STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 20609
27 juni
2024
Bestuursovereenkomst Nationaal Slavernijmuseum
Ministerie van OCW – Gemeente Amsterdam
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: Staatssecretaris van OCW,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor Kunst en cultuur en Inclusie en anti-discriminatiebeleid, hierna te noemen: gemeente,
hierna te noemen: partijen, overwegende dat:
– de gemeente en het Rijk tot doel hebben om het historisch bewustzijn en de kennis over doorwer-
king van het slavernijverleden te vergroten;
– de gemeente in dat verband tot doel heeft een Nationaal Slavernijmuseum (hierna: het museum) op te richten, welk doel door het Rijk sinds 2019 wordt ondersteund;
– het initiatief voor het museum afkomstig is van de gemeente en het Rijk hier sinds 2021 financieel aan bijdraagt vanwege het koninkrijksbrede belang van het museum;
– partijen het belang van de komst van het museum onderschrijven. De verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat ten opzichte van het slavernijverleden en het belang van het museum is onderschreven bij de excuses van de regering in 2022 voor het handelen van de Nederlandse staat in het verleden;
– de kwartiermakers een museaal ondernemingsplan hebben opgeleverd en er na besluitvorming door de gemeenteraad een nieuwe fase aanbreekt voor het museum;
– het Rijk en de gemeente tot nu toe hebben opgetreden als gezamenlijk opdrachtgever voor de kwartiermakers voor het museum;
– partijen voor de nieuwe fase afspraken wensen te maken over de verantwoordelijkheden in de periode tot de verwachte opening van het museum in 2030 en daarna,
KOMEN OVEREEN:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Het doel van deze bestuursovereenkomst is de betrokkenheid van partijen vast te leggen door afspraken te maken over de verantwoordelijkheidsverdeling voor de totstandkoming van het museum, zowel inhoudelijk als financieel.
Artikel 2
Partijen bevorderen dat zij over en weer voldoende geïnformeerd zijn over het te voeren beleid op landelijk, regionaal en lokaal niveau, dat relevant is voor de totstandkoming van het museum.
Artikel 3
De afspraken in deze bestuursovereenkomst zijn niet in rechte afdwingbaar.
HOOFDSTUK 2. VERANTWOORDELIJKHEDEN
Artikel 4 Tot opening van het museum
1. De gemeente is verantwoordelijk voor de oprichting van een museumorganisatie. Dit betekent dat de gemeente verantwoordelijk is voor de oprichting van de stichting ten behoeve van de exploita- tie van het museum.
2. De gemeente is verantwoordelijk voor de bouw van een museumgebouw. Dit betekent dat de
gemeente opdrachtgever is voor de bouw van het museum en zorg draagt voor het ontwerp en de uitvoering van de bouw van het museum.
3. De Staatssecretaris van OCW blijft betrokken bij de ondersteuning van de museumorganisatie en de ontwikkeling van het op te richten kenniscentrum ten behoeve van (publieke) toegang tot kennis over het slavernijverleden.
Artikel 5 Na de opening van het museum
1. De op te richten stichting is verantwoordelijk voor de exploitatie van het museum na opening. Er worden afspraken gemaakt tussen de stichting en de gemeente over de huur en het beheer en onderhoud van het museum.
2. De gemeente is voornemens de helft van het exploitatietekort van het museum te dekken.
3. De Staatssecretaris van OCW onderzoekt – onverminderd artikel 7, onder C – wat de mogelijkhe- den zijn voor een grotere verantwoordelijkheid voor het Rijk omtrent subsidie voor collectiebeheer en/of publieksactiviteiten na de opening van het museum, mocht een volgend kabinet daartoe besluiten.
4. Partijen treden tijdig in overleg met elkaar over subsidies ten behoeve van de exploitatie van het museum.
HOOFDSTUK 3. FINANCIËN
Artikel 6 Middelen van de gemeente
1. De gemeente draagt eenmalig in totaal € 47,4 miljoen bij aan de totstandkoming van het museum, waarmee zowel de oprichting van de museumorganisatie als de bouw van het museumgebouw wordt bedoeld. De bijdrage aan de bouw van het museum is € 45,2 miljoen. De bijdrage aan de oprichting van de museumorganisatie is € 2,2 miljoen.
2. De gemeente heeft middelen gereserveerd ten behoeve van de structurele exploitatie na opening van het museum.
Artikel 7 Middelen van het Rijk
A. Bouw van het museum
1. De Staatssecretaris van OCW draagt éénmalig in totaal € 32,172 miljoen, inclusief btw, bij aan de bouw van het museumgebouw, zoals is aangekondigd in de Meerjarenbrief De kracht van creativiteit1.
B. Kenniscentrum en ontwikkeling van de organisatie
1. De Staatssecretaris van OCW draagt eenmalig in totaal € 3 miljoen, inclusief btw, bij aan de oprichting van een kenniscentrum ten behoeve van (publieke) toegang tot kennis van het slavernijverleden. Deze middelen zijn in aanvulling op de middelen, bedoeld in artikel 7, onderdeel A.
2. De Staatssecretaris van OCW draagt eenmalig in totaal € 4,492 miljoen bij aan de ontwikkeling van de organisatie en de inrichting van het museum. Dit bedrag is inclusief btw. Deze middelen zijn in aanvulling op de middelen, bedoeld in artikel 7, onderdeel A.
3. De Staatssecretaris is voornemens om de middelen, genoemd in het eerste en tweede lid, toe te kennen aan de gemeente.
C. Publieksactiviteiten
De Staatssecretaris van OCW zal zich inspannen om structureel € 1 miljoen per jaar te reserveren voor publieksactiviteiten na opening van het museum.
Artikel 8 Risicoprofiel
De oprichting- en totstandkoming van het museum is de verantwoordelijkheid van de gemeente,
1 Meerjarenbrief cultuur – De kracht van creativiteit, Kamerstuk 32 820 nr. 482
waarmee zowel de oprichting van de museumorganisatie als de bouw van het museumgebouw wordt bedoeld. Dit betekent dat meer- of minderkosten bij de totstandkoming van het museum voor rekening van de gemeente komen.
Paragraaf 4. Slotbepalingen
Artikel 9
De in artikel 7 genoemde middelen zullen waar van toepassing worden verstrekt onder de voorwaarde dat de begrotingswetgever voldoende gelden ter beschikking stelt.
Artikel 10
Deze bestuursovereenkomst treedt in werking vanaf het moment van ondertekening en eindigt uiterlijk één jaar na openstelling van het museum. Partijen treden uiterlijk een jaar voor het beëindigen van de bestuursovereenkomst in overleg over eventuele voortzetting van de bestuursovereenkomst.
Artikel 11
De gemeente zal de Staatssecretaris van OCW informeren over relevante ontwikkelingen over het museum.
Artikel 12
Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat deze bestuursovereen- komst billijkheidshalve behoort te worden gewijzigd, zullen partijen over wijziging van deze bestuurs- overeenkomst in overleg treden.
Artikel 13
Partijen evalueren de bestuursafspraken jaarlijks vanaf het moment van ondertekening. De bestuursaf- spraken kunnen alleen schriftelijk met wederzijds goedvinden van partijen worden gewijzigd.
Artikel 14
Binnen zes weken na ondertekening van de bestuursafspraken wordt de zakelijke inhoud daarvan door de Staatssecretaris van OCW gepubliceerd in de Staatscourant.
Te Amsterdam, 29 mei 2024
F.Q. Xxxxx Xxxxxx-xxx Xxxxxxxx,
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
X. Xxxxxxx,
wethouder van de gemeente Amsterdam