B. Pensioenregelingen
Als de werkgever een werknemer niet binnen een maand informeert, dan wordt verondersteld dat de werkgever toch een aanbod heeft gedaan wanneer deze werknemer behoort tot een groep werknemers waarvoor al een pensioenovereenkomst bestaat. Zodra een werknemer op basis van de pensioenovereenkomst pensioenaanspraken opbouwt, is hij ‘deelnemer’ in de pensioenregeling.
De werkgever moet iedere wijziging in de pensioenovereenkomst aan de pensioenuitvoerder doorgeven. De pensioenuitvoerder informeert vervolgens de deelnemer hierover binnen drie maanden.
B. Pensioenregelingen
In de PW wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten pensioenregelingen. Uit de pensioenovereenkomst dient te blijken om welke van de drie regelingen het gaat:
1. Uitkeringsovereenkomst
De uitkeringsovereenkomst is een regeling waarbij de hoogte van de pensioenuitkeringen vooraf wordt gegarandeerd. Zowel de eindloon- als de middelloonregeling vallen onder dit begrip.
2. Kapitaalovereenkomst
Als de pensioenovereenkomst een kapitaalovereenkomst is, wordt de hoogte van het pensioenkapitaal vooraf gegarandeerd. Als de (ex-)werknemer op de pensioendatum in leven is, zal hij voor dit kapitaal pensioenuitkeringen aankopen. De hoogte van deze pensioenuitkeringen is niet gegarandeerd. Hoe hoog de aan te kopen pensioenuitkeringen zijn, is afhankelijk van de rentestand en de tarieven die gelden op de pensioendatum. De deelnemer is op de pensioendatum dan ook vrij om op zoek te gaan naar de uitvoerder met het meest gunstige tarief.
3. Premieovereenkomst
De premieovereenkomst is een regeling, waarbij vooraf alleen de af te dragen pensioenpremie vaststaat. Dit is dus de huidige beschikbare premieregeling. Van tevoren staat niet vast welk pensioenkapitaal er op de pensioendatum is. Ook staat niet vast hoe hoog de pensioenuitkeringen zijn die voor het pensioenkapitaal aangekocht kunnen worden.
C. Uitvoeringsovereenkomst
De werkgever is verplicht om de pensioenovereenkomst onder te brengen bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder. Dit gebeurt door middel van een uitvoeringsovereenkomst. In deze overeenkomst tussen de pensioenuitvoerder en de werkgever worden de wederzijdse rechten en verplichtingen ten aanzien van de uitvoering van de pensioenovereenkomst(en) vermeld.
3
3. Beperken ‘witte vlekken’
Met ‘witte vlek’ wordt de groep werknemers bedoeld voor wie er geen pensioenregeling als aanvulling op de AOW is. Er zijn nog steeds groepen werknemers die niet deelnemen aan een pensioenregeling. Ook met de invoering van de Pensioenwet geldt er geen pensioenplicht. Een werkgever is niet verplicht om een pensioenovereenkomst aan te gaan met zijn werknemer. Maar als er aan een werknemer uit een bepaalde functiegroep een pensioenovereenkomst aangeboden wordt, dan moet de werkgever dit aanbod wel aan alle werknemers uit diezelfde functiegroep doen.
A. Maximale toetredingsleeftijd
Met de invoering van de PW geldt een maximale toetredingsleeftijd van 21 jaar. Iedereen die 21 jaar of ouder is, kan dus meedoen in de pensioenregeling. Er mag geen latere toetredingsleeftijd van bijvoorbeeld 25 jaar meer overeengekomen worden. Deze bepaling wordt per 1 januari 2008 van kracht. Bestaande pensioenregelingen moeten uiterlijk op 31 december 2007 aangepast zijn. Maar deelnemers die op het moment van aanpassing van de toetredingsleeftijd in de pensioenregeling ouder zijn dan 21 jaar, hoeven niet met terugwerkende kracht pensioen toegezegd te krijgen over de voorliggende jaren. De deelnemer die op het moment van aanpassing bijvoorbeeld 25 jaar oud is, hoeft dus niet gecompenseerd te worden over de voorliggende vier jaren. Hij gaat deelnemen vanaf het moment van aanpassing.
B. Maximale wachttijd
Een wachttijd is de periode dat een werknemer al wel oud genoeg is om te mogen deelnemen, maar dat niet doet omdat hij nog te kort in dienst is bij de werkgever. Om hele kleine pensioenaanspraken (bijvoorbeeld bij ontslag van de werknemer in de proeftijd) te voorkomen, wordt vaak een wachttijd overeengekomen. Op basis van uitspraken van rechters was al duidelijk geworden dat een hele lange wachttijd niet meer is toegestaan. In de PW is nu bepaald dat een eventuele wachttijd maximaal twee maanden mag beslaan. Dit geldt alleen voor het ouderdomspensioen. Voor het nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen zijn wachttijden niet toegestaan. Uiterlijk per 1 januari 2008 moeten alle bestaande regelingen op dit punt aangepast zijn.
C. Pensioenreglement
De pensioenuitvoerder geeft op verzoek van een deelnemer een pensioenreglement af. Dit pensioenreglement is een overeenkomst tussen de pensioenuitvoerder en de deelnemer. Dit pensioenreglement moet in overeenstemming zijn met zowel de pensioenovereenkomst als met de uitvoeringsovereenkomst.
D. Startbrief
Met de invoering van de PW wordt een nieuw document geïntroduceerd: de startbrief. Dit is een verkorte versie van de pensioenregeling. De werkgever ziet erop toe dat de pensioenuitvoerder deze startbrief afgeeft binnen drie maanden vanaf het moment waarop de werknemer deelneemt aan de regeling.
E. Partijen en hun verhoudingen na invoering Pensioenwet
Na invoering van de Pensioenwet is er sprake van een zogenaamde ‘driepartijenverhouding’. De driepartijenverhouding bestaat uit de verhoudingen I tot en met III.
Figuur 1: Driepartijenverhouding
Pensioenuitvoerder
Uitvoeringsovereenkomst
Pensioenreglement(en)
II
III
Polis (individueel)
Werkgever
I
(C)AO
Pensioenovereenkomst
Deelnemer
Werknemer
Verhouding I. is gebaseerd op de door de werkgever op basis van een (collectieve) arbeidsovereenkomst met de werknemer gesloten pensioen-overeenkomst. Deze pensioenovereenkomst maakt intergaal onderdeel uit van de (collectieve) arbeidsovereenkomst.
Verhouding II. is gebaseerd op de onderbrengingsplicht van de werkgever. Deze onderbrengingsplicht krijgt gestalte door de plicht van de werkgever onmiddellijk een uitvoeringsovereenkomst te sluiten en te onderhouden. In deze uitvoeringsovereenkomst zijn de verzekerings-, uitvoerings- en financierings- voorwaarden opgenomen.
Verhouding III. geeft aan dat de pensioenuitvoerder zich door het aangaan van de uitvoerings- overeenkomst verbindt, pensioen uit te keren aan de betreffende werknemer. In het pensioenreglement, op te stellen door de pensioenuitvoerder, zijn de rechten en plichten van de pensioenuitvoerder enerzijds, en de werknemers anderzijds, tegenover elkaar weergegeven, op basis van de afspraken die zijn neergelegd in de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst.
F. Verdwijnen C-polissen
De ‘oude’ PSW biedt de mogelijkheid om de pensioentoezegging te verzekeren door middel van een polis waarvan de werknemer de verzekeringnemer is. Dit heet een C-polis, genoemd naar artikel 2 lid 4 onderdeel C van de PSW. Met de introductie van de PW is deze mogelijkheid vervallen: alleen de werkgever kan dan nog als verzekeringnemer worden vermeld. Van bestaande C-polissen die vóór 1
4
januari 2007 zijn afgesloten, mag de verzekeringnemer wel gewijzigd worden maar dit is juridisch niet verplicht. Pensioenuitvoerders en werkgevers worden dus niet verplicht om alle bestaande C-polissen aan te passen. Op nieuwe pensioenpolissen is de verzekeringnemer altijd de werkgever.
4. Informatieverplichtingen van de pensioenuitvoerder
In de Pensioenwet is een uitgebreide informatiestroom opgenomen van de pensioenuitvoerder richting:
- werkgever;
- (ex-)deelnemer;
- (ex-)partner;
- pensioengerechtigden.
De informatieverplichting geldt per 1 januari 2008. Tot 1 januari 2008 blijven de verplichtingen op basis van de ‘oude’ PSW van kracht.
Deelnemers
Aan de deelnemers moet jaarlijks het volgende verstrekt worden:
- een opgave van de tot dan toe verworven aanspraken;
- een opgave van de aanspraken die op grond van de pensioenovereenkomst bereikt worden als de werknemer tot aan zijn pensioendatum in dienst van de werkgever blijft;
- informatie over indexatie;
- een opgave van de waardeaangroei van de pensioenaanspraken die aan het voorafgaande kalenderjaar is toe te rekenen (de ‘factor A’). Als er indexatie in de pensioenovereenkomst is overeengekomen, informeert de pensioenuitvoerder de deelnemer over:
- de inhoud van het indexatiebeleid;
- de wijze van financiering van voorwaardelijke
- indexatie;
- de toekomstige verwachtingen van het indexatiebeleid.
Deze informatie wordt verstrekt door middel van het ‘uniform pensioenoverzicht’ (UPO). Dit overzicht is een gezamenlijk initiatief van pensioenfondsen en verzekeraars. Het UPO is opgenomen in de PW. De informatieverplichtingen gelden vanaf 2008.
Nationaal pensioenregister
Iedereen die pensioen opbouwt of heeft opgebouwd en een totaaloverzicht wil hebben van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, kan vanaf 1 januari 2011 terecht bij een nationaal pensioenregister. De pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor het opzetten van een nationaal pensioenregister.
5
5. Extra bescherming werknemer
Net als in de PSW, staat ook in de PW het waarborgen van de pensioenaanspraken centraal. Werknemers moeten ervan uit kunnen gaan, dat zij vanaf de pensioendatum inderdaad van hun pensioen kunnen genieten. Eenmaal opgebouwde pensioenrechten kunnen niet aangetast worden. De PW gaat hierin nog verder dan de PSW.
Premievrijmaking als gevolg van een betalingsachterstand
Vanaf 1 januari 2008 mag de uitvoerder de verzekering bij betalingsachterstanden pas premievrij maken als de achterstand door de uitvoerder is gemeld aan de deelnemer. Deze melding kan pas geschieden als de pensioenuitvoerder zich eerst aantoonbaar heeft ingespannen om de premies van de werkgever te krijgen. Als de premies ondanks alle inspanningen toch niet betaald worden, meldt de pensioenuitvoerder dit aan
de deelnemer. Na de melding aan de deelnemer blijft de verzekering nog minimaal drie maanden in stand alsof er wel premie betaald wordt. Voor zover de verzekering voorziet in een arbeidsongeschiktheids- en/of overlijdensdekking bij overlijden vóór de pensioendatum, blijven deze dekkingen nog gedurende deze drie maanden ongewijzigd in stand. Wordt de verzekering premievrij gemaakt, dan mag dit met terugwerkende kracht plaatsvinden tot ten hoogste vijf maanden vóór het tijdstip van melding van de betalingachterstand aan de deelnemers. Het is de pensioenuitvoerder niet toegestaan om eventuele kosten of premies voor de arbeidsongeschiktheids- en/of overlijdensdekking vóór de pensioendatum te verrekenen met de premievrije waarde.
Zorgplicht bij beleggingsverzekeringen
Eén van de vormen waar de bescherming van de deelnemer sterk in naar voren komt, is de beleggingsverzekering. De pensioenuitvoerder is verantwoordelijk voor de beleggingen, maar mag aan de deelnemer de mogelijkheid bieden om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen zelf te dragen. Als de deelnemer daarvoor kiest, moet de pensioenuitvoerder beleggingsadviezen geven.
Er zijn drie varianten:
1. geen vrijheid en dus ook geen invloed voor de deelnemer op de wijze van beleggen. De pensioenuitvoerder is volledig verantwoordelijk en handelt als een ‘goed huisvader’ ten aanzien van de beleggingen.
2. gedeeltelijke vrijheid doordat de deelnemer kan kiezen uit een aantal door de pensioenuitvoerder samengestelde beleggingskeuzepakketten. De pensioenuitvoerder toetst of de beleggingen binnen de gestelde grenzen blijven. Is dit niet het geval, dan moet de pensioenuitvoerder de beleggingen aanpassen zodat deze weer binnen de gestelde grenzen vallen. De deelnemer wordt hierover geïnformeerd.
3. volledige vrijheid in de keuze van de beleggingen. De pensioenuitvoerder geeft eenmalig een beleggingsadvies. Om dit advies te kunnen geven, zal de pensioenuitvoerder informatie moeten
inwinnen omtrent de financiële positie van de deelnemer, zijn kennis, zijn wensen, kortom: de pensioenuitvoerder moet de (ex-)deelnemers kennen. Vervolgens moet de pensioenuitvoerder jaarlijks toetsen of de beleggingen van de deelnemer nog in overeenstemming zijn met dit advies.
Het is nog onduidelijk hoe deze regelgeving uitgevoerd moet worden. Moet een pensioenuitvoerder bijvoorbeeld met alle individuele deelnemers die volledige keuzevrijheid willen, om de tafel gaan zitten? Deze vorm van zorgplicht kent een overgangstermijn van een jaar. De bepalingen gaan gelden per 1 januari 2008 voor nieuwe deelnemers. Voor bestaande deelnemers is de overgangstermijn verruimd tot 1 januari 2009. Het staat pensioenuitvoerders vrij om bestaande deelnemers nu al de mogelijkheid te bieden de verantwoordelijkheid voor beleggingen zelf te dragen. Pas als de deelnemer daar positief op reageert, kan de pensioenuitvoerder de beleggingsmix aanpassen.
6
6. Overige voorschriften
Partnerpensioen
Behalve gehuwde en geregistreerde partners kunnen ook de samenwonende partners in aanmerking komen voor een partnerpensioen. Nieuw is dat de ex-partner van een werknemer altijd recht heeft op een bijzonder partnerpensioen, als er een partnerpensioen met waarde is opgebouwd. Partnerpensioen kan op twee manieren verzekerd worden:
- ofwel er is een bepaald bedrag beschikbaar voor partnerpensioen voor als de (ex-)werknemer overlijdt: dit is partnerpensioen met opgebouwde waarde,
- ofwel er wordt per periode gekeken hoe groot het risico is dat de werknemer in die periode overlijdt.
Per periode wordt bekeken hoeveel het kost om het risico dat er een partnerpensioen uitgekeerd moet worden, over te laten nemen door de pensioenuitvoerder: dit is partnerpensioen op risicobasis, zonder opgebouwde waarde. Alleen bij een partnerpensioen met opgebouwde waarde heeft de ex-partner recht op een bijzonder partnerpensioen. Bij een partnerpensioen op risicobasis is er geen bijzonder partnerpensioen. Tot en met 2006
kwamen alleen de ex-echtgeno(o)t(e) en de ex-geregisteerde partner in aanmerking voor een bijzonder partnerpensioen. Maar nu komt dus ook de ex-partner die samengewoond heeft, maar geen geregisteerd partnerschap of huwelijk was aangegaan, hiervoor in aanmerking. Werkgevers kunnen nog wel zelf bepalen of, en zo ja, welke ongehuwden in aanmerking komen voor partnerpensioen. Zij kunnen bijvoorbeeld de eis stellen dat ongehuwden ten minste vijf jaar samengewoond moeten hebben, terwijl die eis niet ten aanzien van gehuwden en geregistreerde partners wordt gesteld. Daarnaast kan de werkgever de ongehuwden dus ook geheel uitsluiten van partnerpensioen. Maar als ongehuwden van het partnerpensioen uitgesloten worden en het gaat om een partnerpensioen met opgebouwde waarde, dan hebben zij wel recht op een hoger ouderdomspensioen (zie hierna, bij ‘Uitruil’). Wordt er eenmaal partnerpensioen voor ongehuwden overeengekomen, dan dient dit op dezelfde wijze
vastgesteld te worden als het partnerpensioen voor gehuwden of geregistreerde partners. Dit voorschrift gaat gelden per 1 januari 2008.
Los hiervan staat nog de verevening van het ouderdomspensioen. Deze verevening houdt in, dat het ouderdomspensioen dat gedurende het huwelijk is opgebouwd, tussen de werknemer en zijn echtgeno(o)t(e), dan wel geregistreerde partner verdeeld wordt. Zij hebben te zijner tijd allebei recht op uitbetaling van hun eigen deel van het ouderdomspensioen. Deze verevening is geregeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). Deze wet spreekt nog steeds over gehuwden en geregistreerde partners en niet over samenwonenden. Samenwonenden hebben dus nog steeds geen recht op verevening van het ouderdomspensioen.
Uitruil
Partnerpensioen met een opgebouwde waarde kan al sinds 2002 uitgeruild worden voor een hoger uderdomspensioen. Nieuw in de PW is het recht om ouderdomspensioen voor partnerpensioen uit te ruilen.
Ouderdomspensioen in partnerpensioen
De keuze om het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen moet voor de (ex-)werknemer minimaal mogelijk gemaakt worden op:
- de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan; als de pensioendatum vervroegd wordt, moet de mogelijkheid tot uitruil per de vervroegde pensioendatum aangeboden worden.
- de datum waarop de dienstbetrekking beëindigd wordt.
Na uitruil bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na uitruil resteert. Het is niet toegestaan om uit te ruilen voor een partnerpensioen hoger dan 70% van het pensioengevend loon. De mogelijkheid om ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen heeft geen betrekking op het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust voor de ex-partner. De pensioenuitvoerder zal de (gewezen) deelnemer in het laatste jaar voorafgaand aan de pensioendatum op de keuzemogelijkheid wijzen. Het zou wel eens voor kunnen komen, dat de (gewezen) deelnemer niet reageert binnen de termijn die de pensioenuitvoerder daarvoor gesteld heeft. De pensioenuitvoerder moet dan uit zichzelf ouderdomspensioen uitruilen in partnerpensioen als de (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partnerrelatie heeft én de pensioenregeling
niet reeds in een partnerpensioen voorziet. Deze ‘automatische uitruil’ zal ingaan per 1 januari 2009.
De uitruilmogelijkheid van ouderdomspensioen in partnerpensioen moet verplicht worden aangeboden voor aanspraken die vanaf 1 januari 2008 worden opgebouwd.
Afkoop van pensioen
De nieuwe Pensioenwet maakt geen onderscheid tussen afkoop van pensioen van pensioengerechtigden die in het buitenland wonen en afkoop van pensioen van pensioengerechtigden die in Nederland wonen. Dit in tegenstelling tot de PSW. Een pensioenuitvoerder mag een ‘klein pensioen’ afkopen als de (verwachte) Pensioenuitkeringen lager (zullen) zijn dan € 400 per jaar.1 De pensioenuitvoerder mag tot afkoop overgaan wanneer de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op de reguliere pensioendatum minder dan € 400 op jaarbasis bedragen. Bijvoorbeeld bij uitdiensttreding per 1 juli 2007 mag de pensioenuitvoerder pas op 1 juli 2009 tot afkoop overgegaan, tenzij de pensioendatum van de betreffende werknemer eerder is. Op die manier heeft de (ex-)deelnemer twee jaar de tijd om een nieuwe werkgever met een nieuwe pensioenuitvoerder te vinden. De pensioenuitvoerder heeft na afloop van deze periode van twee jaar een half jaar de tijd om de pensioenverzekering af te kopen.
Is eenmaal geconstateerd dat het ouderdomspensioen onder de grens van € 400 op jaarbasis blijft, dan mogen de bijbehorende pensioenaanspraken (o.a. partnerpensioen na pensioendatum) ook worden
1 De pensioenuitvoerder mag tot afkoop overgaan wanneer de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op de reguliere pensioendatum minder dan € 400 op jaarbasis bedragen.
afgekocht. De hoogte van de bijbehorende aanspraken zelf doet er dus niet toe. Geen recht van afkoop voor de pensioenuitvoerder bestaat als:
- dit in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst wordt uitgesloten;
- de ex-deelnemer binnen twee jaar na einde deelname een verzoek tot waardeoverdracht heeft gedaan;
- de termijn van 2,5 jaar is verstreken.
Het is een recht voor de pensioenuitvoerder, niet voor de werkgever of deelnemer. Een deelnemer heeft dus geen recht op afkoop als een pensioenuitvoerder hier niet aan meewerkt.
Afkoop na 2,5 jaar is mogelijk wanneer het ouderdomspensioen onder de € 400 per jaar blijft én de (ex-)deelnemer ermee instemt.
Waardeoverdracht
Net als in de PSW is in de Pensioenwet geregeld dat de gewezen deelnemer bij verandering van werkgever recht heeft op waardeoverdracht. Bij wijziging van werkgever moet de waarde van de opgebouwde aanspraken op verzoek van de (ex-)deelnemer worden overgedragen. Hetzelfde geldt wanneer men bij dezelfde werkgever aan een andere pensioenregeling
gaat deelnemen, bijvoorbeeld door verandering van functie.
7
7. Gefaseerde invoer van Pensioenwet
2007
2008
Wijzigingen die per 1-1-2007 zijn ingegaan:
- Op nieuwe polissen is de werkgever altijd de verzekeringnemer
- De werkgever moet binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk aan de werknemer melden of hij een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet en zo ja, binnen welke termijn en wie de pensioenuitvoerder is.
- De pensioenuitvoerder krijgt het recht om een klein ouderdomspensioen (jaarlijkse uitkeringen minder dan € 400) tegelijk met de overige pensioenen twee jaar na beëindiging van de deelneming af te kopen.
- De pensioenuitvoerder krijgt het recht om een klein partnerpensioen (jaarlijkse uitkeringen minder dan € 400) binnen 6 maanden na ingang af te kopen.
- De pensioenuitvoerder krijgt het recht om een klein bijzonder partnerpensioen (jaarlijkse uitkeringen minder dan € 400) binnen 6 maanden na (echt)scheiding af te kopen.
- De extra mogelijkheid tot afkoop bij emigratie is vervallen.
- De mogelijkheid om premies te restitueren indien korter dan een jaar aan de pensioenregeling is deelgenomen, is vervallen.
- De pensioengerechtigde heeft het recht om zijn pensioenaanspraken per de pensioeningangsdatum over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder “pensioenshoppen”), mits de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen, daarmee instemt. Dit recht geldt voor pensioenovereenkomsten die als kapitaal- of premieovereenkomst gekwalificeerd zijn. Voor uitkeringsovereenkomsten geldt dit recht op waardeoverdracht op de pensioendatum niet.
- Het recht van de gewezen deelnemer op waardeoverdracht is ook van toepassing indien de pensioenregeling bij de nieuwe werkgever een beroepspensioenregeling is.
- Bijzonder partnerpensioen moet bij beëindiging van de relatie op of na 1-1-2007 ook aan de samenwonende partner toegekend worden, indien deze partner ook voor de beëindiging van de relatie in aanmerking kwam voor het (opgebouwde) partnerpensioen.
- Een vordering op een pensioenuitvoerder tot het doen van uitkeringen verjaart niet meer tijdens het leven van de pensioengerechtigde.
Wijzigingen die per 1-1-2008 ingaan:
- De toetredingsleeftijd mag niet hoger zijn dan 21 jaar.
- De wachttijd is maximaal twee maanden. Voor het nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen mag geen wachttijd overeengekomen worden.
- Ouderdomspensioen dat opgebouwd wordt vanaf 1-1-2008, kan bij beëindiging van de deelneming én met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat, uitgeruild worden in partnerpensioen.
- Na de uitruil bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen.
- De pensioenuitvoerder moet het aan de deelnemer melden als er een betalingsachterstand ontstaan is. Er is na de melding nog gedurende minimaal drie maanden overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsdekking, als deze dekkingen in de pensioenovereenkomst overeengekomen zijn. Voor bestaande C-polissen waarvan de werknemer de verzekeringnemer is, gelden deze voorschriften niet.
- Als indexatie van pensioenaanspraken voorwaardelijk is, moet dit in alle informatie vermeld worden.
- Dit moet door in alle informatie die vanaf 1-1-2008 verstrekt wordt, een voorwaardelijkheidsverklaring op te nemen. Dit geldt voor alle pensioenaanspraken met een voorwaardelijk recht op indexatie die vanaf 1-1-2008 opgebouwd worden.
- De pensioenuitvoerder verstrekt informatie (vergelijkbaar met een jaaropgave) bij beëindiging van het dienstverband.
- De pensioenuitvoerder verstrekt 1 keer per 5 jaar informatie (vergelijkbaar met een jaaropgave) aan de gewezen deelnemer.
- De pensioenuitvoerder verstrekt informatie (vergelijkbaar met een jaaropgave) aan de gewezen partner bij (echt)scheiding.
- De pensioenuitvoerder verstrekt 1 keer per 5 jaar informatie (vergelijkbaar met een jaaropgave) aan de gewezen partner.
- De pensioenuitvoerder verstrekt bij pensioeningang informatie (vergelijkbaar met een jaaropgave) aan de pensioengerechtigden.
- De pensioenuitvoerder verstrekt jaarlijks informatie (vergelijkbaar met een jaaropgave) aan pensioengerechtigden.
- De pensioenuitvoerder verstrekt informatie (vergelijkbaar met een jaaropgave) aan deelnemers bij aanvang van deelname aan een vrijwillige pensioenregeling.
- De pensioenuitvoerder heeft een zorgplicht voor de beleggingen bij pensioenovereenkomsten die als premieovereenkomsten gekwalificeerd zijn. Dit geldt voor premieovereenkomsten die gesloten worden vanaf 1-1-2008.
- Het opnemen van onbetaald verlof van maximaal 18 maanden zal niet van invloed mogen zijn op het partnerpensioen. Verder zal het partnerpensioen op risicobasis in stand worden gehouden gedurende de periode dat een (gewezen) deelnemer een werkloosheidsuitkering ontvangt. De hoogte van het partnerpensioen gedurende de werkloosheidsperiode wordt vastgesteld alsof er partnerpensioen op opbouwbasis overeengekomen zou zijn. Dit betekent dat de hoogte ervan afhankelijk is van de reeds verstreken diensttijd (soms telt diensttijd bij vorige werkgevers ook mee).
0000
Xxxxxxxxxxx die per 1-1-2009 ingaan:
- De verzekeraar is verplicht om binnen drie maanden na de start van de verwerving van de pensioenaanspraken over te gaan tot afgifte van een startbrief. De start van de verwerving van pensioenaanspraken vangt aan zodra de werknemer de toetredingsleeftijd bereikt heeft én de eventuele wachttijd verstreken is.
- Het karakter (uitkerings-, kapitaal- of premieovereenkomst) van de pensioenovereenkomst moet in de pensioenovereenkomst vermeld worden.