Pensioenreglement van
Versie juni 2023
Pensioenreglement van
Stichting Pensioenfonds Astellas
‐
Inhoud
1 DEFINITIES EN TOELICHTINGEN 4
2 PENSIOENREGELING EN UITVOERING 6
2.1 Deelnemerschap 6
2.2 Informatie 7
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen 7
2.2.2 Informatie aan de Deelnemer 7
2.2.3 Informatie aan de Gewezen deelnemer 8
2.2.4 Informatie aan de Gewezen partner 8
2.2.5 Informatie aan de Pensioengerechtigde 8
2.2.6 Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat 9
2.2.7 Informatie op verzoek 9
2.2.8 Informatieplicht van (Gewezen) deelnemer en Pensioengerechtigde 9
3 BEREKENINGSGRONDSLAGEN 10
3.1 Deelnemersjaren 10
3.2 Pensioengevend salaris 10
3.3 Franchise 10
3.4 Pensioengrondslag 11
3.5 Parttimefactor 11
4 SOORTEN PENSIOENEN 11
4.1 Algemeen 11
4.3 Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
4.4 Partnerpensioen. 12
4.5 Wezenpensioen 12
4.6 Arbeidsongeschiktheidspensioen 13
5 TOESLAGEN EN KORTINGEN 13
5.1 Toeslagen 13
5.2 Kortingen 14
6 KEUZEMOGELIJKHEDEN 14
6.1 Verschuiving van de pensioendatum 14
6.2 Uitruil van partnerpensioen naar extra (hoger) ouderdomspensioen of omgekeerd 16
6.3 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen 16
6.4 Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden 16
7 ARBEIDSONGESCHIKTHEID 17
7.1 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 17
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES 17
8.1 Ouderschapsverlof en aanvullend geboorteverlof 17
8.2 <vervallen> 17
8.3 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap 17
8.4 Vrijwillige voortzetting pensioenopbouw 17
8.5 Waardeoverdracht 18
8.6 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen 18
8.7 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen 19
8.8 Afkoop van kleine pensioenen 19
8.9 Vervallen van heel kleine pensioenen 19
8.10 Waardeoverdracht klein pensioen 20
9 FINANCIËLE BEPALINGEN 20
9.1 Financiering van de pensioenregeling 20
9.2 Uitkering van de pensioenen 21
10 OVERIGE BEPALINGEN 21
10.1 Fiscale maximering 21
10.2 Vervreemden van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten 21
10.3 Wijzigingsvoorbehoud werkgever 22
10.4 Klachten 22
10.5 Onvoorziene gevallen 22
10.6 Overgangsbepalingen 22
10.7 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen 23
1 DEFINITIES EN TOELICHTINGEN
Naast de definities van artikel 1 van de statuten, die ook gelden voor dit pensioenreglement, wordt verstaan onder:
1.1 Pensioenfonds
De Stichting Pensioenfonds Astellas.
1.2 Statuten
De Statuten van het Pensioenfonds.
1.3 Beleidsdekkingsgraad
De gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststellen.
1.4 Bestuur
Het Bestuur van het Pensioenfonds.
1.5 Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst tussen de Werkgever en het Pensioenfonds over de uitvoering van de pensioenovereenkomst.
1.6 Werkgever
De vennootschap Astellas B.V., gevestigd te Leiden alsmede de aan de vennootschap gelieerde onderneming(en).
1.7 Werknemer
Degene die een arbeidsovereenkomst heeft met de Werkgever en op wie de in artikel 1 lid 20 bedoelde pensioenovereenkomst van toepassing is.
1.8 Deelnemer
De Werknemer of gewezen Werknemer die ingevolge dit reglement Pensioenaanspraken jegens het Pensioenfonds verwerft.
1.9 Deelnemersjaar
Een Deelnemersjaar is een jaar gedurende welke sprake is van deelnemerschap in de zin van artikel 2.1 van dit reglement.
1.10 Gewezen Deelnemer
De persoon van wie het deelnemerschap is beëindigd, anders dan door het bereiken van de Pensioendatum of door overlijden en die aanspraak op pensioen heeft ten laste van het fonds.
1.11 Pensioengerechtigde
Degene die uitkeringen ten laste van het Pensioenfonds geniet.
1.12 Partner
a) De man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer is gehuwd vóór de pensioeningangsdatum dan wel de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioeningangsdatum een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan;
b) Indien de (gewezen) deelnemer niet is gehuwd of een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan, wordt op uitdrukkelijk verzoek van de (gewezen) deelnemer één ongehuwde man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer ongehuwd samenwoont door het bestuur als partner erkend indien:
o De betreffende partner geen familie is van de (gewezen) deelnemer in de rechte lijn, en
o De betreffende partner geen bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan met iemand anders, en
o De (gewezen) deelnemer en diens partner een vóór de pensioeningangsdatum notarieel verleden samenlevingscontract aan het bestuur overleggen waaruit blijkt dat er sprake is van een duurzaam samenlevingsverband.
1.13 Gewezen Partner
De persoon die door scheiding of het einde van de gezamenlijke huishouding als Partner werd aangemerkt.
1.14 Beëindiging partnerrelatie
Beëindiging van het partnerschap door:
a) echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of het aangaan van een andere, in lid 12 van dit artikel genoemde, vorm van partnerschap met dezelfde partner;
b) beëindiging van het ongehuwde samenlevingsverband of het samenlevingscontract als bedoeld in lid 12 sub b van dit artikel, anders dan door het overlijden of het aangaan van een andere, in lid 12 van dit artikel genoemde, vorm van partnerschap met dezelfde partner.
De scheidingsdatum bij gehuwden en wettig geregistreerden is de inschrijvingsdatum van de Scheiding in de registers van de Burgerlijke Stand.
Het einde van de gezamenlijke huishouding moet binnen 2 jaar na het eindigen ervan door ten minste één van de (gewezen) Partners aan het Pensioenfonds worden gemeld. Bij de melding moet een kopie van het aangetekende schrijven aan de andere partner of aan de notaris worden overlegd waarmee de gezamenlijke huishouding wordt beëindigd. Als datum voor het einde van de gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt de datum van het aangetekende schrijven waarmee de beëindiging een feit is geworden. Indien geen eenduidigheid bestaat over de beëindigingsdatum, wordt als beëindigingsdatum aangehouden de datum waarop volgens de Basisregistratie Personen (BRP) de inschrijving op hetzelfde adres is geëindigd.
1.15 Kind
a) het Kind beneden de leeftijd van 18 jaar van de (Gewezen) Deelnemer, dat tot deze (Gewezen) Deelnemer in familierechtelijke betrekking staat;
b) het stief‐ en pleegkind beneden de leeftijd van 18 jaar van de (Gewezen)Deelnemer, jegens wie, blijkens een rechterlijke uitspraak of authentieke akte, tijdens hun minderjarigheid de (gewezen) deelnemer onderhoudsplichtig was;
c) kinderen van de in lid 12 van dit artikel bedoelde partner ten behoeve van wie de (gewezen) deelnemer of de in lid 12 bedoelde partner recht heeft op kinderbijslag krachtens de Algemene Kinderbijslagwet;
d) de hier genoemde kinderen tussen de leeftijd van 18 en 27 jaar, indien zij de voor werkzaamheden beschikbare tijd hoofdzakelijk aan een studie of beroepsopleiding besteden.
Het bestuur kan besluiten, voor zover dat op basis van fiscale regelgeving mogelijk is, om kinderen van de partner, zoals bedoeld in lid 12 van dit artikel van een (gewezen) deelnemer, die vóór de pensioeningangsdatum deze hoedanigheid hebben verkregen en ten behoeve van wie geen recht op kinderbijslag bestaat krachtens de Algemene Kinderbijslagwet, als kinderen in de zin van dit reglement te beschouwen.
1.16 Nabestaande
De (Gewezen) Partner die of het Kind dat na overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde jegens het Pensioenfonds recht heeft op een (bijzonder) partnerpensioen respectievelijk op een wezenpensioen.
1.17 Pensioen
Ouderdoms‐, (bijzonder) partner‐, wezenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van dit reglement.
1.18 Pensioenaanspraak
Het recht op een nog niet ingegaan Pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening.
1.19 Pensioenrecht
Het recht op een ingegaan Pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening.
1.20 Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de werkgever en zijn werknemers is overeengekomen betreffende pensioen tot een maximum pensioengevend salaris, zoals beschreven in de cao van de werkgever en is opgenomen in het pensioenreglement.
1.21 Loonsom
Totale som aan lonen binnen de onderneming berekend als 13,96 maandsalarissen plus in enig jaar uitgekeerde (variabele) ploegentoeslag vermeerderd met bijbehorende vakantietoeslag.
1.22 Pensioenrichtdatum
De dag waarop de (Gewezen) Deelnemer 68 jaar wordt.
1.23 Pensioendatum
De dag waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat. Indien de gepensioneerde niet kiest voor vervroeging of uitstel van de ingang van het pensioen, is de pensioendatum gelijk aan de pensioenrichtdatum. Indien de gepensioneerde heeft gekozen voor vervroeging of uitstel van de ingang van het pensioen, is de pensioendatum de dag waarop het vervroegde of uitgestelde pensioen ingaat, volgens de regels van artikel 6.1.
1.24 Franchise
De franchise is dat gedeelte van het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd omdat de AOW‐uitkering in zoverre in inkomen voorziet.
1.25 Klacht
Iedere uiting van ontevredenheid die een belanghebbende richt aan het Pensioenfonds.
2 PENSIOENREGELING EN UITVOERING
2.1 Deelnemerschap
1. Het deelnemerschap vangt aan:
a. op 1 januari 2015 indien de Werknemer op dat moment in dienst is van de Werkgever en onder de werking van de pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 1 lid 20 van dit reglement valt;
b. bij indiensttreding na 1 januari 2015, vanaf het moment dat de pensioenovereenkomst van toepassing is op de betreffende deelnemer.
2. Het deelnemerschap eindigt:
a. bij het bereiken van de Pensioendatum, maar uiterlijk op de pensioenrichtdatum;
b. bij overlijden van xx Xxxxxxxxx;
c. bij uitdiensttreding voordat het Pensioen ingaat tenzij er voortzetting van het deelnemerschap plaatsvindt;
d. bij het eindigen van de voortzetting van het deelnemerschap.
2.2 Informatie
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen
1. Het Pensioenfonds heeft een website waarop informatie te vinden is over de pensioenregeling en de financiële situatie van het Pensioenfonds. Verder heeft het Pensioenfonds op de website documenten beschikbaar gesteld zoals het jaarverslag, verklaring beleggingsbeginselen, herstelplan en het pensioenreglement.
2. De informatie van het Pensioenfonds is correct, duidelijk en evenwichtig en wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.
3. Het pensioenfonds verstrekt de informatie elektronisch of schriftelijk.
4. Indien het Pensioenfonds voornemens is de informatie elektronisch te verstrekken, worden de (Gewezen) Deelnemer, Gewezen partner en Pensioengerechtigde hierover schriftelijk geïnformeerd.
5. Een (Gewezen) deelnemer, Gewezen Partner of pensioengerechtigde die bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking ontvangt de informatie schriftelijk.
6. Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het Pensioenfonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het Pensioenfonds navraag bij de Basisregistratie personen. De hiermee gepaard gaande kosten kan het Pensioenfonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.
7. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner geen bezwaar heeft gemaakt tegen elektronische verstrekking van informatie en het bij het Pensioenfonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het Pensioenfonds de informatie schriftelijk.
2.2.2 Informatie aan de Deelnemer
1. De Werkgever zorgt ervoor dat het Pensioenfonds wordt geïnformeerd over het sluiten van de pensioenovereenkomst en de start van verwerving van pensioenaanspraken. Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer bij het begin van het deelnemerschap, maar uiterlijk binnen drie maanden na de start van het verwerven van pensioenaanspraken, over de inhoud van de pensioenregeling en overige zaken die voor de Deelnemer van belang zijn. Van de nadien in de pensioenregeling doorgevoerde wijzigingen wordt de Deelnemer ook binnen drie maanden na die wijziging geïnformeerd.
2. Het Pensioenfonds verstrekt de Deelnemer jaarlijks een opgave van de opgebouwde aanspraken, de fiscale waardeaangroei alsmede informatie over toeslagverlening, vermindering van aanspraken, informatie over een variabele uitkering, de reglementaire pensioenleeftijd, de werkgeverspremie en werknemerspremie, informatie over garanties, het land waar het pensioen is ondergebracht, de toezichthouder waar het pensioen onder valt en over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
3. Het Pensioenfonds verstrekt de Deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave van opgebouwde aanspraken alsmede informatie over toeslagverlening, vermindering van aanspraken en informatie die voor de Deelnemer in het kader van de beëindiging relevant is. Indien van toepassing wordt informatie verstrekt over het functioneren van het Pensioenfonds.
2.2.3 Informatie aan de Gewezen deelnemer
1. Het Pensioenfonds stelt de Gewezen Deelnemer jaarlijks op de website een opgave ter beschikking van de opgebouwde aanspraken, de te bereiken aanspraken, alsmede informatie over toeslagverlening, vermindering van aanspraken, een variabele uitkering, de reglementaire pensioenleeftijd, informatie over garanties, het land waar het pensioen is ondergebracht, de toezichthouder waar het pensioen onder valt, de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf en, voor zover van toepassing, informatie over de ingehouden kosten.
Verder informeert het Pensioenfonds de Gewezen Deelnemer over een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen.
Het Pensioenfonds verstrekt de Gewezen Deelnemer ten minste een keer in de vijf jaar de hiervoor bedoelde opgave, informatie en wijzigingen.
2. Indien herschikking van Pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 6 lid 1 volgens de fiscale wet‐ en regelgeving mogelijk is, verstrekt het Pensioenfonds de Gewezen Deelnemer bij de in lid 1 bedoelde opgave informatie over het keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. Bij de opgave wordt een formulier gevoegd waarop de Gewezen Deelnemer zijn keuze kan aangeven. Indien de Gewezen Deelnemer van zijn keuzerecht gebruik maakt dient het door hem ingevulde en ondertekende keuzeformulier uiterlijk 3 maanden voor de (vervroegde) pensioendatum dan wel binnen 3 maanden nadat zijn dienstverband is beëindigd te worden teruggestuurd. Na ontvangst van het keuzeformulier verstrekt het Pensioenfonds de Gewezen Deelnemer binnen drie maanden een aangepaste opgave van de hoogte van zijn premievrije Pensioenaanspraken. Indien de (gewezen) deelnemer met een partner als bedoeld in artikel 1 lid 12 van dit reglement gebruik maakt van het uitruilrecht, dient het formulier mede door diens partner ondertekend te worden.
2.2.4 Informatie aan de Gewezen partner
1. Het Pensioenfonds verstrekt aan degene die Gewezen Partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:
a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen;
b. informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken;
c. informatie die voor de Gewezen Partner specifiek van belang is.
2. Ieder jaar verstrekt het Pensioenfonds aan de Gewezen Partner een opgave van het bijzonder partnerpensioen, informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken. Verder informeert het Pensioenfonds de Gewezen Partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
2.2.5 Informatie aan de Pensioengerechtigde
1 Het Pensioenfonds verstrekt degene die Pensioengerechtigde wordt en vervolgens jaarlijks:
a. een opgave van zijn pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner‐ en wezenpensioen;
c. informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken en rechten;
d. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is;
e. informatie over garanties;
f. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht; en
g. informatie over de toezichthouder waar het pensioen onder valt.
2 Na afloop van elk kalenderjaar ontvangt de pensioengerechtigde een jaaropgave met daarin vermeld de hoogte van de in dat kalenderjaar uitgekeerde bedragen en de hoogte van de wettelijke inhoudingen van dat kalenderjaar. Verder informeert het Pensioenfonds de Pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
2.2.6 Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
Het Pensioenfonds verstrekt (Gewezen) Deelnemers en Gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. De verstrekte informatie is ten minste gelijk aan de informatie die wordt verstrekt aan (Gewezen) Deelnemers en Gepensioneerden die in Nederland blijven.
2.2.7 Informatie op verzoek
1. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer en de Pensioengerechtigde op verzoek:
a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraken, te bereiken aanspraken of pensioenrecht. Voor zover het ouderdomspensioen betreft, worden deze gegevens weergegeven op basis van een pessimistisch, een verwacht en een optimistisch scenario;
b. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van de onder a. genoemde scenario’s;
c. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
d. informatie die specifiek voor hem relevant is; en
e. documenten van het Pensioenfonds.
2. Het Pensioenfonds verstrekt de Gewezen Partner op verzoek de informatie die is beschreven in artikel 2.2.4.
3. Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aan wie de informatie elektronisch wordt verstrekt, op verzoek een papieren afschrift van de informatie.
4. Het fonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van informatie. Dit geldt niet voor het opvragen van het pensioenreglement, informatie over beleggingen en uitruil van aanspraken.
2.2.8 Informatieplicht van (Gewezen) deelnemer en Pensioengerechtigde
De (Gewezen) Deelnemer en Pensioengerechtigde zijn verplicht het Pensioenfonds in kennis te stellen van voor het Pensioenfonds van belang zijnde gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van dit pensioenreglement. Bij de van belang zijnde gegevens moet bijvoorbeeld gedacht worden aan wijzigingen in de burgerlijke staat, de gezinssamenstelling, het adres en de mate van Arbeidsongeschiktheid indien deze vóór 1 januari 2017 is ontstaan en vervolgens een periode van 24 maanden is verstreken waarbij de arbeidsongeschiktheid na deze periode van 24 maanden nog bestaat.
Bij gebreke daarvan is hij/zij jegens het Pensioenfonds aansprakelijk voor eventueel voor het Pensioenfonds uit dat verzuim voortvloeiende kosten en zullen eventueel teveel uitgekeerde pensioenbedragen worden verrekend of teruggevorderd.
1. Indien een (Gewezen) Xxxxxxxxx ingevolge artikel 6.1 eerder dan de Pensioenrichtdatum met Xxxxxxxx wenst te gaan, dient hij dit vanaf een jaar doch ten minste zes maanden vóór de gewenste Pensioendatum respectievelijk de Pensioenrichtdatum schriftelijk aan het Pensioenfonds mede te delen.
2. Indien een (Gewezen) Deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid tot variatie in de pensioenuitkering als bedoeld in artikel 6.3, dient hij dit vanaf een jaar doch ten minste zes maanden vóór de Pensioendatum schriftelijk aan het Pensioenfonds mede te delen.
3. a. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer ten minste drie maanden vóór de Pensioendatum een opgave van de hoogte van de Pensioenaanspraken en informatie over de toeslagverlening.
b. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer bij de in onderdeel a bedoelde opgave informatie over het keuzerecht uitruil partnerpensioen in hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen en over het keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening. Bij de opgave wordt een formulier gevoegd waarop de (Gewezen) Deelnemer zijn keuze kan aangeven ten aanzien van:
o het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen; of
o het gedeeltelijk afstand doen van zijn ouderdomspensioen ten einde het partnerpensioen te verhogen.
c. Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik maakt van de onder b beschreven keuzemogelijkheden dient het ingevulde en ondertekende keuzeformulier binnen één maand na dagtekening van de in onderdeel a bedoelde opgave aan het Pensioenfonds te worden teruggestuurd.
Indien wordt gekozen voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen, dient het keuzeformulier zowel door de (Gewezen) Deelnemer als door de Partner te worden ondertekend.
Indien hij geen Partner heeft die jegens het Pensioenfonds rechten kan doen gelden, dient hij dit op het keuzeformulier aan te geven en het formulier te ondertekenen.
4. Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid tot vervroeging en/of variëren in de hoogte van de uitkering als bedoeld in artikel 6.3, verstrekt het Pensioenfonds hem ten minste twee maanden voor de Pensioendatum een verklaring met een voorlopige opgave van de herrekende Pensioenaanspraken.
De (Gewezen) Deelnemer dient de verklaring te ondertekenen en binnen een maand na dagtekening aan het Pensioenfonds terug te sturen.
5. Indien het Pensioenfonds de mededeling als bedoeld in de leden 1 en 2, het keuzeformulier als bedoeld in lid 3 onderdeel c en de verklaring als bedoeld in lid 4 niet binnen een maand na ontvangst heeft afgehandeld, ontvangt de (Gewezen) Deelnemer vóór het verstrijken van deze periode een ontvangstbevestiging.
3 BEREKENINGSGRONDSLAGEN
3.1 Deelnemersjaren
Deelnemersjaren zijn de jaren die liggen tussen 1 januari 2015 of de latere datum van aanvang deelname en de pensioendatum. Deze jaren worden verhoogd met de extra deelnemersjaren die uit een eventuele inkomende waardeoverdracht worden verkregen. De bereikte deelnemersjaren uit de basispensioenreglementen die golden bij aanvang deelnemerschap tot 1 januari 2015 worden meegeteld als deelnemersjaren.
3.2 Pensioengevend salaris
1. Het pensioengevend salaris is 12 maal het bruto maandsalaris van de deelnemers, zoals vastgesteld op de datum van aanvang deelname en vervolgens op 1 januari van ieder kalenderjaar, vermeerderd met de daarbij behorende vakantietoeslag, alsmede in enig kalenderjaar aan de deelnemer uitgekeerde (variabele) ploegentoeslag, vermeerderd met de daarbij behorende vakantietoeslag.
2. Het pensioengevend salaris is gemaximeerd. Per 1 januari 2023 is het pensioengevend salaris gemaximeerd tot € 128.810,‐. De grens van € 128.810,‐ wordt op basis van de wet jaarlijks verhoogd volgens de contractloonontwikkelingscorrectie (dit is de mate waarin het wettelijk minimumloon in een kalenderjaar is gestegen) zoals gedefinieerd in de Wet Inkomstenbelasting 2001.
3.3 Franchise
De hoogte van de franchise is door het bestuur vastgesteld. Per 1 januari 2023 is deze gelijk aan € 17.489,‐ per jaar. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari herzien. Dit gebeurt door aanpassing gerelateerd aan de ontwikkeling van de AOW‐uitkering voor gehuwden en afgerond op een hele euro. De franchise in enig jaar bedraagt nooit minder dan het minimumbedrag zoals omschreven in artikel 18a lid 7a van de Wet op de loonbelasting 1964.
3.4 Pensioengrondslag
1. De pensioengrondslag is het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd. De hoogte van de pensioengrondslag is het pensioengevend salaris verminderd met de franchise.
2. De pensioengrondslag wordt bij opname in de pensioenregeling vastgesteld. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld.
3.5 Parttimefactor
1. De parttimefactor is de verhouding tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren van de Deelnemer per week en het fulltime aantal arbeidsuren per week bij de Werkgever.
2. Als een deelnemer parttime werkt, wordt daarmee als volgt rekening gehouden:
a) de pensioengrondslag wordt op fulltimebasis vastgesteld;
b) ieder deelnemersjaar waarin parttime is gewerkt wordt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige deelnemersjaren wordt in dit verband aangenomen dat het laatste parttimepercentage tot de pensioendatum gelijk blijft.
3. Een wijziging van de parttimefactor in de loop van een jaar – waaronder begrepen wordt de aanvang of het einde van parttimewerk – heeft gevolg voor de pensioenberekening vanaf de wijzigingsdatum.
4. Voor de berekening van partner‐ en wezenpensioen bij overlijden van een Deelnemer wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de in de maand van overlijden van de Deelnemer geldende parttimefactor van kracht zou blijven tot de Pensioenrichtdatum.
5. De deelnemersbijdrage wordt voor een Deelnemer die in deeltijd werkt berekend door de Pensioengrondslag te berekenen die zou gelden als de Deelnemer een fulltime dienstverband zou hebben bij de Werkgever. De Deelnemersbijdrage wordt vervolgens vermenigvuldigd met de parttimefactor.
4 SOORTEN PENSIOENEN
4.1 Algemeen
Deze pensioenregeling heeft het karakter van een voorwaardelijke uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Streven is pensioenverwerving op basis van een middelloonstelsel.
4.2 Toekomstige opbouw onder voorbehoud financiering
1. In aanvulling op het bepaalde in 4.1 betreft de pensioenregeling een Collectieve Defined Contribution (CDC) regeling. De CDC‐regeling streeft naar een pensioen zoals bepaald in de artikelen 4.3 tot en met 4.6 met dien verstande dat:
a. wanneer de premie die in het kader van de CDC‐regeling is afgesproken niet langer toereikend is om de beoogde pensioenregeling te financieren, de pensioenregeling navenant het opbouwpercentage voor de opbouw van toekomstige pensioenaanspraken (ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen) wordt verlaagd, waarbij de eventuele middelen in het premiedepot in aanmerking worden genomen en de premie wordt niet verhoogd. Een en ander conform het bepaalde in artikel 9 van dit pensioenreglement;
b. wanneer de dekkingsgraad van het Pensioenfonds volgens de wettelijke normen een premiekorting of een premierestitutie zou toestaan, deze niet wordt verleend;
De pensioenregeling is daarom gebaseerd op een vaste premie zoals in de uitvoeringsovereenkomst beschreven.
4.3 Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum of, als voor een eerdere of latere pensioendatum is gekozen, op deze eerdere of latere datum.
2. Het ouderdomspensioen wordt uitbetaald tot en met het einde van de betreffende maand van het overlijden van de gepensioneerde.
3. Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een gedeelte van het ouderdomspensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen pensioen bedraagt, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 4.2, voor ieder deelnemersjaar vanaf 1 januari 2020 1,65% van de pensioengrondslag in dat betreffende jaar. In afwijking van het voorgaande bedraagt het opbouwpercentage voor het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen voor het kalenderjaar 2023 1,800%. Het in totaal opgebouwde ouderdomspensioen is gelijk aan het in de achterliggende deelnemersjaren opgebouwde ouderdomspensioen, inclusief verleende toeslagen en minus eventueel toegepaste kortingen.
Een overzicht van het feitelijke opbouwpercentage voor de kalenderjaren vanaf 1 januari 2020 is opgenomen in bijlage 1.
4. Het te bereiken ouderdomspensioen is het conform het vorige lid opgebouwde ouderdomspensioen, verhoogd met 1,65% (voor kalenderjaar 2023: 1,800%) van de laatst vastgestelde pensioengrondslag met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 4.2, vermenigvuldigd met het aantal toekomstige deelnemersjaren en indien van toepassing vermenigvuldigd met de laatst bekende parttimefactor voor de toekomstige jaren.
4.4 Partnerpensioen
1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) deelnemer.
2. Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met het einde van de betreffende maand van het overlijden van de partner.
3. Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een gedeelte van het partnerpensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen pensioen bedraagt, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 4.2, voor ieder deelnemersjaar vanaf 1 januari 2020 1,155% van de pensioengrondslag in dat betreffende jaar. In afwijking van het voorgaande bedraagt het opbouwpercentage voor het jaarlijks op te bouwen partnerpensioen voor het kalenderjaar 2023 1,260%.
Een overzicht van het feitelijke opbouwpercentage voor de kalenderjaren vanaf 1 januari 2020 is opgenomen in bijlage 1.
4. Bij overlijden van een deelnemer in kalenderjaar 2023 wordt het opgebouwde partnerpensioen verhoogd met 1,260% maal de pensioengrondslag maal de toekomstige dienstjaren alsof de deelnemer tot aan de pensioenrichtdatum in dienst zou zijn. Het bepaalde in artikel 4.2 en artikel 9.1 is hierbij niet van toepassing.
5. Indien en voor zover de partner van de deelnemer, de AOW‐gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt het in het vorige lid genoemde partnerpensioen verhoogd met een bedrag ter grootte van 15% van het laatst vastgestelde pensioensalaris.
6. Bij huwelijk respectievelijk wettelijk geregistreerd partnerschap respectievelijk samenleving van een Gepensioneerde die op of na de Pensioendatum zijn aangevangen zal geen aanspraak op partnerpensioen worden toegekend.
7. Indien de partner meer dan 10 jaar jonger is dan de overleden pensioengerechtigde of (gewezen) deelnemer, dan wordt het partnerpensioen voor die partner gekort met 3% voor elk vol jaar dat de partner meer dan tien jaar jonger is.
8. Het partnerpensioen wordt alleen toegekend als de gerechtigde op dat partnerpensioen aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister kan aantonen dat hij/ zij op het tijdstip van overlijden de partner, als bedoeld in artikel 1 lid 12, van de pensioengerechtigde of de (gewezen) Deelnemer was.
9. Bij beëindiging van de deelneming aan het Pensioenfonds blijven de reeds opgebouwde aanspraken behouden.
4.5 Wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat voor ieder kind in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) deelnemer.
2. Het wordt uitgekeerd tot de dag waarop het kind de 18e verjaardag bereikt.
3. Als het kind studeert of invalide is, loopt de uitkering van het wezenpensioen uiterlijk door tot de dag waarop het kind de 27e verjaardag bereikt.
4. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, loopt de uitkering door tot het einde van de betreffende maand. Van een studerend kind is sprake als:
‐ een kind ingeschreven is bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt. Aan volledig dagonderwijs wordt gelijkgesteld, een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat; en
‐ een kind de school of instelling geregeld bezoekt.
Een invalide kind is een kind dat van overheidswege recht heeft op een uitkering ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, langdurige ziekte of handicap.
5. Voornoemde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing indien het kind in het buitenland studeert.
6. Het wezenpensioen bedraagt per kind 20% van het partnerpensioen dat de deelnemer op de pensioendatum – bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap – zou gaan ontvangen, of het wezenpensioen waarop de gewezen deelnemer bij einde van het deelnemerschap recht heeft behouden. Voor de vaststelling van het totale wezenpensioen worden maximaal vijf kinderen in aanmerking genomen.
7. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (gewezen) deelnemer overlijdt zonder een partner na te laten of op de dag waarop de partner overlijdt.
4.6 Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Voor zover de arbeidsongeschiktheid in de zin van dit reglement is ontstaan voor 1 januari 2017 gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen in op de dag waarop de Deelnemer na 24 maanden volledige arbeidsongeschiktheid door de werkgever wordt ontslagen. Vanaf de datum van ontslag wordt een arbeidsongeschiktheidspensioen toegekend.
2. Voor die gevallen waarin de arbeidsongeschiktheid in de zin van dit reglement is ontstaan ná 31 december 2016 wordt geen arbeidsongeschiktheidspensioen toegekend.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen, zoals omschreven in lid 1 van dit artikel, bedraagt 80% van het bruto jaarinkomen verminderd met 70% van het van het dagloon afgeleide jaarloon dat ingevolge de WIA geldt voor de betrokken werknemer. Het bruto jaarinkomen is gelijk aan dertien maal het vaste maandsalaris, vermeerderd met de daarbij behorende vakantietoeslag, alsmede vermeerderd met de (variabele) ploegendiensttoeslag inclusief de daarbij behorende vakantietoeslag en 13e maanduitkering, die is toegekend over het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin het dienstverband in verband met arbeidsongeschiktheid werd verbroken.
4. Op het ingegane arbeidsongeschiktheidspensioen vindt toeslagverlening plaats conform het bepaalde in artikel 5 (toeslagverlening).
5. De uitkering wordt beëindigd zodra geen sprake meer is van volledige arbeidsongeschiktheid volgens de dan geldende bepalingen van de WIA dan wel bij het bereiken van de pensioendatum, maar uiterlijk op de ingangsdatum van de AOW.
5 TOESLAGEN EN KORTINGEN
5.1 Toeslagen
1. Op de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en de op de pensioenrechten van pensioengerechtigden kan jaarlijks toeslag worden verleend van maximaal de ontwikkeling van de afgeleide prijsindex (cpi) van oktober van het voorgaande jaar ten opzichte van het jaar daarvoor, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Hierbij baseert het bestuur zich op de beleidsdekkingsgraad voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de toeslagverlening plaatsvindt. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Er is geen recht op toeslagverlening.
2. De toeslagverlening over de aanspraken van arbeidsongeschikten met een dienstverband wordt gelijkgesteld aan de toeslagverlening als om schreven in lid 1. De toeslagverlening over de aanspraken van arbeidsongeschikten, zoals omschreven in artikel 4.6, met een beëindigd dienstverband wordt gelijkgesteld aan de toeslagverlening als omschreven in lid 1.
3. De toeslagverlening over de aanspraken van gewezen partners wordt gelijkgesteld aan de toeslagverlening als omschreven in lid 1. De toeslagverlening over de aanspraken van gewezen partners van slapers en pensioengerechtigden wordt gelijkgesteld aan de toeslagverlening als omschreven in lid 1.
4. Het bestuur van het Pensioenfonds kan uitsluitend toeslag verlenen als:
• de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de gewogen ondergrens die jaarlijks wordt bepaald conform een vaste berekeningssystematiek, en
• toeslagverlening naar verwachting ook in de toekomst mogelijk is.
5. Naast de in lid 1 bedoelde toeslagverlening kan er een separate reserve gevormd worden voor toeslagverlening uit de kostendekkende premie. Indien deze premie lager is dan de vaste premie zal het overschot worden gereserveerd in een premiedepot conform het bepaalde in artikel 9 lid 1. Als na de vastgelegde drie‐jaarsperiode een overschot resteert in het premiedepot, dan wordt dat overschot aangewend voor toeslagen voor de deelnemers. Deze toeslagen komen dan boven eventuele toeslagen die het Pensioenfonds verleent indien de dekkingsgraad van het Pensioenfonds dat toelaat, tot een maximum van het fiscaal toegestane percentage. De toeslagen uit het overschot worden verleend voor zover regelgeving dat toestaat.
Voor het kalenderjaar 2023 is besloten om een overschot in eerste instantie aan te wenden voor een hoger opbouwpercentage van 1,800% voor ouderdomspensioen en 1,260% voor partnerpensioen als bedoeld in artikel 4.3, lid 3 respectievelijk artikel 4.4 ,lid 3.
6. Het Pensioenfonds behoudt zich het recht voor om de voorwaarden voor het toeslagenbeleid volgens de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement aan te passen. Een wijziging van het hierboven beschreven toeslagbeleid geldt voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
7. Het bestuur van het Pensioenfonds kan nadere regels stellen met betrekking tot toeslagverlening.
5.2 Kortingen
Indien ten gevolge van enige omstandigheid het financieel evenwicht in het pensioenfonds zou worden verbroken, zal getracht worden het verbroken financieel evenwicht te herstellen, zonder de reeds verworven en de reeds ingegane aanspraken aan te tasten. Mocht zulks niet mogelijk zijn, dan kan het bestuur van het Pensioenfonds besluiten de verworven aanspraken en de ingegane pensioenen te verminderen met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet.
6 KEUZEMOGELIJKHEDEN
6.1 Verschuiving van de pensioendatum
1. De (Gewezen) Deelnemer kan er voor kiezen zijn ouderdomspensioen eerder of later dan de Pensioenrichtdatum in te laten gaan, echter niet eerder dan de dag waarop de 57‐jarige leeftijd wordt bereikt en niet later dan 5 jaar na het bereiken van de AOW‐leeftijd voor de betreffende deelnemer.
2. Vervroeging kan plaatsvinden over een periode bepaald in hele maanden, teruggerekend vanaf de pensioenrichtdatum. Indien vervroegd wordt naar een pensioendatum die 5 jaren voor de AOW‐leeftijd ligt, dient de dienstbetrekking in verband met pensionering te worden beëindigd.
3. Bij vervroeging van de pensioendatum blijft het bij het ouderdomspensioen behorende partner‐ en/of wezenpensioen ongewijzigd.
4. Voor zover de (gewezen) deelnemer nog een dienstbetrekking heeft, kan uitstel plaatsvinden over een periode bepaald in hele maanden nauwkeurig, gerekend vanaf de pensioenrichtdatum.
5. Voor degene die bij het bereiken van de pensioenrichtdatum nog deelnemer in de pensioenregeling is, vindt tijdens de uitstelperiode geen verdere opbouw van pensioenen plaats. Het levenslange partner‐ en wezenpensioen blijft in stand op basis van de pensioengrondslag die gold bij het bereiken van de pensioenrichtdatum.
6. Bij gedeeltelijke vervroeging wordt het deel van het ouderdomspensioen dat vervroegd tot uitkering komt verlaagd met de op dat moment geldende tarieven. De tarieven voor vervroeging zijn in de bijlage van dit reglement opgenomen. Het percentage deeltijdpensionering is voor de (gewezen) deelnemer die maximaal vijf jaar jonger is dan de voor de betreffende (gewezen) deelnemer geldende AOW‐leeftijd het verschil tussen het aantal oude arbeidsuren (voor ingang deeltijdpensionering) en het met de (nieuwe) werkgever overeengekomen aantal nieuwe arbeidsuren. Voor de (gewezen) deelnemers die een leeftijd
hebben die maximaal vijf jaar voor de AOW‐leeftijd ligt van de betreffende (gewezen) deelnemer kan elk gewenst percentage deeltijdpensionering worden gekozen. De hoogte van het vervroegde deeltijd ouderdomspensioen is dan gelijk aan de tot de vervroegde pensioendatum opgebouwde pensioenaanspraken vermenigvuldigd met het percentage deeltijdpensionering.
7. Op de vervroegde pensioendatum moet tevens een keuze worden gemaakt voor de overige in dit hoofdstuk genoemde keuzemogelijkheden.
8. Een eenmaal ingegaan deeltijd ouderdomspensioen kan niet worden verhoogd of verlaagd in verband met een verdere vermindering respectievelijk vermeerdering van de arbeidsduur van de werknemer. Voor het deel dat de deelnemer, in overleg met de werkgever, gedeeltelijk blijft doorwerken, zal de deelnemer naar evenredigheid recht hebben op verdere pensioenopbouw tot maximaal de pensioenrichtdatum. Aan deze opbouw wordt toegevoegd het deel van de (tot de ingangsdatum van het deeltijdpensioen) opgebouwde pensioenaanspraken dat niet vervroegd tot uitkering komt. Op de latere pensioendatum van dit deel van de pensioenaanspraken heeft de deelnemer voor dit (nog niet ingegane) deel van de pensioenaanspraken opnieuw de mogelijkheid om te kiezen voor de in dit hoofdstuk genoemde keuzemogelijkheden.
9. Degene die bij het bereiken van de pensioenrichtdatum nog deelnemer is in de pensioenregeling, moet bij uitstel van de pensioendatum het dienstverband in overleg met de werkgever voortzetten. Tijdens deze periode van deelname aan de pensioenregeling vindt geen opbouw plaats en is geen premie verschuldigd. Degene die bij het bereiken van de pensioenrichtdatum al gewezen deelnemer in de pensioenregeling is, moet bij uitstel van de pensioendatum een dienstverband hebben met een andere werkgever.
10. Bij uitstel van de pensioeningang wordt de pensioendatum in eerste instantie uitgesteld tot 31 december van het kalenderjaar en wordt het ouderdomspensioen overeenkomstig verhoogd. Vervolgens wordt deze pensioendatum telkens met één jaar uitgesteld en het ouderdomspensioen dienovereenkomstig verhoogd. Bij tussentijdse ingang van het ouderdomspensioen vindt vervroeging plaats. De verhoging als gevolg van uitstel van het ouderdomspensioen heeft geen consequenties voor de hoogte van het partner‐ en wezenpensioen verkregen na toepassing van artikel 8.3 van dit reglement.
11. De (gewezen) deelnemer kan kiezen voor gedeeltelijke pensionering op de pensioenrichtdatum en uitstel van het andere deel van de pensioenuitkering indien en voor zover er sprake is van een dienstverband. Het percentage deeltijdpensionering is het verschil tussen het aantal oude arbeidsuren (vóór ingang deeltijdpensionering) en het met de (nieuwe) werkgever overeengekomen aantal nieuwe arbeidsuren. De hoogte van het deeltijd ouderdomspensioen is dan gelijk aan de tot de pensioenrichtdatum opgebouwde pensioenaanspraken vermenigvuldigd met het percentage deeltijdpensionering. Een eenmaal ingegaan deeltijd ouderdomspensioen kan niet worden verhoogd of verlaagd in verband met een verdere vermindering respectievelijk vermeerdering van de arbeidsduur van de werknemer. Het uitgestelde deel van het ouderdomspensioen zal tot uitkering komen uiterlijk bij het bereiken van de AOW‐datum van de (gewezen) deelnemer vermeerderd met vijf jaren, dan wel het eerdere tijdstip waarop het fiscaal maximale ouderdomspensioen wordt bereikt.
12. Bij vervroegde ingang van het ouderdomspensioen (pensionering vóór de pensioenrichtdatum) kan de (gewezen) deelnemer er voor kiezen om een deel van het levenslange vervroegd ingaande ouderdomspensioen om te zetten in een tijdelijk ouderdomspensioen (AOW‐overbruggingspensioen). Deze uitruilmogelijkheid kan alleen worden toegepast in combinatie met toepassing van vervroeging en hoog‐laag keuze zoals aangegeven in dit artikel. Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en eindigt op de dag waarop de uitkering ingevolge de Xxxxxxxx Ouderdomswet (AOW) ingaat dan wel bij eerder overlijden. De hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen mag niet uitgaan boven twee maal de AOW‐uitkering voor een gehuwde waarvan de partner de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt ingevolge de AOW. De hiervoor bedoelde expiratiedatum (einddatum) van het tijdelijk ouderdomspensioen wordt eenmalig vastgesteld op basis van de gegevens zoals geldend op de ingangsdatum van het tijdelijk ouderdomspensioen. De tarieven voor omzetting van ouderdomspensioen in een tijdelijk ouderdomspensioen zijn opgenomen in de bijlage bij dit reglement. De omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in een tijdelijk ouderdomspensioen heeft geen consequenties voor de hoogte van het partner‐ en wezenpensioen.
6.2 Uitruil van partnerpensioen naar extra (hoger) ouderdomspensioen of omgekeerd
1. De (gewezen) deelnemer kan het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk op de pensioendatum uitruilen om het ouderdomspensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer met een partner heeft daarvoor de instemming nodig van de partner.
2. De (gewezen) deelnemer kan een gedeelte van het ouderdomspensioen bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioendatum uitruilen om het partnerpensioen te verhogen. Bij het herschikken van ouderdomspensioen ten behoeve van een hoger partnerpensioen geldt dat door de herschikking het partnerpensioen niet meer mag gaan bedragen dan 70% van ouderdomspensioen dat na uitruil resteert.
3. Er is geen uitruil mogelijk van het bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen waarop een gewezen partner recht heeft behouden.
4. Bij uitruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd wijzigt het wezenpensioen niet.
5. Uitruil kan niet plaatsvinden als het bedrag van de uit te ruilen pensioensoort lager is dan de grens waarbij afkoop van kleine pensioenen aan de orde is.
6. De tarieven voor uitruil zijn als bijlage bij dit pensioenreglement opgenomen. De uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen onderling heeft geen consequenties voor de hoogte van het wezenpensioen.
6.3 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft eenmalig op de pensioendatum de keuze om vanaf de pensioendatum eerst een periode bepaald in jaren, maar van maximaal 10 jaar een hoog pensioen te ontvangen en daarna een lager pensioen te ontvangen of om vanaf de pensioendatum eerst een periode bepaald in jaren, maar van maximaal 10 jaar eerst een laag pensioen te ontvangen en later een hoger pensioen te ontvangen.
2. De eerste periode wordt bepaald in hele maanden, gerekend vanaf de gekozen pensioendatum.
3. De in lid 1 bedoelde variatie tussen de hoogste en laagste uitkering van het ouderdomspensioen is slechts toegestaan in de verhouding 100:75.
4. De keuze van het eerste lid heeft geen invloed op de hoogte van het eventueel meeverzekerde partner‐ en wezenpensioen. Het partner‐ en wezenpensioen kan niet variabel worden uitgekeerd.
5. De (gewezen) Deelnemer geeft op een door het Pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier aan indien gebruik wordt gemaakt van het recht op een variabele (hoog‐laag) uitkering van het ouderdomspensioen en zo ja, voor welke periode.
6. De tarieven voor de verhoging en verlaging ten opzichte van het oorspronkelijke ouderdomspensioen zijn als bijlage opgenomen bij dit pensioenreglement, De keuze voor een variabele uitkering van het ouderdomspensioen heeft geen consequenties voor de hoogte van het partner‐ en wezenpensioen.
6.4 Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
1. De vaststelling van het pensioen op basis van één of meer van de genoemde keuzemogelijkheden vindt plaats conform door het Bestuur vastgestelde rekenregels welke zijn vastgelegd in de bijlage van dit reglement. Uitgangspunt voor de rekenregels is de collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Het Bestuur houdt zich het recht voor de rekenregels periodiek te herzien.
2. Indien sprake is van een conform artikel 8.7 vastgesteld recht op uitbetaling van een te verevenen Pensioen ten behoeve van een gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde Partner, is
a. het eerder ingaan van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer als bedoeld in het eerste en tweede lid, en
b. het variëren in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer als bedoeld in artikel 6.3;
c. van overeenkomstige toepassing op het recht op uitbetaling van een te verevenen Pensioen ten behoeve van een gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde Partner.
3. De pensioenkeuzes moeten ten minste 6 maanden vóór de gewenste Pensioendatum bekend worden gemaakt aan de pensioenuitvoerder. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de Pensioendatum niet meer ongedaan worden gemaakt.
4. Indien combinaties van mogelijkheden als bedoeld in de artikelen 6.1, 6.2, 6.3 zich voordoen, wordt de volgende volgorde in acht genomen:
a) verschuiving van de pensioendatum;
b) uitruil van partnerpensioen naar ouderdomspensioen en omgekeerd;
c) variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen.
7 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
7.1 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Indien de deelnemer een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer heeft, zal voortzetting van het deelnemerschap zonder premiebetaling plaatsvinden tot de pensioendatum, maar uiterlijk tot de datum waarop de WIA‐uitkering of WAO‐uitkering eindigt.
2. Het deelnemerschap wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Op deze pensioengrondslag kunnen overeenkomstig het bepaalde in dit reglement toeslagen worden verleend.
3. Als de deelnemer na beëindiging van het dienstverband revalideert tot een mate van arbeidsongeschiktheid die lager dan 80% is en de beëindiging van het deelnemerschap niet het gevolg is van pensionering of overlijden vinden de bepalingen uit artikel 8.3 plaats inzake beëindiging van het deelnemerschap. Artikel 8.3 zal niet worden toegepast wanneer de door de beëindiging van de arbeidsongeschiktheid vrijgekomen arbeidscapaciteit weer wordt aangewend in dienst van de werkgever.
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES
8.1 Ouderschapsverlof en aanvullend geboorteverlof
1. Indien een Deelnemer gebruik maakt van een regeling voor ouderschapsverlof en/of aanvullend geboorteverlof, wordt gedurende de periode van ouderschapsverlof en/of aanvullend geboorteverlof pensioen opgebouwd als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof en/of aanvullend geboorteverlof gegaan. De financiering vindt plaats uit de afgedragen premie op basis van de afgesproken verdeling van werkgevers‐ en werknemerspercentages.
2. Indien de Xxxxxxxxx tijdens de periode van ouderschapsverlof en/of aanvullend geboorteverlof komt te overlijden zal het partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen, het wezenpensioen of de premievrije pensioenopbouw, voor een periode van maximaal 18 maanden worden vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof en/of aanvullend geboorteverlof gegaan.
8.2 <vervallen>
8.3 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap
Als het deelnemerschap ‐ anders dan door overlijden ‐ eindigt vóór de pensioenrichtdatum, behoudt de gewezen deelnemer recht op het ouderdoms‐, partner‐ en wezenpensioen dat tot de datum van beëindiging is opgebouwd. Het pensioen dat tot de beëindigingsdatum is opgebouwd, is het pensioen dat berekend is op grond van de deelnemersjaren tot de dag van uit dienst treden.
8.4 Vrijwillige voortzetting pensioenopbouw
1. Indien het deelnemerschap eindigt door ontslag vóór het bereiken van de pensioenrichtdatum, kan het bestuur op verzoek van de gewezen deelnemer toestaan dat het deelnemerschap direct aansluitend vrijwillig wordt voortgezet voor een periode van maximaal drie jaar, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde krachtens wet‐ en regelgeving.
2. Vrijwillige voortzetting kan niet plaats vinden in de periode van drie jaar voorafgaand aan de pensioenrichtdatum ingevolge dit reglement, tenzij door de gewezen deelnemer aannemelijk wordt gemaakt dat de arbeidsovereenkomst met de werkgever om medische redenen door de gewezen deelnemer is beëindigd.
3. Het verzoek tot vrijwillige voortzetting dient binnen negen maanden na de beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk bij het bestuur te zijn ingediend.
4. Het bestuur kan voorwaarden verbinden aan het inwilligen van het in dit artikel bedoelde verzoek.
5. Voor de deelnemer die het deelnemerschap vrijwillig voortzet geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 9.1 dat de volledige bijdrage (zowel werkgevers‐ als werknemersgedeelte) is verschuldigd.
6. De vrijwillige voortzetting als bedoeld in lid 1 van dit artikel kan door de deelnemer of het bestuur worden beëindigd door een aangetekende schriftelijke mededeling dienaangaande aan het bestuur, c.q. de deelnemer. De beëindiging gaat, met inachtneming van een eventuele aangegeven datum van beëindiging, in met inachtneming van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de mededeling is ontvangen.
De voortzetting van de deelneming eindigt voorts:
a) Indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door het bestuur te bepalen tijdstip;
b) Door overlijden van de deelnemer, met ingang van de datum van overlijden van de deelnemer;
c) Zodra de deelnemer de pensioendatum, maar uiterlijk de pensioenrichtdatum bereikt.
In geval van beëindiging van de vrijwillige voortzetting worden de verworven pensioenaanspraken vastgesteld conform artikel 8.3.
8.5 Waardeoverdracht
1. Bij opname in de pensioenregeling is het Pensioenfonds op verzoek van de deelnemer verplicht de waarde van pensioenen die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het Pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms‐, levenslang partner‐ en wezenpensioen. De extra aanspraken worden vervolgens op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd.
2. Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende werkgever, is het Pensioenfonds op verzoek van de gewezen deelnemer verplicht de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Door de overdracht vervallen de aanspraken die op grond van dit reglement zijn verkregen.
3. Het Pensioenfonds past voor de bepaling van de overdrachtswaarde en dergelijke de wettelijke reken‐ en procedureregels toe.
8.6 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen
1. Bij beëindiging van de partnerrelatie behoudt de gewezen partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen ter grootte van het partnerpensioen, dat tot die datum is opgebouwd.
2. Bij beëindiging van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer of pensioengerechtigde behoudt de gewezen partner een zodanig premie vrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen als de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde ten behoeve van de gewezen partner heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming, mits de aanvang van de partnerrelatie heeft plaatsgevonden vóór de beëindiging van het deelnemerschap.
3. In geval van beëindiging van het huwelijk of geregistreerd partnerschap, als bedoeld in dit reglement, kan het bestuur, op verzoek van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en diens gewezen partner, besluiten mee te werken aan conversie van de pensioenrechten zoals bedoeld in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Hierbij dient te zijn voldaan aan de door deze Wet en eventueel door het bestuur gestelde eisen.
4. Na conversie verkrijgt de gewezen partner een eigen aanspraak op ouderdomspensioen en vervalt de ingevolge dat artikel bepaalde aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Op de eigen aanspraak van de gewezen partner kunnen overeenkomstig artikel 5.1 toeslagen worden verleend.
5. Het bestuur is bevoegd de kosten van verevening of conversie voor de helft voor rekening van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde en voor de helft voor rekening van de gewezen partner te brengen.
8.7 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen
1. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). (Pensioenverevening is niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd en ook niet bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap.) Er is geen recht op verevening als het bedrag van de verevening lager is dan de wettelijke grens.
2. De hoofdregel van de WVPS is dat het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
3. Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij het Pensioenfonds geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het Pensioenfonds is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven.
4. Het recht op verevening vervalt indien het te verevenen deel minder bedraagt dan het in artikel 66, lid 1 van de PW bedoelde bedrag.
5. Zolang de uitkering aan de Gewezen Partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het in het eerste lid bedoelde te verevenen Pensioen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. De uitkering van het aan de Gewezen Partner toegerekende deel van het in het eerste lid bedoelde te verevenen Pensioen vervalt
a. op de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt; dan wel
b. op de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Partner overlijdt, indien het overlijden plaatsvindt vóór het overlijden van de Gepensioneerde. De uitkering die toekwam aan de Gewezen Partner komt vanaf dat moment weer toe aan de Gepensioneerde.
6. Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de WVPS er voor kiezen om het vereveningsrecht, samen met het partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner. Het Pensioenfonds stelt bij deze conversie de eis dat de pensioendatum wordt bepaald volgens de regels van dit reglement; ook de overige regels van dit reglement moeten zoveel mogelijk worden gevolgd.
7. De gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner heeft het recht om het na conversie verkregen eigen ouderdomspensioen over te dragen naar de pensioenregeling van de eigen werkgever. Voor deze waardeoverdracht zijn de bepalingen in artikel 8.5 van overeenkomstige toepassing.
8.8 Afkoop van kleine pensioenen
1. Als bij ingang van het pensioen het pensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt, heeft het Pensioenfonds het eenzijdige recht om de pensioenaanspraken af te kopen. Het Pensioenfonds heeft dat recht, indien de gepensioneerde met de afkoop instemt. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan gepensioneerde.
2. Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het Pensioenfonds het recht tot afkoop van de aanspraken op bijzonder partnerpensioen als de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum lager blijkt te zijn dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen partner.
3. Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het partnerpensioen en/of het wezenpensioen lager blijken te zijn dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt, heeft het Pensioenfonds het recht tot afkoop van deze pensioenen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de partner en/of wezen.
4. Bij een afkoop past het Pensioenfonds afkoopfactoren toe. Deze afkoopfactoren zijn vermeld in de bijlage bij dit pensioenreglement.
8.9 Vervallen van heel kleine pensioenen
1. Indien bij beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2019 het jaarlijks ouderdomspensioen € 2,‐ of minder bedraagt, vervallen de pensioenaanspraken op dat moment aan het Pensioenfonds, tenzij de deelnemer verhuist naar een lidstaat die deel uit maakt van de Europese Unie of een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en hij het Pensioenfonds daarvan bij de beëindiging op de hoogte heeft gesteld.
2. Het Pensioenfonds heeft het recht om pensioenaanspraken van een Gewezen Deelnemer te laten vervallen indien het jaarlijks ouderdomspensioen bij beëindiging van het deelnemerschap vóór 1 januari 2019 € 2,‐ of minder bedraagt.
8.10 Waardeoverdracht klein pensioen
1. Bij opname als Deelnemer in de pensioenregeling op of na 1 januari 2018 is het Pensioenfonds verplicht de ontvangen waarde van kleine pensioenen uit een vorige dienstverband aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken op basis van dit pensioenreglement voor die deelnemer. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het Pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms‐, levenslang partner‐ en wezenpensioen. De extra aanspraken worden vervolgens op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd.
2. Indien het ouderdomspensioen na beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2018 minder bedraagt dan het in artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet bedoelde bedrag, draagt het Pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt.
3. Indien het Pensioenfonds na vijf pogingen in minimaal vijf jaar, maar niet voor 1 januari 2024, geen nieuwe pensioenuitvoerder heeft gevonden waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt, koopt het Pensioenfonds de pensioenaanspraken op dat moment af, indien de gewezen deelnemer met de afkoop instemt.
9 FINANCIËLE BEPALINGEN
9.1 Financiering van de pensioenregeling
1. De financiering van de Pensioenaanspraken uit hoofde van dit Pensioenreglement vindt plaats overeenkomstig de afspraken die zijn vastgelegd in de Uitvoeringsovereenkomst.
2. Dit Pensioenreglement betreft een CDC‐pensioenregeling waarin wordt gestreefd naar pensioenen op middelloonbasis, met de volgende karakteristieken:
• De omrekening van een vaste premie van de loonsom naar de pensioengrondslag zoals bepaald in de uitvoeringsovereenkomst.
• In de pensioenovereenkomst is een vaste premie afgesproken (25,4% van de loonsom) voor de periode van drie jaren, ingaande vanaf 1 januari 2020. Deze afspraak is met ingang van 1 januari 2023 voor een periode van twee jaar verlengd.
• Indien de kostendekkende premie lager is dan de vaste premie dan zal het overschot worden gereserveerd in een premiedepot. Indien in enig jaar de kostendekkende premie hoger is dan de vaste premie, worden de eventuele middelen uit het premiedepot aangewend om de pensioenopbouw van 1,65% van de pensioengrondslag te realiseren.
• Wanneer de gemaximeerde premie op basis van het CDC‐systeem niet langer toereikend is om de beoogde middelloonregeling te financieren en er geen middelen in het depot zijn, worden de opbouwpercentages voor de opbouw van toekomstige pensioenaanspraken (ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen) navenant verlaagd en zal de premie niet worden verhoogd;
• Indien na de periode vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024 nog middelen in het depot zijn en opbouw heeft plaatsgevonden zoals in dit reglement beschreven, dan zullen de nog aanwezigen middelen worden aangewend voor toeslagverlening van de op dat moment actieve deelnemers.
• Met het betalen van de premie heeft de Werkgever aan zijn financiële verplichtingen voldaan. Er bestaat geen bijstortingsverplichting voor de Werkgever.
• Wanneer het Pensioenfonds niet zelfstandig binnen de wettelijke termijnen uit tekort komt, worden de Pensioenen en Pensioenaanspraken gekort. Evenmin wordt bijgestort als de toeslagambitie niet voldoende wordt gerealiseerd;
• Wanneer de dekkingsgraad van het Pensioenfonds volgens de wettelijke normen een premiekorting of een premierestitutie zou toestaan, wordt deze niet verleend;
De pensioenregeling is daarom gebaseerd op een vaste premie zoals nader in dit pensioenreglement en in de uitvoeringsovereenkomst beschreven.
9.2 Uitkering van de pensioenen
1. De Pensioenen worden uitbetaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen in Euro’s, telkens aan het einde van de maand.
2. De Pensioenen zullen worden uitbetaald aan de in artikel 1 omschreven Pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het Kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het Kind.
3. Uitbetaling van de Pensioenen geschiedt onder de volgende voorwaarden:
a. de Pensioengerechtigde dient een behoorlijk bewijs van zijn in leven zijn te overleggen;
b. indien door overlijden van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een (bijzonder) partner‐ en/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd, moet een uittreksel uit het bevolkingsregister worden overgelegd, waarop de datum van overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde staat vermeld;
c. indien het hierboven bedoelde partnerpensioen toekomt aan de Partner van een ongehuwde en niet wettelijk als partner geregistreerde (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, dienen stukken te worden overgelegd, waarin ten genoegen van het Pensioenfonds wordt aangetoond dat de gezamenlijke huishouding onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden nog bestond;
d. tevens moeten eventuele andere stukken, welke door het Pensioenfonds worden verlangd, worden ingestuurd.
De kosten voor het verstrekken van de hiervoor bedoelde bewijzen en verklaringen zijn voor rekening van belanghebbende(n).
4. Bij uitbetalingen buiten Nederland kan het Pensioenfonds kosten in rekening brengen bij de belanghebbende(n).
5. De Pensioengerechtigde behoudt tijdens zijn leven recht op niet opgevorderde uitkeringen.
6. De uitkeringen worden verminderd met die belastingen en premieheffingen, welke het Pensioenfonds verplicht is in te houden en af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
10 OVERIGE BEPALINGEN
10.1 Fiscale maximering
1. Een AOW‐overbruggingspensioen (zoals omschreven in artikel 6.1 lid 12) is maximaal gelijk aan twee keer het AOW‐bedrag voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie‐uitkering.
2. De verhoging van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 5.1 kan nimmer meer bedragen dat het gezamenlijke bedrag van 8/7 van de nominale uitkering ingevolge de Anw (algemene nabestaanden wet) inclusief vakantiegeld en het verschil in premie volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW‐gerechtigde leeftijd.
3. In afwijking van de voorgaande leden kan een ouderdomspensioen, een partnerpensioen of een wezenpensioen meer bedragen dan de aldaar opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van:
a) Toeslagverlening als bedoeld in artikel 5.1;
b) Variatie in de hoogte van de uitkeringen als bedoeld in artikel 6.3;
c) De effecten van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 8.5, voor zover de overschrijding uitsluitend het gevolg is van een waardeoverdracht op grond van regels bij of krachtens de Pensioenwet; of
d) Het effect van omzetting van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 6.2.
10.2 Vervreemden van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten
1. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de (Gewezen) Deelnemer, de (Gewezen) Partner of de Pensioengerechtigde enig recht op zijn Pensioenaanspraken of Pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;
b. vervreemding van de verkregen aanspraken op bijzonder partnerpensioen door de rechthebbende aan een eerdere of latere partner van de (gewezen) Deelnemer of pensioengerechtigde plaatsvindt;
c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
d. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij scheiding in plaats van de Deelnemer diens Gewezen Partner respectievelijk diens Partner wordt aangewezen als begunstigde voor (een deel van) het ouderdomspensioen, mits het Pensioenfonds hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de Deelnemer bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens Gewezen Partner respectievelijk diens Partner, mits het Pensioenfonds hiermee instemt.
2. Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming dan ook verleend, is steeds herroepelijk.
10.3 Wijzigingsvoorbehoud werkgever
1. De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenregeling te wijzigen, te verlagen, te beperken of te beëindigen, als omstandigheden wijzigen die voor de werkgever van zodanig zwaarwegend belang zijn in relatie tot de belangen van de werknemers, dat de belangen van de werknemers daarvoor moeten wijken.
2. De werkgever heeft zich het recht voorbehouden zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden.
3. De pensioenovereenkomst kan in het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg bij de werkgever door de cao‐partijen worden gewijzigd. In deze situatie hoeven de individuele werknemers (deelnemers) geen toestemming te geven voor wijzigingen van de pensioenovereenkomst. Het bepaalde in artikel 2.2.2 van dit reglement inzake informatieverstrekking is hierbij van toepassing.
4. Het bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in de statuten en het pensioenreglement, besluiten tot het zelfstandig doorvoeren van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het pensioenreglement die niet van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken. Het bepaalde in artikel 2.2.2 van dit regelement inzake informatieverstrekking is hierbij van toepassing.
10.4 Klachten
In een geval van een Klacht van een belanghebbende wordt deze behandeld met inachtneming van de geldende klachtenregeling van het Pensioenfonds.
10.5 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
10.6 Overgangsbepalingen
1. Voor degene die op 31 december 2014 (gewezen) deelnemer was aan Pensioenreglement 2006 of 1992, geldt dat het deelnemerschap aan de toen geldende pensioenregeling per 31 december 2014 wordt beëindigd. Alle pensioenaanspraken die tot 1 januari 2015 zijn opgebouwd krachtens het Pensioenreglement 2006 worden premievrij gemaakt. Vanaf 1 januari 2015 zal de opbouw van pensioenaanspraken alsmede de risicoverzekeringen worden voortgezet op basis van dit reglement.
2. De in lid 1 bedoelde omzetting van pensioenaanspraken per 31 december 2014 van voorgaande pensioenreglementen naar pensioenaanspraken krachtens dit reglement vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Bij omzetting wordt uit de waarde van de krachtens Pensioenreglement 2006 verkregen premievrije pensioenaanspraken met inachtneming van het bepaalde in de bijlage bij dit reglement een ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen toegekend als bedoeld in dit reglement.
3. Indien er sprake is van omzetting als bedoeld in lid 1 en 2 wordt het uit de omzetting verkregen ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen aangemerkt als pensioenaanspraken opgebouwd krachtens dit pensioenreglement.
10.7 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2015 en laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 juli 2023.
2. Dit pensioenreglement vervangt het pensioenreglement 2006 en pensioenreglement 1992 van Stichting Pensioenfonds Astellas.
Aldus vastgesteld door het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Astellas in zijn vergadering van 23 juni 2023.
D.J. Vis N. xxx xxx Xxxx
voorzitter secretaris
Bijlage 1
• Artikel 4.3
Overzicht van het feitelijke opbouwpercentage voor ouderdomspensioen vanaf 1 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 4.3, lid 3 van dit reglement:
Kalenderjaar | Het feitelijke opbouwpercentage ouderdomspensioen |
2020 | 1,65% |
2021 | 1,47% |
2022 | 1,37% |
2023 | 1,800% |
• Artikel 4.4
Overzicht van het feitelijke opbouwpercentage voor partnerpensioen vanaf 1 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 4.4, lid 3 van dit reglement:
Kalenderjaar | Het feitelijke opbouwpercentage partnerpensioen |
2020 | 1,155% |
2021 | 1,029% |
2022 | 0,959% |
2023 | 1,260% |
Bijlage 2 – flexibiliseringsfactoren 2023
Artikel 6.1 lid 1: Vervroegen van OP68 | |
Vervroegde pensioenleeftijd | Omzetting van € 1 OP vanaf 68 in OP vanaf de vervroegde pensioenleeftijd |
57 | 0,5507 |
58 | 0,5743 |
59 | 0,6003 |
60 | 0,6289 |
61 | 0,6605 |
62 | 0,6954 |
63 | 0,7339 |
64 | 0,7765 |
65 | 0,8238 |
66 | 0,8763 |
67 | 0,9348 |
68 | 1,0000 |
Artikel 6.1 lid 1: Uitstellen van OP68 | |
Uitgestelde pensioenleeftijd | Omzetting van € 1 OP vanaf 68 in OP vanaf de uitgestelde pensioenleeftijd |
68 | 1,0000 |
69 | 1,0726 |
70 | 1,1532 |
71 | 1,2428 |
72 | 1,3430 |
Artikel 6.1 lid 12: Uitruil € 1 direct ingaand OP in extra TOP tot de AOW leeftijd | ||||
Leeftijd | AOW-leeftijd | 66 jaar en 10 maanden | 67 jaar | 67 jaar en 3 maanden |
57 jaar | 2,4415 | 2,4075 | 2,3587 | |
58 jaar | 2,6075 | 2,5664 | 2,5076 | |
59 jaar | 2,8180 | 2,7671 | 2,6946 | |
60 jaar | 3,0926 | 3,0275 | 2,9357 | |
61 jaar | 3,4641 | 3,3775 | 3,2565 | |
62 jaar | 3,9926 | 3,8708 | 3,7026 | |
63 jaar | 4,8014 | 4,6148 | 4,3625 | |
64 jaar | 6,1865 | 5,8602 | 5,4335 | |
64 jaar | en 1 maand | 6,3478 | 6,0028 | 5,5536 |
64 jaar | en 2 maanden | 6,5191 | 6,1539 | 5,6801 |
64 jaar | en 3 maanden | 6,7016 | 6,3142 | 5,8136 |
64 jaar | en 4 maanden | 6,8962 | 6,4845 | 5,9549 |
64 jaar | en 5 maanden | 7,1042 | 6,6658 | 6,1046 |
64 jaar | en 6 maanden | 7,3271 | 6,8592 | 6,2633 |
64 jaar | en 7 maanden | 7,5665 | 7,0659 | 6,4320 |
64 jaar | en 8 maanden | 7,8243 | 7,2874 | 6,6116 |
64 jaar | en 9 maanden | 8,1027 | 7,5253 | 6,8031 |
64 jaar | en 10 maanden | 8,4043 | 7,7815 | 7,0079 |
64 jaar | en 11 maanden | 8,7323 | 8,0582 | 7,2273 |
65 jaar | 9,0907 | 8,3581 | 7,4631 | |
65 jaar | en 1 maand | 9,4837 | 8,6845 | 7,7172 |
65 jaar | en 2 maanden | 9,9162 | 9,0410 | 7,9916 |
65 jaar | en 3 maanden | 10,3943 | 9,4315 | 8,2888 |
65 jaar | en 4 maanden | 10,9256 | 9,8613 | 8,6121 |
65 jaar | en 5 maanden | 11,5196 | 10,3364 | 8,9651 |
65 jaar | en 6 maanden | 12,1879 | 10,8644 | 9,3519 |
65 jaar | en 7 maanden | 12,9456 | 11,4547 | 9,7776 |
65 jaar | en 8 maanden | 13,8115 | 12,1189 | 10,2481 |
65 jaar | en 9 maanden | 14,8107 | 12,8718 | 10,7710 |
Artikel 6.1 lid 12: Uitruil € 1 direct ingaand OP in extra TOP tot de AOW leeftijd (vervolg) | ||||
Leeftijd | AOW-leeftijd | 66 jaar en 10 maanden | 67 jaar | 67 jaar en 3 maanden |
65 jaar | en 10 maanden | 15,9764 | 13,7323 | 11,3556 |
65 jaar | en 11 maanden | 17,3548 | 14,7251 | 12,0133 |
66 jaar | 19,0112 | 15,8845 | 12,7595 | |
66 jaar | en 1 maand | 21,0376 | 17,2568 | 13,6129 |
66 jaar | en 2 maanden | 23,5706 | 18,9049 | 14,5977 |
66 jaar | en 3 maanden | 26,8278 | 20,9194 | 15,7467 |
66 jaar | en 4 maanden | 31,1704 | 23,4372 | 17,1057 |
66 jaar | en 5 maanden | 37,2506 | 26,6745 | 18,7376 |
66 jaar | en 6 maanden | 46,3700 | 30,9906 | 20,7321 |
66 jaar | en 7 maanden | 61,5697 | 37,0335 | 23,2248 |
66 jaar | en 8 maanden | 91,9681 | 46,0963 | 26,4292 |
66 jaar | en 9 maanden | 183,1698 | 61,2000 | 30,7006 |
66 jaar | en 10 maanden | 91,3995 | 36,6792 | |
66 jaar | en 11 maanden | 181,9501 | 45,6420 | |
67 jaar | 60,5865 | |||
67 jaar | en 1 maand | 90,5010 | ||
67 jaar | en 2 maanden | 180,2327 |
Artikel 6.2: Uitruil € 1 latent PP in extra uitgesteld OP vanaf 68 jaar (bij beëindiging deelnemerschap) | |||
Leeftijd | Omzetting 1 EURO PP in OP68 | Leeftijd | Omzetting 1 EURO PP in OP68 |
16 | 0,1705 | 42 | 0,2084 |
17 | 0,1719 | 43 | 0,2095 |
18 | 0,1732 | 44 | 0,2107 |
19 | 0,1746 | 45 | 0,2116 |
20 | 0,1762 | 46 | 0,2126 |
21 | 0,1777 | 47 | 0,2134 |
22 | 0,1792 | 48 | 0,2141 |
23 | 0,1807 | 49 | 0,2146 |
24 | 0,1823 | 50 | 0,2150 |
25 | 0,1839 | 51 | 0,2152 |
26 | 0,1854 | 52 | 0,2152 |
27 | 0,1870 | 53 | 0,2149 |
28 | 0,1885 | 54 | 0,2144 |
29 | 0,1901 | 55 | 0,2135 |
30 | 0,1916 | 56 | 0,2123 |
31 | 0,1932 | 57 | 0,2108 |
32 | 0,1947 | 58 | 0,2088 |
33 | 0,1962 | 59 | 0,2064 |
34 | 0,1977 | 60 | 0,2037 |
35 | 0,1991 | 61 | 0,2005 |
36 | 0,2005 | 62 | 0,1970 |
37 | 0,2019 | 63 | 0,1932 |
38 | 0,2033 | 64 | 0,1890 |
39 | 0,2046 | 65 | 0,1846 |
40 | 0,2059 | 66 | 0,1799 |
41 | 0,2072 | 67 | 0,1749 |
68 | 0,1696 |
Artikel 6.2: Uitruil € 1 latent OP68 in extra latent PP (bij beëindiging deelnemerschap) | |||
Leeftijd | Omzetting 1 EURO OP68 in PP | Leeftijd | Omzetting 1 EURO OP68 in PP |
16 | 3,1430 | 42 | 2,6106 |
17 | 3,1203 | 43 | 2,5946 |
18 | 3,0978 | 44 | 2,5795 |
19 | 3,0754 | 45 | 2,5654 |
20 | 3,0534 | 46 | 2,5520 |
21 | 3,0314 | 47 | 2,5396 |
22 | 3,0095 | 48 | 2,5285 |
23 | 2,9874 | 49 | 2,5189 |
24 | 2,9656 | 50 | 2,5112 |
25 | 2,9438 | 51 | 2,5054 |
26 | 2,9220 | 52 | 2,5021 |
27 | 2,9004 | 53 | 2,5011 |
28 | 2,8788 | 54 | 2,5035 |
29 | 2,8575 | 55 | 2,5094 |
30 | 2,8366 | 56 | 2,5198 |
31 | 2,8158 | 57 | 2,5348 |
32 | 2,7955 | 58 | 2,5554 |
33 | 2,7755 | 59 | 2,5812 |
34 | 2,7558 | 60 | 2,6123 |
35 | 2,7363 | 61 | 2,6495 |
36 | 2,7174 | 62 | 2,6925 |
37 | 2,6986 | 63 | 2,7420 |
38 | 2,6801 | 64 | 2,7992 |
39 | 2,6620 | 65 | 2,8637 |
40 | 2,6444 | 66 | 2,9381 |
41 | 2,6272 | 67 | 3,0229 |
68 | 3,1177 |
Artikel 6.2: Uitruil € 1 latent PP in extra direct ingaand OP (bij ingang pensioen) | |
Ingangsdatum OP | Omzetting 1 EURO PP in OP |
57 | 0,1185 |
58 | 0,1223 |
59 | 0,1262 |
60 | 0,1303 |
61 | 0,1345 |
62 | 0,1388 |
63 | 0,1434 |
64 | 0,1482 |
65 | 0,1532 |
66 | 0,1585 |
67 | 0,1639 |
68 | 0,1696 |
69 | 0,1736 |
70 | 0,1777 |
71 | 0,1819 |
72 | 0,1860 |
Artikel 6.2: Uitruil € 1 direct ingaand OP in extra latent PP (bij ingang pensioen) | |
Ingangsdatum OP | Omzetting 1 EURO OP in PP |
57 | 4,6494 |
58 | 4,4919 |
59 | 4,3383 |
60 | 4,1877 |
61 | 4,0412 |
62 | 3,8978 |
63 | 3,7578 |
64 | 3,6220 |
65 | 3,4893 |
66 | 3,3616 |
67 | 3,2381 |
68 | 3,1177 |
69 | 3,0018 |
70 | 2,8892 |
71 | 2,7788 |
72 | 2,6720 |
Artikel 6.3: Variatie in hoogte van het ouderdomspensioen | ||||||||||
HOOG/ LAAG constructie ná vervroeging | ||||||||||
Vervroegde pensioenleeftijd | Factor Hoog 1 jaar | Factor Hoog 2 jaar | Factor Hoog 3 jaar | Factor Hoog 4 jaar | Factor Hoog 5 jaar | Factor Hoog 6 jaar | Factor Hoog 7 jaar | Factor Hoog 8 jaar | Factor Hoog 9 jaar | Factor Hoog 10 jaar |
57 | 1,3123 | 1,2926 | 1,2740 | 1,2565 | 1,2401 | 1,2247 | 1,2101 | 1,1963 | 1,1834 | 1,1712 |
58 | 1,3118 | 1,2915 | 1,2725 | 1,2547 | 1,2379 | 1,2221 | 1,2072 | 1,1932 | 1,1801 | 1,1677 |
59 | 1,3112 | 1,2904 | 1,2709 | 1,2527 | 1,2355 | 1,2194 | 1,2042 | 1,1900 | 1,1766 | 1,1640 |
60 | 1,3106 | 1,2892 | 1,2693 | 1,2506 | 1,2330 | 1,2166 | 1,2011 | 1,1866 | 1,1729 | 1,1601 |
61 | 1,3099 | 1,2880 | 1,2675 | 1,2483 | 1,2304 | 1,2136 | 1,1978 | 1,1830 | 1,1691 | 1,1561 |
62 | 1,3092 | 1,2867 | 1,2656 | 1,2460 | 1,2276 | 1,2104 | 1,1943 | 1,1792 | 1,1651 | 1,1519 |
63 | 1,3085 | 1,2853 | 1,2637 | 1,2435 | 1,2247 | 1,2071 | 1,1907 | 1,1753 | 1,1610 | 1,1475 |
64 | 1,3077 | 1,2838 | 1,2616 | 1,2409 | 1,2216 | 1,2036 | 1,1869 | 1,1712 | 1,1566 | 1,1430 |
65 | 1,3068 | 1,2822 | 1,2594 | 1,2381 | 1,2183 | 1,2000 | 1,1828 | 1,1669 | 1,1520 | 1,1382 |
66 | 1,3059 | 1,2805 | 1,2570 | 1,2352 | 1,2149 | 1,1961 | 1,1786 | 1,1624 | 1,1472 | 1,1332 |
67 | 1,3050 | 1,2787 | 1,2545 | 1,2320 | 1,2113 | 1,1920 | 1,1742 | 1,1576 | 1,1423 | 1,1280 |
68 | 1,3039 | 1,2768 | 1,2518 | 1,2287 | 1,2074 | 1,1877 | 1,1695 | 1,1526 | 1,1370 | 1,1226 |
Artikel 6.3: Variatie in hoogte van het ouderdomspensioen | ||||||||||
HOOG/ LAAG constructie ná uitstellen | ||||||||||
Uitgestelde pensioenleeftijd | Factor Hoog 1 jaar | Factor Hoog 2 jaar | Factor Hoog 3 jaar | Factor Hoog 4 jaar | Factor Hoog 5 jaar | Factor Hoog 6 jaar | Factor Hoog 7 jaar | Factor Hoog 8 jaar | Factor Hoog 9 jaar | Factor Hoog 10 jaar |
68 | 1,3039 | 1,2768 | 1,2518 | 1,2287 | 1,2074 | 1,1877 | 1,1695 | 1,1526 | 1,1370 | 1,1226 |
69 | 1,3028 | 1,2747 | 1,2490 | 1,2252 | 1,2033 | 1,1832 | 1,1646 | 1,1474 | 1,1316 | 1,1170 |
70 | 1,3016 | 1,2726 | 1,2459 | 1,2215 | 1,1990 | 1,1783 | 1,1594 | 1,1419 | 1,1259 | 1,1112 |
71 | 1,3004 | 1,2702 | 1,2427 | 1,2175 | 1,1944 | 1,1733 | 1,1539 | 1,1362 | 1,1200 | 1,1052 |
72 | 1,2990 | 1,2677 | 1,2392 | 1,2132 | 1,1895 | 1,1679 | 1,1482 | 1,1302 | 1,1139 | 1,0990 |
Artikel 6.3: Variatie in hoogte van het ouderdomspensioen | ||||||||||
LAAG/HOOG constructie ná vervroeging | ||||||||||
Vervroegde pensioenleeftijd | Factor Laag 1 jaar | Factor Laag 2 jaar | Factor Laag 3 jaar | Factor Laag 4 jaar | Factor Laag 5 jaar | Factor Laag 6 jaar | Factor Laag 7 jaar | Factor Laag 8 jaar | Factor Laag 9 jaar | Factor Laag 10 jaar |
57 | 0,7591 | 0,7682 | 0,7771 | 0,7860 | 0,7948 | 0,8035 | 0,8120 | 0,8205 | 0,8288 | 0,8369 |
58 | 0,7594 | 0,7687 | 0,7779 | 0,7870 | 0,7960 | 0,8050 | 0,8138 | 0,8224 | 0,8309 | 0,8393 |
59 | 0,7596 | 0,7692 | 0,7787 | 0,7881 | 0,7973 | 0,8065 | 0,8156 | 0,8245 | 0,8333 | 0,8419 |
60 | 0,7599 | 0,7697 | 0,7795 | 0,7892 | 0,7987 | 0,8082 | 0,8175 | 0,8267 | 0,8357 | 0,8446 |
61 | 0,7602 | 0,7703 | 0,7804 | 0,7904 | 0,8002 | 0,8100 | 0,8196 | 0,8290 | 0,8383 | 0,8474 |
62 | 0,7605 | 0,7710 | 0,7813 | 0,7916 | 0,8018 | 0,8118 | 0,8217 | 0,8315 | 0,8411 | 0,8505 |
63 | 0,7608 | 0,7716 | 0,7823 | 0,7930 | 0,8035 | 0,8138 | 0,8240 | 0,8341 | 0,8440 | 0,8537 |
64 | 0,7612 | 0,7724 | 0,7834 | 0,7944 | 0,8052 | 0,8159 | 0,8265 | 0,8369 | 0,8471 | 0,8571 |
65 | 0,7616 | 0,7731 | 0,7846 | 0,7959 | 0,8071 | 0,8182 | 0,8291 | 0,8399 | 0,8504 | 0,8607 |
66 | 0,7620 | 0,7739 | 0,7858 | 0,7975 | 0,8092 | 0,8206 | 0,8319 | 0,8430 | 0,8539 | 0,8645 |
67 | 0,7624 | 0,7748 | 0,7871 | 0,7993 | 0,8113 | 0,8232 | 0,8349 | 0,8464 | 0,8576 | 0,8686 |
68 | 0,7629 | 0,7758 | 0,7885 | 0,8012 | 0,8136 | 0,8260 | 0,8381 | 0,8499 | 0,8616 | 0,8729 |
Artikel 6.3: Variatie in hoogte van het ouderdomspensioen | ||||||||||
HOOG/ LAAG constructie ná uitstellen | ||||||||||
Uitgestelde pensioenleeftijd | Factor Laag 1 jaar | Factor Laag 2 jaar | Factor Laag 3 jaar | Factor Laag 4 jaar | Factor Laag 5 jaar | Factor Laag 6 jaar | Factor Laag 7 jaar | Factor Laag 8 jaar | Factor Laag 9 jaar | Factor Laag 10 jaar |
68 | 0,7629 | 0,7758 | 0,7885 | 0,8012 | 0,8136 | 0,8260 | 0,8381 | 0,8499 | 0,8616 | 0,8729 |
69 | 0,7634 | 0,7768 | 0,7900 | 0,8032 | 0,8161 | 0,8289 | 0,8415 | 0,8538 | 0,8658 | 0,8774 |
70 | 0,7640 | 0,7779 | 0,7917 | 0,8053 | 0,8188 | 0,8321 | 0,8451 | 0,8578 | 0,8702 | 0,8822 |
71 | 0,7645 | 0,7790 | 0,7934 | 0,8076 | 0,8217 | 0,8355 | 0,8490 | 0,8622 | 0,8750 | 0,8874 |
72 | 0,7652 | 0,7803 | 0,7953 | 0,8102 | 0,8248 | 0,8391 | 0,8532 | 0,8668 | 0,8800 | 0,8927 |
Bijlage 3 – afkoopfactoren klein pensioen 2023
Artikel 8.7: Afkoop van kleine pensioenen (netto factoren) | ||
Leeftijd | Uitgesteld OP 68 | Latent PP |
16 | 8,1926 | 2,1837 |
17 | 8,2586 | 2,2170 |
18 | 8,3248 | 2,2507 |
19 | 8,3910 | 2,2862 |
20 | 8,4571 | 2,3223 |
21 | 8,5234 | 2,3589 |
22 | 8,5897 | 2,3960 |
23 | 8,6560 | 2,4336 |
24 | 8,7222 | 2,4717 |
25 | 8,7884 | 2,5102 |
26 | 8,8544 | 2,5491 |
27 | 8,9204 | 2,5884 |
28 | 8,9863 | 2,6281 |
29 | 9,0522 | 2,6680 |
30 | 9,1180 | 2,7082 |
31 | 9,1838 | 2,7487 |
32 | 9,2495 | 2,7894 |
33 | 9,3151 | 2,8303 |
34 | 9,3806 | 2,8714 |
35 | 9,4461 | 2,9126 |
36 | 9,5115 | 2,9540 |
37 | 9,5767 | 2,9955 |
38 | 9,6419 | 3,0371 |
39 | 9,7071 | 3,0788 |
40 | 9,7724 | 3,1205 |
41 | 9,8379 | 3,1622 |
42 | 9,9038 | 3,2037 |
43 | 9,9699 | 3,2452 |
44 | 10,0369 | 3,2865 |
45 | 10,1056 | 3,3273 |
46 | 10,1757 | 3,3680 |
Artikel 8.7: Afkoop van kleine pensioenen (netto factoren) (vervolg) | ||
Leeftijd | Uitgesteld OP 68 | Latent PP |
47 | 10,2477 | 3,4082 |
48 | 10,3215 | 3,4479 |
49 | 10,3992 | 3,4871 |
50 | 10,4828 | 3,5256 |
51 | 10,5726 | 3,5635 |
52 | 10,6690 | 3,6004 |
53 | 10,7723 | 3,6364 |
54 | 10,8860 | 3,6712 |
55 | 11,0129 | 3,7048 |
56 | 11,1544 | 3,7367 |
57 | 11,3121 | 3,7672 |
58 | 11,4887 | 3,7953 |
59 | 11,6848 | 3,8219 |
60 | 11,9011 | 3,8465 |
61 | 12,1394 | 3,8686 |
62 | 12,3999 | 3,8884 |
63 | 12,6840 | 3,9064 |
64 | 12,9944 | 3,9206 |
65 | 13,3319 | 3,9324 |
66 | 13,6996 | 3,9398 |
67 | 14,1010 | 3,9436 |
68 | 14,5358 | 3,9443 |
Artikel 8.7: Afkoop van kleine pensioenen (netto factoren) | |||||
Leeftijd | Ingegaan partnerpensioen | Leeftijd | Ingegaan partnerpensioen | Leeftijd | Ingegaan partnerpensioen |
16 | 38,9470 | 48 | 25,6828 | 80 | 8,8612 |
17 | 38,6056 | 49 | 25,1931 | 81 | 8,3439 |
18 | 38,2602 | 50 | 24,6995 | 82 | 7,8353 |
19 | 37,9103 | 51 | 24,2021 | 83 | 7,3377 |
20 | 37,5562 | 52 | 23,7024 | 84 | 6,8511 |
21 | 37,1975 | 53 | 23,1993 | 85 | 6,3775 |
22 | 36,8342 | 54 | 22,6928 | 86 | 5,9217 |
23 | 36,4661 | 55 | 22,1830 | 87 | 5,4857 |
24 | 36,0932 | 56 | 21,6708 | 88 | 5,0715 |
25 | 35,7152 | 57 | 21,1554 | 89 | 4,6781 |
26 | 35,3326 | 58 | 20,6380 | 90 | 4,3092 |
27 | 34,9451 | 59 | 20,1175 | 91 | 3,9692 |
28 | 34,5526 | 60 | 19,5943 | 92 | 3,6467 |
29 | 34,1553 | 61 | 19,0707 | 93 | 3,3485 |
30 | 33,7532 | 62 | 18,5451 | 94 | 3,0749 |
31 | 33,3458 | 63 | 18,0164 | 95 | 2,8252 |
32 | 32,9332 | 64 | 17,4854 | 96 | 2,5988 |
33 | 32,5155 | 65 | 16,9531 | 97 | 2,3950 |
34 | 32,0928 | 66 | 16,4180 | 98 | 2,2134 |
35 | 31,6654 | 67 | 15,8806 | 99 | 2,0531 |
36 | 31,2329 | 68 | 15,3415 | 100 | 1,9152 |
37 | 30,7954 | 69 | 14,8025 | 101 | 1,8032 |
38 | 30,3532 | 70 | 14,2605 | 102 | 1,7042 |
39 | 29,9060 | 71 | 13,7177 | 103 | 1,6172 |
40 | 29,4541 | 72 | 13,1744 | 104 | 1,5409 |
41 | 28,9977 | 73 | 12,6293 | 105 | 1,4742 |
42 | 28,5369 | 74 | 12,0848 | 106 | 1,4160 |
43 | 28,0717 | 75 | 11,5397 | 107 | 1,3653 |
44 | 27,6016 | 76 | 10,9977 | 108 | 1,3212 |
45 | 27,1280 | 77 | 10,4579 | 109 | 1,2830 |
46 | 26,6495 | 78 | 9,9212 | ||
47 | 26,1682 | 79 | 9,3894 |
Artikel 8.7: Afkoop van kleine pensioenen (netto factoren) | ||
Leeftijd wees | Ingegaan wzp uitkering tot 18 jaar | Ingegaan wzp uitkering tot 27 jaar |
0 | 13,9536 | 19,0085 |
1 | 13,3468 | 18,4744 |
2 | 12,7281 | 17,9345 |
3 | 12,0974 | 17,3883 |
4 | 11,4513 | 16,8351 |
5 | 10,7867 | 16,2748 |
6 | 10,1029 | 15,7074 |
7 | 9,3980 | 15,1328 |
8 | 8,6701 | 14,5489 |
9 | 7,9184 | 13,9536 |
10 | 7,1424 | 13,3468 |
11 | 6,3417 | 12,7281 |
12 | 5,5158 | 12,0974 |
13 | 4,6642 | 11,4513 |
14 | 3,7862 | 10,7867 |
15 | 2,8813 | 10,1029 |
16 | 1,9491 | 9,3980 |
17 | 0,9878 | 8,6701 |
18 | 7,9184 | |
19 | 7,1424 | |
20 | 6,3417 | |
21 | 5,5158 | |
22 | 4,6642 | |
23 | 3,7862 | |
24 | 2,8813 | |
25 | 1,9491 | |
26 | 0,9878 | |
27 |
Artikel 8.7: Afkoop van kleine pensioenen (netto factoren) | |||||
Leeftijd | Ingegaan OP | Leeftijd | Ingegaan OP | Leeftijd | Ingegaan OP |
16 | 38,6898 | 48 | 25,2161 | 80 | 8,1394 |
17 | 38,3446 | 49 | 24,7132 | 81 | 7,6474 |
18 | 37,9950 | 50 | 24,2056 | 82 | 7,1691 |
19 | 37,6408 | 51 | 23,6935 | 83 | 6,7042 |
20 | 37,2822 | 52 | 23,1774 | 84 | 6,2543 |
21 | 36,9188 | 53 | 22,6572 | 85 | 5,8219 |
22 | 36,5506 | 54 | 22,1333 | 86 | 5,4096 |
23 | 36,1775 | 55 | 21,6054 | 87 | 5,0183 |
24 | 35,7996 | 56 | 21,0746 | 88 | 4,6479 |
25 | 35,4166 | 57 | 20,5405 | 89 | 4,3053 |
26 | 35,0287 | 58 | 20,0040 | 90 | 3,9823 |
27 | 34,6357 | 59 | 19,4647 | 91 | 3,6855 |
28 | 34,2376 | 60 | 18,9223 | 92 | 3,4055 |
29 | 33,8346 | 61 | 18,3784 | 93 | 3,1469 |
30 | 33,4267 | 62 | 17,8321 | 94 | 2,9091 |
31 | 33,0137 | 63 | 17,2836 | 95 | 2,6916 |
32 | 32,5957 | 64 | 16,7345 | 96 | 2,4944 |
33 | 32,1727 | 65 | 16,1843 | 97 | 2,3160 |
34 | 31,7445 | 66 | 15,6344 | 98 | 2,1557 |
35 | 31,3113 | 67 | 15,0848 | 99 | 2,0130 |
36 | 30,8730 | 68 | 14,5358 | 100 | 1,8893 |
37 | 30,4294 | 69 | 13,9887 | 101 | 1,7855 |
38 | 29,9808 | 70 | 13,4423 | 102 | 1,6934 |
39 | 29,5268 | 71 | 12,8968 | 103 | 1,6118 |
40 | 29,0678 | 72 | 12,3540 | 104 | 1,5397 |
41 | 28,6036 | 73 | 11,8127 | 105 | 1,4761 |
42 | 28,1344 | 74 | 11,2732 | 106 | 1,4203 |
43 | 27,6602 | 75 | 10,7356 | 107 | 1,3713 |
44 | 27,1809 | 76 | 10,2041 | 108 | 1,3283 |
45 | 26,6971 | 77 | 9,6775 | 109 | 1,2908 |
46 | 26,2080 | 78 | 9,1562 | ||
47 | 25,7143 | 79 | 8,6442 |
Bijlage 4 – afkoopfactoren bedrag ineens 2023
Naar verwachting is het vanaf 1 juli 2023 mogelijk om te kiezen voor uitbetaling van een bedrag ineens (lumpsum). Door het gekozen percentage (maximaal 10%) toe te passen op het ingegane ouderdomspensioen en dan te vermenigvuldigen met de factoren uit onderstaande tabel, wordt de hoogte van de éénmalige uitkering gevonden.
Afkoop bedrag ineens (netto factoren) | |
Leeftijd | Ingegaan OP |
57 | 20,5405 |
58 | 20,0040 |
59 | 19,4647 |
60 | 18,9223 |
61 | 18,3784 |
62 | 17,8321 |
63 | 17,2836 |
64 | 16,7345 |
65 | 16,1843 |
66 | 15,6344 |
67 | 15,0848 |
68 | 14,5358 |
69 | 13,9887 |
70 | 13,4423 |
71 | 12,8968 |
72 | 12,3540 |
Bijlage 5 – inkoopfactoren 2023
Inkoopfactoren beschikbare premieregeling | |||
Leeftijd | Inkoopfactor voor € 1 OP vanaf leeftijd 68 | Leeftijd | Inkoopfactor voor € 1 OP vanaf leeftijd 68 |
16 | 8,4875 | 42 | 10,2603 |
17 | 8,5560 | 43 | 10,3288 |
18 | 8,6245 | 44 | 10,3983 |
19 | 8,6930 | 45 | 10,4694 |
20 | 8,7616 | 46 | 10,5420 |
21 | 8,8303 | 47 | 10,6166 |
22 | 8,8990 | 48 | 10,6931 |
23 | 8,9676 | 49 | 10,7736 |
24 | 9,0362 | 50 | 10,8602 |
25 | 9,1047 | 51 | 10,9532 |
26 | 9,1732 | 52 | 11,0531 |
27 | 9,2416 | 53 | 11,1601 |
28 | 9,3098 | 54 | 11,2779 |
29 | 9,3781 | 55 | 11,4094 |
30 | 9,4463 | 56 | 11,5559 |
31 | 9,5144 | 57 | 11,7193 |
32 | 9,5824 | 58 | 11,9023 |
33 | 9,6505 | 59 | 12,1055 |
34 | 9,7183 | 60 | 12,3295 |
35 | 9,7861 | 61 | 12,5764 |
36 | 9,8539 | 62 | 12,8462 |
37 | 9,9215 | 63 | 13,1406 |
38 | 9,9890 | 64 | 13,4622 |
39 | 10,0565 | 65 | 13,8119 |
40 | 10,1242 | 66 | 14,1928 |
41 | 10,1921 | 67 | 14,6087 |
68 | 15,0590 |
Inkoopfactoren beschikbare premieregeling | |||
Leeftijd | Inkoopfactor voor € 1 OP vanaf leeftijd 68 in combinatie met 70% (latent) PP en 14% (latent) WzP | Leeftijd | Inkoopfactor voor € 1 OP vanaf leeftijd 68 in combinatie met 70% (latent) PP en 14% (latent) WzP |
16 | 10,0711 | 42 | 12,5836 |
17 | 10,1637 | 43 | 12,6822 |
18 | 10,2567 | 44 | 12,7816 |
19 | 10,3510 | 45 | 12,8823 |
20 | 10,4457 | 46 | 12,9845 |
21 | 10,5409 | 47 | 13,0882 |
22 | 10,6365 | 48 | 13,1935 |
23 | 10,7324 | 49 | 13,3025 |
24 | 10,8287 | 50 | 13,4170 |
25 | 10,9252 | 51 | 13,5374 |
26 | 11,0218 | 52 | 13,6641 |
27 | 11,1187 | 53 | 13,7973 |
28 | 11,2157 | 54 | 13,9402 |
29 | 11,3129 | 55 | 14,0961 |
30 | 11,4103 | 56 | 14,2657 |
31 | 11,5078 | 57 | 14,4513 |
32 | 11,6053 | 58 | 14,6547 |
33 | 11,7030 | 59 | 14,8771 |
34 | 11,8007 | 60 | 15,1190 |
35 | 11,8984 | 61 | 15,3819 |
36 | 11,9961 | 62 | 15,6661 |
37 | 12,0938 | 63 | 15,9735 |
38 | 12,1915 | 64 | 16,3053 |
39 | 12,2892 | 65 | 16,6636 |
40 | 12,3872 | 66 | 17,0500 |
41 | 12,4853 | 67 | 17,4686 |
68 | 17,9195 |
Inkoopfactoren beschikbare premieregeling (in geval van overlijden) | |||
Leeftijd partner | Inkoopfactor voor € 1 direct ingaand partnerpensioen | Leeftijd partner | Inkoopfactor voor € 1 direct ingaand partnerpensioen |
16 | 40,3490 | 46 | 27,6089 |
17 | 39,9954 | 47 | 27,1102 |
18 | 39,6375 | 48 | 26,6074 |
19 | 39,2751 | 49 | 26,1001 |
20 | 38,9083 | 50 | 25,5887 |
21 | 38,5366 | 51 | 25,0734 |
22 | 38,1602 | 52 | 24,5557 |
23 | 37,7788 | 53 | 24,0345 |
24 | 37,3925 | 54 | 23,5097 |
25 | 37,0010 | 55 | 22,9816 |
26 | 36,6046 | 56 | 22,4510 |
27 | 36,2031 | 57 | 21,9170 |
28 | 35,7964 | 58 | 21,3809 |
29 | 35,3849 | 59 | 20,8418 |
30 | 34,9683 | 60 | 20,2997 |
31 | 34,5462 | 61 | 19,7572 |
32 | 34,1188 | 62 | 19,2127 |
33 | 33,6860 | 63 | 18,6649 |
34 | 33,2482 | 64 | 18,1149 |
35 | 32,8054 | 65 | 17,5634 |
36 | 32,3573 | 66 | 17,0091 |
37 | 31,9040 | 67 | 16,4523 |
38 | 31,4459 | 68 | 15,8938 |
39 | 30,9826 | 69 | 15,3353 |
40 | 30,5145 | 70 | 14,7738 |
41 | 30,0416 | 71 | 14,2115 |
42 | 29,5642 | 72 | 13,6486 |
43 | 29,0823 | 73 | 13,0839 |
44 | 28,5952 | 74 | 12,5198 |
45 | 28,1046 | 75 | 11,9552 |
Inkoopfactoren beschikbare premieregeling (in geval van overlijden) | ||
Leeftijd wees | Inkoopfactor voor € 1 direct ingaand wezenpensioen uitkering tot 18 jaar | Inkoopfactor voor € 1 direct ingaand wezenpensioen uitkering tot 27 jaar |
0 | 14,4560 | 19,6928 |
1 | 13,8273 | 19,1395 |
2 | 13,1863 | 18,5802 |
3 | 12,5329 | 18,0143 |
4 | 11,8636 | 17,4411 |
5 | 11,1750 | 16,8607 |
6 | 10,4666 | 16,2729 |
7 | 9,7363 | 15,6776 |
8 | 8,9822 | 15,0727 |
9 | 8,2035 | 14,4560 |
10 | 7,3996 | 13,8273 |
11 | 6,5700 | 13,1863 |
12 | 5,7144 | 12,5329 |
13 | 4,8322 | 11,8636 |
14 | 3,9225 | 11,1750 |
15 | 2,9850 | 10,4666 |
16 | 2,0193 | 9,7363 |
17 | 1,0234 | 8,9822 |
18 | 8,2035 | |
19 | 7,3996 | |
20 | 6,5700 | |
21 | 5,7144 | |
22 | 4,8322 | |
23 | 3,9225 | |
24 | 2,9850 | |
25 | 2,0193 | |
26 | 1,0234 | |
27 |
Inkoopfactoren beschikbare premieregeling (in geval van echtscheiding) | |||
Leeftijd | Inkoopfactor voor € 1 latent BPP | Leeftijd | Inkoopfactor voor € 1 latent BPP |
16 | 2,2623 | 42 | 3,3191 |
17 | 2,2968 | 43 | 3,3620 |
18 | 2,3317 | 44 | 3,4048 |
19 | 2,3685 | 45 | 3,4471 |
20 | 2,4059 | 46 | 3,4893 |
21 | 2,4438 | 47 | 3,5309 |
22 | 2,4823 | 48 | 3,5720 |
23 | 2,5213 | 49 | 3,6126 |
24 | 2,5607 | 50 | 3,6525 |
25 | 2,6006 | 51 | 3,6918 |
26 | 2,6409 | 52 | 3,7300 |
27 | 2,6816 | 53 | 3,7673 |
28 | 2,7227 | 54 | 3,8034 |
29 | 2,7641 | 55 | 3,8381 |
30 | 2,8057 | 56 | 3,8712 |
31 | 2,8477 | 57 | 3,9028 |
32 | 2,8898 | 58 | 3,9320 |
33 | 2,9322 | 59 | 3,9595 |
34 | 2,9748 | 60 | 3,9849 |
35 | 3,0175 | 61 | 4,0079 |
36 | 3,0603 | 62 | 4,0284 |
37 | 3,1033 | 63 | 4,0470 |
38 | 3,1464 | 64 | 4,0617 |
39 | 3,1896 | 65 | 4,0739 |
40 | 3,2329 | 66 | 4,0816 |
41 | 3,2761 | 67 | 4,0856 |
68 | 4,0863 |