AANSPRAKELIJKHEID BUITEN OVEREENKOMST
Xxx xxx Xxxxxxxx
XXXXXXXX
0 - 0000
XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX OVEREENKOMST
Daad - Opzet - Wettige verdediging - Opzet om te schaden
Wettige verdediging vereist dat het strafbaar feit dat kan worden gerechtvaardigd, werd gepleegd met het opzet te schaden, ook al leidt dit tot schade die niet werd beoogd (1).
(1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
- Art. 416 Strafwetboek
22 januari 2021 C.20.0012.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.14
AC nr. ...
Oorzaak - Begrip - Beoordeling door de rechter - Oorzakelijk verband - Beoordeling - Taak van de rechter
De rechter die moet oordelen over het bestaan van een oorzakelijk verband tussen de fout en de schade zoals die zich heeft voorgedaan, moet bepalen wat de verweerder had moeten doen om rechtmatig te handelen, abstractie maken van het foutieve element in de historiek van het schadegeval zonder de andere omstandigheden ervan te wijzigen, en nagaan of de schade zich ook in dat geval zou hebben voorgedaan (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0303.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.38
AC nr. ...
Schade - Algemeen - Geen arbeidsprestaties - Vergoeding - Overheid - Werkgever - Wettelijke of reglementaire verplichtingen - Betaling van loon
De werkgever uit de overheidssector die, door de fout van een derde, krachtens zijn wettelijke of reglementaire verplichtingen aan zijn personeelslid loon en de lasten op dat loon moet blijven betalen maar geen arbeidsprestaties als tegenprestatie ontvangt, heeft recht op een vergoeding in zoverre hij aldus schade lijdt, tenzij uit de wet of het reglement volgt dat die uitgaven definitief voor zijn rekening moeten blijven (1). (1) Cass. 18 oktober 2018, AR C.17.0506.F, AC 2018, nr. 567, met concl. OM op datum in Pas.; Cass. 26 januari 2017, AR C.16.0179.F, AC 2017, nr. 59.
- Xxxx. 0000 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
17 december 2020 C.19.0334.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201217.1F.1
AC nr. ...
Schade - Begrip - Vormen - Vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid - Ontstaan - Tijdstip
Een vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat op het ogenblik dat alle constitutieve bestanddelen van deze aansprakelijkheid verenigd zijn, dit is op het ogenblik waarop de schade tot stand komt of haar toekomstige verwezenlijking naar redelijke verwachtingen vaststaat (1). (1) Zie concl. OM in Cass. 22 januari 2021 XX X.00.0000.X, AC 2021, nr. 53.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.19
AC nr. ...
Schade - Begrip - Vormen - Vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid - Ontstaan - Tijdstip
Een vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat op het ogenblik dat alle constitutieve bestanddelen van deze aansprakelijkheid verenigd zijn, dit is op het ogenblik waarop de schade tot stand komt of haar toekomstige verwezenlijking naar redelijke verwachtingen vaststaat (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0547.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.2
AC nr. ...
ADVOCAAT
- Tuchtsanctie - Schrapping van het tableau - Aard
De schrapping van het tableau van de advocaten is een tuchtrechtelijke sanctie die naar intern recht niet wordt gekwalificeerd als een strafrechtelijke sanctie, die enkel geldt voor advocaten en ertoe strekt de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven, en is bijgevolg geen strafsanctie in de zin van artikel 6 EVRM (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 455, 456, eerste lid, en 460, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 D.20.0008.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.3
AC nr. ...
- Drijven van handel of nijverheid - Onverenigbaarheid
Indien er een reden van onverenigbaarheid bestaat, kan zij enkel de weglating van de advocaat tot gevolg hebben (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 437, eerste lid, 3°, en tweede lid Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 C.19.0350.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.9
AC nr. ...
ARBEIDSOVEREENKOMST
Einde - Opzegging - Eénheidsstatuut - Overgangsbepalingen
De arbeidsovereenkomst kan na 31 december 2013 nog met toepassing van een op die datum lopend beding bedoeld in artikel 60 Arbeidsovereenkomstenwet worden beëindigd met de in dat beding bepaalde verkorte opzeggingstermijn, indien de opzegging wordt gegeven vooraleer de werknemer zes maanden ononderbroken in dienst is van de onderneming; indien de werknemer evenwel wordt ontslagen nadat hij zes maanden ononderbroken in dienst is van de onderneming, geldt, voor de berekening van het bij artikel 68 van de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen bedoelde eerste deel van de opzeggingstermijn, de bij voormeld artikel 59, tweede lid, Arbeidsovereenkomstenwet bepaalde opzeggingstermijn en niet de overeenkomstig artikel 60 Arbeidsovereenkomstenwet bedongen verkorte opzeggingstermijn (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 67, 68, eerste en tweede lid, en 72 Wet 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen
- Artt. 59, tweede lid, en 60 Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
12 april 2021 S.20.0022.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.3
AC nr. ...
Einde - Ontslag om dringende redenen - Preventieadviseur - Beschermingsvergoeding
In geval van een ontslag om dringende redenen dat niet door de arbeidsrechtbank of het arbeidshof is aanvaard, is de in artikel 10 van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs bedoelde vergoeding verschuldigd indien de rechter vaststelt, ofwel, dat de redenen die de werkgever aanvoert voor het ontslag niet vreemd zijn aan de onafhankelijkheid van de preventieadviseur ofwel, indien als reden voor het ontslag de onbekwaamheid wordt aangevoerd van de preventieadviseur om zijn taken als preventieadviseur uit te oefenen, de werkgever die onbekwaamheid niet bewijst (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 3, 4, 10, eerste lid en 11 Wet 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs
12 april 2021 S.20.0050.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.6
AC nr. ...
ARTS
- Orde der artsen - Tuchtsancties - Aard
Geen van de sancties bepaald in artikel 16 van de Artsenwet, ook al moeten ze op hun evenredigheid kunnen worden getoetst, zijn te aanzien als behandelingen of straffen in de zin van artikel 3 EVRM (1). (1) Cass. 26 oktober 2017, AR D.17.0001.N, arrest niet gepubliceerd.
22 januari 2021 D.19.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.35
AC nr. ...
- Orde der artsen - Tuchtsanctie van schrapping - Herinschrijving op de lijst - Tuchtsanctie van schorsing
Het staat de provinciale raad van de Orde der artsen vrij de geschrapte geneesheer terug in te schrijven op de lijst, zodat de omstandigheid dat een arts wegens bepaalde tuchtrechtelijke inbreuken wordt geschrapt van de lijst der Orde niet belet dat de betrokkene wegens andere tuchtrechtelijke inbreuken wordt geschorst in het recht de geneeskunde uit te oefenen (1). (1) Zie Cass. 31 januari 1986, AR 4929 en 4937, AC 1985-
86, nr. 344.
- Artt. 6, 1°, en 16, eerste lid KB nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der Geneesheren
22 januari 2021 D.19.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.35
AC nr. ...
BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
- Verlegging van de heffing - Onregelmatige factuur - Bewijs dat aan de materiële voorwaarden voor recht op aftrek is gedaan - Vereiste
Ook in geval van verlegging van de heffing moet voldaan zijn aan de materiële voorwaarden voor het recht op aftrek; wanneer het ontbreken van een regelmatige factuur, als formele vereiste voor de uitoefening van dat recht, verhindert dat het zekere bewijs wordt geleverd dat aan de materiële voorwaarden is voldaan, kan de administratie wettig het recht op aftrek van de voorbelasting weigeren, ook al heeft de belastingplichtige in zijn aangifte de btw als verschuldigd opgegeven.
- Art. 45, § 1 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
- Art. 20 KB nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde
29 januari 2021 F.19.0009.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.16
AC nr. ...
- Fictieve transactie - Recht op aftrek van voorbelasting
Wanneer de aankoop van een goed of dienst fictief is, kan deze niet gekoppeld worden aan transacties van de belastingplichtige die in een later stadium worden belast; er ontstaat daarom geen recht op aftrek wanneer er geen daadwerkelijke levering van goederen of daadwerkelijke verrichting van diensten plaatsvindt.
- Art. 45, § 1 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
- Art. 20 KB nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde
29 januari 2021 F.19.0009.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.16
AC nr. ...
- Samengestelde handelingen - Kwalificatie als één prestatie - Bijkomende dienst
Een dienst moet als bijkomend bij een hoofddienst worden beschouwd wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om de hoofddienst van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
- Art. 18, § 1 Wetboek van de Belasting over de Xxxxxxxxxxx Xxxxxx
00 januari 2021 F.18.0163.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.18
AC nr. ...
- Samengestelde handelingen - Kwalificatie als één prestatie
Er is sprake van één prestatie wanneer twee of meer elementen of handelingen die de belastingplichtige levert of verricht ten behoeve van de als modaal beschouwde consument, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één economische, niet te splitsen, prestatie vormen, waarvan het kunstmatig zou zijn die uit elkaar te halen; er is eveneens sprake van één prestatie wanneer een of meer elementen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl een of meer andere elementen moeten worden beschouwd als een of meer bijkomende prestaties, die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen.
- Art. 18, § 1 Wetboek van de Belasting over de Xxxxxxxxxxx Xxxxxx
00 januari 2021 F.18.0163.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.18
AC nr. ...
- Rechtsmisbruik - Begrip - Beoordelingscriteria
Ter beoordeling van het misbruik kan de rechter het abnormaal of louter artificieel karakter van de verrichte handelingen in aanmerking nemen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 1, § 10 Wetboek van de Belasting over de Xxxxxxxxxxx Xxxxxx
00 januari 2021 F.19.0103.N
- Rechtsmisbruik
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.24
AC nr. ...
Uit artikel 1, § 10, Btw-wetboek blijkt dat, om te kunnen vaststellen dat inzake btw sprake is van misbruik, ten eerste vereist is dat de betrokken verrichtingen, in weerwil van de formele toepassing van de voorwaarden die worden opgelegd door het Btw-wetboek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, ertoe leiden dat in strijd met het door deze bepalingen beoogde doel een belastingvoordeel wordt toegekend; ten tweede moet uit een geheel van objectieve factoren blijken dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 1, § 10 Wetboek van de Belasting over de Xxxxxxxxxxx Xxxxxx
00 januari 2021 F.19.0103.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.24
AC nr. ...
- Administratieve geldboete - Totstandkoming - Administratieve beslissing - Vereiste
De administratieve beslissing waarmee de administratieve geldboete bedoeld in de artikelen 70, § 1, en 72 Btw-wetboek wordt opgelegd, is noodzakelijk voor de totstandkoming van zulke boete; hieruit volgt dat de rechter die een dwangbevel nietig verklaart omdat het de belastingplichtige onwettig een btw-geldboete oplegde, niet zelf kan oordelen over het verschuldigd zijn van de administratieve geldboete (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 70, § 1, en 72 Wetboek van de Belasting over de Xxxxxxxxxxx Xxxxxx
00 januari 2021 F.18.0169.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.6
AC nr. ...
- Administratieve geldboete - Dwangbevel - Nietigverklaring - Taak van de rechter
De administratieve beslissing waarmee de administratieve geldboete bedoeld in de artikelen 70, § 1, en 72 Btw-wetboek wordt opgelegd, is noodzakelijk voor de totstandkoming van zulke boete; hieruit volgt dat de rechter die een dwangbevel nietig verklaart omdat het de belastingplichtige onwettig een btw-geldboete oplegde, niet zelf kan oordelen over het verschuldigd zijn van de administratieve geldboete (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 70, § 1, en 72 Wetboek van de Belasting over de Xxxxxxxxxxx Xxxxxx
00 januari 2021 F.18.0169.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.6
AC nr. ...
- Niet in België gevestigde belastingplichtige - Aansprakelijke vertegenwoordiger - Hoofdelijke gehoudenheid voor opgelegde administratieve boete - Aard
Op grond van artikel 55, § 4, tweede lid, Btw-wetboek is de aansprakelijke vertegenwoordiger met zijn lastgever hoofdelijk gehouden tot voldoening van de belasting, interesten en geldboeten die laatstgenoemde verschuldigd is krachtens het Btw- wetboek; deze hoofdelijke gehoudenheid beoogt, ook in zoverre zij de aan de btw- plichtige opgelegde administratieve boete betreft, niet de bestraffing van de aansprakelijke vertegenwoordiger en is bijgevolg geen straf in de zin van artikel 6 EVRM (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 55 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
12 maart 2021 F.18.0060.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210312.1N.7
AC nr. ...
BEROEPSGEHEIM
- Hulpverlener - Patiënt - Slachtoffer van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 458bis Strafwetboek - Melding aan de Procureur des Konings
Artikel 458bis Strafwetboek is niet van toepassing in een geval waarin een hulpverlener enkel met het slachtoffer van een misdrijf in de zin van dat artikel contact heeft gehad (1).
(1) Zie concl. OM.
- Artt. 458 en 458bis Strafwetboek
26 maart 2021 D.18.0015.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.5
AC nr. ...
BERUSTING
- Stilzwijgende berusting - Voorlopig uitvoerbare rechterlijke beslissing - Betaling van de kosten
Stilzwijgende berusting in een voorlopig uitvoerbare rechterlijke beslissing kan niet worden afgeleid uit de betaling van de kosten, bij ontstentenis van bijzondere omstandigheden die op vaststaande en ondubbelzinnige wijze de afstand van het uitoefenen van een rechtsmiddel aantonen (1). (1) Zie Cass. 4 juni 2020, AR C.19.0360.N, arrest niet gepubliceerd; Cass. 19 december 2019, XX X.00.0000.X, AC 2019, nr. 681 met concl. van advocaat-generaal A. XXX XXXXXXXX; Cass. 26 april 2018, AR C.17.0417.N, arrest niet gepubliceerd.
- Artt. 1044, eerste lid, en 1045, eerste en derde lid Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 C.20.0311.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.8
AC nr. ...
BEWIJS
Belastingzaken - Bewijsvoering - Onrechtmatig verkregen bewijs - Toelaatbaarheidsvoorwaarden
Bij de beoordeling of bewijsmiddelen werden verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht en of dit gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt, kan de rechter ook rekening houden met de omstandigheid dat het bewijs ook zou zijn verkregen indien de onregelmatigheid niet werd begaan (1).(1) Het Hof velde op 29 januari 2021 ook arrest in de zaken F.17.0017.N en F.18.0124.N waarin dezelfde rechtsvraag aan bod komt.
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
XX xx. 000
Xxxxxxxxxxxxxx - Xxxxxxxxxxxxx - Xxxxxxxxxxxx verkregen bewijs - Toelaatbaarheidsvoorwaarden
Bij de beoordeling of bewijsmiddelen werden verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht en of dit gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt, kan de rechter ook rekening houden met de omstandigheid dat het bewijs ook zou zijn verkregen indien de onregelmatigheid niet werd begaan (1).(1) Het Hof velde op 29 januari 2021 ook arrest in de zaken F.17.0017.N en F.18.0124.N waarin dezelfde rechtsvraag aan bod komt.
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Geschriften - Algemeen - Lage-emissiezone - Verslag van vaststelling - Niet-ondertekend verslag
De omstandigheid dat het verslag van vaststelling bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid, Decreet van 27 november 2015 betreffende lage-emissiezones niet is ondertekend levert een onregelmatigheid op, maar heeft niet tot gevolg dat de rechter de inhoud ervan buiten beschouwing dient te laten en deze inhoud niet kan gelden als inlichting (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 8, § 1, eerste, vierde en vijfde lid Decreet 27 november 2015 betreffende lage emissiezones
26 maart 2021 C.18.0487.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.6
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bekentenis - Buitengerechtelijke bekentenis - Beoordeling - Taak van de rechter
De buitengerechtelijke bekentenis onderstelt in hoofde van de partij die een verklaring aflegt de bedoeling of de toerekenbare schijn hiervan om de juistheid van de beweerde feiten te bevestigen, hetgeen door de rechter onaantastbaar in feite wordt beoordeeld, die daartoe de omstandigheden controleert waarin zij is afgelegd zonder rekening te houden met de inhoudelijke geloofwaardigheid van de verklaring (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.20.0129.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.30
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bekentenis - Buitengerechtelijke bekentenis - Verbruiklening - Overdracht van de geleende zaak - Verklaring
Ingeval van verbruiklening kunnen zowel de wilsovereenstemming over de terugbetalingsverbintenis als de overdracht van de geleende zaak het voorwerp uitmaken van een buitengerechtelijke bekentenis, waarbij niet is vereist dat de verklaring wordt afgelegd na de totstandkoming van de wilsovereenstemming over de terugbetalingsverbintenis om als bekentenis van de overdracht van een geleende zaak in aanmerking te kunnen komen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.20.0129.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.30
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bewijsvoering - Strafrechtelijk veroordeelde - Daaropvolgend burgerlijk proces - Genot van strafrechtelijk bewijs voor de burgerlijke rechter
De partij die tijdens een strafproces is veroordeeld en vervolgens is betrokken in een burgerlijk proces, kan voor de burgerlijke rechter het bewijs genieten dat door een derde ten aanzien van het strafproces wordt geleverd tot weerlegging van een element dat aan de strafrechtelijke veroordeling ten grondslag ligt (1). (1) GwH 14 februari 2019, nr.24/19.
26 maart 2021 C.20.0342.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210319.1N.7
AC nr. ...
BORGTOCHT
- Borgstellingsovereenkomst - Opzegging - Borgsteller - Gehoudenheid tot verbintenissen
De borgsteller blijft ingevolge een borgstellingsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde duur en opgezegd met inachtneming van de conventioneel bepaalde opzeggingstermijn, na het verstrijken van de opzeggingstermijn gehouden tot de krachtens de borgstellingsovereenkomst gewaarborgde verbintenissen van de hoofdschuldenaar, ook al worden zij na de opzeggingstermijn opeisbaar, maar hij is daarentegen niet meer gehouden tot waarborg van nieuwe verbintenissen van de hoofdschuldenaar, die niet in de borgstellingsovereenkomst zijn begrepen.
- Artt. 1134, eerste en tweede lid, 2015 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
9 oktober 2020 C.20.0117.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201009.1N.8
AC nr. ...
CASSATIE
Vernietiging - Omvang - Algemeen - Vernietigingsarrest - Gevolgen - Wet 6 juli 2017 - Inwerkingtreding
Het door de wet van 6 juli 2017 ingevoegde artikel 1110, vierde lid, Gerechtelijk Wetboek dat de gevolgen regelt van een door het Hof uitgesproken vernietigingsarrest, is slechts van toepassing op arresten van het Hof die zijn gewezen na de inwerkingtreding van die bepaling.
- Art. 1110, vierde lid Gerechtelijk Wetboek
8 februari 2021 C.18.0464.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210208.3N.6
AC nr. ...
DIEFSTAL EN AFPERSING
- Geweld en bedreiging - Gebruik van een vluchtvoertuig - Toerekening van de verzwarende omstandigheden aan deelnemers van diefstal - Kennis en aanvaarding van de verzwarende omstandigheden - Individuele beoordeling
Indien een deelnemer betwist dat bij diefstal de door artikelen 468 en 471 verzwarende omstandigheden van geweld of bedreiging en gebruik van een vluchtvoertuig op hem van toepassing is, dient de rechter opdat hij de verzwarende omstandigheden aan de deelnemer kan toerekenen, vast te stellen dat de deelnemer kennis had van die verzwarende omstandigheden en dat hij die heeft aanvaard; die individuele toerekening vereist niet dat ook wordt vastgesteld dat de deelnemer zelf geweld heeft gebruikt of heeft bedreigd of daaraan heeft deelgenomen of dat de deelnemer zelf gebruik heeft gemaakt van een voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven tuig (1).
(1) Zie concl. OM.
- Artt. 66, 461, 468 en 471 Strafwetboek
20 oktober 2020 P.20.0781.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.10
AC nr. ...
DWANGSOM
- Abusieve invordering - Herleiding - Tijdstip
Een abusieve invordering van de dwangsom kan voorhanden zijn zowel van bij de aanvang als vanaf een later tijdstip; in dat laatste geval kan het herleiden van het misbruikte recht tot zijn normale uitoefening slechts vanaf dat tijdstip gebeuren.
- Art. 1385quinquies Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 C.20.0342.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210319.1N.7
AC nr. ...
ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED
Gevolgen t.a.v. de goederen - Gemeenschap van goederen - Ontbinding - Postcommunautaire onverdeeldheid - Verkoop van een goed - Opbrengst
Wanneer een goed wordt verkocht dat behoort tot de post-communautaire onverdeeldheid die ontstaat door de ontbinding van een huwelijksvermogensstelsel met een gemeenschap van goederen en de goederen bevat die deel uitmaakten van de gemeenschap op het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk, valt de opbrengst daarvan in de onverdeeldheid om aldaar voorafgaandelijk aan de regels van de vereffening en verdeling van de huwelijksgemeenschap te worden onderworpen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1427 en 1430, eerste, tweede en derde lid Oud Burgerlijk Wetboek
22 januari 2021 C.19.0417.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.41
AC nr. ...
Gevolgen t.a.v. de goederen - Gerechtelijke vereffening-verdeling - Beslechte bezwaren door de vereffeningsrechter - Bijkomende bezwaren - Rechtsmacht van de vereffeningsrechter
De bijzondere rechtspleging van gerechtelijke vereffening-verdeling houdt onder meer in dat, na de behandeling door de notaris-vereffenaar en de beslechting door de vereffeningsrechter van bezwaren in het raam van een bezwarenprocedure met betrekking tot een notariële staat van vereffening-verdeling, specifiek wat betreft de reeds behandelde en beslechte bezwaren, enkel bijkomende bezwaren kunnen worden aangebracht over de wijze waarop de notaris-vereffenaar gevolg heeft gegeven aan de rechterlijke beslissing in het raam van de verdere notariële werkzaamheden.
- Artt. 1207 e.v. Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2021 C.19.0624.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.43
AC nr. ...
Gevolgen t.a.v. de personen - Algemeen - Echtscheiding - Gevolgen ten opzichte van derden - Tussenkomend faillissement van één van de echtgenoten - Tijdstip
Wanneer het faillissement wordt uitgesproken vooraleer de echtscheiding gevolgen heeft ten aanzien van derden, omvat de faillissementsboedel benevens het eigen vermogen van de echtgenoot-gefailleerde ook de volledige huwelijksgemeenschap en dienen de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen door de curator te gelde te worden gemaakt ten behoeve van de faillissementsschuldeisers, rekening houdend met de regels in verband met de verhaalbaarheid van schulden ten aanzien van echtgenoten; wanneer het faillissement daarentegen wordt uitgesproken na het ogenblik waarop de echtscheiding gevolgen heeft ten aanzien van derden, moet in eerste instantie de huwelijksgemeenschap worden vereffend en verdeeld, waarna het netto-aandeel van de gefailleerde echtgenoot aan de curator dient te worden overgemaakt (1). (1) Zie concl.
OM.
- Art. 96 Wet 8 augustus 1997
- Art. 1278, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2021 C.19.0417.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.41
AC nr. ...
ERFENISSEN
- Fictieve massa - Samenstelling - Schenking - Raming van de waarde - Toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden
Bij de samenstelling van de fictieve massa wordt de waarde van de geschonken goederen geraamd volgens hun staat ten tijde van de schenking en hun waarde ten tijde van het overlijden, waarbij rekening kan worden gehouden met de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van het goed op voorwaarde dat deze voldoende zeker en niet hypothetisch zijn.
- Art. 922 Oud Burgerlijk Wetboek
22 januari 2021 C.20.0039.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.28
AC nr. ...
EUROPESE UNIE
Algemeen - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 7 - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Fiscaal geding inzake personenbelasting - Toepassing
Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is niet van toepassing op de vraag of onregelmatig verkregen bewijselementen kunnen worden gebruikt in een fiscaal geding met betrekking tot de personenbelasting.
- Art. 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
AC nr. 426
Algemeen - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 7 - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Fiscaal geding inzake personenbelasting - Toepassing
Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is niet van toepassing op de vraag of onregelmatig verkregen bewijselementen kunnen worden gebruikt in een fiscaal geding met betrekking tot de personenbelasting.
- Art. 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Beginselen - EU Handvest Grondrechten - Toepassingsgebied
Krachtens artikel 51 EU-Handvest Grondrechten zijn de bepalingen van dit handvest, zoals het recht van elk kind op persoonlijk contact met zijn ouders, gericht tot de instellingen, organen en instanties van de Unie en tot de Lidstaten uitsluitend van toepassing wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen (1). (1) Cass. 28 februari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 139; Cass. 23 december 2015, AR P.15.1596.F, AC 2015, nr. 781
met concl. van advocaat-generaal. X. XXXXXXXXXXXXX in Pas.; Cass. 1 april 2014, AR P.13.1957.N, AC 2014, nr. 255.
- Artt. 24.3 en 51 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
20 oktober 2020 P.20.0604.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.5
AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Grondslagen - Gelijkheids- en transparantiebeginsel - Concessieovereenkomst voor diensten - Miskenning van het gelijkheids- en transparantiebeginsel - Nietigheid
Een overeenkomst waarin een aanbestedende dienst van een lidstaat rechtstreeks en dus met miskenning van het gelijkheids- en transparantiebeginsel vervat in de artikelen 49 en 56 VWEU, aan een marktdeelnemer uit dezelfde lidstaat een dienstenconcessie gunt met een duidelijk grensoverschrijdend belang, doet een toestand ontstaan die in strijd is met de openbare orde; dergelijke overeenkomst is bijgevolg volstrekt nietig bij gebrek aan geoorloofd voorwerp, behoudens wanneer wordt vastgesteld dat er geen enkele potentieel geïnteresseerde marktspeler was, of indien de rechter beslist om de overeenkomst niet te vernietigen wegens dwingende redenen van algemeen belang die het noodzakelijk maken dat de opdracht of de concessie voortgang vindt (1). (1) Zie concl. OM.
- Xxxx. 0 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
- Artt. 49, eerste lid, en 56, eerste lid Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de werking van de Europese Unie
22 januari 2021 C.19.0303.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.38
AC nr. ...
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ
GEVOLGEN (PERSONEN, GOEDEREN, VERBINTENISSEN)
Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Echtscheiding - Tussenkomend faillissement van één van de echtgenoten - Tijdstip
Wanneer het faillissement wordt uitgesproken vooraleer de echtscheiding gevolgen heeft ten aanzien van derden, omvat de faillissementsboedel benevens het eigen vermogen van de echtgenoot-gefailleerde ook de volledige huwelijksgemeenschap en dienen de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen door de curator te gelde te worden gemaakt ten behoeve van de faillissementsschuldeisers, rekening houdend met de regels in verband met de verhaalbaarheid van schulden ten aanzien van echtgenoten; wanneer het faillissement daarentegen wordt uitgesproken na het ogenblik waarop de echtscheiding gevolgen heeft ten aanzien van derden, moet in eerste instantie de huwelijksgemeenschap worden vereffend en verdeeld, waarna het netto-aandeel van de gefailleerde echtgenoot aan de curator dient te worden overgemaakt (1). (1) Zie concl.
OM.
- Art. 96 Wet 8 augustus 1997
- Art. 1278, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2021 C.19.0417.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.41
AC nr. ...
GEESTESZIEKE
- Vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid - Voortdurende fout van de overheid - Niet voorzien in een aangepaste en geschikte behandeling - Ontstaan van de schade - Verjaring van de vordering - Aanvang
De omstandigheid dat de schade het gevolg is van een voortdurende fout, verhindert niet dat de schade dag per dag ontstaat en de vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat naargelang de schade zich voordoet, zodat de verjaring van een vordering tot schadevergoeding ingeval van een voortdurende fout van de overheid niet pas begint te lopen zodra het foutief handelen van de overheid heeft opgehouden te bestaan (1). (1) Zie concl. OM in Cass. 22 januari 2021 XX X.00.0000.X, AC 2021, nr. 53.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.20.0187.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.19
AC nr. ...
- Internering - Onbekwaamverklaring - Verjaring van de buitencontractuele vordering - Schorsing - Toepassing
De verjaring is slechts geschorst in geval van onbekwaamverklaring van degene tegen wie de verjaring loopt, ongeacht of deze in staat was om gedurende een periode van internering zijn wil met zekerheid kenbaar te maken (1). (1) Cass. 2 maart 2017, AR F.12.0056.F, AC 2017, nr. 149; Cass. 12 december 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 680; Cass. 15 februari 2013, AR F.11.0128.N, AC 2013, nr. 111; Zie ook: T. VANSWEEVELT en X.
XXXXX, Handboek Verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 976.
22 januari 2021 C.20.0187.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.19
AC nr. ...
- Vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid - Voortdurende fout van de overheid - Niet voorzien in een aangepaste en geschikte behandeling - Ontstaan van de schade - Verjaring van de vordering - Aanvang
De omstandigheid dat de schade het gevolg is van een voortdurende fout, verhindert niet dat de schade dag per dag ontstaat en de vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat naargelang de schade zich voordoet, zodat de verjaring van een vordering tot schadevergoeding ingeval van een voortdurende fout van de overheid niet pas begint te lopen zodra het foutief handelen van de overheid heeft opgehouden te bestaan (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0547.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.2
AC nr. ...
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTBELASTING
- Mestdecreet 1991 - Superheffing - Vordering tot voldoening van de heffing - Verjaringstermijn - Aanvangspunt
De vordering tot voldoening van de superheffing vindt haar oorzaak in de productie of verwerking/export van mest in het betrokken kalenderjaar en ontstaat op 1 januari van het jaar volgend op het productiejaar; het aanvangspunt van de vijfjarige verjaringstermijn is aldus 1 januari van het jaar volgend op het productiejaar waarop de superheffing betrekking heeft.
- Art. 26 Decr. 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
12 maart 2021 F.19.0147.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210312.1N.10
AC nr. ...
GEMEENTE
- Lage-emissiezone - Verslag van vaststelling - Niet-ondertekend verslag
De omstandigheid dat het verslag van vaststelling bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid, Decreet van 27 november 2015 betreffende lage-emissiezones niet is ondertekend levert een onregelmatigheid op, maar heeft niet tot gevolg dat de rechter de inhoud ervan buiten beschouwing dient te laten en deze inhoud niet kan gelden als inlichting (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 8, § 1, eerste, vierde en vijfde lid Decreet 27 november 2015 betreffende lage emissiezones
26 maart 2021 C.18.0487.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.6
AC nr. ...
GEMEENTE-, PROVINCIE- EN PLAATSELIJKE BELASTINGEN
Gemeentebelastingen - Stad Gent - Belasting op ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woningen - Vrijstelling - Gelijkheidsbeginsel - Verenigbaarheid
Een gemeentelijk belastingreglement op ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woningen en gebouwen dat als doel heeft het verslechteren van de woonkwaliteit in de gemeente tegen te gaan en de strijd aan te binden tegen de verpaupering van buurten, kan niet op wettige wijze voorzien in een vrijstelling voor de houders van een zakelijk recht die slechts beschikken over een enkele ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woning of gebouw en daarin wonen; een dergelijke vrijstelling doorkruist immers het sturend doel dat met dit belastingreglement wordt nagestreefd.
- Artt. 10, 11 en 172 De gecoördineerde Grondwet 1994
29 januari 2021 F.19.0064.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.21
AC nr. ...
GENEESKUNDE
Algemeen - Medisch ongeval zonder aansprakelijkheid - Medische schade - Slachtoffer - Tijdelijke arbeidsongeschiktheid - Omvang
Uit artikel 5 Wet Medische Ongevallen volgt niet dat de door het slachtoffer geleden tijdelijke arbeidsongeschiktheid een volledige arbeidsgeschiktheid moet zijn (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2020, nr. 616.
- Art. 5 Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg
8 oktober 2020 C.19.0407.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201008.1F.4
AC nr. ...
Algemeen - Medisch ongeval zonder aansprakelijkheid - Medische schade - Xxxxx - Xxxxxxxxxx arbeidsongeschiktheid - Oorzakelijk verband - Rechter - Feitelijke beoordeling
Uit artikel 4 en artikel 5, 2°, Wet Medische Ongevallen volgt dat de schade die werd veroorzaakt door een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, ernstig genoeg is wanneer de patiënt is getroffen door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid gedurende minstens zes opeenvolgende maanden of zes niet-opeenvolgende maanden over een periode van twaalf maanden, die zich zonder het medisch ongeval niet zou hebben voorgedaan zoals ze heeft plaatsgehad; de rechter beoordeelt in feite of de tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de patiënt haar oorsprong in het medisch ongeval vindt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2020, nr. 616.
- Artt. 4 en 5, 2° Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg
8 oktober 2020 C.19.0407.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201008.1F.4
AC nr. ...
Algemeen - Medisch ongeval zonder aansprakelijkheid - Medische schade - Ernst - Tijdelijke arbeidsongeschiktheid - Oorzakelijk verband
Uit artikel 4 en artikel 5, 2°, Wet Medische Ongevallen volgt dat de schade die werd veroorzaakt door een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, ernstig genoeg is wanneer de patiënt is getroffen door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid gedurende minstens zes opeenvolgende maanden of zes niet-opeenvolgende maanden over een periode van twaalf maanden, die zich zonder het medisch ongeval niet zou hebben voorgedaan zoals ze heeft plaatsgehad; de rechter beoordeelt in feite of de tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de patiënt haar oorsprong in het medisch ongeval vindt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2020, nr. 616.
- Artt. 4 en 5, 2° Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg
8 oktober 2020 C.19.0407.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201008.1F.4
AC nr. ...
Beroepsorden - Orde der artsen - Tuchtsancties - Aard
22 januari 2021 D.19.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.35
AC nr. ...
Beroepsorden - Orde der artsen - Tuchtsanctie van schrapping - Herinschrijving op de lijst - Tuchtsanctie van schorsing
Het staat de provinciale raad van de Orde der artsen vrij de geschrapte geneesheer terug in te schrijven op de lijst, zodat de omstandigheid dat een arts wegens bepaalde tuchtrechtelijke inbreuken wordt geschrapt van de lijst der Orde niet belet dat de betrokkene wegens andere tuchtrechtelijke inbreuken wordt geschorst in het recht de geneeskunde uit te oefenen (1). (1) Zie Cass. 31 januari 1986, AR 4929 en 4937, AC 1985-
86, nr. 344.
- Artt. 6, 1°, en 16, eerste lid KB nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der Geneesheren
22 januari 2021 D.19.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.35
AC nr. ...
GRONDWET
Art. 10 - Gemeentebelastingen - Stad Gent - Belasting op ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woningen - Vrijstelling - Gelijkheidsbeginsel - Verenigbaarheid
Een gemeentelijk belastingreglement op ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woningen en gebouwen dat als doel heeft het verslechteren van de woonkwaliteit in de gemeente tegen te gaan en de strijd aan te binden tegen de verpaupering van buurten, kan niet op wettige wijze voorzien in een vrijstelling voor de houders van een zakelijk recht die slechts beschikken over een enkele ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woning of gebouw en daarin wonen; een dergelijke vrijstelling doorkruist immers het sturend doel dat met dit belastingreglement wordt nagestreefd.
- Artt. 10, 11 en 172 De gecoördineerde Grondwet 1994
29 januari 2021 F.19.0064.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.21
AC nr. ...
Art. 00 - Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx - Xxxx Gent - Belasting op ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woningen - Vrijstelling - Gelijkheidsbeginsel - Verenigbaarheid
Een gemeentelijk belastingreglement op ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woningen en gebouwen dat als doel heeft het verslechteren van de woonkwaliteit in de gemeente tegen te gaan en de strijd aan te binden tegen de verpaupering van buurten, kan niet op wettige wijze voorzien in een vrijstelling voor de houders van een zakelijk recht die slechts beschikken over een enkele ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woning of gebouw en daarin wonen; een dergelijke vrijstelling doorkruist immers het sturend doel dat met dit belastingreglement wordt nagestreefd.
- Artt. 10, 11 en 172 De gecoördineerde Grondwet 1994
29 januari 2021 F.19.0064.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.21
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE)
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 149 - Motiveringsplicht - Strafzaken - Geen conclusie - Constitutieve bestanddelen van het misdrijf - Vermelding in de bewoordingen van de strafwet - Invulling van de bestanddelen
Aan de uit artikel 149 Grondwet voortvloeiende verplichting de constitutieve bestanddelen van een misdrijf te vermelden, is voldaan indien de strafrechter het feit bewezen verklaart in de bewoordingen van de strafwet; bij afwezigheid van een daartoe strekkende conclusie dient de strafrechter geen melding te maken van constitutieve bestanddelen die niet uitdrukkelijk in de strafwet zijn bepaald of dient hij geen nadere invulling te geven aan wel vermelde constitutieve bestanddelen (1). (1) Cass. 16 maart 2005, AR P.04.1592.F, AC 2005, nr. 162. Zie X. XXXXXXX en Ph. TRAEST, "Cassatiemiddelen
in strafzaken", in Cassatie in strafzaken, Intersentia, 2014, 108.
- Art. 149 De gecoördineerde Grondwet 1994
20 oktober 2020 P.20.0677.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.11
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 172 - Gemeentebelastingen - Stad Gent - Belasting op ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woningen - Vrijstelling - Gelijkheidsbeginsel - Verenigbaarheid
Een gemeentelijk belastingreglement op ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woningen en gebouwen dat als doel heeft het verslechteren van de woonkwaliteit in de gemeente tegen te gaan en de strijd aan te binden tegen de verpaupering van buurten, kan niet op wettige wijze voorzien in een vrijstelling voor de houders van een zakelijk recht die slechts beschikken over een enkele ongeschikte of onbewoonbaar verklaarde woning of gebouw en daarin wonen; een dergelijke vrijstelling doorkruist immers het sturend doel dat met dit belastingreglement wordt nagestreefd.
- Artt. 10, 11 en 172 De gecoördineerde Grondwet 1994
29 januari 2021 F.19.0064.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.21
AC nr. ...
HOGER BEROEP
STRAFZAKEN (DOUANE EN ACCIJNZEN INBEGREPEN)
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Hoger beroep ingesteld in de gevangenis - Geen bijstand van een advocaat voor of tijdens het hoger beroep - Geen informatie over het tijdig indienen van een grievenschrift - Verval van het recht op hoger beroep
Indien niet blijkt dat de beklaagde door de directeur van de gevangenis of zijn afgevaardigde of op enige andere wijze was ingelicht over de verplichting tijdig een grievenschrift in te dienen dan wel dat de beklaagde tijdens de procedure die heeft geleid tot de verstekbeslissing waartegen hij hoger beroep wil instellen of bij het instellen van dit rechtsmiddel werd bijgestaan door een raadsman en er dus redelijkerwijze kan aangenomen worden dat die raadsman hem ter zake heeft voorgelicht, kan het appelgerecht het hoger beroep van die beklaagde niet vervallen verklaren wegens het niet tijdig indienen van een grievenschrift (1). (1) Cass. 30 mei 2018, AR P.18.0232.F, AC 2018, nr. 344 met concl. van advocaat-generaal X. XXXXX DE BRAUWERE op datum in Pas.; Cass. 18 april 2018, AR P.18.0125.F, AC 2018, nr. 247, R.D.P. 2018, 893. Zie ook M.A.
XXXXXXXXX, H.D. BOSLY en X. XXXXXXXXXXXXX, Droit de la procédure pénale, Die Keure, 2017, 1450.
20 oktober 2020 P.19.1255.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.14
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Rechtspleging in hoger beroep - Wegverkeer - Geschiktheid tot het besturen van een motorvoertuig - Onderzoeksmaatregel in hoger beroep - Kans op strafverzwaring - Eenparigheid - Toelaatbaarheid
Het appelgerecht kan de tegen een beklaagde uitgesproken straffen slechts verzwaren als het vaststelt dat die beslissing met eenstemmigheid is genomen; hieruit volgt niet dat het appelgerecht dat een onderzoeksmaatregel beveelt met het oog op een eventueel opleggen van een verval van het recht een motorvoertuig te besturen wegens ongeschiktheid, die beslissing eenstemmig moet bevelen, ook al houdt de toevoeging door het appelgerecht van een dergelijk verval tot het recht tot sturen aan een door de eerste rechter opgelegde bestraffing een strafverzwaring in (1). (1) Cass. 30 mei 2017, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 357.
- Art. 42, eerste lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
- Art. 211bis Wetboek van Strafvordering
20 oktober 2020 P.20.0637.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.8
AC nr. ...
HUISVESTING
- Kaderbesluit Sociale Huur - Sociale huurmaatschappij - Inschrijvingsregister - Kandidaat-huurder - In aanmerking te nemen inkomen
Artikel 3, § 3, tweede lid, Kaderbesluit Sociale huur krachtens hetwelk een persoon in het register kan worden ingeschreven indien zijn inkomen van het referentiejaar de grens vermeld in paragraaf 2 overschrijdt maar in het jaar van aanvraag daaronder is gedaald, is van toepassing bij een aanvraag tot inschrijving in het register maar niet bij een actualisatie van het register. (1) Artt. 1, eerste lid, 6°, en 9, eerste lid, 6° B.Vl.Reg. 4 mei 2012 in zijn versie voor de wijziging ervan bij B.Vl.Reg. 5 april 2019.
- Artt. 1, 25°, 3, § 1, eerste lid, 2°, 3, § 3, tweede lid, en 8 Besluit van de Vlaamse Regering 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode
- Artt. 1, eerste lid, 6°, en 9, eerste lid, 6° Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders
22 januari 2021 C.19.0121.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.32
AC nr. ...
- Sociale huurmaatschappij - Tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders - Stopzetting - Maximumbedrag
Het besluit van 4 mei 2012 verwijst voor het stopzetten van de tegemoetkoming enkel
naar het “maximumbedrag” zoals gehanteerd in het Huursubsidiebesluit en niet ook naar de mogelijkheid voor de huurder om aan de hand van een recenter aanslagbiljet aan te tonen dat het inkomen van een recenter kalenderjaar onder dat maximum is gedaald. (1) Artt. 2, derde lid, 3°, en 9, eerste lid, 6° B.Vl.Reg. 4 mei 2012 in zijn versie voor de wijziging ervan bij B.Vl.Reg. 5 april 2019.
- Art. 5, § 1, eerste lid Besluit van de Vlaamse Regering 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders
- Artt. 2, derde lid, 3°, en 9, eerste lid, 6° Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders
22 januari 2021 C.19.0121.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.32
AC nr. ...
HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS
Wettelijk stelsel - Gemeenschap van goederen - Ontbinding - Postcommunautaire onverdeeldheid - Verkoop van een goed - Opbrengst
Wanneer een goed wordt verkocht dat behoort tot de post-communautaire onverdeeldheid die ontstaat door de ontbinding van een huwelijksvermogensstelsel met een gemeenschap van goederen en de goederen bevat die deel uitmaakten van de gemeenschap op het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk, valt de opbrengst daarvan in de onverdeeldheid om aldaar voorafgaandelijk aan de regels van de vereffening en verdeling van de huwelijksgemeenschap te worden onderworpen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1427 en 1430, eerste, tweede en derde lid Oud Burgerlijk Wetboek
22 januari 2021 C.19.0417.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.41
AC nr. ...
INKOMSTENBELASTINGEN
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Bijzondere aanslagtermijn - Bewijskrachtige gegevens - Niet aangegeven belastbare inkomsten
De vermindering in de aangifte van de belastingplichtige van de belastbare grondslag met niet-aftrekbare bestanddelen impliceert dat belastbare inkomsten in de zin van artikel 358, § 1, 4°, WIB92 niet werden aangegeven; die belastbare inkomsten omvatten immers de niet-aftrekbare bestanddelen ervan.
- Art. 358 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
12 maart 2021 F.19.0059.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210312.1N.3
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Algemeen - Onrechtmatig verkregen bewijs - Toelaatbaarheidsvoorwaarden
Bij de beoordeling of bewijsmiddelen werden verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht en of dit gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt, kan de rechter ook rekening houden met de omstandigheid dat het bewijs ook zou zijn verkregen indien de onregelmatigheid niet werd begaan (1).(1) Het Hof velde op 29 januari 2021 ook arrest in de zaken F.17.0017.N en F.18.0124.N waarin dezelfde rechtsvraag aan bod komt.
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
AC nr. 426
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Algemeen - Onrechtmatig verkregen bewijs - Toelaatbaarheidsvoorwaarden
Bij de beoordeling of bewijsmiddelen werden verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht en of dit gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt, kan de rechter ook rekening houden met de omstandigheid dat het bewijs ook zou zijn verkregen indien de onregelmatigheid niet werd begaan (1).(1) Het Hof velde op 29 januari 2021 ook arrest in de zaken F.17.0017.N en F.18.0124.N waarin dezelfde rechtsvraag aan bod komt.
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Tekenen of indiciën van gegoedheid - Indicie - Begrip - Bewijslast
Enkel de tijdens het belastbaar tijdperk vastgestelde vermogensaangroei, en dus niet de vermogenstoestand op een gegeven moment binnen dat belastbaar tijdperk, kan als een indicie worden aangemerkt; wanneer de belastingadministratie een vermogensaangroei als indicie wil aanmerken, dient zij die vermogensaangroei te bewijzen.
- Art. 341 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
29 januari 2021 F.18.0099.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.4
AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Meerwaarden - Actiefbestanddeel niet gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid - Belastbaarheid als divers inkomen - Mogelijkheid
De omstandigheid dat een onroerend goed niet beantwoordt aan een van de in artikel 41 WIB92 opgesomde categorieën van activa, heeft niet tot gevolg dat de met betrekking tot dit goed verwezenlijkte meerwaarde moet worden geacht “buiten het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid” in de zin van artikel 90,1° WIB92 te zijn behaald; het in artikel 41 WIB92 neergelegde vermoeden geldt immers slechts “voor de toepassing van de artikelen 24, eerste lid, 2°, 27, tweede lid, 3°, en 28” en dus niet voor de toepassing van artikel 90,
1° WIB92 (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 37, 41 en 90, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
29 januari 2021 F.19.0033.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.9
AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Bedrijfsleider - Afschrijving gebouw - Aftrekbaarheidsvoorwaarden
De uitgaven van een bedrijfsleider zijn slechts aftrekbare beroepskosten van de bedrijfsleider wanneer ze inherent zijn aan zijn activiteiten als bedrijfsleider binnen de vennootschap en niet aan de maatschappelijke activiteit van de vennootschap; daartoe moet worden nagegaan of de uitgaven in hoofdzaak aan de bedrijfsleider dan wel aan de vennootschap ten goede komen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 49 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
29 januari 2021 F.19.0030.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.8
AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Allerlei - Coördinatiecentrum - Abnormale of goedgunstige voordelen
Voor de belastbaarheid van ontvangen gelden als abnormale of goedgunstige voordelen maakt artikel 5, § 1, koninklijk besluit nr. 187 geen onderscheid naargelang de inkomsten al dan niet in een later tijdperk moeten worden terugbetaald; sommen die de belastingplichtige in een belastbaar tijdperk ontvangt en die hij in een later belastbaar tijdperk moet terugbetalen, kunnen bijgevolg als belastbare abnormale of goedgunstige voordelen worden aangemerkt (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 5 KB nr. 187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van coördinatiecentra
29 januari 2021 F.18.0140.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.17
AC nr. ...
JACHT
- Natuurreservaat - Eigenaar - Beheersplan - Machtiging om de populaties everzwijnen te reguleren - Jachtrecht - Wild - Schade - Aansprakelijkheid
Dat de eigenaar van een natuurreservaat gemachtigd is om de populaties everzwijnen in een reservaat te reguleren, voor zover dit absoluut noodzakelijk is voor de uitvoering van een beheersplan, brengt niet met zich mee dat hij houder is van een jachtrecht noch dat hij derhalve wordt vermoed aansprakelijk te zijn voor de door het betrokken wild veroorzaakte schade (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2020, nr. 617.
- Art. 1, eerste lid Wet 14 juli 1961 tot regeling van het herstel der door grof wild aangerichte schade
8 oktober 2020 C.19.0649.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201008.1F.5
AC nr. ...
JEUGDBESCHERMING
- Verontrustende situatie - Opleggen en herzien van maatregelen - Recht op eerbiediging van het gezinsleven - Beperkingen aan het omgangsrecht van ouders - Wettelijke basis
Voor zover daartoe een wettelijke basis bestaat als bedoeld in artikel 8.2 EVRM en voor zover dit noodzakelijk in het belang is van de minderjarige, kan de jeugdrechter aan de uitoefening van het omgangsrecht van een ouder met zijn kind voorwaarden verbinden of beperkingen opleggen; artikelen 48, §1 en 58 Decreet Integrale Jeugdhulp vormen een wettelijke basis in de zin van artikel 8.2 EVRM voor het bepalen van dergelijke voorwaarden of het opleggen van dergelijke beperkingen.
- Artt. 48, § 1, en 58 Decreet 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp
- Art. 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
20 oktober 2020 P.20.0604.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.5
AC nr. ...
- Verontrustende situatie - Opleggen en herzien van maatregelen - Toezicht van de sociale dienst als autonome maatregel - Concretisering van de maatregel - Handelingsplan - Toepassing
De autonomie van de in artikel 48, §1, 2° Decreet Integrale Jeugdhulp bedoelde maatregel van ondertoezichtstelling van de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulpverlening verzet zich er niet tegen dat de maatregel wordt geconcretiseerd aan de hand van een handelingsplan als bedoeld in artikel 58 van dit Decreet.
20 oktober 2020 P.20.0604.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.5
AC nr. ...
- Verontrustende situatie - Opleggen en herzien van maatregelen - Toezicht van de sociale dienst als autonome maatregel - Naleven van een handelingsplan
Bij het opleggen of herzien van een gerechtelijke maatregel aan een minderjarige in een verontrustende situatie is de jeugdrechter er niet toe gehouden een handelingsplan op te stellen of in te vullen of bij verwijzing in een beslissing naar een hem door de sociale dienst voor te leggen handelingsplan de inhoud van dat plan in de beslissing zelf te concretiseren, dit houdt geen verboden delegatie in van rechtsmacht (1). (1) Zie alg. I. XX XXXXXX, Hulpverlening en recht, Intersentia, 2014, 133-167; X. XXX XXXXXXXX, "Het nieuwe jeugdlandschap in verontrustende situaties", T.J.K. 2014, 298-306; J. PUT, Handboek jeugdbeschermingsrecht, Die Keure, 2015, 369-497; X. XX XXXX, Jeugdbeschermingsrecht in hoofdlijnen, Intersentia, 2017, 55-156.
- Art. 81, tweede lid Besluit van de Vlaamse Regering 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp
- Artt. 48, § 1, 2°, 49, 51 en 58 Decreet 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp
- Art. 11 Gerechtelijk Wetboek
20 oktober 2020 P.20.0604.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.5
AC nr. ...
KOOP
- Onroerend goed - Vernietiging van de koopovereenkomst - Terugwerkende kracht - Hypothecaire schuldeiser - Gewettigd vertrouwen
Indien de titel van diegene die de hypotheek heeft verleend met terugwerkende kracht tenietgaat, gaat ook de hypotheek teniet, onder het voorbehoud van de bescherming van derden die te goeder trouw en onder bezwarende titel beperkte zakelijke rechten hebben verkregen, zodat het tenietgaan van de titel aldus geen afbreuk doet aan de hypothecaire rechten van de derde die zijn rechten verkreeg van diegene wiens titel was overgeschreven en die het gewettigd vertrouwen mocht hebben met de ware gerechtigde te hebben gehandeld (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 74 Burgerlijk Wetboek - Boek III - Titel XVIII: Voorrechten en hypotheken. - Hypotheekwet
22 januari 2021 C.20.0143.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.29
AC nr. ...
KOOPHANDEL, KOOPMAN
- Advocaat - Drijven van handel of nijverheid - Onverenigbaarheid
Indien er een reden van onverenigbaarheid bestaat, kan zij enkel de weglating van de advocaat tot gevolg hebben (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 437, eerste lid, 3°, en tweede lid Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 C.19.0350.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.9
AC nr. ...
MISDRIJF
ALGEMEEN. BEGRIP. MATERIEEL EN MOREEL BESTANDDEEL. EENHEID VAN OPZET
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Constitutieve bestanddelen van het misdrijf - Vermelding in de bewoordingen van de strafwet - Invulling van de bestanddelen
Aan de uit artikel 149 Grondwet voortvloeiende verplichting de constitutieve bestanddelen van een misdrijf te vermelden, is voldaan indien de strafrechter het feit bewezen verklaart in de bewoordingen van de strafwet; bij afwezigheid van een daartoe strekkende conclusie dient de strafrechter geen melding te maken van constitutieve bestanddelen die niet uitdrukkelijk in de strafwet zijn bepaald of dient hij geen nadere invulling te geven aan wel vermelde constitutieve bestanddelen (1). (1) Cass. 16 maart 2005, AR P.04.1592.F, AC 2005, nr. 162. Zie X. XXXXXXX en Ph. TRAEST, "Cassatiemiddelen
in strafzaken", in Cassatie in strafzaken, Intersentia, 2014, 108.
- Art. 149 De gecoördineerde Grondwet 1994
20 oktober 2020 P.20.0677.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.11
AC nr. ...
Deelneming - Diefstal en afpersing - Geweld of bedreiging - Gebruik van een vluchtvoertuig - Toerekening van de verzwarende omstandigheden aan deelnemers van diefstal - Kennis en aanvaarding van de verzwarende omstandigheden - Individuele beoordeling
Indien een deelnemer betwist dat bij diefstal de door artikelen 468 en 471 verzwarende omstandigheden van geweld of bedreiging en gebruik van een vluchtvoertuig op hem van toepassing is, dient de rechter opdat hij de verzwarende omstandigheden aan de deelnemer kan toerekenen, vast te stellen dat de deelnemer kennis had van die verzwarende omstandigheden en dat hij die heeft aanvaard; die individuele toerekening vereist niet dat ook wordt vastgesteld dat de deelnemer zelf geweld heeft gebruikt of heeft bedreigd of daaraan heeft deelgenomen of dat de deelnemer zelf gebruik heeft gemaakt van een voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven tuig (1).
(1) Zie concl. OM.
- Artt. 66, 461, 468 en 471 Strafwetboek
20 oktober 2020 P.20.0781.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.10
AC nr. ...
RECHTVAARDIGING EN VERSCHONING
Rechtvaardiging en verschoning - Rechtvaarding - Wettige verdediging - Opzet om te schaden
Wettige verdediging vereist dat het strafbaar feit dat kan worden gerechtvaardigd, werd gepleegd met het opzet te schaden, ook al leidt dit tot schade die niet werd beoogd (1).
(1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
- Art. 416 Strafwetboek
22 januari 2021 C.20.0012.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.14
AC nr. ...
NOTARIS
- Vordering tot boedelbeschrijving - Verzoek tot rechterlijke machtiging - Vordering overeenkomstig gemeen recht - Verzoek tot machtiging zonder voorwerp - Ambtshalve aanvoering van rechtsgrond
De rechter die vaststelt dat de vordering tot boedelbeschrijving niet wordt gesteld in het kader van een gerechtelijke vereffening verdeling maar dat de eiseres verwijst naar artikel 1175 Gerechtelijk Wetboek zodat zij een boedelbeschrijving vordert overeenkomstig het gemeen recht en oordeelt dat de vordering van de eiseres die ertoe strekt rechterlijke machtiging te bekomen zonder voorwerp is nu overeenkomstig artikel 1177, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek geen rechterlijke machtiging vereist is wanneer het gaat om goederen van een nalatenschap, miskent het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging wanneer de vordering wordt afgewezen op een juridische grond die door geen van de partijen werd aangevoerd en waarvan de partijen, gelet op het verloop van het debat, niet dienden te verwachten dat de appelrechters deze in hun beoordeling zouden betrekken (1). (1) Zie Cass. 24 februari 2017, AR C.16.0327.N, AC 2017, nr. 136; Cass. 27 februari 2014, AR C.13.0292.N, arrest niet gepubliceerd; Cass. 30 januari 2014, AR C.13.0266.N, arrest niet gepubliceerd.
- Xxxx. 0000 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0382.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.39
AC nr. ...
- Gerechtelijke vereffening-verdeling - Beslechte bezwaren door de vereffeningsrechter - Bijkomende bezwaren - Rechtsmacht van de vereffeningsrechter
De bijzondere rechtspleging van gerechtelijke vereffening-verdeling houdt onder meer in dat, na de behandeling door de notaris-vereffenaar en de beslechting door de vereffeningsrechter van bezwaren in het raam van een bezwarenprocedure met betrekking tot een notariële staat van vereffening-verdeling, specifiek wat betreft de reeds behandelde en beslechte bezwaren, enkel bijkomende bezwaren kunnen worden aangebracht over de wijze waarop de notaris-vereffenaar gevolg heeft gegeven aan de rechterlijke beslissing in het raam van de verdere notariële werkzaamheden.
- Artt. 1207 e.v. Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2021 C.19.0624.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.43
AC nr. ...
ONDERZOEK IN STRAFZAKEN
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Observatie - Voorwaarden - Ernstige aanwijzingen - Begrip - Evenredigheid
De ernstige aanwijzingen van een strafbaar feit die vereist worden door de artikelen 46quinquies en 47sexies, §2 , tweede lid, Wetboek van Strafvordering kunnen niet worden gelijkgesteld met de ernstige aanwijzingen van schuld lastens een verdachte, maar hebben betrekking op de vereiste evenredigheid tussen de gebruikte opsporingsmethode en de ernst van het desbetreffende misdrijf (1). (1) Xxx (m.b.t. art. 47sexies Sv.) Cass. 19 november 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 616, met concl. van X. XXXXXXXXXXX, toen advocaat-generaal.
- Artt. 46quinquies en 47sexies Wetboek van Strafvordering
4 november 2020 P.20.1073.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201104.2F.14
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Observatie en infiltratie - Controle op de regelmatigheid van de toepassing ervan - Kamer van inbeschuldigingstelling - Exclusieve bevoegdheid - Bevoegdheden van het vonnisgerecht
Bij toepassing van artikel 235ter Wetboek van Strafvordering is enkel de kamer van inbeschuldigingstelling belast met de controle op de regelmatigheid en op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie; wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling de controle op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie heeft uitgevoerd, bindt haar beslissing het vonnisgerecht; hieruit volgt dat het vonnisgerecht niet bevoegd is om de regelmatigheid van de beslissingen van het onderzoeksgerecht rechtstreeks of onrechtstreeks te onderzoeken of te beoordelen (1). (1) Zie Cass. 3 maart 2009, XX X.00.0000.X, AC 2009, nr. 169, §§ 7 tot 9; Xxx. xx. xxx. xxxx. 0000, x. 0000, xxxx X. XXXXXX, “Xxx xxxxxxx particulière de recherche: chasse gardée pour le gardien”; M.-X. XXXXXXXXX, H.-D. BOSLY en X. XXXXXXXXXXXXX, Droit de la procédure pénale, Die Keure, Brugge, 8e uitg., 2017, I, p. 864, al. 2.
- Art. 235ter Wetboek van Strafvordering
9 december 2020 P.20.0458.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201209.2F.3
AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Inkijkoperatie - Voorwaarden - Ernstige aanwijzingen - Begrip - Evenredigheid
De ernstige aanwijzingen van een strafbaar feit die vereist worden door de artikelen 46quinquies en 47sexies, §2 , tweede lid, Wetboek van Strafvordering kunnen niet worden gelijkgesteld met de ernstige aanwijzingen van schuld lastens een verdachte, maar hebben betrekking op de vereiste evenredigheid tussen de gebruikte opsporingsmethode en de ernst van het desbetreffende misdrijf (1). (1) Xxx (m.b.t. art. 47sexies Sv.) Cass. 19 november 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 616, met concl. van X. XXXXXXXXXXX, toen advocaat-generaal.
- Artt. 46quinquies en 47sexies Wetboek van Strafvordering
4 november 2020 P.20.1073.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201104.2F.14
AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Voorwaarden - Ernstige aanwijzingen - Begrip - Evenredigheid
De ernstige aanwijzingen van een strafbaar feit die vereist worden door de artikelen 46quinquies en 47sexies, §2 , tweede lid, Wetboek van Strafvordering kunnen niet worden gelijkgesteld met de ernstige aanwijzingen van schuld lastens een verdachte, maar hebben betrekking op de vereiste evenredigheid tussen de gebruikte opsporingsmethode en de ernst van het desbetreffende misdrijf (1). (1) Xxx (m.b.t. art. 47sexies Sv.) Cass. 19 november 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 616, met concl. van X. XXXXXXXXXXX, toen advocaat-generaal.
- Artt. 46quinquies en 47sexies Wetboek van Strafvordering
4 november 2020 P.20.1073.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201104.2F.14
AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie en infiltratie - Controle op de regelmatigheid van de toepassing ervan - Kamer van inbeschuldigingstelling - Exclusieve bevoegdheid - Bevoegdheden van het vonnisgerecht
Bij toepassing van artikel 235ter Wetboek van Strafvordering is enkel de kamer van inbeschuldigingstelling belast met de controle op de regelmatigheid en op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie; wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling de controle op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie heeft uitgevoerd, bindt haar beslissing het vonnisgerecht; hieruit volgt dat het vonnisgerecht niet bevoegd is om de regelmatigheid van de beslissingen van het onderzoeksgerecht rechtstreeks of onrechtstreeks te onderzoeken of te beoordelen (1). (1) Zie Cass. 3 maart 2009, XX X.00.0000.X, AC 2009, nr. 169, §§ 7 tot 9; Xxx. xx. xxx. xxxx. 0000, x. 0000, xxxx X. XXXXXX, “Xxx xxxxxxx particulière de recherche: chasse gardée pour le gardien”; M.-X. XXXXXXXXX, H.-D. BOSLY en X. XXXXXXXXXXXXX, Droit de la procédure pénale, Die Keure, Brugge, 8e uitg., 2017, I, p. 864, al. 2.
- Art. 235ter Wetboek van Strafvordering
9 december 2020 P.20.0458.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201209.2F.3
AC nr. ...
ONDERZOEKSGERECHTEN
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Exclusieve bevoegdheid - Bevoegdheden van het vonnisgerecht - Bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie - Controle op de regelmatigheid van de toepassing ervan
Bij toepassing van artikel 235ter Wetboek van Strafvordering is enkel de kamer van inbeschuldigingstelling belast met de controle op de regelmatigheid en op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie; wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling de controle op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie heeft uitgevoerd, bindt haar beslissing het vonnisgerecht; hieruit volgt dat het vonnisgerecht niet bevoegd is om de regelmatigheid van de beslissingen van het onderzoeksgerecht rechtstreeks of onrechtstreeks te onderzoeken of te beoordelen (1). (1) Zie Cass. 3 maart 2009, XX X.00.0000.X, AC 2009, nr. 169, §§ 7 tot 9; Xxx. xx. xxx. xxxx. 0000, x. 0000, xxxx X. XXXXXX, “Xxx xxxxxxx particulière de recherche: chasse gardée pour le gardien”; M.-X. XXXXXXXXX, H.-D. BOSLY en X. XXXXXXXXXXXXX, Droit de la procédure pénale, Die Keure, Brugge, 8e uitg., 2017, I, p. 864, al. 2.
- Art. 235ter Wetboek van Strafvordering
9 december 2020 P.20.0458.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201209.2F.3
AC nr. ...
OPENBAAR MINISTERIE
- Valsheidsvordering - Gegrondverklaring - Afwezigheid van voorafgaand advies van het openbaar ministerie
De rechters die zonder voorafgaand advies van het openbaar ministerie een valsheidsvordering gegrond verklaren, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. (1) Art. 764, eerste lid, 5° Gerechtelijk Wetboek, in zijn versie voor de wijziging ervan bij wet 19 oktober 2015.
- Artt. 780, eerste lid, 1° en 4°, en 1042 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 764, eerste lid, 5° Wet 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie
22 januari 2021 C.19.0393.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.40
AC nr. ...
- Mededeling - Potpourri I - Overgangsbepalingen
Krachtens artikel 50, eerste lid, Xxxxxxxxx X, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 18 december 2015, zijn de artikelen 14 tot 17 van deze wet, die betrekking hebben op de mededeling van vorderingen aan het openbaar ministerie, van toepassing op de zaken die aanhangig worden gemaakt of, met toepassing van artikel 1253ter/7, § 1, Gerechtelijk Wetboek opnieuw voor de rechtbank worden gebracht vanaf 1 januari 2016 (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 1253ter/7, § 1 Gerechtelijk Wetboek
- Artt. 14 tot 17, 50, eerste lid Wet 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie
8 februari 2021 C.19.0205.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210208.3N.9
AC nr. ...
OVEREENKOMST
Bestanddelen - Oorzaak - Ongeoorloofde oorzaak - Fiscale fraude - Toepassing
Een overeenkomst heeft een ongeoorloofde oorzaak wanneer fiscale fraude minstens één van de doorslaggevende beweegredenen is van een van de partijen.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0605.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.42
AC nr. ...
Bestanddelen - Voorwerp - Concessieovereenkomst voor diensten - Miskenning van het gelijkheids- en transparantiebeginsel - Nietigheid
Een overeenkomst waarin een aanbestedende dienst van een lidstaat rechtstreeks en dus met miskenning van het gelijkheids- en transparantiebeginsel vervat in de artikelen 49 en 56 VWEU, aan een marktdeelnemer uit dezelfde lidstaat een dienstenconcessie gunt met een duidelijk grensoverschrijdend belang, doet een toestand ontstaan die in strijd is met de openbare orde; dergelijke overeenkomst is bijgevolg volstrekt nietig bij gebrek aan geoorloofd voorwerp, behoudens wanneer wordt vastgesteld dat er geen enkele potentieel geïnteresseerde marktspeler was, of indien de rechter beslist om de overeenkomst niet te vernietigen wegens dwingende redenen van algemeen belang die het noodzakelijk maken dat de opdracht of de concessie voortgang vindt (1). (1) Zie concl. OM.
- Xxxx. 0 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
- Artt. 49, eerste lid, en 56, eerste lid Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de werking van de Europese Unie
22 januari 2021 C.19.0303.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.38
AC nr. ...
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Consumentenovereenkomst - Oneerlijk beding - Vernietiging - Geen negatieve gevolgen voor de consument - Taak van de rechter
Indien de vernietiging van het contractuele beding dat een oneerlijk beding is, geen negatieve gevolgen heeft voor de consument, dient de rechter het oneerlijk beding buiten toepassing te laten en heeft hij niet de mogelijkheid het te vervangen door een nationale bepaling van aanvullend recht (1). (1) Zie HvJ 21 januari 2015, Xxxxxxx Xxxxx, X-000/00, X- 000/00, C-485/13, C-487/13.
- Artt. VI.83, 17°, en VI.84 Wetboek 28 februari 2013 van economisch recht
9 oktober 2020 C.19.0631.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201009.1N.1
AC nr. ...
PARITAIR COMITE
- Verzoeningsbureau - Vertegenwoordiging in rechte - Belgische Staat
De Belgische Staat heeft niet de vereiste hoedanigheid om als verweerder op te treden in vorderingen gericht tegen beslissingen van de paritaire comités, subcomités en de organen opgericht in de schoot van die comités en subcomités (1). (1) Zie conl. OM.
- Artt. 19 en 20 KB 6 november 1969 tot vaststelling van de algemene regels voor de werking van de paritaire comités en paritaire subcomités
- Artt. 35, 37, 38, eerste lid, 2°, 39, 40, 44, 46, 47 en 49 Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités
- Art. 17 Gerechtelijk Wetboek
12 april 2021 S.19.0022.N
- Instelling - Werking - Beslissingen
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.4
AC nr. ...
De Belgische Staat staat in voor de instelling en goede werking van de paritaire comités en subcomités en de verzoeningsbureaus binnen die comités, maar het zijn de vertegenwoordigers van de in die organen vertegenwoordigde werknemers- en werkgeversorganisaties die in de schoot van die organen de beslissingen nemen, zodat die niet aan de Belgische Staat kunnen worden toegerekend (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 19 en 20 KB 6 november 1969 tot vaststelling van de algemene regels voor de werking van de paritaire comités en paritaire subcomités
- Artt. 35, 37, 38, eerste lid, 2°, 39, 40, 44, 46, 47 en 49 Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités
12 april 2021 S.19.0022.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.4
AC nr. ...
RECHT VAN VERDEDIGING
Burgerlijke zaken - Vordering tot boedelbeschrijving - Verzoek tot rechterlijke machtiging - Vordering overeenkomstig gemeen recht - Verzoek tot machtiging zonder voorwerp - Ambtshalve aanvoering van rechtsgrond
De rechter die vaststelt dat de vordering tot boedelbeschrijving niet wordt gesteld in het kader van een gerechtelijke vereffening verdeling maar dat de eiseres verwijst naar artikel 1175 Gerechtelijk Wetboek zodat zij een boedelbeschrijving vordert overeenkomstig het gemeen recht en oordeelt dat de vordering van de eiseres die ertoe strekt rechterlijke machtiging te bekomen zonder voorwerp is nu overeenkomstig artikel 1177, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek geen rechterlijke machtiging vereist is wanneer het gaat om goederen van een nalatenschap, miskent het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging wanneer de vordering wordt afgewezen op een juridische grond die door geen van de partijen werd aangevoerd en waarvan de partijen, gelet op het verloop van het debat, niet dienden te verwachten dat de appelrechters deze in hun beoordeling zouden betrekken (1). (1) Zie Cass. 24 februari 2017, AR C.16.0327.N, AC 2017, nr. 136; Cass. 27 februari 2014, AR C.13.0292.N, arrest niet gepubliceerd; Cass. 30 januari 2014, AR C.13.0266.N, arrest niet gepubliceerd.
- Xxxx. 0000 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0382.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.39
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Rechtspleging - Taak van de rechter - Beslissing - Redenen - Verwachting van de partijen - Mogelijkheid tot tegenspraak
Het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging wordt niet miskend wanneer een rechter zijn beslissing steunt op elementen die door één van de partijen werden aangevoerd of waarvan de partijen, gelet op het verloop van het debat, mochten verwachten dat de rechter ze in zijn oordeel zou betrekken en waarover zij tegenspraak hebben kunnen voeren (1). (1) Zie concl. OM.
29 januari 2021 F.18.0140.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.17
AC nr. ...
RECHTBANKEN
Burgerlijke zaken - Algemeen - Samenstelling van de zetel - Aanvatten van het debat - Voortzetting op een navolgende terechtzitting - Uitspraak
De beslissing die uitspraak doet over de vordering nadat het debat dat op een eerdere rechtszitting werd aangevat, op navolgende rechtszittingen werd voortgezet, dient gewezen te worden door de rechters die de vorige zittingen hebben bijgewoond of, indien dit niet mogelijk is, door de rechters voor wie het debat in zijn geheel werd hervat, hetgeen kan blijken uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan (1). (1) Zie Cass. 19 mei 2011, AR C.10.0657.F, AC 2011, nr. 330.
- Art. 779 Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2021 D.20.0002.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.31
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie - Controle op de regelmatigheid van de toepassing ervan - Kamer van inbeschuldigingstelling - Exclusieve bevoegdheid - Bevoegdheden van het vonnisgerecht
Bij toepassing van artikel 235ter Wetboek van Strafvordering is enkel de kamer van inbeschuldigingstelling belast met de controle op de regelmatigheid en op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie; wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling de controle op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie heeft uitgevoerd, bindt haar beslissing het vonnisgerecht; hieruit volgt dat het vonnisgerecht niet bevoegd is om de regelmatigheid van de beslissingen van het onderzoeksgerecht rechtstreeks of onrechtstreeks te onderzoeken of te beoordelen (1). (1) Zie Cass. 3 maart 2009, XX X.00.0000.X, AC 2009, nr. 169, §§ 7 tot 9; Xxx. xx. xxx. xxxx. 0000, x. 0000, xxxx X. XXXXXX, “Xxx xxxxxxx particulière de recherche: chasse gardée pour le gardien”; M.-X. XXXXXXXXX, H.-D. BOSLY en X. XXXXXXXXXXXXX, Droit de la procédure pénale, Die Keure, Brugge, 8e uitg., 2017, I, p. 864, al. 2.
- Art. 235ter Wetboek van Strafvordering
9 december 2020 P.20.0458.F
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201209.2F.3
AC nr. ...
RECHTEN VAN DE MENS
Verdrag rechten van de mens - Art. 3 - Orde der artsen - Tuchtsancties - Aard
Geen van de sancties bepaald in artikel 16 van de Artsenwet, ook al moeten ze op hun evenredigheid kunnen worden getoetst, zijn te aanzien als behandelingen of straffen in de zin van artikel 3 EVRM (1). (1) Cass. 26 oktober 2017, AR D.17.0001.N, arrest niet gepubliceerd.
22 januari 2021 D.19.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.35
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht van toegang tot de rechter - Recht van toegankelijkheid en daadwerkelijkheid van een rechtsmiddel - Hoger beroep van de beklaagde - Verklaring aan de gevangenisdirecteur of zijn afgevaardigde - Niet tijdig indienen van een grievenschrift
Uit het recht van toegang tot de rechter, gewaarborgd door art. 6 EVRM, met inbegrip van het daaruit afgeleide recht van de toegankelijkheid en de daadwerkelijkheid van een rechtsmiddel volgt dat het appelgerecht het verval van het hoger beroep wegens het niet tijdig indienen van een grievenschrift alleen mag toepassen als het redelijkerwijze kan aannemen dat een gedetineerde beklaagde, die zelf hoger beroep heeft ingesteld door het afleggen van een verklaring aan de gevangenisdirecteur of zijn afgevaardigde, op de hoogte was of kon zijn van de verplichting inzake het grievenschrift.
- Art. 1 Wet 25 juli 1893 betreffende de aantekening van hoger beroep van gedetineerde of geïnterneerde personen
- Artt. 203 en 204 Wetboek van Strafvordering
- Art. 6.1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
20 oktober 2020 P.19.1255.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.14
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Onpartijdigheid van de rechter - Wegverkeer - Geschiktheid tot het besturen van een motorvoertuig - Elementen die wijzen op ongeschiktheid - Onderzoeksmaatregel in hoger beroep - Eigen initiatief van de appelrechter - Toelaatbaarheid
Het onpartijdigheidsbeginsel verzet er zich niet tegen dat een appelgerecht bij wie een strafvordering aanhangig is voor feiten die aanleiding kunnen geven tot verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid op eigen initiatief nagaat of er elementen zijn die wijzen op een dergelijke ongeschiktheid, melding maakt van die elementen en op grond daarvan een onderzoeksmaatregel beveelt, die tot gevolg kan hebben dat het appelgerecht de toestand van de beklaagde verzwaart, door aan de eerste rechter opgelegde bestraffing de veiligheidsmaatregel toe te voegen van verval van het recht tot sturen wegens ongeschiktheid.
- Art. 42, eerste lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
- Art. 6.1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
20 oktober 2020 P.20.0637.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.8
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Strafzaken - Redelijke termijn van het proces - Criteria - Belang van de zaak voor de beklaagde - Concretisering
Of een strafvervolging binnen een redelijke termijn is behandeld moet worden beoordeeld rekening houdend met de complexiteit van de zaak, de houding van de beklaagde, de houding van de gerechtelijke overheden en het belang dat de zaak heeft voor de beklaagde (1); enkel indien de beklaagde uitdrukkelijk verwijst naar één of meerdere van deze criteria dient de rechter uitdrukkelijk aan te geven dat hij ze bij zijn beoordeling heeft betrokken; indien de rechter aanneemt dat de vereiste van de redelijke termijn niet is nageleefd, dient hij niet uitdrukkelijk te vermelden dat hij het belang van de zaak in zijn oordeel heeft betrokken, indien de beklaagde in zijn verweer over de redelijke termijn wijst op het grote belang dat de zaak voor hem heeft, zonder dit belang te concretiseren. (1) X. XXXXX, De duur van het strafproces. Onderzoek naar de redelijke termijn waarbinnen een strafprocedure moet of mag worden afgehandeld, Xxxxxxx, 0000, 251-325; X. XXXXX, Overschrijding van de redelijke termijn, Xxxxxxx, 0000, 73p.; X. XXXXXXXXXXXXX, "Le contrôle de la sanction du dépassement du délai raisonnable aux différents stades du procès pénal", R.D.P. 2010, 980-1006 ; C. XXX XXX XXXXXXXX, X. XXXXXXXXX en Ph. TRAEST, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Gompel & Xxxxxxx, 2019, 743-749.
- Art. 6.1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
20 oktober 2020 P.20.0620.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.9
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Orde der artsen - Opgelegde tuchtsancties - Taak van de rechter - Onevenredigheid tussen sanctie en overtreding
De rechter vermag na te gaan of een tuchtsanctie niet onevenredig is met de overtreding, maar de omstandigheid dat een onevenredige tuchtsanctie zou zijn opgelegd houdt op zich geen schending van artikel 6.1 EVRM of miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van de eerbied voor het recht van verdediging in (1). (1) Cass. 9 november 2018, XX X.00.0000.X, arrest niet gepubliceerd; Cass. 26 oktober 2017, AR D.17.0001.N, arrest niet gepubliceerd.
22 januari 2021 D.19.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.35
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Tuchtsanctie - Schrapping van het tableau van de advocaten - Aard
De schrapping van het tableau van de advocaten is een tuchtrechtelijke sanctie die naar intern recht niet wordt gekwalificeerd als een strafrechtelijke sanctie, die enkel geldt voor advocaten en ertoe strekt de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven, en is bijgevolg geen strafsanctie in de zin van artikel 6 EVRM (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 455, 456, eerste lid, en 460, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 D.20.0008.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.3
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Recht op eerbiediging van het gezinsleven -
Verontrustende situatie - Jeugdrechtbank - Opleggen en herzien van maatregelen - Beperkingen aan het omgangsrecht van ouders - Wettelijke basis
Voor zover daartoe een wettelijke basis bestaat als bedoeld in artikel 8.2 EVRM en voor zover dit noodzakelijk in het belang is van de minderjarige, kan de jeugdrechter aan de uitoefening van het omgangsrecht van een ouder met zijn kind voorwaarden verbinden of beperkingen opleggen; artikelen 48, §1 en 58 Decreet Integrale Jeugdhulp vormen een wettelijke basis in de zin van artikel 8.2 EVRM voor het bepalen van dergelijke voorwaarden of het opleggen van dergelijke beperkingen.
- Artt. 48, § 1, en 58 Decreet 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp
- Art. 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
20 oktober 2020 P.20.0604.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.5
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Fiscaal geding inzake personenbelasting - Toelaatbaarheid
Uit artikel 8 EVRM, dat het recht op eerbiediging van het privé-, het gezinsleven, de woning en de briefwisseling waarborgt, volgt niet dat bewijs dat met miskenning van dit grondrecht werd verkregen, altijd ontoelaatbaar is.
- Art. 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Fiscaal geding inzake personenbelasting - Toelaatbaarheid
Uit artikel 8 EVRM, dat het recht op eerbiediging van het privé-, het gezinsleven, de woning en de briefwisseling waarborgt, volgt niet dat bewijs dat met miskenning van dit grondrecht werd verkregen, altijd ontoelaatbaar is.
- Art. 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
29 januari 2021 F.17.0016.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.1
AC nr. 426
RECHTERLIJK GEWIJSDE
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Eerbiediging - Element ten grondslag aan zowel de strafvordering als de burgerrechtelijke vordering - Taak van de rechter
Het algemeen rechtsbeginsel tot eerbiediging van het gezag van gewijsde in strafzaken verbiedt de rechter bij wie de latere burgerrechtelijke vordering aanhangig is gemaakt, om hetgeen de strafrechter zeker en noodzakelijk heeft beslist over een element dat aan zowel de strafvordering als de burgerrechtelijke vordering ten grondslag ligt, ter betwisting te stellen (1). (1) Zie Cass. 4 mei 2017, AR C.16.0187.F, AC 2017, nr. 310; Cass.
24 april 2009, AR C.07.0120.N, AC 2009, nr. 275; Cass. 14 juni 2006, AR P.06.0073.F., AC
2006, nr. 330.
26 maart 2021 C.20.0342.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210319.1N.7
AC nr. ...
RECHTERLIJKE ORGANISATIE
Burgerlijke zaken - Samenstelling van de zetel - Aanvatten van het debat - Voortzetting op een navolgende terechtzitting - Uitspraak
De beslissing die uitspraak doet over de vordering nadat het debat dat op een eerdere rechtszitting werd aangevat, op navolgende rechtszittingen werd voortgezet, dient gewezen te worden door de rechters die de vorige zittingen hebben bijgewoond of, indien dit niet mogelijk is, door de rechters voor wie het debat in zijn geheel werd hervat, hetgeen kan blijken uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan (1). (1) Zie Cass. 19 mei 2011, AR C.10.0657.F, AC 2011, nr. 330.
- Art. 779 Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2021 D.20.0002.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.31
AC nr. ...
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE)
- Verbod op rechtsmisbruik - Sanctie
Misbruik van recht wordt gesanctioneerd, niet door het verbeuren van het recht, maar door het recht tot zijn normale uitoefening te herleiden of door het opleggen van het herstel van de schade die door het misbruik is teweeggebracht; de herleiding van het recht tot zijn normale uitoefening kan zover gaan dat de rechter aan de houder van het recht de mogelijkheid ontzegt om zich erop te beroepen in de gegeven omstandigheden (1). (1) Het recht dat in deze wordt ontzegd betreft het inroepen van de verjaring. Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd dat het enkel in de concrete omstandigheden, die de appelrechters hebben vastgesteld, is dat de desbetreffende exceptie niet kan worden aangevoerd. Dit verhindert deze partij niet om, in gewijzigde omstandigheden, zich alsnog hierop te beroepen. Het recht is dus niet verbeurd. Het is gelet op dit laatste dat de stelling, inzake de verlening van de verjaringstermijn als sanctie, niet kan worden onderschreven. Indien zo gehandeld wordt dan verbeurt de eiser effectief zijn recht om de exceptie in te roepen. De verlening van de termijn wil zeggen dat er geen verjaring is. Eénmaal dit is vastgelegd dan kan de partij, zelfs in gewijzigde omstandigheden, niet meer de verjaring aanvoeren. Inderdaad de vordering is wel of niet verjaard. Het kan niet de twee zijn. HV
8 februari 2021 S.20.0009.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210208.3N.4
AC nr. ...
- Algemeen rechtsbeginsel tot eerbiediging van het gezag van gewijsde in strafzaken - Element ten grondslag aan zowel de strafvordering als de burgerrechtelijke vordering - Taak van de rechter
Het algemeen rechtsbeginsel tot eerbiediging van het gezag van gewijsde in strafzaken verbiedt de rechter bij wie de latere burgerrechtelijke vordering aanhangig is gemaakt, om hetgeen de strafrechter zeker en noodzakelijk heeft beslist over een element dat aan zowel de strafvordering als de burgerrechtelijke vordering ten grondslag ligt, ter betwisting te stellen (1). (1) Zie Cass. 4 mei 2017, AR C.16.0187.F, AC 2017, nr. 310; Cass.
24 april 2009, AR C.07.0120.N, AC 2009, nr. 275; Cass. 14 juni 2006, AR P.06.0073.F., AC
2006, nr. 330.
26 maart 2021 C.20.0342.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210319.1N.7
AC nr. ...
- Algemeen rechtsbeginsel "non bis in idem" - Strafrechtelijke veroordeling - Nadien opleggen van een tuchtsanctie - Verenigbaarheid
Wanneer de tuchtprocedure niet de kenmerken vertoont van een strafvervolging, wat wel het geval is wanneer deze vervolging beantwoordt aan een strafrechtelijke kwalificatie volgens het intern recht, de inbreuk volgens haar aard geldt voor alle burgers of de sanctie op de inbreuk volgens haar aard en haar ernst een repressief of preventief oogmerk heeft, staan noch het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, noch de artikelen 14.7 IVBPR en 4.1, Protocol nr. 7 EVRM in de weg aan het opleggen van een tuchtsanctie voor feiten die eerder hebben geleid tot een strafrechtelijke veroordeling (1).
(1) Zie concl. OM.
- Art. 4.1 Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
26 maart 2021 D.20.0008.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.3
AC nr. ...
RECHTSMISBRUIK
- Sanctie
Misbruik van recht wordt gesanctioneerd, niet door het verbeuren van het recht, maar door het recht tot zijn normale uitoefening te herleiden of door het opleggen van het herstel van de schade die door het misbruik is teweeggebracht; de herleiding van het recht tot zijn normale uitoefening kan zover gaan dat de rechter aan de houder van het recht de mogelijkheid ontzegt om zich erop te beroepen in de gegeven omstandigheden (1). (1) Het recht dat in deze wordt ontzegd betreft het inroepen van de verjaring. Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd dat het enkel in de concrete omstandigheden, die de appelrechters hebben vastgesteld, is dat de desbetreffende exceptie niet kan worden aangevoerd. Dit verhindert deze partij niet om, in gewijzigde omstandigheden, zich alsnog hierop te beroepen. Het recht is dus niet verbeurd. Het is gelet op dit laatste dat de stelling, inzake de verlening van de verjaringstermijn als sanctie, niet kan worden onderschreven. Indien zo gehandeld wordt dan verbeurt de eiser effectief zijn recht om de exceptie in te roepen. De verlening van de termijn wil zeggen dat er geen verjaring is. Eénmaal dit is vastgelegd dan kan de partij, zelfs in gewijzigde omstandigheden, niet meer de verjaring aanvoeren. Inderdaad de vordering is wel of niet verjaard. Het kan niet de twee zijn. HV
8 februari 2021 S.20.0009.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210208.3N.4
AC nr. ...
- Dwangsom - Abusieve invordering - Herleiding - Tijdstip
Een abusieve invordering van de dwangsom kan voorhanden zijn zowel van bij de aanvang als vanaf een later tijdstip; in dat laatste geval kan het herleiden van het misbruikte recht tot zijn normale uitoefening slechts vanaf dat tijdstip gebeuren.
- Art. 1385quinquies Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 C.20.0342.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210319.1N.7
AC nr. ...
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN
Geen conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) - Constitutieve bestanddelen van het misdrijf - Vermelding in de bewoordingen van de strafwet - Invulling van de bestanddelen
Aan de uit artikel 149 Grondwet voortvloeiende verplichting de constitutieve bestanddelen van een misdrijf te vermelden, is voldaan indien de strafrechter het feit bewezen verklaart in de bewoordingen van de strafwet; bij afwezigheid van een daartoe strekkende conclusie dient de strafrechter geen melding te maken van constitutieve bestanddelen die niet uitdrukkelijk in de strafwet zijn bepaald of dient hij geen nadere invulling te geven aan wel vermelde constitutieve bestanddelen (1). (1) Cass. 16 maart 2005, AR P.04.1592.F, AC 2005, nr. 162. Zie X. XXXXXXX en Ph. TRAEST, "Cassatiemiddelen
in strafzaken", in Cassatie in strafzaken, Intersentia, 2014, 108.
- Art. 149 De gecoördineerde Grondwet 1994
20 oktober 2020 P.20.0677.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.11
AC nr. ...
Op conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) - Diefstal en afpersing - Geweld of bedreiging - Gebruik van een vluchtvoertuig - Toerekening van de verzwarende omstandigheden aan deelnemers van diefstal - Kennis en aanvaarding van de verzwarende omstandigheden - Individuele beoordeling
Indien een deelnemer betwist dat bij diefstal de door artikelen 468 en 471 verzwarende omstandigheden van geweld of bedreiging en gebruik van een vluchtvoertuig op hem van toepassing is, dient de rechter opdat hij de verzwarende omstandigheden aan de deelnemer kan toerekenen, vast te stellen dat de deelnemer kennis had van die verzwarende omstandigheden en dat hij die heeft aanvaard; die individuele toerekening vereist niet dat ook wordt vastgesteld dat de deelnemer zelf geweld heeft gebruikt of heeft bedreigd of daaraan heeft deelgenomen of dat de deelnemer zelf gebruik heeft gemaakt van een voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven tuig (1).
(1) Zie concl. OM.
- Artt. 66, 461, 468 en 471 Strafwetboek
20 oktober 2020 P.20.0781.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.10
AC nr. ...
Op conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) - Jeugdrechtbank - Verontrustende situatie - Opleggen en herzien van maatregelen - Toezicht van de sociale dienst als autonome maatregel - Naleven van een handelingsplan - Concretisering van de beslissing
- Art. 81, tweede lid Besluit van de Vlaamse Regering 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp
- Artt. 48, § 1, 2°, 49, 51 en 58 Decreet 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp
- Art. 11 Gerechtelijk Wetboek
20 oktober 2020 P.20.0604.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.5
AC nr. ...
Op conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) - Redelijke termijn van het proces - Criteria - Belang van de zaak voor de beklaagde - Concretisering
Of een strafvervolging binnen een redelijke termijn is behandeld moet worden beoordeeld rekening houdend met de complexiteit van de zaak, de houding van de beklaagde, de houding van de gerechtelijke overheden en het belang dat de zaak heeft voor de beklaagde (1); enkel indien de beklaagde uitdrukkelijk verwijst naar één of meerdere van deze criteria dient de rechter uitdrukkelijk aan te geven dat hij ze bij zijn beoordeling heeft betrokken; indien de rechter aanneemt dat de vereiste van de redelijke termijn niet is nageleefd, dient hij niet uitdrukkelijk te vermelden dat hij het belang van de zaak in zijn oordeel heeft betrokken, indien de beklaagde in zijn verweer over de redelijke termijn wijst op het grote belang dat de zaak voor hem heeft, zonder dit belang te concretiseren. (1) X. XXXXX, De duur van het strafproces. Onderzoek naar de redelijke termijn waarbinnen een strafprocedure moet of mag worden afgehandeld, Xxxxxxx, 0000, 251-325; X. XXXXX, Overschrijding van de redelijke termijn, Xxxxxxx, 0000, 73p.; X. XXXXXXXXXXXXX, "Le contrôle de la sanction du dépassement du délai raisonnable aux différents stades du procès pénal", R.D.P. 2010, 980-1006 ; C. XXX XXX XXXXXXXX, X. XXXXXXXXX en Ph. TRAEST, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Gompel & Xxxxxxx, 2019, 743-749.
- Art. 6.1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
20 oktober 2020 P.20.0620.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.9
AC nr. ...
SCHENKINGEN EN TESTAMENTEN
- Fictieve massa - Samenstelling - Schenking - Raming van de waarde - Toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden
Bij de samenstelling van de fictieve massa wordt de waarde van de geschonken goederen geraamd volgens hun staat ten tijde van de schenking en hun waarde ten tijde van het overlijden, waarbij rekening kan worden gehouden met de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van het goed op voorwaarde dat deze voldoende zeker en niet hypothetisch zijn.
- Art. 922 Oud Burgerlijk Wetboek
22 januari 2021 C.20.0039.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.28
AC nr. ...
STEDENBOUW
HERSTEL VAN PLAATS IN DE VORIGE STAAT. BETALING VAN EEN MEERWAARDE
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Inleiden van de herstelvordering - Voorafgaand éénsluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid - Dreigende verjaring
Aan de vereiste van een voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid op straffe van niet-ontvankelijkheid van de herstelvordering die vanaf 16 december 2005 wordt ingeleid bij hetzij de burgerlijke rechter, hetzij de strafrechter, mag slechts worden voorbijgegaan wanneer de Hoge Raad voor het Herstelbeleid geen advies heeft verleend binnen de 60 dagen na de aangetekende adviesaanvraag; een dreigende verjaring van de herstelvordering doet hieraan niet af. (1) Artt. 198bis, eerste lid, en 149, § 1, eerste lid, Stedenbouwdecreet 1999, zoals dit moet worden gelezen ingevolge de vernietiging van de woorden “voor 1 mei 2000” door het arrest nr. 14/2005 van het Arbitragehof, thans Grondwettelijk Hof, van 19 januari 2005.
- Artt. 198bis, eerste lid, en 149, § 1, eerste lid Decr. van de Vlaamse Raad 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
22 januari 2021 C.20.0228.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.33
AC nr. ...
TAALGEBRUIK
Bestuurszaken - Fiscale zaken - Inkomstenbelastingen - Bezwaarprocedure - Directoriale beslissing
Het gebruik van een woord, tussen aanhalingstekens geplaatst in een directoriale beslissing, schendt de Taalwet Bestuurszaken niet in zover die beslissing verstaanbaar en zinnig is blijkens haar context.
- Art. 33 Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij KB 18 juli 1966
12 maart 2021 F.19.0059.N
GERECHTSZAKEN (WET 15 JUNI 1935)
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210312.1N.3
AC nr. ...
Gerechtszaken (wet 15 juni 1935) - In eerste aanleg - Strafzaken - Verzoek tot wijziging van de taal van de rechtspleging - Afwijzing door de rechtbank - Hoger beroep
Artikel 23 Taalwet Gerechtszaken kent aan een beklaagde die alleen Frans kent of zich gemakkelijker in die taal uitdrukt, in beginsel het recht toe om de verwijzing te vragen naar een gerecht waar de rechtspleging in het Frans geschiedt; indien de eerste rechter een dergelijk verzoek afwijst en ten gronde uitspraak doet, kan de beklaagde tegen de afwijzende beslissing hoger beroep instellen en dient het appelgerecht daarover uitspraak te doen; het staat aan de beklaagde die de voormelde taalwijziging vraagt, aan te voeren dat hij alleen Xxxxx xxxx of zich gemakkelijker in die taal uitdrukt, zonder dat hij dat moet bewijzen of geloofwaardig maken.
22 september 2020 P.20.0424.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20200922.2N.7
AC nr. ...
Gerechtszaken (wet 15 juni 1935) - In hoger beroep - Strafzaken - Verzoek tot wijziging van de taal van de rechtspleging - Aanvoering
Artikel 23 Taalwet Gerechtszaken kent aan een beklaagde die alleen Frans kent of zich gemakkelijker in die taal uitdrukt, in beginsel het recht toe om de verwijzing te vragen naar een gerecht waar de rechtspleging in het Frans geschiedt; indien de eerste rechter een dergelijk verzoek afwijst en ten gronde uitspraak doet, kan de beklaagde tegen de afwijzende beslissing hoger beroep instellen en dient het appelgerecht daarover uitspraak te doen; het staat aan de beklaagde die de voormelde taalwijziging vraagt, aan te voeren dat hij alleen Xxxxx xxxx of zich gemakkelijker in die taal uitdrukt, zonder dat hij dat moet bewijzen of geloofwaardig maken.
22 september 2020 P.20.0424.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20200922.2N.7
AC nr. ...
Gerechtszaken (wet 15 juni 1935) - In hoger beroep - Andere zaken - Aanhaling in een andere taal - Uitdrukking "At arm's length" - In de rechtstaal algemeen gekende uitdrukking
Een akte wordt geacht in de taal van de rechtspleging te zijn gesteld wanneer alle voor de regelmatigheid ervan vereiste vermeldingen in die taal zijn gesteld; hieraan doet niet af het gebruik van in de rechtstaal algemeen gekende en aanvaarde uitdrukkingen of adagia, zoals de uitdrukking "at arm's length" die een algemeen gekende en aanvaarde uitdrukking is in het fiscaal recht en die in een groot aantal landen van de Europese Unie deel uitmaakt van de rechtstaal van die landen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 24 Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
29 januari 2021 F.18.0140.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210129.1N.17
AC nr. ...
VENNOOTSCHAPPEN
ALGEMEEN. GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS
Algemeen - gemeenschappelijke regels - Kruispuntbank van Ondernemingen - Inschrijvingsplichtige onderneming - Gebrek aan inschrijving
De niet-ontvankelijkheid van de vordering op grond van artikel III.26, §2, Wetboek van Economisch Recht geldt voor alle rechtsvorderingen die gebaseerd zijn op de overeenkomst tussen partijen.
- Art. III.26, § 2 Wetboek 28 februari 2013 van economisch recht
22 januari 2021 C.19.0605.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.42
AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid - Vennootschapsschulden - Volstorting aandelen
Na de inschrijving van de aandelenoverdracht in het register van aandelen kan de overdrager van niet-volstorte aandelen door de vennootschap en door derden tot volstorting worden aangesproken tot beloop van niet meer dan de voordien ontstane vennootschapsschulden.
- Artt. 235 en 250 Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen
9 oktober 2020 C.17.0601.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201009.1N.2
AC nr. ...
VERDELING
- Gerechtelijke vereffening-verdeling - Beslechte bezwaren door de vereffeningsrechter - Bijkomende bezwaren - Rechtsmacht van de vereffeningsrechter
De bijzondere rechtspleging van gerechtelijke vereffening-verdeling houdt onder meer in dat, na de behandeling door de notaris-vereffenaar en de beslechting door de vereffeningsrechter van bezwaren in het raam van een bezwarenprocedure met betrekking tot een notariële staat van vereffening-verdeling, specifiek wat betreft de reeds behandelde en beslechte bezwaren, enkel bijkomende bezwaren kunnen worden aangebracht over de wijze waarop de notaris-vereffenaar gevolg heeft gegeven aan de rechterlijke beslissing in het raam van de verdere notariële werkzaamheden.
- Artt. 1207 e.v. Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2021 C.19.0624.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.43
AC nr. ...
VERENIGING ZONDER WINSTOOGMERK
- Collegiale raad van bestuur - Individuele bestuurder - Toezicht
Gezien het bestuur van een vzw aan een collegiale raad van bestuur moet worden opgedragen, doet noch een taakverdeling die de bestuurders eventueel zijn overeengekomen, noch het feit dat een bestuurder niet zelf het bestuursmandaat heeft gesolliciteerd of het feit dat een bestuurder zich het bestuur toe-eigent, afbreuk aan de verplichting dat elke individuele bestuurder verplicht is toezicht te houden op de medebestuurders.
- Art. 3, tweede lid Wet 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen
9 oktober 2020 C.20.0120.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201009.1N.4
AC nr. ...
VERJARING
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid - Voortdurende fout van de overheid - Ontstaan van de schade - Verjaring van de vordering - Aanvang
De omstandigheid dat de schade het gevolg is van een voortdurende fout, verhindert niet dat de schade dag per dag ontstaat en de vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat naargelang de schade zich voordoet, zodat de verjaring van een vordering tot schadevergoeding ingeval van een voortdurende fout van de overheid niet pas begint te lopen zodra het foutief handelen van de overheid heeft opgehouden te bestaan (1). (1) Zie concl. OM in Cass. 22 januari 2021 XX X.00.0000.X, AC 2021, nr. 53.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.20.0187.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.19
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid - Voortdurende fout van de overheid - Ontstaan van de schade - Verjaring van de vordering - Aanvang
De omstandigheid dat de schade het gevolg is van een voortdurende fout, verhindert niet dat de schade dag per dag ontstaat en de vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat naargelang de schade zich voordoet, zodat de verjaring van een vordering tot schadevergoeding ingeval van een voortdurende fout van de overheid niet pas begint te lopen zodra het foutief handelen van de overheid heeft opgehouden te bestaan (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0547.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.2
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Schorsing - Onbekwaamverklaring - Schorsing van de verjaring - Toepassing
De verjaring is slechts geschorst in geval van onbekwaamverklaring van degene tegen wie de verjaring loopt, ongeacht of deze in staat was om gedurende een periode van internering zijn wil met zekerheid kenbaar te maken (1). (1) Cass. 2 maart 2017, AR F.12.0056.F, AC 2017, nr. 149; Cass. 12 december 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 680; Cass. 15 februari 2013, AR F.11.0128.N, AC 2013, nr. 111; Zie ook: T. VANSWEEVELT en X.
XXXXX, Handboek Verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 976.
22 januari 2021 C.20.0187.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.19
AC nr. ...
VERZEKERING
Landverzekering - Brandverzekering - Mede-eigendom - Omvang van de dekking
Uit de omstandigheid dat een mede-eigenaar van een onverdeeld onroerend goed in het kader van een in zijn eigen naam afgesloten brandverzekeringsovereenkomst met betrekking tot het geheel van dit goed, premies betaalt die berekend zijn op de volledige waarde van dit goed, volgt dat de partijen niet alleen dekking voor deze mede-eigenaar hebben bedongen maar ook voor de andere mede-eigenaars (1) (2). (1) Zie andersluidende concl. OM. (2) De artikelen 22, 38 en 39 van de wet landverzekeringsovereenkomst voor de opheffing ervan bij wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.
- Artt. 1, B, a), 22 en 38, eerste lid Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
- Xxxx. 0000 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
12 april 2021 C.20.0201.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.1
AC nr. ...
Landverzekering - Brandverzekering - Mede-eigendom - Derdenbeding
De brandverzekering die een mede-eigenaar van een onverdeeld goed in eigen naam heeft gesloten, dekt in de regel slechts zijn aandeel in de eigendom en strekt niet tot voordeel van de overige mede-eigenaars, tenzij uit de verzekering blijkt dat de verzekeringnemer voor hun rekening heeft gehandeld (1) (2). (1) Zie andersluidende concl. OM. (2) De artikelen 22, 38 en 39 van de wet landverzekeringsovereenkomst voor de opheffing ervan bij wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.
- Artt. 1, B, a), 22 en 38, eerste lid Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
- Xxxx. 0000 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
12 april 2021 C.20.0201.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.1
AC nr. ...
WAM- verzekering - Verzoek tot schadeloosstelling - Met redenen omkleed antwoord van de verzekeraar
Uit artikel 13 WAM volgt niet dat de verzekeraar of haar schaderegelaar verplicht is een met redenen omkleed antwoord te geven omtrent de aansprakelijkheid en de schade binnen de termijn van drie maanden, indien de aansprakelijkheid of de toepassing van artikel 29bis niet wordt betwist en de schade niet wordt betwist en werd gekwantificeerd (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 13 en 29bis Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen
22 januari 2021 C.19.0625.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.12
AC nr. ...
XXXXXXXXX EN ARRESTEN
Algemeen - Vordering tot verbetering
Een tegenstrijdigheid tussen het motiverend en het beschikkend gedeelte van een beslissing kan aanleiding geven tot verbetering wanneer uit het geheel van de elementen die de rechter in aanmerking kan nemen in het raam van een procedure tot verbetering duidelijk blijkt dat die tegenstrijdigheid op een kennelijke verschrijving berust.
- Art. 794, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
8 februari 2021 S.20.0020.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210208.3N.3
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Openbaar ministerie - Verplichte mededeling - Advies - Potpourri I - Overgangsbepalingen
Krachtens artikel 50, eerste lid, Xxxxxxxxx X, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 18 december 2015, zijn de artikelen 14 tot 17 van deze wet, die betrekking hebben op de mededeling van vorderingen aan het openbaar ministerie, van toepassing op de zaken die aanhangig worden gemaakt of, met toepassing van artikel 1253ter/7, § 1, Gerechtelijk Wetboek opnieuw voor de rechtbank worden gebracht vanaf 1 januari 2016 (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 1253ter/7, § 1 Gerechtelijk Wetboek
- Artt. 14 tot 17, 50, eerste lid Wet 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie
8 februari 2021 C.19.0205.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210208.3N.9
AC nr. ...
VOORRECHTEN EN HYPOTHEKEN
Hypotheken - Onroerend goed - Hypotheek - Tenietgaan van de onderliggende titel - Terugwerkende kracht - Hypothecaire schuldeiser - Gewettigd vertrouwen
Indien de titel van diegene die de hypotheek heeft verleend met terugwerkende kracht tenietgaat, gaat ook de hypotheek teniet, onder het voorbehoud van de bescherming van derden die te goeder trouw en onder bezwarende titel beperkte zakelijke rechten hebben verkregen, zodat het tenietgaan van de titel aldus geen afbreuk doet aan de hypothecaire rechten van de derde die zijn rechten verkreeg van diegene wiens titel was overgeschreven en die het gewettigd vertrouwen mocht hebben met de ware gerechtigde te hebben gehandeld (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 74 Burgerlijk Wetboek - Boek III - Titel XVIII: Voorrechten en hypotheken. - Hypotheekwet
22 januari 2021 C.20.0143.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.29
AC nr. ...
VORDERING IN RECHTE
- Uitbreiding of wijziging bij conclusie
Een vordering in rechte kan worden uitgebreid of gewijzigd bij conclusie, indien de feiten waarop deze berust dezelfde zijn als die welke in de dagvaarding worden vermeld, ook al had de eiser daaruit geen gevolg afgeleid nopens de gegrondheid van zijn vordering, en waarbij het niet is vereist dat de uitgebreide of gewijzigde vordering uitsluitend gegrond is op een feit of akte dat of die in de gedinginleidende dagvaarding wordt aangevoerd (1). (1) Zie Cass. 17 oktober 2019, AR C.18.0537.N, AC 2019, nr. 531; Cass. 17 mei 2019, AR
C.18.0276.N, AC 2019, nr. 293; Cass. 5 april 2019, AR C.18.0074.N, AC 2019, nr. 212; Cass.
19 februari 2016, AR C.15.0205.F, AC 2016, nr. 129; Cass. 18 februari 2010, AR
C.08.0583.N, AC 2010, nr. 107; Cass. 4 oktober 1982, AR nr. 6588, AC 1982-83, nr. 83; Cass.
3 december 1981, AR 6452, AC 1981-82, nr. 222; P. XXXXX, Variaties op hetzelfde thema. De vordering vernieuwen zonder te verrassen: artikel 807 Ger. W., PB 2002, afl. 2, 125.
- Artt. 807 en 1042 Gerechtelijk Wetboek
9 oktober 2020 C.17.0706.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201009.1N.3
AC nr. ...
- Kruispuntbank van Ondernemingen - Inschrijvingsplichtige onderneming - Gebrek aan inschrijving - Vordering in rechte
De niet-ontvankelijkheid van de vordering op grond van artikel III.26, §2, Wetboek van Economisch Recht geldt voor alle rechtsvorderingen die gebaseerd zijn op de overeenkomst tussen partijen.
- Art. III.26, § 2 Wetboek 28 februari 2013 van economisch recht
22 januari 2021 C.19.0605.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.42
AC nr. ...
- Handelsvennootschap - Advocaat - Drijven van handel of nijverheid - Onverenigbaarheid
Indien er een reden van onverenigbaarheid bestaat, kan zij enkel de weglating van de advocaat tot gevolg hebben (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 437, eerste lid, 3°, en tweede lid Gerechtelijk Wetboek
26 maart 2021 C.19.0350.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210326.1N.9
AC nr. ...
VREDERECHTER
- Vordering tot boedelbeschrijving - Verzoek tot rechterlijke machtiging - Vordering overeenkomstig gemeen recht - Verzoek tot machtiging zonder voorwerp - Ambtshalve aanvoering van rechtsgrond
De rechter die vaststelt dat de vordering tot boedelbeschrijving niet wordt gesteld in het kader van een gerechtelijke vereffening verdeling maar dat de eiseres verwijst naar artikel 1175 Gerechtelijk Wetboek zodat zij een boedelbeschrijving vordert overeenkomstig het gemeen recht en oordeelt dat de vordering van de eiseres die ertoe strekt rechterlijke machtiging te bekomen zonder voorwerp is nu overeenkomstig artikel 1177, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek geen rechterlijke machtiging vereist is wanneer het gaat om goederen van een nalatenschap, miskent het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging wanneer de vordering wordt afgewezen op een juridische grond die door geen van de partijen werd aangevoerd en waarvan de partijen, gelet op het verloop van het debat, niet dienden te verwachten dat de appelrechters deze in hun beoordeling zouden betrekken (1). (1) Zie Cass. 24 februari 2017, AR C.16.0327.N, AC 2017, nr. 136; Cass. 27 februari 2014, AR C.13.0292.N, arrest niet gepubliceerd; Cass. 30 januari 2014, AR C.13.0266.N, arrest niet gepubliceerd.
- Xxxx. 0000 xx 0000 Xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
22 januari 2021 C.19.0382.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210122.1N.39
AC nr. ...
WEGVERKEER
WEGVERKEERSREGLEMENT VAN 01-12-1975
Wegverkeersreglement van 1 december 1975 - Art. 12 - Art. 12.3 - Artikel 12.4 - Werken - Signalisatie - Verandering van rijstrook
Wanneer omwille van gesignaleerde werken de rechterrijstrook van de in dezelfde rijrichting bestaande rijstroken wegvalt en de in de rechterrijstrook rijdende bestuurder ingevolge de aangebrachte signalisatie verplicht is zich met zijn voertuig in de voor hem links gelegen rijstrook te begeven, geniet deze meest rechts rijdende bestuurder overeenkomstig artikel 12.3.1 Wegverkeersreglement voorrang van doorgang; in die omstandigheden maakt het uitwijken naar links van de meest rechts rijdende bestuurder, geen verandering van rijstrook of manoeuvre uit in de zin van artikel 12.4 Wegverkeersreglement.
- Artt. 12.3.1 en 12.4 KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en het gebruik van de openbare weg
22 maart 2021 C.20.0298.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210322.3N.4
AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 42 - Geschiktheid tot het besturen van een motorvoertuig - Onderzoeksmaatregel in hoger beroep - Kans op strafverzwaring - Eenparigheid - Toelaatbaarheid
Het appelgerecht kan de tegen een beklaagde uitgesproken straffen slechts verzwaren als het vaststelt dat die beslissing met eenstemmigheid is genomen; hieruit volgt niet dat het appelgerecht dat een onderzoeksmaatregel beveelt met het oog op een eventueel opleggen van een verval van het recht een motorvoertuig te besturen wegens ongeschiktheid, die beslissing eenstemmig moet bevelen, ook al houdt de toevoeging door het appelgerecht van een dergelijk verval tot het recht tot sturen aan een door de eerste rechter opgelegde bestraffing een strafverzwaring in (1). (1) Cass. 30 mei 2017, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 357.
- Art. 42, eerste lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
- Art. 211bis Wetboek van Strafvordering
20 oktober 2020 P.20.0637.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.8
AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 42 - Geschiktheid tot het besturen van een motorvoertuig - Elementen die wijzen op ongeschiktheid - Onderzoeksmaatregel in hoger beroep - Eigen initiatief van de appelrechter - Onpartijdigheid van de rechter - Toelaatbaarheid
Het onpartijdigheidsbeginsel verzet er zich niet tegen dat een appelgerecht bij wie een strafvordering aanhangig is voor feiten die aanleiding kunnen geven tot verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid op eigen initiatief nagaat of er elementen zijn die wijzen op een dergelijke ongeschiktheid, melding maakt van die elementen en op grond daarvan een onderzoeksmaatregel beveelt, die tot gevolg kan hebben dat het appelgerecht de toestand van de beklaagde verzwaart, door aan de eerste rechter opgelegde bestraffing de veiligheidsmaatregel toe te voegen van verval van het recht tot sturen wegens ongeschiktheid.
- Art. 42, eerste lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
- Art. 6.1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome
20 oktober 2020 P.20.0637.N
ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20201020.2N.8
AC nr. ...
WERKLOOSHEID
Algemeen - Actieve beschikbaarheid - Formele schriftelijke verwittiging
Met de in artikel 58/9, § 1, tweede lid, Werkloosheidsbesluit bedoelde formele schriftelijke verwittiging wordt niet de in het eerste lid bedoelde verwittiging beoogd, maar wel elke formele verwittiging die aan de werkloze wordt gegeven in het kader van de controle op zijn of haar actieve beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, zoals onder meer wordt gegeven door middel van het ultieme afsprakenblad dat overeenkomstig artikel 111/12 Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding wordt opgesteld door de aangestelde bemiddelaar.
- Art. 111/12 Besluit van de Vlaamse Regering 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding
- Art. 58/9, § 1, tweede lid KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
12 april 2021 S.20.0038.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.2
AC nr. ...
Algemeen - Actieve beschikbaarheid - Evaluatie
Artikel 58/9, § 1, Werkloosheidsbesluit heeft enkel betrekking op het gevolg dat kan worden gegeven aan een eerste negatieve evaluatie van een volledig werkloze.
- Artt. 111/6, § 1, eerste lid, 111/9, eerste lid, 111/10, eerste en tweede zin, 111/12, en 111/16 Besluit van de Vlaamse Regering 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding
- Artt. 58/1, eerste lid, 58/8, eerste lid, 58/9 KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
12 april 2021 S.20.0038.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.2
AC nr. ...
Recht op uitkering - Actieve beschikbaarheid - Tweede negatieve evaluatie - Sanctie
Uit artikel 58/9, § 2, Werkloosheidsbesluit volgt dat om de erin bedoelde sanctie op te leggen, naast de vaststelling dat de volledig werkloze het voorwerp is geweest van een eerdere negatieve evaluatie, niet vereist is dat hem reeds een sanctie werd opgelegd zoals bedoeld bij artikel 58/9, § 1, tweede lid, Werkloosheidsbesluit.
- Artt. 58/9, § 1, tweede lid, en 58/9, § 2 KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
12 april 2021 S.20.0038.N
ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210412.3N.2
AC nr. ...