuw hun streven bevestigen naar voortzetting van hun samenwerking op lange termijn op het gebied van de beheerste thermonucleaire kernversmelting en plasmafysica op basis van een nieuw kader en instrumenten waarmee wordt gewaarborgd dat de onderzoeksactiviteiten worden ondersteund;
OVERWEGENDE dat deze overeenkomst de Fusieovereenkomst beëindigt en vervangt;
OVERWEGENDE dat de Partijen op 8 januari 1986 een Kaderovereenkomst voor wetenschappelijke en technische samen werking hebben gesloten, die op 17 juli 1987 in werking is getreden (de „Kaderovereenkomst”);
(1) Opgericht bij Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van gunsten daaraan (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58).
OVERWEGENDE dat artikel 6 van de Kaderovereenkomst bepaalt dat de in de Kaderovereenkomst bedoelde samenwerking dient te worden uitgevoerd door middel van daartoe strekkende overeenkomsten;
OVERWEGENDE dat de Gemeenschappen en Zwitserland op 25 juni 2007 een overeenkomst hebben ondertekend inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds;
OVERWEGENDE dat Euratom en Zwitserland op 7 december 2012 een overeenkomst hebben gesloten inzake wetenschap pelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2012-2013);
OVERWEGENDE dat artikel 9, lid 2, van de genoemde overeenkomst van 2007 en artikel 9, lid 2, van de genoemde over eenkomst van 2012 voorzien in de hernieuwing van de overeenkomst met het oog op deelname, op onderling overeen gekomen voorwaarden, aan nieuwe meerjarige kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling of andere huidige en toekomstige activiteiten;
OVERWEGENDE dat Euratom de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project op 21 november 2006 heeft ondertekend (1). Overeenkomstig artikel 21 van die overeenkomst en de overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeen schap voor Atoomenergie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende: i) de toepassing van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project, de Over eenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project, en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van Japan voor de gezamenlijke uitvoering van de bredereaanpakactiviteiten op het gebied van onderzoek inzake fusie-energie op het grondgebied van de Zwitserse Bondsstaat, en ii) inzake het lidmaatschap van Zwitserland van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van 28 november 2007, is de genoemde overeenkomst van 2006 van toepassing op Zwitserland dat als een volledig geassocieerde derde staat aan het Euratom-fusieprogramma deelneemt;
OVERWEGENDE dat Xxxxxxx lid is van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie. Overeenkomstig artikel 2 van Beschikking 2007/198/Euratom en de overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende: i) de toepas sing van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project, de Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER- Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project, en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van Japan voor de gezamenlijke uitvoering van de brede reaanpakactiviteiten op het gebied van onderzoek inzake fusie-energie op het grondgebied van de Zwitserse Bondsstaat, en ii) inzake het lidmaatschap van Zwitserland van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van 28 november 2007, is Zwitserland lid geworden van de Europese Gemeenschappe lijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie als een derde staat die zijn onderzoeksprogramma geassocieerd heeft met het Euratom-fusieprogramma;
OVERWEGENDE dat Euratom de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van Japan voor de gezamenlijke uitvoering van de bredereaanpakactiviteiten op het gebied van onderzoek inzake fusie- energie heeft ondertekend (2). Overeenkomstig artikel 26 van die overeenkomst is de overeenkomst van toepassing op Zwitserland dat als volledig geassocieerde derde staat aan het Euratom-fusieprogramma deelneemt;
OVERWEGENDE dat het EU-programma „Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014- 2020)” („Horizon 2020”) is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), dat het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020 is vastgesteld bij Besluit nr. 2013/743/EU van de Raad (4), dat het Programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2014- 2018) ter aanvulling van Horizon 2020 („Euratom-programma”) is vastgesteld bij Verordening (Euratom) nr. 1314/2013 van de Raad (5), dat de Regels voor de deelname aan acties en verspreiding van resultaten in het kader van Horizon 2020 en het Euratom-programma zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en
(1) PB L 358 van 16.12.2006, blz. 62.
(2) PB L 246 van 21.9.2007, blz. 34.
(3) Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
(4) Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van
„Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).
(5) Verordening (Euratom) nr. 1314/2013 van de Raad van 16 december 2013 tot vaststelling van een programma voor onderzoek en oplei
ding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2014-2018) ter aanvulling van het „Horizon 2020”-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 948).
xxx xx Xxxx (1), dat Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) (de „EIT-verordening”) is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), en dat het besluit tot het bieden van een grondslag voor de financiering van de aan ITER gerelateerde activiteiten voor de periode 2014-2020 is vastgesteld bij Besluit 2013/791/Euratom van de Raad (4);
OVERWEGENDE dat, onverminderd de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom-Verdrag), deze overeenkomst en alle daarin vermelde activiteiten op generlei wijze afbreuk zullen doen aan de bevoegdheden van de lidstaten van de Unie om met Zwitserland bilaterale activiteiten op het gebied van wetenschap, technologie, onderzoek en ontwikkeling uit te voeren en in voorkomend geval daartoe overeenkomsten te sluiten,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Voorwerp van de overeenkomst
1. De voorwaarden voor deelname van Zwitserland aan de uitvoering van pijler I van Horizon 2020 en acties in het kader van de specifieke doelstelling „Topkwaliteit verspreiden en deelname verbreden”, het Euratom-programma 2014-2018, en de activiteiten in het kader van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwik keling van fusie voor energie („Fusion for Energy”) voor de periode 2014-2020, zijn de in deze overeenkomst neerge legde voorwaarden.
2. Onverminderd artikel 13, lid 6, zijn in deze overeenkomst de voorwaarden per 1 januari 2017 vervat voor deel name van Zwitserland aan de uitvoering van het gehele Horizon 2020-programma, het Euratom-programma 2014-2018 en de activiteiten van Fusion for Energy voor de periode 2014-2020.
3. In Zwitserland gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan onder deze overeenkomst vallende program ma's en aan de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, overeenkomstig de in artikel 7 neergelegde voorwaarden.
4. Met ingang van 1 januari 2017 kunnen in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan de activi teiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Unie, voor zover deze deelname niet door lid 1 wordt bestreken.
5. In de Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Unie, kunnen deelnemen aan onderzoeksprogramma's en/of -projecten die betrekking hebben op thema's die overeen stemmen met de in lid 1, en met ingang van 1 januari 2017 in lid 2 genoemde programma's.
6. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) „juridische entiteit” elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben;
b) „onder deze overeenkomst vallende programma's”: de eerste pijler van Horizon 2020, acties in het kader van de specifieke doelstelling „Topkwaliteit verspreiden en deelname verbreden” en van het Euratom-programma voor 2014-2018 of, onverminderd artikel 13, lid 6, met ingang van 1 januari 2017 het gehele Horizon 2020-programma en het Euratom-programma voor 2014-2018;
c) „pijler I van Horizon 2020”: acties in het kader van de specifieke doelstellingen die worden genoemd in deel I van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1291/2013, namelijk de Europese Onderzoeksraad, toekomstige en opkomende technologieën, Xxxxx Xxxxxxxxxx-Curieacties en onderzoeksinfrastructuren.
(1) Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van „Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en inno vatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).
(2) Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut
voor innovatie en technologie (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 294/2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 174).
(4) Besluit 2013/791/Euratom van de Raad van 13 december 2013 tot wijziging van Beschikking 2007/198/Euratom tot oprichting van de
Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan (PB L 349 van 21.12.2013, blz. 100).
Artikel 2
Vormen en middelen van samenwerking
1. De samenwerking neemt de volgende vormen aan:
a) Deelname van in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten aan onder deze overeenkomst vallende programma's, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn neergelegd in de bepalingen ervan betreffende de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten, en aan alle door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld door de Gemeenschappelijke onderneming.
Indien de Unie voorziet in de tenuitvoerlegging van de artikelen 185 en 187 VWEU, zal Zwitserland in staat worden gesteld deel te nemen aan de krachtens deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de besluiten en verordeningen die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden goedge keurd. Onverminderd artikel 13, lid 6, is deze bepaling pas van toepassing met ingang van 1 januari 2017.
In Zwitserland gevestigde juridische entiteiten komen in aanmerking voor deelname als entiteiten uit een geassocieerd land, aan acties onder contract op basis van de artikelen 185 en 187 VWEU. Onverminderd artikel 13, lid 6, is deze bepaling pas van toepassing met ingang van 1 januari 2017.
Verordening (EG) nr. 294/2008 zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1292/2013 is van toepassing op de deelname van in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten aan kennis- en innovatiegemeenschappen.
Zwitserse deelnemers worden uitgenodigd voor het forum van belanghebbenden van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
b) Financiële bijdragen van Zwitserland aan de budgetten van de werkprogramma's die zijn vastgesteld met het oog op de uitvoering van de onder deze overeenkomst vallende programma's en aan de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, als omschreven in artikel 4, lid 2.
c) Deelname van in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan door de Bondsraad goedgekeurde Zwitserse onder zoekssprogramma's en/of -projecten in verband met onderwerpen die overeenstemmen met die van de onder deze overeenkomst vallende programma's en met de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in de desbetreffende Zwitserse voorschriften en met instemming van de partners in het specifieke project en het management van het overeenkomstige Zwitserse programma. In de Unie gevestigde juri dische entiteiten die aan Zwitserse onderzoeksprogramma's en/of -projecten deelnemen, dragen hun eigen kosten met inbegrip van hun relatieve aandeel in de kosten van algemeen beheer en administratie van het project.
2. Naast de regelmatige verschaffing van informatie en documentatie over de uitvoering van onder deze overeenkomst vallende programma's en van de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, alsmede van de Zwitserse programma's en/of projecten, kan de samenwerking tussen de partijen de volgende vormen aannemen en met de volgende middelen plaatsvinden:
a) regelmatige discussies over de hoofdlijnen en prioriteiten van het onderzoeksbeleid en de onderzoeksplanning in Zwitserland en in de Unie en Euratom;
b) discussies over de vooruitzichten voor en de ontwikkeling van de samenwerking;
c) tijdige uitwisseling van informatie over de uitvoering van de onderzoeksprogramma's en -projecten in Zwitserland en in de Unie en Euratom en over de resultaten van de in het kader van deze overeenkomst verrichte werkzaamheden;
d) gezamenlijke vergaderingen en de daaruit voortvloeiende gemeenschappelijke verklaringen;
e) bezoeken en uitwisselingen van onderzoekers, ingenieurs en technici;
f) geregelde contacten en follow-up tussen programma- of projectbeheerders in Zwitserland en in de Unie en Euratom;
g) deelname van deskundigen aan seminars, symposia en workshops;
h) tijdige uitwisseling van informatie over de activiteiten van ITER, op soortgelijke wijze als hetgeen voor de lidstaten van de Unie geschiedt.
Artikel 3
Intellectuele-eigendomsrechten en verplichtingen
1. Onverminderd bijlage I bij deze overeenkomst en de toepasselijke wetgeving hebben in Zwitserland gevestigde juri dische entiteiten die aan onder deze overeenkomst vallende programma's en/of door Fusion for Energy uitgevoerde acti viteiten deelnemen, met betrekking tot de eigendom, het gebruik en de verspreiding van informatie en intellectuele eigendom die uit deze deelname voortvloeien, dezelfde rechten en verplichtingen als in de Unie gevestigde juridische entiteiten die aan de betrokken programma's en activiteiten deelnemen. Deze bepaling is niet van toepassing op resul taten van projecten die reeds voor de voorlopige toepassing van deze overeenkomst waren begonnen.
2. Onverminderd bijlage I en de toepasselijke wetgeving hebben in de Unie gevestigde juridische entiteiten die aan Zwitserse onderzoeksprogramma's en/of -projecten deelnemen overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder c), met betrekking tot de eigendom, het gebruik en de verspreiding van informatie en intellectuele eigendom die uit deze deelname voort vloeien, dezelfde rechten en verplichtingen als in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten die aan de betrokken programma's en/of projecten deelnemen. Deze bepaling is niet van toepassing op resultaten van projecten die reeds voor de voorlopige toepassing van deze overeenkomst waren begonnen.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst heeft „intellectuele eigendom” de betekenis die daaraan wordt toegekend in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, gesloten te Stock holm op 14 juli 1967.
Artikel 4
Financiële bepalingen
1. De financiële bijdrage van Zwitserland in verband met de deelname aan de uitvoering van onder deze overeen komst vallende programma's en de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten wordt vastgesteld in evenredigheid met en als aanvulling op het bedrag dat jaarlijks op de algemene begroting van de Unie beschikbaar is voor vastleggings kredieten om te voldoen aan de financiële verplichtingen van de Europese Commissie („de Commissie”) in verband met werkzaamheden die worden uitgevoerd in de vormen die nodig zijn voor de uitvoering, het beheer, de werking en het functioneren van de onder deze overeenkomst vallende programma's.
De Unie behoudt zich het recht voor om de operationele en administratieve kredieten die voortvloeien uit de Zwitserse bijdrage voor onder deze overeenkomst vallende programma's en alle door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, in overeenstemming met de behoeften in het kader van deze programma's en activiteiten te gebruiken.
2. De evenredigheidsfactor voor het bepalen van de Zwitserse financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst is gelijk aan de verhouding tussen het bruto binnenlands product van Zwitserland tegen marktprijzen en de som van de bruto binnenlandse producten van de lidstaten van de Unie tegen marktprijzen.
Bij wijze van uitzondering is de evenredigheidsfactor voor het bepalen van de Zwitserse bijdrage aan activiteiten van Fusion for Energy en van het fusiegedeelte van het Euratom-programma gelijk aan de verhouding tussen het bruto binnenlands product van Zwitserland tegen marktprijzen en de som van de bruto binnenlandse producten van de lidstaten van de Unie en Zwitserland tegen marktprijzen.
Deze verhoudingen worden berekend op basis van de meest recente statistieken van Eurostat die beschikbaar zijn op het ogenblik waarop het de ontwerp van de algemene begroting van de Unie voor dat jaar wordt bekendgemaakt.
3. De voorwaarden voor de financiële bijdrage van Zwitserland zijn neergelegd in bijlage II.
Artikel 5
Onderzoekscomité Zwitserland/Europese Unie
1. Het bij de kaderovereenkomst opgerichte Onderzoekscomité Zwitserland/Europese Unie („het Comité”) controleert, beoordeelt en waarborgt de correcte uitvoering van deze overeenkomst. Eventuele vraagstukken in verband met de uitvoering of interpretatie van deze overeenkomst worden aan dit comité voorgelegd.
2. Het comité kan besluiten de verwijzingen naar de Unie-teksten in bijlage III te wijzigen.
3. Het comité vergadert op verzoek van om het even welke partij. Voorts werkt het comité op permanente basis door middel van uitwisseling van documenten, e-mails en andere communicatiemiddelen.
Artikel 6
Deelname aan comités
1. Vertegenwoordigers van Zwitserland nemen als waarnemer deel aan de comités die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de onder deze overeenkomst vallende programma's. De deelname moet in overeenstemming zijn met het reglement van orde van deze comités. Zwitserland wordt in kennis gesteld van de resultaten van de stemmingen in deze comités. Deze deelname geschiedt in dezelfde vorm, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie, als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie.
2. Vertegenwoordigers van Zwitserland nemen als waarnemer deel aan de raad van beheer van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. Deze deelname vindt plaats in overeenstemming met het reglement van orde van de raad van beheer van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek.
3. De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers van Zwitserland die deelnemen aan vergaderingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde comités, worden door de Commissie vergoed op dezelfde grondslag en overeenkomstig dezelfde procedures als die welke momenteel gelden voor de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie.
4. Vertegenwoordigers van Zwitserland nemen deel aan organen van Fusion for Energy. Deelname geschiedt in over eenstemming met de statuten van Fusion for Energy, met inbegrip van de bepalingen inzake stemrechten.
5. Deelname van vertegenwoordigers van Zwitserland in het Comité Europese Onderzoeksruimte en Innovatie (CEOR) en in groepen in verband met de EOR geschiedt in overeenstemming met het reglement van orde van dat comité en van deze groepen.
Artikel 7
Deelname
1. Onverminderd artikel 3 hebben in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan onder deze over eenkomst vallende programma's en aan de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, dezelfde contractuele rechten en verplichtingen als in de Unie gevestigde juridische entiteiten.
2. Voor in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten gelden dezelfde voorwaarden en regels voor de indiening en beoordeling van voorstellen en voor de toekenning en sluiting van subsidieovereenkomsten en/of contracten in het kader van onder deze overeenkomst vallende programma's en van door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, als voor subsidieovereenkomsten en/of contracten die in het kader van dezelfde programma's of activiteiten van Fusion for Energy met in de Unie gevestigde juridische entiteiten worden gesloten.
3. In Zwitserland gevestigde juridische entiteiten komen in aanmerking voor financiële instrumenten die in het kader van de onder deze overeenkomst vallende programma's zijn ingesteld.
4. Bij de keuze van beoordelaars of deskundigen in het kader van de onder deze overeenkomst vallende programma's en de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, wordt een toereikend aantal Zwitserse deskundigen in aanmerking genomen, rekening houdend met de vaardigheden en kennis die aanwezig moeten zijn voor het uitvoeren van de taken die aan hen worden opgedragen.
5. Onverminderd artikel 1, lid 5, artikel 2, lid 1, onder c), en artikel 3, lid 2, en onverminderd de bestaande voor schriften en procedures zijn de voorwaarden en regels voor de deelname van in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan de programma's en/of projecten van de Zwitserse onderzoekprogramma's en -activiteiten zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), gelijkwaardig aan die welke voor Zwitserse projectpartners gelden. Aan de deelname van één of meer in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan een project kunnen de Zwitserse autoriteiten de voorwaarde verbinden dat ten minste één in Zwitserland gevestigde juridische entiteit deelneemt.
Artikel 8
Mobiliteit
Elke partij garandeert in overeenstemming met de bestaande voorschriften en overeenkomsten de toegang en het verblijf en — voor zover onmisbaar voor een succesvolle uitvoering van de betrokken activiteit — van een aantal van hun onderzoekspersoneel, dat in Zwitserland en in de Unie deelneemt aan de activiteiten die onder deze overeenkomst vallen.
Artikel 9
Herziening en toekomstige samenwerking
1. Als de Unie of Euratom hun respectieve onderzoeksprogramma's of de activiteiten van Fusion for Energy herzien of uitbreiden, kan deze overeenkomst onder onderling overeen te komen voorwaarden worden herzien of uitgebreid. De partijen wisselen vooraf informatie en standpunten uit in verband met een dergelijke herziening of uitbreiding, en over alle zaken die direct of indirect gevolgen hebben voor de samenwerking van Zwitserland op de gebieden waarop de onder deze overeenkomst vallende programma's en de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten betrekking hebben. Zwitserland wordt van de exacte inhoud van de herziene of uitgebreide programma's in kennis gesteld binnen twee weken nadat zij door de Unie en Euratom zijn vastgesteld. Als de onderzoeksprogramma's of -activiteiten worden herzien of uitgebreid, kan Zwitserland de onderhavige overeenkomst opzeggen met een opzegtermijn van zes maanden. De partijen stellen elkaar binnen drie maanden na de vaststelling van het besluit van de Unie of van Euratom in kennis van hun voornemen om deze overeenkomst op te zeggen of uit te breiden.
2. Als de Unie of Xxxxxxx nieuwe meerjarige kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling aannemen, of een nieuw besluit vaststellen ter financiering van activiteiten van Fusion for Energy, kan deze overeenkomst op onderling door de partijen overeen te komen voorwaarden worden herzien of hernieuwd. De partijen wisselen via het comité Zwitserland/Europese Unie informatie en standpunten uit in verband met het opstellen van dergelijke programma's of andere lopende en toekomstige onderzoeksactiviteiten, met inbegrip van die van Fusion for Energy.
Artikel 10
Verhouding tot andere internationale overeenkomsten
1. Deze overeenkomst blijven van kracht onverminderd de voordelen die worden beoogd bij andere internationale overeenkomsten die een van de partijen binden en voor juridische entiteiten gevestigd op het grondgebied van die partij zijn gereserveerd.
2. Een juridische entiteit die gevestigd is in een ander land dat geassocieerd is met Horizon 2020 (geassocieerd land) of met het Euratom-programma, geniet dezelfde rechten en verplichtingen op grond van deze overeenkomst als juridi sche entiteiten die gevestigd zijn in een lidstaat van de Unie mits het geassocieerde land waarin de entiteit is gevestigd, ermee akkoord is gegaan aan juridische entiteiten uit Zwitserland dezelfde rechten en verplichtingen toe te kennen.
Artikel 11
Territoriale toepassing
De Overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, de grondgebieden waar het VWEU en het Euratom-Verdrag worden toegepast, onder de in die Verdragen gestelde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van Zwitserland.
Artikel 12
Bijlagen
De bijlagen I, II en III maken integrerend deel uit van deze overeenkomst.
Artikel 13
Wijziging en beëindiging
1. Deze overeenkomst is van toepassing voor de duur van Horizon 2020, tot en met 31 december 2018 voor het Euratom-programma en tot en met 31 december 2020 voor de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten.
In afwijking van lid 3 kan tijdens de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 elk van beide partijen deze overeenkomst schriftelijk beëindigen wat de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten betreft. In dat geval treedt de overeenkomst op 31 december 2018 buiten werking wat die activiteiten betreft.
Deze overeenkomst wordt stilzwijgend verlengd en zal onder dezelfde voorwaarden van toepassing zijn op het Euratom- programma 2019-2020, tenzij een van de partijen binnen drie maanden na de vaststelling van het Euratom-programma 2019-2020 kennis geeft van haar besluit deze overeenkomst niet tot dit programma uit te breiden. Ingeval van een dergelijke kennisgeving treedt deze overeenkomst per 31 december 2018 buiten werking voor wat betreft het Euratom- programma, zonder afbreuk te doen aan de deelname van Zwitserland aan Horizon 2020 en aan de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten.
2. Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met instemming van beide partijen. Voor de inwer kingtreding van de wijzigingen geldt de procedure die ook op deze overeenkomst van toepassing is.
3. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst te allen tijde beëindigen met een opzegtermijn van zes maanden.
4. Ingeval de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen wordt beëindigd, treedt deze Overeenkomst op dezelfde datum als voor noemde overeenkomst buiten werking. Daartoe is geen voorafgaande schriftelijke kennisgeving vereist.
5. Deze Overeenkomst treedt buiten werking bij ontbreken van de kennisgeving van Zwitserland die vereist is voor de inwerkingtreding van het Protocol betreffende de uitbreiding tot Kroatië van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen („het protocol betreffende de uitbreiding tot Kroatië”), binnen zes maanden na de voltooiing van de Zwitserse interne procedures. Daartoe is geen voorafgaande schriftelijke kennisgeving vereist.
6. Deze Overeenkomst treedt, met terugwerkende kracht tot 31 december 2016, tegen 9 februari 2017 buiten werking bij uitblijven van Zwitserse ratificatie van het protocol betreffende de uitbreiding tot Kroatië. Als de Zwitserse Bondsstaat dat protocol ratificeert, is deze overeenkomst met ingang van 1 januari 2017 op het gehele Horizon 2020-programma, het Euratom-programma 2014-2018 en de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten van toepassing.
7. Projecten en activiteiten die op het ogenblik waarop deze overeenkomst afloopt of wordt beëindigd, gaande zijn, worden onder de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden voortgezet totdat zij zijn voltooid. De partijen regelen in onderlinge overeenstemming de eventuele andere gevolgen van de beëindiging.
Artikel 14
Evaluatiebepaling
In het vierde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst evalueren de partijen gezamenlijk de uitvoering ervan, met inbegrip van de evenredigheidsfactor voor de financiële bijdrage van Zwitserland, op basis van de gegevens inzake de deelname van in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten aan acties onder contract en eigen acties in het kader van de onder deze overeenkomst vallende programma's in de jaren 2014-2016 alsook activiteiten van Fusion for Energy.
Artikel 15
Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
1. Deze overeenkomst wordt door de partijen bekrachtigd of gesloten volgens hun onderscheiden regels. De overeen komst wordt van kracht op de datum van de laatste kennisgeving van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.
Wat de associatie van Zwitserland met Horizon 2020 betreft, wordt deze overeenkomst voorlopig van toepassing bij de ondertekening ervan door vertegenwoordigers van Zwitserland en de Unie.
Wat de associatie van Zwitserland met het Euratom-programma en de activiteiten van Fusion for Energy betreft, wordt deze overeenkomst voorlopig van toepassing wanneer Zwitserland de overeenkomst heeft ondertekend, en Euratom Zwitserland in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de procedures die voor de sluiting van deze overeenkomst nodig zijn.
De voorlopige toepassing wordt van kracht met ingang van 15 september 2014. In Zwitserland gevestigde juridische entiteiten worden behandeld als entiteiten uit een geassocieerd land in de zin van artikel 2, lid 1, punt 3, van Verorde ning (EU) nr. 1290/2013 in het kader van de oproepen of uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, in het kader van procedures voor het plaatsen van opdrachten, of wedstrijden in het kader van onder deze overeenkomst vallende programma's, die een deadline vanaf 15 september 2014 kennen.
Indien in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking komen voor financiering in het kader van oproepen of uitnodigingen tot het indienen van voorstellen of van wedstrijden in het kader van onder deze overeen komst vallende programma's die worden gefinancierd uit de begroting voor 2015 van deze programma's, op grond van artikel 10, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1290/2013, wordt voor de berekening van de financiële bijdrage van Zwitserland overeenkomstig bijlage II bij deze overeenkomst voor het jaar 2015, de begroting voor het desbetreffende programma verminderd met de begroting voor deze oproepen, uitnodigingen tot het indienen van voorstellen of wedstrijden.
2. Indien een partij de andere partij meedeelt dat zij deze overeenkomst niet zal sluiten of ratificeren, wordt hierbij overeengekomen dat:
a) de Unie en Euratom Zwitserland zijn bijdrage aan de algemene begroting van de Unie, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), terugbetalen;
b) de middelen die reeds zijn toegekend door de Unie en Euratom tijdens de voorlopige toepassing van deze overeen komst voor de deelname van in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten aan acties onder contract of voor de deel name aan door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, door de Unie en Euratom in mindering zullen worden gebracht op de onder a) genoemde terugbetaling;
c) projecten en activiteiten die tijdens deze voorlopige toepassing zijn opgezet en die op het ogenblik van de bovenge noemde mededeling gaande zijn, onder de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden worden voortgezet totdat zij zijn voltooid.
Artikel 16
Verhouding tot de fusieovereenkomst
1. Deze overeenkomst schort bij haar inwerkingtreding de fusieovereenkomst op.
2. Deze overeenkomst beëindigt en vervangt bij haar inwerkingtreding de fusieovereenkomst.
Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Kroatische, de Tsjechische, de Deense, de Neder landse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Duitse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Съставено в Брюксел на пети декември две хиляди и четиринадесета година. Hecho en Bruselas, el cinco de diciembre de dos mil catorce.
V Bruselu dne pátého prosince dva tisíce čtrnáct.
Udfærdiget i Bruxelles den femte december to tusind og fjorten. Geschehen zu Brüssel am fünften Dezember zweitausendvierzehn.
Kahe tuhande neljateistkümnenda aasta detsembrikuu viiendal päeval Brüsselis. Έγινε στις Βρυξέλλες, στις πέντε Δεκεμβρίου δύο χιλιάδες δεκατέσσερα.
Done at Brussels on the fifth day of December in the year two thousand and fourteen. Fait à Bruxelles, le cinq décembre deux mille quatorze.
Sastavljeno u Bruxellesu petog prosinca dvije tisuće četrnaeste. Fatto a Bruxelles, addì cinque dicembre duemilaquattordici.
Briselē, divi tūkstoši četrpadsmitā gada piektajā decembrī.
Priimta du tūkstančiai keturioliktų metų gruodžio penktą dieną Briuselyje. Xxxx Xxxxxxxxxxx, a kétezer-tizennegyedik év december havának ötödik napján. Magħmul fi Brussell, fil-ħames jum ta' Diċembru tas-sena elfejn u erbatax.
Gedaan te Brussel, de vijfde december tweeduizend veertien.
Sporządzono w Brukseli dnia piątego grudnia roku dwa tysiące czternastego. Feito em Bruxelas, em cinco de dezembro de dois mil e catorze.
Întocmit la Bruxelles la cinci decembrie două mii paisprezece. V Bruseli piateho decembra dvetisícštrnásť.
V Bruslju, dne petega decembra leta dva tisoč štirinajst.
Tehty Brysselissä viidentenä päivänä joulukuuta vuonna kaksituhattaneljätoista. Som skedde i Bryssel den femte december tjugohundrafjorton.
За Европейския съюз Рог la Unión Europea Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union Für die Europäische Union Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση For the European Union Pour l'Union européenne Za Europsku uniju
Per l'Unione europea Eiropas Savienības vārdā – Europos Sąjungos vardu Az Európai Unió részéről Għall-Unjoni Ewropea Voor de Europese Unie
W imieniu Xxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx
Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xx Xxxxxxxx xxxx
Xx Evropsko unijo Euroopan unionin puolesta För Europeiska unionen
За Европейската общност за атомна енергия Por la Comunidad Europea de la Energía Atómica Za Evropské společenství pro atomovou energii
For Det Europæiske Atomenergifællesskab Für die Europäische Atomgemeinschaft Euroopa Aatomienergiaühenduse nimel
Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα Ατομικής Ενέργειας For the European Atomic Energy Community
Pour la Communauté européenne de l'énergie atomique Za Europsku zajednicu za atomsku energiju
Per la Comunità europea dell'energia atomica Eiropas Atomenerģijas Kopienas vārdā – Europos atominés energijos bendrijos vardu Az Európai Atomenergia-közösség részéről
F'isem il-Komunità Ewropea tal-Enerġija Atomika Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie W imieniu Europejskiej Wspólnoty Energii Atomowej Pela Comunidade Europeia da Energia Atómica Pentru Comunitatea Europeană a Energiei Atomice Za Európske spoločenstvo pre atómovú energiu
Za Evropsko skupnost za atomsko energtjo Euroopan atomienergiajärjestön puolcsta För Europeiska atomenergigemenskapen
За Конфедерация Швейцария Por la Confederación Suiza Za Švýcarskou konfederaci For Det Schweiziske Forbund
Für die Schweizerische Eidgenossenschaft Šveitsi Konföderatsiooni nimel
Για την Ελβετική Συνομοσπονδία For the Swiss Confederation Pour la Confédération suisse Za Švicarsku Konfederaciju
Per la Confederazione svizzera Šveices Konfederācijas vārdā Šveicarijos Konfederacijos vardu A Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxx Xxxxx-Xxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxx Voor de Zwitserse Bondsstaat
W imieniu Konfederacji Szwajcarskiej Xxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxx
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xx Švajčiarsku konfederáciu Za Švicarsko konfederacijo Sveitsin valaliiton puolesta
På Schweiziska edsförbundets vägnar
BIJLAGE I
BEGINSELEN INZAKE DE TOEKENNING VAN INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
I. INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN vaN DE JURIDISCHE ENTITEITEN vaN DE PaRTIJEN
1. Elke partij zorgt ervoor dat de intellectuele-eigendomsrechten van juridische entiteiten van de andere partij die deel nemen aan de activiteiten die overeenkomstig deze overeenkomst worden uitgevoerd en aanverwante rechten en verplichtingen die uit een dergelijke deelname voortvloeien, worden behandeld in overeenstemming met de ter zake geldende internationale overeenkomsten die op de partijen van toepassing zijn, met inbegrip van de TRIPS-overeen komst (overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die door de Wereldhandelsorganisatie wordt beheerd), de Conventie van Bern (akte van Parijs 1971) en de Conventie van Parijs (akte van Stockholm 1967).
2. In Zwitserland gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan een actie onder contract in het kader van onder deze overeenkomst vallende programma's, hebben met betrekking tot intellectuele eigendom de rechten en verplich tingen die zijn vastgelegd in verordening (EU) nr. 1290/2013, de subsidieovereenkomsten in het kader van Horizon 2020 en Euratom.
3. In Zwitserland gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan activiteiten van Fusion for Energy, hebben met betrekking tot intellectuele eigendom de rechten en verplichtingen die zijn vastgelegd in de voorschriften inzake intel lectuele-eigendomsrechten en de verspreiding van informatie alsmede in de financiële voorschriften die zijn aange nomen door „Fusion for Energy”.
4. Wanneer in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan een actie onder contract in het kader van Horizon 2020 die wordt uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 185 en 187 vWEU, hebben zij met betrekking tot intellectuele eigendom de rechten en verplichtingen die zijn vastgelegd in verordening (EU) nr. 1290/2013, de desbe treffende subsidieovereenkomsten en andere relevante voorschriften, in voorkomend geval.
5. In een lidstaat van de Unie gevestigde juridische entiteiten die aan Zwitserse onderzoeksprogramma's en/of -projecten deelnemen, hebben met betrekking tot intellectuele eigendom dezelfde rechten en verplichtingen als in Zwitserland gevestigde juridische entiteiten die aan deze onderzoeksprogramma's of -projecten deelnemen.
II. INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN vaN EN INFORMaTIE-UITWISSELING TUSSEN DE PaRTIJEN
1. Tenzij door de partijen uitdrukkelijk anders is overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op de intellec tuele-eigendomsrechten die door de partijen zijn gegenereerd in het kader van activiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze overeenkomst:
a) de partij die de intellectuele eigendom voortbrengt, is de eigenaar daarvan. Wanneer niet kan worden vastgesteld wat het respectieve aandeel van de partijen in het werk is, zijn de partijen gezamenlijk eigenaar van de intellectuele eigendom;
b) de partij die eigenaar is, verleent de andere partij het recht op toegang tot en op gebruik van de intellectuele eigendom voor de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze overeenkomst. voor het verlenen van rechten van toegang tot en het gebruik van de intellectuele eigendom wordt niets berekend.
2. Tenzij door de partijen uitdrukkelijk anders overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op wetenschap pelijke publicaties van de partijen:
a) voor zover een partij in tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken, inclusief audiovisuele werken en computerpro gramma's een werk publiceert dat gegevens, informatie en technische of wetenschappelijke resultaten bevat, die het gevolg zijn van in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde activiteiten, wordt de andere partij een wereldwijd geldend, niet-exclusief, onherroepelijk recht met vrijstelling van royalty's verleend om die gegevens, informatie en technische of wetenschappelijke resultaten te vertalen, te bewerken, te verspreiden en openbaar te maken, tenzij dit op grond van bestaande intellectuele-eigendomsrechten van derden niet is toegestaan;
b) op alle voor publicatie bestemde exemplaren van gegevens en informatie die door het auteursrecht worden beschermd en die in het kader van deze afdeling tot stand zijn gekomen, dient de naam van de auteur(s) van het werk te worden vermeld, tenzij de auteur uitdrukkelijk daarvan af wenst te zien. Ook moet op elk exemplaar op een duidelijk zichtbare plaats worden verwezen naar de gezamenlijke steun van de partijen.
3. Tenzij door de partijen uitdrukkelijk anders overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op niet openbaar te maken informatie van de partijen:
a) wanneer aan de andere partij informatie betreffende in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde activiteiten wordt meegedeeld, stelt elke partij vast welke informatie zij niet openbaar wenst te maken;
b) speciaal ten behoeve van de toepassing van deze overeenkomst kan de ontvangende partij onder eigen verant woordelijkheid niet openbaar te maken informatie als vertrouwelijke informatie meedelen aan instanties of personen die onder haar gezag vallen en die verplicht zijn de informatie vertrouwelijk te behandelen;
c) indien de partij die niet openbaar te maken informatie verstrekt, hiermee voorafgaandelijk schriftelijk instemt, mag de ontvangende partij die informatie op een ruimere schaal verspreiden dan onder b) is toegestaan. De partijen werken samen procedures uit voor het aanvragen en verkrijgen van voorafgaande schriftelijke toestem ming voor de verspreiding op ruimere schaal; elke partij verleent deze goedkeuring voor zover dit in het kader van haar binnenlands beleid en haar nationale voorschriften en wetten mogelijk is;
d) niet op schrift gestelde niet openbaar te maken of andere vertrouwelijke informatie of voorkennis die wordt verstrekt tijdens studiedagen en andere bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de partijen, welke in het kader van deze overeenkomst plaatsvinden, of informatie verkregen door de tijdelijke indienstneming van personeel, het gebruik van voorzieningen of acties onder contract, blijft vertrouwelijk, voor zover de ontvanger van deze niet openbaar te maken of andere vertrouwelijke of bevoorrechte informatie overeenkomstig punt a) is gewezen op het vertrouwelijke karakter van de meegedeelde informatie, voordat deze mededeling plaatsvond;
e) elke partij zorgt ervoor dat niet openbaar te maken informatie die zij in overeenstemming met de punten a) en d) ontvangt, wordt beschermd zoals in deze overeenkomst is bepaald. Indien een van de partijen zich realiseert dat zij niet in staat is, of naar verwachting niet in staat zal zijn, om de in de punten a) en d) vervatte vereisten inzake niet-verspreiding na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis. De betrokken partijen plegen vervolgens overleg om een passende gedragslijn vast te stellen.
BIJLAGE II
FINANCIËLE REGELS VOOR DE IN Artikel 4 VAN DEZE OVEREENKOMST BEDOELDE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN ZWITSERLAND
I. VaSTSTELLING VaN DE FINaNCIËLE BIJDRaGE
1. De Commissie deelt Zwitserland, samen met de nodige achtergrondinformatie, met inbegrip van de desbetreffende gegevens van Eurostat, zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van elk jaar en voor elke bijwerking van het meerjarig financiëel kader 2014-2020 zodra deze beschikbaar is, mee:
a) de bedragen van de vastleggingskredieten op de staat van uitgaven van het ontwerp van de algemene begroting van de Unie voor het volgende jaar die betrekking heeft op de onder deze overeenkomst vallende programma's en de uiteindelijke bijdrage van de Unie aan Fusion for Energy;
b) het geraamde bedrag van de bijdragen op basis van het ontwerp van de algemene begroting, overeenkomstig de deelname van Zwitserland voor het volgende jaar aan elk van de onder deze overeenkomst vallende programma's, en aan de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten.
2. Zodra de algemene begroting van de Unie definitief is vastgesteld en tegelijkertijd met de eerste afroeping van bijdragen van het jaar, deelt de Commissie Zwitserland de in lid 1, onder a) en b), genoemde bedragen mee met de nodige achtergrondinformatie, met inbegrip van de desbetreffende gegevens van Eurostat, in afzonderlijke overzichten van uitgaven in verband met de deelname van Zwitserland aan elk van de onder deze overeenkomst vallende programma's en aan de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten.
II. BETaLINGSPROCEDURES
1. In juni en november van elk begrotingsjaar doet de Commissie een afzonderlijk verzoek tot storting aan Zwitserland, in verband met de Zwitserse bijdrage aan elk van de onder deze overeenkomst vallende programma's en aan de door Fusion for Energy in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde activiteiten. Deze verzoeken tot storting voorzien respectievelijk in de betaling van zes twaalfden van de bijdrage van Zwitserland voor elk verzoek tot storting uiter lijk 30 dagen na ontvangst van het desbetreffende verzoek tot storting. In het laatste jaar van de beide programma's en het laatste jaar van Besluit 2013/791/Euratom doet de Commissie in juni van dat jaar één verzoek tot storting, met betrekking tot het hele jaar, waarbij betaling niet later mag plaatsvinden dan 30 dagen na ontvangst van het desbetreffende verzoek tot storting.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, doet de Commissie uiterlijk op 15 december 2014 aan Zwitserland uiterlijk op 15 december 2014 een verzoek tot storting dat overeenkomt met 7/24e van de jaarlijkse bijdrage van Zwitserland aan in 2014 onder deze overeenkomst vallende programma's, met uitzondering van fusieactiviteiten in het kader van het Euratom-programma. Ook doet de Commissie uiterlijk op 15 december 2014 een verzoek dat overeenkomt met 12/12e van de jaarlijkse bijdrage van Zwitserland aan de fusieactiviteiten van het Euratom-programma en de door Fusion for Energy in 2014 uitgevoerde activiteiten. Deze verzoeken tot storting voorzien in de betaling van de bijdrage van Zwitserland uiterlijk 30 dagen na ontvangst van het desbetreffende verzoek tot storting.
3. De bijdragen van Zwitserland worden uitgedrukt en betaald in euro.
4. Zwitserland betaalt zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst volgens het in punt 1, respectievelijk punt 2 vermelde tijdschema. Voor elke te late betaling wordt interest betaald ten belope van de Interbank Offered Rate voor één maand in euro (EURIBOR). Deze rente wordt met 1,5 procentpunt per maand vertraging verhoogd. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging.
III. VOORWaaRDEN VOOR TENUITVOERLEGGING
1. De financiële bijdrage van Zwitserland aan de twee programma's en de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst blijft gedurende het betrokken begrotingsjaar ongewijzigd. alle rele vante wijzigingen in de goedgekeurde algemene begroting van de Unie in het desbetreffende begrotingsjaar moeten in aanmerking worden genomen bij het eerste verzoek tot storting dat wordt gedaan in het volgende jaar, behalve wat het laatste jaar van de respectieve programma's en activiteiten betreft.
2. Bij de afsluiting van de rekeningen over elk begrotingsjaar n gaat de Commissie in het kader van de opstelling van de jaarrekening over tot een regularisatie van de rekeningen in verband met de bijdrage van Zwitserland, rekening houdend met wijzigingen die zich in de loop van het begrotingsjaar hebben voorgedaan door overschrijvingen, annu leringen, overboekingen of aanvullende en gewijzigde begrotingen.
3. Deze regularisering vindt plaats ten tijde van de eerste betaling voor het jaar n+1. De laatste regularisering vindt echter uiterlijk plaats in juli van het vierde jaar na de afloop van elk van de twee programma's en het einde van de duur van Besluit 2013/791/Euratom. Betalingen van Zwitserland worden ten gunste van de programma's van de Unie en Euratom als in de begroting opgenomen ontvangsten geboekt onder de passende begrotingslijn van de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Unie.
IV. INFORMaTIE
1. Uiterlijk op 1 september van elk begrotingsjaar (n+1) wordt de staat van de kredieten voor de onder deze overeen komst vallende programma's en voor de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten in verband met het voor gaande begrotingsjaar (n) opgesteld en ter informatie aan Zwitserland toegezonden in de voor de jaarrekening van de Commissie gebruikelijke opmaak.
2. De Commissie stelt aan Zwitserland ter beschikking de statistieken en alle andere algemene financiële gegevens over de uitvoering van elk van de twee programma's en de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten die ter beschik king van de lidstaten van de Unie worden gesteld.
BIJLAGE III
FINANCIËLE CONTROLE VAN DE DEELNEMERS UIT ZWITSERLAND AAN Horizon 2020, HET Euratom- PROGRAMMA EN DE DOOR FUSION FOR ENERGY UITGEVOERDE ACTIVITEITEN DIE ONDER DEZE OVEREENKOMST VALLEN
I. RECHTSTREEKS CONTACT
De Commissie kan rechtstreeks contact opnemen met de in Zwitserland gevestigde deelnemers aan onder deze overeen komst vallende programma's en aan de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten, en met hun subcontractanten. Deze kunnen de Commissie rechtstreeks alle dienstige informatie en documentatie verstrekken die zij moeten indienen op grond van de in deze overeenkomst genoemde instrumenten en de ter uitvoering daarvan gesloten subsidieovereen komsten en/of -contracten.
II. AUDITS
1. In overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1), met Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (2) en met de andere regels waarnaar deze overeen komst verwijst, kan in de met in Zwitserland gevestigde deelnemers aan de programma's en activiteiten gesloten subsidieovereenkomsten en/of contracten worden bepaald dat functionarissen van de Commissie of andere door haar gemachtigde personen bij hen en hun subcontractanten te allen tijde wetenschappelijke, financiële, technologische of andere audits kunnen uitvoeren.
2. De functionarissen van de Commissie, de Europese Rekenkamer en andere door de Commissie gemachtigde personen hebben toegang tot relevante locaties en werken en tot alle informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit toegangsrecht wordt uitdrukkelijk vermeld in de subsidieovereen komsten en/of contracten die worden gesloten ingevolge de in deze overeenkomst vermelde instrumenten.
3. Na het verstrijken van Horizon 2020 en van het Euratom-programma, of na 31 december 2020 wat de door Fusion for Energy uitgevoerde activiteiten betreft, kunnen audits worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die in de desbetreffende subsidieovereenkomsten en/of contracten zijn neergelegd.
4. De Zwitserse federale financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren in kennis gesteld van de audits door de in lid 2 bedoelde personen die op het Zwitserse grondgebied worden uitgevoerd. Deze kennis geving is geen juridische voorwaarde voor de uitvoering van de audits. De Zwitserse federale financiële controledienst of andere door die dienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten kunnen bijstand verlenen tijdens deze audits.
III. ONDERZOEKEN DOOR HET EUROPEES BUREAU VOOR FRAUDEBESTRIJDING (XXXX)
1. De Commissie (OLAF) kan in het kader van deze overeenkomst onderzoeken uitvoeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, op het Zwitserse grondgebied, overeenkomstig de regels en voorwaarden van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (3) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie en/of van Euratom worden geschaad.
2. De controles en inspecties ter plaatse worden door XXXX voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse federale financiële controledienst of andere door deze dienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig in kennis worden gesteld van het voorwerp, het doel en de juridische grondslag van de controles en inspec ties zodat zij alle nodige hulp kunnen bieden. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse auto riteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.
(1) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Veror
dening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(3) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door
de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(4) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door
het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
3. Wanneer de betrokken Zwitserse autoriteiten dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamen lijk door XXXX en henzelf uitgevoerd.
4. Voor zover de deelnemers aan onder deze overeenkomst vallende programma's en aan door Fusion for Energy uitge voerde activiteiten zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten aan de onderzoekers van XXXX, in overeenstemming met de nationale voorschriften, de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun taken wat de controles en verificaties ter plaatse betreft uit te voeren.
5. XXXX doet de Zwitserse federale financiële controledienst of andere door de Zwitserse federale financiële controle dienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. XXXX stelt in ieder geval de bovengenoemde autoriteiten in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.
IV. INFORMATIE EN OVERLEG
1. Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en Unieautoriteiten regelmatig informatie uit en plegen zij op verzoek van een van de partijen overleg.
2. De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elk feit of elke verdenking waarvan zij kennis hebben gekregen betreffende onregelmatigheden in verband met de sluiting en uitvoering van de subsidieo vereenkomsten en/of contracten die worden gesloten ingevolge de in deze overeenkomst genoemde instrumenten.
V. VERTROUWELIJKHEID
Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt beschermd op dezelfde wijze als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Unie. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de Unie of in de lidstaten van de Unie of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doel einden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.
VI. ADMINISTRATIEVE MAATREGELEN EN SANCTIES
Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, Verordening (EU) nr. 1268/2012, en Veror dening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (1).
VII. INVORDERING EN TENUITVOERLEGGING
Besluiten die de Commissie ingevolge Horizon 2020 of het Euratom-programma neemt binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel. De formule van uitvoering wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteiten die daartoe door de Zwit serse regering worden aangewezen. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, is onderworpen aan de controle van het Hof van Justitie. Arresten van het Hof die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule in een contract of een subsidieovereenkomst in het kader van Horizon 2020 en het Euratom-programma, vormen executoriale titel onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Commissie.
(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
BESLUIT VAN DE RAAD
van 4 december 2014
houdende goedkeuring van de sluiting door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeen schap voor Atoomenergie, van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ener zijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwitserland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITER-activiteiten
(2014/954/Euratom)
DE raaD vaN DE EUrOPESE UNIE,
Gezien het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt:
(1) Op 15 november 2013 heeft de raad de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie onderhandelingen te openen, met de Zwitserse Bondsstaat met het oog op de sluiting van een allesomvattende overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie en de Zwitserse Bondstaat waarbij de Zwit serse Bondstaat geassocieerd wordt met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en met het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor atoom energie (2014-2018) ter aanvulling van „Horizon 2020”, en waarbij de deelname van Zwitserland aan het ITEr- project in de jaren 2014-2020 wordt geregeld.
(2) Deze onderhandelingen zijn met succes afgerond.
(3) De ondertekening en de sluiting van de overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwitserland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITEr-activiteiten („de overeenkomst”), zijn onderworpen aan een afzonderlijke procedure met betrekking tot aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van het verdrag betreffende de Europese Unie en het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.
(4) De overeenkomst dient ook namens de Europese Gemeenschap voor atoomenergie te worden gesloten voor zover het aangelegenheden betreft die binnen het toepassingsgebied van het Euratom-verdrag vallen.
(5) De sluiting van de overeenkomst door de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap voor atoom energie, dient te worden goedgekeurd.
(6) Teneinde Zwitserse juridische entiteiten als entiteiten uit een geassocieerd land te kunnen behandelen voor oproepen in het kader van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020 die verband houden met splijting en waarvan de uiterste datum in het laatste kwartaal van 2014 valt, dient de overeenkomst vanaf 15 september 2014 te worden toegepast,
HEEFT HET vOLGENDE BESLUIT vaSTGESTELD:
Artikel 1
De sluiting door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoom energie, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, teneinde de Zwitserse Bondsstaat te associëren met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie ter aanvulling van Horizon 2020, en teneinde een regeling uit te werken voor de deelname van Zwitserland aan de door Fusion for Energy uitgevoerde ITEr-activiteiten, wordt hierbij goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.
Gedaan te Brussel, 4 december 2014.
Voor de Raad De voorzitter
S. GOZI
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1392/2014 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2014
tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft tot doel de teruggooi geleidelijk uit te bannen in alle visserijen van de Unie middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.
(2) Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van een gedelegeerde handeling teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van door de lidstaten in overleg met de relevante adviesraden opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.
(3) Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Malta en Slovenië hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de Middellandse Zee. Die lidstaten hebben, na overleg met de adviesraad voor de Middellandse Zee, bij de Commissie gezamenlijke aanbevelingen (2) ingediend. Er is een wetenschappelijke bijdrage verkregen van bevoegde wetenschappelijke instanties. Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen enkel de maatregelen in de gezamenlijke aanbevelingen die in overeenstemming zijn met artikel 15, lid 6, van die verordening, in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(4) Met betrekking tot de Middellandse Zee is in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 een aanlandingsver plichting vastgesteld voor alle vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden alsook voor vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de zin van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (3) gelden. Overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlan dingsverplichting uiterlijk vanaf 1 januari 2015 van toepassing op de kleine pelagische visserijen, de grote pelagi sche visserijen en visserijen voor industriële doeleinden.
(5) Overeenkomstig de gezamenlijke aanbeveling moet het teruggooiplan vanaf 1 januari 2015 van toepassing zijn op alle in de kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee met pelagische trawls en/of ringzegens gedane vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de zin van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 gelden (i.e. visserijen op ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel).
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) „Beheerplan voor de teruggooi voor de westelijke Middellandse Zee (GSA's 1-12 met uitzondering van de GSA's 3 en 4): door de direc teuren Visserij van Frankrijk, Spanje en Italië overeengekomen gezamenlijke aanbeveling”, toegezonden op 2 juli 2014; „Beheerplan voor de teruggooi in het noordelijke deel van de Adriatische Zee (GSA 17): gezamenlijke aanbeveling van Kroatië, Italië en Slovenië”, toege zonden op 25 juni 2014; „Grieks teruggooiplan voor pelagische visserijen in de Egeïsche Zee en Kreta (GSA's 22 en 23)”, toegezonden op 30 juni 2014; „Gezamenlijke aanbeveling aan de Europese Commissie voor een specifiek teruggooiplan voor pelagische visserijen in het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en het westelijke en oostelijke deel van de Ionische Zee (GSA's 18-19-20)”, toegezonden door Griekenland en Italië op 25 juni 2014; „Teruggooiplan voor Malta en bezuiden Sicilië (GSA's 15-16): door Italië en Malta overeenge komen gezamenlijke aanbeveling”, toegezonden op 19 juni 2014.
(3) Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
(6) Om disproportioneel hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten te voorkomen en overeenkom stig artikel 15, lid 5, onder c), ii), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is het passend een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting vast te stellen in termen van het percentage van de totale jaarlijkse vangsten van soorten die onder de aanlandingsverplichting in de kleine pelagische visserijen vallen. De de-minimisvrijstelling vindt steun in de door de betrokken lidstaten ingediende gezamenlijke aanbevelingen, vanwege de extra kosten die het beheer van ongewenste vangsten, zowel aan boord (sorteren en in dozen doen, opslag en bewaring) als aan de wal (vervoer en opslag, bewaring, vermarkting en verwerking of vernietiging als bijzonder afval) meebrengt ten opzichte van de beperkte en soms niet bestaande economische winst die deze ongewenste vangsten zouden kunnen opleveren. Het door de lidstaten geleverde bewijsmateriaal is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), dat concludeerde dat de gezamen lijke aanbeveling met redenen omklede argumenten met betrekking tot de stijging van de kosten voor het behan delen van ongewenste vangsten bevatte, die in sommige gevallen worden ondersteund met een kwalitatieve beoor deling van de kosten (1). In het licht van het voorgaande en bij ontstentenis van afwijkende wetenschappelijke informatie is het passend de de-minimisvrijstelling vast te stellen overeenkomstig de in de gezamenlijke aanbeve lingen voorgestelde percentages en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke zijn toegestaan krachtens artikel 15, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
(7) Overeenkomstig de gezamenlijke aanbevelingen en rekening houdend met het in artikel 15, lid 1, van Verorde ning (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2015. Overeenkomstig artikel 15, lid 6, van die verordening moet de onderhavige verorde ning van toepassing zijn voor een termijn van ten hoogste drie jaar,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening legt nadere bepalingen vast om de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting vanaf 1 januari 2015 ten uitvoer te leggen in de Middellandse Zee, voor alle vangsten van soorten waarvoor minimummaten gelden in de in de bijlage opgenomen kleine pelagische visserijen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „minimummaat”: de minimummaat van mariene organismen zoals vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006;
„Middellandse Zee”: de maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36′ WL;
b) „geografisch deelgebied van de GFCM”: geografisch deelgebied van de Algemene Visserijcommissie voor de Middel landse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean — GFCM) zoals afgebakend in bijlage I bij Verorde ning (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2);
c) „westelijke Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11.2, 12 van de GFCM;
d) „het noordelijke deel van de Adriatische Zee”: het geografische deelgebied 17 van de GFCM;
e) „het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee”: de geografische deelgebieden 18, 19 en 20 van de GFCM;
f) „Malta en bezuiden Sicilië”: de geografische deelgebieden 15 en 16 van de GFCM;
g) „Egeïsche Zee en Kreta”: de geografische deelgebieden 22 en 23 van de GFCM.
(1) Verslag van de 46e plenaire vergadering van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (PLEN-14-02), 7-11 juli 2014, Kopenhagen, opgesteld door Xxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxx en Xxxxxxx Xxxxxxx, 2014.
(2) Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepa
lingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcom missie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).
Artikel 3
De-minimisvrijstelling
In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden terug gegooid:
a) in de westelijke Middellandse Zee, tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de kleine pelagische trawl- en ringzegenvisserijen als bedoeld in punt 1 van de bijlage gelden;
b) in het noordelijke deel van de Adriatische Zee, tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor mini mummaten in de kleine pelagische trawl- en ringzegenvisserij als bedoeld in punt 2 van de bijlage gelden;
c) in het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee:
i) tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de kleine pelagische ringzeevis serijen gelden, en
ii) tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor minimum maten in de kleine pelagische trawlvisserijen als bedoeld in punt 3 van de bijlage gelden;
d) in Malta en bezuiden Sicilië:
i) tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de kleine pelagische ringzeevis serijen gelden. en
ii) tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor minimum maten in de kleine pelagische trawl- en ringzegenvisserij als bedoeld in punt 4 van de bijlage gelden;
e) in de Egeïsche Zee en Kreta, tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de kleine pelagische ringzegenvisserij als bedoeld in punt 5 van de bijlage gelden;
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2014.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx Xxxxxx XXXXXXX
BIJLAGE
1. Kleine pelagische visserijen in de westelijke Middellandse Zee
Code | Vistuig | Doelsoorten |
[code invoeren indien van toepassing] | pelagische trawl | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
[code invoeren indien van toepassing] | ringzegen | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
2. Kleine pelagische visserijen in het noordelijke deel van de Adriatische Zee
Code | Vistuig | Doelsoorten |
[code invoeren indien van toepassing] | pelagische trawl | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
[code invoeren indien van toepassing] | ringzegen | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
3. Kleine pelagische visserijen in het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee
Code | Vistuig | Doelsoorten |
[code invoeren indien van toepassing] | pelagische trawl | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
[code invoeren indien van toepassing] | ringzegen | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
4. Kleine pelagische visserijen in Malta en bezuiden Sicilië
Code | Vistuig | Doelsoorten |
[code invoeren indien van toepassing] | pelagische trawl | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
[code invoeren indien van toepassing] | ringzegen | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
5. Kleinschalige pelagische visserijen in de Egeïsche Zee en Kreta
Code | Vistuig | Doelsoorten |
[code invoeren indien van toepassing] | ringzegen | ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1393/2014 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2014
tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de noordwestelijke wateren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft tot doel de teruggooi geleidelijk uit te bannen in alle visserijen van de Unie middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.
(2) Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van de door de lidstaten in overleg met de relevante adviesraden opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.
(3) België, Ierland, Spanje, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de noordwestelijke wateren. Deze lidstaten hebben na raadpleging van de adviesraad voor pelagische soorten, de adviesraad voor de vollezeevloot en de adviesraad voor de noordwestelijke wateren bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend. De relevante wetenschappelijke instanties hebben een weten schappelijke bijdrage geleverd. De in de gezamenlijke aanbeveling opgenomen maatregelen zijn in overeenstem ming met artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en moeten bijgevolg, overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(4) Wat de noordwestelijke wateren betreft, moet de aanlandingsverplichting overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiterlijk op 1 januari 2015 van toepassing zijn op alle vaartuigen die onder vangstbeperkingen vallende soorten vangen in kleine pelagische en grote pelagische visserijen.
(5) Overeenkomstig de gezamenlijke aanbeveling moet het teruggooiplan met ingang van 1 januari 2015 bepaalde kleine pelagische en grote pelagische visserijen omvatten, namelijk de visserij op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, grote zilvervis, witte tonijn en sprot in ICES-zones Vb, VI en VII.
(6) Op basis van wetenschappelijk bewijs voor hoge overlevingskans overeenkomstig artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bevat de gezamenlijke aanbeveling een vrijstelling krachtens welke de aanlan dingsverplichting onder bepaalde omstandigheden niet geldt voor met ringzegens gevangen haring en makreel. Wetenschappelijk bewijs ter ondersteuning van hoge overlevingskans werd door de Scheveningengroep geleverd in een gezamenlijke aanbeveling voor een teruggooiplan voor de Noordzee, waarin werd verwezen naar een speci fieke wetenschappelijke studie inzake de overleving van vrijgelaten vis in ringzegenvisserijen. Uit deze studie bleek dat de overlevingspercentages afhangen van de tijd gedurende welke de vissen worden samengedrukt en van hun dichtheid in het net, die in deze visserijen doorgaans beperkt zijn. Deze informatie is beoordeeld door het WTECV. Indien de resultaten van de overlevingsstudie representatief zijn voor de overlevingspercentages bij commerciële visserijactiviteiten, bedraagt het aandeel vrijgelaten makreel dat overleeft waarschijnlijk circa 70 %, zo concludeerde de WTECV. De dichtheden zouden ook lager zijn dan de dichtheid waarbij een stijging van de sterfte van haring is waargenomen. In artikel 19 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (2) is een verbod vastgesteld op de vrijlating van makreel en haring voordat het net volledig is binnengehaald indien zulks tot een verlies van dode of stervende vissen leidt. De vrijstelling op grond van overlevingskans laat het geldende verbod onverlet aangezien de vrijlating van de vis plaatsvindt in een fase van de visserijactiviteit waarin de vis na vrijlating een hoge overlevingskans heeft. Daarom moet deze vrijstelling in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge xxxxxxx xxxxxxxxxx (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).
(7) De gezamenlijke aanbeveling bevat vier de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen en tot op bepaalde niveaus. Het door de lidstaten geleverde bewijsmateriaal is beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde dat de gezamenlijke aanbeveling met redenen omklede argumenten met betrekking tot de stijging van de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten bevatte, die in sommige gevallen worden ondersteund met een kwalitatieve beoordeling van de kosten. In het licht van het voorgaande en bij ontstentenis van afwijkende wetenschappelijke informatie is het passend de de-minimisvrijstellingen vast te stellen overeen komstig het in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde percentage en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke zijn toegestaan overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
(8) De de-minimisvrijstelling voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou) tot 7 % in 2015 en 2016 en 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij die in ICES-zone VIII op die soort vist om deze aan boord tot surimibasis te verwerken, is gebaseerd op het feit dat er geen verhoogde selectiviteit kan worden bereikt en dat de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten disproportioneel hoog zijn. Het WTECV concludeert dat de vrijstelling voldoende is beargumenteerd. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.
(9) De de-minimisvrijstelling voor witte tonijn (Thunnus alalunga) tot 7 % in 2015 en 2016 en 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in visserijen met pelagische spannetten (PTM) op witte tonijn in ICES-zone VII, is geba seerd op de disproportioneel hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten. Het gaat om kosten voor de opslag en behandeling op zee en aan land. Het WTECV heeft in zijn beoordeling op het risico van high grading gewezen. Deze vrijstelling laat artikel 19 bis van Verordening (EG) nr. 850/98 evenwel onverlet. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.
(10) Ter voorkoming van disproportioneel hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten, zoals opslag-, arbeids- en koelkosten, en rekening houdend met de moeilijkheid om de selectiviteit in de pelagische visserij op makreel, horsmakreel en haring in ICES-sector VIId te verhogen, bevat de gezamenlijke aanbeveling een de-mini misvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor deze gemengde visserij. Deze vrijstelling is gebaseerd op wetenschappelijk bewijs dat is verstrekt door de bij de gezamenlijke aanbeveling betrokken lidstaten en is beoor deeld door het WTECV. Het WTECV was van oordeel dat de GA met redenen omklede kwalitatieve argumenten bevat ter ondersteuning van deze vrijstelling op grond van disproportioneel hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten. Daarom moet deze vrijstelling in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(11) De de-minimisvrijstelling tot 1 % in 2015 en 0,75 % in 2016 van de totale toegestane vangsten evervis (Caproidae) in de visserij op horsmakrelen (Trachurus spp.) door van pelagische trawls gebruikmakende pelagische vriestraw lers in ICES VI en VII, is gebaseerd op de moeilijkheid om de selectiviteit te verhogen en op de disproportioneel hoge behandelingskosten (het scheiden van gewenste van ongewenste vangsten). Het WTECV concludeert dat de vrijstelling wordt ondersteund door met redenen omklede kwalitatieve argumenten in verband met de moeilijk heid om de selectiviteit in deze visserij te verhogen alsmede door redelijke argumenten met betrekking tot de extra behandelingskosten. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.
(12) Met het oog op een passende controle moeten specifieke vereisten worden vastgesteld voor het documenteren van vangsten op grond van de onder de onderhavige verordening vallende vrijstelling op basis van overlevings kans.
(13) Aangezien de in de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op de econo mische activiteiten met betrekking tot en op de programmering van het visseizoen van vaartuigen van de Unie, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Teneinde in over eenstemming te zijn met het in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2015. Overeenkomstig artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de onderhavige verordening van toepassing zijn voor een termijn van ten hoogste drie jaar,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld om de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting vanaf 1 januari 2015 ten uitvoer te leggen in de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen visserijen in de noordwestelijke wateren, zoals afgebakend in artikel 4, lid 2, onder c), van die verordening.
Artikel 2
Vrijstelling op basis van overlevingskans
1. In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting niet van toepassing op vangsten van makreel en haring in ringzegenvisserijen in ICES-gebied VI, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
— de vangst wordt vrijgelaten voordat een bepaald percentage (vastgesteld in de leden 2 en 3 hieronder) van de ring zegen is gesloten („het punt van ophaling”);
— het ringzegentuig is voorzien van zichtbare boeien die duidelijk de grens voor het punt van ophaling markeren;
— het vaartuig en de ringzegen zijn uitgerust met een elektronisch systeem om te registreren en te documenteren wanneer, waar en in welke mate de ringzegen is ingezet voor alle visserijactiviteiten.
2. Het punt van ophaling in de makreelvisserij is bij 80 % sluiting van de ringzegen en in de haringvisserij bij 90 % sluiting van de ringzegen.
3. Indien de ingesloten school uit beide soorten bestaat, is het punt van ophaling bij 80 % sluiting van de ringzegen.
4. Het is verboden vangsten makreel en haring vrij te laten na het punt van ophaling.
5. De ingesloten school vissen wordt bemonsterd vóór de vrijlating om de soortensamenstelling, de groottesamenstel ling en de hoeveelheid te ramen.
Artikel 3
De-minimisvrijstellingen
In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden terug gegooid:
a) voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou), tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij op die soort in ICES Vb, VI en VII, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;
b) voor witte tonijn (Thunnus alalunga), tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de visserijen die met pelagische spannetten (PTM) vissen op witte tonijn in het ICES VII;
c) voor makreel (Scomber scombrus), horsmakrelen (Trachurus spp.), haring (Clupea harengus) en wijting (Merlangius merlangus), tot 3 % in 2015 en 2 % in 2016 van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische visserij door pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 m die gebruikmaken van pelagische trawls (OTM) en vissen op makreel, horsmakreel en haring in ICES VIId;
d) voor evervis (Caproidae), tot 1 % in 2015 en 0,75 % in 2016 van de totale toegestane vangsten voor de visserij op horsmakrelen (Trachurus spp.) met pelagische vriestrawlers die gebruikmaken van pelagische trawls in ICES VI en VII.
Artikel 4
Documentatie van vangsten
De hoeveelheden vis die worden vrijgelaten overeenkomstig de vrijstelling uit hoofde van artikel 2 en de resultaten van de krachtens artikel 2, lid 5, vereiste bemonstering worden in het logboek vermeld.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 oktober 2014.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx Xxxxxx XXXXXXX
BIJLAGE
Visserijen die onder de bepalingen van deze verordening tot uitvoering van de aanlandingsver plichting vallen
1. Visserijen in ICES Vb, VIa, VIb
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
OTB | Trawls — demersaal | Makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, zilver smelt |
OTM | Trawls — pelagisch (overig) | Makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, zilver smelt |
PTB | Spantrawls — demersaal (overig) | Makreel |
PTM | Spantrawls — pelagisch | Haring, makreel |
PS | Ringzegens | Makreel, blauwe wijting |
LHM | Handlijnen | Makreel |
LTL | Sleeplijnen | Makreel |
2. Visserij in ICES VII (met uitzondering van ICES VIIa, VIId en VIIe)
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
LHM | Handlijnen | Makreel |
LTL | Sleeplijnen en hengellijnen | Witte tonijn |
PTM | Spantrawls — pelagisch | Blauwe wijting, makreel, horsmakreel, witte tonijn, evervis, haring |
OTM | Trawls — pelagisch | Blauwe wijting, makreel, horsmakreel, evervis, haring, witte tonijn |
OTB | Trawls — demersaal | Haring |
PS | Ringzegens | Makreel, horsmakreel |
3. Visserijen in ICES VIId en VIIe
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
OTB | Trawls (n.e.g.) | Sprot |
GND | Drijfnetten | Makreel, haring |
LHM | Handlijnen en hengellijnen | Makreel |
OTM | Trawls — pelagisch (overig) | Sprot, horsmakreel, makreel, haring, evervis |
PTM | Spantrawls — pelagisch (overig) | Horsmakreel |
PS | Ringzegens | Makreel, horsmakreel |
4. Visserij in ICES VIIa
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
OTM | Trawls — pelagisch | Haring |
PTM | Spantrawls — pelagisch | Haring |
LHM | Handlijnen | Makreel |
LHM | Kieuwnetten | Haring |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1394/2014 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2014
tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de zuidwestelijke wateren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft tot doel de teruggooi geleidelijk uit te bannen in alle visserijen van de Unie middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.
(2) Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van de door de lidstaten in overleg met de relevante adviesraden opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.
(3) België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de zuidwestelijke wateren. Deze lidstaten hebben na raadpleging van de adviesraad voor pelagische bestanden, de adviesraad voor de vollezeevloot en de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren een gezamenlijke aanbeveling met specifieke maatregelen bij de Commissie ingediend. De relevante wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd. De in de gezamenlijke aanbeveling opgenomen maatregelen zijn in overeen stemming met artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en moeten bijgevolg, overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(4) Wat de zuidwestelijke wateren betreft, moet de aanlandingsverplichting overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiterlijk op 1 januari 2015 van toepassing zijn op alle vaartuigen die onder vangstbeperkingen vallende soorten vangen in kleine pelagische en grote pelagische visserijen.
(5) Overeenkomstig de gezamenlijke aanbeveling, moet het teruggooiplan met ingang van 1 januari 2015 bepaalde kleine pelagische en grote pelagische visserijen omvatten, namelijk de visserijen op horsmakreel, makreel, sprot, ansjovis, witte tonijn, blauwe wijting en Chileense horsmakreel in de ICES-zones VIII, IX en X en de CECAF-zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0.
(6) De gezamenlijke aanbeveling bevat een vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor ansjovis, horsmakreel, Chileense horsmakreel en makreel die wordt gevangen in ringzegenvisserijen in de ICES-gebieden VIII, IX en X en de CECAF-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2, op grond van wetenschappelijke bewijs voor hoge overlevingskans, overeenkomstig artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Wetenschappelijk bewijs ter ondersteuning van hoge overlevingskans werd geleverd in de gezamenlijke aanbeveling, waarin werd verwezen naar een specifieke wetenschappelijke studie inzake de overleving van vrijgelaten vis in ringzegenvisserijen in de zuidelijke Europese wateren. Uit deze studie bleek dat de overlevingspercentages afhangen van de tijd gedurende welke de vissen worden samengedrukt en van hun dichtheid in het net, die in deze visserijen doorgaans beperkt zijn. Deze informatie is beoordeeld door het WTECV (tijdens zijn tweede plenaire vergadering in 2014). Indien de resultaten van de overlevingsstudie representatief zijn voor de overlevingspercentages bij commerciële visserijacti viteiten, bedraagt het aandeel vrijgelaten vis dat overleeft waarschijnlijk meer dan 50 %, zo concludeerde de WTECV. In artikel 19 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (2) is een verbod vastgesteld op de vrijlating van makreel en haring voordat het net volledig is binnengehaald indien zulks tot een verlies van dode of stervende vissen leidt. De vrijstelling op grond van overlevingskans laat het geldende verbod onverlet aangezien de vrijlating van de vis plaatsvindt in een fase van de visserijactiviteit waarin de vis na vrijlating een hoge overle vingskans heeft. Daarom moet een dergelijke vrijstelling in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).
(7) De gezamenlijke aanbeveling bevat ook vier de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen en tot op bepaalde niveaus. Het door de lidstaten geleverde bewijsmateriaal is beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde dat de gezamenlijke aanbeveling met redenen omklede argumenten met betrekking tot de stijging van de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten bevatte, die in sommige gevallen worden ondersteund met een kwalitatieve beoordeling van de kosten. In het licht van het voorgaande en bij ontstentenis van afwijkende wetenschappelijke informatie is het passend de de-minimisvrijstellingen vast te stellen overeenkomstig het in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde percentage en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke zijn toegestaan overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
(8) De de-minimisvrijstelling voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou) tot 7 % in 2015 en 2016 en 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij die in ICES-zone VIII op die soort vist om deze aan boord tot surimibasis te verwerken, is gebaseerd op het feit dat er geen verhoogde selectiviteit kan worden bereikt en dat de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten disproportioneel hoog zijn. Het WTECV concludeert dat de vrijstelling voldoende is beargumenteerd. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.
(9) De de-minimisvrijstelling voor witte tonijn (Thunnus alalunga) tot 7 % in 2015 en 2016 en 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de visserijen die met pelagische spantrawls (PTM) vissen op witte tonijn in ICES-zone VIII, is gebaseerd op de disproportioneel hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten. Het gaat om kosten voor de opslag en behandeling op zee en aan land. Het WTECV heeft in zijn beoordeling op het risico van highgrading gewezen. Deze vrijstelling laat artikel 19 bis van Verordening (EG) nr. 850/98 evenwel onverlet. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.
(10) De de-minimisvrijstelling tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische trawlvisserij op ansjovis (Engraulis encrasicolus), makreel (Scomber scombrus) en horsmakrelen (Trachurus spp.) in ICES-zone VIII, is gebaseerd op de moeilijkheid om de selectiviteit in deze visserij te verhogen. Het WTECV concludeert dat de vrijstelling voldoende is beargumenteerd voor makreel en horsmakreel en wijst op een gedeeltelijk risico van highgrading voor ansjovis. Deze vrijstelling laat artikel 19 bis van Verordening (EG) nr. 850/98 evenwel onverlet. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opge nomen.
(11) Een laatste de-minimisvrijstelling betreft ringzegenvisserijen in de ICES-zones VIII, IX en X en de CECAF-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op de volgende soorten: tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten voor horsmakrelen (Trachurus spp.) en makreel (Scomber scombrus); en tot 2 % in 2015 en 2016 en tot 1 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten ansjovis (Engraulis encrasicolus). Het WTECV concludeert dat deze vrijstelling is onderbouwd door met redenen omklede argumenten waaruit de moeilijkheid blijkt om de selectiviteit in deze visserij te verhogen. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verorde ning worden opgenomen.
(12) Tot slot bevat de gezamenlijke aanbeveling een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS) van 9 cm voor twee visserijen op ansjovis met het oog op de bescherming van juveniele exemplaren van die soort. Het WTECV heeft de maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen ongunstig effect zal hebben op juveniele ansjovis, dat deze het aantal vangsten kan vergroten die voor menselijke consumptie kunnen worden verkocht zonder dat de visserijsterfte hierdoor toeneemt, en dat deze gunstig kan zijn voor de controle en handhaving. Daarom moet de MCRS voor ansjovis in de betrokken visserijen worden vastgesteld op 9 cm.
(13) Aangezien de in de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op de econo mische activiteiten met betrekking tot en op de programmering van het visseizoen van vaartuigen van de Unie, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Teneinde in over eenstemming te zijn met het in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2015. Overeenkomstig artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de onderhavige verordening van toepassing zijn voor een termijn van ten hoogste drie jaar,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld om de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting vanaf 1 januari 2015 ten uitvoer te leggen in de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen visserijen in de zuidwestelijke wateren, zoals afgebakend in artikel 4, lid 2, onder d), van die verordening.
Artikel 2
Vrijstelling op basis van overlevingskans
In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting niet van toepassing op vangsten van ansjovis, horsmakreel, Chileense horsmakreel en makreel in ambachtelijke ringzegenvisserijen. Al deze vangsten mogen worden vrijgelaten, mits het net niet volledig is binnengehaald.
Artikel 3
De-minimisvrijstellingen
In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden terug gegooid:
a) voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou) tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij op die soort in de ICES-zone VIII waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;
b) voor witte tonijn (Thunnus alalunga) tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de visserijen die met pelagische spantrawls (PTM) vissen op witte tonijn in ICES-zone VIII;
c) tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische trawlvisserij op ansjovis (Engraulis encrasicolus), makreel (Scomber scombrus) en horsmakrelen (Trachurus spp.) in ICES-zone VIII.
d) in de ringzegenvisserij in ICES-zones VIII, IX en X en de CECAF-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op de volgende soorten: tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten horsmakreel (Trachurus spp.) en makreel (Scomber scombrus); en tot 2 % in 2015 en 2016 en tot 1 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten ansjovis (Engraulis encrasicolus).
Artikel 4
Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte
De minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) die wordt gevangen in ICES-deelgebied IX en in het CECAF-gebied 34.1.2 bedraagt 9 cm.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 oktober 2014.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx Xxxxxx XXXXXXX
BIJLAGE
Visserijen die onder de bepalingen van deze verordening tot uitvoering van de aanlandingsver plichting vallen
1. Visserijen in ICES VIII:
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
PS | Ringzegens | Horsmakreel, makreel, sprot, ansjovis |
PTM | Spantrawls — pelagisch | Horsmakreel, makreel, ansjovis, witte tonijn |
OTM | Trawls — pelagisch | Horsmakreel, makreel, ansjovis, witte tonijn, blauwe wijting |
LHM/LTL/BB | Handlijnen en hengellijnen (gemechani seerd), met de hengel vissende vaartuigen, sleeplijnen | Witte tonijn, makreel |
2. Visserijen in ICES IX:
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
PS | Ringzegens | Horsmakreel, makreel, ansjovis |
LHM/LTL/BB | Handlijnen en hengellijnen (gemechani seerd), met de hengel vissende vaartuigen, sleeplijnen | Witte tonijn, makreel |
LL | Beuglijnen | Witte tonijn |
GND/SB | Ambachtelijke visserijen | Horsmakreel |
3. Visserijen in de ICES X:
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
LHP/BB | Met de hengel vissende vaartuigen | Witte tonijn |
LLD | Beuglijnen | Witte tonijn |
PS | Ringzegen ambachtelijk | Chileense horsmakreel |
4. Visserijen in CECAF 34.1.1, 34.1.2, 34.2.0:
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
PS | Ringzegens | Chileense horsmakreel |
LHP/BB | Handlijnen, met de hengel vissende vaar tuigen en hengellijnen (met de hand bediend) | Witte tonijn |
LLD | Beuglijnen | Witte tonijn |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1395/2014 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2014
tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor industriële doeleinden in de Noordzee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft tot doel de teruggooi geleidelijk uit te bannen in alle visserijen van de Unie middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.
(2) Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van de door de lidstaten met de relevante adviesraden opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.
(3) België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de Noordzee. Deze lidstaten hebben gezamenlijke aanbevelingen bij de Commissie ingediend na raadpleging van de adviesraad voor pelagische soorten en de adviesraad voor de Noordzee. De rele vante wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd. De in de gemeenschappelijke aanbeveling opgenomen maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en moeten bijgevolg, overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(4) Wat de Noordzee betreft, moet de aanlandingsverplichting overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), uiterlijk op 1 januari 2015 van toepassing zijn op alle vaartuigen die bij kleine pelagische visserijen en visserijen voor indu striële doeleinden betrokken zijn, en gelden voor onder vangstbeperkingen vallende soorten die in die visserijen worden gevangen.
(5) Overeenkomstig de gezamenlijke aanbeveling moet het teruggooiplan betrekking hebben op bepaalde visserijen op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, grote zilvervis en sprot alsook op visserijen voor industriële doeleinden op kever, sprot en zandspiering in de Noordzee vanaf 1 januari 2015.
(6) Op basis van wetenschappelijk bewijs voor hoge overlevingskans overeenkomstig artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bevat de gezamenlijke aanbeveling een vrijstelling krachtens welke de aanlan dingsverplichting onder bepaalde omstandigheden niet geldt voor met ringzegens gevangen haring en makreel. Wetenschappelijk bewijs ter ondersteuning van hoge overlevingskans werd door de Scheveningengroep geleverd in de gezamenlijke aanbeveling, waarin werd verwezen naar een aantal wetenschappelijke studies inzake de over leving van vrijgelaten vis in ringzegenvisserijen. Uit deze studies bleek dat de overlevingspercentages afhangen van de tijd gedurende welke de vis wordt samengedrukt en van de dichtheid van de vissen in het net, die in deze visse rijen doorgaans beperkt zijn. Deze informatie is beoordeeld in de plenaire vergadering van het WTECV 14-02. Het WTECV concludeerde dat, indien de resultaten van de studies inzake overleving representatief zijn voor de overlevingspercentages bij commerciële visserijactiviteiten, het aandeel vrijgelaten makreel dat overleeft waar schijnlijk circa 70 % zou bedragen en zou resulteren in dichtheden die veel lager zijn dan de dichtheid waarbij een toename van de sterfte van haring werd waargenomen. In artikel 19 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (2) is een verbod vastgesteld op het terugzetten van makreel en haring voordat het net volledig is binnengehaald indien zulks tot een verlies van dode of stervende vissen leidt. De vrijstelling op grond van overlevingskans laat het geldende verbod onverlet aangezien de vrijlating van de vis plaatsvindt in een fase van de visserijactiviteit waarin de vis na vrijlating een hoge overlevingskans heeft. Daarom moet een dergelijke vrijstelling in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(7) Ter voorkoming van disproportioneel hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten, zoals opslag-, arbeids- en koelkosten, en rekening houdend met de moeilijkheid om de selectiviteit van de pelagische visserij op makreel, horsmakreel en haring in de ICES-gebieden IVb en IVc ten zuiden van 54 graden noorderbreedte ter
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.
verhogen, bevat de gezamenlijke aanbeveling een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting. Deze vrij stelling is gebaseerd op wetenschappelijk bewijs dat is verstrekt door de bij de gezamenlijke aanbeveling betrokken lidstaten en is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). Het WTECV was van oordeel dat de gezamenlijke aanbeveling met redenen omklede kwalitatieve argu menten bevat ter ondersteuning van een de-minimisvrijstelling op grond van disproportionele hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten. In het licht van het voorgaande en bij ontstentenis van afwijkende wetenschappelijke informatie is het passend de de-minimisvrijstelling vast te stellen overeenkomstig de in de gemeenschappelijke aanbevelingen voorgestelde percentages en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke zijn toegestaan krachtens artikel 15, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarom moet deze vrijstel ling in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(8) Met het oog op een passende controle moeten specifieke vereisten worden vastgesteld voor het documenteren van vangsten op grond van vrijstellingen in het kader van de onderhavige verordening.
(9) Aangezien de in de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op de econo mische activiteiten met betrekking tot en de programmering van het visseizoen van vaartuigen van de Unie, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden.
(10) Teneinde in overeenstemming te zijn met het in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastge stelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2015. Overeen komstig artikel 15, lid 6, van die verordening moet de onderhavige verordening van toepassing zijn voor een termijn van ten hoogste drie jaar,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld om de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting, vanaf 1 januari 2015 ten uitvoer te leggen in de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen visserijen in de Noordzee, zoals afgebakend in artikel 4, lid 2, onder a), van die verordening.
Artikel 2
Vrijstelling op basis van overlevingskans
1. In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting niet van toepassing op vangsten van makreel en haring in de ringzegenvisserijen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
— de vangst wordt vrijgelaten voordat de ringzegen tot een bepaald percentage (vastgesteld in de leden 2 en 3 hier onder) is gesloten („het punt van ophaling”);
— de ringzegen is voorzien van zichtbare boeien die duidelijk de grens voor het punt van ophaling markeren;
— het vaartuig en de ringzegen zijn uitgerust met een elektronisch systeem om te registreren en te documenteren wanneer, waar en in welke mate de ringzegen is ingezet voor alle visserijactiviteiten.
2. Het punt van ophaling in de makreelvisserij is bij 80 % sluiting van de ringzegen en in de haringvisserij bij 90 % sluiting van de ringzegen.
3. Indien de ingesloten school uit beide soorten bestaat, is het punt van ophaling bij 80 % sluiting van de ringzegen.
4. Het is verboden vangsten makreel en haring vrij te laten na het punt van ophaling.
5. De ingesloten school vissen wordt bemonsterd vóór de vrijlating om de soortensamenstelling, de groottesamenstel ling en de hoeveelheid te ramen.
Artikel 3
De-minimisvrijstelling
In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mag in 2015 tot 3 % en in 2016 tot 2 % van de totale jaarlijkse vangsten makreel, horsmakreel, haring en wijting worden teruggegooid in de pelagische visserij met pela gische trawlers met een lengte over alles tot 25 m die gebruikmaken van pelagische trawls (OTM) en vissen op makreel, horsmakreel en haring in de ICES-gebieden IVb en IVc ten zuiden van 54 graden noorderbreedte.
Artikel 4
Documentatie van onder de vrijstellingen vallende vangsten
1. De hoeveelheden vis die worden vrijgelaten overeenkomstig de vrijstelling uit hoofde van artikel 2 en de resultaten van de krachtens artikel 2, lid 5, vereiste bemonstering worden in het logboek vermeld.
2. De hoeveelheden vis die worden teruggegooid overeenkomstig de vrijstelling uit hoofde van artikel 3 worden in het logboek vermeld.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 oktober 2014.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx Xxxxxx XXXXXXX
BIJLAGE
1. Kleine pelagische visserijen in ICES IIIa (Skagerrak en Kattegat)
Code | Pelagisch vistuig | Doelsoorten |
OTM en PTM | Pelagische trawl en pelagische spantrawl | Haring, makreel, blauwe wijting, horsma kreel, sprot (voor menselijke consumptie) |
PS | Ringzegen | Haring, makreel, sprot (voor menselijke consumptie) |
OTB en PTB (1) | Bodemtrawl en bodemspantrawl | Haring, makreel, sprot (voor menselijke consumptie) |
GNS en GND (2) | Geankerde kieuwnetten (staand), en kieuw netten (drijvend) | Makreel, haring |
LLS, LHP en LHM | Grondbeugen, handlijnen en hengel snoeren (met de hand bediend) en hand lijnen en hengelsnoeren (mechanisch bediend) | Makreel |
MIS | Diverse soorten vistuig, waaronder vallen, potten en kommen | Makreel, haring, sprot (voor menselijke consumptie) |
(1) Bodemtrawl en bodemspantrawl met een maaswijdte van < 70 mm.
(2) Maaswijdte 50-90 mm.
2. Kleine pelagische visserijen in ICES IV (Noordzee)
Code | Pelagisch vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
OTM en PTM | Pelagische trawl en pelagische spantrawl (incl. TR3) | Haring, makreel, horsmakreel, grote zilvervis, blauwe wijting, sprot (voor mense lijke consumptie) |
PS | Ringzegen | Haring, makreel, horsmakreel, blauwe wijting |
GNS en GND (1) | Geankerde kieuwnetten (staand), en kieuw netten (drijvend) | Makreel, haring |
GTR | Schakels | Makreel |
LLS, LHP en LHM | Grondbeugen, handlijnen en hengel snoeren (met de hand bediend) en hand lijnen en hengelsnoeren (mechanisch bediend) | Makreel |
MIS | Diverse soorten vistuig, waaronder vallen, potten en kommen | Haring, sprot (voor menselijke consumptie) |
(1) Maaswijdte 50-90 mm.
3. Niet onder de punten 1 en 2 van de onderhavige bijlage vallende overige visserijen waarin wordt gebruikgemaakt van vaartuigen die vissen op in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde kleine pelagische soorten.
4. Visserijen voor industriële doeleinden in Uniewateren van ICES IIIa en IV
Code | Vistuig | Onder quota vallende doelsoorten |
Alle trawlnetten | Trawlnetten met een maaswijdte van minder dan 32 mm | Zandspiering, sprot, kever |
PS | Ringzegens | Zandspiering, sprot, kever |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1396/2014 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2014
tot vaststelling van een teruggooiplan voor de Oostzee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserij beleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft tot doel de teruggooi geleidelijk uit te bannen in alle visserijen van de Unie middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.
(2) Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van de door de lidstaten in overleg met de relevante adviesraden opgestelde gemeenschappelijke aanbevelingen.
(3) Xxxxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxx en Zweden hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de Oostzee. Die lidstaten hebben, na overleg met de adviesraad voor de Oostzee, bij de Commissie een gemeenschappelijke aanbeveling (2) ingediend. De relevante wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd. De in de gemeenschappelijke aanbeveling opgenomen maatre gelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en moeten bijgevolg, overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, in de onderhavige verordening worden opgenomen.
(4) Overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting vanaf 1 januari 2015 van toepassing op onder vangstbeperkingen vallende soorten die worden gevangen in kleine pelagische visserijen, d.w.z. visserijen op haring en sprot, en in visserijen voor industriële doeleinden in de Oostzee. Deze verplichting moet uiterlijk vanaf die datum ook van toepassing zijn op dergelijke vangsten in de visserijen op zalm. Kabeljauw wordt voor bepaalde visserijen in de Oostzee beschouwd als een visserijbepalende soort. Schol wordt hoofdzakelijk als bijvangst in bepaalde kabeljauwvisserijen gevangen en is onderworpen aan vangstbeperkingen. Overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de aanlandingsverplichting bijgevolg uiterlijk vanaf 1 januari 2015 op kabeljauw van toepassing zijn en uiterlijk vanaf 1 januari 2017 op schol. Overeenkomstig de gemeenschappelijke aanbeveling moet dit teruggooiplan daarom vanaf 1 januari 2015 of, naargelang van het geval, vanaf 1 januari 2017 betrekking hebben op alle vangsten van haring, sprot, zalm, kabeljauw en schol in visserijen in de Oostzee.
(5) De gemeenschappelijke aanbeveling omvat een vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor met vallen, korven/potten, fuiken en kommen gevangen zalm en kabeljauw. Die vrijstelling is gebaseerd op wetenschappelijk bewijs voor een hoge overlevingskans dat door BALTFISH (Baltic Sea Fisheries Forum) is geleverd en door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) is beoordeeld. Het WTECV merkt op dat de meeste informatie die nodig is om zulke vrijstellingen te rechtvaardigen in de gemeenschappelijke aanbeveling van BALTFISH (3) is opgenomen. Het WTECV concludeerde dat zulk tuig werkt door vis te vangen in een statische netstructuur, in plaats van met bijvoorbeeld warrelnetten of haken, en dat het op basis daarvan rede lijk lijkt te veronderstellen dat de sterfte voor dit tuig laag is, doorgaans minder dan 10 %. Het WTECV adviseerde echter verder onderzoek naar de gegrondheid van de veronderstelling inzake lagere sterfte en naar de behande lingspraktijken en heersende omgevingsomstandigheden. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.
(6) Overeenkomstig artikel 15, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen minimuminstandhoudingsrefe rentiegrootten (minimum conservation reference sizes — MCRS) worden vastgesteld ter bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen. Thans geldt uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (4) een minimumgrootte van 38 cm voor kabeljauw. Door het WTECV beoordeelde wetenschappelijke gege vens bieden steun voor het vaststellen van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor kabeljauw op 35 cm. Het WTECV concludeerde met name dat er goede biologische redenen kunnen zijn voor het verlagen van
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) „BALTFISH High Level Group Joint Recommendation on the Outline of a Discard Plan for the Baltic Sea”, toegezonden op 27 mei 2014.
(3) xxxx://xxxxx.xxx.xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxx/00000/000000/0000-00_XXXXXxXXXXx00-00_XxxxxxXxxxxx_XXXxxx.xxx (4) PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1.
de huidige minimumgrootte van 38 cm teneinde de bestaande teruggooiniveaus terug te dringen. Tevens conclu deerde het dat als in het kader van de aanlandingsverplichting een MCRS voor kabeljauw op 35 cm wordt vastge steld, de vangsten die niet voor menselijke consumptie mogen worden verkocht, zouden teruglopen, en dat er geen argumenten met betrekking tot de eerste paai waren om de vaststelling van de MRCS op 38 cm voor de Oostzee te ondersteunen. Daarom moet de MCRS voor kabeljauw in de Oostzee worden vastgesteld op 35 cm.
(7) Teneinde in overeenstemming te zijn met het in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastge stelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn vanaf 1 januari 2015. Overeenkomstig artikel 15, lid 6, van die verordening moet zij van toepassing zijn voor een termijn van ten hoogste drie jaar,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van de in artikel 15, lid 1, van Verorde ning (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting in de Oostzee, zoals afgebakend in artikel 4, lid 2, onder b), van die verordening:
a) vanaf 1 januari 2015 voor de visserijen op haring, sprot, zalm en kabeljauw;
b) vanaf 1 januari 2017 voor in alle visserijen gevangen schol.
Artikel 2
Vrijstelling op basis van overlevingskans
In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting niet van toepassing op met vallen, korven/potten, fuiken en kommen gevangen kabeljauw en zalm. Al die kabeljauw en zalm mag in zee worden teruggezet.
Artikel 3
Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte
De minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor kabeljauw in de Oostzee bedraagt 35 cm.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 oktober 2014.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx Xxxxxx XXXXXXX
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1397/2014 VAN DE COMMISSIE
van 22 oktober 2014
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 318/2013 van de Commissie tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2016-2018 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefen quête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (1), en met name artikel 7 bis, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bij Verordening (EU) nr. 318/2013 van de Commissie (2) is het programma van speciale modules vastgesteld bij de steekproefenquête voor de jaren 2016-2018. Voor elke speciale module zijn het onderwerp, de referentiepe riode, de omvang van de steekproef en de termijn voor de toezending van de resultaten vastgelegd.
(2) Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 545/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn in dat programma ook de lijst en beschrijving van de gebieden van gespecialiseerde informatie voor elke speciale module vastgelegd („speciale submodules”).
(3) Om ervoor te zorgen dat Verordening (EU) nr. 318/2013 overeenkomt met Verordening (EG) nr. 577/98 zoals gewijzigd, moeten de namen en een beschrijving van elk van de speciale submodules worden toegevoegd aan de eerstgenoemde verordening.
(4) Verordening (EU) nr. 318/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 318/2013 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 oktober 2014.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx Xxxxxx XXXXXXX
(1) PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3.
(2) Verordening (EU) nr. 318/2013 van de Commissie van 8 april 2013 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2016-2018 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 99 van 9.4.2013, blz. 11).
(3) Verordening (EU) nr. 545/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 577/98
van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 163 van 29.5.2014, blz. 10).
BIJLAGE
„BIJLAGE
ARBEIDSKRACHTENENQUÊTE
Meerjarig programma van speciale modules
Referentieperiode: 2016
1. JONGEREN OP DE ARBEIDSMARKT
Submodules (gebieden waarvoor gedetailleerdere informatie moet worden verstrekt):
Submodule 1: Onderwijsachtergrond
Doel: toelichting geven over de onderwijsachtergrond van jongeren en aspecten identificeren die waarschijnlijk invloed hebben op hun carrièremogelijkheden.
Submodule 2: Werk vinden
Doel: informatie vergaren over de persoonlijke aanpak van jongeren om werk te vinden en de hulp die zij hierbij krijgen; nagaan of jongeren van mening zijn dat hun opleidingsniveau voldoet aan de vereisten van hun huidige werk.
Referentieperiode: 2017
2. ZELFSTANDIGE ARBEID
Submodules (gebieden waarvoor gedetailleerdere informatie moet worden verstrekt):
Submodule 1: Economisch afhankelijke zelfstandige arbeid
Doel: de populatie van economisch afhankelijke zelfstandigen identificeren. Deze groep heeft kenmerken gemeen met zowel werknemers als zelfstandigen en heeft derhalve een ambivalente beroepsstatus.
Submodule 2: Arbeidsomstandigheden van zelfstandigen
Doel: analyseren van de arbeidsomstandigheden van zelfstandigen en van hun belangrijkste beweegredenen om als zelfstandige te werken.
Submodule 3: Zelfstandigen en werknemers
Doel: de opvattingen en vooruitzichten van zelfstandigen vergelijken met die van werknemers, bv. mate van arbeidsvoldoening.
Referentieperiode: 2018
3. COMBINATIE VAN WERK EN GEZIN
Submodules (gebieden waarvoor gedetailleerdere informatie moet worden verstrekt):
Submodule 1: Zorgverplichtingen
Doel: vaststellen in welke mate de beschikbaarheid van geschikte zorgdiensten voor kinderen en andere afhanke lijke personen invloed heeft op de deelname van mensen op de arbeidsmarkt.
Submodule 2: Flexibiliteit van arbeidsregelingen
Doel: de mate van flexibiliteit vaststellen die op het werk wordt geboden met betrekking tot het combineren van werk en gezin.
Submodule 3: Loopbaanonderbrekingen en ouderschapsverlof
Doel: loopbaanonderbrekingen vaststellen die verband houden met zorg voor kinderen of andere afhankelijke personen, met name ouderschapsverlof, en de duur ervan analyseren.”.
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/955/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Xxxxxx Xxxxxxxxx 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1), en met name artikel 7, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bij Beschikking 94/904/EG van de Raad (2) is een EU-lijst van gevaarlijke afvalstoffen vastgesteld en die beschik king is vervangen door Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (3).
(2) Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat gevaarlijke eigenschappen H 4, H 5, H 6, H 7, H 8, H 10, H 11 en H 14 moeten worden toegeschreven volgens de criteria van bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (4).
(3) Richtlijn 67/548/EEG wordt met ingang van 1 juni 2015 vervangen door Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5), om rekening te houden met de wetenschappelijke en technische vooruit gang. In afwijking hiervan kan Richtlijn 67/548/EEG tot 1 juni 2017 op bepaalde mengsels van toepassing zijn, indien zij in overeenstemming met Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn xxxxx xxxxx, gekenmerkt en verpakt en reeds vóór 1 juni 2015 in de handel zijn gebracht.
(4) De voorschriften van Beschikking 2000/532/EG om afvalstoffen als gevaarlijk in te delen met betrekking tot de gevaarlijke eigenschappen H 3 tot en met H 8, H 10 en H 11 moeten worden aangepast aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang en moeten voor zover nodig in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe wetgeving voor chemische stoffen. Deze voorschriften zijn in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG opgenomen.
(5) De bijlage bij Beschikking 2000/532/EG tot vaststelling van de lijst van gevaarlijke afvalstoffen moet worden gewijzigd om te worden aangepast aan de terminologie van Verordening (EG) nr. 1272/2008. Indien de gevaar lijke eigenschappen worden toegeschreven door een test uit te voeren, moet worden verwezen naar Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie (7) of naar andere internationaal erkende testmethoden en richtsnoeren.
(1) PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
(2) Beschikking 94/904/EG van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 356 van 31.12.1994, blz. 14).
(3) Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een
lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).
(4) Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake
de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(6) Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke
en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1).
(7) Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening
(EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 142 van 31.5.2008, blz. 1).
(6) De eigenschappen waardoor afvalstoffen gevaarlijk worden, zijn in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG nauwkeurig gedefinieerd. Daardoor zijn de in artikel 2 van Beschikking 2000/532/EG opgenomen eigenschappen van als gevaarlijk beschouwde afvalstoffen met betrekking tot H 3 tot en met H 8, H 10 en H 11 overbodig.
(7) De voorschriften van artikel 3 van Beschikking 2000/532/EG zijn opgenomen in artikel 7, leden 2 en 3, van Richtlijn 2008/98/EG. Zij zijn daarom overbodig.
(8) De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 39 van Richtlijn 0000/00/XX xxxxxxxx xxxxxx,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Beschikking 2000/532/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) De artikelen 2 en 3 worden geschrapt.
2) De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 juni 2015.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 december 2014.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx-Xxxxxx XXXXXXX
BIJLAGE
LIJST VAN AFVALSTOFFEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 7 VAN RICHTLIJN 2008/98/EG
DEFINITIES
In deze bijlage wordt verstaan onder:
1. „gevaarlijke stof”: een stof die is ingedeeld als gevaarlijk omdat ze voldoet aan de criteria van de delen 2 tot en met 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008;
2. „zwaar metaal”: elke verbinding van antimoon, arseen, cadmium, chroom (VI), koper, lood, kwik, nikkel, seleen, telluur, thallium of tin, alsook deze metalen in metallische vorm, voor zover deze als gevaarlijke stof zijn ingedeeld;
3. „polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (pcb's)”: pcb's zoals omschreven in artikel 2, onder a), van Richtlijn 96/59/EG van de Raad (1);
4. „overgangsmetalen”: elk van de volgende metalen: elke verbinding van scandium, vanadium, mangaan, kobalt, koper, yttrium, niobium, hafnium, wolfraam, titaan, chroom, ijzer, nikkel, zink, zirkonium, molybdeen of tantaal, alsook deze metalen in metallische vorm, voor zover deze als gevaarlijke stof zijn ingedeeld;
5. „stabilisatie”: processen waardoor de gevaarskenmerken van de bestanddelen van het afval veranderen en gevaarlijk afval in ongevaarlijk afval wordt omgezet.
6. „verharding”: processen waardoor onder invloed van additieven alleen de fysische toestand van het afval verandert, zonder dat de chemische eigenschappen van het afval veranderen.
7. „gedeeltelijk gestabiliseerd afval”: afval dat na het stabilisatieproces gevaarlijke bestanddelen bevat die niet volledig in ongevaarlijke bestanddelen zijn omgezet en op korte, middellange of lange termijn in het milieu terecht kunnen komen.
BEOORDELING EN CLASSIFICATIE
1. Beoordeling van gevaarlijke eigenschappen van afval
Voor de beoordeling van de gevaarlijke eigenschappen van afval zijn de criteria van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van toepassing. Voor de gevaarlijke eigenschappen HP 4, HP 6 en HP 8 zijn bij de beoordeling de onder grenzen van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van toepassing. Wanneer afval van een stof minder bevat dan de ondergrens, wordt die niet opgenomen in de berekening van een drempelwaarde. Wanneer een gevaarlijke eigenschap van afval is beoordeeld door middel van een test en aan de hand van de concentraties van gevaarlijke stoffen van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, hebben de testresultaten voorrang.
2. Indeling als gevaarlijk afval
Alle met een asterisk (*) aangeduide afval in de lijst van afvalstoffen wordt beschouwd als gevaarlijk afval overeen komstig Richtlijn 2008/98/EG, tenzij artikel 20 van die richtlijn van toepassing is.
Voor afval waaraan gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalcodes kunnen worden toegekend geldt het volgende:
— Afval wordt enkel vermeld in de geharmoniseerde lijst van als gevaarlijk ingedeelde afvalstoffen met een specifieke of algemene verwijzing naar „gevaarlijke stoffen” indien het gevaarlijke stoffen bevat waardoor het afval een of meer van de gevaarlijke eigenschappen HP 1 tot en met HP 8 en/of HP 10 tot en met HP 15 van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bezit. De gevaarlijke eigenschap HP 9 „Infectueus” wordt beoordeeld overeenkomstig de relevante wetgeving of naslagwerken van de lidstaten.
— Een gevaarlijke eigenschap kan worden beoordeeld aan de hand van de concentratie van stoffen in het afval, zoals bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG of, tenzij in Verordening (EG) nr. 1272/2008 anders is bepaald, door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 440/2008 of andere internationaal erkende testmethoden en richt snoeren een test uit te voeren, rekening houdend met artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 met betrek king tot proeven op dieren en mensen.
(1) Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's) (PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31).
— afval dat polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen (pcdd's en pcdf's), DDT (1,1,1-trichloor- 2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan), chloordaan, hexachloorcyclohexanen (inclusief lindaan), dieldrin, endrin, hepta chloor, hexachloorbenzeen, chloordecon, aldrin, pentachloorbenzeen, mirex, toxafeen hexabroombifenyl en/of pcb bevat in concentraties die hoger zijn dan de concentratiegrenswaarden van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), wordt ingedeeld als gevaarlijk afval.
— De concentratiegrenswaarden van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG gelden niet voor zuivere (niet met schade lijke stoffen verontreinigde) metaallegeringen in massieve vorm. afval van legeringen dat als gevaarlijk afval wordt beschouwd, is specifiek in deze lijst opgenomen en is met een asterisk (*) aangeduid.
— De volgende noten van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 kunnen, indien van toepassing, in aanmer king worden genomen bij het vaststellen van de gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen:
— 1.1.3.1. Noten betreffende de identificatie, indeling en etikettering van stoffen: Xxxxx X, X, X, X, X, X, X, X, X xx X.
— 1.1.3.2. Noten betreffende de indeling en etikettering van mengsels: Noten 1, 2, 3 en 5.
— Nadat de gevaarlijke eigenschappen van het afval volgens deze methode zijn beoordeeld, wordt een passend code nummer uit de lijst van gevaarlijke of niet-gevaarlijke afvalstoffen toegekend.
alle andere codes in de geharmoniseerde lijst van afvalstoffen worden als niet-gevaarlijk beschouwd.
LIJST VaN aFVaLSTOFFEN
De verschillende soorten afvalstoffen in de lijst worden volledig gedefinieerd door de code van zes cijfers voor de afval stoffen en de code van twee en vier cijfers voor de hoofdstukken. Dit houdt in dat een afvalstof als volgt in de lijst kan worden opgezocht:
— Xxxx de herkomst van de afvalstof op in de hoofdstukken 01 tot en met 12 of 17 tot en met 20 en bepaal de bijbe horende code van zes cijfers voor de afvalstof (exclusief de codes in deze hoofdstukken die op 99 eindigen). Hierbij zij opgemerkt dat de activiteiten in een specifieke installatie onder verschillende hoofdstukken kunnen vallen. Zo zijn de afvalstoffen van een autofabriek afhankelijk van de processtap te vinden in hoofdstuk 12 (afval van de machinale bewerking en oppervlaktebehandeling van metalen), hoofdstuk 11 (anorganisch metaalhoudend afval van de behan deling en coating van metalen) en hoofdstuk 08 (afval van het gebruik van coatings).
— als er in de hoofdstukken 01 tot en met 12 of 17 tot en met 20 geen geschikte afvalcode kan worden gevonden, moet er in de hoofdstukken 13, 14 en 15 worden gezocht om de code van de afvalstof te bepalen.
— als geen van deze afvalcodes van toepassing is, moet de bepaling van de afvalcode aan de hand van hoofdstuk 16 gebeuren.
— als de afvalstof ook niet in hoofdstuk 16 onder te brengen is, moet de code „99” (niet elders genoemd afval) worden gebruikt in het deel van de lijst dat overeenkomt met de bij de eerste stap bepaalde activiteit.
INHOUDSOPGaVE
Hoofdstukken van de lijst
01 | afval van exploratie, mijnbouw, exploitatie van steengroeven en de fysische en chemische bewerking van mineralen |
02 | afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij en de voedselbereiding en -verwer king |
03 | afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen alsmede pulp, papier en karton |
04 | afval van de leer-, bont- en textielindustrie |
05 | afval van petroleumraffinage, aardgaszuivering en de pyrolytische behandeling van kool |
06 | afval van anorganische chemische processen |
(1) Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreini gende stoffen en tot wijziging van Xxxxxxxxx 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).
07 | afval van organische chemische processen |
08 | afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van coatings (verf, lak en email), lijm, kit en drukinkt |
09 | afval van de fotografische industrie |
10 | afval van thermische processen |
11 | afval van de chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere materialen; non-ferro hydrometallurgie |
12 | afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen |
13 | Olieafval en afval van vloeibare brandstoffen (exclusief spijsolie, 05 en 12) |
14 | afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen (exclusief 07 en 08) |
15 | Verpakkingsafval; absorbentia, poetsdoeken, filtermateriaal en beschermende kleding (niet elders genoemd) |
16 | Niet elders in de lijst genoemd afval |
17 | Bouw- en sloopafval (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties) |
18 | afval van de gezondheidszorg bij mens of dier en/of verwant onderzoek (exclusief keuken- en restauran tafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is) |
19 | afval van installaties voor afvalbeheer, offsite waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor mense lijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik |
20 | Stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen) inclusief gescheiden ingezamelde fracties |
01 | aFVaL VaN EXPLORaTIE, MIJNBOUW, EXPLOITaTIE VaN STEENGROEVEN EN DE FYSISCHE EN CHEMISCHE BEWERKING VaN MINERaLEN |
01 01 | afval van de winning van mineralen |
01 01 01 | afval van de winning van metaalhoudende mineralen |
01 01 02 | afval van de winning van niet-metaalhoudende mineralen |
01 03 | afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen |
01 03 04* | zuurvormende tailings verkregen bij de verwerking van sulfide-erts |
01 03 05* | andere tailings die gevaarlijke stoffen bevatten |
01 03 06 | niet onder 01 03 04 en 01 03 05 vallende tailings |
01 03 07* | ander afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat |
01 03 08 | niet onder 01 03 07 vallend stof- en poederachtig afval |
01 03 09 | niet onder 01 03 10 vallend rood slib van de aluminiumproductie |
01 03 10* | niet onder 01 03 07 vallend rood slib van de aluminiumproductie dat gevaarlijke stoffen bevat |
01 03 99 | niet elders genoemd afval |
01 04 | afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen |
01 04 07* | afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat |
01 04 08 | niet onder 01 04 07 vallend grind- en rotsafval |
01 04 09 | zand- en kleiafval |
01 04 10 | niet onder 01 04 07 vallend stof- en poederachtig afval |
01 04 11 | niet onder 01 04 07 vallend afval van de kali- en steenzoutverwerking |
01 04 12 | niet onder 01 04 07 en 01 04 11 vallende schilfers en ander afval van het wassen en schoonmaken van mineralen |
01 04 13 | niet onder 01 04 07 vallend afval van het hakken en zagen van steen |
01 04 99 | niet elders genoemd afval |
01 05 | boorgruis en overig boorafval |
01 05 04 | zoetwaterboorgruis en -afval |
01 05 05* | oliehoudend boorgruis en -afval |
01 05 06* | boorgruis en ander boorafval dat gevaarlijke stoffen bevat |
01 05 07 | niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend bariethoudend boorgruis en -afval |
01 05 08 | niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend chloridehoudend boorgruis en -afval |
01 05 99 | niet elders genoemd afval |
02 | aFVaL VaN LaNDBOUW, TUINBOUW, aQUaCULTUUR, BOSBOUW, JaCHT EN VISSERIJ EN DE VOEDSELBEREI DING EN -VERWERKING |
02 01 | afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij |
02 01 01 | slib van wassen en schoonmaken |
02 01 02 | afval van dierlijke weefsels |
02 01 03 | afval van plantaardige weefsels |
02 01 04 | kunststofafval (exclusief verpakkingen) |
02 01 06 | dierlijke feces, urine en mest (inclusief gebruikt stro), afvalwater, gescheiden ingezameld en elders verwerkt |
02 01 07 | afval van de bosbouw |
02 01 08* | agrochemisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
02 01 09 | niet onder 02 01 08 vallend agrochemisch afval |
02 01 10 | metaalafval |
02 01 99 | niet elders genoemd afval |
02 02 | afval van de bereiding en verwerking van vlees, vis en ander voedsel van dierlijke oorsprong |
02 02 01 | slib van wassen en schoonmaken |
02 02 02 | afval van dierlijke weefsels |
02 02 03 | voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal |
02 02 04 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
02 02 99 | niet elders genoemd afval |
02 03 | afval van de bereiding en verwerking van fruit, groente, granen, spijsolie, cacao, koffie, thee en tabak; de productie van conserven; de productie van gist en gistextract en de bereiding en fermentatie van melasse |
02 03 01 | slib van wassen, schoonmaken, pellen, centrifugeren en scheiden |
02 03 02 | afval van conserveermiddelen |
02 03 03 | afval van oplosmiddelenextractie |
02 03 04 | voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal |
02 03 05 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
02 03 99 | niet elders genoemd afval |
02 04 | afval van de suikerverwerking |
02 04 01 | grond van het schoonmaken en wassen van bieten |
02 04 02 | afgekeurd calciumcarbonaat (= schuimaarde) |
02 04 03 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
02 04 99 | niet elders genoemd afval |
02 05 | afval van de zuivelindustrie |
02 05 01 | voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal |
02 05 02 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
02 05 99 | niet elders genoemd afval |
02 06 | afval van bakkerijen en van de banketbakkersindustrie |
02 06 01 | voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal |
02 06 02 | afval van conserveermiddelen |
02 06 03 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
02 06 99 | niet elders genoemd afval |
02 07 | afval van de productie van alcoholische en niet-alcoholische dranken (exclusief koffie, thee en cacao) |
02 07 01 | afval van wassen, schoonmaken en mechanische bewerking van de grondstoffen |
02 07 02 | afval van de destillatie van alcoholische dranken |
02 07 03 | afval van chemische behandeling |
02 07 04 | voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal |
02 07 05 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
02 07 99 | niet elders genoemd afval |
03 | aFVaL VaN DE HOUTVERWERKING EN DE PRODUCTIE VaN PaNELEN EN MEUBELEN aLSMEDE PULP, PaPIER EN KaRTON |
03 01 | afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen |
03 01 01 | schors- en kurkafval |
03 01 04* | zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer die gevaarlijke stoffen bevatten |
03 01 05 | niet onder 03 01 04 vallend zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer |
03 01 99 | niet elders genoemd afval |
03 02 | houtverduurzamingsafval |
03 02 01* | niet-gehalogeneerde organische houtverduurzamingsmiddelen |
03 02 02* | organochloor-houtverduurzamingsmiddelen |
03 02 03* | organometaal-houtverduurzamingsmiddelen |
03 02 04* | anorganische houtverduurzamingsmiddelen |
03 02 05* | andere houtverduurzamingsmiddelen die gevaarlijke stoffen bevatten |
03 02 99 | niet elders genoemde houtverduurzamingsmiddelen |
03 03 | afval van de productie en verwerking van pulp, papier en karton |
03 03 01 | schors- en houtafval |
03 03 02 | „green liquor”-slib (afkomstig van de terugwinning van de kookvloeistof) |
03 03 05 | ontinktingsslib van papierrecycling |
03 03 07 | mechanisch afgescheiden rejects afkomstig van de verpulping van papier- en kartonafval |
03 03 08 | afval van het scheiden van voor recycling bestemd papier en karton |
03 03 09 | kalkneerslagafval |
03 03 10 | onbruikbare vezels en door mechanische afscheiding verkregen vezel-, vulstof- en coatingslib |
03 03 11 | niet onder 03 03 10 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
03 03 99 | niet elders genoemd afval |
04 | aFVaL VaN DE LEER-, BONT- EN TEXTIELINDUSTRIE |
04 01 | afval van de leer- en de bontindustrie |
04 01 01 | schraapafval |
04 01 02 | loogafval |
04 01 03* | ontvettingsafval dat oplosmiddelen bevat zonder vloeibare fase |
04 01 04 | chroomhoudende looivloeistof |
04 01 05 | chroomvrije looivloeistof |
04 01 06 | chroomhoudend slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
04 01 07 | chroomvrij slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
04 01 08 | chroomhoudend gelooid leerafval (snij-afval, polijststof) |
04 01 09 | afval van bewerking en afwerking |
04 01 99 | niet elders genoemd afval |
04 02 | afval van de textielindustrie |
04 02 09 | afval van composietmaterialen (geïmpregneerde textiel, elastomeren, plastomeren) |
04 02 10 | organisch afval van natuurlijke producten (bv. vet en was) |
04 02 14* | afval van afwerking dat organische oplosmiddelen bevat |
04 02 15 | niet onder 04 02 14 vallend afval van afwerking |
04 02 16* | kleurstoffen en pigmenten die gevaarlijke stoffen bevatten |
04 02 17 | niet onder 04 02 16 vallende kleurstoffen en pigmenten |
04 02 19* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
04 02 20 | niet onder 04 02 19 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
04 02 21 | afval van onverwerkte textielvezels |
04 02 22 | afval van verwerkte textielvezels |
04 02 99 | niet elders genoemd afval |
05 | aFVaL VaN PETROLEUMRaFFINaGE, aaRDGaSZUIVERING EN DE PYROLYTISCHE BEHaNDELING VaN KOOL |
05 01 | afval van petroleumraffinage |
05 01 02* | ontzoutingsslib |
05 01 03* | tankbodemslib |
05 01 04* | zuur alkylslib |
05 01 05* | gemorste olie |
05 01 06* | olieachtig slib afkomstig van onderhoudswerkzaamheden aan installaties of apparaten |
05 01 07* | zuurteer |
05 01 08* | overige teer |
05 01 09* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
05 01 10 | niet onder 05 01 09 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
05 01 11* | afval van brandstofzuivering met behulp van basen |
05 01 12* | olie die zuren bevat |
05 01 13 | ketelvoedingwaterslib |
05 01 14 | afval van koeltorens |
05 01 15* | afgewerkte bleekaarde |
05 01 16 | zwavelhoudend afval van de ontzwaveling van petroleum |
05 01 17 | bitumen |
05 01 99 | niet elders genoemd afval |
05 06 | afval van de pyrolytische behandeling van kool |
05 06 01* | zuurteer |
05 06 03* | overige teer |
05 06 04 | afval van koeltorens |
05 06 99 | niet elders genoemd afval |
05 07 | afval van aardgaszuivering en -transport |
05 07 01* | kwikhoudend afval |
05 07 02 | zwavelhoudend afval |
05 07 99 | niet elders genoemd afval |
06 | aFVaL VaN aNORGaNISCHE CHEMISCHE PROCESSEN |
06 01 | afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van zuren |
06 01 01* | zwavelzuur en zwaveligzuur |
06 01 02* | zoutzuur |
06 01 03* | waterstoffluoride |
06 01 04* | fosfor- en fosforigzuur |
06 01 05* | salpeter- en salpeterigzuur |
06 01 06* | overige zuren |
06 01 99 | niet elders genoemd afval |
06 02 | afval van BFLG van basen |
06 02 01* | calciumhydroxide |
06 02 03* | ammoniumhydroxide |
06 02 04* | natrium- en kaliumhydroxide |
06 02 05* | overige basen |
06 02 99 | niet elders genoemd afval |
06 03 | afval van BFLG van zouten en hun oplossingen en metaaloxiden |
06 03 11* | vaste zouten en oplossingen die cyanide bevatten |
06 03 13* | vaste zouten en oplossingen die zware metalen bevatten |
06 03 14 | niet onder 06 03 11 en 06 03 13 vallende vaste zouten en oplossingen |
06 03 15* | metaaloxiden die zware metalen bevatten |
06 03 16 | niet onder 06 03 15 vallende metaaloxiden |
06 03 99 | niet elders genoemd afval |
06 04 | niet onder 06 03 vallend metaalhoudend afval |
06 04 03* | arseenhoudend afval |
06 04 04* | kwikhoudend afval |
06 04 05* | afval dat andere zware metalen bevat |
06 04 99 | niet elders genoemd afval |
06 05 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
06 05 02* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
06 05 03 | niet onder 06 05 02 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
06 06 | afval van BFLG van zwavelverbindingen, chemische processen met zwavel en ontzwavelingsprocessen |
06 06 02* | afval dat gevaarlijke sulfiden bevat |
06 06 03 | niet onder 06 06 02 vallend afval dat sulfiden bevat |
06 06 99 | niet elders genoemd afval |
06 07 | afval van BFLG van halogenen en chemische processen met halogenen |
06 07 01* | asbesthoudend afval van elektrolyse |
06 07 02* | actieve kool van de chloorbereiding |
06 07 03* | bariumsulfaatslib dat kwik bevat |
06 07 04* | oplossingen en zuren, bv. contactzuur |
06 07 99 | niet elders genoemd afval |
06 08 | afval van BFLG van silicium en siliciumderivaten |
06 08 02* | afval dat gevaarlijke chloorsilanen bevat |
06 08 99 | niet elders genoemd afval |
06 09 | afval van BFLG van fosforverbindingen en chemische processen met fosfor |
06 09 02 | fosforhoudende slakken |
06 09 03* | calciumhoudend reactieafval dat gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd |
06 09 04 | niet onder 06 09 03 vallend calciumhoudend reactieafval |
06 09 99 | niet elders genoemd afval |
06 10 | afval van BFLG van stikstofverbindingen, chemische processen met stikstof en kunstmestbereiding |
06 10 02* | afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
06 10 99 | niet elders genoemd afval |
06 11 | afval van de bereiding van anorganische pigmenten en opacificeermiddelen |
06 11 01 | calciumhoudend reactieafval van de productie van titaandioxide |
06 11 99 | niet elders genoemd afval |
06 13 | afval van niet elders genoemde anorganische chemische processen |
06 13 01* | anorganische gewasbeschermingsmiddelen, houtverduurzamingsmiddelen en andere biociden |
06 13 02* | afgewerkte actieve kool (exclusief 06 07 02) |
06 13 03 | zwartsel (carbon black) |
06 13 04* | afval van asbestverwerking |
06 13 05* | roet |
06 13 99 | niet elders genoemd afval |
07 | aFVaL VaN ORGaNISCHE CHEMISCHE PROCESSEN |
07 01 | afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van organische basischemicaliën |
07 01 01* | waterige wasvloeistoffen en moederlogen |
07 01 03* | gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 01 04* | overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 01 07* | gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 01 08* | overige destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 01 09* | gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 01 10* | overige filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 01 11* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
07 01 12 | niet onder 07 01 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
07 01 99 | niet elders genoemd afval |
07 02 | afval van BFLG van kunststoffen, synthetische rubber en kunstvezels |
07 02 01* | waterige wasvloeistoffen en moederlogen |
07 02 03* | gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 02 04* | overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 02 07* | gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 02 08* | overige destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 02 09* | gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 02 10* | overige filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 02 11* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
07 02 12 | niet onder 07 02 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
07 02 13 | kunststofafval |
07 02 14* | afval van additieven die gevaarlijke stoffen bevatten |
07 02 15 | afval van niet onder 07 02 14 bedoelde additieven |
07 02 16* | afval dat gevaarlijke siliconen bevat |
07 02 17 | afval dat niet onder 07 02 16 vallende siliconen bevat |
07 02 99 | niet elders genoemd afval |
07 03 | afval van BFLG van organische kleurstoffen en pigmenten (exclusief 06 11) |
07 03 01* | waterige wasvloeistoffen en moederlogen |
07 03 03* | gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 03 04* | overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 03 07* | gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 03 08* | overige destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 03 09* | gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 03 10* | overige filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 03 11* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
07 03 12 | niet onder 07 03 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
07 03 99 | niet elders genoemd afval |
07 04 | afval van BFLG van organische gewasbeschermingsmiddelen (exclusief 02 01 08 en 02 01 09), houtverduurza mingsmiddelen (exclusief 03 02) en andere biociden |
07 04 01* | waterige wasvloeistoffen en moederlogen |
07 04 03* | gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 04 04* | overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 04 07* | gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 04 08* | overige destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 04 09* | gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 04 10* | overige filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 04 11* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
07 04 12 | niet onder 07 04 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
07 04 13* | vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten |
07 04 99 | niet elders genoemd afval |
07 05 | afval van BFLG van farmaceutische producten |
07 05 01* | waterige wasvloeistoffen en moederlogen |
07 05 03* | gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 05 04* | overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 05 07* | gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 05 08* | overige destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 05 09* | gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 05 10* | overige filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 05 11* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
07 05 12 | niet onder 07 05 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
07 05 13* | vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten |
07 05 14 | niet onder 07 05 13 vallende vaste afvalstoffen |
07 05 99 | niet elders genoemd afval |
07 06 | afval van BFLG van vetten, smeermiddelen, zepen, detergenten, desinfecterende middelen en cosmetische producten |
07 06 01* | waterige wasvloeistoffen en moederlogen |
07 06 03* | gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 06 04* | overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 06 07* | gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 06 08* | overige destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 06 09* | gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 06 10* | overige filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 06 11* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
07 06 12 | niet onder 07 06 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
07 06 99 | niet elders genoemd afval |
07 07 | afval van BFLG van fijnchemicaliën en niet elders genoemde chemische producten |
07 07 01* | waterige wasvloeistoffen en moederlogen |
07 07 03* | gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 07 04* | overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen |
07 07 07* | gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 07 08* | overige destillatieresiduen en reactieresiduen |
07 07 09* | gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 07 10* | overige filterkoek en afgewerkte absorbentia |
07 07 11* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
07 07 12 | niet onder 07 07 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
07 07 99 | niet elders genoemd afval |
08 | aFVaL VaN BEREIDING, FORMULERING, LEVERING EN GEBRUIK (BFLG) VaN COaTINGS (VERF, LaK EN EMaIL), LIJM, KIT EN DRUKINKT |
08 01 | afval van BFLG en verwijdering van verf en lak |
08 01 11* | afval van verf en lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 01 12 | niet onder 08 01 11 vallend afval van verf en lak |
08 01 13* | slib van verf of lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 01 14 | niet onder 08 01 13 vallend slib van verf of lak |
08 01 15* | waterig slib dat verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 01 16 | niet onder 08 01 15 vallend waterig slib dat verf of lak bevat |
08 01 17* | afval van verf- en lakverwijdering dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 01 18 | niet onder 08 01 17 vallend afval van verf- en lakverwijdering |
08 01 19* | waterige suspensies die verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevatten |
08 01 20 | niet onder 08 01 19 vallende waterige suspensies die verf of lak bevatten |
08 01 21* | afval van verf- of lakverwijderaar |
08 01 99 | niet elders genoemd afval |
08 02 | afval van BFLG van andere coatings (inclusief keramisch materiaal) |
08 02 01 | afval-coatingpoeder |
08 02 02 | waterig slib dat keramisch materiaal bevat |
08 02 03 | waterige suspensies die keramisch materiaal bevatten |
08 02 99 | niet elders genoemd afval |
08 03 | afval van BFLG van drukinkt |
08 03 07 | waterig slib dat inkt bevat |
08 03 08 | waterig vloeibaar afval dat inkt bevat |
08 03 12* | inktafval dat gevaarlijke stoffen bevat |
08 03 13 | niet onder 08 03 12 vallend inktafval |
08 03 14* | inktslib dat gevaarlijke stoffen bevat |
08 03 15 | niet onder 08 03 14 vallend inktslib |
08 03 16* | afval van etsoplossingen |
08 03 17* | tonerafval dat gevaarlijke stoffen bevat |
08 03 18 | niet onder 08 03 17 vallend tonerafval |
08 03 19* | dispersieolie |
08 03 99 | niet elders genoemd afval |
08 04 | afval van BFLG van lijm en kit (inclusief vochtwerende producten) |
08 04 09* | afval van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 04 10 | niet onder 08 04 09 vallend afval van lijm en kit |
08 04 11* | slib van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 04 12 | niet onder 08 04 11 vallend slib van lijm en kit |
08 04 13* | waterig slib dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 04 14 | niet onder 08 04 13 vallend waterig slib dat lijm of kit bevat |
08 04 15* | waterig vloeibaar afval dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat |
08 04 16 | niet onder 08 04 15 vallend waterig vloeibaar afval dat lijm of kit bevat |
08 04 17* | harsolie |
08 04 99 | niet elders genoemd afval |
08 05 | niet elders in 08 genoemd afval |
08 05 01* | isocyanaatafval |
09 | aFVaL VaN DE FOTOGRaFISCHE INDUSTRIE |
09 01 | afval van de fotografische industrie |
09 01 01* | ontwikkelvloeistof en activatoroplossing op basis van water |
09 01 02* | ontwikkelvloeistof voor offsetplaten op basis van water |
09 01 03* | ontwikkelvloeistof op basis van oplosmiddelen |
09 01 04* | fixeervloeistof |
09 01 05* | bleek- en bleekfixeervloeistof |
09 01 06* | zilverhoudend afval van ter plaatse behandeld fotografisch afval |
09 01 07 | fotografische film en papier die zilver of zilververbindingen bevatten |
09 01 08 | fotografische film en papier zonder zilver of zilververbindingen |
09 01 10 | wegwerpcamera's zonder batterijen |
09 01 11* | wegwerpcamera's met onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen |
09 01 12 | niet onder 09 01 11 vallende wegwerpcamera's met batterijen |
09 01 13* | niet onder 09 01 06 vallend waterig vloeibaar afval van ter plaatse uitgevoerde terugwinning van zilver |
09 01 99 | niet elders genoemd afval |
10 | aFVaL VaN THERMISCHE PROCESSEN |
10 01 | afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief 19) |
10 01 01 | bodemas, slakken en ketelstof (exclusief het onder 10 01 04 vallende ketelstof) |
10 01 02 | koolvliegas |
10 01 03 | vliegas van turf en onbehandeld hout |
10 01 04* | olievliegas and -ketelstof |
10 01 05 | calciumhoudend reactieafval van rookgasontzwaveling in vaste vorm |
10 01 07 | calciumhoudend reactieafval van rookgasontzwaveling in slibvorm |
10 01 09* | zwavelzuur |
10 01 13* | vliegas van als brandstof gebruikte geëmulgeerde koolwaterstoffen |
10 01 14* | bij meeverbranden vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 01 15 | niet onder 10 01 14 vallende bij meeverbranden vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof |
10 01 16* | bij meeverbranden vrijkomende vliegas die gevaarlijke stoffen bevat |
10 01 17 | niet onder 10 01 16 vallende bij meeverbranden vrijkomende vliegas |
10 01 18* | afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 01 19 | niet onder 10 01 05, 10 01 07 en 10 01 18 vallend afval van gasreiniging |
10 01 20* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 01 21 | niet onder 10 01 20 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
10 01 22* | waterig slib van ketelreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 01 23 | niet onder 10 01 22 vallend waterig slib van ketelreiniging |
10 01 24 | wervelbedzand |
10 01 25 | afval van de opslag en toebereiding van brandstof voor kolengestookte elektriciteitscentrales |
10 01 26 | afval van koelwaterzuivering |
10 01 99 | niet elders genoemd afval |
10 02 | afval van de ijzer- en staalindustrie |
10 02 01 | afval van de verwerking van slakken |
10 02 02 | onverwerkte slakken |
10 02 07* | vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 02 08 | niet onder 10 02 07 vallend vast afval van gasreiniging |
10 02 10 | walshuid |
10 02 11* | oliehoudend afval van xxxxxxxxxxxxxxxxxx |
00 00 00 | niet onder 10 02 11 vallend afval van koelwaterzuivering |
10 02 13* | slib en filterkoek van gasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 02 14 | niet onder 10 02 13 vallende slib en filterkoek van gasreiniging |
10 02 15 | overig(e) slib en filterkoek |
10 02 99 | niet elders genoemd afval |
10 03 | afval van thermische processen in de aluminiummetallurgie |
10 03 02 | anodeafval |
10 03 04* | slakken van primaire productie |
10 03 05 | aluminiumoxideafval |
10 03 08* | zoutslakken van secundaire productie |
10 03 09* | black drosses van secundaire productie |
10 03 15* | skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen |
10 03 16 | niet onder 10 03 15 vallende skimmings |
10 03 17* | teerhoudend afval van de anodefabricage |
10 03 18 | niet onder 10 03 17 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage |
10 03 19* | rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 03 20 | niet onder 10 03 19 vallend rookgasstof |
10 03 21* | overige deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 03 22 | overige, niet onder 10 03 21 vallende deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) |
10 03 23* | vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 03 24 | niet onder 10 03 23 vallend vast afval van gasreiniging |
10 03 25* | bij gasreiniging vrijkomende slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 03 26 | niet onder 10 03 25 vallende bij gasreiniging verkregen slib en filterkoek |
10 03 27* | oliehoudend afval van xxxxxxxxxxxxxxxxxx |
00 00 00 | niet onder 10 03 27 vallend afval van koelwaterzuivering |
10 03 29* | afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 03 30 | niet onder 10 03 29 vallend afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses |
10 03 99 | niet elders genoemd afval |
10 04 | afval van thermische processen in de loodmetallurgie |
10 04 01* | slakken van primaire en secundaire productie |
10 04 02* | dross en skimmings van primaire en secundaire productie |
10 04 03* | calciumarsenaat |
10 04 04* | rookgasstof |
10 04 05* | overige deeltjes en stof |
10 04 06* | vast afval van gasreiniging |
10 04 07* | slib en filterkoek van gasreiniging |
10 04 09* | oliehoudend afval van xxxxxxxxxxxxxxxxxx |
00 00 00 | niet onder 10 04 09 vallend afval van koelwaterzuivering |
10 04 99 | niet elders genoemd afval |
10 05 | afval van thermische processen in de zinkmetallurgie |
10 05 01 | slakken van primaire en secundaire productie |
10 05 03* | rookgasstof |
10 05 04 | overige deeltjes en stof |
10 05 05* | vast afval van gasreiniging |
10 05 06* | slib en filterkoek van gasreiniging |
10 05 08* | oliehoudend afval van xxxxxxxxxxxxxxxxxx |
00 00 00 | niet onder 10 05 08 vallend afval van koelwaterzuivering |
10 05 10* | dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brand bare gassen vrijkomen |
10 05 11 | niet onder 10 05 10 vallende dross en skimmings |
10 05 99 | niet elders genoemd afval |
10 06 | afval van thermische processen in de kopermetallurgie |
10 06 01 | slakken van primaire en secundaire productie |
10 06 02 | dross en skimmings van primaire en secundaire productie |
10 06 03* | rookgasstof |
10 06 04 | overige deeltjes en stof |
10 06 06* | vast afval van gasreiniging |
10 06 07* | slib en filterkoek van gasreiniging |
10 06 09* | oliehoudend afval van xxxxxxxxxxxxxxxxxx |
00 00 00 | niet onder 10 06 09 vallend afval van koelwaterzuivering |
10 06 99 | niet elders genoemd afval |
10 07 | afval van thermische processen in de zilver-, de goud- en de platinametallurgie |
10 07 01 | slakken van primaire en secundaire productie |
10 07 02 | dross en skimmings van primaire en secundaire productie |
10 07 03 | vast afval van gasreiniging |
10 07 04 | overige deeltjes en stof |
10 07 05 | slib en filterkoek van gasreiniging |
10 07 07* | oliehoudend afval van xxxxxxxxxxxxxxxxxx |
00 00 00 | niet onder 10 07 07 vallend afval van koelwaterzuivering |
10 07 99 | niet elders genoemd afval |
10 08 | afval van thermische processen in de overige non-ferrometallurgie |
10 08 04 | deeltjes en stof |
10 08 08* | zoutslakken van primaire en secundaire productie |
10 08 09 | overige slakken |
10 08 10* | dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brand bare gassen vrijkomen |
10 08 11 | niet onder 10 08 10 vallende dross en skimmings |
10 08 12* | teerhoudend afval van de anodefabricage |
10 08 13 | niet onder 10 08 12 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage |
10 08 14 | anodeafval |
10 08 15* | rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 08 16 | niet onder 10 08 15 vallend rookgasstof |
10 08 17* | slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 08 18 | niet onder 10 08 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging |
10 08 19* | oliehoudend afval van xxxxxxxxxxxxxxxxxx |
00 00 00 | niet onder 10 08 19 vallend afval van koelwaterzuivering |
10 08 99 | niet elders genoemd afval |
10 09 | afval van ijzergieten |
10 09 03 | ovenslak |
10 09 05* | gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt |
10 09 06 | niet onder 10 09 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt |
10 09 07* | gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt |
10 09 08 | niet onder 10 09 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt |
10 09 09* | rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 09 10 | niet onder 10 09 09 vallend rookgasstof |
10 09 11* | andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 09 12 | niet onder 10 09 11 vallende deeltjes |
10 09 13* | bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 09 14 | niet onder 10 09 13 vallend bindmiddelafval |
10 09 15* | afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 09 16 | niet onder 10 09 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen |
10 09 99 | niet elders genoemd afval |
10 10 | afval van het gieten van non-ferrometalen |
10 10 03 | ovenslak |
10 10 05* | gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt |
10 10 06 | niet onder 10 10 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt |
10 10 07* | gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt |
10 10 08 | niet onder 10 10 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt |
10 10 09* | rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 10 10 | niet onder 10 10 09 vallend rookgasstof |
10 10 11* | andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 10 12 | niet onder 10 10 11 vallende deeltjes |
10 10 13* | bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 10 14 | niet onder 10 10 13 vallend bindmiddelafval |
10 10 15* | afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 10 16 | niet onder 10 10 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen |
10 10 99 | niet elders genoemd afval |
10 11 | afval van de fabricage van glas en glasproducten |
10 11 03 | afval van glasvezelmateriaal |
10 11 05 | deeltjes en stof |
10 11 09* | afval van het mengsel vóór thermische verwerking dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 11 10 | niet onder 10 11 09 vallend afval van het mengsel vóór thermische verwerking |
10 11 11* | glasafval in de vorm van kleine glasdeeltjes en glaspoeder die zware metalen bevatten (bv. van kathode straalbuizen) |
10 11 12 | niet onder 10 11 11 vallend glasafval |
10 11 13* | slib van het polijsten en slijpen van glas dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 11 14 | niet onder 10 11 13 vallend slib van het polijsten en slijpen van glas |
10 11 15* | vast afval van rookgasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 11 16 | niet onder 10 11 15 vallend vast afval van rookgasreiniging |
10 11 17* | slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten |
10 11 18 | niet onder 10 11 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging |
10 11 19* | vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 11 20 | niet onder 10 11 19 vallend vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
10 11 99 | niet elders genoemd afval |
10 12 | afval van de fabricage van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen |
10 12 01 | afval van het mengsel vóór thermische verwerking |
10 12 03 | deeltjes en stof |
10 12 05 | slib en filterkoek van gasreiniging |
10 12 06 | afgedankte vormen |
10 12 08 | afval van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen (na thermische verwerking) |
10 12 09* | vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 12 10 | niet onder 10 12 09 vallend vast afval van gasreiniging |
10 12 11* | glazuurafval dat zware metalen bevat |
10 12 12 | niet onder 10 12 11 vallend glazuurafval |
10 12 13 | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
10 12 99 | niet elders genoemd afval |
10 13 | afval van de fabricage van cement, (ongebluste) kalk en pleistermortel en producten die hiervan zijn gemaakt |
10 13 01 | afval van het mengsel voor thermische verwerking |
10 13 04 | afval van het branden en blussen van kalk |
10 13 06 | deeltjes en stof (exclusief 10 13 12 en 10 13 13) |
10 13 07 | slib en filterkoek van gasreiniging |
10 13 09* | afval van de fabricage van asbestcement dat asbest bevat |
10 13 10 | niet onder 10 13 09 vallend afval van de fabricage van asbestcement |
10 13 11 | niet onder 10 13 09 en 10 13 10 vallend afval van cementhoudende composietmaterialen |
10 13 12* | vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat |
10 13 13 | niet onder 10 13 12 vallend vast afval van gasreiniging |
10 13 14 | betonafval en betonslib |
10 13 99 | niet elders genoemd afval |
10 14 | afval van crematoria |
10 14 01* | afval van gasreiniging dat kwik bevat |
11 | aFVaL VaN DE CHEMISCHE OPPERVLaKTEBEHaNDELING EN COaTING VaN METaLEN EN aNDERE MaTE RIaLEN; NON-FERROHYDROMETaLLURGIE |
11 01 | afval van chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere materialen (bv. galvanische processen, verzinken, beitsen, etsen, fosfaatbehandeling, alkalisch ontvetten en anodisatie) |
11 01 05* | beitszuren |
11 01 06* | niet elders genoemde zuren |
11 01 07* | basen gebruikt voor beitsen |
11 01 08* | slib van fosfaatbehandeling |
11 01 09* | slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten |
11 01 10 | niet onder 11 01 09 vallende slib en filterkoek |
11 01 11* | waterige spoelvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten |
11 01 12 | niet onder 11 01 11 vallende waterige spoelvloeistoffen |
11 01 13* | afval van ontvetting dat gevaarlijke stoffen bevat |
11 01 14 | niet onder 11 01 13 vallend afval van ontvetting |
11 01 15* | eluaat en slib van membraansystemen of ionenwisselaars die gevaarlijke stoffen bevatten |
11 01 16* | verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen |
11 01 98* | overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
11 01 99 | niet elders genoemd afval |
11 02 | afval van non-ferrohydrometallurgische processen |
11 02 02* | slib van de zink-hydrometallurgie (inclusief jarosiet en goethiet) |
11 02 03 | afval van de productie van anoden voor waterige elektrolyseprocessen |
11 02 05* | afval van koperhydrometallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat |
11 02 06 | niet onder 11 02 05 vallend afval van koperhydrometallurgische processen |
11 02 07* | overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
11 02 99 | niet elders genoemd afval |
11 03 | slib en vaste stoffen van temperingsprocessen |
11 03 01* | cyanidehoudend afval |
11 03 02* | overig afval |
11 05 | afval van thermische galvanisatieprocessen |
11 05 01 | hardzink |
11 05 02 | zinkas |
11 05 03* | vast afval van gasreiniging |
11 05 04* | fluxbad afval |
11 05 99 | niet elders genoemd afval |
12 | aFVaL VaN DE MaCHINaLE BEWERKING EN DE FYSISCHE EN MECHaNISCHE OPPERVLaKTEBEHaNDELING VaN METaLEN EN KUNSTSTOFFEN |
12 01 | afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen |
12 01 01 | ferrometaalvijlsel en -xxxxxxx |
00 00 00 | ferrometaalstof en -deeltjes |
12 01 03 | non-ferrometaalvijlsel en -xxxxxxx |
00 00 00 | non-ferrometaalstof en -deeltjes |
12 01 05 | kunststofschaafsel en -krullen |
12 01 06* | halogeenhoudende minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen) |
12 01 07* | halogeenvrije minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen) |
12 01 08* | halogeenhoudende emulsies en oplossingen voor machinale bewerking |
12 01 09* | halogeenvrije emulsies en oplossingen voor machinale bewerking |
12 01 10* | synthetische machineolie |
12 01 12* | afgewerkte wassen en vetten |
12 01 13 | lasafval |
12 01 14* | slib van machinale bewerking dat gevaarlijke stoffen bevat |
12 01 15 | niet onder 12 01 14 vallend slib van machinale bewerking |
12 01 16* | afval van gritstralen dat gevaarlijke stoffen bevat |
12 01 17 | niet onder 12 01 16 vallend afval van gritstralen |
12 01 18* | oliehoudend metaalslib (slib van slijpen, wetten en leppen) |
12 01 19* | biologisch gemakkelijk afbreekbare machineolie |
12 01 20* | afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal die gevaarlijke stoffen bevatten |
12 01 21 | niet onder 12 01 20 vallend afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal |
12 01 99 | niet elders genoemd afval |
12 03 | afval van water- en stoomontvetting (exclusief 11) |
12 03 01* | waterige wasvloeistoffen |
12 03 02* | afval van stoomontvetting |
13 | OLIEaFVaL EN aFVaL VaN VLOEIBaRE BRaNDSTOFFEN (exclusief spijsolie en onder de hoofstukken 05, 12 en 19 vallende oliën) |
13 01 | afval van hydraulische olie |
13 01 01* | hydraulische olie die pcb's bevat |
13 01 04* | gechloreerde emulsies |
13 01 05* | niet-gechloreerde emulsies |
13 01 09* | gechloreerde minerale hydraulische olie |
13 01 10* | niet-gechloreerde minerale hydraulische olie |
13 01 11* | synthetische hydraulische olie |
13 01 12* | biologisch gemakkelijk afbreekbare hydraulische olie |
13 01 13* | overige hydraulische olie |
13 02 | afval van motor-, transmissie- en smeerolie |
13 02 04* | gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie |
13 02 05* | niet-gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie |
13 02 06* | synthetische motor-, transmissie- en smeerolie |
13 02 07* | biologisch gemakkelijk afbreekbare motor-, transmissie- en smeerolie |
13 02 08* | overige motor-, transmissie- en smeerolie |
13 03 | afval van olie voor isolatie en warmteoverdracht |
13 03 01* | olie voor isolatie en warmteoverdracht die pcb's bevat |
13 03 06* | niet onder 13 03 01 vallende gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht |
13 03 07* | niet-gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht |
13 03 08* | synthetische olie voor isolatie en warmteoverdracht |
13 03 09* | biologisch gemakkelijk afbreekbare olie voor isolatie en warmteoverdracht |
13 03 10* | overige olie voor isolatie en warmteoverdracht |
13 04 | bilge-olie |
13 04 01* | bilge-olie van de binnenvaart |
13 04 02* | bilge-olie uit de kadeafvoer |
13 04 03* | bilge-olie van de overige scheepvaart |
13 05 | inhoud van olie/waterscheiders |
13 05 01* | vaste stoffen uit zandvangers en olie/waterscheiders |
13 05 02* | slib uit olie/waterscheiders |
13 05 03* | opvangerslib |
13 05 06* | olie uit olie/waterscheiders |
13 05 07* | met olie verontreinigd water uit olie/waterscheiders |
13 05 08* | afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders |
13 07 | afval van vloeibare brandstoffen |
13 07 01* | stookolie en dieselolie |
13 07 02* | Benzine |
13 07 03* | overige brandstoffen (inclusief mengsels) |
13 08 | niet elders genoemd olieafval |
13 08 01* | ontzoutingsslib en -emulsies |
13 08 02* | overige emulsies |
13 08 99* | niet elders genoemd afval |
14 | aFVaL VaN ORGaNISCHE OPLOSMIDDELEN, KOELMIDDELEN EN DRIJFGaSSEN (exclusief 07 en 08) |
14 06 | afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen voor schuim/aërosolen |
14 06 01* | chloorfluorkoolstoffen, hcfk's, hfk's |
14 06 02* | overige gehalogeneerde oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen |
14 06 03* | overige oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen |
14 06 04* | slib of vast afval dat gehalogeneerde oplosmiddelen bevat |
14 06 05* | slib of vast afval dat andere oplosmiddelen bevat |
15 | VERPaKKINGSaFVaL; aBSORBENTIa, POETSDOEKEN, FILTERMaTERIaaL EN BESCHERMENDE KLEDING (NIET ELDERS GENOEMD) |
15 01 | verpakking (inclusief gescheiden ingezameld stedelijk verpakkingsafval) |
15 01 01 | papieren en kartonnen verpakking |
15 01 02 | kunststofverpakking |
15 01 03 | houten verpakking |
15 01 04 | metalen verpakking |
15 01 05 | composietverpakking |
15 01 06 | gemengde verpakking |
15 01 07 | glazen verpakking |
15 01 09 | textielen verpakking |
15 01 10* | verpakking die resten van gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd |
15 01 11* | metalen verpakking die een gevaarlijk vaste poreuze matrix (bv. asbest) bevat, inclusief lege drukhouders |
15 02 | absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding |
15 02 02* | absorbentia, filtermateriaal (inclusief niet elders genoemde oliefilters), poetsdoeken en beschermende kleding die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd |
15 02 03 | niet onder 15 02 02 vallende absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding |
16 | NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD aFVaL |
16 01 | afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (inclusief niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen (exclusief 13, 14, 16 06 en 16 08) |
16 01 03 | afgedankte banden |
16 01 04* | afgedankte voertuigen |
16 01 06 | afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten |
16 01 07* | oliefilters |
16 01 08* | onderdelen die kwik bevatten |
16 01 09* | onderdelen die pcb's bevatten |
16 01 10* | explosieve onderdelen (bv. airbags) |
16 01 11* | remblokken die asbest bevatten |
16 01 12 | niet onder 16 01 11 vallende remblokken |
16 01 13* | remvloeistoffen |
16 01 14* | antivriesvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten |
16 01 15 | niet onder 16 01 14 vallende antivriesvloeistoffen |
16 01 16 | tanks voor vloeibaar gas |
16 01 17 | ferrometalen |
16 01 18 | non-ferrometalen |
16 01 19 | kunststoffen |
16 01 20 | glas |
16 01 21* | niet onder 16 01 07 tot en met 16 01 11 alsmede 16 01 13 en 16 01 14 vallende gevaarlijke onderdelen |
16 01 22 | niet elders genoemde onderdelen |
16 01 99 | niet elders genoemd afval |
16 02 | afval van elektrische en elektronische apparatuur |
16 02 09* | transformatoren en condensatoren die pcb's bevatten |
16 02 10* | niet onder 16 02 09 vallende afgedankte apparatuur die pcb's bevat of daarmee verontreinigd is |
16 02 11* | afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolstoffen, hcfk's en/of hfk's bevat |
16 02 12* | afgedankte apparatuur die vrije asbestvezels bevat |
16 02 13* | niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 12 vallende afgedankte apparatuur die gevaarlijke onderdelen (1) bevat |
16 02 14 | niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 13 vallende afgedankte apparatuur |
16 02 15* | uit afgedankte apparatuur verwijderde gevaarlijke onderdelen |
16 02 16 | niet onder 16 02 15 vallende uit afgedankte apparatuur verwijderde onderdelen |
16 03 | afgekeurde charges en ongebruikte producten |
16 03 03* | anorganisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
16 03 04 | niet onder 16 03 03 vallend anorganisch afval |
16 03 05* | organisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
16 03 06 | niet onder 16 03 05 vallend organisch afval |
16 03 07* | metallisch kwik |
16 04 | afvalexplosieven |
16 04 01* | afvalmunitie |
16 04 02* | vuurwerkafval |
16 04 03* | overig explosief afval |
16 05 | xxxxxx in drukhouders en afgedankte chemicaliën |
16 05 04* | gassen in drukhouders (inclusief halonen) die gevaarlijke stoffen bevatten |
16 05 05 | niet onder 16 05 04 vallende gassen in drukhouders |
16 05 06* | labchemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten, inclusief mengsels van labchemicaliën |
16 05 07* | afgedankte anorganische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten |
16 05 08* | afgedankte organische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten |
16 05 09 | niet onder 16 05 06, 16 05 07 of 16 05 08 vallende afgedankte chemicaliën |
16 06 | batterijen en accu's |
16 06 01* | loodaccu's |
16 06 02* | NiCd-batterijen |
16 06 03* | kwikhoudende batterijen |
16 06 04 | alkalibatterijen (exclusief 16 06 03) |
16 06 05 | overige batterijen en accu's |
16 06 06* | gescheiden ingezamelde elektrolyt uit batterijen en accu's |
16 07 | afval van de reiniging van transport- en opslagtanks en vaten (exclusief 05 en 13) |
16 07 08* | afval dat olie bevat |
16 07 09* | afval dat andere gevaarlijke stoffen bevat |
16 07 99 | niet elders genoemd afval |
16 08 | afgewerkte katalysatoren |
16 08 01 | afgewerkte katalysatoren die goud, zilver, rhenium, rhodium, palladium, iridium of platina bevatten (exclu sief 16 08 07) |
16 08 02* | afgewerkte katalysatoren die gevaarlijke overgangsmetalen of gevaarlijke verbindingen van overgangsme talen bevatten |
16 08 03 | niet elders genoemde afgewerkte katalysatoren die overgangsmetalen of verbindingen van overgangsme talen bevatten |
16 08 04 | afgewerkte katalysatoren voor wervelbedkrakers (exclusief 16 08 07) |
16 08 05* | afgewerkte katalysatoren die fosforzuur bevatten |
16 08 06* | afgewerkte vloeistoffen die als katalysator zijn gebruikt |
16 08 07* | afgewerkte katalysatoren die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd |
16 09 | oxiderende stoffen |
16 09 01* | permanganaten, bv. kaliumpermanganaat |
16 09 02* | chromaten, bv. kaliumchromaat, kalium- of natriumdichromaat |
16 09 03* | peroxiden, bv. waterstofperoxide |
16 09 04* | niet elders genoemde oxiderende stoffen |
16 10 | waterig vloeibaar afval dat bestemd is om elders te worden verwerkt |
16 10 01* | waterig vloeibaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
16 10 02 | niet onder 16 10 01 vallend waterig vloeibaar afval |
16 10 03* | waterige concentraten die gevaarlijke stoffen bevatten |
16 10 04 | niet onder 16 10 03 vallende waterige concentraten |
16 11 | ovenpuin |
16 11 01* | koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat |
16 11 02 | niet onder 16 11 01 vallend koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen |
16 11 03* | overig ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat |
16 11 04 | overig, niet onder 16 11 03 vallend ovenpuin van metallurgische processen |
16 11 05* | ovenpuin van niet-metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat |
16 11 06 | niet onder 16 11 05 vallend ovenpuin van niet-metallurgische processen |
17 | BOUW- EN SLOOPaFVaL (INCLUSIEF aFGEGRaVEN GROND VaN VERONTREINIGDE LOCaTIES) |
17 01 | beton, stenen, tegels en keramische producten |
17 01 01 | beton |
17 01 02 | stenen |
17 01 03 | tegels en keramische producten |
17 01 06* | mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaar lijke stoffen bevatten |
17 01 07 | niet onder 17 01 06 vallende mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten |
17 02 | hout, glas en kunststof |
17 02 01 | hout |
17 02 02 | glas |
17 02 03 | kunststof |
17 02 04* | glas, kunststof en hout die gevaarlijke stoffen bevatten of daarmee verontreinigd zijn |
17 03 | bitumineuze mengsels, koolteer en met teer behandelde producten |
17 03 01* | bitumineuze mengsels die koolteer bevatten |
17 03 02 | niet onder 17 03 01 vallende bitumineuze mengsels |
17 03 03* | koolteer en met teer behandelde producten |
17 04 | metaal (inclusief legeringen) |
17 04 01 | koper, brons en messing |
17 04 02 | aluminium |
17 04 03 | lood |
17 04 04 | zink |
17 04 05 | ijzer en staal |
17 04 06 | tin |
17 04 07 | gemengde metalen |
17 04 09* | metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd |
17 04 10* | kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten |
17 04 11 | niet onder 17 04 10 vallende kabels |
17 05 | grond (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties), stenen en baggerspecie |
17 05 03* | grond en stenen die gevaarlijke stoffen bevatten |
17 05 04 | niet onder 17 05 03 vallende grond en stenen |
17 05 05* | baggerspecie die gevaarlijke stoffen bevat |
17 05 06 | niet onder 17 05 05 vallende baggerspecie |
17 05 07* | spoorwegballast die gevaarlijke stoffen bevat |
17 05 08 | niet onder 17 05 07 vallende spoorwegballast |
17 06 | isolatiemateriaal en asbesthoudend bouwmateriaal |
17 06 01* | asbesthoudend isolatiemateriaal |
17 06 03* | overig isolatiemateriaal dat uit gevaarlijke stoffen bestaat of dergelijke stoffen bevat |
17 06 04 | niet onder 17 06 01 en 17 06 03 vallend isolatiemateriaal |
17 06 05* | asbesthoudende bouwmaterialen |
17 08 | gipshoudend bouwmateriaal |
17 08 01* | gipshoudend bouwmateriaal dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd |
17 08 02 | niet onder 17 08 01 vallend gipshoudend bouwmateriaal |
17 09 | overig bouw- en sloopafval |
17 09 01* | bouw- en sloopafval dat kwik bevat |
17 09 02* | bouw- en sloopafval dat pcb's bevat (bv. pcb-houdende kit, vloerbedekkingen waarin pcb-houdende hars is verwerkt, isolerende beglazing met pcb-houdende afdichting, pcb-houdende condensatoren) |
17 09 03* | overig bouw- en sloopafval (inclusief gemengd afval) dat gevaarlijke stoffen bevat |
17 09 04 | niet onder 17 09 01, 17 09 02 en 17 09 03 vallend gemengd bouw- en sloopafval |
18 | aFVaL VaN DE GEZONDHEIDSZORG BIJ MENS OF DIER EN/OF VERWaNT ONDERZOEK (exclusief keuken- en restaurantafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is) |
18 01 | afval van verloskundige zorg en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij xx xxxx |
00 00 00 | xxxxxxx xxxxxxxxxx (exclusief 18 01 03) |
18 01 02 | lichaamsdelen en organen, inclusief bloedzakjes en geconserveerd bloed (exclusief 18 01 03) |
18 01 03* | afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen |
18 01 04 | afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen (bv. verband, gipsverband, linnengoed, wegwerpkleding, luiers) |
18 01 06* | chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten |
18 01 07 | niet onder 18 01 06 vallende chemicaliën |
18 01 08* | cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen |
18 01 09 | niet onder 18 01 08 vallende geneesmiddelen |
18 01 10* | amalgaamafval uit de tandheelkunde |
18 02 | afval van onderzoek en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij dieren |
18 02 01 | scherpe voorwerpen (exclusief 18 02 02) |
18 02 02* | afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen |
18 02 03 | afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen |
18 02 05* | chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten |
18 02 06 | niet onder 18 02 05 vallende chemicaliën |
18 02 07* | cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen |
18 02 08 | niet onder 18 02 07 vallende geneesmiddelen |
19 | aFVaL VaN INSTaLLaTIES VOOR aFVaLBEHEER, OFFSITE WaTERZUIVERINGSINSTaLLaTIES EN DE BEREIDING VaN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WaTER EN WaTER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK |
19 01 | afval van de verbranding of pyrolyse van afval |
19 01 02 | uit bodemas verwijderde ferromaterialen |
19 01 05* | filterkoek van gasreiniging |
19 01 06* | waterig vloeibaar afval van gasreiniging en ander waterig vloeibaar afval |
19 01 07* | vast afval van gasreiniging |
19 01 10* | afgewerkte actieve kool van rookgasreiniging |
19 01 11* | bodemas en slakken die gevaarlijke stoffen bevatten |
19 01 12 | niet onder 19 01 11 vallende bodemas en slakken |
19 01 13* | vliegas dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 01 14 | niet onder 19 01 13 vallende vliegas |
19 01 15* | ketelas die gevaarlijke stoffen bevat |
19 01 16 | niet onder 19 01 15 vallende ketelas |
19 01 17* | afval van pyrolyse dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 01 18 | niet onder 19 01 17 vallend afval van pyrolyse |
19 01 19 | wervelbedzand |
19 01 99 | niet elders genoemd afval |
19 02 | afval van de fysisch-chemische behandeling van afval (inclusief verwijdering van chroom of cyanide of neutra lisatie) |
19 02 03 | voorgemengd afval dat uitsluitend bestaat uit niet-gevaarlijke afvalstoffen |
19 02 04* | voorgemengd afval dat ten minste één gevaarlijke afvalstof bevat |
19 02 05* | slib van fysisch-chemische behandeling dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 02 06 | niet onder 19 02 05 vallend slib van fysisch-chemische behandeling |
19 02 07* | door afscheiding verkregen oliën en concentraten |
19 02 08* | vloeibaar brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 02 09* | vast brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 02 10 | niet onder 19 02 08 en 19 02 09 vallend brandbaar afval |
19 02 11* | overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 02 99 | niet elders genoemd afval |
19 03 | gestabiliseerd/xxxxxxx xxxxx |
19 03 04* | niet onder 19 03 08 vallend als gevaarlijk ingedeeld, gedeeltelijk gestabiliseerd afval |
19 03 05 | niet onder 19 03 04 vallend gestabiliseerd afval |
19 03 06* | als gevaarlijk ingedeeld afval dat verhard is |
19 03 07 | niet onder 19 03 06 vallend verhard afval |
19 03 08* | gedeeltelijk gestabiliseerd kwik |
19 04 | verglaasd afval en afval van verglazen |
19 04 01 | verglaasd afval |
19 04 02* | vliegas en ander rookgasreinigingsafval |
19 04 03* | niet-verglaasde vaste fase |
19 04 04 | waterig vloeibaar afval van het ontlaten van verglaasd afval |
19 05 | afval van de aerobe behandeling van vast afval |
19 05 01 | niet-gecomposteerde fractie van huishoudelijk en soortgelijk afval |
19 05 02 | niet-gecomposteerde fractie van dierlijk en plantaardig afval |
19 05 03 | afgekeurde compost |
19 05 99 | niet elders genoemd afval |
19 06 | afval van de anaerobe behandeling van afval |
19 06 03 | vloeistof verkregen bij de anaerobe behandeling van stedelijk afval |
19 06 04 | digestaat van de anaerobe behandeling van stedelijk afval |
19 06 05 | vloeistof verkregen bij de anaerobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval |
19 06 06 | digestaat van de anaerobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval |
19 06 99 | niet elders genoemd afval |
19 07 | percolatiewater van stortplaatsen |
19 07 02* | percolatiewater van stortplaatsen dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 07 03 | niet onder 19 07 02 vallend percolatiewater van stortplaatsen |
19 08 | niet elders genoemd afval van afvalwaterzuivering |
19 08 01 | roostergoed |
19 08 02 | xxxxx xxx xxxxxxxx |
19 08 05 | slib van de behandeling van stedelijk afvalwater |
19 08 06* | verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen |
19 08 07* | oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars |
19 08 08* | afval van membraansystemen dat zware metalen bevat |
19 08 09 | vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders die uitsluitend spijsolie en -vetten bevatten |
19 08 10* | niet onder 19 08 09 vallende vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders |
19 08 11* | slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 08 12 | niet onder 19 08 11 vallend slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater |
19 08 13* | slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 08 14 | niet onder 19 08 13 vallend slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater |
19 08 99 | niet elders genoemd afval |
19 09 | afval van de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik |
19 09 01 | vast afval van primaire filtratie en roostergoed |
19 09 02 | waterzuiveringsslib |
19 09 03 | onthardingsslib |
19 09 04 | afgewerkte actieve kool |
19 09 05 | verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen |
19 09 06 | oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars |
19 09 99 | niet elders genoemd afval |
19 10 | afval van de shredding van metaalhoudend afval |
19 10 01 | ijzer- en staalafval |
19 10 02 | non-ferroafval |
19 10 03* | lichte fractie en stof dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 10 04 | niet onder 19 10 03 vallende lichte fracties en stof |
19 10 05* | andere fracties die gevaarlijke stoffen bevatten |
19 10 06 | andere, niet onder 19 10 05 vallende fracties |
19 11 | afval van de regeneratie van olie |
19 11 01* | afgewerkte bleekaarde |
19 11 02* | Zuurteer |
19 11 03* | waterig vloeibaar afval |
19 11 04* | afval van brandstofzuivering met behulp van basen |
19 11 05* | slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 11 06 | niet onder 19 11 05 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse |
19 11 07* | afval van rookgasreiniging |
19 11 99 | niet elders genoemd afval |
19 12 | afval van niet elders genoemde mechanische afvalverwerking (bv. sorteren, breken, verdichten, palletiseren) |
19 12 01 | papier en karton |
19 12 02 | ferrometalen |
19 12 03 | non-ferrometalen |
19 12 04 | kunststoffen en rubber |
19 12 05 | glas |
19 12 06* | hout dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 12 07 | niet onder 19 12 06 vallend hout |
19 12 08 | textiel |
19 12 09 | minerale stoffen (bijvoorbeeld zand, steen) |
19 12 10 | brandbaar afval (RDF) |
19 12 11* | overig afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalverwerking dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 12 12 | overig, niet onder 19 12 11 vallend afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalver werking |
19 13 | afval van bodem- en grondwatersanering |
19 13 01* | vast afval van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 13 02 | niet onder 19 13 01 vallend vast afval van bodemsanering |
19 13 03* | slib van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 13 04 | niet onder 19 13 03 vallend slib van bodemsanering |
19 13 05* | slib van grondwatersanering dat gevaarlijke stoffen bevat |
19 13 06 | niet onder 19 13 05 vallend slib van grondwatersanering |
19 13 07* | waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering die gevaarlijke stoffen bevatten |
19 13 08 | niet onder 19 13 07 vallend waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering |
20 | STEDELIJK aFVaL (HUISHOUDELIJK aFVaL EN SOORTGELIJK BEDRIJFSaFVaL, INDUSTRIEEL aFVaL EN aFVaL VaN INSTELLINGEN) INCLUSIEF GESCHEIDEN INGEZaMELDE FRaCTIES |
20 01 | gescheiden ingezamelde fracties (exclusief 15 01) |
20 01 01 | papier en karton |
20 01 02 | glas |
20 01 08 | biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval |
20 01 10 | kleding |
20 01 11 | textiel |
20 01 13* | oplosmiddelen |
20 01 14* | zuren |
20 01 15* | basisch afval |
20 01 17* | fotochemicaliën |
20 01 19* | pesticiden |
20 01 21* | tl-buizen en ander kwikhoudend afval |
20 01 23* | afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolstoffen bevat |
20 01 25 | spijsolie en -vetten |
20 01 26* | niet onder 20 01 25 vallende oliën en vetten |
20 01 27* | verf, inkt, lijm en hars die gevaarlijke stoffen bevatten |
20 01 28 | niet onder 20 01 27 vallende verf, inkt, lijm en hars |
20 01 29* | detergenten die gevaarlijke stoffen bevatten |
20 01 30 | niet onder 20 01 29 vallende detergenten |
20 01 31* | cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen |
20 01 32 | niet onder 20 01 31 vallende geneesmiddelen |
20 01 33* | onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen en accu's alsmede ongesorteerde mengsels van batterijen en accu's die dergelijke batterijen en accu's bevatten |
20 01 34 | niet onder 20 01 33 vallende batterijen en accu's |
20 01 35* | niet onder 20 01 21 en 20 01 23 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die gevaar lijke onderdelen (1) bevat |
20 01 36 | niet onder 20 01 21, 20 01 23 en 20 01 35 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
20 01 37* | hout dat gevaarlijke stoffen bevat |
20 01 38 | niet onder 20 01 37 vallend hout |
20 01 39 | kunststoffen |
20 01 40 | metalen |
20 01 41 | afval van het vegen van schoorstenen |
20 01 99 | niet elders genoemde fracties |
20 02 | tuin- en plantsoenafval (inclusief afval van begraafplaatsen) |
20 02 01 | biologisch afbreekbaar afval |
20 02 02 | grond en stenen |
20 02 03 | overig niet biologisch afbreekbaar afval |
20 03 | overig stedelijk afval |
20 03 01 | gemengd stedelijk afval |
20 03 02 | marktafval |
20 03 03 | veegvuil |
20 03 04 | slib van septische tanks |
20 03 06 | afval van het reinigen van riolen |
20 03 07 | grofvuil |
20 03 99 | niet elders genoemd stedelijk afval |
(1) Gevaarlijke onderdelen van elektrische en elektronische apparatuur kunnen omvatten: onder 16 06 genoemde accu's en andere batterijen die als gevaarlijk zijn ingedeeld, kwikschakelaars, glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas, enz.
ISSN 1977-0758 (elektronische uitgave) ISSN 1725-2598 (papieren uitgave)
★ ★ ★
★ ★
★ ★
★ ★
★ ★ ★
Bureau voor publicaties van de Europese Unie
0000 Xxxxxxxxx XXXXXXXXX
XX