Erkenningsvoorwaarden voor spermacentra voor varkens
Erkenningsvoorwaarden voor spermacentra voor varkens
Bijlage II.10.3. bij het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Plaatscode: PL 20 KI-centrum
Activiteitencode:
AC15 Winnen, behandelen, bewaren en opslag bestemd voor het intracommunautair handelsverkeer
OF
AC16 Winnen, behandelen, bewaren en opslag bestemd voor het nationaal handelsverkeer
Productcode: PR158 Varkenssperma
Overzicht erkenningsvoorwaarden
De erkenningsvoorwaarden waaraan de spermacentra moeten voldoen voor de nationale handel en voor het intracommunautair handelsverkeer zijn grotendeels gelijklopend. De specifieke voorwaarden van toepassing voor het nationaal of het intracommunautair handelsverkeer werden duidelijk aangegeven in de tekst.
Om een erkenning te bekomen en te behouden voor de productie van sperma bestemd voor de nationale handel of voor het intracommunautair handelsverkeer van sperma moet een spermacentrum beantwoorden aan de volgende voorwaarden:
a) beschikken over een infrastructuur en een uitrusting weergegeven in punt 1;
b) voldoen aan de sanitaire exploitatievoorwaarden in overeenstemming met punt 2;
c) onder het permanent toezicht staan van een erkende dierenarts. Hiertoe wordt een schriftelijke overeenkomst gemaakt tussen de verantwoordelijke van het spermacentrum en de betrokken erkende dierenarts;
d) in het spermacentrum alleen beren houden die voldoen aan de sanitaire voorwaarden in overeenstemming met punt 3;
e) een register bijhouden waarin de verrichtingen van dag tot dag worden opgetekend volgens de instructies in punt 4;
f) over personeel beschikken dat voldoende kennis en ervaring op het gebied van de kunstmatige inseminatie kan bewijzen, en dat voldoende kennis heeft over ontsmetting en gezondheidszorg om de verspreiding van ziekten tegen te gaan.
1. Infrastructuurvoorwaarden.
Het spermacentrum moet beschikken over :
1) een aangepaste stalruimte voor de huisvesting van de donoren en een aangepast deklokaal, zo gebouwd dat :
a) er geen contact mogelijk is tussen de donoren en de dieren buiten het spermacentrum;
b) zij gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en ontsmet;
c) de gezondheid van de donoren kan worden gegarandeerd;
2) een afzonderingsruimte voor beren die tot het centrum toegelaten zijn en die positief hebben gereageerd op een van de in bijlage 3 bedoelde routinetests of die klinische ziektesymptomen vertonen. De afzonderingsruimte is zo gebouwd dat er geen rechtstreekse toegang is tot de stallen voor gewone huisvesting, noch tot het deklokaal;
3) een afzonderlijke ruimte voor het onderzoek en de behandeling van het sperma, die zich niet noodzakelijkerwijs op hetzelfde bedrijfsterrein dient te bevinden;
4) een afzonderlijke ruimte voor het opslaan van het sperma, die zich niet noodzakelijkerwijs op hetzelfde bedrijfsterrein dient te bevinden.
Het spermacentrum dient bovendien te beschikken over een quarantainestal waarin beren vreemd aan het spermacentrum zullen verblijven tot zij door de erkende dierenarts worden toegelaten tot het spermacentrum. De quarantainestal dient zo gebouwd te worden dat er geen rechtstreekse toegang is tot de bovenvermelde ruimten, en dat contact met dieren buiten het centrum onmogelijk is. De quarantainestal bevindt zich niet noodzakelijk op dezelfde plaats als het spermacentrum.
2. Sanitaire exploitatievoorwaarden
- ten allen tijde mogen zich op het spermacentrum alleen dieren bevinden van de soort waarvan sperma moet worden verkregen;
- enkel dieren die voldoen aan de voorwaarden onder punt 3 mogen op het spermacentrum worden toegelaten;
- er mag geen rechtstreeks noch onrechtstreeks contact ontstaan tussen de toegelaten dieren en dieren buiten het spermacentrum;
- enkel de personen verbonden aan het spermacentrum, de personen die er ambtshalve toe gemachtigd zijn en de personen die door de verantwoordelijke dierenarts daartoe gemachtigd zijn, worden toegelaten tot het spermacentrum;
- enkel van toegelaten beren mag sperma worden gewonnen, behandeld, opgeslagen en afgeleverd;
- enkel sperma gewonnen in spermacentra met een evenwaardige erkenning mag worden behandeld, bewerkt en opgeslagen in het spermacentrum, zonder dat het daarbij in contact komt met andere partijen sperma;
- de in het spermacentrum toegelaten beren moeten, minstens om de 12 maanden, de routinetests weergegeven in bijlage 3 ondergaan;
ALLEEN VAN TOEPASSING VOOR DE SPERMACENTRA DIE UITSLUITEND ZIJN ERKEND VOOR DE NATIONALE HANDEL
Ingeval van een bedrijf waar nog andere varkens dan fokberen worden gehouden,
moeten de andere varkens dan deze aanwezig in het spermacentrum en die
daarvoor in aanmerking komen de routinetesten ondergaan zoals bepaald onder bijlage 4.
- het winnen, behandelen en opslaan van sperma mag alleen gebeuren in de speciaal daarvoor bestemde ruimten en met inachtneming van de meest stringente gezondheidsvoorschriften;
- het sanitair onderhoud van de lokalen moet verlopen zoals door de verantwoordelijke dierenarts is voorgeschreven;
- vóór gebruik moet ieder stuk gereedschap dat bij het winnen en het behandelen in contact komt met het sperma of met de donor, op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd;
- recipiënten voor opslag en transport moeten op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd voordat met het vullen wordt begonnen;
- producten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt bij de behandeling van sperma, toevoegingen of verdunningsmiddelen inbegrepen, moeten van zodanige oorsprong zijn dat zij geen gevaar opleveren voor de gezondheid, of moeten vóór gebruik op zodanige wijze worden behandeld dat een dergelijk risico wordt voorkomen;
- het cryogene middel mag voordien nog niet voor andere producten van dierlijke oorsprong gebruikt zijn;
- iedere, al dan niet behandelde en in afzonderlijke doses verdeelde, spermagift moet op zodanige wijze worden gemerkt dat:
• de datum van winning,
• het unieke identificatienummer,
• eventueel de naam van de donor, en
• het erkenningsnummer van het spermacentrum gemakkelijk zijn vast te stellen;
- het vereiste register moet behoorlijk worden bijgehouden.
Het spermacentrum moet onder het permanente toezicht staan van een erkende dierenarts.
3. Sanitaire eisen voor het toelaten van varkens in het spermacentrum
1. Op een spermacentrum worden enkel die dieren toegelaten die beantwoorden aan de volgende voorwaarden :
1.1. Alle dieren die tot het spermacentrum worden toegelaten moeten sedert ten minste 30 dagen afgezonderd zijn in quarantaineruimten die daarvoor speciaal door het Agentschap zijn erkend en waar zich slechts dieren bevinden met ten minste dezelfde gezondheidsstatus;
1.2. Vóór hun verblijf in de quarantaineruimte bedoeld in punt 1.1., dienen de dieren deel uitgemaakt te hebben van bedrijven of beslagen :
1. die vrij zijn van brucellose;
2. waarvan in de voorgaande 12 maanden geen tegen mond- en klauwzeer ingeënte dieren deel hebben uitgemaakt;
3. waar in de afgelopen 12 maanden geen klinische, virologische of serologische tekenen van de ziekte van Xxxxxxxx zijn geconstateerd;
4. die zich niet bevinden in een gebied waarvoor beperkingen zijn vastgesteld op grond van de communautaire regelgeving in verband met het uitbreken van een ziekte bij als huisdier gehouden varkens.
De dieren mogen van tevoren geen deel hebben uitgemaakt van een beslag met een lagere gezondheidsstatus.
1.3. Zij hebben in de 30 dagen vóór de in punt 1.1. bedoelde quarantaineperiode negatief gereageerd op tests tegen de volgende ziekten:
1. brucellose;
2. de ziekte van Xxxxxxxx;
3. klassieke varkenspest.
Het detail van de tests evenals de te volgen maatregelen bij positief resultaat van de tests is beschreven in bijlage 1.
1.4. Zij hebben in de laatste 15 dagen van de in punt 1.1. bedoelde quarantaineperiode van tenminste 30 dagen negatief gereageerd op tests tegen de volgende ziekten :
1. brucellose;
2. de ziekte van Xxxxxxxx.
Het detail van de tests evenals de te volgen maatregelen bij positief resultaat van de tests is beschreven in bijlage 2.
2. De dieren mogen slechts tot het spermacentrum worden toegelaten met de uitdrukkelijke toestemming van de dierenarts van het spermacentrum. Alle verkeer van dieren, zowel
in- als uitgaand, moet worden geregistreerd.
3. Dieren die in een spermacentrum worden toegelaten, mogen op de dag van toelating geen klinische ziektesymptomen vertonen en moeten afkomstig zijn uit een in punt 1.1 bedoelde quarantaineruimte die op de dag van verzending officieel aan de volgende voorwaarden voldoet :
• zij mag niet gelegen zijn in een gebied waarvoor beperkingen zijn vastgesteld
op grond van de communautaire regelgeving in verband met het uitbreken van een ziekte bij als huisdier gehouden varkens;
• in de voorafgaande 30 dagen zijn geen klinische, pathologische of serologische
tekenen van de ziekte van Xxxxxxxx geconstateerd.
4. Indien aan de in punt 3. omschreven voorwaarden is voldaan en indien de in bijlage 3 bedoelde routinetests in de voorafgaande 12 maanden zijn verricht, mogen dieren vanuit een erkend spermacentrum naar een ander spermacentrum met eenzelfde gezondheidsstatus worden overgebracht zonder afzondering en zonder tests, voor zover de overbrenging rechtstreeks gebeurt. Het betrokken dier mag bij deze overbrenging niet rechtstreeks of onrechtstreeks in contact komen met evenhoevige dieren met een mindere gezondheidsstatus en de gebruikte transportmiddelen moeten vóór gebruik ontsmet zijn.
5. Alle tests worden uitgevoerd in een door het Agentschap erkend laboratorium.
Bijkomende voorwaarden voor centra erkend voor het INTRACOMMUNAUTAIR HANDELSVERKEER
6. In het kader van het intracommunautair handelsverkeer gaan de dieren vergezeld van een diergezondheidscertificaat volgens model 2 in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EG en wordt de ontsmetting van het transportmiddel gecertificeerd in deel C, punt 4, als één van de onderstaande aanvullende garanties, naar gelang van de status :
• de dieren komen rechtstreeks van een spermacentrum dat voldoet aan het bepaalde in Richtlijn 90/429/EEG;
• de dieren komen rechtstreeks van een quarantaineruimte en voldoen aan de in bijlage B, hoofdstuk I, bij Richtlijn 90/429/EEG vastgestelde voorwaarden voor toelating tot een spermacentrum;
• de dieren komen rechtstreeks van een bedrijf waar zij zijn onderworpen aan een aan de
quarantaine voorafgaand protocol, en zij voldoen aan de in bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder b) en c), en punt 2, van Richtlijn 90/429/EEG vastgestelde voorwaarden voor toelating tot de quarantaineruimte.
4. Registers
De spermacentra moeten een register bijhouden waarin alle dagdagelijkse verrichtingen worden opgetekend. Het register bevat tenminste :
a) de sanitaire gegevens die de aanwending van elke donor verantwoorden;
b) alle controles op ziekten en vaccinaties die zijn uitgevoerd en alle gegevens uit het gezondheidsdossier van elke donor;
c) het schema van de sperma-afnamen, en
d) voor elke sperma-afname :
- de datum,
- het unieke identificatienummer van de donor,
- de gebruikte verdunner,
- de toegepaste verdunningsgraad;
e) de bestemming van iedere geproduceerde dosis.
5. Voorwaarden waaraan het sperma moet voldoen
Het sperma afgeleverd door een spermacentrum en bestemd voor de nationale handel, dient:
a) te voldoen aan de toepasselijke bepalingen van bijlage 5;
b) op het spermarecipiënt tenminste volgende vermeldingen te dragen :
- het erkenningsnummer van het spermacentrum en desgevallend van de opeenvolgende spermacentra of spermaopslagcentra waarlangs het sperma passeert,
- het unieke identificatienummer van de donor en
- de datum van de sperma-afname;
Het spermarecipiënt mag sperma van slechts één donor bevatten.
Het sperma afgeleverd door een spermacentrum en bestemd om naar een lidstaat te worden verzonden, dient:
a) te voldoen aan de toepasselijke bepalingen van bijlage 5;
b) op het spermarecipiënt tenminste volgende vermeldingen te dragen :
- het erkenningsnummer van het spermacentrum,
- het unieke identificatienummer van de donor en
- de datum van de sperma-afname.
c) Vergezeld te zijn van een gezondheidscertificaat.
Wetgeving:
Koninklijk besluit van 6 oktober 2006 betreffende de sanitaire voorwaarden inzake de productie, de behandeling, de nationale handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma.
Richtlijn 90/429/EEG van de Raad tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan.
Bijlage 1 Tests uit te voeren in de 30 dagen vóór de quarantaineperiode
Zij hebben in de 30 dagen vóór de in punt 3.1.1. bedoelde quarantaineperiode negatief gereageerd op de volgende tests, uitgevoerd overeenkomstig de in de desbetreffende richtlijnen vastgestelde normen :
1. een gebufferde brucella-antigeentest ten aanzien van brucellose;
2. voor de ziekte van Xxxxxxxx :
a. een serumneutralisatietest of een Elisa-test voor de detectie van antilichamen gericht tegen gB of gD of tegen het volledige virus van de ziekte van Xxxxxxxx wanneer de varkens niet zijn ingeënt, of
b. een Elisa-test voor de detectie van antilichamen gericht tegen gE van het virus van de ziekte van Xxxxxxxx wanneer de varkens zijn ingeënt met een gE-negatief vaccin;
3. een ELISA test of een serumneutralisatietest voor de opsporing van klassieke varkenspest.
Wanneer dieren positief blijken voor brucellose, mogen dieren van hetzelfde bedrijf, die negatief hebben gereageerd, in de quarantaineruimte worden toegelaten nadat de brucellosevrije status van de beslagen of bedrijven van oorsprong van de positief reagerende dieren is bevestigd.
Bijlage 2
Tests uit te voeren in de laatste 15 dagen van de quarantaineperiode
Zij hebben in de laatste 15 dagen van de in punt 3.1.1. bedoelde quarantaineperiode van tenminste 30 dagen negatief gereageerd op de volgende tests :
1. voor brucellose : een gebufferde brucella-antigeentest;
2. voor de ziekte van Xxxxxxxx :
2.1. een serumneutralisatietest of een Elisa-test voor de detectie van antilichamen gericht tegen gB of gD of tegen het volledige virus van de ziekte van Xxxxxxxx wanneer de varkens niet zijn ingeënt, of
2.2. een Elisa-test voor de detectie van antilichamen gericht tegen gE van het virus van de ziekte van Xxxxxxxx wanneer de varkens zijn ingeënt met een gE-negatief vaccin.
Blijkt één van bovengenoemde tests positief, dan moet het dier, onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn bij het uitbreken van mond- en klauwzeer of een andere gereglementeerde dierziekte, onmiddellijk uit de quarantaineruimte worden verwijderd. Bij collectieve afzondering neemt het Agentschap de nodige maatregelen om te garanderen dat de overblijvende dieren de vereiste gezondheidsstatus hebben voordat zij tot het spermacentrum toegelaten worden overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage.
Wanneer dieren een niet-negatief resultaat geven in een test voor brucellose wordt evenwel het volgende protocol toegepast :
i. de positieve sera worden onderworpen aan de complementbindingsreactie;
ii. een epizoötiologisch onderzoek wordt uitgevoerd op de bedrijven van oorsprong van positief reagerende dieren;
iii. indien de dieren getest overeenkomstig punt i) een negatief testresultaat vertonen, wordt het dier of de dieren beschouwd als negatief en mag het dier of de dieren in het centrum worden binnengebracht.
iv. Indien één of meerdere dieren positief reageren op de test bedoeld in punt i), wordt bij alle dieren in de quarantaineruimte een tweede serie tests (complementbindingsreactie) verricht met monsters die meer dan zeven dagen na de eerste bemonstering zijn genomen.
iv.1. Indien de test op het tweede monster negatief is bij elk van de geteste dieren, kan het resultaat beschouwd worden als niet-indicatief voor brucellose, en mag het dier of de dieren in het centrum worden binnengebracht.
iv.2. Indien de test op het tweede monster positief is bij één of meerdere dieren, wordt het volgende protocol toegepast :
1. minder dan 3 dieren positief : de dieren worden geslacht of geëuthanaseerd en bacteriologisch onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een bacteriologische cultuur op een aantal organen overeenkomstig de aanbevelingen in het OIE handboek voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren;
2. 3 of meer dieren positief : brucellinisatietest (skintest) op alle dieren in de quarantaineruimte. Indien alle dieren negatief reageren, kan het resultaat beschouwd worden als niet-indicatief voor brucellose en mag het dier of de dieren in het centrum worden binnengebracht. Indien één of meerdere dieren positief reageren, worden ze geslacht of geëuthanaseerd en bacteriologisch
onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een bacteriologische cultuur op een aantal organen overeenkomstig de aanbevelingen in het OIE handboek voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren.
Bijlage 3: Routinetests
Donordieren aanwezig in het spermacentrum dienen aan volgende routinetests te worden onderworpen.
1. Alle dieren die in een erkend spermacentrum verblijven, moeten bij het verlaten van het spermacentrum de onderstaande tests met negatieve resultaten ondergaan :
1.1. voor de ziekte van Xxxxxxxx :
• een serumneutralisatietest of een Elisa-test voor de detectie van antilichamen gericht tegen gB of gD of tegen het volledige virus van de ziekte van Aujeszky wanneer de varkens niet zijn ingeënt, of
• een Elisa-test voor de detectie van antilichamen gericht tegen gE van het virus
van de ziekte van Xxxxxxxx wanneer de varkens zijn ingeënt met een gE-negatief vaccin;
1.2. voor brucellose : een gebufferde brucella-antigeentest;
1.3. een ELISA-test of een serumneutralisatietest voor de opsporing van klassieke varkenspest.
Deze tests worden verricht bij alle dieren wanneer zij het centrum verlaten, maar uiterlijk twaalf maanden na hun toelating indien zij het centrum vóór dit tijdstip niet hebben verlaten.
De monsters mogen ook in het slachthuis worden genomen, of, om de drie maanden bij 25% van alle dieren in het centrum.
De dierenarts van het centrum dient erop toe te zien dat de bemonstering representatief is voor de totale populatie van het centrum, met name ten aanzien van leeftijd en huisvesting. Hij dient er tevens op toe te zien dat alle dieren gedurende hun verblijf in het centrum ten minste één keer en, indien zij langer dan een jaar in het centrum verblijven, ten minste om de twaalf maanden worden getest.
Wanneer dieren een niet-negatief resultaat geven in een routinetest voor brucellose wordt evenwel het volgende protocol toegepast :
i) de positieve sera worden onderworpen aan de complementbindingsreactie;
ii) de positief reagerende dieren worden ondergebracht in de hiertoe voorziene afzonderingsruimte;
iii) indien de dieren getest overeenkomstig punt i) een negatief testresultaat vertonen, wordt het dier of de dieren beschouwd als negatief en mag het dier of de dieren opnieuw in het centrum worden binnengebracht.
Indien één of meerdere dieren positief reageren op de test bedoeld in punt i), wordt bij alle dieren in de afzonderingsruimte een tweede serie tests (complementbindingsreactie) verricht met monsters die meer dan zeven dagen na de eerste bemonstering zijn genomen.
Indien de test op het tweede monster negatief is bij elk van de geteste dieren, kan het resultaat beschouwd worden als niet-indicatief voor brucellose, en mag het dier of de dieren opnieuw in het centrum worden binnengebracht.
Indien de test op het tweede monster positief is bij één of meerdere dieren, wordt het volgende protocol toegepast :
- minder dan 3 dieren positief : de dieren worden geslacht of geëuthanaseerd en bacteriologisch onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een bacteriologische cultuur op
een aantal organen overeenkomstig de aanbevelingen in het OIE handboek voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren;
- 3 of meer dieren positief : brucellinisatietest (skintest) op alle dieren in de afzonderingsruimte. Indien alle dieren negatief reageren, kan het resultaat beschouwd worden als niet-indicatief voor brucellose en mag het dier of de dieren opnieuw in het centrum worden binnengebracht. Indien één of meerdere dieren positief reageren, worden ze geslacht of geëuthanaseerd en bacteriologisch onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een bacteriologische cultuur op een aantal organen overeenkomstig de aanbevelingen in het OIE handboek voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren.
2. Alle tests worden verricht in een door het Agentschap erkend laboratorium.
3. Indien één van bovengenoemde tests positief uitvalt, moet het dier worden afgezonderd en mag het sinds de laatste negatieve test verkregen sperma van dit dier niet in de nationale handel of het intracommunautair handelsverkeer worden gebracht worden.
Het sperma van de andere donoren die in het spermacentrum verblijven, moet vanaf de datum waarop de test met positieve resultaat werd uitgevoerd, afzonderlijk worden opgeslagen en mag niet tot de nationale handel of het intracommunautair handelsverkeer worden toegelaten totdat de gezondheidsstatus van het spermacentrum hersteld is. Evenwel mag, ingeval van een niet-negatief resultaat in een test voor brucellose bij een donor, het sperma van de donoren die negatief hebben gereageerd op de brucellosetest tot de nationale handel worden toegelaten mits specifieke toelating van het Agentschap.
Bijlage 4 Centra voor NATIONALE HANDEL: testen op andere varkens dan fokberen
In de spermacentra die uitsluitend erkend zijn voor de NATIONALE HANDEL is het toegelaten dat naast de fokberen ook andere varkens worden gehouden.
Op een bedrijf waar nog andere varkens dan fokberen worden gehouden, dienen aanvullend op de routinetesten in bijlage 3, de andere varkens op het bedrijf te worden onderworpen aan bijkomende testen.
De andere varkens die in aanmerking komen om te worden getest op de ziekte van Xxxxxxxx, overeenkomstig het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten, moeten de volgende tests met negatieve resultaten ondergaan :
• voor brucellose : een gebufferde brucella-antigeentest;
• voor klassieke varkenspest: een ELISA-test of een serumneutralisatietest.
Bijlage 5 Voorwaarden waaraan sperma moet voldoen voor de nationale handel, het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer.
1. Het sperma moet afkomstig zijn van dieren die :
- geen klinische ziektesymptomen vertonen op de dag waarop het sperma wordt verkregen;
- niet tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt;
- voldoen aan de sanitaire exploitatievoorwaarden en toelatingsvoorwaarden die van toepassing zijn om te worden toegelaten tot een erkend spermacentrum (zie punten 2 en 3);
- niet gebruikt worden voor natuurlijke dekking;
- verblijven in een spermacentrum dat niet gelegen is in een gebied waarvoor beperkingen gelden op grond van de communautaire regelgeving inzake besmettelijke ziekten bij als huisdier gehouden varkens;
- verblijven in een spermacentrum dat in een periode van 30 dagen vóór de winning van het sperma vrij was van de ziekte van Xxxxxxxx.
2. Een efficiënte combinatie van antibiotica, met name tegen leptospiren en mycoplasmen, moet aan het uiteindelijke verdunde sperma of aan het verdunningsmiddel worden toegevoegd. Wanneer het gaat om diepgevroren sperma moeten vóór het invriezen antibiotica aan het sperma worden toegevoegd. Deze combinatie moet een effect hebben dat tenminste gelijkwaardig is aan dat van de volgende combinatie :
minimaal :
- 500 g streptomycine per ml verdund sperma;
- 500 IU penicilline per ml verdund sperma;
- 150 µg lincomycine per ml verdund sperma;
- 300 µg spectinomycine per ml verdund sperma.
Onmiddellijk na de toevoeging van deze antibiotica moet het verdunde sperma minimaal 45 minuten op een temperatuur van ten minste 15 °C worden gehouden.
3. Sperma voor het intracommunautair handelsverkeer moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :
- het moet vóór verzending worden opgeslagen in overeenstemming met de infrastructuur- en exploitatievoorwaarden (zie punten 1 en 2);
- het moet naar de lidstaat van bestemming worden vervoerd in schoongemaakte en ontsmette of gesteriliseerde recipiënten die vóór verzending uit de erkende opslagruimten op adequate wijze zijn verzegeld.