Uitvoeringsovereenkomst
Stichting Pensioenfonds KLM -Cabinepersoneel en Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
PC Uitvoeringsovereenkomst v5.0
De ondergetekenden:
I. de KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Amstelveen,
hierna te noemen “KLM”, partij ter ene zijde,
II. de STICHTING PENSIOENFONDS KLM-CABINEPERSONEEL, gevestigd te Amstelveen,
hierna te noemen “Fonds”, partij ter andere zijde,
Overwegende dat
• KLM en werknemersorganisaties afspraken over een toekomstbestendige pensioenregeling hebben gemaakt en in het Protocol Pensioenregeling KLM-Cabinepersoneel d.d. 9 januari 2017 (hierna het Protocol) en Addendum d.d. 31 mei 2017 hebben vastgelegd.
• In het Protocol een aantal opschortende voorwaarden is opgenomen,
waaronder de voorwaarde dat het bestuur van het fonds de regeling in uitvoering neemt.
• Het bestuur de financiële opzet, de evenwichtigheid en de uitvoerbaarheid van de 1 afspraken heeft beoordeeld alsmede of deze afspraken passen binnen de doelstellingen en uitgangspunten vastgelegd door het Fonds (een en ander op basis van het bepaalde in artikel 102a van de Pensioenwet). Het fonds heeft vastgesteld dat de jaarlijks door KLM aan het fonds ter beschikking te stellen pensioenpremie voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 naar verwachting niet knelt met de gedempte kostendekkende premie op basis van het verwacht rendement uitgaande
van de maximale wettelijke parameters en de verwachte bestandsontwikkeling van het fonds. Het fonds heeft hiertoe een ALM-analyse laten uitvoeren gebaseerd op deze parameters en de resultaten daarvan gedeeld met KLM en werknemersorganisaties.
Indien na 31 december 2020 blijkt dat de gestelde pensioenpremie voor de daarop volgende 5 jaar naar verwachting op enig moment lager is dan de door het fonds vastgestelde gedempte kostendekkende premie meldt het fonds dit aan KLM en werknemersorganisaties met het verzoek tot een passende oplossing te komen zodanig dat de premie naar verwachting voor een periode van 5 jaar minimaal gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie. Indien geen passende oplossing wordt aangereikt, zal het fonds de in de reglementen vastgelegde geambieerde te verwerven pensioenaanspraken naar rato verminderen zodanig dat de ter beschikking gestelde pensioenpremie naar verwachting voor de volgende 5 jaar gelijk is aan de gedempte
kostendekkende premie behorende bij die verminderde geambieerde pensioenopbouw
• Het Fonds op basis van bovenstaande bereid is de opdracht zoals opgenomen in het Protocol te aanvaarden.
komen met ingang van 1 januari 2016 het navolgende overeen:
2
Inhoudsopgave
1
2
5
6
4.1.1 Vaste premie en deelnemersbijdragen voor facultatieve onderdelen van de pensioenregeling. 6
4.1.5 Herstel verlaagde pensioenopbouw 8
4.2 De betaling van de premie 9 3
11
5.2 Besluitvorming en voorwaarden waaronder indexering plaatsvindt 11
5.3 Inhaal van gemiste indexatie en reparatie van kortingen 12
6 Wettelijke vereisten eigen vermogen: Pensioenkortingen indien onvoldoende herstelkracht.
13
6.1 Minimaal vereist eigen vermogen 13
Grondslagen met betrekking tot de waardering van de pensioenen
14
7.2 Verwachte rendementscurve 14
7.3 Overige actuariële grondslagen 15
7.4 Arbeidsongeschiktheidsrisico 15
8 Technische voorzieningen en Reserves
16
8.1 Technische voorziening voor risico Fonds 16
8.2 Toeslagreserve voor actieve deelnemers 16
8.3 Reserve toekomstige premiekortingen voor deelnemers 17
18
10 Datum inwerkingtreding en wijzigingen
19
4
Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel (het Fonds) erkent dat de inhoud van de pensioenregeling in het algemeen een aangelegenheid is van het overleg tussen de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) en de door haar voor het Cabinepersoneel in Nederland erkende werknemersorganisaties en dat de pensioenreglementen van het Fonds een vastlegging zijn van de pensioenovereenkomst die in dit arbeidsvoorwaardenoverleg tussen werkgever en werknemers is overeengekomen. Bij wijziging van de pensioenovereenkomst zal het arbeidsvoorwaardenoverleg aan het Fonds voorstellen doen ter wijziging van het pensioenreglement. Het Fonds zal de wijziging van de pensioenovereenkomst in het pensioenreglement overnemen, indien het Fonds geen bezwaren heeft met betrekking tot de uitvoerbaarheid en de financierbaarheid, de wijziging niet in strijd komt met wettelijke voorschriften en deze past binnen de doelstellingen en uitgangspunten vastgelegd door het Fonds (op basis van het bepaalde in artikel 102a van de Pensioenwet). Tenzij sprake is van formele aanwijzingen door de toezichthouders of de Belastingdienst, kan het Fonds het pensioenreglement slechts op eigen initiatief wijzigen indien de wijziging niet in strijd komt met de inhoud van de pensioenovereenkomst en/of het pensioenreglement hierdoor weer voldoet aan
wet- en regelgeving (zie hierna). 1
Het Fonds kan en zal slechts uitvoering geven aan dat deel van de pensioenovereenkomst dat in overeenstemming is met de betreffende (fiscale) wet- en regelgeving. Ingeval een wijziging van (fiscale) wet- en regelgeving ertoe leidt dat de pensioenregeling niet langer voldoet aan de (fiscale) wet- en regelgeving, zal het arbeidsvoorwaardelijk overleg aan het Fonds voorstellen doen ter wijziging van de pensioenreglementen. Mocht het arbeidsvoorwaardelijk overleg niet (tijdig) met voorstellen komen en er sprake is van dwingende (fiscale) wet- en regelgeving, dan zal het Fonds op eigen initiatief het pensioenreglement zodanig aanpassen dat de pensioenreglementen weer voldoen aan (fiscale) wet- en regelgeving.
In deze uitvoeringsovereenkomst zijn de afspraken tussen werkgever en het Fonds vastgelegd. Derden zijn daarin geen partij.
Tenzij uit de tekst anders blijkt, zijn op deze overeenkomst de definities van toepassing zoals die zijn opgenomen in de pensioenreglementen en de statuten van het Fonds.
1. Actuariële en bedrijfstechnische nota: het door de wet voorgeschreven beleidsdocument dat voortvloeit uit artikel 145 van de pensioenwet.
2. Actuariële grondslagen: het Fonds stelt de omvang van de verwachte uitgaande kasstromen vast op basis van verwachte marktontwikkelingen en voor het Fonds prudente verzekeringstechnische grondslagen waaronder begrepen de voorzienbare trend in overlevingskansen. De actuariële grondslagen zijn vastgelegd in de Actuariële en bedrijfstechnische nota van het Fonds en worden periodiek geëvalueerd.
3. Algemene loonronde: het percentage van de algemene loonronden die bij KLM op grond van de CAO zijn toegekend tussen 2 januari van het voorafgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar.
4. Beleidsdekkingsgraad: De beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de nominale dekkingsgraden over 12 maanden. De berekening van de beleidsdekkingsgraad wordt gebaseerd op de dekkingsgraden per het einde van elk van de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan het moment van vaststelling.
5. Beschikbare premieruimte: in beginsel tot verlaging van de deelnemersbijdrage leidend positief verschil tussen
• de vaste premie en 2
• de bij wijziging van fiscaal maximale opbouwpercentages bepaalde premie (zie 4.1.6).
Over de jaren 2017 tot en met 2020 zal de deelnemersbijdragecompensatie voor pensioenreglement 2008B tijdelijk worden verhoogd met een opslag van 4 procent van de pensioengrondslag (exclusief deelnemersbijdragecompensatie).
7. Eigen vermogen: het eigen vermogen is het verschil van de som van de beleggingen, de vorderingen en overlopende activa onder aftrek van de overige schulden en overlopende passiva enerzijds en de technische voorzieningen en de Toeslagreserve voor actieve deelnemers anderzijds.
8. EURIBOR-percentage: rentepercentage voor leningen met een looptijd van 6 maanden met dien verstande dat het op de tiende werkdag van enig boekjaar geldende EURIBOR- percentage voor leningen met een looptijd van zes maanden van toepassing zal zijn gedurende dat gehele boekjaar.
9. Geambieerde te verwerven pensioenaanspraken: opbouw van pensioenaanspraken en risicodekking bij arbeidsongeschiktheid en overlijden volgend uit de opbouwpercentages zoals opgenomen in de pensioenreglementen van het Fonds.
10. Gedempte kostendekkende premie: De kostendekkende premie is het wettelijk ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het Fonds in rekening brengt. Op grond van
11. Indexatieachterstand: de indexatieachterstand is het verschil tussen het niveau van de pensioenaanspraak/recht dat zou zijn verkregen bij een volledige indexatie met de indexatiemaatstaf en de daadwerkelijk opgebouwde pensioenaanspraak/recht (het opgebouwde pensioen).
12. NAP-grondslag: 13,96 maal het maandsalaris van de deelnemer inclusief de eventuele leeftijdstoeslag, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar of de latere datum van indiensttreding bij respectievelijk KLM of KLC, uitgaande van een volle productie.
13. Kostendekkende premie: kostendekkende premie als bedoeld in artikel 128 lid 1 van de Pensioenwet.
14. Nominale dekkingsgraad: de verhouding tussen het vermogen inzake de bij het Fonds ondergebrachte pensioenregelingen en de technische voorzieningen van het Fonds.
15. Minimaal vereist eigen vermogen: het Minimaal vereist eigen vermogen zoals gedefinieerd bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet.
16. Pensioengevend loon: twaalfmaal het maandsalaris van de deelnemer, inclusief de eventuele
leeftijdstoeslag, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van een volle
3
productie, verhoogd met 16,33% in verband met de eindejaarsuitkering en de
vakantietoeslag.
17. Pensioengrondslag: het pensioengevend loon verminderd met de franchise;
18. Pensioenreglementen: de door het Fonds op grond van de statuten vastgestelde pensioenreglementen (waaronder mede begrepen het reglement fiscaal onzuiver aansprakenregeling betrekking hebbend op de NAP-regeling) zoals die nu luiden en in de toekomst komen te luiden en de pensioenreglementen die nog op enigerlei wijze van kracht zijn;
19. Pensioenvermogen: de som van het Eigen vermogen en de technische voorzieningen.
20. Prijsindex: de procentuele ontwikkeling van de door het CBS vastgestelde Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens over een periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande boekjaar. Indien dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.
21. Solvabiliteitsopslag: vereist eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de technische voorzieningen.
22. Technische voorzieningen: voorzieningen om alle uit de pensioenregeling voortkomende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. De technische voorzieningen worden berekend op basis van verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de opgebouwde onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen: De waarde wordt bepaald door deze verwachte uitgaande kasstromen te verdisconteren met een door DNB gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur.
24. Vereist eigen vermogen: het Vereist eigen Vermogen zoals gedefinieerd bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet. Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het Fonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat de som van de beleggingen, de vorderingen en overlopende activa onder aftrek van de overige schulden en overlopende passiva van het Fonds binnen één jaar minder is dan de technische voorzieningen. Bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix.
4
KLM en het Fonds verbinden zich over en weer om elkaar de medewerking te verlenen die nodig is voor een goede uitvoering van de in het arbeidsvoorwaardenoverleg overeengekomen pensioenovereenkomst. Dit houdt onder andere het volgende in:
1. KLM zal het Fonds alle relevante gegevens verstrekken die nodig zijn voor een juiste uitvoering van het pensioenreglement zoals bijvoorbeeld de in- en uitdiensttredingen, arbeidsongeschiktheid, het overlijden, het salaris en de wijzigingen in het salaris van alle werknemers die onder de pensioenregeling vallen. De gegevens die het Fonds nodig heeft om de pensioenregeling uit te voeren en de wijze van aanlevering van die gegevens zullen in een aparte overeenkomst tussen KLM en het Fonds worden opgenomen.
5
4. KLM respectievelijk de externe adviseurs van KLM verbinden zich ertoe dat de gegevens alleen worden verwerkt in het kader van het doel waarvoor ze worden verstrekt, tenzij in een specifieke situatie anders wordt overeengekomen. KLM en externe adviseurs nemen afdoende maatregelen om geheimhouding te kunnen waarborgen.
5. Voor zover KLM en het Fonds gebruik maken van dezelfde actuariële adviseur, verbinden partijen zich met deze adviseur zodanige afspraken te maken dat sprake is van een strikte scheiding van de werkzaamheden en gegevensverwerking voor respectievelijk KLM en het Fonds. De externe actuaris van het Fonds verwerkt de van het Fonds verkregen gegevens uitsluitend in het kader van de dienstverlening aan het Fonds, tenzij tussen het Fonds, KLM en de actuaris anders wordt overeengekomen.
4.1 Premiestelling
4.1.1 Vaste premie en deelnemersbijdragen voor facultatieve onderdelen van de pensioenregeling.
De jaarlijks door de werkgever aan het Fonds ter beschikking te stellen en verschuldigde pensioenpremie is gelijk aan 36,3% van de som van de pensioengrondslagen exclusief de deelnemersbijdragecompensatie. Deze vaste premie is inclusief de opslag voor maandbetaling en exclusief de opslag voor eventuele kwartaalbetaling zoals vermeld in paragraaf sub a. KLM is onder geen enkele omstandigheid verplicht om meer te betalen aan het Fonds dan deze vaste premie en de componenten zoals hieronder vermeld onder sub a tot en met d. Dit betekent (ook) dat KLM onder geen enkele omstandigheid herstelbetaling verschuldigd is aan het Fonds. KLM komt niet in aanmerking voor premiekorting.
Aanvullend op deze vaste premie worden de volgende componenten in rekening gebracht:
a. een opslag kwartaalbetaling indien KLM van deze mogelijkheid gebruik maakt.
Deze opslag wordt gebaseerd op een verwacht rendement op de ingelegde premies van 5,8%.
De in deze paragraaf vermelde vaste premie en deelnemersbijdragen voor facultatieve onderdelen zoals bedoeld onder b, c en d van de pensioenregeling dienen ter financiering van de geambieerde te verwerven pensioenaanspraken volgend uit de pensioenreglementen waarin begrepen een vergoeding voor uitvoeringskosten. Direct op de beleggingen betrekking hebbende kosten (zoals
kosten van vermogensbeheer, onderhoudskosten onroerend goed e.d.) drukken rechtstreeks op de opbrengst van de beleggingen.
4.1.2 Kostendekkende premie
1. Jaarlijks stelt het Fonds de kostendekkende premie vast. Het Fonds toetst hoe deze zich verhoudt tot de vaste premie verhoogd met de deelnemersbijdragen voor de facultatieve onderdelen van de pensioenregeling als bedoeld in paragraaf 4.1.1 sub b, c en d en publiceert dit in het jaarverslag.
De kostendekkende premie wordt gedempt op basis van verwacht rendement (artikel 128 lid 2 van de Pensioenwet).
2. Voor de premievaststelling in paragraaf 4.1.1 sub b, c en d gaat het Fonds uit van de actuariële grondslagen zoals vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Fonds. en vermeld in paragraaf 7 van deze overeenkomst.
3. De gedempte kostendekkende premie bestaat uit:
a. de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de 7
pensioenverplichtingen;
b. de solvabiliteitsopslag;
c. de opslag die nodig is voor de uitvoeringskosten van het Fonds en
x. xx xxxxxx die actuarieel benodigd is ten behoeve van toeslagverlening. verminderd met de solvabiliteitsopslag sub b, doch niet negatief.
4. De berekening van onderdeel a van de gedempte kostendekkende premie vindt plaats op basis van een verwacht rendement. De grondslagen voor de verwachte rendementscurve worden hiertoe vermeld in paragraaf 7.2.
4.1.3 Toetspremie
Jaarlijks wordt ex-ante getoetst of de vaste premie verhoogd met de deelnemersbijdragen als bedoeld in paragraaf 4.1.1 sub b, c en d toereikend is voor de financiering van de te verwerven pensioenaanspraken volgend uit de pensioenreglementen en (toekomstige) uitvoeringskosten. Deze toetspremie is het maximum van:
a. de gedempte kostendekkende premie als bedoeld in paragraaf 4.1.2 sub 3. en
b. een premie bestaande uit de onderdelen a, b en c van de gedempte kostendekkende premie als bedoeld in paragraaf 4.1.2 sub 3 waarbij voor onderdeel a wordt uitgegaan van een gedempte rentevoet van 3,2% per jaar en een solvabiliteitsopslag als bedoeld in onderdeel b van 21,3%.
4.1.4 Vaste premie lager dan toetspremie: verlaging van pensioenopbouw, risicodekking en uitvoeringskosten.
Ingeval de vaste premie verhoogd met de deelnemersbijdrage voor facultatieve onderdelen van de pensioenregeling als bedoeld in paragraaf 4.1.1 lager is dan de toetspremie, vindt een zodanige korting van te verwerven pensioenaanspraken plaats dat de (verlaagde) toetspremie weer gelijk is aan de vaste premie verhoogd met de deelnemersbijdrage voor facultatieve onderdelen van de pensioenregeling. Kortingen vinden plaats in de onderstaande volgorde:
x. xxxxxxxxxxxxx overlijden (voor zover niet facultatief) en arbeidsongeschiktheid;
Dit impliceert dat als de vaste premie lager is dan de toetspremie, in eerste instantie de backservice verhoging als hiervoor sub c genoemd naar rato wordt verminderd. Mocht de vaste premie na verlaging van de verhogingen sub c tot nihil nog lager zijn dan de (verlaagde)
toetspremie, dan worden de opbouwpercentages voor de reguliere opbouw als hiervoor sub b 8
genoemd dusdanig naar rato verlaagd dat de vaste premie gelijk wordt aan de toetspremie.
Indien de vaste premie niet toereikend blijkt te zijn, kunnen KLM en werknemersorganisaties afspreken de deelnemersbijdrage te verhogen ter (gedeeltelijke) voorkoming van vorenbeschreven verminderingen.
Indien na het doorvoeren van bovengenoemde volgorde van toegepaste kortingen, de vaste premie alsnog lager is dan de (verlaagde) toetspremie, doet zich de situatie voor dat het pensioenfonds de uitvoeringskosten niet, of slechts ten dele uit de premie kan betalen.
Voor de verlaagde toetspremie wordt uitgegaan van de toetspremie die behoort bij de te verwerven aanspraken ná de op grond van dit lid toegepaste kortingen.
4.1.5 Herstel verlaagde pensioenopbouw
Indien de pensioenopbouw in eerdere jaren is verlaagd, dan wordt deze verlaging gerepareerd indien de toetspremie zoals vastgesteld in paragraaf 4.1.3 lager is dan de vaste premie als bedoeld in paragraaf 4. 1.1, waarbij in eerste instantie de reguliere opbouw als genoemd in paragraaf 4.1.4
sub b binnen de fiscale mogelijkheden wordt gerepareerd (o.g.v. individueel cumulatieve geregistreerde achterstanden) en vervolgens de backserviceverhoging als genoemd in paragraaf
4.1.4 sub c (eveneens o.g.v. individueel cumulatieve geregistreerde achterstanden).
4.1.6 Fiscale versobering
Bij een eventuele fiscale versobering wijzigt de werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling niet. Een mogelijke verlaging van de totale premie resulteert in beginsel in een verlaging van de deelnemersbijdrage. Indien werknemersorganisaties de premieruimte anderszins willen inzetten, zal hierover overleg plaatsvinden tussen KLM en werknemersorganisaties.
De beschikbare premieruimte wordt als volgt vastgesteld. Op basis van de fiscaal maximale opbouwpercentages wordt op basis van het bestand per 1 januari 2015 dat ten grondslag heeft gelegen aan de vaststelling van de vaste premie ad 36,3% van de som van de pensioengrondslagen exclusief de deelnemersbijdragecompensatie, de premie op overeenkomstige wijze vastgesteld, rekening houdend met de actuariële grondslagen van het Fonds per berekeningsdatum. De te hanteren rente is de DNB rentetermijnstructuur per 30 september 2015 en de solvabiliteitsopslag bedraagt 3,7%.
Het verschil tussen de van toepassing zijnde vaste premie en de als hiervóór omschreven herrekende premie is de beschikbare premieruimte. Deze ruimte zal echter niet meer bedragen dan het verschil tussen de van toepassing zijnde vaste premie vermeerderd met de premies voor
de facultatieve pensioenen en de gedempte kostendekkende premie zoals beschreven in paragraaf 9
4.1.2 lid 3 waarbij de DNB rentetermijnstructuur, het strategisch beleggingsbeleid en de parameters zoals vermeld in paragraaf 7.2 lid a per datum van fiscale versobering worden gehanteerd ter vaststelling van de rendementscurve.
4.2 De betaling van de premie
1. Voorafgaand aan de definitieve vaststelling van de jaarpremie wordt jaarlijks uiterlijk op 1 maart een voorlopige schatting gemaakt van de in dat jaar af te dragen premie, die bij KLM in rekening wordt gebracht en die ultimo van het jaar wordt verrekend met de definitief verschuldigde premie.
2. KLM verbindt zich om maandelijks omstreeks de 16e dag van de maand 1/12 deel van de uit de voorgaande leden voortvloeiende bedragen (waarin begrepen de door KLM op het salaris van de deelnemers in te houden bijdragen) te voldoen aan het Fonds. Bij te late betaling wordt het geldende EURIBOR-percentage voor leningen met een looptijd van 6 maanden in rekening gebracht, met dien verstande dat het op de tiende werkdag van enig boekjaar geldende EURIBOR-percentage voor leningen met een looptijd van zes maanden van toepassing zal zijn gedurende dat gehele boekjaar. KLM heeft de mogelijkheid om de premie op kwartaalbasis te voldoen. KLM geeft uiterlijk eind december voorafgaand aan het premiejaar aan of zij van deze mogelijkheid gebruik wil
maken. De premiebetalingen zullen alsdan omstreeks de 16e dag van de maand volgend op de kwartaaleinden voldaan worden aan het Fonds.
3. De premies, verschuldigd voor degenen van wie het deelnemerschap krachtens artikel 14 lid 3 van de statuten en betreffende reglementsbepalingen van het Fonds wordt geacht voort te duren worden rechtstreeks aan het Fonds betaald.
4. De totale definitieve jaarpremie, bestaande uit de werkgeverspremie en de deelnemersbijdragen, wordt uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar voldaan aan het Fonds.
6. Gedurende de in onderdeel 5 bedoelde situatie informeert het Fonds tevens elk kwartaal het arbeidsvoorwaardenoverleg, gepensioneerden en de ondernemingsraad van KLM.
4.3 Haalbaarheidstoets
Op grond van artikel 143 van de Pensioenwet voert een pensioenfonds periodiek een 10
haalbaarheidstoets uit. De haalbaarheidstoets geeft inzicht in de samenhang tussen de financiële opzet, het verwachte pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. Het Fonds treedt in overleg met de werkgever en werknemersorganisaties (overlegpartijen) om te bezien of maatregelen genomen moeten worden indien bij de jaarlijkse haalbaarheidstoets blijkt dat:
• het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau niet boven de door het Fonds te kiezen ondergrens voor het pensioenresultaat blijft dan wel;
• het pensioenresultaat op fondsniveau in een wettelijk vastgesteld slecht weerscenario
niet meer dan het hiervoor door het Fonds gestelde maximum, afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau.
Bij de vaststelling van het lange termijn beleggingsbeleid is het bestuur gehouden een optimale verhouding tussen het risico op dekkingstekort en te betalen pensioenpremie na te streven. Om dit doel te bereiken mag de inzet van derivatenconstructies onderdeel zijn van het beleggingsbeleid.
In dit hoofdstuk worden de maatstaven indexering (toeslagverlening) weergegeven en wordt ingegaan op besluitvorming en voorwaarden waaronder indexatie plaatsvindt. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
5.1 Maatstaf indexering
Op de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers kan jaarlijks per 1 januari een indexatie worden verleend van maximaal de algemene loonronde volgens KLM CAO.
Op de ingegane pensioenen van pensioengerechtigden en de premievrije aanspraken op pensioen van gewezen deelnemers kan jaarlijks per 1 januari een toeslag worden verleend van maximaal de prijsindex.
5.2 Besluitvorming en voorwaarden waaronder indexering plaatsvindt
Het Fonds kent een voorwaardelijk indexatiebeleid.
11
Het besluit over het toekennen van indexatie wordt jaarlijks door het bestuur genomen.
De besluitvorming wordt gedaan op basis van de beleidsdekkingsgraad en vermogenspositie per eind november van het jaar voorafgaand aan de toekenning. Indien de omstandigheden dit naar het oordeel van het bestuur noodzakelijk maken kan het bestuur afwijken van de hieronder omschreven systematiek.
a. Bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110% mag geen indexatie worden verleend.
c. Het indexatiepercentage dat maximaal kan worden toegekend wordt uitgedrukt als een percentage van de door het Fonds gehanteerde maatstaf bedoeld in paragraaf 5.1 en bedraagt maximaal 100%. Vervolgens wordt dat percentage toegepast op de feitelijk in dat jaar gerealiseerde maatstaf. De systematiek van de berekening van dit percentage wordt uitgewerkt in het onderdeel sub d.
d. Het Fonds bepaalt het voor indexatie beschikbare vermogen boven de beleidsdekkingsgraad van 110% zoals gesteld in lid b en zoals bedoeld in artikel 15, lid 3 Besluit nFTK, als een bedrag in euro’s. De hoogte van dat beschikbare vermogen in euro’s wordt berekend door de beschikbare beleidsdekkingsgraadpunten (beleidsdekkingsgraad minus 110%, met een minimum van 0%) te vermenigvuldigen met de hoogte van de op dat moment aanwezige technische voorzieningen. Vervolgens wordt de hoogte van de bestendige indexatieverlening
dusdanig bepaald, dat de contante waarde van alle te verlenen indexatie gelijk is aan het beschikbare vermogen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de indexatie jaarlijks tot aan het eind van de sterftetafel verleend wordt en zijn de indexatiekasstromen1 contant gemaakt met maximaal het netto rendement op beursgenoteerde aandelen dat volgt uit artikel 23a, lid 1 onderdeel b, Besluit nFTK. De hieruit te verlenen indexatie wordt uitgedrukt als percentage ten opzichte van de maatstaf.
Indexatieverlening op grond van pensioenreglementen geldend vóór 2008 geschiedt op basis van het bepaalde in het betreffende pensioenreglement, met dien verstande dat de besluitvorming met betrekking tot de toekenning van de indexaties geschiedt op basis van het bepaalde in deze paragraaf.
5.3 Inhaal van gemiste indexatie en reparatie van kortingen
Inhaalindexatie om in het verleden niet toegekende indexatie of reparatie van in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten kan worden verleend op basis van de wettelijke voorwaarden gesteld in artikel 137 van de Pensioenwet. Het repareren van kortingen in de pensioenaanspraken en pensioenrechten heeft voorrang op het toekennen van
12
inhaalindexatie, waarbij de reparatie respectievelijk de inhaal plaatsvindt op grond van
individueel cumulatieve geregistreerde achterstanden en inhaal op gelijke wijze dat wil zeggen voor ieder een gelijk percentage van de cumulatieve geregistreerde achterstand plaatsvindt.
Inhaalindexatie respectievelijk reparatie van kortingen op basis van deze wettelijke voorwaarden is mogelijk indien het vermogen van het Fonds groter is dan het maximum van het vermogen waarbij:
a. die indexatie geen gevolgen heeft voor de indexatie in de toekomst overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 5.2 sub b;
b. de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereiste dekkingsgraad behorend bij het eigen vermogen, bedoeld in artikel 132 van de Pensioenwet behoudt.
In enig jaar wordt ten hoogste een vijfde deel van het vermogen dat voor deze indexatie beschikbaar is, een en ander bepaald conform deze paragraaf, aangewend.
1 Uitgaande van de parameters zoals gesteld in artikel 23a lid 2 van het besluit FTK.
6 Wettelijke vereisten eigen vermogen: Pensioenkortingen indien onvoldoende herstelkracht.
6.1 Minimaal vereist eigen vermogen
Indien de beleidsdekkingsgraad in een situatie als bedoeld in artikel 138, eerste lid van de Pensioenwet, of vastgesteld op grond van artikel 138, zevende lid van de Pensioenwet, zesmaal opeenvolgend onder de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist vermogen ligt en ook de nominale dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt neemt het Fonds binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het Fonds direct voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist vermogen. Voor zover het bij de maatregelen vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten betreft worden deze direct in de technische voorzieningen verwerkt en in beginsel evenredig gespreid in de tijd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt voor het herstelplan dat is opgesteld na constatering van de situatie, bedoeld in de eerste zin. De spreidingsperiode voor kortingen kan echter worden ingekort indien blijkt dat de korting per jaar onder een niveau van 0,5 procentpunt blijft.
13
6.2 Vereist eigen vermogen
Het Fonds beschikt over een vereist eigen vermogen zoals weergegeven in artikel 132 van de Pensioenwet op basis van de strategische beleggingsportefeuille. Wanneer de beleidsdekkingsgraad van het Fonds per het einde van een kalenderkwartaal is komen te liggen onder de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen meldt Fonds dit onverwijld aan de toezichthouder.
In deze situatie dient het Fonds binnen drie maanden of zoveel eerder als de toezichthouder bepaalt ter instemming bij de toezichthouder een concreet en haalbaar herstelplan in tenzij het Fonds gezien de beleidsdekkingsgraad op dat moment weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. In dit herstelplan werkt het Fonds uit hoe het uiterlijk binnen 10 jaar zal voldoen aan het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsportefeuille. Indien het Fonds naar verwachting uiterlijk binnen 10 jaar niet beschikt over het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, kan het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen met inachtneming van het gestelde in artikel 134 lid 2, 3 en 4 van de Pensioenwet.
7 Grondslagen met betrekking tot de waardering van de pensioenen
7.1 Rentegrondslag
Bij de vaststelling van de technische voorzieningen en voor de vaststelling van de kostendekkende premie ten behoeve van verslagleggingsdoeleinden als bedoeld in de Pensioenwet, zal de nominale rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB per 31 december voorafgaand aan enig boekjaar (premie) c.q. de balansdatum (voorziening) worden gehanteerd.
7.2 Verwachte rendementscurve
Bij de vaststelling van de verwachte rendementscurve ter vaststelling van de gedempte kostendekkende premie zoals genoemd in paragraaf 4.1.2 lid 3 en voor toepassing in herstelplannen wordt gebruik gemaakt van een netto meetkundig rendement op de strategische beleggingsportefeuille zoals bedoeld in artikel 23a, lid 6 van het Besluit FTK. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de in het artikel 23 a Besluit FTK vermelde parameters.
14
Voor de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie geldt dat:
b. het rendement voor vastrentende waarden zoals gedefinieerd in het eerste lid onderdeel g voor 5 jaar is vastgezet voor het eerst per 1 januari 2016 op basis van de rente per
30 september 2015.
c. ten aanzien van het bepaalde in paragraaf 4.1.2 lid 3 sub d rekening wordt gehouden met een opslag voor de toekomstbestendige toeslagverlening van de indexatie ter hoogte van de parameters voor prijs- en looninflatie genoemd in het besluit FTK artikel 23a eerste lid onderdeel a.
d. bij de bepaling van de opslag voor het vereist eigen vermogen als bedoeld in paragraaf 4.1.2 lid 3 sub b wordt uitgegaan van de stand van het vereist vermogen per 31 december voorafgaand aan enig boekjaar. Bij de vergelijking tussen toetspremie en vaste premie van enig boekjaar voor de beoordeling in hoeverre geambieerde pensioenbouw kan worden toegekend (zie paragraaf 4.1.4) zal bij de bepaling van de opslag voor het vereist eigen vermogen als bedoeld in paragraaf 4.1.2 lid 3 sub b worden uitgegaan van de stand van het vereist vermogen per eind september van vorig boekjaar.
e. de rendementscurve zal aangepast worden bij wijzigingen in het strategisch beleggingsbeleid.
7.3 Overige actuariële grondslagen
De overige actuariële grondslagen ter vaststelling van de premies en technische voorzieningen zijn vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Fonds en worden periodiek geëvalueerd.
7.4 Arbeidsongeschiktheidsrisico
Aangenomen is dat de kosten verbonden aan de toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioenen en de vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid, kunnen worden gefinancierd uit de vaste premie als vermeld in deze paragraaf 4.1.1. De vaste premie wordt daarbij verondersteld een premieopslag voor arbeidsongeschiktheidspensioen en de vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid te bevatten die is vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota en periodiek wordt geëvalueerd.
7.5 Leeftijdsvaststelling
Verondersteld is dat de deelnemers op 1 juli van hun geboortejaar zijn geboren zodat de leeftijden per de balansdatum worden gesteld op het met een half jaar vermeerderde verschil tussen het boekjaar en het geboortejaar.
8 Technische voorzieningen en Reserves
De technische voorzieningen bestaan uit:
• de technische voorziening voor risico Fonds.
Het Fonds kent daarnaast een viertal Reserves, te weten:
• Toeslagreserve voor actieve deelnemers
• Reserve toekomstige premiekortingen voor deelnemers
• Algemene reserve
• Premiereserve
8.1 Technische voorziening voor risico Fonds
De technische voorziening voor risico Fonds wordt berekend als de contante waarde van de verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de tot de datum van vaststelling opgebouwde onvoorwaardelijke (niet geïndexeerde) pensioenaanspraken over de verstreken
16
deelnemerstijd. Bij arbeidsongeschiktheid wordt de contante waarde van de pensioenaanspraken
berekend op basis van blijvende arbeidsongeschiktheid tot de pensioendatum. De technische voorziening voor risico Fonds wordt verhoogd met een opslag ter dekking van toekomstige uitvoeringskosten. Deze opslag bedraagt eind 2016 1,9%.
De voorziening met betrekking tot arbeidsongeschikte deelnemers bestaat uit de contante waarde van de verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de verplichtingen aan bij het Fonds aangemelde arbeidsongeschikte deelnemers, nog niet aangemelde arbeidsongeschikte deelnemers en zieke deelnemers die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De voorziening voor nog niet aangemelde arbeidsongeschikte deelnemers en zieke deelnemers is gelijk aan de som van de in de jaarpremie van het betreffende jaar en de jaarpremie van het vorige jaar begrepen opslag voor het risico van arbeidsongeschiktheid die geacht wordt onderdeel te zijn van de vaste premie, periodiek wordt getoetst en is vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota.
8.2 Toeslagreserve voor actieve deelnemers
De Toeslagreserve blijft tot nadere besluitvorming in het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen werkgever en erkende werknemersorganisaties aangehouden. Het saldo van deze reserve bedraagt op 1 januari 2016 7,3 miljoen euro.
Jaarlijks wordt per 31 december van het boekjaar, vóór onttrekkingen hebben plaatsgevonden, het (percentage) totaalrendement over de periode november-november aan de Toeslagreserve voor actieve deelnemers toegevoegd.
De Toeslagreserve voor actieve deelnemers per 31 december van enig boekjaar bedraagt maximaal 10% van de nominale technische voorziening voor actieve deelnemers per 31 december van enig boekjaar en kan niet negatief zijn.
8.3 Reserve toekomstige premiekortingen voor deelnemers
Aan het einde van elk boekjaar wordt aan deze reserve interest toegevoegd op basis van het totaalrendement van het Fonds in dat boekjaar. De Reserve toekomstige premiekortingen voor deelnemers blijft tot nadere besluitvorming in het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen werkgever en erkende werknemersorganisaties aangehouden. Het saldo van deze reserve bedraagt op 1 januari 2016 0,2 miljoen euro.
8.4 Algemene reserve
Het deel van het vermogen waartegenover geen verplichtingen vanuit het Fonds staan. 17
Aan het eind van elk boekjaar worden de gerealiseerde vermogensverschillen, inclusief de op de balans tot uitdrukking gebrachte herwaarderingsverschillen en actuariële resultaten, voor zover niet aangewend voor toevoeging aan daarvoor aangewezen voorzieningen en reserves, via de Rekening van Baten en Lasten, ten gunste van deze reserve gebracht.
8.5 Premiereserve
Door het Fonds zijn voor de boekjaren 2014 en 2015 premiemarges aangehouden in verband met van de verlaagde pensioenopbouw ten opzichte van het fiscale kader 2013. Deze op de balans van het Fonds aangehouden premiemarge wordt omgevormd tot een bestemde premiereserve. Uit deze bestemde premiereserve worden door het Fonds de hieronder vermelde toezeggingen gefinancierd:
• de per 1 januari 2016 voor de pensioenregeling 2008A van toepassing zijnde backservicekoopsom voor het deelnemersjaar 2015 voor zover die niet betrekking heeft op KLM-loonrondes, individuele salarisstijgingen en franchisewijziging. Financiering vindt plaats uitgaande van de grondslagen zoals gehanteerd voor de toetspremie.
• De voor de pensioenregeling 2008B voor de jaren 2017 tot en met 2020 verhoogde
deelnemersbijdragecompensatie opslag van 4 procentpunt per jaar.
De gereserveerde middelen worden vanaf 1 januari 2014 jaarlijks met het fondsrendement verhoogd.
1. Deze overeenkomst wordt beheerst door Nederlands recht.
2.a. Partijen verbinden zich om, indien tussen hen een verschil van mening bestaat met betrekking tot de interpretatie, de naleving of het van toepassing zijn van deze overeenkomst, te trachten in overleg tot overeenstemming te komen.
b. Wanneer één der partijen tijdens het in lid 2a bedoelde overleg meent dat zulk een overeenstemming niet te bereiken is, kan zij per aangetekend schrijven aan de wederpartij mededelen dat zij een geschil aanwezig acht hetwelk zij aan arbitrage wenst te onderwerpen.
c. Binnen drie dagen na ontvangst van de in lid 2b genoemde kennisgeving zullen partijen in overleg treden over de vorming van een scheidsgerecht.
Vaststelling van het aantal leden van het scheidsgerecht en benoeming van de leden geschiedt door partijen in onderling overleg.
d. Indien partijen er niet in slagen om na veertien (14) dagen overleg een scheidsgerecht in te stellen dan zal het geschil worden beslecht overeenkomstig het reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI).
e. Het scheidsgerecht conform het NAI zal bestaan uit drie arbiters. De benoeming van deze
arbiters vindt plaats volgens de lijstprocedure, als geregeld in het NAI-reglement. De 18
arbitrage vindt plaats in Amsterdam. Samenvoeging van het arbitraal beding met een ander arbitraal beding zoals voorzien in artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, is uitgesloten. Het scheidsgerecht beslist naar de regelen des rechts.
f. Het scheidsgerecht bepaalt de wijze waarop het geschil zal worden behandeld en de termijnen welke daarbij in acht moeten worden genomen. Het scheidsgerecht zal evenwel geen beslissing nemen zonder ieder van beide partijen gelegenheid te hebben gegeven zich te doen horen en ten minste één schriftelijke conclusie in te dienen.
Bij de behandeling van het geschil kunnen partijen zich door gemachtigden doen vertegenwoordigen en door personen te hunner keuze doen bijstaan.
Het scheidsgerecht bepaalt bij zijn beslissing in welke verhouding de kosten van arbitrage door partijen moeten worden gedragen.
g. De uitspraak van het scheidsgerecht is bindend voor partijen.
10 Datum inwerkingtreding en wijzigingen
• Deze uitvoeringsovereenkomst is vastgesteld op 7 juli 2017 en treedt in werking per 1 januari 2016.
• Deze uitvoeringsovereenkomst vervangt alle eerdere uitvoeringsovereenkomst tussen
KLM en het Fonds. Alle eerdere uitvoeringsovereenkomsten komen met deze uitvoeringsovereenkomst te vervallen. Evenmin kunnen eerdere uitvoeringsovereenkomsten nawerken.
• Partijen kunnen wijzigingen in en aanvullingen op deze overeenkomst
overeenkomen. Deze zijn slechts geldig indien ze schriftelijk zijn vastgelegd in een aanvulling of supplement op deze overeenkomst, die door beide partijen is ondertekend.
Aldus overeengekomen en getekend in tweevoud te Amstelveen op
19
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPPIJ N.V.
Drs. E.R. Swelheim RC Ir. A.W. Slagt
Managing Director & Chief Financial Officer EVP Human Resources & Industrial Relations
STICHTING PENSIOENFONDS KLM-CABINEPERSONEEL
Drs. X.X. xx Xxxx RC R.C. Koster
Vicevoorzitter Vicevoorzitter