De ondergetekenden:
Stichting Metro Pensioenfonds – Metro Cash & Carry Nederland B.V.
De ondergetekenden:
Stichting Metro Pensioenfonds, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: “het pensioenfonds", en
Metro Cash & Carry Nederland B.V. gevestigd te Amsterdam, te dezen handelend voor zichzelf en als gevolmachtigde van Inpakcentrale ICN B.V. gevestigd te Xxxxxx, Xxxx Zaandam B.V. gevestigd te Zaandam, , Metro Cash & Carry International Holding B.V. gevestigd te Amsterdam en Rotterdam Trading office B.V. gevestigd te Amsterdam en als zodanig deze vennootschappen rechtsgeldig vertegenwoordigend, hierna te noemen: “de onderneming"
Het pensioenfonds en de onderneming hierna gezamenlijk te noemen: “partijen”.
Overwegende dat:
A. De onderneming pensioenovereenkomsten heeft gesloten met hun werknemers;
B. De onderneming op grond van de Pensioenwet gehouden is de pensioenovereenkomsten onder te brengen bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet door het sluiten en in stand houden van een uitvoeringsovereenkomst;
C. De onderneming de uitvoering van de pensioenovereenkomsten heeft ondergebracht bij het pensioenfonds;
D. Partijen onderkennen dat in beginsel de onderneming, al dan niet in samenspraak met werknemers, gaat over de inhoud van de pensioenovereenkomsten en het pensioenfonds over de uitvoering;
E. Partijen afzonderlijk en in overleg de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding van het pensioenfonds, zoals bedoeld in artikel 102a van de Pensioenwet, hebben vastgesteld en partijen afspraken hebben gemaakt over de uitvoering van de pensioenovereenkomsten;
F. Het pensioenfonds de pensioenovereenkomsten en hetgeen daarin is opgenomen met betrekking tot de wijze van uitvoering, heeft getoetst op uitvoerbaarheid. Tevens is hetgeen is opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst getoetst aan de missie, visie en strategie, de doelstellingen en uitgangspunten inclusief de risicohouding, van het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds heeft geconstateerd dat de missie, visie en strategie, de doelstellingen en uitgangspunten, de uitvoering van de pensioenovereenkomsten niet belemmeren. Het bestuur van het pensioenfonds heeft daarom de opdracht tot uitvoering van voormelde pensioenovereenkomsten aanvaard en vastgelegd in een separate opdrachtaanvaarding;
G. Partijen belang hebben bij een goede uitvoering van de pensioenovereenkomsten en daarom hun wederzijdse rechten en verplichtingen in onderhavige uitvoeringsovereenkomst wensen vast te leggen.
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1 Begripsomschrijving
1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
ABTN: de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds, zoals deze luidt per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals deze nadien gedurende de looptijd van deze overeenkomst wordt gewijzigd
AVG: Algemene Verordening Gegevensbescherming
bestuur: het bestuur van het pensioenfonds beleidsdekkingsgraad: het voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde van de
actuele dekkingsgraad, zijnde de verhouding tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds
gedempte kostendekkende premie de gedempte kostendekkende premie als bedoeld in de
ABTN (exclusief de premies als bedoeld in artikel 3, lid 3 van deze overeenkomst)
overeenkomst: onderhavige uitvoeringsovereenkomst
pensioenreglement: het pensioenreglement van het pensioenfonds, zoals dat
luidt per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals dat nadien gedurende de looptijd van deze overeenkomst wordt gewijzigd
pensioengevend jaarsalaris: het vaste bruto jaarsalaris op basis van de gebruikelijke
arbeidstijd bij de onderneming vermeerderd met 8% vakantietoeslag en de eventuele vaste werkvenstertoeslag II en/of IV zoals vastgelegd in de cao groothandel in levensmiddelen. Het jaarsalaris bedraagt maximaal het bij ministeriële regeling gepubliceerde bedrag waarboven fiscaal geen pensioen mag worden opgebouwd. Het jaarsalaris omvat geen overige toeslagen, tantièmes of vergoedingen hoegenaamd.
pensioenregeling: de pensioenregeling, zoals vastgelegd in het pensioenreglement.
statuten: de statuten van het pensioenfonds. zoals die luiden per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals deze
nadien gedurende de looptijd van deze overeenkomst worden gewijzigd.
2. Voor zover daarvan in deze overeenkomst niet is afgeweken, zullen de begripsbepalingen opgenomen in de statuten en het pensioenreglement, zoals deze luiden per de datum waarop de overeenkomst ingaat of zoals deze nadien gedurende de looptijd van deze overeenkomst worden gewijzigd, hier van toepassing zijn.
Artikel 2 Aanbieding en acceptatie
1. De onderneming is verplicht alle werknemers met wie de onderneming een pensioenovereenkomst, conform de pensioenregeling uitgevoerd door het pensioenfonds, heeft gesloten bij het pensioenfonds aan te melden op een door het pensioenfonds aan te geven wijze.
2. Het pensioenfonds is verplicht de werknemers als deelnemer in de pensioenregelingen van het pensioenfonds te accepteren.
3. Partijen zijn verplicht tot getrouwe naleving van al datgene wat ten aanzien van hen is bepaald in deze overeenkomst. Voorts zijn partijen verplicht tot getrouwe naleving van alle op de pensioenregeling toepasselijke wet- en andere regelgeving.
Artikel 3 Verschuldigde vaste pensioenpremie, uitvoeringskosten en aanvullende premies
1. De door de onderneming aan het pensioenfonds verschuldigde vaste pensioenpremie is voor de periode vanaf 1 januari 2021 tot 1 januari 2026 vastgesteld op jaarlijks 19,2% van de som van de (gemaximeerde) pensioengevende jaarsalarissen. De onderneming streeft er naar om uiterlijk vóór ultimo maart 2025 in overleg met het pensioenfonds te treden over de voornemens van de onderneming ten aanzien van de verschuldigde vaste premie die de onderneming wenst te gaan betalen vanaf 1 januari 2026. Uiterlijk vóór 1 november 2025 informeert de onderneming het pensioenfonds over de verschuldigde vaste pensioenpremie die gaat gelden voor de periode vanaf 1 januari 2026. In het geval de onderneming het pensioenfonds niet uiterlijk vóór 1 november 2025 heeft geïnformeerd over de verschuldigde vaste premie die gaat gelden voor de periode vanaf 1 januari 2026, dan blijft in principe de verschuldigde vaste pensioenpremie zoals die geldt tot 1 januari 2026 van kracht maar is het pensioenfonds eenzijdig bevoegd om het streefopbouwpercentage zoals vastgelegd in de pensioenregeling – indien nodig - aan te passen.
2. De onderneming is naast de verschuldigde vaste premie als bedoeld in lid 1 van dit artikel jaarlijks de volgende uitvoeringskosten verschuldigd aan het pensioenfonds:
a. 1,3% van de som van de (gemaximeerde) pensioengevende jaarsalarissen; vermeerderd met
b. de doorlopende additionele kosten, die verband houden met het feit dat het pensioenfonds door de invoering van de pensioenregeling zoals die geldt vanaf 1 januari 2021 twee separate pensioenadministraties dient te voeren. Het pensioenfonds stelt deze doorlopende additionele
kosten vóór ultimo december 2020 in overleg met de onderneming vast op basis van onder meer een kostenopgaaf van de pensioenadministrateur van het pensioenfonds.
In aanvulling op het vorenstaande geldt voor het kalenderjaar 2021 dat de onderneming tevens de éénmalige kosten die verband houden met het implementeren van de pensioenregeling die geldt vanaf 1 januari 2021 verschuldigd is. Deze éénmalige kosten worden door het pensioenfonds in overleg met de onderneming vóór ultimo december 2020 vastgesteld op basis van onder meer een kostenopgaaf van de pensioenadministrateur van het pensioenfonds en een kostenopgaaf van het pensioenfonds met betrekking tot de overige (advies)kosten die door het pensioenfonds zijn gemaakt ter zake van het implementeren van de pensioenregeling die geldt vanaf 1 januari 2021.
Indien in enig kalenderjaar, naar het oordeel van het bestuur, substantiële wijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn of kunnen zijn op de verschuldigde uitvoeringskosten als hiervoor bedoeld onder a., treden partijen met elkaar in overleg over het eventueel aanpassen van deze verschuldigde uitvoeringskosten. Uitgangspunt van dit overleg tussen partijen is dat de som van door de onderneming verschuldigde vaste premie als bedoeld in lid 1 van dit artikel en de uitvoeringskosten als hiervoor bedoeld onder a. niet meer bedraagt dan 20,5% van de som van de (gemaximeerde) pensioengevende jaarsalarissen.
Over de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in dit lid is de onderneming omzetbelasting verschuldigd.
3. De onderneming is naast de verschuldigde vaste premie als bedoeld in lid 1 en de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in lid 2 van dit artikel jaarlijks de volgende aanvullende premies verschuldigd:
a. de premie voor verzekering van het WIA-excedentpensioen ter hoogte van 2,6% van de som van de verzekerde WIA-excedentpensioenen.
b. de premie voor de vrijwillige verzekering van het Anw-hiaatpensioen als opgenomen in het pensioenreglement. De premie wordt vastgesteld op basis van de door het bestuur vastgestelde tarieven, hierbij rekening houdend met de tarieven van de herverzekeraar en de administratiekosten.
c. de premie die benodigd is voor een kostendekkende financiering en uitvoering van de pensioenopbouw voor gewezen werknemers van de onderneming met recht op een WAO uitkering en die op grond van het pensioenreglement recht hebben op een voor hen premievrije voortzetting van pensioenopbouw. De uitvoeringskosten die verdisconteerd is in de premie wordt apart in rekening gebracht en daarover is door de onderneming omzetbelasting verschuldigd.
Het pensioenfonds kan de hiervoor bedoelde aanvullende premies als bedoeld onder a. en b. jaarlijks na overleg met de onderneming aanpassen dan wel op hetzelfde niveau handhaven.
Het pensioenfonds stelt per ultimo december van enig kalenderjaar de aanvullende premies als bedoeld in dit lid voor het komende kalenderjaar voorlopig vast en informeert de onderneming hierover.
Artikel 4 Pensioenopbouw en verminderen pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het pensioenfonds toetst jaarlijks per ultimo oktober achtereenvolgens of de verschuldigde vaste pensioenpremie als bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze overeenkomst vermeerderd met de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, lid 2 van deze overeenkomst voor het komende kalenderjaar:
a. ten minste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie die minimaal benodigd is om het streefopbouwpercentage van 1,60% als vastgelegd in de pensioenregeling te kunnen financieren; en
b. voldoet aan de door het pensioenfonds gestelde eis dat de premiedekkingsgraad op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per ultimo oktober van enig kalenderjaar minimaal 90% bedraagt.
2. Indien de verschuldigde vaste pensioenpremie als bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze overeenkomst vermeerderd met de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, lid 2 van deze overeenkomst niet ten minste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie die minimaal benodigd is om het streefopbouwpercentage van 1,60% als vastgelegd in de pensioenregeling te kunnen financieren en/of niet voldoet aan de door het pensioenfonds gestelde eis dat de premiedekkingsgraad minimaal 90% bedraagt, dan wordt het opbouwpercentage voor het komende kalenderjaar zodanig naar beneden toe verlaagd dat de verschuldigde vaste pensioenpremie vermeerderd met de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, lid 2 van deze overeenkomst alsnog ten minste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie behorende bij dit lagere opbouwpercentage en voldoet aan de door het pensioenfonds gestelde eis dat de premiedekkingsgraad minimaal 90% bedraagt. Een verlaging van het opbouwpercentage voor het komende kalenderjaar zoals hiervoor bedoeld, heeft geen invloed op de hoogte van het op risicobasis verzekerde partnerpensioen over toekomstige diensttijd, waarbij conform het pensioenreglement de toekomstige diensttijd gerekend wordt vanaf het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van overlijden.
3. In het geval dat het opbouwpercentage voor het komende kalenderjaar op grond van lid 2 van dit artikel wordt verlaagd, toetst de onderneming vóór ultimo van het lopende kalenderjaar of een dergelijke verlaging leidt of kan leiden tot intrekking van de bestaande vrijstelling van de onderneming tot verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds. Mocht uit de vorengenoemde toets blijken dat intrekking van de bestaande vrijstelling te verwachten is, dan treden partijen in overleg. Uitgangspunt van dit overleg is dat de onderneming ofwel besluit om de verschuldigde vaste premie als bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze overeenkomst te verhogen teneinde het opbouwpercentage voor het komende kalenderjaar te kunnen verhogen dan wel om de uitvoeringsovereenkomst conform hetgeen bepaald is in artikel 13, lid 5 te beëindigen.
4. Indien de verschuldigde vaste pensioenpremie als bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze overeenkomst vermeerderd met de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, lid 2 van deze overeenkomst meer bedraagt dan de gedempte kostendekkende premie die minimaal benodigd is om het streefopbouwpercentage van 1,60% als vastgelegd in de pensioenregeling te kunnen financieren en voldoet aan een premiedekkingsgraad van minimaal 110%, dan kan het
bestuur besluiten om het opbouwpercentage voor het komende kalenderjaar te verhogen tot maximaal 1,75%. Voorwaarde voor een dergelijke verhoging is dat de premiedekkingsgraad, na de verhoging van het opbouwpercentage, nog steeds minimaal 110% bedraagt en dat de verschuldigde vaste premie als bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze overeenkomst vermeerderd met de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, lid 2 van deze overeenkomst ten minste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie behorende bij dit hogere opbouwpercentage. Een verhoging van het opbouwpercentage voor het komende kalenderjaar zoals hiervoor bedoeld, heeft geen invloed op de hoogte van het op risicobasis verzekerde partnerpensioen over toekomstige diensttijd, waarbij conform het pensioenreglement de toekomstige diensttijd gerekend wordt vanaf het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van overlijden.
5. Het pensioenfonds kan - als omschreven bij of krachtens de Pensioenwet - verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden of de onderneming onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet.
6. Voordat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert als bedoeld in lid 5 van dit artikel, zullen de pensioengerechtigden minimaal drie maanden voorafgaand aan de vermindering en de deelnemers, gewezen deelnemers, de onderneming en de DNB minimaal een maand voorafgaand aan de vermindering, schriftelijk hierover worden geïnformeerd.
7. Indien en voor zover het pensioenfonds bij of krachtens de Pensioenwet moet besluiten tot het vermindering van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in lid 5 van dit artikel en deze vermindering ook feitelijk in enig jaar plaatsvindt, dan is de onderneming een koopsom verschuldigd die door het pensioenfonds in overleg met de actuaris van het pensioenfonds wordt vastgesteld. De onderneming heeft het recht om binnen 30 dagen de door het pensioenfonds vastgestelde koopsom te laten toetsen door een onafhankelijk actuaris. Door de betaling van de hiervoor bedoelde koopsom door de onderneming wordt twee derde van de feitelijke vermindering in enig jaar voorkomen van:
a. de tot en met 31 december 2020 verworven pensioenaanspraken inclusief eventuele vanaf 1 januari 2021 verleende toeslagen; en
b. de vóór 1 januari 2021 ingegane pensioenen (pensioenrechten) inclusief eventuele vanaf 1 januari 2021 verleende toeslagen.
Het beleid van het pensioenfonds ten aanzien van het verminderen van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten is vastgelegd in de ABTN. Betaling van de koopsom als bedoeld in dit lid gebeurt onder voorbehoud van goedkeuring door de onderneming. Indien de onderneming geen goedkeuring verleent, worden geen verminderingen als bedoeld in dit lid voorkomen.
Artikel 5 Vermogensoverschotten
1. Indien de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds zich per ultimo oktober boven 150% bevindt, en het pensioenfonds voldoet aan alle in de Pensioenwet gestelde eisen voor premiekorting, mede gelet op de financiering van voorwaardelijke toeslagen en toegepaste kortingen op de pensioenen, wordt op de verschuldigde vaste premie, als bedoeld in artikel 3 lid 1, een korting verleend. De korting bedraagt in dat geval eenvijftiende deel van het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en 150% vermenigvuldigd met de technische voorzieningen van het pensioenfonds op dat moment. De verschuldigde vaste premie zal niet lager worden dan de door de deelnemers verschuldigde bijdragen die door de werkgevers op de salarissen worden ingehouden en zal nimmer negatief worden.
2. Indien er op grond van lid 1 van dit artikel een premiekorting wordt verleend, wordt het opbouwpercentage voor het komende kalenderjaar, rekening houdend met de in de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van een kostendekkende premie, gesteld op tenminste 1,6% en wordt geen rekening gehouden met de premiedekkingsgraadeis als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder b van deze overeenkomst. Het loslaten van de premiedekkingsgraadeis in het betreffende jaar kan er niet toe leiden dat naar verwachting zodanig wordt ingeteerd op de financiële middelen dat de beleidsdekkingsgraad onder 150% zakt.
3. Indien sprake is van politieke ontwikkelingen ten aanzien van pensioenregelingen in Nederland die tussen werkgevers en werknemers worden overeengekomen en die invloed (kunnen) hebben op de gemaakte afspraken als neergelegd in deze overeenkomst en/of het pensioenreglement, treden partijen met elkaar in overleg. Uitgangspunt bij dit overleg is de doelstelling en het belang van het pensioenfonds en de verantwoordelijkheid van het bestuur in het kader van een evenwichtige belangenafweging.
Artikel 6 Betaling van de pensioenpremie
1. De onderneming zal maandelijks de verschuldigde vaste premie, de verschuldigde uitvoeringskosten en de verschuldigde aanvullende premies als bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst over de desbetreffende maand aan het pensioenfonds voldoen. Na afloop van het kalenderjaar stelt het pensioenfonds, onder andere rekening houdend met wijzigingen in het deelnemersbestand, een definitieve jaarpremie over het afgelopen jaar vast. Wanneer de definitieve jaarpremie meer bedraagt dan de reeds op dat tijdstip betaalde jaarpremie, verbindt de onderneming zich binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar het meerdere te betalen aan het pensioenfonds. Wanneer de definitieve jaarpremie minder bedraagt dan de reeds op dat tijdstip
betaalde jaarpremie, verbindt het pensioenfonds zich het meerdere binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan de onderneming te betalen.
2. Het pensioenfonds zal de onderneming maandelijks voor de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, lid 2 en artikel 3, lid 3 onder c van deze overeenkomst een separate factuur met omzetbelasting uitreiken.
Artikel 7 Niet-nakoming van betalingsverplichtingen
1. De onderneming en het pensioenfonds verbinden zich over en weer om over de verschuldigde gelden, over de tijdvakken gelegen tussen het tijdstip waarop deze opeisbaar zijn geworden en het tijdstip waarop zij zijn bijgeschreven, interest te vergoeden tegen een interestvoet die gelijk is aan de in dat tijdvak geldende wettelijke rente.
2. Ingeval de onderneming een betalingsachterstand heeft van 5% of meer van de totale door het pensioenfonds te ontvangen (aanvullende) jaarpremies (inclusief de verschuldigde uitvoeringskosten) als bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen, informeert het bestuur elk kwartaal het verantwoordingsorgaan.
3. Gedurende de in lid 2 van dit artikel bedoelde situatie informeert het pensioenfonds tevens elk kwartaal de gemeenschappelijke ondernemingsraad van de onderneming.
4. In de situatie dat de onderneming gedurende een door het pensioenfonds vast te stellen langere periode, de betalingsverplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet nakomt is het pensioenfonds bevoegd om, in aanvulling op artikel 13 van deze overeenkomst, deze overeenkomst met onmiddellijke ingang, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder enige schadevergoeding, schriftelijk te beëindigen. Het pensioenfonds informeert deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden over deze beëindiging.
Artikel 8 Betalingsvoorbehoud onderneming
1. De onderneming heeft het recht de betaling van de verschuldigde vaste pensioenpremie als bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze overeenkomst, de betaling van de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, lid 2 van deze overeenkomst en de verschuldigde aanvullende premie als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder a van deze overeenkomst, voor zover deze premies en kosten betrekking hebben op de bijdrage van de onderneming aan het pensioenfonds te verminderen of te beëindigen indien:
a. een ongewijzigde voortzetting van de betaling niet langer verantwoord is, gezien de financiële positie van de onderneming;
b. sociale of fiscale wetten of publiekrechtelijk of privaatrechtelijk verplicht gestelde regelingen met betrekking tot pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of gewijzigd.
2. Indien de onderneming het voornemen heeft tot vermindering of beëindiging van de bijdragen als bedoeld in lid 1 van dit artikel te besluiten, zal de onderneming dit voornemen onverwijld schriftelijk aan het pensioenfonds en aan degenen van wie het pensioen door het besluit wordt getroffen, meedelen. Vanaf het moment dat de verschuldigde (aanvullende) premies en de verschuldigde uitvoeringskosten niet meer worden betaald, zal geen verdere pensioenopbouw en geen dekking van risico’s van bijvoorbeeld overlijden en arbeidsongeschiktheid, voor zover betrekking hebben op de bijdrage van de onderneming, voor de deelnemers van de onderneming plaatsvinden en zullen de pensioenen van de betrokkenen premievrij worden gemaakt.
Artikel 9 Verstrekking van gegevens en informatie
1. Het pensioenfonds informeert de werknemer van de onderneming binnen drie maanden na de start van het verwerven van pensioenaanspraken door de werknemer over de kenmerken van de pensioenregeling, de uitvoering van de pensioenregeling en over persoonlijke omstandigheden die een actie van de werknemer kunnen vergen. De werknemer wordt daarbij tevens gewezen op de website van het pensioenfonds en op de mogelijkheid het pensioenregister te raadplegen.
2. De onderneming is verplicht het pensioenfonds maandelijks alle gegevens en informatie van de werkgevers te verstrekken die het pensioenfonds nodig heeft om de pensioenregelingen op correcte wijze te kunnen uitvoeren.
3. De onderneming staat er jegens het pensioenfonds voor in dat de aangeleverde gegevens en informatie juist en volledig zijn. De onderneming is aansprakelijk voor de financiële gevolgen van onjuiste, onvolledige of niet tijdige levering van gegevens en informatie aan het pensioenfonds.
4. De onderneming is in het kader van de verstrekking van persoonsgegevens aan het pensioenfonds aan te merken als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. Op de onderneming rust de verplichting om te voldoen aan de vereisten die de AVG en de Uitvoeringswet AVG en andere relevante wet- en regelgeving stellen aan een verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG. De onderneming zal in dit kader onder meer:
a. werknemers die gaan deelnemen aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, binnen één maand na indiensttreding, informeren over de verstrekking van persoonsgegevens (en eventuele toekomstige wijzigingen daarin) aan het pensioenfonds;
b. in de informatie aan werknemers als bedoeld onder a. verwijzen naar de privacyverklaring van het pensioenfonds (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx);
c. ervoor zorgdragen dat de persoonsgegevens van de werknemers juist en volledig zijn voordat ze aan het pensioenfonds beschikbaar gesteld worden.
5. Het pensioenfonds is vanaf het moment dat de onderneming persoonsgegevens heeft verstrekt aan het pensioenfonds aan te merken als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG. Op het pensioenfonds rust de verplichting om te voldoen aan de vereisten die de AVG en de Uitvoeringswet AVG en andere relevante wet- en regelgeving stellen aan een verwerkingsverantwoordelijke. Het pensioenfonds zal in dit kader onder meer:
a. persoonsgegevens behoorlijk, transparant en volgens de wet verwerken;
b. stappen ondernemen om ervoor te zorgen dat persoonsgegevens juist zijn en wanneer nodig bijgewerkt worden;
c. passende technische en organisatorische maatregelen treffen om persoonsgegevens te beschermen en ervoor te zorgen dat onderaannemers hetzelfde doen;
d. een beleid inzake het bewaren van gegevens hebben waardoor verzekerd wordt dat persoonsgegevens niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is;
e. voldoen aan verzoeken van betrokkenen (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden) als zij hun rechten uit hoofde van de AVG uitoefenen.
Artikel 10 Voorwaardelijke toeslagverlening
1. Het pensioenfonds besluit jaarlijks of er per 1 januari van enig kalenderjaar een toeslag op de pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt verleend. Deze toeslag is voorwaardelijk en hangt af van de financiële positie van het pensioenfonds. Een besluit om in enig jaar een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor komende jaren en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het pensioenfonds heeft ten aanzien van het te nemen besluit over toeslagverlening en de hoogte van de toeslag.
2. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer voor alle bestedingen over de laatst verstreken periode van oktober tot oktober.
3. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in dit artikel wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit beleggingsrendement.
4. Het pensioenfonds kan onder voorwaarden, waaronder wet- en regelgeving, besluiten tot het verlenen van een inhaaltoeslag.
Artikel 11 Opstellen en wijzigingen van het pensioenreglement
1. Het pensioenfonds stelt een pensioenreglement op aan de hand van de inhoud van de pensioenovereenkomst. Bij het vaststellen van het pensioenreglement handelt het pensioenfonds overeenkomstig de in dit artikel beschreven procedure.
2. Een voorgenomen wijziging van de pensioenovereenkomst wordt door de onderneming zo spoedig mogelijk, aan het pensioenfonds schriftelijk meegedeeld. Het pensioenfonds zal in beginsel instemmen met de uitvoering van de voorgenomen gewijzigde pensioenovereenkomst mits:
a) de pensioenovereenkomst kan worden uitgevoerd rekening houdende met het premiebeleid zoals onder meer vastgelegd in artikel 3 en 4 van deze overeenkomst en de doelstellingen en
de beleidsuitgangspunten van het pensioenfonds zoals geformuleerd in de opdrachtaanvaarding;
b) de wijziging niet in strijd is met geldende wet- en regelgeving;
c) de financiële toestand van het pensioenfonds de uitvoering van de gewijzigde pensioenovereenkomst toelaat;
d) de door de onderneming verschuldigde (aanvullende) premies en de verschuldigde uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3, van deze overeenkomst naar het oordeel van het pensioenfonds toereikend is; en
e) de wijziging naar het oordeel van het pensioenfonds in redelijkheid binnen de door de onderneming gewenste termijn kan worden geïmplementeerd en operationeel uitvoerbaar is en communiceerbaar is, gelet op de regels inzake communicatie van de Pensioenwet en de invulling daarvan door de toezichthouders.
3. Het pensioenfonds zal de uitkomsten van de toetsing als bedoeld in lid 2 van dit artikel uiterlijk binnen twee maanden na de mededeling door de onderneming, terugkoppelen aan de onderneming. Instemming van het pensioenfonds ten aanzien van de uitvoering van een wijziging van de pensioenovereenkomst zal voor zover nodig tot uitdrukking worden gebracht via een aanpassing van deze overeenkomst die door partijen wordt ondertekend. Indien deze overeenkomst niet wordt aangepast, zal vanaf het moment van inwerkingtreding van de gewijzigde pensioenovereenkomst voor toepassing van deze overeenkomst onder pensioenregeling worden verstaan: de pensioenregeling met die aanpassingen aan de pensioenovereenkomst waarmee het pensioenfonds heeft ingestemd.
4. Indien het pensioenfonds niet met de uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst instemt, zal het pensioenfonds dit schriftelijk terugkoppelen aan de onderneming en daarbij motiveren waarom niet aan één of meerdere van de in lid 2 van dit artikel onder a tot en met e genoemde toetsingscriteria wordt voldaan. Daarbij zal tevens worden aangegeven welke aanpassingen in de pensioenovereenkomst noodzakelijk zijn en ook binnen welke termijn om instemming te verkrijgen. Indien binnen de door het pensioenfonds gestelde termijn de onderneming en, voor zover van toepassing, de gemeenschappelijke ondernemingsraad van de onderneming niet tot overeenstemming komen en de onderneming en het pensioenfonds ook niet op andere wijze tot overeenstemming hebben kunnen komen over de uitvoering van de pensioenovereenkomst door het pensioenfonds, dan kunnen het pensioenfonds en de onderneming deze overeenkomst opzeggen met inachtneming van hetgeen bepaald is in artikel 13.
5. Het pensioenfonds past het pensioenreglement aan conform hetgeen daarover in de statuten en de wet wordt bepaald.
6. Het pensioenfonds informeert de deelnemers binnen 3 maanden na het besluit tot wijziging van het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement bij het pensioenfonds op te vragen.
7. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden binnen 3 maanden na het besluit tot wijziging van het pensioenreglement over de voor de gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden relevante wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement bij het pensioenfonds op te vragen.
8. Het pensioenfonds is bevoegd om het pensioenreglement te wijzigen in verband met onder meer:
a. uitvoeringstechnische aspecten;
b. wet- en regelgeving, waaronder maar niet uitsluitend de PW en de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover deze niet leiden tot aanpassing van de Pensioenovereenkomst;
c. aanwijzingen van DNB of de Autoriteit Financiële Markten; en
d. als hetgeen hiervoor onder sub a tot en met sub c vermeld naar de mening van het pensioenfonds een aanpassing van de inhoud van de pensioenovereenkomst vereist, dan zal het pensioenfonds de onderneming daarover tijdig informeren. Indien de pensioenovereenkomst niet binnen een redelijke termijn is aangepast, kunnen partijen deze overeenkomst opzeggen overeenkomstig artikel 13 van deze overeenkomst.
Een hiervoor bedoelde wijziging van het pensioenreglement kan nooit hogere financiële verplichtingen voor de onderneming tot gevolg hebben dan vóór de wijziging het geval was.
Artikel 12 Overige bepalingen
1. Partijen beogen niet enige bepaling van deze overeenkomst aan te merken als een derdenbeding in de zin der wet. Pensioenovereenkomsten, pensioenregeling en pensioenreglement vormen een afdoend kader voor verbintenissen van het pensioenfonds jegens (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun (gewezen) partners.
2. Voor het geval enig beding desondanks als een derdenbeding gekwalificeerd zou worden, bepalen partijen nadrukkelijk dat de rechthebbende derden niet toetreden tot deze overeenkomst en daarbij dus geen partij zijn.
3. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
4. Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet voorzienbaar waren en nakoming van de overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze overeenkomst.
5. Het pensioenfonds biedt (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun (gewezen) partners geen mogelijkheid om individuele aanvullende verzekeringen anders dan die zijn opgenomen in het pensioenreglement, te sluiten.
6. Bij geschillen tussen partijen omtrent de uitleg van statuten, pensioenreglementen en/of overeenkomst benoemt elke partij een deskundige arbiter. Deze arbiters benoemen gezamenlijk een onafhankelijke derde deskundige arbiter en vormen met deze als voorzitter de arbitragecom-
missie. Een geschil is aanwezig, indien en zodra één der partijen zulks beweert. De arbitrage- commissie zal daarna binnen twee maanden na de vorming van de genoemde commissie een voor partijen bindende uitspraak in het geschil doen.
Artikel 13 Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2021, vervangt alle voor die datum tussen partijen geldende overeenkomsten, met dien verstande dat de werkgever ook aansprakelijk blijft voor de financiële gevolgen van onjuiste, onvolledige of niet tijdige levering van gegevens en informatie aan het pensioenfonds met betrekking tot de werknemers van MIAG C.V. te Diemen die tot 1 januari 2021 hebben deelgenomen aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, en geldt voor onbepaalde tijd.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel kan deze overeenkomst door de onderneming of het pensioenfonds tussentijds, met een opzegtermijn van zes maanden, per 31 december van enig kalenderjaar bij aangetekend schrijven worden beëindigd.
3. Ingeval deze overeenkomst door de onderneming wordt beëindigd treden partijen in overleg om te komen tot een exit-plan op basis waarvan, rekening houdend met maatstaven van redelijkheid en billijkheid, de beëindiging en de financiële gevolgen en lasten van de beëindiging van deze overeenkomst voor het pensioenfonds, maar ook voor deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden worden afgewikkeld. Onder financiële gevolgen en lasten van de beëindiging van deze overeenkomst voor het pensioenfonds worden in ieder geval maar niet uitputtend verstaan de financiële gevolgen en lasten die verband houden met:
a) een eventuele liquidatie van het pensioenfonds;
b) een eventuele collectieve waardeoverdracht van de pensioenaanspraken en pensioenrechten inclusief de kosten die zien op het implementeren van de pensioenaanspraken en pensioenrechten bij de betreffende pensioenuitvoerder; en
c) individuele waardeoverdrachten na beëindging van deze overeenkomst.
4. Na de beëindiging van deze overeenkomst behouden partijen jegens elkaar de verplichtingen uit deze overeenkomst, waaronder de verplichting als bedoeld in artikel 4, lid 6 van deze overeenkomst, over de periode tot en met de beëindigingsdatum.
5. Indien de onderneming na een afwijzende beschikking op een daartoe door de onderneming ingediend vrijstellingsverzoek verplicht wordt zich voor de onder de pensioenregeling vallende werknemers of een gedeelte daarvan aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds, eindigt de overeenkomst per de datum waarop de verplichte deelneming aan een bedrijfstakpensioenfonds aanvangt voor de onderneming. De bepalingen als opgenomen in dit artikel gelden in die situatie onverkort.
Aldus overeengekomen, in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Amsterdam,
9 oktober 2020,
Datum: | ..……………. | ..……………. |
Ondertekening: | ..……………. | ..……………. |
Naam: | ..……………. | ..……………. |
Functie: | Bestuurder | Bestuurder |
Stichting Metro Pensioenfonds
Datum: | ..……………. | ..……………. |
Ondertekening: | ..……………. | ..……………. |
Naam: | ..……………. | ..……………. |
Functie: | Bestuurder | Bestuurder |
Metro Cash & Carry Nederland B.V.