Artikel 1 Naam en zetel
Artikel 1 Naam en zetel
De stichting draagt de naam: Stichting Calamiteitenfonds Reizen, hierna te noemen: het “Calamiteitenfonds”. Zij is gevestigd te Rotterdam.
Artikel 2 Doel en reikwijdte
1. Het Calamiteitenfonds heeft ten doel het doen van uitkeringen aan of voor reizigers en al hetgeen daaraan dienstbaar kan zijn ter zake van op de Nederlandse markt aangeboden en afgesloten pakketreisovereenkomsten, gekoppelde reisarrangementen, overeenkomsten van vervoer of overeenkomsten van verblijf van personen indien deze reizigers geldelijke schade lijden in gevallen dat de betrokken deelnemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet of niet volledig kan of mag nakomen als gevolg van een (dreigende) calamiteit.
2. De in lid 1 bedoelde uitkeringen zullen alleen worden gedaan indien en voor zover:
a. de overeenkomst is afgesloten met een deelnemer van het Calamiteitenfonds;
b. de calamiteitencommissie als bedoeld in artikel 19 van de statuten heeft vastgesteld en bekendgemaakt dat voor de plaats waar de overeenkomst moet worden uitgevoerd een uitkeringsvatbare situatie bestaat of heeft bestaan en de reis, het vervoer of het verblijf vóór de bekendmaking van de vaststelling was aangevangen;
c. de reiziger zijn schade niet kan verhalen op de deelnemer en/of derden.
3. De in lid 1 bedoelde uitkeringen zullen de betaalde reissom, vervoersgelden of verblijfsgelden, in voorkomend geval vermeerderd met de meerkosten van repatriëring of aanpassing van een reis of verblijf, niet te boven gaan.
4. Teneinde voormeld doel te kunnen verwezenlijken zal het Calamiteitenfonds een vermogen vormen op de in artikel 3 genoemde wijze.
Artikel 3 Vermogen
Het vermogen van het Calamiteitenfonds zal worden gevormd door:
– publieksbijdragen;
– deelnemersbijdragen;
– subsidies;
– erfstellingen, legaten en schenkingen;
– overige baten.
Artikel 4 Bestuur: samenstelling, benoeming, schorsing, ontslag, beloning
1. Het Calamiteitenfonds wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit drie (3) leden onder toezicht van een raad van toezicht. Slechts natuurlijke personen kunnen bestuurder zijn.
2. De bestuurders worden benoemd door de raad van toezicht op voordracht van het bestuur voor een periode van drie (3) jaar.
Het bestuur informeert de raad van toezicht zo spoedig mogelijk over het ontstaan van een vacature in het bestuur.
1/15 versie 202401
3. De voordracht tot benoeming van een bestuurder wordt schriftelijk ingediend bij de raad van toezicht. Van de kandidaat wordt in elk geval meegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep en de betrekkingen die hij bekleedt en die hij heeft bekleed, voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van zijn taak.
De raad van toezicht is vrij om in de benoeming te voorzien als het bestuur de voordracht niet uiterlijk drie maanden na het ontstaan van de te vervullen vacature schriftelijk heeft ingediend bij de raad van toezicht. De raad van toezicht kan in spoedeisende gevallen deze termijn verkorten tot minimaal één maand.
4. Tot bestuursleden zijn niet benoembaar personen, die behoren tot de delen van het bedrijfsleven waarvoor de regeling van het Calamiteitenfonds geldt of betrokken zijn bij een organisatie die actief is in de reisbranche of activiteiten ontwikkelt in de reisbranche.
5. Een bestuurder moet voldoen aan de volgende vereisten:
a. een bestuurder is een natuurlijk persoon;
b. een bestuurder heeft het vrije beheer over zijn vermogen;
c. een bestuurder is geen lid van enig ander orgaan van de stichting;
d. een bestuurder is in de laatste vijf jaar niet door de rechtbank ontslagen als bestuurder van een stichting.
6. De raad van toezicht stelt een profielschets op voor de samenstelling van het bestuur, rekening houdend met de aard van het Calamiteitenfonds, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de bestuurders. Voordat een bestuurder wordt benoemd, onderzoekt de raad van toezicht het werkverleden, de integriteit, de kwaliteit en de geschiktheid van de bestuurder voor de functie. Ook onderzoekt de raad van toezicht of er belangentegenstellingen of nevenfuncties zijn die de bestuurder in zijn functioneren in het uitoefenen van zijn functie kunnen belemmeren.
7. Een bestuurder wordt benoemd voor een termijn van maximaal drie (3) jaar, met dien verstande dat zijn (benoemings)termijn automatisch eindigt op de dag nadat zijn benoemingstermijn is verstreken. Een bestuurder kan worden herbenoemd voor een periode van telkens maximaal drie (3) jaar. Behoudens het bepaalde in de volgende zin is de maximale aaneengesloten termijn voor leden van het bestuur negen (9) jaar. De raad van toezicht kan op voorstel van het bestuur
om zwaarwichtige reden besluiten af te wijken van de voormelde maximale aaneengesloten termijn van negen (9) jaar.
2/15 versie 202401
8. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek eindigt het bestuurslidmaatschap door:
a. het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 7 van dit artikel;
b. overlijden;
c. vrijwillig aftreden;
d. het onherroepelijk worden van het faillissement van de bestuurder, het aanvragen van surseance van betaling, het op enige wijze verliezen van het beheer over het vermogen van de bestuurder, het onder curatele of onder bewind stellen van de bestuurder of het van toepassing worden van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op de bestuurder;
e. ontslag door de raad van toezicht krachtens een besluit, genomen in een vergadering waarin alle leden van de raad aanwezig dan wel rechtsgeldig vertegenwoordigd zijn en gebaseerd op het met redenen omklede oordeel van de raad dat de bestuurder niet meer voldoet aan de eisen van bekwaamheid, geschiktheid en/of aan de eisen als bedoeld in lid 4 en lid 5;
f. ontslag door de rechtbank.
9. Een lid van het bestuur kan door de raad van toezicht bij een met redenen omkleed besluit worden geschorst op een grond als bedoeld in lid 8 sub e van dit artikel. De schorsing kan ten hoogste zes weken duren en eindigt van rechtswege, indien binnen die termijn het geschorste lid, hetzij bij besluit van de raad van toezicht, hetzij op eigen verzoek ontslag heeft verkregen.
Verenigt het geschorste lid zich niet met het besluit tot schorsing, dan dient de raad van toezicht het geschorste lid in de gelegenheid te stellen zich in een vergadering van de raad van toezicht, welke gehouden dient te worden uiterlijk binnen drie weken nadat bedoeld besluit is genomen, te verantwoorden. De bestuurder kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan. Leidt een en ander niet tot beëindiging van de schorsing, dan is het bepaalde in lid 10 van dit artikel van toepassing.
10. Indien bij het ontslag of schorsing van een bestuurslid - in dit laatste geval na de verantwoording als bedoeld in lid 9 - het bestuur respectievelijk de betrokken bestuurder zich met het besluit niet verenigen kan, zal het geschil worden beslecht door de Rechtbank Rotterdam, waarbij zowel de raad van toezicht als het bestuur rechtsgeldig zullen zijn vertegenwoordigd door hun respectievelijke voorzitters, tenzij het ontslag of de schorsing de voorzitter van het bestuur betreft, in welk geval de niet betrokken bestuursleden met de vertegenwoordiging belast zijn.
11. De leden van het bestuur genieten ten laste van het Calamiteitenfonds een door de raad van toezicht vast te stellen honorarium. Het Calamiteitenfonds vergoedt de leden de voor de uitoefening van hun functie noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte kosten.
3/15 versie 202401
12. Indien het aantal bestuursleden daalt beneden het aantal zoals in artikel 4 lid 1 is vastgesteld, blijven de overblijvende bestuursleden of blijft het enig overblijvende bestuurslid een bevoegd bestuur onder de verplichting zo spoedig mogelijk een voordracht als bedoeld in artikel 4 lid 2 te doen aan de raad van toezicht. Indien door enige omstandigheid het gehele bestuur komt te ontbreken, zonder dat in de vacature(s) is voorzien, wordt zo spoedig mogelijk door de raad van toezicht een nieuw bestuurslid in de functie van voorzitter van het bestuur benoemd met de uitdrukkelijke opdracht een of meer voordracht(en) te doen aan de raad van toezicht.
Artikel 5 Bestuur: functieverdeling
1. Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter.
2. Indien door enige omstandigheid het bestuur tijdelijk bestaat uit één bestuurder heeft deze alle rechten en verplichtingen door deze statuten aan bestuursleden gegeven dan wel opgelegd.
3. Het bestuur stelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van deze statuten een bestuursreglement op dat ter goedkeuring aan de raad van toezicht wordt voorgelegd.
Artikel 6 Bestuur: vergaderingen
1. De voorzitter roept het bestuur bijeen, zo vaak hij dit in het belang van het Calamiteitenfonds noodzakelijk oordeelt, dan wel indien een bestuurslid daartoe, onder opgave van de te behandelen punten, aan de voorzitter een verzoek doet. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft, zodanig dat de vergadering niet wordt gehouden binnen zes weken na het verzoek, is verzoeker bevoegd zelf een bestuursvergadering bijeen te roepen.
2. Bij een bijeenroeping wordt opgegeven op welke dag de vergadering plaatsvindt, wat het aanvangstijdstip van de vergadering is en welke onderwerpen worden behandeld (agenda). De bijeenroeping vindt plaats met inachtneming van een termijn van ten minste acht dagen, de dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend.
De bestuurder die voor dit doel een adres aan het Calamiteitenfonds bekend heeft gemaakt, kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht. De vergaderingen worden gehouden op de plaats te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
3. Als wordt gehandeld in strijd met enige bepaling van het vorige lid kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen als alle bestuurders in de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
4/15 versie 202401
4. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf een voorzitter aan.
Een bestuurslid kan zich in de vergadering door een medebestuurslid laten vertegenwoordigen door middel van een ter beoordeling van de voorzitter toereikende schriftelijke volmacht. Een elektronisch vastgelegde volmacht geldt als een schriftelijke volmacht. Een bestuurslid kan slechts voor één medebestuurslid als gemachtigde optreden.
5. Als het bestuur daartoe besluit, kunnen bestuurders hun vergaderrechten uitoefenen via een elektronisch communicatiemiddel. De bestuurder die op deze wijze aan de vergadering deelneemt, moet minimaal via het elektronisch communicatiemiddel:
- kunnen worden geïdentificeerd;
- rechtstreeks kunnen kennisnemen van de beraadslagingen in de vergaderingen en in de vergadering het woord kunnen voeren;
- het stemrecht kunnen uitoefenen.
Het bestuur kan verdere voorwaarden stellen aan het gebruik van het elektronisch communicatiemiddel. Als verdere voorwaarden worden gesteld, worden deze bij de oproeping tot de vergadering bekend gemaakt.
De bestuurder die via een elektronisch communicatiemiddel aan een vergadering deelneemt, geldt als in de vergadering aanwezig.
Artikel 7 Bestuur: besluitvorming
1. In een bestuursvergadering heeft ieder bestuurslid recht op het uitbrengen van één stem. Het betreffende bestuurslid dient zich van stemming te onthouden met betrekking tot zaken waar het betreffende bestuurslid persoonlijk of uit hoofde van zijn functie elders – zowel direct als indirect – een belang heeft dat tegenstrijdig is of kan zijn met inachtneming van het in lid 4 bepaalde.
2. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald neemt het bestuur zijn besluiten met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen van de in de vergadering aanwezige of vertegenwoordigde leden, met dien verstande dat voor het nemen van besluiten tenminste de helft van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd dient te zijn. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
3. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, tenzij een bestuurslid zich hiertegen verzet. Alle besluiten van het bestuur, ook die genomen zijn buiten vergadering, worden opgenomen in een besluitenregister.
4. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslagingen en de besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het Calamiteitenfonds en de met haar verbonden organisatie. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
5/15 versie 202401
5. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon.
Artikel 8 Bestuur: bevoegdheid en vertegenwoordiging
1. Behoudens beperkingen volgens deze statuten is het bestuur belast met het besturen van het Calamiteitenfonds. Bij de uitoefening van haar taak richt het bestuur zich naar het belang van het Calamiteitenfonds.
2. Het bestuur is bevoegd tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij het Calamiteitenfonds in het kader van het doel van het Calamiteitenfonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheid voor een schuld van een derde verbindt.
3. Het Calamiteitenfonds wordt vertegenwoordigd door twee bestuursleden gezamenlijk. Het bestuur kan aan een bestuurder, als ook aan een ander schriftelijke volmacht verlenen om het Calamiteitenfonds binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
4. Het bestuur is bevoegd, indien en voor zover door hem nodig geacht en indien en voor zover mogelijk, de risico's, die het Calamiteitenfonds loopt krachtens artikel 2 van deze statuten, door het sluiten van een of meer verzekeringen af te dekken.
5. In geval van ontstentenis of belet van één of meer bestuurders zijn de overige bestuurder(s) tijdelijk met het bestuur van het Calamiteitenfonds belast. In geval van ontstentenis of belet van alle bestuurder(s), is de raad van toezicht of de persoon die daartoe door de raad van toezicht wordt aangewezen met het bestuur van het Calamiteitenfonds belast voor de duur van die aanwijzing.
Artikel 9 Directie
1. Het bestuur is bevoegd een procuratiehouder aan te stellen met de titel ‘directeur’, die meer in het bijzonder wordt belast met de dagelijkse leiding van het Calamiteitenfonds.
2. Het bestuur stelt de taken en de bevoegdheden van de directeur vast en de omvang van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid.
6/15 versie 202401
Artikel 10 Raad van toezicht: samenstelling, benoeming, schorsing, ontslag en beloning
1. De stichting heeft een raad van toezicht bestaande uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. Slechts natuurlijke personen kunnen lid van de raad van toezicht zijn. Het aantal leden van de raad wordt vastgesteld door de raad van toezicht. Tot leden van de raad van toezicht zijn niet benoembaar personen die behoren tot de delen van het bedrijfsleven waarvoor de regeling van het Calamiteitenfonds geldt.
2. De raad van toezicht kiest uit zijn midden een voorzitter. De raad van toezicht kan een extern persoon aanwijzen die met het secretariaat van de raad van toezicht belast wordt.
3. De leden van de raad van toezicht worden benoemd door de raad van toezicht. Eén lid van de raad van toezicht wordt benoemd op bindende voordracht van de vereniging: ANVR: Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen, (hierna te noemen: ANVR) ingeschreven in het handelsregister onder nummer 40530120.
4. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden voorzien. De raad van toezicht informeert de ANVR zo spoedig mogelijk over het ontstaan van een vacature in de raad van toezicht, waarvoor de ANVR een voordracht moet doen. De raad van toezicht is vrij om in de benoeming te voorzien als de ANVR de voordracht niet uiterlijk drie maanden na het ontstaan van de te vervullen vacature schriftelijk heeft ingediend bij de raad van toezicht. De raad van toezicht kan in spoedeisende gevallen deze termijn verkorten tot minimaal één maand.
5. Een lid van de raad van toezicht moet voldoen aan de volgende vereisten:
a. een lid van de raad van toezicht is een natuurlijk persoon;
b. een lid van de raad van toezicht heeft het vrije beheer over zijn vermogen;
c. een lid van de raad van toezicht is geen bestuurder van het Calamiteitenfonds en ook geen lid van enig ander orgaan van het Calamiteitenfonds;
d. een lid van de raad van toezicht is in de afgelopen drie jaar geen werknemer van het Calamiteitenfonds geweest;
e. een lid van de raad van toezicht is in de laatste vijf jaar niet door de rechtbank ontslagen als bestuurder van een stichting.
De raad van toezicht stelt een profielschets op voor zijn omvang en samenstelling, rekening houdend met de aard van het Calamiteitenfonds, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de verschillende leden van de raad van toezicht.
7/15 versie 202401
6. Een lid van de raad wordt benoemd voor een termijn van maximaal drie (3) jaar, met dien verstande dat zijn (benoemings)termijn automatisch eindigt op de dag nadat zijn benoemingstermijn is verstreken. Een lid van de raad kan worden herbenoemd voor een periode van telkens maximaal drie (3) jaar. Behoudens het bepaalde in de volgende zin is de maximale aaneengesloten termijn voor leden van de raad van toezicht negen (9) jaar. De raad van toezicht kan om zwaar- wichtige reden besluiten af te wijken van de voormelde maximale aaneengesloten termijn van negen (9) jaar.
7. Een lid van de raad van toezicht verliest zijn functie door:
a. het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 6 van dit artikel;
b. overlijden;
c. vrijwillig aftreden;
d. het onherroepelijk worden van het faillissement van betrokkene, het aanvragen van surseance van betaling, het op enige wijze verliezen van het beheer over het vermogen van betrokkene, het onder curatele of onder bewind stellen van betrokkene of het van toepassing worden van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op betrokkene;
e. ontslag door de raad van toezicht;
Onverminderd het bepaalde onder e, kan een door de ANVR voorgedragen lid van de raad van toezicht ook door de ANVR worden geschorst of ontslagen.
Het bepaalde in lid 8 van dit artikel is hierop zoveel mogelijk van toepassing.
8. Een lid van de raad van toezicht kan worden geschorst door de raad van toezicht. Na een schorsing van een lid van de raad van toezicht roept de voorzitter van de raad van toezicht een nieuwe vergadering bijeen, die wordt gehouden binnen vier weken na de schorsing. In die vergadering wordt besloten of de schorsing wordt opgeheven, de schorsing wordt verlengd of het betreffende lid van de raad van toezicht wordt ontslagen. Een schorsing kan in totaal nooit langer dan drie maanden duren.
Als geen nieuwe vergadering wordt gehouden binnen de hiervoor vermelde vier weken, als de schorsing niet wordt verlengd in die vergadering of als na verloop van drie maanden geen besluit tot ontslag is genomen, vervalt de schorsing.
9. De leden van de raad van toezicht genieten een beloning welke door hen wordt vastgesteld overeenkomstig de door hen opgestelde richtlijnen.
8/15 versie 202401
Artikel 11 Raad van toezicht: vergaderingen
1. De raad van toezicht vergadert ten minste driemaal per jaar en verder zo dikwijls een lid van de raad dit wenselijk acht of het bestuur of een bestuurslid of de directeur daarom verzoekt.
2. De oproeping van vergaderingen geschiedt - onder vermelding van de te behandelen punten - door de voorzitter van de raad van toezicht en bij zijn afwezigheid of verhindering door een van de andere leden met inachtneming van een oproepingstermijn van ten minste acht dagen, de dag van de bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend. De voorzitter kan deze termijn om gewichtige redenen verkorten zulks ter beoordeling van de voorzitter.
De leden van de raad van toezicht kunnen zich door een ander lid van de raad van toezicht bij schriftelijke volmacht doen vertegenwoordigen.
3. Het bepaalde in artikel 6 en 7 met betrekking tot het houden van vergaderingen en het nemen van besluiten en het nemen van besluiten buiten vergadering is zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
4. Een lid van de raad van toezicht kan voor niet meer dan voor één ander lid van de raad van toezicht als gemachtigde optreden.
5. De raad van toezicht bespreekt minimaal éénmaal per jaar:
- de strategie en de voornaamste risico’s verbonden aan het Calamiteitenfonds en haar activiteiten;
- de uitkomsten van de beoordeling door het bestuur van de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen en eventuele significante wijzigingen daarin;
- zijn eigen functioneren, het functioneren van het bestuur en de relatie tussen de raad van toezicht en het bestuur.
Artikel 12 Raad van toezicht: besluitvorming
1. De raad van toezicht besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen. Ieder lid van de raad van toezicht heeft recht op het uitbrengen van één stem.
2. Alle besluiten van de raad van toezicht, ook die genomen zijn op andere wijze dan in een vergadering, worden opgenomen in een besluitenregister.
3. Wanneer het Calamiteitenfonds van enig besluit van de raad van toezicht wil doen blijken, is de ondertekening van het stuk, waarin het besluit is vervat, door de voorzitter en een ander lid van de raad voldoende.
9/15 versie 202401
4. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslagingen en de besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het Calamiteitenfonds en de met haar verbonden organisatie.
Wanneer de raad van toezicht hierdoor geen besluit kan nemen, vervalt het bepaalde in de vorige volzin en wordt het besluit alsnog genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 13 Raad van toezicht: taken en bevoegdheden
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken binnen het Calamiteitenfonds zelf. De raad van toezicht is voorts belast met al hetgeen in deze statuten aan hem wordt opgedragen. Met inachtneming van het voorgaande verstrekt het bestuur aan de raad van toezicht op verzoek alle inlichtingen over de algemene gang van zaken binnen het Calamiteitenfonds.
2. De raad van toezicht adviseert het bestuur zo dikwijls als dat wordt verlangd of door de raad van toezicht wenselijk wordt geacht.
3. Bij de uitoefening van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het belang van het Calamiteitenfonds. De leden van de raad van toezicht oefenen hun functie onafhankelijk uit, zonder last of ruggespraak. Een lid van de raad van toezicht vermijdt elke vorm en schijn van persoonlijke bevoordeling of belangenverstrengeling tussen hem en het Calamiteitenfonds. Hij verschaft de raad van toezicht inzicht in de door hem uitgeoefende nevenfuncties.
4. De raad van toezicht heeft recht op alle voor de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens. De raad van toezicht heeft te allen tijde toegang tot het kantoor van het Calamiteitenfonds en heeft het recht inzage te nemen in de boeken, bescheiden, correspondentie en andere gegevensdragers van de het Calamiteitenfonds. De raad van toezicht kan, als zij dat wenselijk of noodzakelijk acht, zich ten behoeve van de uitoefening van zijn taak voor rekening van het Calamiteitenfonds doen bijstaan door externe deskundigen.
5. De raad van toezicht doet verslag van zijn werkzaamheden en het uitgeoefende toezicht. Dit verslag wordt aan de verslaggevingsstukken toegevoegd, als bedoeld in artikel 15.
6. Indien door enige omstandigheid een of meer leden van de raad komen te ontbreken, vormen de overgebleven leden van de raad van toezicht, een bevoegd college totdat in de vacature(s) is voorzien.
7. In geval van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht, is de persoon die daartoe door het bestuur wordt aangewezen met de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht belast voor de duur van die aanwijzing.
10/15 versie 202401
Artikel 14 Vrijwaring bestuur, raad van toezicht en calamiteitencommissie Degene die in het kader van de uitoefening van zijn lidmaatschap van het bestuur, van de raad van toezicht of van de calamiteitencommissie als bedoeld in artikel 19 van deze statuten door een derde civielrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld, wordt door het Calamiteitenfonds voor de financiële gevolgen daarvan gevrijwaard, behoudens in het geval er sprake is van opzet of grove schuld van het betreffende lid. Het Calamiteitenfonds draagt bovendien zorg voor een aansprakelijkheidsverzekering.
Artikel 15 Boekjaar, begroting, jaarverslag, rekening en verantwoording
1. Het boekjaar van het Calamiteitenfonds valt samen met het kalenderjaar. Voor aanvang van enig boekjaar legt het bestuur aan de raad van toezicht een begroting ter goedkeuring over.
2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken van het Calamiteitenfonds afgesloten en wordt daaruit een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken vergezeld van een door het bestuur opgemaakte toelichting en een verslag ter zake van een door het bestuur benoemde registeraccountant, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan de raad van toezicht worden aangeboden.
3. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld en door de raad van toezicht goedgekeurd. De goedkeuring strekt tot decharge van het bestuur voor alle handelingen welke uit de jaarstukken blijken.
4. Het bestuur stelt de deelnemers binnen dertig dagen na vaststelling van de jaarrekening in kennis van de gang van zaken van het afgelopen boekjaar.
Artikel 16 Geheimhouding bestuur en raad van toezicht
1. De bestuursleden en de leden van de calamiteitencommissie zijn tegenover derden en de raad van toezicht tot geheimhouding verplicht van alle, in het kader van hun functie-uitoefening, aan hen opgekomen gegevens - operationele en financiële gegevens daaronder begrepen - behalve:
a. de gegevens, welke aan derden moeten worden verstrekt op grond van wettelijke voorschriften;
b. de gegevens, welke aan de raad van toezicht als orgaan van het Calamiteitenfonds dienen te worden verstrekt noodzakelijk om tot een behoorlijke taakuitoefening door voornoemde raad te komen;
c. de gegevens, welke aan de assuradeuren verstrekt dienen te worden voor zover dit voor uitvoering respectievelijk nakoming van de verzekeringsovereenkomst noodzakelijk is.
2. Op de raad van toezicht rust een gelijkluidende verplichting tot geheimhouding als bedoeld in lid 1.
11/15 versie 202401
Artikel 17 Verkrijging en beëindiging deelnemerschap
1. Over verkrijging en beëindiging van het deelnemerschap besluit het bestuur met inachtneming van hetgeen ten tijde dat het besluit wordt genomen daarover in het deelnemersreglement is bepaald.
2. Het deelnemerschap komt tot stand door het schriftelijk aangaan van een overeenkomst tussen het Calamiteitenfonds en de deelnemer. Alle bepalingen van deze statuten, van het deelnemersreglement en van overige reglementen en regelingen, zoals die thans luiden of in de toekomst zullen gaan luiden, worden geacht te zijn ingelast als tussen partijen overeengekomen.
3. Het deelnemerschap eindigt door:
a. opzegging door de deelnemer;
b. financieel onvermogen van de deelnemer;
c. juridische fusie of splitsing van de deelnemer conform Titel 2.7 van het Burgerlijk Wetboek;
d. overdracht van éénenvijftig (51) procent of meer van aandelen in de deelnemer dan wel anderszins wijziging in de zeggenschap bij de deelnemer zonder voorafgaande toestemming van het bestuur;
e. besluit van het bestuur tot beëindiging met onmiddellijke ingang;
f. het in vervulling gaan van de voorwaarde(n) voor beëindiging vervat in een besluit van het bestuur tot voorwaardelijke beëindiging met ingang van de in dat besluit te bepalen datum.
4. Een belanghebbende heeft het recht om beroep in te stellen bij een commissie van beroep, waarvan de samenstelling en werkwijze zijn geregeld in het beroeps- reglement, dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 22 van deze statuten tegen:
a. een besluit van het bestuur houdende afwijzing van de aanvraag tot verkrijging van het deelnemerschap;
b. een besluit van het bestuur houdende beëindiging van het deelnemerschap met onmiddellijke ingang, respectievelijk voorwaardelijke beëindiging als nader in het voorgaande lid omschreven;
c. andere besluiten zoals genoemd en omschreven in het deelnemersreglement.
Artikel 18 Calamiteiten
1. Onder een calamiteit wordt verstaan een door molest of een natuurramp veroorzaakte abnormale gebeurtenis.
2. In geval van een calamiteit als bedoeld in lid 1 stelt de calamiteitencommissie als bedoeld in artikel 19 vast of ten gevolge daarvan voor een bepaald gebied een uitkeringsvatbare situatie als bedoeld in lid 3 bestaat of heeft bestaan, wanneer die situatie is aangevangen en hoelang die situatie voortduurt respectievelijk heeft voortgeduurd.
Zij is bevoegd in geval van een dergelijke vaststelling bindende instructies te geven.
12/15 versie 202401
3. Een uitkeringsvatbare situatie doet zich voor indien in zodanige mate sprake is van gevaar voor de persoon en/of de goederen van de reiziger of indien in zodanige mate de infrastructuur is aangetast dat, met inachtneming van de bepalingen uit het deelnemersreglement en de garantieregeling,de nakoming van zijn verplichtingen uit de reisovereenkomst, de overeenkomst van vervoer of van verblijf van personen, in redelijkheid niet van de deelnemer kan worden verwacht.
4. In geval van een dreigende calamiteit stelt de calamiteitencommissie vast of in verband met het daaruit voortvloeiende risico van gevaar voor de persoon en/of de goederen van de reiziger, voor een bepaald gebied en een bepaalde tijd een dekkingsbeperking moet worden ingesteld.
5. Indien in geval van een dreigende calamiteit de kans aanmerkelijk is dat zich het daaruit voortvloeiende risico voor gevaar voor de persoon en/of de goederen van de reiziger verwerkelijkt, stelt de calamiteitencommissie voor een bepaald gebied en een bepaalde tijd een uitkeringsvatbare situatie vast ten behoeve van de reiziger op wiens overeenkomst die vaststelling betrekking heeft en ten aanzien van wie de uitvoering van die overeenkomst op het moment van de bekendmaking van die vaststelling reeds was aangevangen. Zij is bevoegd in een dergelijk geval bindende instructies te geven.
6. De calamiteitencommissie oordeelt en besluit onafhankelijk van de andere organen van het Calamiteitenfonds en van de benoemende instanties als bedoeld in artikel 19 lid 2.
7. De taak en werkwijze van de calamiteitencommissie worden geregeld in het reglement calamiteitencommissie dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 22 van deze statuten.
Artikel 19 Calamiteitencommissie
1. De calamiteitencommissie bestaat uit zeven leden.
2. De leden van de calamiteitencommissie worden benoemd als volgt:
a. vier leden door de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR);
b. één lid door de ANWB;
c. één lid-voorzitter door het bestuur;
d. één lid-secretaris door het bestuur.
3. De voorzitter van de calamiteitencommissie wordt benoemd voor een termijn van maximaal drie (3) jaar, met dien verstande dat zijn (benoemings)termijn automatisch eindigt op de dag nadat zijn benoemingstermijn is verstreken.
De voorzitter van de calamiteitencommissie kan worden herbenoemd voor een periode van telkens maximaal drie (3) jaar. Behoudens het bepaalde in de volgende zin is de maximale aaneengesloten termijn voor de voorzitter van de calamiteitencommissie negen (9) jaar. De raad van toezicht kan om zwaarwichtige reden besluiten af te wijken van de voormelde maximale aaneengesloten termijn van negen (9) jaar. De overige leden van de calamiteitencommissie worden eveneens voor maximaal drie (3) jaar benoemd, maar zijn telkens na afloop van
13/15 versie 202401
die termijn herbenoembaar zonder maximale termijn. Datzelfde geldt voor de onder lid 2 sub d door het bestuur benoemde lid-secretaris.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek eindigt het lidmaatschap van de calamiteitencommissie door:
a. het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 3 van dit artikel;
b. overlijden;
c. vrijwillig aftreden;
d. ontslag krachtens besluit van de tot benoeming van het betrokken lid bevoegde groepering respectievelijk instantie.
Indien door enige omstandigheid een of meer leden van de commissie komen te ontbreken vormen de overgebleven leden van de calamiteitencommissie een bevoegd college totdat in de vacature(s) is voorzien door degene(n) die op grond van het bepaalde in lid 2 van dit artikel bevoegd is/zijn om in de vacature(s) te voorzien.
5. Ieder van de in lid 2 onder a tot en met d genoemde groeperingen respectievelijk instanties heeft het recht een plaatsvervangend lid te benoemen, welke bij afwezigheid of verhindering van een lid van die groepering of instantie diens plaats voor de duur daarvan inneemt.
6. Indien door enige omstandigheid een of meer leden van de commissie komen te ontbreken, vormen de overgebleven leden van de calamiteitencommissie een bevoegd college totdat in de vacature(s) is voorzien door degene(n) die op grond van het bepaalde in lid 2 van dit artikel bevoegd is/zijn om in de vacature(s) te voorzien.
Artikel 20 Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten, na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht, te wijzigen. Een besluit daartoe moet worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur vacatures bestaan.
2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Iedere bestuurder afzonderlijk is bevoegd die akte te doen verlijden.
3. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de akte, houdende wijziging alsmede de gewijzigde statuten, neer te leggen ten kantore van het Handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel.
14/15 versie 202401
Artikel 21 Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht, het Calamiteitenfonds te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 20 lid 1 van toepassing.
2. Het Calamiteitenfonds blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door het bestuur. De vereffenaars dragen zorg voor de inschrijving van de ontbinding in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
5. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt, in overleg met de raad van toezicht, zoveel mogelijk aan een rechtspersoon met een doel, dat zoveel mogelijk overeenkomt met het doel van het Calamiteitenfonds, uitgekeerd.
6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van het Calamiteitenfonds gedurende zeven jaren berusten onder diegene, die daartoe door het bestuur is aangewezen.
Artikel 22 Reglementen en uitvoeringsregelingen
1. Het bestuur is bevoegd na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht reglementen vast te stellen waarin onderwerpen welke niet of niet volledig in deze statuten zijn vervat worden geregeld.
Het bestuur is bevoegd reglementen te allen tijde, na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht, te wijzigen.
2. Een reglement mag niet met de wet of de statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is daarnaast bevoegd regels vast te stellen en in uitvoeringsregelingen vast te leggen ter nadere regeling van de uitvoering van het beleid. Uitvoeringsregelingen mogen niet in strijd zijn met de wet, de statuten of het deelnemersreglement.
Artikel 23 Slotbepaling
In alle gevallen waarin de wet, de statuten of een reglement niet voorzien beslist het bestuur.
15/15 versie 202401