Zitting 1964-1965 - 802 3
Zitting 1964-1965 - 802 3
Overeenkomst, op 14 januari 1964 te Brussel gesloten, tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling
van de Benelux Economische Unie
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Nr. 1
Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen 5 april 1965.
De wens, dat deze overeenkomst aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onder- worpen, kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden der Kamer te kennen worden ge- geven uiterlijk op 5 mei 1965.
's-Gravenhage, 1 april 1965.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 60, lid 2, en onder verwijzing naar artikel 61, lid 3, van de Grondwet, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U Hoogedelgestrenge hierbij de tekst van de op 14 januari 1964 te Brussel gesloten overeen- komst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 1964, 32)1) over te leggen.
Een toelichtende nota bij deze overeenkomst gelieve U Hoog- edelgestrenge hiernevens aan te treffen.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de over- eenkomst alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
Aan
de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Toelichtende nota
Het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage (Trb, 1958, 18), is sedert 1 november 1960 van kracht {Trb. 1960,
124).
Artikel 37 van dit verdrag bevat bepalingen met betrekking tot de begroting van de instellingen van de Unie, met uitzon- dering van de Raadgevende Interdepartementaire Raad en de Economische en Sociale Raad van Advies.
Deze bepalingen betreffen dus de volgende in artikel 15 van het verdrag vermelde instellingen:
a. het Comité van Ministers;
x. xx Xxxx van de Economische Unie;
c. de Commissies en de Bijzondere Commissies;
d. het Secretariaat-Generaal;
e. de Gemeenschappelijke Diensten; ƒ. het College van Scheidsrechters.
Ingevolge artikel 37, lid 1, wordt de jaarlijkse ontwerp- begroting van de instellingen van de Unie door de secretaris- generaal opgesteld en met begeleidend advies van de Raad van de Economische Unie aan het Comité van Ministers ter goed- keuring voorgelegd.
Het tweede lid van genoemd artikel schrijft voor, dat de Hoge Verdragsluitende Partijen bij overeenkomst een regeling treffen voor:
a. het toezicht op de uitvoering van de begroting van de
instellingen van de Unie;
b. het afsluiten van de rekeningen;
c. het toekennen van de noodzakelijke voorschotten;
d. de verdeling tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen van het nadelig saldo tussen uitgaven en ontvangsten.
1) Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
8023 1
2
De overeenkomst ter uitvoering van dit tweede lid is op 14 januari 1964 te Brussel ondertekend (Trb. 1964, 32).
De inhoud van deze overeenkomst wordt in het onderstaande toegelicht:
Het toezicht op de uitvoering van de begrotingen
(artikelen 1 t/m 10 van de overeenkomst).
Het Comité van Ministers draagt zorg voor de toepassing van het Unieverdrag en neemt de daartoe noodzakelijke maat- regelen (artikel 16 van het verdrag).
Het neemt beschikkingen die de Hoge Verdragsluitende Par- tijen verbinden en geeft richtlijnen aan de Raad van de Unie, aan de commissies en aan de bijzondere commissies (artikel 19, a en d). Het stelt het statuut vast, alsmede de personeelsforma- tie en de salarisschalen van het personeel (artikelen 34 en 35). Het kan gemeenschappelijke diensten instellen (artikel 40) en advies vragen aan het College van Scheidsrechters (artikel 52). Anderzijds verzorgt de secretaris-generaal het secretariaat van het Comité van Ministers, van de Raad van de Unie, van de commissies en de bijzondere commissie (artikel 36); hij be-
noemt en ontslaat de leden van het personeel (artikel 35).
Dit vergt velerlei handelingen, die uitgaven medebrengen en de uitvoering van de begroting vormen, welke uitvoering moet geschieden volgens regels voor te schrijven door het Comité van Ministers, tegenover hetwelk de secretaris-generaal ver- antwoordelijk is. Hiertoe voorziet artikel 1 van de overeen- komst in de instelling van een Financieel Reglement voor het Secretariaat-Generaal.
De tekst van dit door de Raad van de Economische Unie opgestelde reglement is reeds door het Comité van Ministers goedgekeurd.
Het toezicht op de uitvoering van de begroting berust in eerste instantie bij drie door het Comité van Ministers aan- gevvezen commissarissen, die ter plaatse controleren en zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven beoordelen (artikel 3).
De kwartaalrapporten van de commissarissen bereiken het Comité van Ministers door tussenkomst van de Secretaris- Generaal en de Raad van de Economische Unie (artikelen 4—7). De rapporten worden, vergezeld van een afschrift van de door het Comité van Ministers genomen beschikkingen, gezonden aan het Belgische Rekenhof, aan de Rekenkamer van Luxemburg en aan de Nederlandse Algemene Reken- kamer (artikel 8).
Deze procedure wordt reeds sedert 1 januari 1963 toe- gepast.
Vermeld zij, dat het Rekenhof en de Rekenkamers, indien zij dit nodig achten, ter plaatse alle nadere gegevens zullen kunnen verkrijgen (artikel 9). Deze hoge colleges, die aan de voorbereiding van de overeenkomst hebben deelgenomen, zullen in voorkomende gevallen uiteraard overleg plegen ter voor- koming van dubbel werk.
Het afsluiten van de rekeningen
(artikelen 11 t/m 16 van de overeenkomst)
De rekening en verantwoording, die de Secretaris-Generaal jaarlijks opstelt, wordt door het Comité van Ministers afge- sloten en een exemplaar van de desbetreffende beschikking wordt aan het Rekenhof en de Rekenkamers gezonden.
Het toekennen van de noodzakelijke voorschotten
(artikelen 17 en 18 van de overeenkomst)
Het voormalig Statuut van het Secretariaat-Generaal, neer- gelegd in Bijlage III van het op 14 maart 1947 te 's-Graven- hage gesloten Eerste Protocol bij de Nederlands-Belgisch- Luxemburgse Douaneovereenkomst, bepaalde, dat de Belgische Minister van Financiën de „voor de richtige werking van het Secretariaat-Generaal noodzakelijke voorschotten ter beschik- king stelde" (Stb. H 282, blz. 454, onder 6).
Deze voorschotten van totaal 10 min. Bfrs. werden ten laste gebracht van de Belgische begroting voor Buitengewone Uit- gaven als terug te betalen voorschot.
Anderzijds hadden de Regeringen zich verbonden hun aan- deel in de uitgaven van het Secretariaat-Generaal te storten telkens na de goedkeuring der rekeningen.
Voortaan stort elke Regering op vaste data haar aan de hand van de goedgekeurde begroting berekend aandeel. Bij dit systeem kan het door België toegestane voorschot worden beperkt tot een derde van de jaarbegroting.
De verdeling
(artikel 19 van de overeenkomst)
Voorheen droegen Nederland en de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie elk de helft van de kosten van het Secre- tariaat-Generaal. De verdeling tussen België en Luxemburg geschiedde op dezelfde wijze als voor de netto-opbrengst van de invoerrechten en van de gemeenschappelijke accijnzen,
d.w.z. naar verhouding van het aantal inwoners volgens de laatste volkstelling.
Aangezien het Verdrag tot instelling van de Benelux Eco- nomische Unie tussen drie deelnemers is gesloten, is het aan- deel van elk land in het nadelig saldo tussen uitgaven en ont- vangsten afzonderlijk vastgesteld, t.w. voor:
België 48,5 %
Luxemburg 3 %
Nederland 48,5 %
Uit artikel 20 van de overeenkomst vloeit voort, dat deze nieuwe verdeling van toepassing is te rekenen van 1 januari 1962.
De overeenkomst is in ontwerp aan de Raadgevende Inter- parlementaire Beneluxraad voorgelegd, welke in zijn vergade- ring van 26 januari 1963 een- gunstig advies heeft uitgebracht onder voorbehoud van een redactionele wijziging, waarmede in de definitieve tekst rekening is gehouden.
De Minister van Economische Zaken,
J. E. ANDRIESSEN.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
De Minister van Financiën,
X. X. XXXXXXXXX.