Stichting PensioenFonds Gasunie
Stichting PensioenFonds Gasunie
Pensioenreglement 2013,
geldend vanaf 1 januari 2024
Voor werknemers die op of na 1 januari 1950 zijn geboren, dan wel voor werknemers die na 30 juni 2013 bij Gasunie resp.
na 31 december 2013 bij GasTerra in dienst zijn getreden
Geldend vanaf (en vastgesteld op):
- 1 juli 2013 (op 4 december 2013)
- 1 januari 2014 (op 15 januari 2014)
- 1 januari 2014 (op 28 maart 2014)
- 1 januari 2015 (op 11 maart 2015 en 17 september 2015)
- 1 januari 2018 (op 29 januari 2018 en 28 mei 2018)
- 1 januari 2019 (op 11 juni 2019)
- 1 januari 2020 (op 22 januari 2020)
- 1 januari 2021 (op 23 maart 2021)
- 1 januari 2022 (op 17 november 2022)
- 1 januari 2023 (op 23 maart 2023)
- 1 januari 2024 (op 25 januari 2024)
- 1 januari 2024 (op 21 maart 2024)
INHOUD
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN 5
Artikel 1 Begripsomschrijving 5
Artikel 2 Aanvang en beëindiging deelnemerschap 9
HOOFDSTUK II. AARD EN FINANCIERING VAN DE REGELING 10
Artikel 7 Pensioenopbouw en reductiebepalingen 11
Artikel 8 Vermindering van Pensioenaanspraken en Xxxxxxxxxxxxxxx 00
HOOFDSTUK III. DE PENSIOENAANSPRAKEN 12
Artikel 10 Ouderdomspensioen 12
Artikel 12 Premiecompensatie over partnerpensioen 13
Artikel 13 Overlijdensuitkering 13
Artikel 15 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers 15
Artikel 16 Risicodekking en arbeidsongeschiktheid tijdens ouderschapsverlof en onbetaald verlof 15
Artikel 17 Voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 15
Artikel 18 Bijzonder partnerpensioen 17
Artikel 19 Verevening pensioenrechten bij scheiding 17
HOOFDSTUK V. ARBEIDSONGESCHIKTHEID 19
Artikel 20 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 19
Artikel 21 Arbeidsongeschiktheidspensioen 20
Artikel 22 Overgangsbepalingen arbeidsongeschiktheid 20
HOOFDSTUK VI. AANPASSING VAN DE PENSIOENEN 21
Artikel 24 Voorwaardelijke toeslagen 21
HOOFDSTUK VII. KEUZEMOGELIJKHEDEN 22
Artikel 26 Vervroeging van de ingangsdatum van het Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 27 Wijziging verhouding Ouderdomspensioen en Partnerpensioen 22
Artikel 28 Eenmalige afkoop (nog niet van toepassing, zie lid 2) 23
Artikel 29 AOW-overbruggingspensioen 24
Artikel 30 Deeltijd Ouderdomspensioen 24
Artikel 31 Vervallen Artikel 31a Variatie hoogte van het Ouderdomspensioen (geldig vanaf 1 juli 2023) 25
HOOFDSTUK VIII. OVERIGE BEPALINGEN 27
Artikel 32 Waardeoverdracht 27
Artikel 33 Afkoop van kleine pensioenen 27
Artikel 34 Verplichtingen van de pensioen- en aanspraakgerechtigden 29
Artikel 35 Verstrekken van gegevens door het Fonds 29
Artikel 36 Uitbetaling van pensioenen 29
Artikel 37 Beslag, overdracht, inpandgeving 30
Artikel 38 Omzetting opgebouwd pensioen onder voorgaande reglementen 30
HOOFDSTUK IX. SLOTBEPALINGEN 32
Artikel 39 Bijzondere gevallen 32
Artikel 40 Wijziging van het Pensioenreglement 32
HOOFDSTUK X. INWERKINGTREDING 33
Artikel 41 Datum inwerkingtreding 33
HOOFDSTUK XI. BIJLAGE I VRIJWILLIGE VERZEKERING ANW-HIAATPENSIOEN 37
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 37
Artikel 2 Keuzemogelijkheden voor het Anw-hiaatpensioen 37
Artikel 3 Aanvang, wijziging en beëindiging van de verzekering 38
Artikel 4 Kosten van de verzekering 39
HOOFDSTUK XII. BIJLAGE II - AFKOOP VAN KLEINE PENSIOENEN 40
HOOFDSTUK XIII. BIJLAGE III – VERVROEGING OUDERDOMSPENSIOEN 42
HOOFDSTUK XIV. BIJLAGE IV - PARTNERPENSIOEN NAAR OUDERDOMSPENSIOEN 43
HOOFDSTUK XV. BIJLAGE V – OUDERDOMSPENSIOEN NAAR PARTNERPENSIOEN 44
HOOFDSTUK XVI. BIJLAGE VI – EENMALIGE AFKOOP 45
HOOFDSTUK XVII. BIJLAGE VII – AOW-OVERBRUGGINGSPENSIOEN 46
HOOFDSTUK XVIII. BIJLAGE VIII VERVALLEN 48
HOOFDSTUK XIX. BIJLAGE IX – VERVALLEN 48
HOOFDSTUK XX. BIJLAGE X HOOG-LAAG FACTOREN VOOR 100:87,5 48
HOOFDSTUK XXI. BIJLAGE XI – HOOG-LAAG FACTOREN VOOR 100:75 49
HOOFDSTUK XXII. BIJLAGE XII – LAAG-HOOG FACTOREN VOOR 100:87,5 50
HOOFDSTUK XXIII. BIJLAGE XIII – LAAG-HOOG FACTOREN VOOR 100:75 51
HOOFDSTUK XXIV. BIJLAGE XIV CONVERSIE PENSIOENRICHTLEEFTIJD 52
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijving
In dit Pensioenreglement 2013 wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde:
De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
Arbeidsduur:
De in de CAO van de Werkgever overeengekomen Arbeidsduur van voltijdwerknemers.
Arbeidsongeschiktheid:
De Arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
Arbeidsongeschiktheidspensioen:
Een Arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van de Pensioenwet ten behoeve van de gewezen werknemer die arbeidsongeschikt is en zoals dat is bedoeld in Artikel 21.
AOW-uitkering:
De AOW-uitkering, inclusief de vakantietoeslag, voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid onderdeel b, en zesde lid, onderdeel b, van de AOW.
Bestuur:
Het Bestuur van het Fonds.
CAO:
Collectieve Arbeidsovereenkomst van de N.V. Nederlandse Gasunie.
Deelnemer:
De Werknemer of gewezen werknemer die op grond van de Pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens het Fonds overeenkomstig de bepalingen van dit Pensioenreglement.
Deeltijdwerknemer:
Werknemer met een kortere arbeidsduur dan de bij de Werkgever geldende normale arbeidsduur.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een Deeltijdwerknemer uitmaakt van de bij de Werkgever geldende normale arbeidsduur. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een maand worden hierbij in aanmerking genomen vanaf de dag van wijziging.
Indien en voor zover een deelnemer gebruik maakt van een regeling van de Werkgever om in deeltijd te werken waarbij de pensioenopbouw niet of niet evenredig wordt verlaagd, wordt het in aanmerking te nemen Deeltijdpercentage (binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen) verhoogd overeenkomstig hetgeen in de regeling van de Werkgever is bepaald.
Dienstbetrekking:
De rechtsbetrekking tussen de Werkgever en een Werknemer.
Fonds:
Stichting PensioenFonds Gasunie.
Franchise:
Het deel van het Pensioengevend salaris dat bij de vaststelling van de pensioenaanspraken buiten beschouwing blijft. Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de franchise 100/75 maal de geldende AOW- uitkering (voor een gehuwde met een partner ouder dan de AOW-leeftijd) inclusief vakantiegeld en bedraagt per 1 januari 2024 € 17.545 op jaarbasis en € 1.462,08 op maandbasis.
Gasunie:
N.V. Nederlandse Gasunie.
GasTerra:
GasTerra BV.
Gewezen deelnemer:
De Werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van de Pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een Pensioenaanspraak heeft behouden jegens het Fonds.
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit Pensioenreglement een Ouderdomspensioen van het Fonds ontvangt.
Grensbedrag:
Het bedrag dat gebruikt wordt bij de berekening van de premie als bedoeld in Artikel 3. De hoogte van het Grensbedrag wordt bepaald door Sociale partners bij Gasunie en vastgelegd in de CAO. De hoogte van het Grensbedrag bedraagt per 1 januari 2024 € 118.746 op jaarbasis en € 9.895,50 op maandbasis. De hoogte van het Grensbedrag voor latere jaren wordt daarvan afgeleid door het volgen van de algemene salarisaanpassing(en) conform de CAO.
Jaarsalaris:
Het Jaarsalaris van de deelnemer, conform de bij de Werkgever geldende normale arbeidsduur, vermeerderd met de uitkeringen 13e maand en 14e maand en vermeerderd met eventuele ploegentoeslag en/of wachtdiensttoeslag.
Kind:
Onder kind wordt verstaan:
• de kinderen die in een familierechtelijke betrekking tot de deelnemer, tot de Gewezen deelnemer of tot de Gepensioneerde staan;
• andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur door de deelnemer, Gewezen deelnemer of Gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed.
Loonindex:
Percentage dat gelijk is aan de algemene salarisaanpassing conform de CAO in het voorafgaande jaar.
Ouderdomspensioen:
Een Ouderdomspensioen in de zin van de PW ten behoeve van de deelnemer of Gewezen deelnemer en waarvan de hoogte wordt bepaald op basis van de Pensioengrondslag zoals bedoeld in Artikel 10.
Partner:
• De man of vrouw met wie de Xxxxxxxxx, Gewezen deelnemer of Gepensioneerde voor de Pensioeningangsdatum of Pensioendatum is gehuwd, of
• De man of vrouw met wie de Deelnemer, Gewezen deelnemer of Gepensioneerde voor de Pensioeningangsdatum of Pensioendatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan (zoals bedoeld in Boek 1, titel 5A van het Burgerlijk Wetboek), of
• De ongehuwde man of vrouw, met wie de ongehuwde Deelnemer, Gewezen deelnemer of Gepensioneerde voor de Pensioeningangsdatum of Pensioendatum een gemeenschappelijke huishouding voert waarbij aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
i. beide partners zijn ongehuwd en zijn geen geregistreerd partnerschap met iemand anders aangegaan;
ii. de partners zijn geen bloed- of aanverwanten in de eerste of tweede graad (in de rechte dan wel zijlijn);
iii. er is een notarieel verleden samenlevingscontract tussen beide partners opgemaakt waarin enige vermogensrechtelijke aangelegenheden ter zake van de samenwoning en de gemeenschappelijke huishouding worden geregeld;
iv. de ongehuwde man of vrouw is voor de Pensioeningangsdatum of Pensioendatum als partner bij het Fonds is aangemeld. De aanmelding moet, op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier, aan het Fonds kenbaar worden gemaakt en dient vergezeld te gaan van een kopie van de samenlevingsovereenkomst.
Partnerpensioen:
Een Partnerpensioen in de zin van de PW ten behoeve van de Partner en zoals dat is bedoeld in Artikel 11.
Partnerrelatie:
Het huwelijk, geregistreerde partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met de aangemelde Partner zoals hiervoor bedoeld.
Pensioenaanspraak:
De aanspraak op een nog niet ingegaan pensioen.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand volgend op die waarin de 68-ste verjaardag van de deelnemer valt.
Pensioengerechtigde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit Pensioenreglement een pensioen van het Fonds ontvangt.
Pensioeningangsdatum:
De eerste dag van de maand waarop het (vervroegde) Ouderdomspensioen ingaat.
Pensioenovereenkomst:
De tussen de Werkgever en de Werknemer gesloten overeenkomst betreffende pensioen als onderdeel van de tussen Werkgever en de Werknemer gesloten arbeidsovereenkomst.
Pensioenrecht:
Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
Pensioenreglement
Pensioenreglement 2013 voor Werknemers die op of na 1 januari 1950 zijn geboren dan wel voor Werknemers die na 30 juni 2013 bij Gasunie respectievelijk na 31 december 2013 bij GasTerra B.V. in dienst zijn getreden.
Pensioengevend salaris:
Het maandsalaris van de deelnemer, conform de bij de Werkgever geldende normale arbeidsduur, vermeerderd met 1/12 deel van de uitkeringen 13e maand en 14e maand en vermeerderd met eventuele ploegentoeslag of wachtdiensttoeslag. Het Pensioengevend salaris wordt maandelijks vastgesteld.
Het Pensioengevend salaris wordt gemaximeerd op het fiscaal maximaal pensioengevend loon van enig jaar zoals vastgesteld in artikel 18ga Wet op de loonbelasting 1964. Het gemaximeerd Pensioengevend salaris bedraagt per 1 januari 2024 € 137.800 op jaarbasis en € 11.483,33 op maandbasis.
Pensioengrondslag:
Het Pensioengevend salaris verminderd met de franchise. De Pensioengrondslag wordt maandelijks voor elke deelnemer vastgesteld.
Prijsindexcijfer:
De door het CBS vastgestelde Consumenten Prijsindex Alle Bestedingen (afgeleid). Indien dit Prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren indexcijfer.
PW:
Pensioenwet
Sociale partners:
Gasunie en de vakverenigingen CNV Vakmensen, FNV, De Unie, De Vereniging van Personeel van GasTerra en Gasunie.
Scheiding:
• beëindiging van het huwelijk door echtscheiding, of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, dan wel
• beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door een huwelijk met dezelfde partner, dan wel
• beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding met de aangemelde partner zoals hiervoor bedoeld, anders dan door huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde partner, indien dit blijkt uit een door beide partners ondertekende schriftelijke verklaring. Bij het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap met een andere partner wordt de gemeenschappelijke huishouding tevens geacht te zijn ontbonden.
Scheidingsdatum:
De datum waarop de rechtelijke uitspraak houdende de scheiding of beëindiging van het geregistreerde partnerschap wordt opgenomen in de registers van de burgerlijke stand, dan wel de datum waarop de gezamenlijke huishouding is beëindigd zoals opgenomen in de hiervoor bedoelde schriftelijke verklaring van beide partners.
Statuten:
De Statuten van het Fonds.
Uitvoeringsovereenkomst:
De Uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de Werkgever, waarin het Fonds en de Werkgever de financiering en de uitvoering van de Pensioenovereenkomst(en) zijn overeengekomen.
UWV:
Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen.
Volle wees:
Kind van wie beide ouders/verzorgers zijn overleden.
Wees:
Kind van wie een van de ouders/verzorgers is overleden.
Werkgever:
Gasunie of een aangesloten onderneming als bedoeld in Artikel 12 van de Statuten.
Werknemer:
Een persoon in dienst van de Werkgever krachtens een schriftelijke arbeidsovereenkomst.
Wezenpensioen:
Een wezenpensioen in de zin van de PW ten behoeve van een Kind en zoals dat is bedoeld in Artikel 14.
WIA:
Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Maximum WIA-grondslag:
De maximum grondslag voor de WIA bedraagt 261 maal het vastgestelde maximum dagloon.
Artikel 2 Aanvang en beëindiging deelnemerschap
1. Het deelnemerschap vangt aan op de dag waarop de Dienstbetrekking is ingegaan, doch niet eerder dan de ingangsdatum van deze regeling.
2. Als deelnemer in deze pensioenregeling is op 1 juli 2013 opgenomen de Werknemer die op 30 juni 2013 deelnemer was in het tot dat tijdstip geldende Pensioenreglement 2006 of Pensioenreglement 2010.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 zijn werknemers van de aangesloten onderneming GasTerra niet eerder dan met ingang van 1 januari 2014 opgenomen in deze pensioenregeling.
4. Het deelnemerschap eindigt op de dag waarop de Dienstbetrekking eindigt, maar in ieder geval op de Pensioendatum.
5. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid eindigt het deelnemerschap niet bij beëindiging van de Dienstbetrekking zolang de gewezen werknemer:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in Artikel 20;
b. het deelnemerschap voortzet op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden anders dan bedoeld onder sub a.
De voortzetting als bedoeld in dit lid vindt plaats tot uiterlijk de Pensioendatum.
HOOFDSTUK II. AARD EN FINANCIERING VAN DE REGELING
Artikel 3 Premie
1. De Sociale partners hebben een Pensioenovereenkomst gesloten met een voor de looptijd van die overeenkomst vastliggende feitelijke premie.
De premie wordt door het Fonds aangewend voor de financiering van een voorwaardelijke middelloonregeling. De regeling heeft, met in achtneming van de overige bepalingen in dit reglement, het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de PW.
2. Voor iedere deelnemer aan het Pensioenreglement betaalt de Werkgever aan het Fonds maandelijks een premie ter grootte van de som van:
a) 27,6% van het Pensioengevend salaris;
b) indien het Pensioengevend salaris hoger is dan het Grensbedrag een aanvullende premie van 6% van het verschil tussen:
i. het geldende Grensbedrag en het Pensioengevend salaris.
3. Van de premie bedoeld in lid 2, die door de Werkgever aan het Fonds betaald wordt, komt een deel voor rekening van de Deelnemer en wordt door de Werkgever maandelijks ingehouden op het Pensioengevend salaris van de Deelnemer. Het deel dat voor rekening van de Deelnemer komt bedraagt:
a) 2,45% van de Pensioengrondslag;
b) indien het Pensioengevend salaris hoger is dan het Grensbedrag een aanvullende premie van 6% zoals is omschreven in lid 2 sub b.
Indien de Deelnemer in deeltijd werkt, wordt de premie vastgesteld in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij Werkgever geldende normale arbeidsduur.
4. Indien het Jaarsalaris op maandbasis van een Deelnemer meer bedraagt dan het Pensioengevend salaris dan betaalt de Werkgever aan het Fonds een premie van 2% van het verschil tussen het Jaarsalaris op maandbasis en het Pensioengevend salaris van de Deelnemer. Deze premie is bestemd voor de dekking van:
a) uitvoeringskosten en
b) het risico voor arbeidsongeschiktheid van de deelnemer.
5. De Werkgever kan verplicht worden tot betaling van een aanvullende premie van maximaal 1,2% over het Pensioengevend salaris als blijkt dat de opbouw in enig jaar niet (volledig) toegekend kan worden omdat de gedempte kostendekkende premie in dat jaar uitkomt boven de som van de premies genoemd in lid 2 en lid 4.
De gedempte kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van het opbouwpercentage, zoals vastgesteld conform de methodiek beschreven in dit Pensioenreglement, en na de eventuele toepassing van de reductiebepaling voor de opbouw als bedoeld in lid 2 van Artikel 7.
6. De Werkgever kan de premies zoals genoemd in lid 2 en lid 4 niet op een lager niveau vaststellen.
7. De Werkgever heeft geen bijstortplicht en is niet gehouden tekorten in het Fonds aan te vullen. Er vinden geen terugstortingen plaats vanuit het Fonds naar de Werkgever.
Artikel 4 [vervallen]
Artikel 5 [vervallen]
Artikel 6 [vervallen]
Artikel 7 Pensioenopbouw en reductiebepalingen
1. Het Fonds zal aan de deelnemers een pensioenopbouw van maximaal 1,875% van de Pensioengrondslag toekennen tenzij het bepaalde in lid 2 en/of lid 3 van toepassing is.
2. Het Fonds zal in enig jaar een lager percentage pensioenopbouw toekennen aan de deelnemers indien:
a. op de peildatum, zijnde 31 december van het voorgaande jaar, niet voldoet aan het bepaalde in artikel 132 PW inzake het vereist eigen vermogen en
b. de pensioenopbouw in het jaar naar verwachting een meer negatief effect zal hebben op de actuele dekkingsgraad dan volgens het criterium. Het Fonds hanteert het criterium dat het M1- effect naar verwachting in het betreffende jaar niet meer negatief mag zijn dan -0,6%-punt, uitgaande van de situatie op de peildatum.
3. Indien de feitelijke premie, zoals bedoeld in lid 2 en lid 4 van Artikel 3 en in voorkomende gevallen vermeerderd met de aanvullende premie bedoeld in lid 5 van Artikel 3, lager is dan de gedempte kostendekkende premie zal het opbouwpercentage zodanig worden verlaagd dat de feitelijke premie wel gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie.
4. De opbouw van het Partnerpensioen en het Wezenpensioen worden in de situaties bedoeld in lid 2 en lid 3 eveneens naar rato verminderd, waarbij de verhouding van 100:70 en 100:14 met het Ouderdomspensioen gehandhaafd blijft.
Artikel 8 Vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten
1. Het Fonds zal de tot enig tijdstip opgebouwde Pensioenaanspraken en Pensioenrechten uitsluitend verminderen na overleg met de actuaris en indien:
a. het Fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 PW gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 PW gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen; en
b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 PW of artikel 132 PW zonder dat de belangen van deelnemers, Gewezen deelnemers, Pensioengerechtigden,andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan als bedoeld in artikel 138 PW.
2. Het Bestuur zal in geval van toepassing van de in lid 1 bedoelde vermindering, overgaan tot vermindering van zowel reeds ingegane pensioenuitkeringen als opgebouwde Pensioenaanspraken en daarop verleende toeslagen voor zover de financiële toestand van het Fonds dit noodzakelijk maakt.
3. De vermindering, bedoeld in lid 2, vindt plaats door alle verworven rechten en aanspraken voor alle groepen Deelnemers, Gewezen deelnemers en Gepensioneerden met een zelfde percentage te verlagen.
4. Bij de vermindering, bedoeld in lid 2, wordt al het bepaalde in artikel 134 PW in acht genomen.
HOOFDSTUK III. DE PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 9 Basispakket
1. De Pensioenaanspraken, die voor de Werknemer uit lid 1 van Artikel 3 bedoelde Pensioenovereenkomst voortvloeien, zijn door de Werkgever bij het Fonds ondergebracht door middel van een Uitvoeringsovereenkomst.
2. Overeenkomstig de bepalingen van dit Pensioenreglement geeft het deelnemerschap ten behoeve van de deelnemer aanspraak op:
a. Ouderdomspensioen (Artikel 10);
b. Arbeidsongeschiktheidspensioen (Artikel 20);
en ten behoeve van de Partner en Kind aanspraak op:
c. Partnerpensioen (Artikel 11);
d. premiecompensatie over partnerpensioen (Artikel 12);
e. bijzonder partnerpensioen (Artikel 18);
f. overlijdensuitkering (Artikel 13);
g. Wezenpensioen (Artikel 14).
3. Overeenkomstig de bepalingen van Bijlage I van dit Pensioenreglement kan een Deelnemer aanspraak maken op een Anw-hiaatpensioen.
4. De mogelijkheid bestaat om onder voorwaarden gebruik te maken van de keuzemogelijkheden in hoofdstuk VII.
Artikel 10 Ouderdomspensioen
1. Het Ouderdomspensioen gaat in op de Pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Gepensioneerde.
2. De opbouw van het Ouderdomspensioen is beschreven in Artikel 7. De aanspraak op Ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de verkregen aanspraken op Ouderdomspensioen, vermeerderd met verleende toeslagen als bedoeld in Artikel 24 of verminderd met kortingen als bedoeld in Artikel 8.
Artikel 11 Partnerpensioen
1. Voor de toepassing van het bepaalde in dit Pensioenreglement kan een Deelnemer, Gewezen deelnemer of Gepensioneerde op enig tijdstip slechts met één partner een Partnerrelatie hebben.
2. Recht op Partnerpensioen heeft de nagelaten partner met wie de deelnemer, de Gewezen deelnemer respectievelijk de Gepensioneerde een Partnerrelatie had.
3. Het Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer, de Gewezen deelnemer respectievelijk de Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
4. De jaarlijkse opbouw van het Partnerpensioen bedraagt 70% van het in het betreffende jaar opgebouwde Ouderdomspensioen als bedoeld in Artikel 10. De aanspraak op Partnerpensioen is gelijk aan de som van de verkregen aanspraken op Partnerpensioen, vermeerderd met de verleende toeslagen als bedoeld in Artikel 24 en verminderd met kortingen als bedoeld in Artikel 8.
5. Indien de deelnemer voor het bereiken van de Pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het Partnerpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de Pensioendatum. Het Partnerpensioen over deze periode wordt berekend op basis van 70% van de opbouw van een Ouderdomspensioen van 1,875% per jaar.
6. Indien er jegens het Fonds aanspraken bestaan op een bijzonder partnerpensioen, zullen deze in mindering gebracht worden op het Partnerpensioen.
Artikel 12 Premiecompensatie over partnerpensioen
1. De Partner die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die recht heeft op Partnerpensioen, heeft recht op een premiecompensatie over het totale partnerpensioen.
2. De premiecompensatie gaat in op de dag waarop het Partnerpensioen ingaat en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Partner, doch uiterlijk tot en met de maand waarin de Partner de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
3. De premiecompensatie bedraagt een bedrag ter grootte van het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het Partnerpensioen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd zoals dat door het Fonds wordt vastgesteld op het tijdstip van ingang van het Partnerpensioen.
4. Op de premiecompensatie die is ingegaan is Artikel 24 van dit Pensioenreglement van toepassing.
5. Het recht op premiecompensatie vervalt bij beëindiging van de Partnerrelatie of bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in Artikel 17.
Artikel 13 Overlijdensuitkering
1. De partner die recht heeft op een partnerpensioen door het overlijden van een Gepensioneerde, ontvangt een éénmalige overlijdensuitkering. Deze overlijdensuitkering bedraagt 2 maal het laatste maandbedrag van het door de overleden Gepensioneerde genoten pensioen, met inbegrip van daarop door het Fonds verleende toeslagen en onder aftrek van andere eenmalige uitkeringen uit hoofde van een ingekochte pensioenverzekering.
2. De partner die recht heeft op een partnerpensioen door het overlijden van een Pensioengerechtigde die op het tijdstip van overlijden in het genot was van een Arbeidsongeschiktheidspensioen, ontvangt een éénmalige overlijdensuitkering. Deze overlijdensuitkering bedraagt 2 maal het laatste maandbedrag van het door de overleden Pensioengerechtigde genoten pensioen, met inbegrip van daarop door het Fonds verleende toeslagen en onder aftrek van andere eenmalige uitkeringen uit hoofde van arbeidsongeschiktheid of enige andere wettelijke loondervings- of arbeidsongeschiktheidsregeling of daaraan gerelateerde wettelijke regeling welke voortvloeit uit of aansluit op de Dienstbetrekking.
Artikel 14 Wezenpensioen
1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de deelnemer, de Gewezen deelnemer of de Gepensioneerde, voor zover deze kinderen:
o de 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt; of
o de 18-jarige leeftijd wel maar de 27-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroeps- opleiding volgen; of
o de 18-jarige leeftijd wel maar de 27-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt indien en zolang zij arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.
2. Ook de kinderen van de nagelaten partner van de deelnemer hebben recht op wezenpensioen, mits:
o de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
o het kind tot de gemeenschappelijke huishouding behoort van deelnemer en partner;
o de deelnemer het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt.
3. Geen recht op wezenpensioen hebben kinderen die zijn geboren uit een na het einde van het deelnemerschap aangegane Partnerrelatie of na bedoelde datum in familierechtelijke betrekking tot de deelnemer zijn komen te staan.
4. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de deelnemer, de Gewezen deelnemer of de Gepensioneerde. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand volgend op de dag dat niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan dan wel tot de eerste van de maand volgend op de dag dat de 18-de respectievelijk 27-ste verjaardag van het kind respectievelijk tot en met de maand van eerder aangaan van een Partnerrelatie, dan wel tot en met de maand van overlijden van het kind.
5. In afwijking van de voorgaande leden van dit artikel heeft een kind van een partner, geboren binnen 307 dagen na het overlijden van de Deelnemer of geboren binnen 307 dagen na het einde van het Deelnemerschap eveneens recht op wezenpensioen. Voor deze Wees gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand waarin de geboorte plaatsvindt, respectievelijk op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de Gewezen deelnemer of Gepensioneerde.
6. De opbouw van het wezenpensioen bedraagt 14% van de opbouw van het Ouderdomspensioen als bedoeld in Artikel 10. De aanspraak op wezenpensioen is gelijk aan de som van de verkregen aanspraken op wezenpensioen, vermeerderd met de verleende toeslagen als bedoeld in Artikel 24 en verminderd met kortingen als bedoeld in Artikel 8.
7. Voor volle wezen wordt vervolgens het bedrag aan wezenpensioen verdubbeld.
8. Indien de deelnemer voor het bereiken van de Pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de Pensioendatum. Het wezenpensioen over deze periode wordt berekend op basis van 14% van de opbouw van een Ouderdomspensioen van 1,875% per jaar.
9. Indien en zolang een Wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het bedrag aan wezenpensioen verminderd met het bedrag van de uitkering, tenzij het Bestuur beslist dat de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt gebracht.
Artikel 15 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers
1. Voor deelnemers die in deeltijd werken wordt het Pensioengevend salaris vastgesteld alsof de bij de Werkgever geldende normale arbeidsduur zou gelden.
2. Voor deelnemers die in deeltijd werken worden de op te bouwen Pensioenaanspraken verlaagd naar rato van het Deeltijdpercentage.
3. Voor deelnemers die in deeltijd werken wordt het Arbeidsongeschiktheidspensioen verlaagd naar rato van het voor ingang van de Arbeidsongeschiktheid geldende Deeltijdpercentage.
4. Bij de berekening van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte Deeltijdwerknemer het bij ingang van de Arbeidsongeschiktheid geldende Deeltijdpercentage gedurende de hele periode van Arbeidsongeschiktheid zou hebben behouden.
5. Bij de berekening van het Partnerpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden Deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende Deeltijdpercentage tot de Pensioendatum zou hebben behouden.
6. Bij de berekening van het wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden Deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende Deeltijdpercentage tot de Pensioendatum zou hebben behouden.
Artikel 16 Risicodekking en arbeidsongeschiktheid tijdens ouderschapsverlof en onbetaald verlof
1. Wanneer tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof, door de Werkgever verleend, de Deelnemer overlijdt of arbeidsongeschikt wordt, zal de hoogte van het Partnerpensioen, het Wezenpensioen of het Arbeidsongeschiktheidspensioen op dezelfde wijze worden vastgesteld als ware de Deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan. De voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in Artikel 20 wordt vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
Artikel 17 Voortijdige beëindiging van het deelnemerschap
1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden voor de Pensioendatum eindigt heeft de Gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij Ouderdomspensioen, een premievrij Partnerpensioen en een premievrij wezenpensioen. De aanspraken op Arbeidsongeschiktheidspensioen en premiecompensatie over partnerpensioen komen te vervallen.
2. Het premievrije Ouderdomspensioen is het Ouderdomspensioen dat tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in Artikel 10 is opgebouwd. Het premievrije Ouderdomspensioen wordt vermeerderd met de toeslagen als bedoeld in Artikel 24 en verminderd met de kortingen als bedoeld in Artikel 8.
3. Het premievrije Partnerpensioen is het Partnerpensioen dat tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in Artikel 11 is opgebouwd. Het premievrije Partnerpensioen wordt vermeerderd met de toeslagen als bedoeld in Artikel 24 en verminderd met de kortingen als bedoeld in Artikel 8.
4. Het premievrije wezenpensioen is het wezenpensioen dat tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in Artikel 14 is opgebouwd. Het premievrije wezenpensioen wordt vermeerderd met de toeslagen als bedoeld in Artikel 24 en verminderd met de kortingen als bedoeld in Artikel 8.
5. In afwijking van lid 1 vervallen de aanspraken op Ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen indien het tot het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde Ouderdomspensioen op de Pensioendatum niet meer zal bedragen dan € 2,- per jaar, tenzij de deelnemer verhuist naar een andere lidstaat en de deelnemer het Fonds daarover heeft geïnformeerd.
Artikel 18 Bijzonder partnerpensioen
1. Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxx heeft de gewezen Partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer, de Gewezen deelnemer respectievelijk de Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen Partner.
3. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op Partnerpensioen die zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de Scheidingsdatum anders dan door overlijden was geëindigd. Wanneer de Scheiding plaatsvindt nadat het deelnemerschap reeds is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan de aanspraak op Partnerpensioen die bij het einde van de deelneming is verkregen. Het bijzonder partnerpensioen wordt vermeerderd met de toeslagen als bedoeld in Artikel 24 en verminderd met de kortingen als bedoeld in Artikel 8.
4. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 vindt geen toepassing op de gewezen Partner van de Gewezen deelnemer waarvan de Partnerrelatie na het einde van het deelnemerschap is aangevangen en het deelnemerschap is geëindigd vóór 1 januari 2022.
5. Het bepaalde in de leden1 tot en met 3 vindt geen toepassing, indien de Deelnemer, de Gewezen deelnemer respectievelijk de Gepensioneerde en de (gewezen) Partner bij huwelijkse voorwaarden, partnerschap voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, waarin het Fonds verklaart dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
6. Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in de leden 1, 2 of 3 heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. het Fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; en
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
7. Na overlijden van een gewezen Partner voordat het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in de leden 1, 2 of 3 is ingegaan, wordt het bijzonder partnerpensioen toegevoegd aan het Partnerpensioen van de Deelnemer of Gewezen deelnemer.
Artikel 19 Verevening pensioenrechten bij scheiding
1. Verevening van aanspraken wordt toegepast met inachtneming van de bepalingen in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Krachtens deze wet kan bij echtscheiding, scheiding van tafel en bed en bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing de gewezen Partner van de (gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde vanaf de ingangsdatum van het (tijdelijk) Ouderdomspensioen aanspraak maken op uitbetaling van de helft van het (tijdelijk) Ouderdomspensioen dat tijdens de Partnerrelatie is opgebouwd. De vaststelling van dit deel vindt plaats met inachtneming van hetgeen in deze wet is bepaald.
2. De (ex-)echtgenoten of (ex-)partners kunnen per huwelijkse voorwaarden of schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap afwijken van de wettelijke standaardverdeling. Ook kan een afwijkende regeling worden getroffen, waarbij het aan de gewezen partner toekomende deel van het (tijdelijk) Ouderdomspensioen en het aan hem/haar toekomende bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een eigen (tijdelijk) Ouderdomspensioen van de gewezen Partner. Een dergelijke regeling is slechts geldig, indien het Fonds zich schriftelijk bereid heeft verklaard het daaruit voortvloeiende risico te dekken.
3. Na verevening krijgt de gewezen Partner een rechtstreekse vordering op het Fonds op uitbetaling als bedoeld in lid 1, mits daartoe conform de wettelijke bepalingen tijdig een verzoek, door middel van het formulier ”Mededeling van scheiding in verband met verdeling van Ouderdomspensioen” is ingediend.
4. Het Fonds verstrekt de gewezen Partner een schriftelijke opgave van de grootte van de te verevenen aanspraken en verstrekt de (gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde een schriftelijke opgave van de vermindering van de aanspraken als gevolg van de verevening. Het Fonds kan de kosten die zijn verbonden aan de verevening in rekening brengen bij de betrokkenen.
5. De aanspraken van een (gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde kunnen zonder toestemming van de betrokken Partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde en het Fonds of de Werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. Elk hiermee strijdig beding is nietig.
HOOFDSTUK V. ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 20 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Recht op voortzetting van de pensioenopbouw heeft de (gewezen) deelnemer van wie de eerste ziektedag is gelegen tijdens de duur van zijn Dienstbetrekking bij de Werkgever en vervolgens (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden volgens de WIA.
2. Het recht op voortzetting als bedoeld in lid 1 vangt niet eerder aan dan 104 weken na de eerste ziektedag en eindigt uiterlijk als de arbeidsongeschiktheid eindigt. Geen recht op voortzetting van de pensioenopbouw is er als de Gewezen deelnemer voor aanvang van het recht gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder.
3. De voortzetting van de pensioenopbouw wordt – indien van toepassing met inachtneming van Artikel 16 - vastgesteld als een percentage van de Pensioengrondslag zoals deze gold voorafgaand aan de eerste ziektedag volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV | Voortzettingspercentage |
80 – 100% | 100% |
65 – 80% | 72,5% |
55 – 65% | 60% |
45 – 55% | 50% |
35 – 45% | 40% |
Minder dan 35% | 0% |
Indien de (gewezen) deelnemer gedurende de arbeidsongeschiktheid (gedeeltelijk) doorwerkt, bedraagt het voortzettingspercentage maximaal: 100% -/- (het huidige Deeltijdpercentage gedeeld door het Deeltijdpercentage voorafgaand aan de eerste ziektedag). Het voortzettingspercentage is minimaal gelijk aan 0%.
4. De voortzetting van de pensioenopbouw wordt aangepast conform de tabel in het derde lid als de mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV wijzigt. De voortzetting van de pensioenopbouw wordt evenwel niet aangepast bij een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid nadat de Dienstbetrekking bij de Werkgever is geëindigd. In dat geval bedraagt het voortzettingspercentage maximaal het voortzettingspercentage dat geldt direct voorgaand aan de beëindiging van de Dienstbetrekking bij de Werkgever.
5. De Pensioengrondslag op basis waarvan de pensioenopbouw wordt voortgezet, wordt verhoogd met de Loonindex. De verhoging kan alleen plaatsvinden indien en voor zover deze verhoging van de Pensioengrondslag de jaarlijkse opbouw op basis van het met de Loonindex verhoogde Jaarsalaris, verminderd met de actuele Franchise, niet wordt overschreden.
6. Recht op voortzetting van de pensioenopbouw is er eveneens voor de deelnemer die op het moment dat zijn Dienstbetrekking aanving gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, maar van wie de Arbeidsongeschiktheid tijdens de Dienstbetrekking zodanig toeneemt dat er sprake is van een hogere klasse van arbeidsongeschiktheid volgens de tabel in het derde lid. Als Pensioengrondslag geldt dan de Pensioengrondslag direct voorafgaande aan de toename van de arbeidsongeschiktheid.
7. Zolang er recht is op voortzetting van de pensioenopbouw, is de Werknemer met betrekking tot het gedeelte dat de pensioenopbouw wordt voortgezet vrijgesteld van de in Artikel 3 lid 3 genoemde premie.
Artikel 21 Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op een Arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de (gewezen) deelnemer van wie de eerste ziektedag is gelegen tijdens de duur van zijn Dienstbetrekking bij de Werkgever en vervolgens (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden volgens de WIA.
2. Het recht op Arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in lid 1 vangt niet eerder aan dan 104 weken na de eerste ziektedag en eindigt uiterlijk op het moment dat de Arbeidsongeschiktheid eindigt. Geen recht op Arbeidsongeschiktheidspensioen is er als de Gewezen deelnemer voor aanvang van het recht gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder.
3. Bij volledige arbeidsongeschiktheid bedraagt het Arbeidsongeschiktheidspensioen 10% van het jaarsalaris tot maximaal de maximum WIA-grondslag plus, indien van toepassing, 70% van het jaarsalaris boven de maximum WIA-grondslag. Het Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt berekend met het jaarsalaris en de maximum WIA-grondslag zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van dit pensioen. Bij gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid wordt het Arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld als een percentage van het pensioen bij volledige Arbeidsongeschiktheid volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV | Uitkeringspercentage |
80 – 100% | 100% |
65 – 80% | 72,5% |
55 – 65% | 60% |
45 – 55% | 50% |
35 – 45% | 40% |
Minder dan 35% | 0% |
Indien de (gewezen) deelnemer gedurende de Arbeidsongeschiktheid (gedeeltelijk) doorwerkt, bedraagt het uitkeringspercentage maximaal: 100% -/- (het huidige Deeltijdpercentage gedeeld door het Deeltijdpercentage voorafgaand aan de eerste ziektedag). Het uitkeringspercentage is minimaal gelijk aan 0%.
4. Het uitkeringspercentage wordt aangepast conform de tabel in het derde lid als de mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV wijzigt. Als grondslag geldt het jaarsalaris en de maximum WIA-grondslag zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de aanpassing.
Artikel 22 Overgangsbepalingen arbeidsongeschiktheid
1. Recht op voortzetting van de pensioenopbouw conform Artikel 20 is er alleen als er sprake is van een Dienstbetrekking bij de Werkgever op of na 1 januari 2015. Het recht op voortzetting van de pensioenopbouw voor werknemers die op 1 januari 2015 gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, vangt aan op het moment dat de mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt op of na 1 januari 2015.
2. Recht op Arbeidsongeschiktheidspensioen conform Artikel 21 is er alleen als er sprake is van een Dienstbetrekking bij de Werkgever op of na 1 januari 2015. Het recht op Arbeidsongeschiktheidspensioen voor werknemers die op 1 januari 2015 gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, vangt aan op het moment dat de mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt op of na 1 januari 2015.
Artikel 23 [vervallen]
HOOFDSTUK VI. AANPASSING VAN DE PENSIOENEN
Artikel 24 Voorwaardelijke toeslagen
1. Indien en voor zover de middelen van het Fonds naar het oordeel van het Bestuur dat toelaten, rekening houdend met het bepaalde in de actuariële en bedrijfstechnische nota, kan het Bestuur toeslagen verlenen op de Pensioenrechten en Pensioenaanspraken.
2. De eventuele toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt elk jaar op 1 januari bepaald. De toeslag bedraagt maximaal de procentuele stijging van:
o het rekenkundig gemiddelde van de Prijsindexcijfers van de maanden augustus, september en oktober van het voorafgaande jaar ten opzichte van:
o het rekenkundig gemiddelde van de Prijsindexcijfers van de maanden augustus, september en oktober van het jaar daarvoor.
Zowel het rekenkundig gemiddelde van de Prijsindexcijfers als de procentuele stijging daarvan worden rekenkundig afgerond in tienden van procenten nauwkeurig.
3. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden aangepast. Er is derhalve geen recht op toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagen worden verleend. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
4. Een daling van de kosten van levensonderhoud, zoals die blijkt uit door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde Prijsindexcijfers, kan niet leiden tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van verleende toeslagen. In geval van een daling zullen niet eerder toeslagen conform het bepaalde in dit artikel worden verleend, dan nadat de genoemde daling van de kosten van levensonderhoud is ingelopen door een stijging van de kosten van levensonderhoud.
5. Eventueel niet-toegekende toeslagen kunnen worden hersteld conform het door het Bestuur geformuleerde toeslagenbeleid.
Artikel 25 [vervallen]
HOOFDSTUK VII. KEUZEMOGELIJKHEDEN
Artikel 26 Vervroeging van de ingangsdatum van het Ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft, onder de voorwaarden genoemd in dit Pensioenreglement, éénmalig de keuzemogelijkheid om de ingangsdatum van het totale Ouderdomspensioen te vervroegen.
2. Het (vervroegd) Ouderdomspensioen kan één of meer maanden eerder doch op zijn vroegst op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 55 jaar bereikt, ingaan, mits de Dienstbetrekking van de deelnemer eindigt.
4. De toe te passen vervroegingsfactoren zijn vastgelegd in bijlage III. De toe te passen factoren zijn geldig tot het tijdstip dat het Bestuur, op advies van de actuaris, de factoren wijzigt, waarna de gewijzigde factoren van toepassing zijn. De in een periode geldende factoren zijn van toepassing op alle (gewezen) deelnemers die in de bedoelde periode gebruik maken van het recht de ingangsdatum van het Ouderdomspensioen te vervroegen.
Artikel 27 Wijziging verhouding Ouderdomspensioen en Partnerpensioen
1. De (gewezen) deelnemer met een Partner heeft, onder de voorwaarden genoemd in dit Pensioenreglement, éénmalig de keuzemogelijkheid om op de Pensioeningangsdatum de verhouding tussen het Ouderdomspensioen enerzijds en het Partnerpensioen anderzijds te wijzigen conform het bepaalde in lid 3 of lid 4.
2. Voor de (gewezen) deelnemer die geen Partner heeft wordt een fictieve aanspraak op Partnerpensioen vastgesteld conform de bepalingen van dit Pensioenreglement ten aanzien van Partnerpensioen. Voor deze (gewezen) deelnemer wordt, rekening houdend met het bepaalde in de leden 3, 5 en 6, op de Pensioeningangsdatum het fictieve Partnerpensioen in zijn geheel omgezet in een verhoging van het Ouderdomspensioen.
3. Het Ouderdomspensioen kan worden verhoogd door uitruil van (een deel van) het Partnerpensioen. De verhoging van het Ouderdomspensioen wordt bepaald door het uit te ruilen (deel van het) Partnerpensioen te vermenigvuldigen met een bij bestuursbesluit vast te stellen ruilfactor. Deze ruilfactoren zijn opgenomen in bijlage IV.
4. Het Partnerpensioen kan worden verhoogd ten behoeve van de op de Pensioeningangsdatum aanwezige Partner door uitruil van (een deel van) het Ouderdomspensioen. De verhoging van het Partnerpensioen wordt bepaald door het uit te ruilen (deel van het) Ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met een bij bestuursbesluit vast te stellen ruilfactor. Deze ruilfactoren zijn opgenomen in bijlage V.
5. De toe te passen ruilfactoren als bedoeld in de leden 3 en 4 zijn geldig tot het tijdstip dat het Bestuur, op advies van de actuaris, de ruilfactoren wijzigt, waarna de gewijzigde factoren van toepassing zijn. De in een periode geldende ruilfactoren zijn van toepassing op alle (gewezen) deelnemers die in de bedoelde periode gebruik maken van het recht de Pensioenaanspraken op grond van dit artikel te wijzigen.
6. Een aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in Artikel 19 kan niet worden uitgeruild voor een verhoging van het Ouderdomspensioen. Evenmin kan een recht op uitbetaling van Ouderdomspensioen krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, worden betrokken in de uitruil van Ouderdomspensioen als bedoeld in lid 4.
7. Het verzoek ten aanzien van een wijziging van de verhouding van de Pensioenaanspraken op basis van lid 3 of lid 4 moet ten minste vier maanden voor de Pensioeningangsdatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier moet ondertekend zijn door de (gewezen) deelnemer en door de Partner.
Artikel 28 Eenmalige afkoop (nog niet van toepassing, zie lid 2)
1. Als gevolg van de Wetswijziging bedrag ineens, RVU en verlofsparen zal de (gewezen) deelnemer het recht krijgen éénmalig te kiezen voor een afkoop van maximaal 10% van de waarde van de aanspraak op Ouderdomspensioen.
2. Deze mogelijkheid van eenmalige afkoop zal, volgens de voorwaarden van de wet en verder onder de voorwaarden genoemd in dit Reglement, beschikbaar zijn voor de (gewezen) deelnemer nadat de betreffende wetswijziging van kracht is geworden.
3. Keuze voor een eenmalige afkoop vindt plaats nadat vervroeging en (eventuele) uitruil van Ouderdomspensioen en Partnerpensioen conform het bepaalde in Artikel 26 en Artikel 27 heeft plaatsgevonden.
4. Een keuze voor een eenmalige afkoop als bedoeld in dit artikel mag niet gecombineerd worden met de keuze voor een AOW-overbruggingspensioen als bedoeld in Artikel 29 noch met de keuze voor variatie van de hoogte als bedoeld in Artikel 31.
5. Bij de keuze voor een deeltijd Ouderdomspensioen als bedoeld in 1 mag de (gewezen) deelnemer kiezen voor afkoop van maximaal 10% van de waarde van het gekozen deeltijd Ouderdomspensioen.
6. De afkoop geschiedt op de Pensioeningangsdatum.
7. De (gewezen) deelnemer mag kiezen voor een uitstel van de uitbetaling van het afkoopbedrag tot de maand januari van het jaar volgend op het jaar waarin de (gewezen) deelnemer de AOW- gerechtigde leeftijd heeft bereikt onder de voorwaarde dat de (gewezen) deelnemer pensioneert in de maand van de AOW-gerechtigde leeftijd of op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
8. De toe te passen afkoopfactoren zijn vastgelegd in bijlage VI. De toe te passen factoren zijn geldig tot het tijdstip dat het Bestuur, op advies van de actuaris, de factoren wijzigt, waarna de gewijzigde factoren van toepassing zijn. De in een periode geldende factoren zijn van toepassing op alle (gewezen) deelnemers die in de bedoelde periode gebruik maken van het recht op eenmalige afkoop van de aanspraken op Ouderdomspensioen.
Het verzoek ten aanzien van de eenmalige afkoop van de aanspraken op Ouderdomspensioen moet ten minste vier maanden voorafgaande aan de Pensioeningangsdatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar worden gemaakt. Dit formulier moet ondertekend zijn door de (gewezen) deelnemer en, indien de gemaakte keuze een verlaging van het Partnerpensioen tot gevolg heeft, dient ook de Partner mee te ondertekenen.
Artikel 29 AOW-overbruggingspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft, onder de voorwaarden genoemd in dit Pensioenreglement, eenmalig de mogelijkheid om een deel van het totale Ouderdomspensioen op de pensioen- ingangsdatum, indien deze datum gelegen is voor de ingangsdatum van de AOW, om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen dat wordt uitgekeerd vanaf de Pensioeningangsdatum tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt of tot en met de maand van eerder overlijden. Het gekozen bedrag aan AOW-overbruggingspensioen per jaar mag maximaal tweemaal de AOW-uitkering bedragen.
2. De omzetting gaat vooraf aan de toepassing van Artikel 27, Artikel 28, en Artikel 30 en vindt plaats op basis van door het Bestuur bij bestuursbesluit vast te stellen omzettingsfactoren.
3. Keuze voor een AOW-overbruggingspensioen vindt plaats nadat (eventuele) uitruil van ouderdoms- en Partnerpensioen conform het bepaalde in Artikel 27 heeft plaatsgevonden. De hoogte van het wezenpensioen en het Partnerpensioen, dat na de toepassing van Artikel 27 resteert, wijzigt niet als gevolg van de toepassing van het bepaalde in dit artikel.
4. De toe te passen omzettingsfactoren zijn vastgelegd in bijlage VII. De toe te passen factoren zijn geldig tot het tijdstip dat het Bestuur, op advies van de actuaris, de factoren wijzigt, waarna de gewijzigde factoren van toepassing zijn. De in een periode geldende factoren zijn van toepassing op alle (gewezen) deelnemers die in de bedoelde periode gebruik maken van het recht om een deel van het Ouderdomspensioen om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen.
5. Een keuze voor een AOW-overbruggingspensioen als bedoeld in dit artikel mag niet gecombineerd worden met de keuze voor een eenmalige afkoop als bedoeld in Artikel 28.
6. Het verzoek ten aanzien van de omzetting van een deel van het Ouderdomspensioen in een AOW-overbruggingspensioen moet ten minste vier maanden voorafgaande aan de beoogde ingangsdatum van het Ouderdomspensioen - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar worden gemaakt. Dit formulier moet ondertekend zijn door de (gewezen) deelnemer.
Artikel 30 Deeltijd Ouderdomspensioen
1. De deelnemer heeft, onder de voorwaarden genoemd in dit Pensioenreglement, éénmalig de mogelijkheid de ingangsdatum van een deel van het totale Ouderdomspensioen te vervroegen ("deeltijd Ouderdomspensioen").
2. De deelnemer heeft het recht 20%, 40% of 50% van het totale Ouderdomspensioen één of meer maanden eerder doch op zijn vroegst op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 55 jaar bereikt, in te laten gaan, mits de arbeidsduur in het kader van de Dienstbetrekking met de Werkgever naar rato wordt verminderd met 20%, 40% of 50% van de conform de bij de Werkgever geldende voltijds Arbeidsduur. De arbeidsduur na de in de vorige volzin bedoelde vermindering moet minimaal 50% zijn van de conform de bij de Werkgever geldende Arbeidsduur op voltijdsbasis.
3. Het verzoek ten aanzien van een vervroeging van de ingangsdatum van een deel van het Ouderdomspensioen moet ten minste vier maanden voorafgaande aan de beoogde Pensioeningangsdatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar worden gemaakt. Het formulier moet zowel door de Werknemer als door de Werkgever zijn ondertekend. Bovendien dient op het formulier door de Werknemer en de Werkgever zijn aangegeven hoe groot de in lid 2 bedoelde vermindering van de arbeidsduur is.
4. Ten behoeve van het deeltijd Ouderdomspensioen wordt op de Pensioeningangsdatum, van het op dat tijdstip bereikte totale Ouderdomspensioen, een deel afgescheiden ter grootte van het percentage waarmee de arbeidsduur wordt verminderd. Voor de resterende arbeidsduur wordt het deelnemerschap voortgezet op basis van de bepalingen in Artikel 15.
6. De hoogte van het deeltijd Ouderdomspensioen wordt, na toepassing van lid 5, bepaald door het jaarlijkse bedrag aan afgescheiden Ouderdomspensioen te verlagen met de vervroegingsfactor als bedoeld in Artikel 26 lid 3. De hoogte van het bijbehorende wezenpensioen en Partnerpensioen dat na eventuele toepassing van lid 5 resteert, wijzigt niet als gevolg van de keuze voor deeltijd Ouderdomspensioen.
7. Een reeds ingegaan deeltijd Ouderdomspensioen kan niet worden verminderd.
8. Een reeds ingegaan deeltijd Ouderdomspensioen kan worden verhoogd in verband met een verdere vermindering van de arbeidsduur van de Werknemer. Het bepaalde in de leden 3 tot en met 6 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 31 Vervallen Artikel 31a Variatie hoogte van het Ouderdomspensioen (geldig vanaf 1 juli 2023)
1. De (gewezen) deelnemer heeft, onder de voorwaarden genoemd in dit Pensioenreglement, éénmalig de mogelijkheid om vanaf de Pensioeningangsdatum de hoogte van het totale Ouderdomspensioen te variëren. De (gewezen) deelnemer kan kiezen om door eerst een hoger Ouderdomspensioen uit te laten keren en daarna een levenslang lager Ouderdomspensioen of eerst een lager Ouderdomspensioen en daarna een levenslang hoger Ouderdomspensioen.
2. Variatie van de hoogte van het Ouderdomspensioen is naar keuze van de (gewezen) deelnemer mogelijk voor de duur met een maximum van 10 jaar en in de verhouding 100 : 87,5, of 100 : 75, 87,5 : 100 of 75 :100. Bij de keuze voor eerst een hoger Ouderdomspensioen en daarna een lager Ouderdomspensioen of andersom wordt de verhoogde uitkering van het Ouderdomspensioen zodanig vastgesteld dat de lage uitkering 87,5% respectievelijk 75% bedraagt van de hoge uitkering. Een AOW-overbruggingspensioen op basis van Artikel 29 blijft in deze verhouding buiten beschouwing.
3. De variatiefactoren die hierbij in acht worden genomen zijn vastgesteld door het Bestuur bij bestuursbesluit op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in de bijlagen X tot en met XIII. De toe te passen variatiefactoren zijn geldig tot het tijdstip dat het Bestuur, op advies van de actuaris, de variatiefactoren wijzigt, waarna de gewijzigde factoren van toepassing zijn. De in een periode geldende variatiefactoren zijn van toepassing op alle (gewezen) deelnemers die in de bedoelde periode gebruik maken van het recht de hoogte van het Ouderdomspensioen op grond van dit artikel te variëren.
4. De vaststelling van de eerst hoge en daarna lage of eerst lage en daarna hoge uitkering van het Ouderdomspensioen vindt plaats nadat Artikel 26, Artikel 27, Artikel 29 en Artikel 30 toepassing hebben gevonden. In geval van toepassing van Artikel 30 heeft de vaststelling van de eerst hoge en daarna lage of eerst lage en daarna hoge uitkering van het Ouderdomspensioen uitsluitend betrekking op het deeltijd Ouderdomspensioen. De hoogte van het wezenpensioen en het Partnerpensioen dat na de eventuele toepassing van Artikel 27 resteert, wijzigt niet als gevolg van een krachtens dit artikel gekozen variatie in de hoogte van het Ouderdomspensioen.
5. Een keuze voor de variatie van de hoogte van het Ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel mag niet gecombineerd worden met de keuze voor een eenmalige afkoop als bedoeld in Artikel 28.
6. Het verzoek ten aanzien van een variatie in de hoogte van het Ouderdomspensioen moet ten minste vier maanden voor de Pensioeningangsdatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier moet ondertekend zijn door de (gewezen) deelnemer.
HOOFDSTUK VIII. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 32 Waardeoverdracht
1. De deelnemer heeft het recht de waarde van zijn/haar premievrije Pensioenaanspraken uit een vorige Dienstbetrekking bij de aanvang van het deelnemerschap aan het Fonds over te laten dragen ter verwerving van aanvullende Pensioenaanspraken krachtens dit Pensioenreglement. De overdrachtswaarde wordt aangewend voor inkoop van Ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen.
Het voor de overdrachtswaarde ingekochte Ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen worden beschouwd als een Pensioenaanspraak in de zin van artikel 24 lid 1 waarop de toeslagen overeenkomstig artikel 24 worden verleend.
2. De Gewezen deelnemer heeft het recht de waarde van zijn/haar premievrije Pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 17 bij de individuele beëindiging van zijn deelnemerschap over te laten dragen aan de pensioenuitvoerder waar zijn/haar nieuwe werkgever de uitvoering van de pensioenregeling voor zijn personeel heeft ondergebracht, tenzij er sprake is van automatische waardeoverdracht zoals bedoeld in de leden 5 tot en met 8.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde waardeoverdrachten vinden plaats conform de wettelijk vastgelegde bepalingen in de artikelen 71 tot en met 74 van de PW en artikel 18 tot en met 28 van het Besluit uitvoering Pensioenwet.
4. In het kader van een verrekening van Pensioenaanspraken en -rechten bij Scheiding kan het Bestuur op verzoek van de Deelnemer, Xxxxxxx deelnemer of Gepensioneerde, en met instemming van diens (voormalige) echtgenoot (of geregistreerde partner) de waarde ervan bij het Fonds, bij een ander pensioenFonds of bij een verzekeraar laten aanwenden ter verwerving van eenzelfde of een ander soort pensioen ten behoeve van de (voormalige) echtgenoot (of geregistreerde partner).
5. In geval van een individuele beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2018, waarbij de daaruit ontstane premievrije Pensioenaanspraken van de Gewezen deelnemer als bedoeld in artikel 17 minder bedragen dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 PW (2024: € 592,51 per jaar) draagt het Fonds de premievrije Pensioenaanspraken automatisch over aan de nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen deelnemer, mits er een nieuwe pensioenuitvoerder bij het Fonds bekend is.
6. Indien het Fonds er niet in slaagt de waarde van de premievrije Pensioenaanspraken als bedoeld in lid 5 over te dragen, probeert de stichting ieder jaar éénmaal de premievrije Pensioenaanspraken over te dragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen deelnemer. Indien de stichting er vijfmaal niet in slaagt de waarde van de premievrije Pensioenaanspraken over te dragen, kan de stichting de premievrije Pensioenaanspraken afkopen overeenkomstig het bepaalde in artikel 66 van de PW.
7. De Gewezen deelnemer ontvangt van de nieuwe pensioenuitvoerder een overzicht van de overgedragen Pensioenaanspraken.
8. Een bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 18 wordt niet automatisch overgedragen aan een nieuwe pensioenuitvoerder en blijft achter bij het Fonds.
Artikel 33 Afkoop van kleine pensioenen
1. Het Fonds heeft het recht het Ouderdomspensioen bij ingang af te kopen indien de uitkering van het Ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 PW en de Gepensioneerde met de afkoop instemt. Een bijbehorende aanspraak op Partner- en wezenpensioen wordt eveneens afgekocht.
2. Indien het Fonds gebruik wenst te maken van het in lid 1, eerste volzin bedoelde recht, informeert het Fonds de Gewezen deelnemer hierover binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap en gaat het Fonds binnen die termijn van zes maanden over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de Gewezen deelnemer. Indien het Fonds gebruik wenst te maken van het in lid 1, tweede volzin bedoelde recht, informeert het Fonds de Gepensioneerde hierover binnen zes maanden na de ingang van het Ouderdomspensioen en gaat het Fonds binnen die termijn van zes maanden over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de Gepensioneerde.
3. Het Fonds heeft bij ingang van het betreffende pensioen jegens de nabestaande het recht het Partner- of wezenpensioen dat niet conform het bepaalde in lid 1 is afgekocht af te kopen, mits de uitkering van het totale Partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 PW.
4. Het Fonds heeft bij Scheiding jegens de gewezen Partner het recht het bijzonder partnerpensioen af te kopen, mits dat pensioen op de Scheidingsdatum minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 PW.
5. Indien het Fonds gebruik wenst te maken van het in de leden 3 en 4 bedoelde recht, informeert het Fonds de pensioen- of Aanspraakgerechtigde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na de ingangsdatum respectievelijk Scheidingsdatum en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de nabestaande respectievelijk de gewezen Partner binnen die termijn van zes maanden.
6. Indien de in lid 5 bedoelde termijn is verstreken en binnen die termijn niet tot afkoop over is gegaan kan het Fonds het Partnerpensioen, wezenpensioen of bijzonder partnerpensioen afkopen, indien de nabestaande respectievelijk de gewezen Partner daarmee instemt.
7. Het in de leden 1 en 2 bepaalde is niet van toepassing indien de Gewezen deelnemer het Fonds binnen twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk heeft meegedeeld dat de Gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart.
8. De toe te passen afkoopfactoren zijn vastgelegd in bijlage II en zijn voor mannen en vrouwen hetzelfde. Deze afkoopfactoren zijn geldig tot het moment dat het Bestuur, op advies van de actuaris, de afkoopfactoren wijzigt, waarna de gewijzigde factoren van toepassing zijn. De in een periode geldende afkoopfactoren zijn van toepassing op alle gevallen waarin in die periode krachtens dit artikel het Pensioenrechten of de Pensioenaanspraak wordt vervangen door een afkoopwaarde.
9. In geval van afkoop als bedoeld in dit artikel, vervallen alle aanspraken van de Aanspraakgerechtigde of Pensioengerechtigde jegens het Fonds.
10. Het Fonds vergoedt rente over de periode tussen het vervallen van de Pensioenaanspraken of – rechten in verband met de afkoop en de uitkering van de afkoopwaarde.
11. De opgebouwde aanspraken op Ouderdomspensioen die op jaarbasis op de Pensioendatum minder bedragen dan € 2,- bruto, komen, op grond van artikel 55 lid 6 van de PW, bij individuele beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 17 van rechtswege te vervallen, tenzij de Gewezen deelnemer verhuist van Nederland naar een andere Europese lidstaat en de Gewezen deelnemer het Fonds daarover bij de individuele beëindiging van het deelnemerschap heeft geïnformeerd.
Artikel 34 Verplichtingen van de pensioen- en aanspraakgerechtigden
1. Indien iemand op grond van de bepalingen van dit Pensioenreglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor zo'n uitkering in aanmerking kan komen, is deze verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit Pensioenreglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken ter beschikking te worden gesteld die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de Statuten en dit Pensioenreglement noodzakelijk acht.
2. Indien de Deelnemer, Xxxxxxx deelnemer of Pensioengerechtigde een inlichting heeft verstrekt of achterwege heeft gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen respectievelijk uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend.
3. Indien het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de Statuten en dit Pensioenreglement noodzakelijk acht, is de Deelnemer, Gewezen deelnemer of Pensioengerechtigde verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen, mits dit niet ingaat tegen de Wet op de medische keuringen.
4. Indien de arbeidsongeschiktheid van een Deelnemer het gevolg is van schuld van derden, is de Deelnemer verplicht alle medewerking te verlenen om de financiële gevolgen voor het Fonds in verband met deze arbeidsongeschiktheid te verhalen.
5. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het Bestuur niet aan de bepalingen in de voorgaande leden is voldaan.
Artikel 35 Verstrekken van gegevens door het Fonds
1. Het Fonds informeert de Deelnemer, Xxxxxxx deelnemer, Aanspraakgerechtigde of Pensioengerechtigde en verstrekt hen informatie op verzoek conform de bepalingen van de PW en de daarop gebaseerde regelgeving.
2. Aan de Pensioengerechtigden doet het Fonds mededeling van elke wijziging van dit Pensioenreglement die betrekking heeft op hun rechten en verplichtingen.
3. Indien het Fonds niet over het juiste adres van de Deelnemer, Xxxxxxx deelnemer, Aanspraakgerechtigde of Pensioengerechtigde blijkt te beschikken, is het Fonds bevoegd de kosten van het achterhalen van het juiste adres bij betrokkene in rekening te brengen.
Artikel 36 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de Pensioengerechtigde of, indien het een minderjarige Wees betreft, aan zijn wettelijke vertegenwoordiger.
2. Het pensioen wordt uitgekeerd in gelijke maandelijkse termijnen bij achterafbetaling aan de Pensioengerechtigde, of indien het een minderjarige Wees betreft, aan zijn wettelijke vertegenwoordiger. De betaling geschiedt op een door de Pensioengerechtigde aan te wijzen bankrekening bij een in Nederland of binnen de Europese Unie gevestigde bankinstelling. In geval van aanwijzing van een bankinstelling buiten Nederland, is het Fonds bevoegd transactiekosten in rekening te brengen. Deze transactiekosten zullen in rekening worden gebracht bij de Pensioengerechtigde, of indien het een minderjarige Wees betreft, bij zijn wettelijke vertegenwoordiger. Dit zal geschieden door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioenen.
3. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
4. Het Fonds zal op de uitkeringen de wettelijk voorgeschreven inhoudingen verrichten.
Artikel 37 Beslag, overdracht, inpandgeving
1. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
2. Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een Pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
3. Afkoop van de Pensioenaanspraken uit hoofde van dit Pensioenreglement is niet mogelijk, behoudens de in dit Pensioenreglement geregelde gevallen.
4. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de Aanspraakgerechtigde of de Pensioengerechtigde enig recht op zijn Pensioenaanspraken of Pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaats vindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5, van de Invorderingswet 1990; of
b. vervreemding plaatsvindt op grond van Artikel 18, lid 6; of
c. verevening van Ouderdomspensioen plaatsvindt op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding; of
d. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij scheiding in plaats van de Deelnemer diens gewezen Partner respectievelijk diens Partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het Ouderdomspensioen, mits het Fonds hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het Ouderdomspensioen van de Deelnemer bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een Ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen Partner respectievelijk diens Partner, mits het Fonds hiermee instemt.
5. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een der voorgaande leden, is ten opzichte van het Fonds nietig.
Artikel 38 Omzetting opgebouwd pensioen onder voorgaande reglementen
1. De tot en met 31 december 2017 door de Deelnemer en de Gewezen deelnemer opgebouwde aanspraken op levenslang Ouderdomspensioen uit hoofde van alle voorgaande pensioenreglementen van het Fonds, zijn per 1 januari 2018 omgezet in actuarieel gelijkwaardige aanspraken op levenslang Ouderdomspensioen overeenkomstig dit Pensioenreglement. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de in Artikel 19 lid 2 omschreven aanspraak op eigen Ouderdomspensioen van de gewezen Partner die vóór 1 januari 2018 is vastgesteld.
2. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op:
a. het levenslang Ouderdomspensioen dat is opgebouwd door Deelnemers in het kader van premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid uit hoofde van een pensioenreglement dat aan het Pensioenreglement vooraf is gegaan;
b. het levenslang Ouderdomspensioen met een Pensioendatum van 60 jaar, dat is opgebouwd door (gewezen) Deelnemers uit hoofde van het Pensioenreglement 1991;
c. het ongehuwdenpensioen uit hoofde van het Pensioenreglement 1991.
3. Voor de Pensioenaanspraken waarop lid 1 van dit artikel niet van toepassing is, blijven de pensioenreglementen die vooraf gingen aan het pensioenreglement zoals geldend per 1 januari 2018 van toepassing.
4. De overlijdensuitkering is gelijk aan een maandtermijn van het levenslang Ouderdomspensioen uit hoofde van dit Pensioenreglement maal de factor die voortvloeit uit het pensioenreglement waarin de Pensioenaanspraken zijn opgebouwd.
5. De omzetting als bedoeld in het eerste lid heeft geen gevolgen voor (de hoogte van) de tot en met 31 december 2017 opgebouwde of verzekerde aanspraken op (bijzonder) partner- en wezenpensioen.
6. De factoren voor de omzetting worden door het Bestuur vastgesteld op basis van algemeen aanvaarde grondslagen en actuariële gelijkwaardigheid per 1 januari 2018. De factoren zijn opgenomen in bijlage XIV.
Artikel 39 Bijzondere gevallen
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van het Pensioenreglement af te wijken indien in een individueel geval een strikte toepassing van het Pensioenreglement naar het oordeel van het Bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de Deelnemer door deze afwijking geen vermindering ondergaan. De afwijkende regeling mag niet in strijd zijn met de PW en kan niet leiden tot verplichtingen en risico’s voor de Werkgever over de reeds opgebouwde aanspraken en dient schriftelijk te worden vastgelegd.
2. Toeslagen, toegekend krachtens het bepaalde in Artikel 24, blijven van kracht zolang en voor zover in de strekking van dit artikel niet door wettelijke maatregelen is voorzien.
3. Indien de salariëring van een Deelnemer wordt onderbroken, is het Bestuur bevoegd op verzoek van de Werkgever met instemming van de Deelnemer te bepalen dat voor de berekening van de Pensioenaanspraken wordt uitgegaan van een voor de Deelnemer tijdens de duur van de onderbreking geldend salaris.
4. De aanspraak op Ouderdomspensioen van een Deelnemer of Gewezen deelnemer kan zonder toestemming van de Partner, niet bij overeenkomst tussen die Deelnemer of Gewezen deelnemer en het Fonds of de Werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
5. De aanspraak op Partnerpensioen ten behoeve van de Partner van een Deelnemer of Gewezen deelnemer kan zonder toestemming van die Partner niet bij overeenkomst tussen de Deelnemer of Gewezen deelnemer en het Fonds of de Werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PW.
6. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de leden 5 en 6 is nietig.
7. In alle gevallen waarin dit Pensioenreglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van het Pensioenreglement.
8. Bij de uitvoering van dit Pensioenreglement zullen het Bestuur en de Werkgever slechts handelen in overeenstemming met de bepalingen in de Wet op de loonbelasting 1964 met betrekking tot een fiscaal zuivere pensioenregeling.
Artikel 40 Wijziging van het Pensioenreglement
1. Het Bestuur is bevoegd dit Pensioenreglement te wijzigen of door een nieuw reglement te vervangen met inachtneming van hetgeen daarover wordt bepaald in de Statuten en de Uitvoeringsovereenkomst.
2. Een wijziging van het Pensioenreglement kan gevolgen hebben voor Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken. Indien en voor zover een wijziging van het Pensioenreglement alleen gevolgen heeft voor Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken, kan deze wijziging, met handhaving van de tekst van het Pensioenreglement, worden vastgesteld bij wijze van een supplement dat geacht wordt deel uit te maken van het Pensioenreglement.
3. Het Bestuur heeft de bevoegdheid dit Pensioenreglement, indien noodzakelijk met terugwerkende kracht, in overeenstemming te brengen met de voorwaarden die De Nederlandsche Bank N.V. of de Autoriteit Financiële Markten aan dit Pensioenreglement stellen.
Artikel 41 Datum inwerkingtreding
1. Dit Pensioenreglement is vastgesteld in de vergadering van het Bestuur gehouden 4 december 2013 en wordt geacht onder de naam "Pensioenreglement 2013" in werking te zijn getreden op 1 juli 2013.
2. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 15 januari 2014. De wijzigingen worden geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2014.
3. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 28 maart 2014. De wijzigingen worden geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2014.
4. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 11 maart 2015. De wijzigingen zijn in werking getreden op 1 januari 2015.
5. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 17 september 2015. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2015.
6. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 29 januari 2018. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2018.
7. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 28 mei 2018. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2018.
8. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 11 juni 2019. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2019.
9. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 22 januari 2020. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2020.
10. Dit Pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur gehouden op 23 maart 2021. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2021.
11. Dit Pensioenreglement is gewijzigd op 17 november 2022. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2022.
12. Dit Pensioenreglement is gewijzigd op 23 maart 2023. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2023.
13. Dit Pensioenreglement is gewijzigd op 25 januari 2024. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2024.
14. Dit Pensioenreglement is gewijzigd op 21 maart 2024. De wijziging wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2024.
J.S. Xxxxx (secretaris)
Het Bestuur,
X. Xxxxxxxx (voorzitter)
Wijzigingen per 1 januari 2014
- vastgesteld op 15 januari 2014
Aangepast: in de ondertitel van het Pensioenreglement 2013 is ook GasTerra vermeld artikel 1, definitie loonindex
Toegevoegd: artikel 39, lid 2
- vastgesteld op 28 maart 2014
Aangepast: artikel 3, leden 1,3
artikel 6, lid 2
artikel 7, lid 3
artikel 8, lid 1
artikel 9, lid 1
artikel 37, lid 1
Toegevoegd: artikel 39, lid 3
Wijzigingen per 1 januari 2015 (vastgesteld op 11 maart 2015)
Gewijzigd:
artikel 1: de definities van: Arbeidsongeschiktheid; Franchise; Pensioengevend salaris artikel 10, lid 2; artikel 11, lid 3; artikel 14, lid 6; artikel 15, lid 3;
hoofdstuk V; Arbeidsongeschiktheid de artikelen 20 t/m 23 artikel 31, lid 1
bijlagen II t/m VIII Verwijderd:
Artikel 1: de definitie van: Drempelbedrag
Artikel 5, lid 2; Artikel 6; lid 2; (de leden 3 omgenummerd naar lid 2) Toegevoegd:
artikel 1: de definities van: Jaarsalaris; UWV; WIA; Maximum WIA-grondslag artikel 39, lid 4
Wijzigingen per 1 januari 2015 (vastgesteld op 17 september 2015)
Gewijzigd:
Artikel 22, lid 1 en lid 2
Artikel 39, lid 5
Wijzigingen per 1 januari 2018 (vastgesteld op 29 januari 2018)
Gewijzigd:
artikel 1: de definities van: Deeltijdpercentage; Grensbedrag; Pensioendatum;
Pensioengevend salaris artikel 3, leden 2 en 4
artikel 4, leden 1 en 3
artikel 7, lid 1
artikel 8, lid 3
artikel 20, leden 2 en 3
artikel 21, leden 2 en 3
artikel 24, leden 3 en 5 Verwijderd:
artikel 5
artikel 6
artikel 25 Toegevoegd:
artikel 37, onder vernummering van het bestaande artikel 37 e.v. artikel 40, lid 6
Wijzigingen per 1 januari 2018 (vastgesteld op 28 mei 2018)
Gewijzigd:
artikel 37 lid 4 (lid 3 omgenummerd naar lid 4) Toegevoegd:
artikel 37 lid 3 (nieuw)
artikel 40 lid 7 bijlage IX
Wijzigingen per 1 januari 2019 (vastgesteld op 11 juni 2019)
Gewijzigd:
artikel 1: de definities van: Grensbedrag; Pensioengevend salaris artikel 31, lid 1 en lid 4
artikel 32, lid 1
artikel 34, lid 1 Verwijderd:
artikel 34, leden 3 en 5 (onder vernummering van lid 4) Toegevoegd:
artikel 17, lid 5
artikel 40, lid 8
Wijzigingen per 1 januari 2020 (vastgesteld op 22 januari 2020)
Gewijzigd:
artikel 1: de definities van: Grensbedrag; Pensioengevend salaris artikel 29, lid 2
Bijlage I: artikel 3.1 Toegevoegd:
artikel 40, lid 9
Wijzigingen per 1 januari 2021 (vastgesteld op 23 maart 2021)
Gewijzigd:
Artikel 1: de definities van: Grensbedrag; Pensioengevend salaris artikel 16, lid 1
artikel 20, lid 3
artikel 29, lid 2 Bijlage I: artikel 3.1
Toegevoegd:
artikel 40, lid 10
Wijzigingen per 1 januari 2022 (vastgesteld op 17 november 2022)
Gewijzigd:
Algemeen: het gebruik van de definities is integraal toegepast
Artikel 1: de definities van: Fonds, Franchise, Grensbedrag, Partner, Pensioenreglement, Pensioengevend salaris
Artikel 3
Artikel 7
Artikel 9
Artikel 11
Artikel 14 lid 6 en lid 7
Artikel 17 leden 2 tot en met 4
Artikel 18 leden 3 tot en met 5
Artikel 20 lid 5 en lid 7
Artikel 24 lid 1 Hoofdstuk VII
Hoofdstuk VIII: bepalingen zijn hernummerd en vangt aan bij artikel 32 Artikel 32
Artikel 33
Artikel 38
Artikel 39
Artikel 40
Artikel 41
Bijlagen I tot en met IX Toegevoegd:
Artikel 1: de definities van: Gasunie, GasTerra, Pensioenaanspraak, Sociale Partners Artikel 2 lid 5 sub a: verwijzing naar artikel 20 toegevoegd
Artikel 8 lid 4
Artikel 10 lid 1
Artikel 18 lid 4 en lid 7
Artikel 28
Artikel 33 lid 6 Verwijderd:
Artikel 4
Artikel 10 lid 3
Artikel 21 lid 5
Wijzigingen per 1 januari 2023 (vastgesteld op 23 maart 2023)
Gewijzigd:
Artikel 1: de definities van: Fonds, Franchise, Grensbedrag, Partner, Pensioenreglement, Pensioengevend salaris
Artikel 3 lid 4
Bijlagen zijn hernummerd en inhoud Bijlagen I tot en met VII, X en XI zijn gewijzigd Toegevoegd:
Artikel 31a: Laag-Hoog 87,5 : 100 en 75 : 100 toegevoegd
Artikel 41 lid 12
Bijlagen XII en XIII: Laag-Hoog 87,5 : 100 en 75 : 100
Wijzigingen per 1 januari 2024 (vastgesteld op 25 januari 2024)
Gewijzigd:
Artikel 1: de definities van Franchise en Pensioengevend salaris Artikel 32 lid 5: afkoopbedrag 2024
Bijlagen I tot en met VII, X en XI zijn gewijzigd Toegevoegd:
Artikel 41 lid 13 Verwijderd:
Artikel 31 Bijlagen VIII en IX
Wijzigingen per 1 januari 2024 (vastgesteld op 21 maart 2024)
Gewijzigd:
Artikel 1: de definitie van Grensbedrag Toegevoegd:
Artikel 41 lid 14
HOOFDSTUK XI. BIJLAGE I VRIJWILLIGE VERZEKERING ANW-
HIAATPENSIOEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling vrijwillige verzekering van Anw-hiaatpensioen worden dezelfde begripsomschrijvingen gehanteerd als in het Pensioenreglement met uitzondering van:
Werknemer:
Een persoon in dienst van de Werkgever krachtens een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Tevens wordt voor deze regeling onder werknemer verstaan:
• een persoon waarmee de Dienstbetrekking is beëindigd, maar waarvoor het deelnemerschap aan het Pensioenreglement wordt voortgezet op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
• een persoon waarmee de Dienstbetrekking is beëindigd, maar die aansluitend aan het deelnemerschap recht heeft verkregen op een vervroegde uittredingsuitkering, of een vervroegd Ouderdomspensioen ten laste van het Fonds.
Deelnemer:
De werknemer die zich bij het Fonds heeft aangemeld voor de verzekering van Anw-hiaatpensioen.
Artikel 2 Keuzemogelijkheden voor het Anw-hiaatpensioen
1. De Deelnemer met een Partner heeft recht op een Anw-hiaatpensioen ten behoeve van diens Partner.
2. Dit Anw-hiaatpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Partner, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Partner de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt.
3. De hoogte van het Anw-hiaatpensioen bedraagt naar keuze van de Deelnemer in bruto bedragen per 1 januari 2024:
a. € 6.625;
b. € 9.950;
c. € 13.250;
d. € 16.575;
e. € 19.150 of
f. € 21.800 per jaar.
4. De hoogte van het Anw-hiaatpensioen wordt - zolang het Anw-hiaatpensioen niet is ingegaan - jaarlijks bepaald door de bruto Anw-uitkering inclusief vakantiegeld op jaarbasis ultimo 1996 te vermenigvuldigen met het percentage waarmee de bruto Anw-uitkering inclusief vakantiegeld op jaarbasis per 1 januari van het lopende boekjaar is gewijzigd ten opzichte van de bruto-Anw- uitkering inclusief vakantiegeld op jaarbasis ultimo 1996, met dien verstande dat:
o de nieuwe bedragen rekenkundig worden afgerond op een veelvoud van 25 euro;
o wanneer de aldus vastgestelde bedragen aan Anw-hiaatpensioen per 1 januari van het lopende boekjaar lager zijn dan de bedragen aan Anw-hiaatpensioen per 1 januari van het vorige boekjaar, nader overleg plaatsvindt over de aanpassing van de hier voren genoemde verzekerde bedragen aan Anw-hiaatpensioen.
5. Het in lid 3,maximaal te verzekeren bedrag van Anw-hiaatpensioen genoemd onder f. wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan het op dat tijdstip geldende fiscale maximum dat voor de toepassing van dit besluit wordt vastgesteld op 8/7 maal de bruto Anw-uitkering inclusief vakantiegeld op jaarbasis, met dien verstande dat:
o het nieuwe bedrag rekenkundig wordt afgerond op een veelvoud van 25 euro;
o wanneer het aldus vastgestelde maximumbedrag aan Anw-hiaatpensioen per 1 januari van het lopende boekjaar lager is dan het maximumbedrag aan Anw-hiaatpensioen per 1 januari van het vorige boekjaar, nader overleg plaatsvindt over aanpassing van het hier voren genoemde verzekerde maximumbedrag aan Anw-hiaatpensioen.
6. Op het ingegane Anw-hiaatpensioen kunnen toeslagen worden verleend, op de wijze zoals omschreven in Artikel 24 van het Pensioenreglement. Verleende toeslagen mogen er niet toe leiden dat het fiscale maximum zoals opgenomen in lid 5 van dit artikel wordt overschreden.
Artikel 3 Aanvang, wijziging en beëindiging van de verzekering
1. Indien de werknemer gebruik wenst te maken van de mogelijkheid een Anw-hiaatpensioen te verzekeren dient hij dit per 1 januari 1997 of op het latere tijdstip van ofwel de datum van indiensttreding ofwel de datum waarop een (nieuwe) Partnerrelatie wordt aangegaan kenbaar te maken op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier. Dit formulier moet ondertekend zijn door de werknemer en diens Partner en dient binnen drie maanden na genoemde tijdstippen bij het Fonds te worden ingeleverd.
2. Indien de werknemer zich na drie maanden na de genoemde tijdstippen bij het Fonds aanmeldt voor de verzekering van een Anw-hiaatpensioen, geldt een wachttijd (uitstelduur) van twee jaar. De wachttijd vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip waarop het Fonds het aanmeldingsformulier heeft ontvangen. De Vrijwillige verzekering van Anw-hiaatpensioen alsmede de premie-inhouding vangen aan vanaf het tijdstip dat de wachttijd is afgelopen.
3. De Deelnemer aan deze regeling van Anw-hiaatpensioen heeft het recht de door hem op grond van artikel 2 gekozen hoogte van het Anw-hiaatpensioen te wijzigen naar een andere hoogte zoals bepaald in artikel 2 en met inachtneming van de onderstaande bepalingen.
De Deelnemer dient de wijziging - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds te melden. Dit formulier moet ondertekend zijn door de Deelnemer en diens Partner.
4. Indien de Deelnemer het door hem gekozen bedrag aan Anw-hiaatpensioen wenst te wijzigen in een hoger bedrag, geldt een wachttijd (uitstelduur) van twee jaar. De wachttijd vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip waarop het Fonds het wijzigingsformulier heeft ontvangen. De verhoging van het verzekerde bedrag aan Anw-hiaatpensioen alsmede de hogere premie-inhouding vangen aan vanaf het tijdstip dat de wachttijd is afgelopen.
5. De wijziging van de verzekering van Anw-hiaatpensioen als bedoeld in lid 3 zal bij acceptatie door het Fonds gelden vanaf de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip van ontvangst van de wijziging.
6. Aan de Deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van het verzekerde Anw-hiaatpensioen en van wijzigingen daarin.
7. De verzekering van het Anw-hiaatpensioen komt te vervallen bij:
o beëindiging van het dienstverband zonder dat nog sprake is van een werknemer op basis van Artikel 1 van deze regeling;
o beëindiging van de Partnerrelatie;
o het overlijden van de Partner of;
o het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van de Partner.
De verzekering vervalt per de datum waarop de genoemde gebeurtenis plaatsvindt.
8. Indien de Xxxxxxxxx gedurende vijf jaren direct voorafgaand aan het jaar waarin AOW- gerechtigde leeftijd wordt bereikt verzekerd is voor het Anw-hiaatpensioen, blijft de verzekering van het Anw-hiaatpensioen vanaf diens Pensioeningangsdatum, zonder premiebetaling en zonder dat wijzigingen in de verzekering van Anw-hiaatpensioen nog mogelijk zijn, in stand tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of indien dat eerder is tot het moment waarop de Partner overlijdt.
9. De Deelnemer aan deze regeling van Anw-hiaatpensioen heeft het recht deze verzekering tussentijds per de eerste dag van een maand te beëindigen. De opzegging van de verzekering moet minstens één maand van tevoren - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier
- kenbaar worden gemaakt. Dit formulier moet ondertekend zijn door de Deelnemer en diens Partner. Opzegging van de verzekering leidt tot verval van de verzekering per de door de Deelnemer aangegeven datum, doch niet eerder dan per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het Fonds de opzegging heeft ontvangen.
10. De verplichting tot premiebetaling eindigt bij het vervallen van de verzekering en voorts:
o per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer komt te overlijden, of
o per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt.
11. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid waarin de Deelnemer een arbeidsongeschiktheids- pensioen krachtens het Pensioenreglement ontvangt, blijft de verplichting tot premiebetaling voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen onverminderd in stand.
Artikel 4 Kosten van de verzekering
1. De kosten van de verzekering van het Anw-hiaatpensioen zijn voor rekening van de Deelnemer en zullen worden vastgesteld volgens een premietabel. Deze premietabel kan van tijd tot tijd door het Bestuur, gehoord de actuaris, worden gewijzigd. Hierbij wordt rekening gehouden met het streven dat de premie voor deze regeling van Anw-hiaatpensioen in principe kostendekkend moet zijn en dat daardoor de uitvoering van deze regeling niet zal leiden tot aantasting van de aanspraken in de verplichte (basis) pensioenregelingen van het Fonds dan wel aantasting van het vermogen van het Fonds.
o De geldende premietabel is op aanvraag bij het Fonds verkrijgbaar.
o De hoogte van de premie in enig jaar is afhankelijk van de voor dat jaar vastgestelde premietabel en de leeftijd van de Deelnemer, waarbij voor de vaststelling van de leeftijd van de Deelnemer wordt uitgegaan van de leeftijd die de Deelnemer in het betreffende jaar zal bereiken.
2. Indien de Deelnemer zich minder dan 5 jaar direct voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd aanmeldt voor de verzekering van Anw-hiaatpensioen, zullen de in het vorige artikel bedoelde premiebedragen actuarieel worden vastgesteld in het geval de verzekering ook na de Pensioendatum in stand moet blijven conform Artikel 3 lid 8.
3. De premie zal door de Werkgever of het Fonds vanaf de datum van ingang van de verzekering in evenveel termijnen op diens (vaste)salaris of (pensioen)uitkering worden ingehouden, als waarin dit wordt uitbetaald. De Werkgever en het Fonds zijn gemachtigd tot inhouding van de premie.
Artikel 5 Inwerkingtreding
Deze regeling van vrijwillige verzekering van Anw-hiaatpensioen is in werking getreden op 1 januari 1997 en voor het laatst gewijzigd ingaande 25 januari2024.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Bestuur van de Stichting PensioenFonds Gasunie, gehouden te Groningen, 25 januari 2024 .
Bestuur
HOOFDSTUK XII. BIJLAGE II - AFKOOP VAN KLEINE PENSIOENEN
Betreft: Afkoopfactoren voor de afkoop van kleine pensioenen per 1 euro pensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• De afkoopfactoren zijn voor mannen en vrouwen hetzelfde.
• Bij niet-gehele leeftijden worden de afkoopfactoren bepaald d.m.v. interpolatie tussen de afkoopfactoren behorende bij de gehele leeftijden. Afkoopfactoren voor meeverzekerd tijdelijk partnerpensioen zijn alleen van toepassing op het Pensioenreglement 1994.
Afkoop | Afkoop | Afkoop | Afkoop | Afkoop | Afkoop | |
Leeftijd | Latent OP68 | Latent PP | Latent TPP | Ingegaan OP | Ingegaan PP | Ingegaan TPP |
18 | 5,3510 | 1,0064 | 0,1246 | 31,1982 | 25,7783 | |
19 | 5,4351 | 1,0308 | 0,1278 | 30,9974 | 25,4917 | |
20 | 5,5200 | 1,0555 | 0,1310 | 30,7928 | 25,2004 | |
21 | 5,6056 | 1,0809 | 0,1344 | 30,5837 | 24,9039 | |
22 | 5,6919 | 1,1070 | 0,1378 | 30,3703 | 24,6023 | |
23 | 5,7790 | 1,1336 | 0,1414 | 30,1525 | 24,2954 | |
24 | 5,8669 | 1,1610 | 0,1451 | 29,9301 | 23,9830 | |
25 | 5,9554 | 1,1892 | 0,1491 | 29,7027 | 23,6650 | |
26 | 6,0448 | 1,2180 | 0,1533 | 29,4708 | 23,3415 | |
27 | 6,1348 | 1,2476 | 0,1576 | 29,2340 | 23,0123 | |
28 | 6,2255 | 1,2779 | 0,1621 | 28,9922 | 22,6774 | |
29 | 6,3175 | 1,3087 | 0,1665 | 28,7456 | 22,3362 | |
30 | 6,4113 | 1,3400 | 0,1710 | 28,4939 | 21,9882 | |
31 | 6,5068 | 1,3720 | 0,1755 | 28,2369 | 21,6330 | |
32 | 6,6042 | 1,4044 | 0,1799 | 27,9744 | 21,2705 | |
33 | 6,7035 | 1,4374 | 0,1843 | 27,7064 | 20,9006 | |
34 | 6,8047 | 1,4707 | 0,1886 | 27,4332 | 20,5234 | |
35 | 6,9079 | 1,5043 | 0,1926 | 27,1548 | 20,1389 | |
36 | 7,0132 | 1,5383 | 0,1964 | 26,8707 | 19,7467 | |
37 | 7,1206 | 1,5726 | 0,2001 | 26,5812 | 19,3468 | |
38 | 7,2303 | 1,6071 | 0,2034 | 26,2864 | 18,9392 | |
39 | 7,3427 | 1,6419 | 0,2065 | 25,9859 | 18,5232 | |
40 | 7,4583 | 1,6769 | 0,2092 | 25,6801 | 18,0983 | |
41 | 7,5775 | 1,7120 | 0,2115 | 25,3688 | 17,6643 | |
42 | 7,7003 | 1,7471 | 0,2134 | 25,0524 | 17,2213 | |
43 | 7,8269 | 1,7823 | 0,2147 | 24,7305 | 16,7688 | |
44 | 7,9577 | 1,8179 | 0,2159 | 24,4026 | 16,3059 | |
45 | 8,0938 | 1,8531 | 0,2161 | 24,0700 | 15,8326 | |
46 | 8,2350 | 1,8887 | 0,2161 | 23,7314 | 15,3479 | |
47 | 8,3820 | 1,9237 | 0,2150 | 23,3887 | 14,8528 | |
48 | 8,5347 | 1,9585 | 0,2132 | 23,0404 | 14,3460 | |
49 | 8,6946 | 1,9935 | 0,2107 | 22,6862 | 13,8257 | |
50 | 8,8633 | 2,0284 | 0,2075 | 22,3265 | 13,2905 | |
51 | 9,0413 | 2,0631 | 0,2034 | 21,9613 | 12,7400 | |
52 | 9,2293 | 2,0970 | 0,1981 | 21,5917 | 12,1743 | |
53 | 9,4273 | 2,1304 | 0,1916 | 21,2166 | 11,5923 | |
54 | 9,6376 | 2,1633 | 0,1841 | 20,8356 | 10,9918 | |
55 | 9,8620 | 2,1955 | 0,1754 | 20,3145 | 20,4490 | 10,3707 |
56 | 10,1017 | 2,2263 | 0,1653 | 19,9045 | 20,0572 | 9,7284 |
57 | 10,3574 | 2,2563 | 0,1541 | 19,4877 | 19,6592 | 9,0632 |
58 | 10,6308 | 2,2844 | 0,1415 | 19,0648 | 19,2559 | 8,3742 |
59 | 10,9225 | 2,3109 | 0,1277 | 18,6354 | 18,8465 | 7,6604 |
60 | 11,2331 | 2,3357 | 0,1131 | 18,1992 | 18,4309 | 6,9208 |
61 | 11,5640 | 2,3571 | 0,0973 | 17,7580 | 18,0109 | 6,1556 |
62 | 11,9153 | 2,3758 | 0,0812 | 17,3106 | 17,5850 | 5,3637 |
63 | 12,2873 | 2,3917 | 0,0651 | 16,8568 | 17,1523 | 4,5441 |
64 | 12,6809 | 2,4041 | 0,0497 | 16,3971 | 16,7127 | 3,6964 |
65 | 13,0971 | 2,4124 | 0,0358 | 15,9318 | 16,2667 | 2,8201 |
66 | 13,5367 | 2,4162 | 0,0243 | 15,4610 | 15,8137 | 1,9146 |
67 | 14,0028 | 2,4147 | 0,0161 | 14,9851 | 15,3538 | 0,9773 |
68 | 14,5038 | 2,4079 | 0,0092 | 14,5038 | 14,8868 | |
69 | 2,4165 | 0,0038 | 14,0191 | 14,4148 | ||
70 | 2,4225 | 0,0005 | 13,5291 | 13,9353 | ||
71 | 2,4258 | 13,0345 | 13,4498 | |||
72 | 2,4255 | 12,5363 | 12,9587 | |||
73 | 2,4225 | 12,0331 | 12,4608 | |||
74 | 2,4159 | 11,5268 | 11,9585 | |||
75 | 2,4064 | 11,0168 | 11,4508 | |||
76 | 2,3921 | 10,5059 | 10,9404 | |||
77 | 2,3736 | 9,9941 | 10,4275 | |||
78 | 2,3505 | 9,4826 | 9,9134 | |||
79 | 2,3216 | 8,9740 | 9,3995 | |||
80 | 2,2882 | 8,4678 | 8,8856 | |||
81 | 2,2467 | 7,9708 | 8,3789 | |||
82 | 2,1977 | 7,4829 | 7,8780 | |||
83 | 2,1422 | 7,0060 | 7,3858 | |||
84 | 2,0807 | 6,5418 | 6,9030 | |||
85 | 2,0139 | 6,0913 | 6,4304 | |||
86 | 1,9407 | 5,6593 | 5,9739 | |||
87 | 1,8623 | 5,2481 | 5,5361 | |||
88 | 1,7792 | 4,8592 | 5,1194 | |||
89 | 1,6935 | 4,4916 | 4,7213 | |||
90 | 1,6052 | 4,1481 | 4,3479 | |||
91 | 1,5127 | 3,8329 | 4,0037 | |||
92 | 1,4251 | 3,5332 | 3,6762 | |||
93 | 1,3401 | 3,2563 | 3,3738 | |||
94 | 1,2573 | 3,0023 | 3,0960 | |||
95 | 1,1777 | 2,7704 | 2,8420 | |||
96 | 1,1029 | 2,5596 | 2,6122 | |||
97 | 1,0339 | 2,3696 | 2,4051 | |||
98 | 0,9717 | 2,1993 | 2,2202 | |||
99 | 0,9079 | 2,0488 | 2,0573 | |||
100 | 0,8560 | 1,9175 | 1,9180 |
Afkoop | |
Leeftijd | WZP |
0 | 16,8352 |
1 | 16,3649 |
2 | 15,8827 |
3 | 15,3881 |
4 | 14,8797 |
5 | 14,3569 |
6 | 13,8191 |
7 | 13,2659 |
8 | 12,6957 |
9 | 12,1070 |
10 | 11,4992 |
11 | 10,8719 |
12 | 10,2247 |
13 | 9,5559 |
14 | 8,8639 |
15 | 8,1482 |
16 | 7,4079 |
17 | 6,6418 |
18 | 5,8476 |
19 | 5,2788 |
20 | 4,6900 |
21 | 4,0811 |
22 | 3,4520 |
23 | 2,8028 |
24 | 2,1337 |
25 | 1,4450 |
26 | 0,7355 |
27 | - |
HOOFDSTUK XIII. BIJLAGE III – VERVROEGING OUDERDOMSPENSIOEN
Betreft: Vervroegingsfactoren voor 1 euro Ouderdomspensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• Voor vervroeging naar gekozen leeftijd lager dan 68 jaar
• Bij niet-gehele leeftijden worden de vervroegingsfactoren bepaald d.m.v. interpolatie tussen de vervroegingsfactoren behorende bij de gehele leeftijden.
Leeftijd | Factor |
55 | 0,4745 |
56 | 0,4966 |
57 | 0,5206 |
58 | 0,5469 |
59 | 0,5756 |
60 | 0,6070 |
61 | 0,6414 |
62 | 0,6791 |
63 | 0,7205 |
64 | 0,7659 |
65 | 0,8159 |
66 | 0,8710 |
67 | 0,9319 |
68 | 1,0000 |
HOOFDSTUK XIV. BIJLAGE IV - PARTNERPENSIOEN NAAR
OUDERDOMSPENSIOEN
Betreft: Ruilfactoren voor 1 euro Partnerpensioen naar Ouderdomspensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• Ruilfactor voor de leeftijd op de gekozen Pensioeningangsdatum
• Bij niet-gehele leeftijden worden de ruilfactoren bepaald d.m.v. interpolatie tussen de ruilfactoren behorende bij de gehele leeftijden.
Leeftijd | PP in OP |
55 | 0,1374 |
56 | 0,1426 |
57 | 0,1482 |
58 | 0,1540 |
59 | 0,1600 |
60 | 0,1665 |
61 | 0,1731 |
62 | 0,1802 |
63 | 0,1876 |
64 | 0,1953 |
65 | 0,2034 |
66 | 0,2120 |
67 | 0,2209 |
68 | 0,2303 |
HOOFDSTUK XV. BIJLAGE V – OUDERDOMSPENSIOEN NAAR
PARTNERPENSIOEN
Betreft: Ruilfactoren voor 1 euro Ouderdomspensioen naar Partnerpensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• Ruilfactor voor de leeftijd op de gekozen Pensioeningangsdatum
• Bij niet-gehele leeftijden worden de ruilfactoren bepaald d.m.v. interpolatie tussen de ruilfactoren behorende bij de gehele leeftijden.
Leeftijd | OP in PP |
55 | 6,4175 |
56 | 6,1755 |
57 | 5,9391 |
58 | 5,7102 |
59 | 5,4874 |
60 | 5,2701 |
61 | 5,0604 |
62 | 4,8563 |
63 | 4,6587 |
64 | 4,4680 |
65 | 4,2831 |
66 | 4,1051 |
67 | 3,9334 |
68 | 3,7663 |
HOOFDSTUK XVI. BIJLAGE VI – EENMALIGE AFKOOP
Betreft: Eenmalige Afkoop Referentie: Pensioenreglement
Beoogde ingangsdatum : 1 januari 2025
Ineens | Ineens | Ineens | |
Leeftijd | Ingegaan OP | Ingegaan OOP | Ingegaan TOP65 |
55 | 19,8659 | 19,7611 | 8,4653 |
56 | 19,4460 | 19,3435 | 7,7408 |
57 | 19,0192 | 18,9189 | 6,9906 |
58 | 18,5862 | 18,4883 | 6,2145 |
59 | 18,1468 | 18,0511 | 5,4118 |
60 | 17,7004 | 17,6071 | 4,5820 |
61 | 17,2485 | 17,1576 | 3,7250 |
62 | 16,7902 | 16,7016 | 2,8401 |
63 | 16,3261 | 16,2400 | 1,9269 |
64 | 15,8571 | 15,7735 | 0,9830 |
65 | 15,3824 | 15,3013 | |
66 | 14,9032 | 14,8247 | |
67 | 14,4194 | 14,3434 | |
68 | 13,9302 | 13,8568 |
HOOFDSTUK XVII. BIJLAGE VII – AOW-OVERBRUGGINGSPENSIOEN
Betreft: Ruilfactoren voor 1 euro Ouderdomspensioen naar AOW-overbruggingspensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024 Opmerkingen:
• Voor de gekozen duur (jaren, maanden) als vermeld in de tabel.
AOW tot | |||
Leeftijd | Leeftijd | 67 jaar | 67 jaar |
Jaren | Maanden | 0 mnd | 3 mnd |
55 | 0 | 2,0365 | 2,0035 |
55 | 1 | 2,0446 | 2,0112 |
55 | 2 | 2,0527 | 2,0189 |
55 | 3 | 2,0610 | 2,0268 |
55 | 4 | 2,0694 | 2,0347 |
55 | 5 | 2,0780 | 2,0428 |
55 | 6 | 2,0867 | 2,0510 |
55 | 7 | 2,0955 | 2,0594 |
55 | 8 | 2,1044 | 2,0678 |
55 | 9 | 2,1135 | 2,0765 |
55 | 10 | 2,1228 | 2,0852 |
55 | 11 | 2,1322 | 2,0941 |
56 | 0 | 2,1417 | 2,1031 |
56 | 1 | 2,1514 | 2,1122 |
56 | 2 | 2,1613 | 2,1216 |
56 | 3 | 2,1713 | 2,1310 |
56 | 4 | 2,1815 | 2,1406 |
56 | 5 | 2,1918 | 2,1504 |
56 | 6 | 2,2024 | 2,1603 |
56 | 7 | 2,2131 | 2,1704 |
56 | 8 | 2,2240 | 2,1807 |
56 | 9 | 2,2351 | 2,1911 |
56 | 10 | 2,2464 | 2,2018 |
56 | 11 | 2,2578 | 2,2126 |
57 | 0 | 2,2695 | 2,2236 |
57 | 1 | 2,2814 | 2,2347 |
57 | 2 | 2,2935 | 2,2461 |
57 | 3 | 2,3058 | 2,2577 |
57 | 4 | 2,3184 | 2,2695 |
57 | 5 | 2,3311 | 2,2815 |
57 | 6 | 2,3442 | 2,2937 |
57 | 7 | 2,3574 | 2,3061 |
57 | 8 | 2,3709 | 2,3188 |
57 | 9 | 2,3847 | 2,3317 |
57 | 10 | 2,3987 | 2,3448 |
57 | 11 | 2,4130 | 2,3582 |
58 | 0 | 2,4276 | 2,3718 |
58 | 1 | 2,4424 | 2,3858 |
58 | 2 | 2,4576 | 2,3999 |
58 | 3 | 2,4730 | 2,4144 |
58 | 4 | 2,4888 | 2,4291 |
58 | 5 | 2,5049 | 2,4441 |
58 | 6 | 2,5213 | 2,4594 |
58 | 7 | 2,5381 | 2,4751 |
58 | 8 | 2,5552 | 2,4910 |
58 | 9 | 2,5726 | 2,5073 |
58 | 10 | 2,5905 | 2,5239 |
58 | 11 | 2,6087 | 2,5409 |
59 | 0 | 2,6273 | 2,5582 |
59 | 1 | 2,6464 | 2,5759 |
59 | 2 | 2,6658 | 2,5940 |
59 | 3 | 2,6857 | 2,6124 |
59 | 4 | 2,7061 | 2,6313 |
59 | 5 | 2,7269 | 2,6506 |
59 | 6 | 2,7481 | 2,6703 |
59 | 7 | 2,7699 | 2,6904 |
59 | 8 | 2,7922 | 2,7111 |
59 | 9 | 2,8150 | 2,7322 |
59 | 10 | 2,8384 | 2,7537 |
59 | 11 | 2,8623 | 2,7758 |
HOOFDSTUK XVIII. BIJLAGE VIII VERVALLEN HOOFDSTUK XIX. BIJLAGE IX – VERVALLEN
HOOFDSTUK XX. BIJLAGE X HOOG-LAAG FACTOREN VOOR 100:87,5
Betreft: Variatiefactoren Ouderdomspensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• Vanaf Pensioeningangsdatum een hoge uitkering voor de gekozen duur met een maximum van 10 jaar en daarna een lage uitkering
• Bij niet-gehele leeftijden als pensioeningangsdatum en/of andere eindduur worden de tarieven op basis van interpolatie berekend.
• Voor verhouding hoog : laag is 100 : 87,5
Duur Hoog | ||||||||||
Leeftijd | 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | 9 jaar | 10 jaar |
55 | 1,1348 | 1,1272 | 1,1199 | 1,1129 | 1,1063 | 1,0999 | 1,0938 | 1,0880 | 1,0825 | 1,0773 |
56 | 1,1346 | 1,1269 | 1,1194 | 1,1123 | 1,1055 | 1,0990 | 1,0928 | 1,0870 | 1,0814 | 1,0760 |
57 | 1,1345 | 1,1265 | 1,1189 | 1,1117 | 1,1047 | 1,0981 | 1,0918 | 1,0858 | 1,0801 | 1,0747 |
58 | 1,1343 | 1,1261 | 1,1184 | 1,1110 | 1,1039 | 1,0972 | 1,0908 | 1,0847 | 1,0789 | 1,0734 |
59 | 1,1341 | 1,1257 | 1,1178 | 1,1102 | 1,1030 | 1,0962 | 1,0896 | 1,0834 | 1,0775 | 1,0719 |
60 | 1,1339 | 1,1253 | 1,1172 | 1,1095 | 1,1021 | 1,0951 | 1,0884 | 1,0821 | 1,0761 | 1,0704 |
61 | 1,1336 | 1,1249 | 1,1166 | 1,1087 | 1,1011 | 1,0940 | 1,0872 | 1,0807 | 1,0746 | 1,0688 |
62 | 1,1334 | 1,1244 | 1,1159 | 1,1078 | 1,1001 | 1,0928 | 1,0858 | 1,0793 | 1,0730 | 1,0672 |
63 | 1,1331 | 1,1239 | 1,1152 | 1,1069 | 1,0990 | 1,0915 | 1,0844 | 1,0777 | 1,0714 | 1,0654 |
64 | 1,1328 | 1,1234 | 1,1144 | 1,1059 | 1,0978 | 1,0901 | 1,0829 | 1,0761 | 1,0696 | 1,0636 |
65 | 1,1325 | 1,1228 | 1,1136 | 1,1048 | 1,0965 | 1,0887 | 1,0813 | 1,0743 | 1,0678 | 1,0616 |
66 | 1,1322 | 1,1222 | 1,1127 | 1,1037 | 1,0952 | 1,0872 | 1,0796 | 1,0725 | 1,0658 | 1,0596 |
67 | 1,1318 | 1,1215 | 1,1117 | 1,1025 | 1,0938 | 1,0856 | 1,0778 | 1,0706 | 1,0638 | 1,0574 |
68 | 1,1315 | 1,1208 | 1,1107 | 1,1012 | 1,0923 | 1,0839 | 1,0759 | 1,0685 | 1,0616 | 1,0551 |
HOOFDSTUK XXI. BIJLAGE XI – HOOG-LAAG FACTOREN VOOR 100:75
Betreft: Variatiefactoren Ouderdomspensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• Vanaf Pensioeningangsdatum een hoge uitkering voortot de gekozen duur met een maximum van 10 jaar en daarna een lage uitkering
• Bij niet-gehele leeftijden als pensioeningangsdatum en/of andere eindduur worden de tarieven op basis van interpolatie berekend.
• Voor verhouding hoog : laag is 100 : 75
Duur Hoog | ||||||||||
Leeftijd | 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | 9 jaar | 10 jaar |
55 | 1,3117 | 1,2915 | 1,2725 | 1,2546 | 1,2378 | 1,2219 | 1,2071 | 1,1931 | 1,1799 | 1,1675 |
56 | 1,3112 | 1,2906 | 1,2712 | 1,2530 | 1,2359 | 1,2198 | 1,2047 | 1,1905 | 1,1771 | 1,1646 |
57 | 1,3107 | 1,2897 | 1,2699 | 1,2514 | 1,2340 | 1,2176 | 1,2022 | 1,1878 | 1,1743 | 1,1616 |
58 | 1,3102 | 1,2887 | 1,2686 | 1,2496 | 1,2319 | 1,2152 | 1,1996 | 1,1850 | 1,1712 | 1,1584 |
59 | 1,3097 | 1,2877 | 1,2671 | 1,2478 | 1,2297 | 1,2128 | 1,1969 | 1,1820 | 1,1681 | 1,1550 |
60 | 1,3091 | 1,2866 | 1,2655 | 1,2459 | 1,2274 | 1,2102 | 1,1940 | 1,1789 | 1,1648 | 1,1515 |
61 | 1,3085 | 1,2854 | 1,2639 | 1,2438 | 1,2250 | 1,2074 | 1,1910 | 1,1756 | 1,1613 | 1,1479 |
62 | 1,3078 | 1,2842 | 1,2622 | 1,2416 | 1,2224 | 1,2045 | 1,1878 | 1,1722 | 1,1576 | 1,1440 |
63 | 1,3071 | 1,2829 | 1,2603 | 1,2393 | 1,2197 | 1,2014 | 1,1844 | 1,1685 | 1,1537 | 1,1400 |
64 | 1,3063 | 1,2815 | 1,2583 | 1,2368 | 1,2168 | 1,1982 | 1,1808 | 1,1647 | 1,1497 | 1,1357 |
65 | 1,3055 | 1,2800 | 1,2562 | 1,2342 | 1,2137 | 1,1947 | 1,1770 | 1,1606 | 1,1454 | 1,1313 |
66 | 1,3047 | 1,2784 | 1,2540 | 1,2314 | 1,2105 | 1,1911 | 1,1731 | 1,1564 | 1,1409 | 1,1266 |
67 | 1,3037 | 1,2766 | 1,2516 | 1,2284 | 1,2070 | 1,1872 | 1,1688 | 1,1519 | 1,1362 | 1,1218 |
68 | 1,3027 | 1,2748 | 1,2490 | 1,2253 | 1,2033 | 1,1831 | 1,1644 | 1,1471 | 1,1313 | 1,1167 |
HOOFDSTUK XXII. BIJLAGE XII – LAAG-HOOG FACTOREN VOOR 100:87,5
Betreft: Variatiefactoren Ouderdomspensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• Vanaf Pensioeningangsdatum een lage uitkering voor de gekozen duur met een maximum van 10 jaar en daarna een hoge uitkering
• Bij niet-gehele leeftijden als pensioeningangsdatum en/of andere eindduur worden de tarieven op basis van interpolatie berekend.
• Voor verhouding laag : hoog is 87,5 : 100
Duur Laag | ||||||||||
Leeftijd | 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | 9 jaar | 10 jaar |
55 | 0,8805 | 0,8858 | 0,8910 | 0,8961 | 0,9011 | 0,9060 | 0,9107 | 0,9154 | 0,9199 | 0,9242 |
56 | 0,8806 | 0,8860 | 0,8913 | 0,8965 | 0,9017 | 0,9066 | 0,9115 | 0,9162 | 0,9208 | 0,9253 |
57 | 0,8807 | 0,8863 | 0,8917 | 0,8970 | 0,9022 | 0,9073 | 0,9123 | 0,9171 | 0,9218 | 0,9264 |
58 | 0,8808 | 0,8865 | 0,8921 | 0,8975 | 0,9029 | 0,9081 | 0,9132 | 0,9181 | 0,9229 | 0,9275 |
59 | 0,8810 | 0,8868 | 0,8925 | 0,8981 | 0,9035 | 0,9089 | 0,9141 | 0,9191 | 0,9240 | 0,9288 |
60 | 0,8811 | 0,8871 | 0,8929 | 0,8987 | 0,9043 | 0,9097 | 0,9150 | 0,9202 | 0,9252 | 0,9301 |
61 | 0,8813 | 0,8874 | 0,8934 | 0,8993 | 0,9050 | 0,9106 | 0,9161 | 0,9214 | 0,9265 | 0,9314 |
62 | 0,8815 | 0,8877 | 0,8939 | 0,8999 | 0,9058 | 0,9116 | 0,9172 | 0,9226 | 0,9278 | 0,9329 |
63 | 0,8816 | 0,8881 | 0,8944 | 0,9006 | 0,9067 | 0,9126 | 0,9183 | 0,9239 | 0,9292 | 0,9344 |
64 | 0,8818 | 0,8885 | 0,8950 | 0,9014 | 0,9076 | 0,9137 | 0,9195 | 0,9252 | 0,9308 | 0,9361 |
65 | 0,8820 | 0,8889 | 0,8956 | 0,9022 | 0,9086 | 0,9148 | 0,9209 | 0,9267 | 0,9324 | 0,9378 |
66 | 0,8823 | 0,8893 | 0,8963 | 0,9030 | 0,9096 | 0,9160 | 0,9223 | 0,9283 | 0,9341 | 0,9396 |
67 | 0,8825 | 0,8898 | 0,8970 | 0,9039 | 0,9107 | 0,9174 | 0,9238 | 0,9299 | 0,9359 | 0,9416 |
68 | 0,8828 | 0,8903 | 0,8977 | 0,9049 | 0,9120 | 0,9188 | 0,9254 | 0,9317 | 0,9378 | 0,9436 |
HOOFDSTUK XXIII. BIJLAGE XIII – LAAG-HOOG FACTOREN VOOR 100:75
Betreft: Variatiefactoren Ouderdomspensioen Referentie: Pensioenreglement
Geldig met ingang van: 1 januari 2024
Opmerkingen:
• Vanaf Pensioeningangsdatum een lage uitkering voor de gekozen duur met een maximum van 10 jaar en daarna een hoge uitkering.
• Bij niet-gehele leeftijden als pensioeningangsdatum en/of andere eindduur worden de tarieven op basis van interpolatie berekend.
• Voor verhouding laag : hoog is 75 : 100
Duur Laag | ||||||||||
Leeftijd | 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | 9 jaar | 10 jaar |
55 | 0,7594 | 0,7687 | 0,7779 | 0,7870 | 0,7961 | 0,8050 | 0,8139 | 0,8225 | 0,8311 | 0,8394 |
56 | 0,7596 | 0,7691 | 0,7785 | 0,7879 | 0,7971 | 0,8063 | 0,8153 | 0,8242 | 0,8329 | 0,8414 |
57 | 0,7598 | 0,7695 | 0,7792 | 0,7887 | 0,7982 | 0,8076 | 0,8168 | 0,8259 | 0,8348 | 0,8436 |
58 | 0,7601 | 0,7700 | 0,7799 | 0,7897 | 0,7994 | 0,8090 | 0,8184 | 0,8277 | 0,8369 | 0,8458 |
59 | 0,7603 | 0,7705 | 0,7806 | 0,7906 | 0,8006 | 0,8104 | 0,8201 | 0,8297 | 0,8390 | 0,8482 |
60 | 0,7606 | 0,7710 | 0,7814 | 0,7917 | 0,8019 | 0,8120 | 0,8219 | 0,8317 | 0,8413 | 0,8507 |
61 | 0,7608 | 0,7716 | 0,7822 | 0,7928 | 0,8033 | 0,8136 | 0,8239 | 0,8339 | 0,8438 | 0,8534 |
62 | 0,7611 | 0,7722 | 0,7831 | 0,7940 | 0,8048 | 0,8154 | 0,8259 | 0,8362 | 0,8464 | 0,8563 |
63 | 0,7615 | 0,7728 | 0,7841 | 0,7953 | 0,8063 | 0,8173 | 0,8281 | 0,8387 | 0,8491 | 0,8593 |
64 | 0,7618 | 0,7735 | 0,7851 | 0,7966 | 0,8080 | 0,8193 | 0,8304 | 0,8414 | 0,8521 | 0,8626 |
65 | 0,7622 | 0,7742 | 0,7862 | 0,7981 | 0,8099 | 0,8215 | 0,8330 | 0,8442 | 0,8552 | 0,8660 |
66 | 0,7626 | 0,7750 | 0,7874 | 0,7996 | 0,8118 | 0,8238 | 0,8356 | 0,8472 | 0,8586 | 0,8697 |
67 | 0,7630 | 0,7758 | 0,7886 | 0,8013 | 0,8139 | 0,8263 | 0,8385 | 0,8505 | 0,8622 | 0,8736 |
68 | 0,7634 | 0,7768 | 0,7900 | 0,8031 | 0,8161 | 0,8290 | 0,8416 | 0,8539 | 0,8660 | 0,8777 |
HOOFDSTUK XXIV. BIJLAGE XIV CONVERSIE PENSIOENRICHTLEEFTIJD
Betreft: Conversie van de Pensioenrichtleeftijd van de pensioenrichtleeftijd 65 jaar resp. 67 jaar naar 68 jaar.
Referentie: Pensioenreglement Geldig met ingang van: 1 januari 2018