Platform CB’23 – Leidraad
Platform CB’23 – Leidraad
Paspoorten voor de bouw
Werkafspraken voor een circulaire bouw
Versie 2.0 31 maart 2020
Platform CB’23 – Paspoorten voor de bouw
Deze leidraad is zorgvuldig opgesteld. Desondanks kunnen fouten en onvolledigheden niet worden uitgesloten. Deze leidraad mag gedeeld worden en de inhoud mag – met bronvermelding – gebruikt worden in afgeleide werken. Platform CB’23, de betrokken organisaties en leden van actieteams aanvaarden echter geen aansprakelijkheid verband houdend met dit document. Dat geldt ook bij directe of indirecte schade ontstaan door toepassing van dit document.
Om hergebruik op materiaal-, product-, element- en gebouwniveau te bevorderen, worden paspoorten binnen de bouwsector gezien als een belangrijk middel om te komen tot een meer circulaire bouw. Deze leidraad bevat een aanzet om te komen naar een standaardisatie van paspoorten voor de bouw. Hiermee wil Platform CB’23 de transitie naar een circulaire bouweconomie stimuleren.
De leidraad is relevant voor iedereen die zich met circulair bouwen bezighoudt. De kernmeetmethode kan in de hele bouw worden toegepast: zowel in de B&U-sector (burgerlijke en utiliteitsbouw: gebouwen) als in de GWW-sector (grond, weg en waterwerken: infrastructuur).
Daarnaast is de leidraad interessant voor allerlei partijen die betrokken zijn bij de bouw – waaronder opdrachtgevers en opdrachtnemers.
De leidraad is geschreven voor lezers met een verschillend kennisniveau over circulariteit. Wel wordt een basiskennis over de bouw verondersteld. Specifieke termen uit de circulaire bouw zijn de eerste keer oranje gekleurd en vetgedrukt. De betekenis van deze termen is op te zoeken in het Lexicon Circulair Bouwen (Platform CB’23 2019c).
De leidraad Paspoorten voor de bouw 2.0 is een geüpdatete versie van leidraad 1.0, die vorig jaar is gepubliceerd. In de inleiding staat welke onderdelen nieuw zijn.
Platform CB’23
Platform CB’23 (Circulair Bouwen 2023) zet zich in voor afspraken over circulariteit in de bouw. Binnen het platform gaan mensen van betrokken partijen (onder meer marktpartijen, beleidsmakers en wetenschappers) in gesprek om tot gedragen afspraken te komen. Dat doen zij in verschillende actieteams. Dit document is opgesteld door het actieteam Paspoorten voor de bouw. Ook het actieteam Meten van circulariteit heeft een leidraad gepubliceerd.
Inhoudsopgave
1.1 Transitie naar een circulaire bouweconomie 11
1.2 Platform CB’23 ondersteunt de transitie met werkafspraken 11
1.3 Eenduidige werkafspraken over paspoorten voor de bouw 11
2.1 Doel: standaardisatie paspoorten voor de bouw 14
2.1.1 Doel leidraad 1.0: Breed gedragen denkkaders en eerste paspoortvarianten 14
2.1.2 Doel leidraad 2.0: een stap verder 14
2.2 Scope: gehele gebouwde omgeving 15
3.5 Opbouw en samenhang van paspoorten 19
3.6. Een longlist als basis 21
4.1 Voorwaarden voor een vliegwiel 24
4.5 Terugvertaling bestaande bouw 31
4.6 Van push naar pull systeem 32
4.7 Huidige circulaire KPI’s (Kwalitatieve Prestatie indicatoren) 33
4.8.1 Van decentraal naar centraal 34
4.8.3 Reductie van informatielast 36
5.2.1 Data kwaliteit, de huidige stand van zaken in de sector 39
5.2.2 ‘Waarom’ Datakwaliteit 39
5.2.3 Processen bij Datakwaliteit 40
5.2.3A Attributen en vastleggen van data 40
5.2.3D Self-Sovereign Identity (SSI) 45
5.2.3G Standaardisatie → Uniformiteit 47
5.2.3H Verificatie & Validatie 48
5.2.4 Verantwoordelijkheden 48
5.3 Data management, de huidige stand van zaken 48
5.3.1 Waarom Data Management 48
5.3.2 Processen voor Data management 49
5.3.2A Gegevenslevering, transformatie en uitwisseling 49
5.3.2B Centraal, decentraal of een hybride model 50
5.3 Wet & Regelgeving, de huidige stand van zaken 51
6 Resultaten, vervolgstappen en aanbevelingen 53
7.2 Totstandkoming leidraad 54
Bijlage B Een fragment van de longlist 57
Samenvatting
Op xxx.xxxxxxxxxx00.xx is ook een webcast (videopresentatie) te vinden met een samenvatting van deze conceptleidraad.
Uw feedback op de inhoud van deze samenvatting ontvangen we graag bij de daadwerkelijke passage in de leidraad. Vandaar dat hier geen regelnummers opgenomen zijn.
Om hergebruik op materiaal-, product-, element- en gebouwniveau te bevorderen, worden paspoorten binnen de bouwsector gezien als een belangrijk middel om te komen tot een circulaire bouw. Echter, omdat paspoorten op verschillende manieren ontwikkeld worden hebben ‘paspoortmerken’ een eigen identiteit. Dit zorgt voor een divers aanbod, dat aansluit bij een diversiteit aan behoeften. Maar juist het kunnen vergelijken en uitwisselen van objecten in de bouw is essentieel voor een circulaire bouwwereld. De digitale representatie moet dan ook vergelijkbaar en uitwisselbaar zijn. Door het ontbreken van afspraken tussen paspoortontwikkelaars ontstaat het risico dat dit niet als vanzelfsprekend tot stand komt.
Dit was voor CB’23 het vertrekpunt om een actieteam een leidraad op te laten stellen die paspoortontwikkelaars en gebruikers meer inzicht geeft in de randvoorwaarden waarbinnen paspoorten kunnen worden ontwikkeld en gebruikt. Het resultaat van de inspanningen van het actieteam was Leidraad 1.0 Paspoorten voor de bouw.
In deze 2.0 versie van de Leidraad zijn drie aandachtsgebieden verder uitgediept. Daarbij gaat het om paspoortvarianten, randvoorwaarden en datamanagement.
Paspoortvarianten
Bij de start van de werkzaamheden voor het ontwikkelen van paspoortvarianten, maar meer in het algemeen ook bij het beschouwen van de discussies over materialenpaspoorten in de praktijk, bleek al snel dat er momenteel nog sprake is van een enorm verschil in meningen en visie op de inhoud van materialenpaspoorten. Immers, diverse stakeholders kijken vanuit verschillende belangen, verschillende invalshoeken, verschillende fases, verschillende schaalniveaus en vooral ook verschillende sectoren en disciplines naar de gewenste vorm en inhoud van een paspoort. Daar komt ook nog bij dat er al diverse formats en inhoud voor reeds bestaande paspoorten zijn gehanteerd.
Dit alles maakt het vrijwel onmogelijk om binnen de looptijd van het project te komen tot een goed onderbouwd voorstel voor standaarden voor de diverse paspoortvarianten. Om echter toch een stap te zetten is door het actieteam het hulpinstrument Longlist Paspoortitems ontwikkeld. De basisgedachte achter dit instrument is vrij simpel: verzamel alle ideeën, voorstellen en behoeftes aan paspoortitems op gestructureerde wijze in een zogenaamde longlist. Deze longlist geeft vervolgens een werkbaar overzicht van alle onderdelen die, afhankelijk natuurlijk van de beoogde toepassing, in een paspoort een plek kunnen krijgen. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in Bouwwerk, Producten en Elementen/Objecten. Voor de werking van de longlist is het belangrijk dat voor ieder paspoortitem op deze longlist wordt vastgesteld in welke eenheid en/of vorm het item moet worden gepresenteerd. Bij voorkeur moet ook per paspoortitem worden aangegeven wat de bron(nen) van de betreffende data zou(den) moeten zijn.
Informatie | Eenheid / vorm | Gegevensbron / meetmethode | BenU | GWW | Object | Element | Bouwdeel | Component | Onderdeel | Materiaal | Grondstof | Productie | Realisatie | Gebruik | Sloop | Meten van circulariteit | Verkoop van secundaire materialen |
Type Bouwwerk/object | |||||||||||||||||
BenU Type element: volgens SFB | tekst | ||||||||||||||||
GWW type element: volgens decompositie NEN 2767 | tekst | ||||||||||||||||
Algemene gegevens | |||||||||||||||||
Eigenaar Bouwwerk | Naam, straatnaam, huisnummer, postcode, land | x | x | ||||||||||||||
Beheerder | Naam, organisatie | ||||||||||||||||
Bruto vloeroppervlak | m2 | x | x | ||||||||||||||
Bouwvergunning archiefnummer | 123456 | ||||||||||||||||
Datum bouwvergunning | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
Datum oplevering / bouwjaar / realisatiedatum | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
Lengte | mm | x | x | x | x | x | |||||||||||
Breedte | mm | ink. systeem | x | x | x | x | x | ||||||||||
Hoogte | mm | ink. systeem | x | x | x | x | x | ||||||||||
Diameter | mm | x | x | x | x | x | |||||||||||
Inhoud | m3 | ink. systeem | x | x | |||||||||||||
Objectnummer | cijfer/lettercombinatie | ||||||||||||||||
Beheerder | Naam, straatnaam, huisnummer, postcode, land | ||||||||||||||||
Ontwerp-levensduur | URL website | x | x | ||||||||||||||
Producent | emailadres | DoP (CE) | x | x | x | x | x | ||||||||||
Website van producent | telefoonnummer | ||||||||||||||||
E-mailadres voor verdere toelichting | Lengtegraad, breedtegraad | DoP (CE) | |||||||||||||||
Telefoonnummer voor verdere toelichting | Naam | ||||||||||||||||
Productielocatie van het eindproduct | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
bouwer/ fabrikant / leverancier | x | x | |||||||||||||||
Bouwjaar/Realisatiedatum | Naam | DoP (CE) | |||||||||||||||
Product handelsnaam | Nummer | DoP (CE) | |||||||||||||||
Producentregistratienummer (KvK nr) | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
Productiedatum | EAN, GTIN, producent code(s) |
Vervolgens zijn in de longlist achter de kolommen met deze basisgegevens van de paspoortitems diverse kolommen toegevoegd die het actieteam nu (en later de beheerder van de voorgestelde paspoortvarianten) in staat stellen om door middel van het plaatsen van ‘kruisjes’ heel snel en flexibel de invloed van wijzigingen van paspoortitems op inhoud, omvang en nut van het paspoort inzichtelijk te maken. Immers, door middel van selecties op de geplaatste ‘kruisjes’ kan namelijk direct het resulterende paspoort worden bekeken en bediscussieerd.
Randvoorwaarden
Aan welke randvoorwaarden moet een paspoort voldoen? Een antwoord op deze vraag is essentieel voor het gebruik van een paspoort en vooral om het vliegwiel op gang te brengen waardoor het gebruik van een paspoort als het ware een vanzelfsprekendheid wordt. Het begint echter bij het besef dat iedere gebruiker cq stakeholder vanuit zijn of haar invalshoek naar de informatie van een paspoort kijkt. Met andere woorden, de informatie die een paspoort biedt moet daarom aansluiten bij de eisen die de gebruiker daaraan stelt. En op het moment dat paspoorten met voldoende inhoud een bredere toegankelijkheid krijgt ontstaan er als vanzelf nieuwe gebruikersgroepen. In dit kader kan worden gedacht aan bijvoorbeeld financiële dienstenwereld en nieuwe adviesdiensten. Ook zij zullen vanuit hun specifieke rol inhoudelijke eisen aan een paspoort stellen.
Het spreekt voor zich dat een goede ontsluiting van het paspoort een belangrijke randvoorwaarde is om het gebruik van het paspoort gemeengoed te laten worden. Door het paspoort digitaal aan te bieden, is het mogelijk en gemakkelijker om data over producten, componenten en materialen om te zetten in bruikbare informatie. De manier hoe deze informatie wordt opgeslagen is open en moet compatible zijn met meerdere platforms, dataformats, resource management software en andere manieren waarop informatie wordt opgeslagen en ontsloten.
Het actieteam is verder van mening dat het gebruik van paspoorten in de bouw pas echt een vlucht gaat nemen als gebruikers zelf kunnen aangeven welke informatie zij willen hebben om het te gebruiken. Daarvoor is het belangrijk dat er bij het maken van het paspoort voldoende aandacht is voor de gebruikers (lees klant) en de behoefte die zij hebben. Met andere woorden, het moet van: ‘wat moet er in staan bij ons’, naar: ‘waar vinden we de waarde?’
Bij gebruik maken van bestaande materialen, moeten databases worden opgebouwd met informatie. Dit vergt in eerste instantie een push-systeem. Maar als er een vraag komt naar deze data, dan ontstaat er een economie met toegevoegde waarde creatie (pull-systeem).
In het plaatje beschrijven de oranje pijlen het push-systeem ofwel het opdracht geven tot actie, en de Groene pijlen zijn pull-systemen, ofwel het creëren van vraag, grotendeels vooruitlopend en overeenkomstig op de vragen uit noodzaak in de toekomst.
Data Governance
Door het op een gestructureerde en geharmoniseerde manier registreren van data kunnen de waarde en toepassingsmogelijkheden van paspoorten worden vergroot. Het is dan ook niet voor niets dat Platform CB’23 heeft vastgesteld dat ‘Data Governance’ en het managen van data bij de toepassing van materialen paspoorten een essentieel onderwerp is. In deze Leidraad 2.0 heeft het actieteam Data Governance opgedeeld in de deelonderwerpen; data kwaliteit, data management en wet & Regelgeving.
Om de hoogste datakwaliteit te kunnen waarborgen is het belangrijk dat attributen van bouwwerken vlak na oplevering van een bouwwerk in een materialen paspoort worden vastgelegd. De gekozen attributen moeten betrekking hebben op zowel de ontwerpfase, gebruiksfase als de einde-levensduur fase. Veiligheid, transparantie, verificatie en validatie zijn, als het gaat om data-governance belangrijke onderwerpen. Het toepassen van Self-Sovereign Identity (SSI) kan hier een bijdrage aan leveren. SSI is een digitale beweging die ervan uit gaat dat ieder individu in het bezit en controle moet kunnen zijn van zijn eigen identiteit. En dat ook ieder individu zijn identiteit kan autoriseren door middel van blockchain verificatie zonder inspraak van een centrale overheidsinstantie- of applicatie.
Bij het digitaliseren van de bouwsector wordt er vaak gesproken over een centrale of decentrale sturing. Moet de staat (centraal) verantwoordelijk zijn voor datakwaliteit en het managen van data en datasets of moet dat door middel van technologieën als de Internet of Things, Blockchain, SSIs en
Semantics web dus meer decentraal? Het actieteam kiest voor een hybridevorm waarbij er een centraal afgesproken standaard of taxonomie is die door middel van decentrale technologieën gewaarborgd wordt.
Voor de circulaire bouw kan het gebruik van een zogenoemd semantisch web zeer waardevol zijn. Het verbindt namelijk circulaire attributen aan bouwmaterialen, componenten, producten en gebouwen en indexeert deze op een slimme, efficiënte wijze. Bovendien zorgt een semantisch web voor verhoogde interoperabiliteit.
Visualisatie Semantisch Dataset voor gebouwen
Het actieteam is het verder over eens dat standaardisatie uniformiteit moet worden. Door het hanteren van uniforme semantiek en semantische datasets kunnen gegevens automatisch worden geïndexeerd. Op deze manier creëer je in plaats van centraal gestuurde standaardisatie een decentrale uniformiteit. Data die wordt toegevoegd aan ‘slimme’ datasets indexeren automatisch volgens vooraf ingestemde frameworks, zoals het RDF framework. Richtlijnen die hierbij kunnen helpen zijn de GS1 richtlijn, eventueel ISO.
Als het gaat om data management moeten we ons bedenken dat de sector met een enorme hoeveelheid aan data te maken heeft. Het digitaliseren van de gebouwde omgeving en alle bijbehorende processen is daarmee niet eenvoudig. Om circulaire projecten echter soepel uit te kunnen voeren en de circulaire bouweconomie in zijn algemeen te kunnen realiseren, is het van groot belang dat er op het gebied van Data Management concrete afspraken komen. Deze afspraken moeten worden gericht op (o.a.) de volgende thema’s: beheer en sturing, centraal/decentraal/hybride, wijze van uitwisseling, het leveren van data, data integratie en interoperabiliteit van data en datasets, en een data architectuur/indexering die bovengenoemde processen bevordert.
Men zal tevens moeten beoordelen wat de gewenste output van (circulaire) data omtrent de gebouwde omgeving is en op basis daarvan koppelingen maken tussen applicaties en databestanden. Daarbij moet over de bedrijfsprocessen heen worden gekeken. Data management heeft hier grote raakvlakken met beleid, wet & regelgeving.
[Aspect wet & regelgeving volgt in 100 % uitvoering]
1 1 Inleiding
2 1.1 Transitie naar een circulaire bouweconomie
3 Nederland staat voor de transitie naar een circulaire economie. Een circulaire economie is een
4 manier om wereldwijd grondstofverbruik en afvalproductie terug te dringen. Daarmee draagt een
5 circulaire economie bij aan de integrale duurzaamheidsopgave waar we voor staan: het tegengaan van
6 klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en overbelasting van de aarde. Dit vraagt een wijziging
7 van onze huidige systemen, die gebaseerd zijn op een lineaire economie.
8 Nederland heeft als circulaire ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
9 De ambitie voor 2050 is om de economie volledig circulair te maken. Deze ambities zijn
10 geformuleerd in het Rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’ (Rijksoverheid 2016).
11 De bouwsector speelt een belangrijke rol in de transitie naar een circulaire economie.1 De
12 doelstellingen voor de Nederlandse bouwsector zijn uitgewerkt in de Transitieagenda Circulaire
13 Bouweconomie en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma (De bouwagenda 2018).
14 1.2 Platform CB’23 ondersteunt de transitie met werkafspraken
15 Dat de bouw circulair moet worden, is voor veel mensen wel duidelijk. Hoe de transitie eruit moet
16 zien en wat daarvoor nodig is, blijft een zoektocht. Een belangrijke stap is om bestaande ideeën bij
17 elkaar te brengen en van daaruit te komen tot een set eenduidige afspraken. Dergelijke afspraken
18 verankeren circulair denken en doen in de dagelijkse bouwpraktijk.
19 Platform CB’23 zet zich in voor dergelijke afspraken. Binnen het platform gaan mensen van betrokken
20 partijen (onder meer marktpartijen, beleidsmakers en wetenschappers) in gesprek om tot gedragen
21 afspraken te komen.2 De afspraken vanuit Platform CB’23 zijn (in principe) werkafspraken en dus
22 geen formele standaarden.3
23 Platform CB’23 zet zich in voor afspraken op verschillende gebieden. Dat heeft geresulteerd in vier
24 documenten:
25 • Lexicon Circulair Bouwen (Platform CB’23 2020a) – eenduidig taalgebruik in de circulaire bouw
26 • Framework Circulair Bouwen (Platform CB’23 2019a) – overzicht kaders in de circulaire bouw
27 • Leidraad Meten van circulariteit – kernmeetmethode voor circulariteit in de bouw
28 • Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx voor de bouw (Platform CB’23 2020b) (dit document) – informatieopslag
29 en data-uitwisseling voor een circulaire bouw
30 Voor een succesvolle transitie zijn uiteraard meer afspraken en acties nodig. Bijlage B beschrijft de
31 visie van Platform CB’23 op welke afspraken en acties op welk moment nodig zijn.
32 1.3 Eenduidige werkafspraken over paspoorten voor de bouw
33 De werkafspraken in deze leidraad gaan over het onderwerp paspoorten voor de bouw. De leidraad
34 is opgesteld door het actieteam Paspoorten voor de bouw van Platform CB’23 (hierna: het
35 actieteam).
1 Dit is niet alleen in Nederland zo. Ook op Europees niveau hebben bouwen en amovatie prioriteit in de transitie naar een circulaire economie.
2 Hoofdstuk [nummer] bevat meer informatie over de werkwijze van Platform CB’23.
3 De term ‘leidraad’ is ook gebruikt volgens de definitie van Xxx Xxxx: een ‘beknopte handleiding’. Handleiding is in Xxx Xxxx gedefinieerd als ‘leerboek’ of ‘gebruiksaanwijzing’.
36 In leidraad 1.0 (Platform CB’23 2019b) heeft het actieteam vastgesteld dat een gestandaardiseerd
37 paspoort voor de bouw ervoor zorgt dat de juiste data op de juiste manier beschikbaar is en dat
38 het daardoor inzicht geeft in de beschikbaarheid en de kwaliteit van de natuurlijke en technische
39 objecten voor toekomstige generaties. Echter, omdat paspoorten op verschillende manieren
40 ontwikkeld worden hebben ‘paspoortmerken’ een eigen identiteit. Dit zorgt voor een divers aanbod,
41 dat aansluit bij een diversiteit aan behoeften. Maar juist het kunnen vergelijken en uitwisselen van
42 objecten in de bouw is essentieel voor een circulaire bouwwereld. De digitale representatie moet
43 dan ook vergelijkbaar en uitwisselbaar zijn. Het doel van de leidraad Paspoorten voor de bouw is om,
44 door middel van het stellen van een geharmoniseerd raamwerk, een effectiever gebruik van
45 paspoorten te realiseren.
46 Centraal staat in deze leidraad 2.0 de vraag: aan welke eisen moet een paspoort minimaal voldoen en
47 wat zijn aanvullende mogelijkheden, daarin rekening houdend met verschillende bouwfasen,
48 schaalniveaus en behoeften van ketenpartners.
49 Met het verschijnen van de leidraad 1.0 en deze 2.0 versie zijn de eerste stappen in de harmonisatie
50 van de paspoorten gemaakt. Maar het zal duidelijk zijn dat er in de circulaire transitie nog meer
51 stappen moeten worden gezet om paspoorten voor de bouw te standaardiseren.
52
53 Figuur 1.1
54 1.4 Leeswijzer
55 Hoofdstuk 2 beschrijft de doelen en scope van deze leidraad.
56 Hoofdstuk 3 gaat over de paspoortvarianten. In dit hoofdstuk introduceert het actieteam het gebruik
57 van Longlist Paspoortitems als hulpinstrument voor het samenstellen van een paspoort.
58 Hoofdstuk 4 gaat uitgebreid in op de randvoorwaarden die van belang zijn om het vliegwiel op gang
59 te brengen waardoor het gebruik van een paspoort als het ware een vanzelfsprekendheid wordt.
60 In hoofdstuk 5 staat data governance centraal. In dit hoofdstuk draait het om data kwaliteit, data
61 management en wet & regelgeving.
62 Hoofdstuk 6 bevat de conclusies en vervolgstappen
63 Hoofdstuk 7 legt uit hoe deze leidraad binnen Platform CB’23 tot stand is gekomen.
64 NB. Deel van hoofdstuk 5 en de hoofdstukken 6 en 7 zijn in de 100 procent versie gereed.
65
Verschillen met leidraad 1.0
Vorig jaar is een eerste versie van deze leidraad gepubliceerd: leidraad 1.0 (Platform CB’23 2019b). Dit kader geeft aan welke inhoud is toegevoegd of aangepast in de nieuwe leidraad. Hierdoor kunnen lezers die bekend zijn met leidraad 1.0 de nieuwe inhoud snel vinden.
Onderdelen die inhoudelijk hetzelfde zijn gebleven, zijn vaak wel tekstueel veranderd. Daarmee heeft het actieteam de leesbaarheid van de leidraad willen vergroten. Zo zijn bijvoorbeeld de hoofdstukken anders ingedeeld.
De belangrijkste inhoudelijke toevoegingen zijn:
• In de paragraaf 3.6.1. wordt de ‘longlist paspoortitems’ geïntroduceerd. Dit vormt een
belangrijke wijziging ten opzichte van leidraad Paspoorten voor de bouw 1.0
• Hoofdstuk 4, Randvoorwaarden, is helemaal nieuw. Dit hoofdstuk gaat uitgebreid in op de randvoorwaarden die van belang zijn om het vliegwiel op gang te brengen waardoor het gebruik van een paspoort als het ware een vanzelfsprekendheid wordt.
• Ook hoofdstuk 5 over Data Governance is geheel nieuw en gaat over data kwaliteit, data management en recht & regelgeving.
66 2 Doel en scope
67 2.1 Doel: standaardisatie paspoorten voor de bouw
68 Met deze leidraad 2.0 wordt een nieuwe stap gezet in de harmonisatie van paspoorten voor de
69 bouw. De leidraad biedt hiervoor een raamwerk om te komen tot een meer gestructureerde en
70 geharmoniseerde manier van dataregistratie, en praktische toepasbaarheid. Uiteindelijk is
71 hoogwaardig hergebruik van materialen enerzijds en het verminderen van het gebruik van
72 primaire grondstoffen en afvalstoffen anderzijds de essentie van het doel van een paspoort.
73 2.1.1 Doel leidraad 1.0: Breed gedragen denkkaders en eerste paspoortvarianten
74 Een belangrijk doel van leidraad 1.0 (Platform CB’23 2019a) was om de rol van Paspoorten voor de
75 voor de bouw als het gaat om circulariteit de benadrukken. En in het verlengde daarvan vooral het
76 belang van standaardisatie van paspoorten voor de bouw. Omdat paspoorten op verschillende
77 manieren worden ontwikkeld hebben ‘paspoortmerken’ een eigen identiteit. Dit zorgt voor een
78 divers aanbod dat dat weliswaar aansluit bij een diversiteit aan behoeften maar voorbij gaat aan de
79 behoefte om gegevens te kunnen uitwisselen. Juist het kunnen uitwisselen van objecten in de bouw is
80 essentieel voor een circulaire bouwwereld. Dus zo concludeerde het actieteam in leidraad 1.0, door
81 middel van het stellen van een geharmoniseerd raamwerk kan het effectiever gebruik van paspoorten
82 worden gerealiseerd.
83 In leidraad 1.0 zijn drie varianten uitgewerkt voor het gebruik van paspoorten in de bouw.
84 2.1.2 Doel leidraad 2.0: een stap verder
85 Het doel van leidraad 2.0 is om de onderdelen die nog ontbraken of onvolledig waren uit te werken.
86 Daarvoor heeft het actieteam voor drie onderwerpen een vervolgstappen geformuleerd die in deze
87 2.0 versie zijn gezet. Daarbij gaat het om paspoortvarianten, randvoorwaarden en datamanagement.
88 2.1.3 Paspoortvarianten
89 Zoals reeds aangegeven zijn in de leidraad versie 1.0 drie varianten voor het gebruik van paspoorten
90 in de bouw uitgewerkt. Meer varianten uitwerken, het valideren van de geïntroduceerde
91 paspoortenmatrix en het aanscherpen van de gepresenteerde formats vormde de opdracht voor het
92 huidige actieteam.
93 2.1.4 Randvoorwaarden
94 Aan welke randvoorwaarden moet een paspoort voldoen? Een antwoord op deze vraag is essentieel
95 voor het gebruik van een paspoort. De leidraad gaat uitgebreid in op de randvoorwaarden die van
96 belang zijn om het vliegwiel op gang te brengen waardoor het gebruik van een paspoort als het ware
97 een vanzelfsprekendheid wordt. Dat laatste zal volgens het actieteam vooral gebeuren op het
98 moment dat gebruikers zelf aangeven welke informatie zij willen hebben om het paspoort te
99 gebruiken.
100 2.1.5 Data Governance
101 Datamanagement speelt in de bouwwereld al jaren een belangrijke rol. Onder meer het toenemend
102 gebruik van building information (BIM) zorgt oor verdere professionalisering van de digitalisering in
103 de bouwsector. Goede afspraken over datamanagement zijn essentieel voor het welslagen van het
104 sectorbreed werken met paspoorten. In deze leidraad ook aandacht voor wet- en regelgeving. Dit
105 onderwerp werd in leidraad 1.0 wat beperkt behandeld. Echter, meer inzicht in huidige en
106 toekomstige wet- en regelgeving in relatie tot paspoorten voor de bouw, denk bijvoorbeeld aan
107 archiefwet, bouwproductenverordening en kwaliteitsborging, is voor een goed juridisch perspectief
108 van belang. Omdat wet- en regelgeving vaak rechtstreeks betrekking heeft op omgaan met en opslaan
109 van data lag het voor de hand om dit onderwerp bij Data Governance ruimschoots aan de orde te
110 laten komen.
111
112 2.2 Scope: gehele gebouwde omgeving
113 Deze leidraad richt zich op de gehele gebouwde omgeving, dat wil zeggen op zowel de bouw- en
114 utiliteitssector (B&U-sector) als de grond-, weg- en waterbouwsector (GWW-sector), zie figuur 4.
115 Waar de informatie slechts voor een van beide sectoren van toepassing is, is dit in de tekst
116 aangegeven.
117
118 Figuur 1.2
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
3 Paspoortvarianten
3.1 Inleiding
Met deze Leidraad leggen we de soorten en mogelijke onderdelen voor een Paspoort in de bouw vast. We kennen het begrip productpaspoort dat telkens eenmalig door de fabrikant gemaakt wordt. Vervolgens wordt dit paspoort in diverse gebouwen en op diverse plaatsen toegepast. Een paspoort voor een gebouw of bijvoorbeeld een weg maakt gebruik van de productpaspoorten en plaatst deze in het gebouw of wegmodel. Kortom, dit paspoort is pas compleet wanneer een gebouw of weg geheel gereed is.
De compleetheid en accuraatheid van de een paspoort is afhankelijk van twee factoren:
1. de levensfase van een bouwwerk met daaraan gekoppeld de moeite (en dus financiële investering) die het kost om de juiste gegevens te verkrijgen en vast te leggen, en
2. de waarde die met deze gegevens kan worden gecreëerd, die afhankelijk is van de kwaliteit en kwantiteit van de data.
Om de waarde te kunnen ontsluiten is het van belang dat de partij die daar op dat moment het meeste baat bij heeft met minimale moeite en op het juiste moment de benodigde data vastlegt of laat leggen door degene die het object vervaardigt. Hierdoor wordt bij het opstellen van paspoorten niet uitgegaan van een generiek format dat in alle situaties toepasbaar is. Er is een specificatie voor de verschillende situaties nodig.
Om deze verschillende situaties inzichtelijk te maken is een matrix opgesteld met verschillende schaal- en faseringsniveaus in de bouw. Deze matrix wordt in 3.4 besproken. Eerst komen de begrippen fasering en schaalniveau aan bod.
Ook is er een longlist opgesteld als opsomming van alle informatie die potentieel voor een paspoort van belang kan zijn. De longlist wordt in 3.6.1 meer uitgebreid behandeld.
146 3.2 Fasering
147
148 Om aan te geven op welke verschillende momenten in de tijd data voor een paspoort ontstaat,
149 wordt gebruik gemaakt van de levenscyclus uit de levenscyclusanalyse (LCA)-methodiek, volgens
150 NEN-EN15804, ‘Duurzaamheid van bouwwerken - Milieuverklaringen van producten - Basisregels voor de
151 productgroep bouwproducten.[3] Hierbij wordt alleen de fasering (zie figuur 3.1) uit deze methode
152 gebruikt, niet de meetmethode zelf. Wanneer een paspoort in de eerste fase wordt opgesteld, zal de
153 informatie in een paspoort tijdens de daar opvolgende fasen aanvullend of een update zijn op de al
154 geregistreerde data. Wanneer bijvoorbeeld pas tijdens de sloopfase voor het eerst een paspoort
155 wordt opgesteld zal de informatiebehoefte meer specifiek zijn voor de doelen van de gebruiker in
156 deze fase. De benodigde data zal dan beperkter zijn.
157 Het paspoort zelf bevat, ongeacht het schaalniveau, de data die gedurende ‘het leven’ van het object
158 relevant zijn. Een bouwwerk bijvoorbeeld, bestaat feitelijk pas als het gereed is. Voor dit schaalniveau
159 is een paspoort pas van belang als de ‘As Built’ situatie is vastgelegd. Vervolgens worden in de
160 gebruiksfase de data beheerd, zodat voor de sloopfase alle gewenste data actueel, betrouwbaar en
161 volledig beschikbaar zijn. Voor het schaalniveau bouwproduct of materiaal kan het heel anders liggen.
162 Een materiaal of bouwproduct kan aan het einde van het leven van een bouwwerk weer toepassing
163 vinden in een ander bouwwerk. Uit deze twee voorbeelden blijkt dat de levensfasen van objecten,
164 producten, materialen en grondstoffen op de verschillende schaalniveaus niet synchroon hoeven te
165 lopen. Ongeacht het schaalniveau zijn het ‘As Built’ moment en het einde van de gebruiksfase
166 belangrijk voor het op orde hebben van het paspoort.
167 In uitzonderlijke situaties kunnen paspoorten ook in de ontwerp-, productie- en sloopfase worden
168 opgesteld, maar er moet rekening mee worden gehouden dat de data in deze fasen aan veel
169 verandering onderhevig kunnen zijn. Enerzijds vanwege mutaties door aanpassingen en herzieningen
170 in de ontwerp- en productiefase en anderzijds vanwege mutaties door de detailuitwerking van
171 sloopspecificaties in de sloopfase.
172 Figuur 3.1 Fasen van de levenscyclus waarop een paspoort kan worden opgesteld
173
174 3.3 Schaalniveaus
175
176 Zoals hiervoor al aangehaald maken we naast de fasen van de levenscyclus onderscheid in de
177 schaalniveaus van het paspoort. Deze lopen van grondstof tot gebied. De informatie op een bepaald
178 schaalniveau zal altijd bestaan uit een koppeling naar paspoorten op een onderliggend schaalniveau,
179 met ‘overerving’ van data. Deze data worden aangevuld met data die op dit schaalniveau worden
180 toegevoegd, bijvoorbeeld samenstellingsinformatie over de gemaakte verbindingen.
181 Deze manier van structureren zorgt ervoor dat gegevens niet meermaals ingevoerd hoeven te
182 worden terwijl door het toevoegen van de relevante informatie op elk schaalniveau waarde
183 gecreëerd kan worden – los van de onderliggende schaalniveaus. Daarnaast kunnen producenten zien
184 waar hun producten zijn toegepast. Bouwwerkeigenaren kunnen automatisch een upgrade van
185 informatie in onderliggende paspoorten krijgen.
186 De schaalniveaus worden gebaseerd op de modelleringsregels van de NEN 2660 ‘Ordeningsregels
187 voor gegevens in de bouw. Termen definities en algemene regels’ [4]. Deze norm wordt in 2020
188 herzien.
189 Er wordt bij de schaalniveaus onderscheid gemaakt in schaalniveaus voor fysieke objecten, materialen
190 en grondstoffen. Het aantal schaalniveaus voor de fysieke ruimte en fysieke objecten kan per
191 vakdiscipline (gebouwen, wegen, kunstwerken, riolering etc.) verschillend zijn. De niveaus ‘materialen’
192 en ‘grondstoffen’ zijn in principe wel in alle gevallen gelijk (figuur 3.2).
193 Waar in deze leidraad wordt gerefereerd aan NEN 2767-1 ‘Conditiemeting gebouwde omgeving – Deel
194 1: Methodiek’ en NEN 2767-4 – ‘Conditiemeting gebouwde omgeving – Webapplicatie decomposities’,
195 wordt met het schaalniveau ‘beheerobject’ hetzelfde bedoeld als ‘bouwwerk’ en met ‘bouwdelen’
196 hetzelfde als ‘bouwproduct’ [5,6]
197
Schaalniveau | Voorbeeld Bouw | Voorbeeld weginfra | |
Fysieke ruimte | Niveau 1 Niveau 2 Niveau n | Gebied Complex | Wegennet Wegsegment Baan Wegvak Strook Strookvak |
Fysiek object | Niveau 1 Niveau 2 Niveau n (bouwproduct) | Bouwwerk Element Bouwdeel Bouwproduct | Wegconstructie Element Bouwdeel Component Onderdeel |
Materiaal Grondstof | Materiaal Grondstof | Materiaal Grondstof |
198
199
200
201
202
Figuur 3.2 Schaalniveaus voor paspoorten
203 3.4 Paspoortenmatrix
204
205 In figuur 3.3 is de paspoortenmatrix afgebeeld, met op de horizontale as de verschillende fasen van de
206 levenscyclus en op de verticale as de verschillende schaalniveaus. Elk snijvlak in deze matrix geeft een
207 situatie weer waarin een paspoort kan worden opgesteld of geactualiseerd. In die situaties kan er
208 steeds een andere behoefte voor het registreren en vastleggen van data zijn. En er zijn snijvlakken die
209 voor de praktijk helemaal niet relevant zijn. Deze hebben in de figuur een lichtere kleur gekregen.
210 De data die in een bepaalde situatie worden vastgelegd, hoeven niet beperkt te zijn tot wat in die fase
211 aan data wordt gegenereerd. Ze kunnen bijvoorbeeld ook betrekking hebben op voorgaande fasen en
212 volgende fasen. Wanneer bijvoorbeeld in de realisatiefase wordt besloten om een paspoort op te
213 stellen, zal ook data van de productiefase gewenst zijn.
214 Het is wenselijk dat paspoorten voor bouwwerken aan het eind van de realisatiefase (As Built) en aan
215 het eind van de gebruiksfase volledig, actueel en betrouwbaar zijn.
216
217
Schaalniveau | Productie Winning etc | Realisatie Initiëren Etc. | Paspoort actueel | Gebruik Onderhoud Etc | Paspoort actueel | Sloop Amoveren etc | Nieuwe cyclus Re-use etc | |
Fysieke ruimte | Niveau 1 Niveau 2 Niveau n | X X X x | X X X x | X X X x | X X X x | X X X x | X X X x | X X X x |
Fysiek object | Niveau 1 Niveau 2 Niveau n | X X X X | X X X X | X X X x | X X X X | X X X x | X X X X | X X X X |
Materiaal Xxxxxxxxx | X x | X x | X x | X x | X x | X x | X x |
000 Figuur 3.3
219
220
221 3.5 Opbouw en samenhang van paspoorten
222
223 Voor een doeltreffend gebruik van paspoorten voor de bouw is een duidelijke structuur van belang.
224 Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
225 a) het paspoort is opgebouwd als piramide waarbij de informatie op een hoger niveau opgebouwd is
226 uit informatie van objecten van onderliggende schaalniveaus (bijvoorbeeld een gebouw dat uit een
227 verzameling elementen bestaat). De schaalniveaus zijn ‘nestbaar’, zodat overerving van de informatie
228 van het onderliggende niveau kan plaats vinden (zie ook figuur 3.2);
229 b) informatiebehoefte is afhankelijk van het decompositieniveau van het object;
230 c) het paspoort sluit aan bij NEN-EN 15804 PCR, 5 fasen van de levenscyclus: productiefase,
231 bouwfase, gebruiksfase, sloop- en verwerkingsfase, lasten en baten buiten systeemgrens.
232 Informatiebehoefte is afhankelijk van de fase van de levenscyclus waarin het object zich bevindt;
233 d) een paspoort bestaat uit statische elementen: momentopname van het object, gerelateerd aan
234 formele vastlegging van prestaties voor een bepaald doel, zoals bouwaanvraag, oplevering, hypotheek,
235 verzekering;
236 e) een paspoort bestaat uit dynamische elementen, deze elementen worden in de tijd aangepast op
237 basis van wijzigingen. Denk daarbij aan een LCA score. Voor deze elementen is het van belang om de
238 datum van het moment van invoeren toe te voegen;
239 f) de inhoud van een paspoort zal recht doen aan verschillende belangen van private- en publieke
240 ketenpartners. Zonder dat dit in deze leidraad expliciet is uitgewerkt, zal rekening moeten worden
241 gehouden met:
242 a. Publiek belang: gezondheid, circulariteit, impact ecologie;
243 b. Privaat belang: IP, commerciële belangen, eigendomsverhoudingen;
244 g) aansluiten bij gegevens die reeds via de Prestatieverklaring en CE-markering beschikbaar zijn/
245 komen;
246 h) aansluitend op/harmonisatie met internationale ontwikkelingen (zoals de standaard voor
247 informatiebeveiliging ISO27001-2, ‘Informatietechnologie - Beveiligingstechnieken -
248 Managementsystemen voor informatiebeveiliging – Eisen’ [7]);
249 i) voorkomen dat producenten herhaaldelijk dezelfde informatie op een andere manier moeten
250 aanleveren voor registratie, certificatie, verantwoording.
251 Figuur 3.4 is vooral een visualisatie van de paspoortenstructuur. Daarbij laten de interfaces zien waar
252 de input van paspoorten onder andere vandaan kan komen. Ook geeft de figuur inzicht in hoe
253 paspoorten tussen de verschillende schaalniveaus interacteren. Het onderste deel van de figuur geeft
254 een aantal doelen waarvoor paspoorten kunnen worden gebruikt. De gele balkjes zijn een abstracte
255 weergave voor het gegeven dat er voor de afzonderlijke doelen verschillende databehoefte zijn. 256
257
258
Figuur 3.4 – Data architectuur voor paspoorten voor de bouw
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
In het volgende hoofdstuk Randvoorwaarden stelt het actieteam bij 4.2 Rollen databehoefte dat Xxxxxx gebruiker cq stakeholder vanuit zijn of haar invalshoek naar de informatie van een paspoort kijkt. De informatie die een paspoort biedt moet daarom aansluiten bij de eisen die de gebruiker daaraan stelt.
Bij de start van de werkzaamheden voor deze Leidraad maar meer in het algemeen ook bij het beschouwen van de discussies over materialenpaspoorten in de praktijk, bleek al snel dat er momenteel nog sprake is van een enorm verschil in meningen en visie op de inhoud van materialenpaspoorten. Diverse stakholders kijken vanuit verschillende belangen, verschillende invalshoeken, verschillende fases, verschillende schaalniveaus en vooral ook verschillende sectoren en disciplines naar de gewenste vorm en inhoud van een paspoort. Daar komt ook nog bij dat er al diverse formats en inhoud zijn gehanteerd voor reeds bestaande paspoorten.
Het is voor het actieteam vrijwel onmogelijk om binnen de looptijd van het project te komen tot een goed onderbouwd voorstel voor standaarden voor de diverse paspoortvarianten, gegeven de vele verschillende meningen die erover bestaan. Immers, aan de door de werkgroep Randvoorwaarden beschreven ‘databehoefte’ moet wel worden tegemoetgekomen.
Om deze verschillende meningen zo snel mogelijk, maar vooral ook op een zo transparant mogelijke wijze, te kunnen laten convergeren naar enige standaardisatie van vorm en inhoud van paspoortvarianten, is door het actieteam het hulpinstrument ‘Longlist Paspoortitems’ ontwikkeld. De basisgedachte achter dit instrument is vrij simpel: verzamel alle ideeën, voorstellen en behoeftes aan paspoortitems op gestructureerde wijze in een zogenaamde longlist. Vervolgens is het belangrijk dat voor ieder paspoortitem op deze longlist wordt vastgesteld in welke eenheid en/of vorm het item moet worden gepresenteerd. Bij voorkeur moet ook per paspoortitem worden aangegeven wat de bron(nen) van de betreffende data zou(den) moeten zijn.
Vervolgens zijn in de longlist met deze basisgegevens van de paspoortitems diverse kolommen toegevoegd. Dit moet het actieteam nu (en later de beheerder van de voorgestelde paspoortvarianten) in staat stellen om middels het plaatsen van kruisjes heel snel en flexibel de invloed van wijzigingen van paspoortitems op inhoud, omvang en nut van het paspoort inzichtelijk te maken. Middels selecties op de geplaatste kruisjes kan namelijk direct het resulterende paspoort worden bekeken en bediscussieerd.
Er zijn aan de longlist kolommen toegevoegd voor de volgende aspecten/thema’s:
Branche
- B&U
- GWW
Schaalniveau
- Object/gebouw
- Element
- Bouwdeel
- Component
- Onderdeel
300 - Materiaal
301 - Grondstof
302 Fase
303 - Productie
304 - Realisatie (inclusief ontwerp)
305 - Gebruik
000 - Xxxxx
307 Doelen
308 - Meten van circulariteit
309 - Verkoop van secundaire materialen
310 - Restwaarde bepalen (moet dit niet zijn ‘marktwaarde bepalen’?
311 - Hergebruik
312 - Onderhoud en beheer
313 Xxxxxxxxx X&X
000 - Xxxxxxxx
315 - Xxxxxxxxxxxxx
000 - Xxxxxxxxx
317 - Aannemer
318 - Toeleverancier
319 Beschikbaarheid (data)
320 - Reeds geleverd
321 - Beschikbaar (maar nog af te leiden)
322 - Niet beschikbaar (gewenst, maar niet beschikbaar)
323 Wat vervolgens in een paspoort aan gegevens wordt opgenomen hangt enerzijds af van de aard
324 waarvoor het wordt opgesteld. Anderzijds kan er informatie worden opgenomen die de gebruiker
325 (bv opdrachtgever, architect, bouwer etc) belangrijk vindt. In aanvulling van de paspoortformats in
326 Leidraad 1.0 geeft de longlist een werkbaar overzicht van alle onderdelen die, afhankelijk natuurlijk
327 van de beoogde toepassing, in een paspoort een plek kunnen krijgen. 328
Informatie | Eenheid / vorm | Gegevensbron / meetmethode | BenU | GWW | Object | Element | Bouwdeel | Component | Onderdeel | Materiaal | Grondstof | Productie | Realisatie | Gebruik | Sloop | Meten van circulariteit | Verkoop van secundaire materialen |
Type Bouwwerk/object | |||||||||||||||||
BenU Type element: volgens SFB | tekst | ||||||||||||||||
GWW type element: volgens decompositie NEN 2767 | tekst | ||||||||||||||||
Algemene gegevens | |||||||||||||||||
Eigenaar Bouwwerk | Naam, straatnaam, huisnummer, postcode, land | x | x | ||||||||||||||
Beheerder | Naam, organisatie | ||||||||||||||||
Bruto vloeroppervlak | m2 | x | x | ||||||||||||||
Bouwvergunning archiefnummer | 123456 | ||||||||||||||||
Datum bouwvergunning | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
Datum oplevering / bouwjaar / realisatiedatum | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
Lengte | mm | x | x | x | x | x | |||||||||||
Breedte | mm | ink. systeem | x | x | x | x | x | ||||||||||
Hoogte | mm | ink. systeem | x | x | x | x | x | ||||||||||
Diameter | mm | x | x | x | x | x | |||||||||||
Inhoud | m3 | ink. systeem | x | x | |||||||||||||
Objectnummer | cijfer/lettercombinatie | ||||||||||||||||
Beheerder | Naam, straatnaam, huisnummer, postcode, land | ||||||||||||||||
Ontwerp-levensduur | URL website | x | x | ||||||||||||||
Producent | emailadres | DoP (CE) | x | x | x | x | x | ||||||||||
Website van producent | telefoonnummer | ||||||||||||||||
E-mailadres voor verdere toelichting | Lengtegraad, breedtegraad | DoP (CE) | |||||||||||||||
Telefoonnummer voor verdere toelichting | Naam | ||||||||||||||||
Productielocatie van het eindproduct | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
bouwer/ fabrikant / leverancier | x | x | |||||||||||||||
Bouwjaar/Realisatiedatum | Naam | DoP (CE) | |||||||||||||||
Product handelsnaam | Nummer | DoP (CE) | |||||||||||||||
Producentregistratienummer (KvK nr) | dd/mm/jjjj | ||||||||||||||||
Productiedatum | EAN, GTIN, producent code(s) |
329
330 Figuur 3.5 Fragment van de longlist
331
332
333 4 Randvoorwaarden
334
335 4.1 Voorwaarden voor een vliegwiel
336
337 Aan welke randvoorwaarden moet een paspoort voldoen? Een antwoord op deze vraag is essentieel
338 voor het gebruik van een paspoort. In dit hoofdstuk gaan we daarom uitgebreid in op de
339 randvoorwaarden die van belang zijn om het vliegwiel op gang te brengen waardoor het gebruik van
340 een paspoort als het ware een vanzelfsprekendheid wordt. Dat laatste zal vooral gebeuren op het
341 moment dat gebruikers zelf aangeven welke informatie zij willen hebben om het paspoort te
342 gebruiken.
343 Onderstaande figuur (4.1) laat op hoofdlijnen zien hoe verschillende stakeholders binnen de
344 constructie- en deconstructieketen daarin een rol spelen bij het vastleggen en benutten van de data
345 over samenstelling en waarde-propositie van de gebouwde omgeving. Voor het systeem als geheel
346 geldt dat zo goed als mogelijk bekend moet zijn ‘wat’ zich ‘waar’ bevindt. Maar ook ‘wanneer’ in deze
347 situatie een verandering zal komen, of al heeft plaatsgevonden.
ID Beheer
Alle 3D-
modellen, BIM’s,
GIS, archief, etc.
(identifiers)
BIM
#Complex
#Gebouw
Asset
Manager
Paspoort
(data)
Gedetailleerde informatie bij fabrikanten en/of eigenaars
#Product
De Eigenaar, gebruiker
#Product
#Product
#Element
Koppeling ID aan constructieve en niet constructieve eigenschappen: materiaal, losmaakbaarheid, toxines, eigendom, datum van beschikbaar komen. etc.
“De Markt” Leveranciers Constructeurs Deconstructeurs Architecten Overheid
Service Providers Platforms Etcetera.
Informatie over functie en locatie van elementen
Centraal beheer unieke identifiers, verloren elementen worden gearchiveerd en kunnen niet opnieuw worden uitgegeven
Back-up plan om dataverlies te voorkomen bij bijvoorbeeld faillissementen
348
349 Figuur 4.1
350 In toelichting op figuur 4.1, is de BIM/Paspoort combinatie dus een middel om niet alleen de
351 beschikbaarheid van bouwmaterialen, producten, elementen en systemen te illustreren. Het geeft
352 namelijk ook inzicht in de actuele waarde propositie van het gebouwde object. En daarmee vervult
353 het paspoort dus een essentiële rol in het assetmanagement.
354 Overigens heeft het detailniveau waarop informatie over materiële samenstelling en functionele
355 waarde in kaart kan worden gebracht een praktische bovengrens. Gemakshalve stellen wij Levels of
356 Detail (LOD) 500 op BIM-niveau als normstellend bij nieuwbouw.
357 Bij bestaande bouw zonder relevante BIM of paspoortinformatie moet vanuit een bedrijfseconomisch
358 argument per casus blijken of achteraf informatie kan worden verkregen en worden vastgelegd. Waar
359 het de materiële en functionele herbruikbaarheid betreft zal in dat geval vaak op benaderingen per
360 gebouwcategorie moeten worden teruggegrepen. 361
362 4.2 Rollen databehoefte
363
364 Iedere gebruiker cq stakeholder kijkt vanuit zijn of haar invalshoek naar de informatie van een
365 paspoort. De informatie die een paspoort biedt moet daarom aansluiten bij de eisen die de gebruiker
366 daaraan stelt.
367
368 De informatiebehoefte die zij in hun rol aan een paspoort stellen zijn per gebruiker:
369
370 Figuur 4.2: Rollen en relaties tussen gebruikers
371 In onderstaand overzicht wordt de rol cq invalshoek van de gebruikers duidelijk gemaakt.
Opdrachtgever Eigenaar* | • Initiatief - start gebruiksduur bouwwerk De rol van initiatiefnemer kan worden ingevuld door de eigenaar of een projectontwikkelaar. De opdracht tot een bouwwerk wordt door de opdrachtnemer vervuld. • Initiatief - herstart levensduur bouwwerk (aan het einde van de functionele levensduur) • Vrijgave bouwwerk (onderdelen, materialen, grondstoffen) – Einde gebruiksduur bouwwerk. • Eigenaarschap- tijdens gebruiksduur bouwwerk De rol van eigenaar kan worden ingevuld door de overheid, het bedrijfsleven of een particulier • Beheer - Tijdens gebruiksduur bouwwerk De rol van beheerder kan worden ingevuld door de Eigenaar, vastgoedbeheer of de gebruiker. |
Opdrachtnemer | • Tijdelijk Eigenaarschap - tijdens bouw Is de tijdelijke eigenaar van start (ver)bouw tot oplevering. • Ontwerper/bouwer ontwerpt en/of (ver)bouwt het bouwwerk (eventueel met andere partijen). |
• Zoekt een locatie/ruimte/onderdelen/materialen/grondstoffen voor het bouwwerk. • Zet (deel)opdrachten uit voor het te (ver)bouwen bouwwerk. | |
Producent/fabrikant/ toeleverancier | • Is specialist met betrekking tot haar onderdeel. • Heeft inzicht in beschikbaarheid (eigen) grondstoffen en/of materialen. • Wil eigen onderdelen traceren. |
Gebruiker | • Is de (tijdelijke) eigenaar of de huurder, particulier, overheid • Is op zoek naar of heeft recht op transparantie • Heeft (niet) de mogelijkheid om aanpassingen te doen aan het bouwwerk. |
Paspoort bouwer | • Zet het format voor de data op. • Beheert deze data. • Is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid en de leesbaarheid van deze data. |
372
373
375 | Figuur 4.2 Tijdslijn gebruiksduur bouwwerk |
376 | Wanneer we inzoomen in wat de stakeholders qua informatie moeten leveren voor een paspoort |
377 | komen we tot een volgend overzicht: |
378 | Opdrachtgever |
379 | • Beheer van de assets; Materialen en de bijbehorende grondstoffen, Type verbindingen. |
380 | Specifiek de levensduur en eventueel meetgegevens. |
381 | • Waarde assets inzichtelijk; Materialen, grondstoffen, type verbindingen, oppervlak en |
382 | hoeveelheden, technische staat bouwelementen, restlevensduur, financiële waarde. |
383 | • Herleiden van eigenaar van lease producten. |
384 | • Levensduur verlengen van assets (eventueel met andere functie); technische staat |
385 | bouwelementen, belasting bouwelementen, restlevensduur, ontwerpuitgangspunten, |
386 | bouwfysische aspecten. |
387 | • Hergebruik; wijzigingen ontwerpuitgangspunten, transportmogelijkheden, standaard |
388 | onderdelen gekoppeld aan serienummers en/of types, en/of maatwerk, demontageplan. |
389 | • Meten van duurzaamheid en Circulariteit. Zie hiervoor de Leidraad Meten 2.0. |
390 | |
391 | Opdrachtnemer |
392 | • Levensduur verlengen van assets (eventueel met andere functie); technische staat |
393 | bouwelementen, belasting bouwelementen, restlevensduur, ontwerpuitgangspunten, |
394 | bouwfysische aspecten. |
374
*Eigenaar wordt verder genoemd onder Opdrachtgever
395 | • Hergebruik; ontwerpuitgangspunten inclusief wijzigingen, transportmogelijkheden, materialen, |
396 | standaard onderdelen gekoppeld aan serienummers en/of types, en/of maatwerk, |
397 | demontageplan. |
398 | • Vrijkomen grondstoffen/materialen/onderdelen; Wanneer komen welke grondstoffen vrij, wat is |
399 | technische staat en restlevensduur, hoe zijn ze belast? |
400 | • Leasen van bouwwerk/onderdeel/materiaal; herleidbaarheid van lease-product. |
401 | Producent/Fabrikant/Toeleverancier |
402 | • Vrijkomen grondstoffen/materialen/onderdelen; Wanneer komen welke grondstoffen vrij, wat is |
403 | de technische staat en restlevensduur, hoe zijn ze belast? |
404 | • Leasen van bouwwerk/onderdeel/materiaal; herleidbaarheid van lease-product |
405 | Gebruiker |
406 | • Transparantie assets; openheid ten opzichte van gebruiker wat er in gebruik wordt genomen. |
407 | • Achtergrond informatie (zoals een stadsarchief of kadaster) |
408 | • Bouwwerk/onderdeel wijzigen; wijzigingen bijhouden. |
409 | Paspoortbouwer |
410 | • Wat zijn de wensen van de gebruikers van de paspoort systemen? |
411 | • Data uit verschillende systemen tot de beschikking hebben om de paspoortformats te vullen, |
412 | bepaalde standaardisatie benodigd en toegang tot deze systemen. Dit is verder in hoofdstuk |
413 | datamanagement uitgewerkt.) |
414 | |
415 | Omdat de praktische invulling van al deze informatiewensen natuurlijk tijd kost, is het logisch dit in |
416 | tijd op te pakken. In paragraaf 4.10 wordt een volwassenheidsmodel gepresenteerd om de eisen voor |
417 | een paspoort in fases te implementeren. Een mogelijke invulling van deze informatiewensen in het |
418 | volwassenheidsmodel, is weergegeven in de volgende tabel. |
419
0 lineair | 1 individueel | 2 aansluiting | 3 decentraal | 4 economie | 5 netwerk | |
Opdrachtgever | Informatie verspreid beschikbaar. | Naast beschikbare informatie, informatie verzamelen ten behoeve van hergebruik. Uitvragen BIM model + paspoort | Uitvragen paspoort | Meten van Circulariteit uitvragen | Paspoortbouwer voorziet in overzicht eigenaren van bouwonderdelen | Model bepaling Waarde assets Meten van Circulariteit gekoppeld aan paspoort |
Opdrachtnemer | Gevraagde informatie leveren | Test met informatie in paspoort | Gevraagde informatie in paspoort leveren | Paspoort uitleveren conform formats in eigen systeem | Oogstkaarten gekoppeld aan paspoortensysteem | Bouwonderdelen te herleiden in paspoortsysteem |
Gebruiker | Wijzigingen bijhouden in paspoort | |||||
Producent | Xxxxxxxxx informatie leveren | Test bijhouden eigen onderdelen | Test omzetten in paspoortmodel Gevraagde informatie in paspoort leveren | Paspoort uitleveren conform formats in eigen systeem |
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
4.3 Nieuwe rollen
Figuur 4.4
Op het moment dat paspoorten met voldoende inhoud een bredere toegankelijkheid krijgt er nieuwe gebruikersgroepen gaan ontstaan. Ook zij zullen vanuit hun specifieke rol inhoudelijke eisen aan een paspoort stellen.
Nieuwe (mogelijke gebruikersgroepen) rollen zijn:
Beheer
• Centrale beheersorganisatie
• Duurzaamheid in vergunning, dus naast welstandscommissie zal omgevingskarakter de info van paspoorten meenemen
Financiële diensten wereld
• (Fintech) Leasing, een manier om materialen/producten te verleasen en het risico te verleggen naar de handelsmarkt
• Hedging van materialen, ofwel het verminderen van risico door financiële transacties af te dekken met alternatieve transacties of maatregelen, dus een nieuwe vorm van handel in waarde op basis van vraag en aanbod
• Clouddiensten
• Marktplaats
• Data opslag / ontsluiting
Nieuwe Adviesdiensten (marktplaats voor informatie)
• Strategisch adviesdiensten
• Adviesdiensten voor bijvoorbeeld (rest)waarde bepaling
• Data Mining
Opslag
• Xxxxxxx opslag, tijdelijk in afwachting van nieuwe eigenaar of bewerker, of nieuwe opdracht
• Handelaren
450
451 4.4 Ontsluiting
452
453 Op dit moment wordt er veel goede inhoudelijke informatie over fysieke eigenschappen door
454 verschillende marktpartijen gegenereerd. En deze partijen gebruiken hiervoor verschillende
455 technologieën en informatiemodellen.
456 Om de nieuw waardepropositie mogelijk te maken zal ook extra informatie beschikbaar gemaakt
457 moeten worden, zoals waar in het land, waar in het bouwwerk, etc. Deze informatie kan los van het
458 product wijzigen.
459 Ook het feit dat koppeling met BIM logisch en nodig is, wordt er veel gesproken over een BIM-
460 Paspoort Combinatie (BPC), in plaats van ‘slechts’ een paspoort. Onder andere reparaties en
461 vervangingen hebben effecten op het paspoort. De BPC wordt daarmee dus een dynamisch
462 document, of anders gezegd, een dynamische dataset. Bibliotheken/registers voor
463 materiaalpaspoorten zoals Madaster, kunnen dynamische BPC’s faciliteren.
464 Zoals al getoond is in de inleiding van dit hoofdstuk, is de dynamiek van de inhoud, de onderlinge
465 relaties, en ontsluiting van groot belang.
466 4.4.1 Open standaarden
467
468 Door het grondstoffenpaspoort digitaal aan te bieden, is het mogelijk en gemakkelijker om data over
469 producten, componenten en materialen om te zetten in bruikbare informatie.
470 De manier hoe deze informatie wordt opgeslagen is open en moet compatible zijn met meerdere
471 platforms, dataformats, resource management software en andere manieren waarop informatie
472 wordt opgeslagen en ontsloten.
473 Het is belangrijk dat materialen die vrijkomen uit de bouw niet alleen in de bouw, maar ook in
474 andere sectoren worden ingezet. Om deze interoperabiliteit te waarborgen moeten gekozen
475 systemen tot op zekere mate technologisch agnostisch zijn. Het moet mogelijk zijn tussen
476 verschillende blockchain (en blockchain systemen) te communiceren.
477 Daarvoor moeten bepaalde standaarden ontwikkelt worden. Dit omvat ook standaarden rondom
478 semantiek en ontologie om het vinden van hergebruik opties gemakkelijker te maken. Deze
479 standaarden maken het mogelijke zgn. Linked Data toe te passen. De Linked Data maakt de
480 noodzaak voor centrale databases minder.
481 4.4.2 Navolgbaar
482
483 Elke organisatie die paspoorten beheert of laat beheren, zal een registratie van deze paspoorten
484 moeten bijhouden. Afhankelijk van het scenario in hoeverre de paspoortregistratie (dus niet de data
485 zelf) centraal wordt beheerd, zal deze in alle gevallen verantwoordelijk blijven voor het navolgbaar
486 houden van de paspoorten zolang het daar eigenaar van is.
487 4.4.3 Productcodes
488
489 Als het gaat om traceerbaarheid / herleidbaarheid van materialen zal een combinatie van
490 gedistribueerd datasysteem technologie en het gebruik van bar-codes, QR-codes en/of RFID
491 technologie het gemakkelijker maken om op een betrouwbare en veilige wijze informatie over
492 producten, componenten en materialen beschikbaar te maken.
493 Het hanteren van dezelfde productcodes aan zowel de input- als outputzijde is een vereiste voor een
494 goede ontsluiting van de gegevens. Een circulaire bouwketen kan immers alleen maar ‘naadloos’ zijn
495 als er geen van het ene coderingsregime naar het volgende vertaalslagen hoeven te worden gemaakt.
496 Er zal in de toekomst steeds minder onderscheid bestaan tussen leveranciers van virgin- of die van
497 secundaire (bouw)materialen. Een extra marker om de ‘n’ ‘de generatie van gebruik’ van een
498 asset, installatie of onderdeel te duiden kan worden overwogen. Zo wordt verwarring bij constructie
499 en deconstructie vermeden. Verder is het kunnen gebruiken van deze codes en daardoor het kennen
500 van de beschikbare secundaire materialen van belang bij het (definitief) ontwerp en de daarbij
501 behorende BIM.
502 4.4.4 Identificatiecode
503
504 Om een product over meerdere gebruikscycli te kunnen volgen is per product een unieke
505 identificatie code van belang. Immers, het succes van de BPC staat of valt immers bij de
506 betrouwbaarheid van informatie over de waarde van het materiaal en de onderdelen waaruit het is
507 samengesteld. Een vaste ID is hierbij vereist.
508 4.5 Terugvertaling bestaande bouw
509
510 Het moment waarop het materialenpaspoort zijn meerwaarde levert is wanneer deze van het
511 gelieerde bouwwerk aan het einde van de levensduur effectief wordt ingezet om het circulair
512 hergebruik te bevorderen. Een paspoort voor bestaande bouw geeft immers inzicht in de materialen
513 die het bouwwerk bevat en die mogelijk geschikt voor hergebruik zijn. Dit is dus een wezenlijk
514 verschil met een paspoort voor nieuwbouw waarbij er nog weinig zicht is op de toekomstige nieuwe
515 cyclus en daardoor mogelijk meer of juist minder wordt vastgelegd dan nodig is. Overigens wordt
516 hier tegenwoordig met modulair bouwen juist wel op voorgesorteerd.
517 Vrijwel geen van de bestaande bouwobjecten in Nederland is momenteel van een geactualiseerd
518 paspoort voorzien. Dit vergt dan ook maatwerk om deze te formaliseren. Het materialenpaspoort
519 voor de bestaande bouw is feitelijk een eindopname (de fase vlak voor sloop (C)). De mate van
520 volledigheid waarin een paspoort vlak voor de sloopfase wordt opgesteld is afhankelijk van de
521 informatiebehoefte en het informatieaanbod:
522 | 1. | Informatiebehoefte: Komend uit de voorziene toepassing van de bouwmaterialen in de |
523 | nieuwe cyclus: | |
524 | • | Re-use: volwaardig hergebruik |
525 | • | Refurbish: herstellen van het bouwproduct of bouwdeel. |
526 | • | Remanufacture: reviseren, herstellen, oude producten nieuw maken |
527 | • | Re-Purpose: hergebruiken van producten met een ander doel |
528 | • | Recycle: verwerking en hergebruik van materialen |
529 | • | Recover: energieterugwinning uit materialen |
530 | ||
531 | 2. | Informatieaanbod: De beschikbare data en actualiteit van het (technisch) dossier van het |
532 | bestaande bouwobject. Veelal afhankelijk van de ouderdom van het dossier. |
533 Figuur 4.5
534 Ad.1. In het meest gunstige geval wordt een bouwobject op dezelfde locatie aan het einde van de
535 levensduur vervangen met zo veel mogelijk hoogwaardig hergebruik (re-use) van de bestaande
536 onderdelen, met zo min mogelijk inspanning, dus zonder veel sloop en breekwerk. Aan dit
537 prioriteitsniveau van het 10R-model (zie Framework Circulair Bouwen), hangt een bepaalde vraag
538 naar informatie welke benodigd is om te inventariseren of juist niet. Voorkomen moet worden dat
539 overbodige informatie wordt vastgelegd. Neem bijvoorbeeld een ligger van een brug. Wanneer het
540 doel is om deze op een nieuwe locatie een functie te geven, dan is het minder relevant om op
541 grondstofniveau data vast te leggen, maar zijn de afmetingen, demontabelbaarheid en de
542 belastbaarheid voor de nieuwe cyclus wel van belang. 543
544 Wanneer de functie van het bouwwerk, element of product nog niet voor de nieuwe cyclus bekend
545 is, dan zal de nieuwe R*-functie (uit 10R model) alsnog vastgesteld moeten worden. Hoe lager het R-
546 niveau hoe meer informatie benodigd is op een lager schaalniveau (diepere decompositie), met
547 uitzondering van energieterugwinning. Het loont dus om zo hoogwaardig mogelijk hergebruik te
548 ambiëren.
549 Een niet objectieve maar zeer relevante parameter bij bestaande objecten (lees grondstoffendepots)
550 is de economische waarde. Deze wordt afgeleid van de hoeveelheden en de actuele eenheidsprijzen.
551 De waarde van grondstoffen opgeslagen in de objecten gaat in toenemende mate een stimulerende
552 rol spelen bij circulair hergebruik. Op deze marktwerkingsprocessen zal de leidraad niet ingaan. Om
553 de objectiviteit van het materialenpaspoort te garanderen zal de waardebepaling dus losgekoppeld
554 blijven, maar het paspoort biedt d.m.v. inzicht in de hoeveelheden wél de benodigde informatie voor
555 waardebepaling.
556 Ad.2. De benodigde data voor het materialenpaspoort kan voor een groot gedeelte uit het dossier
557 worden overgenomen. Dit dossier is accuraat, namelijk: Er zal tenminste een geactualiseerd, volledig
558 en met de juiste gegevens voorzien technisch dossier inclusief een conditiemeting van het bestaande
559 bouwobject aanwezig zijn. Zonder deze data kan immers geen bruikbaar paspoort worden
560 samengesteld. Wanneer een dossier van matige kwaliteit is en vrijwel niet de werkelijkheid
561 representeert, zal er dus een nieuwe inventarisatie moeten worden uitgevoerd. Deze kan bestaan uit
562 een schouw met inmetingen, fotorapportage, herberekeningen, conditiemeting, proefbelasten en
563 laboratoriumonderzoeken, afhankelijk van de informatiebehoefte volgens het r-model.
564 De voorwaarden voor een goed technisch dossier zijn in principe gelijk aan de eisen die nu aan een
565 opleverdossier worden gesteld. Door het dossier hieraan te spiegelen kan een beeld verkregen
566 worden van de volledigheid. Echter, de juistheid van de gegevens en de actualiteit vraagt om nadere
567 toetsing. Het verdient dan de aanbeveling om steekproeven uit te voeren op de meest cruciale
568 onderdelen voor het materialenpaspoort, en deze te toetsen aan de werkelijke situatie ‘buiten’.
569 Hierna kan het materialenpaspoort conform de formats in deze leidraad worden ingevuld.
570 4.6 Van push naar pull systeem
571
572 Zoals we in de inleiding van dit hoofdstuk reeds hebben vastgesteld moet het gebruik van paspoorten
573 in de bouw dagelijkse praktijk worden. Dat gaat echter pas gebeuren wanneer er bij het maken van
574 het paspoort voldoende aandacht is voor de gebruikers (lees klant) en de behoefte die zij hebben.
575 Met andere woorden, het moet van: ‘wat moet er in staan bij ons’, naar: ‘waar vinden we de waarde?’
576 Bij gebruik maken van bestaande materialen, moeten databases worden opgebouwd met informatie.
577 Dit vergt in eerste instantie een push-systeem. Maar als er een vraag komt naar deze data, dan
578 ontstaat er een economie met toegevoegde waarde creatie (pull-systeem).
579 Figuur 4.6
580 Oranje pijlen beschrijven push-systeem ofwel het opdracht geven tot actie, en de Groene pijlen zijn
581 pull-systemen, ofwel het creëren van vraag, grotendeels vooruitlopend en overeenkomstig op de
582 vragen uit noodzaak in de toekomst.
583 4.7 Huidige circulaire KPI’s (Kwalitatieve Prestatie indicatoren)
584
585 Op dit moment wordt voor nieuwbouw vaak gestuurd op circulariteit in opdrachten via de volgende
586 procesmiddelen:
587 • SBS icm BoM (objectenboom icm met materialen decompositie
588 • MKI via EMVI (stimluring circulaire oplossingen middels fictieve korten op
589 duurzaamheidsmaatregelen uitgedrukt in milieukosten)
590 • Bouwdelen met Paspoort
591 • Aandeel secundair materiaal (in procenten) in KunstwerkW/gebouw
592 • Aantal ‘C2C’-producten Voorschrijven van een lijst of hoeveelheid Cradle-to-Cradle
593 producten
594 Voor bestaande bouw, waar nauwelijks tot geen vraag naar informatie is voor toekomstige
595 herbruikbare producten, wordt bij sommige initiatieven gestuurd op inzicht in de circulaire
596 mogelijkheden, middels:
597 • SBS icm BoM (objectenboom icm met materialen decompositie 598
599 Met deze KPI’s op basis van eisen vanuit de opdrachtgever voor het creëren en vastleggen van 600 paspoort-informatie komen vaak neer op het volgende:
601 • Xxxxxx combineert opleverdossier, Instandhoudingsplan (IHP) 602 • en paspoort, en bouwt deze samen met Leveranciers
603 • Objectenboom op basis van BIM-structuur, (bijvoorbeeld NEN 2767-4) 604 • Veelal niveau LOD500 bij oplevering volgens een specifiek
605 • Hierbij kan de beheerder dit dossier op een later tijdstip aanpassen als eigenaarschap of 606 kosten of producten aangepast worden. Beter nog zijn de voorbeelden waarin deze 607 BIM/paspoort-database volledig geïntegreerd worden in het Asset management van de 608 eigenaar.
609 4.8.1 Van decentraal naar centraal
610
611 Uitgangspunten voor vastleggen wanneer en op welk niveau CE-informatie beschikbaar moet zijn, 612 komen voor veel overheden neer op de keuze van inrichting van dit CE-Proces:
613 Sturende rol: In deze aanpak wordt zelf een registratie bijgehouden van materialen, kwaliteit,
614 eigenschappen, beschikbaarheid naar markt. Bijkomende verantwoordelijkheden zijn: vooruitkijken 615 (gesteld 5 jaar), voorschriften aan aannemers/slopers, maar ook naar de afnemende aannemer, 616 wellicht via directielevering inclusief kwaliteitsborging.
617 Stimulerende rol: Hier is er een gezamenlijke rol in een circulaire samenleving: Vraag creatie door 618 verplichtingen naar aannemer om bestaande materialen, grondstoffen en bouwproducten te
619 gebruiken. Op dat moment ontstaat er vraag en komen er partijen die hierop diensten ontwikkelen. 620 In combinatie met marktwaarde zal tevens vraag naar informatie worden gecreëerd (pull systeem).
621 Een logische tussenweg is het centraal regisseren van de referenties (gelijkend op nationale
622 milieudatabase NMD bij SBK), maar niet de decentrale paspoortdata zelf. Voor de centrale registratie 623 is nauwe samenwerking nodig met nationale en internationale partners.
624 Uitvoeringsverantwoordelijkheid kan wat dat betreft prima bij stichtingen in de sector worden 625 belegd, zoals de Bouwcampus, Bouwagenda en de NEN, waarbij aanbestedende diensten als
000 Xxxxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxx, XXX en provincies zelf een sleutelposities in kunnen nemen. Hierbij horen 627 ook het gebruiken van invloed om samen daadwerkelijk de benodigde middelen bijeen te brengen.
628 De mogelijkheden van opslag van data is hieronder uitgebeeld per bovenliggend identificatie- 629 registratie en onderliggende data per schaalniveau:
Mate van Centraliteit | Centraal registratiesysteem | Semi-decentraal | Decentraal datasysteem | Decentraal datasysteem |
Organisatie | 1 partij / overheidstaak | meerdere partijen | markt: veel aannemers | markt, veel producenten |
Format | 1 format | 1 basis format | verschillende formats | verschillende formats |
Service Model | Opdracht | data services modellen | Vrije markt | Vrije markt |
Identifier- registratie | Door overheid in het leven geroepen instantie, als kentekenregistratie | Per Database (RWS, Madaster, EME, …) |
Gebied | ||||
Complex | ||||
Bouwwerk | Eigenaar (Aannemer>OG) | |||
Element | Eigenaar (Aannemer>OG) | |||
Bouwproduct | Mogelijkheid na 10 jaar | Huidige situatie. | Batch info: behoud 10 jaar. | |
Materiaal | ||||
Grondstof |
630
631 Producenten leveren documentatie aan aannemers. Mogelijkheid: regelen van aansluiting op
632 paspoorten en beheer van born-documentatie. Meer over het onderwerp centraal, decentraal of een 633 hybridemodel leest u in hoofdstuk Data Governance (5.8.B).
634 4.8.2 Eigenaarschap
635
636 Een eigenaar is een organisatie, en die organisatie zal zich moeten binden aan de richtlijn dat hij zelf 637 openbaar moet aangeven of hijzelf de data beheert, of dit via derden regelt.
638 Elk paspoort is onderdeel van een decompositie-structuur van een bovenliggend niveau. De eigenaar 639 van een gebied of bouwwerk is ook eigenaar van de onderliggende onderdelen. Dit is anders bij
640 leasing of andere service-overeenkomsten. Binnen CE komen steeds vaker service contracten voor 641 die andere eigenaren tonen in een decompositie. Per project kan worden afgestemd hoe het
642 eigenaarschap wordt gewijzigd bij verwijdering van materialen.
643 Bij eigenaarschap is van belang wanneer komt het bouwwerk, - element of -product weer op de
644 markt om hergebruik te worden; 15, 50, 75 of zelfs tot 200 jaar. Wie is in de tussentijd eigenaar van 645 de desbetreffende data/paspoort en welke informatie staat daar dan in.
646 Traditioneel wordt een bouwwerk inclusief alle bouwelementen opgeleverd aan de eigenaar. Dat 647 geschiedt ook als dit gebouw na oplevering wordt doorverkocht aan een andere eigenaar. De 648 eigenaar is dus ook eigenaar van alle componenten. Daartoe wordt een opleverdocument
649 aangeleverd. Voor onderhoud zijn dan desbetreffende gegevens noodzakelijk om dit onderhoud 650 goed uit te voeren.
651 Aan het einde van het leven van het bouwwerk, is de inventarisatie van de aanwezige bouwelementen 652 en -producten nodig. Het gaat dan om de restwaarde die een element of product nog heeft. Dit is 653 zeer waarschijnlijke andere informatie dan die voor oplevering of onderhoud nodig zijn. Echter, nog 654 steeds is dit objectgebonden. Bij verkoop van elementen of producten gaat de benodigde informatie 655 mee.
656 In de toekomst kan het natuurlijk ook gebeuren dat een bouwwerkeigenaar slechts gebruiker is van 657 het bouwwerken en dat onderhoud en eigendom in handen blijven van de leverancier. Voor een 658 cradle to cradle gedachte is dit heel fijn. Een leverancier neemt dan zijn eigen producten weer in. Hij 659 beschikt over alle data. Wordt een leverancier overgenomen of anderszins dan is deze informatie 660 nog steeds van waarde voor degene die het product daarna gaat innemen.
661 Echter in alle gevallen moet de garantietermijn en de daarbij behorende aansprakelijkheid afgebakend 662 worden. Het kan niet zo zijn dat doordat data en traceerbaarheid tot in lengte van dagen te
663 achterhalen is dat dan ook de aansprakelijkheid tot in lengte van dagen bij de leverancier/producent 664 komt te liggen.
665 Met andere woorden het eigendom van de gegevens behoort bij het fysieke element.
666 4.8.3 Reductie van informatielast
667
668 Om de informatielast te reduceren is het verstandig om referenties te behouden naar de
669 productinformatie, maar deze bij de bron vast te leggen in standaarden, net als EAN informatie. Data 670 vastleggen en bewaren bij de bron is een belangrijk uitgangspunt om de informatielast voor het
671 verzamelen en langjarig beheren van informatie binnen maakbare proporties te houden. Voor het 672 vrijkomen van materialen geldt dat hoe beter de informatie vanaf de bron is, hoe groter de kans op 673 hoogwaardig hergebruik.
674 Om de informatielast laag en werkbaar te houden moet ook gekeken naar de complexiteit van de 675 informatie van alle paspoort varianten worden gekeken. Uitgangspunt is een scheiding tussen
676 minimaal, noodzakelijk en wenselijke set informatie.
677 4.8.4 Privacy
678
679 Na de vaststelling van de noodzaak tot verkleinen van onze circulaire voetprint in de wereld, heeft 680 ook de vraag naar voldoende rechtsbescherming tegen privacy-aantasting zijn intrede gedaan.
681 Om te komen tot een systeem van circulaire informatie uitwisseling, zal de privacy richtlijnen tot 682 gevolg hebben dat de informatie moet worden ontkoppeld van persoonlijke informatie, en de 683 richtlijnen voor eigenaren van data worden verscherpt.
684 Op dit moment wordt hiervoor een 'Privacy Impact Assessment' uitgevoerd om de restrisico’s na
685 ontkoppeling aan te tonen.
686 4.8.5 Uitwisselbaarheid
687
688 De uitwisselbaarheid van gegevens is enerzijds geborgd door standaardisering van de gebruikte ID- 689 en productcodes. Anderzijds door de governance goed te regelen. Er moet een verplichting tot het 690 uitwisselen van data bestaan. Daar waar dit een bedrijfseconomisch belang in de weg staat, moet de 691 mogelijkheid tot arbitrage worden ingericht.
692 4.9 Transparantie
693
694 Om in te kunnen spelen op de beschikbare materialen en haar eigenschappen, moet de database 695 transparant zijn. Het huidige model gaat uit van decentrale paspoortbouwers, met innovatieve
696 vormen van paspoort inhoud en contractuele voorwaarden voor het stimuleren van keuzes en data- 697 overdracht. Echter, zonder centraal beheer en een marktplaats zal het vinden van materiaaldata door 698 gebruikers nauwelijks mogelijk zijn. Dit moet worden gestimuleerd en begeleid.
699 Data over alle materialen (Nederland) zal in een concurrerende omgeving vaak deels bestaan uit 700 geheime, niet toegankelijke informatie over duurzame, innovatie materialen. Deels bestaat het ook 701 uit openbare toegankelijke info en soms is data onder voorwaarde te verkrijgen. Dit maakt het 702 moeilijk om de informatie te delen en gedeeltelijk openbaar en gedeeltelijk in eigendom te houden 703 van producent, of opdrachtnemer. In een volledige circulaire economie zal dit beide beschikbaar 704 moeten zijn, en op elkaar terug te leiden.
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
Gekozen is voor een vertaling van de huidige vormen van transparantie:
• Openbaar, publiekelijk op te vragen
• Op voorwaarde ivm commercieel voordeel, risico ivm beheer
• Geheim, ivm concurrentiegevoeligheid, bestaande afspraken tussen OG/ON, patenten
Figuur 4.7
Als gevolg van de randvoorwaarde dat er eenduidige informatie over een product of materiaal bestaat, moet er een beheer komen voor een norm van opslag, partijen die volgens die norm hun informatie opslaan en ontsluiten en sturen op transparantie op deze data. Dat kan bij verschillende partijen worden belegd (met centraal beheer van erkende decentrale partijen), of bij één partij (volledig centraal beheer).
In beide gevallen moet er snel publiekelijk inzicht worden verkregen over deze producten of materialen maar zullen de koppelingen tussen de verschillende stukjes data onlosmakelijk moeten blijven.
719 4.10 Volwassenheidsmodel
720
721 Net als de ontwikkeling van de circulaire economie volgt ook de toepassing van paspoorten een 722 groeipad richting volwassenheid. Onderwerpen en relevante acties moeten per volwassenheidsfase 723 worden bekeken, en kunnen afhankelijk van ambitie worden gekozen.
724 Lineair
725 • Inkoop volgt ontwerp en directe kosten, levertijd
726 • Architecten volgen esthetiek op basis van alles is mogelijk 727 • Geen circulaire economie vragen
728 Individuele experimenten
729 | • individuele circulaire registratie opzetten |
730 | • Experimenten |
731 | • Nut /noodzaak bij specialisten duidelijk |
732 | Aansluiting |
733 | • Samenwerkingsvormen |
734 | • Registratie volgens paspoort principe |
735 | • Versnellen met alternatieven, waardoor mensen overstappen |
736 | • Nut/noodzaak circulaire economie duidelijk bij iedereen |
737 | Decentraal systeem |
738 | • Adhoc registratie met minimale paspoort-component die centraal verzameld wordt |
739 | • Nieuwe structuren van materialen, paspoort en opslag ontstaan |
740 | • Transitie is in volle gang |
741 | Economie |
742 | • Een volledig economisch systeem met 100% circulair inkoop |
743 | • structurele registratie met standaard paspoort-component die centraal verzameld wordt |
744 | • Denken en doen conform circulaire principes als nieuwe economie |
745 | Netwerk |
746 | • Vaste werkwijze via netwerk uitbreiding in alle projecten |
747 | • Financiële wereld, ook vanuit overheid, omarmt circulaire economie |
748 |
749 5 Data Governance
750 5.1 Inleiding
751
752 Door het op een gestructureerde en geharmoniseerde manier registreren van data kunnen de 753 waarde en toepassingsmogelijkheden van paspoorten worden vergroot. Het is dan ook niet voor 754 niets dat Platform CB’23 heeft vastgesteld dat ‘Data Governance’ en het managen van data bij de 755 toepassing van materialen paspoorten een essentieel onderwerp is. In dit hoofdstuk is Data
756 Governance opgedeeld in drie deelonderwerpen, namelijk:
757 • Data kwaliteit;
758 • Data management, en;
759 • Wet & Regelgeving.
760 Per deelonderwerp worden de processen beschreven waar betrokken stakeholders zich bewust van 761 moeten zijn als het gaat om Data Governance & Data Management van materialen paspoorten. Om 762 een en ander zo helder mogelijk te maken, stellen we telkens bij elke paragraaf de ‘waarom’ vraag. In 763 het antwoord op deze vraag wordt de relevantie van het onderwerp aangegeven. Maar vooral ook 764 waarom de processen die in de paragraaf worden beschreven door de belanghebbenden in acht
765 moeten worden genomen.
766 5.2.1 Data kwaliteit, de huidige stand van zaken in de sector
767
768 Op dit moment is er sprake van een gebrek aan data kwaliteit in de sector. Zo constateren
769 bijvoorbeeld BIM experts significante discrepanties tussen ‘As-built’ data (bouwplannen/tekeningen) 770 en de werkelijkheid (As-is) van bouwwerken. Dit levert onder andere tal van juridische vraagstukken 771 op. Ondanks dat het waarborgen van juiste data in theorie mogelijk is gaat dit in de praktijk toch nog 772 vaak mis. In samenwerkingsverbanden werkt de theorie bijvoorbeeld niet doordat partijen hun eigen 773 grenzen niet willen overschrijden. Het actieteam vindt daarom dat er nog veel winst te behalen is op 774 het gebied van datakwaliteit en management. Zo is er de wens voor een situatie waarbij de
775 uitwisseling van data in de bestaande technologieën en software pakketten wordt ingebed die nu in 776 de bouwsector worden gebruikt. Op die manier creëer je immers een solide draagvlak dat nodig is 777 voor het schuivende paradigma van data governance en management die nu eenmaal horen bij een 778 transitie naar de circulaire economie.
779 5.2.2 ‘Waarom’ Datakwaliteit
780
781 Datakwaliteit verwijst naar de mate waarin de gegevens geschikt zijn voor het doel waarvoor je ze 782 wilt gebruiken. Datakwaliteit van Paspoorten voor de Bouw gaat over de mate waarin materiaal 783 gerelateerde gegevens beschikbaar en toegankelijk zijn ten behoeve van laagwaardige of
784 hoogwaardige vormen van hergebruik. Des te beter de benodigde data voor materiaalhergebruik is 785 vastgelegd, des te hoger de kans dat deze materialen ook daadwerkelijk worden hergebruikt.
786 Het vastleggen van beginselen en uitgangspunten voor datakwaliteit zorgt er voor dat zowel het 787 genereren, het opslaan als het distribueren van data te allen tijde het doel dienen. Voor ‘Business 788 Intelligence’ geldt zo dat gegevens die je wilt gebruiken, geschikt moeten zijn als informatiebron om 789 beslissingen te nemen op operationeel, tactisch en strategisch gebied. Het meest fundamentele doel 790 van een Paspoort voor de Bouw is ‘het registreren, ordenen en opslaan van grondstof, materiaal, 791 bouwproduct en element gebonden attributen, zodat deze informatie kan worden ontsloten en 792 worden gebruikt ten behoeve van recycling, hergebruik, onderhoud, retourlogistiek en andere 793 circulaire strategieën die resulteren in functioneel waardebehoud. Deze wordt bij voorkeur
794 geaggregeerd op gebouw of asset niveau om de uitwisseling van data overzichtelijk te houden. In de 795 paragraaf ‘Data management’ gaan we daar verder op in. Eén van de uitgangspunten voor
796 datakwaliteit zijn de attributen die in een materialenpaspoort worden opgenomen.
797 5.2.3 Processen bij Datakwaliteit
798
799 Als het gaat om processen die komen kijken bij het Datakwaliteit definiëren we de volgende 800 onderwerpen:
801 - 5.4.A Attributen en vastleggen van data 802 - 5.4.B Data-indexering
803 - 5.4.C Interoperabiliteit
804 - 5.4.D Self-Sovereign Identity (SSI) 805 - 5.4.E Metadata
806 - 5.4.F Aggregatieniveau’s
807 - 5.4.G Van standaardisatie naar uniformiteit 808 - 5.4.H Verificatie & Validatie van data
809 5.2.3A Attributen en vastleggen van data
810
811 Datakwaliteit wordt voornamelijk bepaald door de attributen die essentieel worden geacht aan een 812 materialen paspoort en de wijze waarop en wanneer attributen worden vastgelegd. Door attributen 813 van een bouwwerk vast te leggen en te combineren genereer je als het ware een materialen
814 paspoort. Een attribuut is een gegeven waaruit een object in een database onder andere opgebouwd 815 is. Attributen zijn opgenomen in velden (vaak horizontaal) onder verschillende categorie velden (vaak 816 verticaal).
817 Om de hoogste datakwaliteit te kunnen waarborgen is het belangrijk dat attributen van bouwwerken 818 vlak na oplevering van een bouwwerk in een materialen paspoort worden vastgelegd. De gekozen 819 attributen moeten betrekking hebben op zowel de ontwerpfase, gebruiksfase als de einde-levensduur 820 fase.
821 Op deze wijze legt men data vast die gelijk is aan de werkelijkheid, de ‘As-is’ in plaats van de ‘As-built’
822 van een gebouw. Naast het vastleggen van data in de ‘standaard’ relationele database, is het
823 interessant om vervolgens de kwaliteit van het paspoort en de daarin opgenomen data definitief te 824 waarborgen door deze vast te leggen via Blockchain-technologie en toegankelijk te maken middels 825 het Self-Sovereign Identity (SSI) principe (zie paragraaf 5.3.D). Voor het ontwikkelen en toepassen 826 van Blockchain technologie zal de richtlijn GS1 gehanteerd moeten worden zoals reeds toegepast 827 door bedrijven zoals Microsoft en IBM. De GS1 standaard kan worden toegepast om standaardisatie 828 en interoperabiliteit van data te waarborgen.
829 In Leidraad 1.0 zijn reeds de attributen in kaart gebracht die relevant zijn voor het opstellen van een 830 materialenpaspoort. Deze hebben betrekking op de samenstelling van grondstoffen, de locatie van 831 een object, de NL-SfB of ETIM classificering en informatie over de montagemethoden.
832
833
834
835
836
837
838
839
840
841
842
843
844
845
846
Figuur 5.1 Uit Leidraad 1.0. (Attributen die hier nog ontbreken zijn de gebruiksfase en de het einde levensduur scenario.) In de 100% versie zijn de beschrijvingen afgestemd op de insteek van paspoortvarianten.
Door attributen te combineren genereer je een paspoort. Dit biedt de mogelijkheid om een aantal verplichte velden vast te leggen de zogeheten ‘kernvelden’ van een paspoort maar ruimte over te laten aan de markt om ‘extra gegevens’ inzichtelijk te maken die nieuwe functionaliteiten bieden. Het is van groot belang om de kernvelden van materialenpaspoorten niet dusdanig complex te maken dat partijen afhaken omdat de informatie niet of moeilijk te verkrijgen valt. Dit zou een remmende factor kunnen zijn in de ontwikkeling van het toepassen van een materialenpaspoort in de keten. Om deze ‘kernvelden’ te bepalen zullen we in de 100 procent versie gebruik maken van het werk van actieteam meten.
847 In een conceptueel datamodel voor het vastleggen van data wordt een onderscheid gemaakt tussen 848 entiteittypen, attribuuttypen en relatietypen. Om volledig te begrijpen wat attributen inhouden in 849 relatie tot een materialenpaspoort schetsen we een voorbeeld. Hiervoor kunnen entiteit-relatie 850 diagrammen worden opgezet (ERD):
851 Entiteittype: Een entiteit is iets wat een bestaan heeft. Entiteiten zijn de individuele dingen van die 852 soort. Als we een database voor materialen zouden opzetten is ‘Accoya’ een entiteit van ‘Hout. Dit 853 geeft dan weer informatie over het soort, geografische locatie, herkomst en dichtheid. Bij een
854 materialenpaspoort is een ander voorbeeld van een entiteit: Staal is een entiteit van ‘Materiaalgroep’.
855 Een entiteit is altijd voorzien van een attribuut. Een attribuuttype is een eigenschap die voor die 856 entiteittype van toepassing is. Zo kunnen we voor Xxxxxx definiëren dat ‘land van herkomst’ en 857 ‘dichtheid’ attribuuttypen zijn die van toepassing zijn voor het entiteittype ‘Hout’. Bij een
858 materialenpaspoort betekent dit dat de ‘herkomst grondstof’ en ‘aluminium’ een attribuuttype zijn die 859 van toepassing zijn op de entiteit ‘materiaalgroep’. Als er meer moet worden vastgelegd dienen er 860 eerst attribuuttypen voor de entiteittypen worden vastgelegd.
861 Een relatietype: is tenslotte een verband tussen verschillende attribuuttypen (en daardoor tussen 862 twee entiteittypen) die een voor het informatiesysteem zinnige betekenis heeft. Een voorbeeld 863 hiervan voor Xxxxxx is tussen het attribuuttype ‘land van herkomst’ en de attribuuttype ‘prijs’ zijn
864 onderdeel van de entiteit ‘leverancier/bedrijf’. Relaties kunnen gebruikt worden voor het opbouwen 865 van een zogeheten ‘Semantisch web of kun je weergeven in een entiteit-relatie diagram (ERD). Een 866 voorbeeld van zo’n entiteit-relatie diagram is te zien in figuur 5.2.
867
868 Figuur 5.2. Entiteit-relatie diagram
869 Vervolgens is een semantisch web of een semantische dataset een type framework voor het
870 opbouwen van een database waarin entiteiten en hun attributen via ontelbaar veel relaties aan elkaar 871 worden gekoppeld en er semantische zoekopdrachten kunnen ontstaan: Semantic Query’s.
872 Semantische zoekopdrachten maken query's en analyses van associatieve en contextuele aard
873 mogelijk. Met semantische zoekopdrachten kan zowel expliciet als impliciet afgeleide informatie op 874 basis van syntactische, semantische en structurele informatie in gegevens worden opgehaald.
875 Wanneer data uit paspoorten wordt toegevoegd aan een semantische dataset worden alle
876 gecombineerde entiteiten, attributen en relaties (de data punten) vastgelegd in een zogeheten Smart 877 Link ofwel Triple Store structuur. Een Triple Store is een gestandaardiseerde manier van vastleggen 878 volgens het Resource Description Framework (RDF) van het World Wide Web consortium. Een 879 Triple Store volgens RDF standaard bestaat uit een onderwerp-stateert-object statement. Een
880 voorbeeld van een Triple Store voor data uit een gebouwenpaspoort kan zijn: Accoya is een soort 881 van het materiaal Hout (Triple Store 1); Hout heeft een Damp-open structuur (Triple store 2). Dit 882 noemt men Linked Data. De database zal vervolgens bij een semantische zoekopdracht naar Damp- 883 open bouwen alle data ophalen die direct en indirect gelinkt is aan Damp-open, in dit geval Accoya, 884 wat een type hout is. In een uitgebouwde database kunnen hier nog talloze attributen van Accoya aan 885 verbonden worden, bijvoorbeeld dichtheid, prijs, kleur, onderhoudseisen enzovoort.
886 Voor de circulaire bouw kan een semantisch web zeer waardevol zijn. het verbindt namelijk circulaire 887 attributen aan bouwmaterialen, componenten, producten en gebouwen en indexeert deze op een 888 slimme, efficiënte wijze. Bovendien zorgt een semantisch web voor verhoogde interoperabiliteit.
889 Zowel menselijke als technologische systeemgrenzen kunnen met een semantisch web overkomen 890 worden. Data uit verschillende organisaties zoals leveranciers, aannemers, producenten, gemeenten, 891 adviesbureaus kunnen samen worden gekoppeld in een semantisch web zonder in te leveren op
892 toegankelijkheid. Er kunnen immers semantische query’s/analyses/zoekopdrachten gedaan worden.
893 Voor het combineren van data van verschillende organisaties is de toegevoegde waarde van een
894 semantisch web dus dat er een eenduidige logica ontstaat. De toegankelijkheid van gevoelige data kan 895 beschermd worden via blockchain technologie en het toepassen van het SSI principe, zoals eerder al 896 naar verwezen (zie paragraaf 5.3.D). Richtlijnen zoals GS1 en ISO voor data-uitwisseling,
897 standaardisatie en interoperabiliteit zijn relevant voor het schaalbaar maken van deze processen. 898
899
900 Figuur 5.3. Visualisatie Semantisch Dataset voor gebouwen
901
902 5.2.3B Data indexering
903
904 Een ‘database-index’ is een structuur die tot doel heeft selecties en selectieve bewerkingen op een 905 database te versnellen. Indexeren staat voor het verzamelen van informatie met als doel relevante 906 zoekresultaten weer te geven. Daarmee kan je vanuit een materialenpaspoort bijvoorbeeld alleen de 907 leverancier doorgeven. Tijdens het indexeren worden vervolgens alle relevante kenmerken en
908 zoeksleutels uit de digitale documenten gehaald. Een eigenschap van een index is dat deze het aantal 909 vergelijkingen reduceert dat nodig is om één of meerdere database-records te vinden. Zo wordt 910 voorkomen dat een zogeheten ‘full table scan’ moet worden gedaan, waarbij alle datapunten in de 911 tabel sequentieel moeten worden doorlopen.
912 Een omgeving waarin paspoorten voor de bouw aanwezig zijn en de achterliggende data in een 913 dataset is opgebouwd (bijvoorbeeld platformen zoals Madaster en Cirdax) kan een goed
914 functionerende database index ervoor zorgen dat de data die wordt gezocht gemakkelijk kan worden 915 achterhaald.
916 Voor het indexeren van data zijn verschillende methodes bruikbaar. Een ‘Best Practice’ data
917 indexering methode is Linked Data met Semantic Query’s uit een Semantische dataset. Minder
918 complexe voorbeelden van indexering zijn een Geclusterde index of een Columnstore index. 919 Indexen werken op basis van rijen gegevens. Elke index bevat (een deel van) de rijen in de tabel.
920 Verder bevat een index verwijzing naar andere data of een verwijzing naar de geclusterde index. 921 Tijdens het uitvoeren van een query (zoekopdracht) gaat de index nalopen hoe de data het
922 gemakkelijkst opgehaald kan worden. Bij een geclusterde columnstore index is echter het
923 basisprincipe anders. Daar waar een geclusterde index alle data bevat, maakt de columnstore index 924 gebruik van een dictionary. Dat betekent dat niet-numerieke data buiten de index wordt gehouden 925 en daar van een volgnummer voorzien. De volgnummers komen in de plek van de daadwerkelijke 926 data en bij het ophalen worden deze weer aan elkaar gekoppeld. Op deze manier kan de database 927 nog efficiënter zoeken. Een columnstore index storage is geschikt voor het maken van materialen 928 paspoorten voor bouwwerken.
929
930 Figuur 5.4. Columnstore Index Storage
931 5.2.3C Interoperabiliteit
932
933 Interoperabiliteit van materialen paspoorten en daarmee data is essentieel in de B&U en GWW 934 sector. Materialen Paspoorten zullen moeten worden uitgewisseld wanneer er een wijziging aan een 935 bouwwerk plaatsvindt. Bij een renovatie heeft een architect een andere informatiebehoefte uit het
936 materialenpaspoort of een constructeur. Om de datakwaliteit van een materialenpaspoort te kunnen 937 borgen moet het onderliggende data systeem interoperabel zijn (bijvoorbeeld een centraal gestuurde 938 Semantische dataset). Het is interoperabel zodra het zonder beperkingen kan samenwerken met de 939 publieke sector, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en burgers (the four sector model: 940 political system, economic system, social system, environmental system).
941
942
943
944
945
946
947 Figuur 5.5 Het 4 sectoren model en de principes voor interoperabiliteit van datakwaliteit in materialenpaspoorten: Adaptie van Xxxxxxx, 2002.
948 Paspoort data moet kunnen worden uitgewisseld met alle ontwerpers en gecontracteerde partijen. 949 Enkele methoden/processen voor het waarborgen van interoperabiliteit zijn o.a. Semantisch web, het 950 Self Sovereign Identity (SSI) principe, GS1 richtlijn, Standaardisatie, ISO richtlijn, Gegevens levering 951 protocollen (GLPs) met Beoordelingsrichtlijn (BRL). Blockchain verificatie en validatie, paspoort
952 platformen, uniformiteit in plaats van standaardisatie voor een algemeen draagvlak. De data moeten 953 worden ingericht en gestructureerd volgens de regels voor de informatiemodellering in de Bouw 954 (NEN2660, NTA 8035)
955 5.2.3D Self-Sovereign Identity (SSI)
956
957 De beginselen van het concept Self Sovereign identity (SSI) liggen bij het woord identiteit. SSI is een 958 digitale beweging die ervan uit gaat dat ieder individu in het bezit en controle moet kunnen zijn van 959 zijn eigen identiteit. En dat ook ieder individu zijn identiteit kan autoriseren door middel van
960 blockchain verificatie zonder inspraak van een centrale overheidsinstantie- of applicatie.
961 Bij een normale dataset wordt alle informatie weergeven terwijl men slechts één datapunt of een 962 selectie aan data wilt inzien. Bij een substantiële database belemmerd dit interoperabiliteit,
963 toegankelijkheid, schaalbaarheid en efficiëntie. Met het principe van SSI heb je alle data tegelijkertijd 964 tot je beschikking, maar kan je niet alle data tegelijkertijd inzien. Men kan wel attributen opvragen via 965 queries (data verzoeken). Op deze wijze kan er data uitwisseling plaatsvinden die essentieel is voor 966 een opgave/opdracht en hoeft de overige data niet te worden uitgewisseld.
967 We illustreren dit met een het volgende voorbeeld: Wanneer iemand drank wilt kopen in de
968 supermarkt moet deze in de meest gevallen legitimatie laten zien. Een legitimatie document zoals een 969 paspoort is een momentopname van de meest relevante data over een persoon. De supermarkt
970 verkoper kan zien dat de persoon ouder dan 18 is maar weet ook gelijk de ware leeftijd van het 971 individu, dit terwijl dat geen relevante informatie is. Het enige wat de supermarkt medewerker wilt 972 weten is: Is de persoon in kwestie ouder dan 18 jaar? Met een SSI zou het antwoord op de vraag Ja 973 of Nee zijn. Op deze manier wordt het relevante attribuut over de persoon vrijgegeven zonder de 974 achterliggende of bijkomende informatie prijs te geven. Dat is het principe van een SSI. Dit is
975 toepasbaar op elk attribuut.
976 In een circulaire economie is het bijvoorbeeld relevant om te weten of er een bepaald materiaal in 977 een product zit, zonder de complete samenstelling vrij te geven. Dit kan namelijk bedrijfsgevoelige
978 informatie bevatten. Bijvoorbeeld, een recycle instantie die wilt weten of er asbest zit in een 979 systeemplafondplaat. Dit kan ook middels een ‘logisch veld’ zoals ja/nee/onbekend. Voornamelijk 980 vanuit het verleden is dit soort informatie vaak niet bekend.
981 Voor het ophalen van attributen kunnen er verschillende machtigingsniveaus aan een database 982 worden gekoppeld. Hierbij heeft het publieke belang (volksgezondheid, veiligheid en wellicht ook
983 circulariteit, het hoogste niveau en krijgen marktpartijen een machtigingsniveau voor het ontsluiten 984 van de data op basis van de gebouwbeheerder. De eigenaar van het paspoort kan vervolgens bepalen 985 welke attributen in de dataset wel en welke niet kunnen worden opgevraagd. De overheid zou
986 bijvoorbeeld meer data kunnen inzien dan een private organisatie. Men kan iets opvragen zonder alles 987 te zien. SSI werkt middels de blockchain. Een SSI protocol dat toegepast zou kunnen worden en
988 reeds goed gedocumenteerd is, is die van het ‘Zero Knowledge protocol’.
989 5.2.3E Metadata
990
991 Metadata zijn gegevens die de karakteristieken van bepaalde gegevens beschrijven. Het zijn dus 992 eigenlijk data over data. Voorbeeld: Naam: Jan (data); Burgerlijke staat: Getrouwd (metadata), de 993 burgerlijke staat zegt iets over het datapunt Jan. De kunst van metadata is dat je iets makkelijk kan 994 terugvinden. Een voorbeeld van metadata is een briefnummer (code 19818723). Metadata van een
995 paspoort is op welke data deze is gemaakt, is verstrekt, wanneer die is aangevuld, waar dit is gevuld 996 etc.
997
998
999
1000
1001
5.2.3F Aggregatieniveau’s
Datakwaliteit en de daarbij behorende parameters om deze vast te stellen, zijn afhankelijk van een aggregatieniveau van een materialenpaspoort. Een materialenpaspoort kan worden gebundeld op bouwwerk niveau maar ook op grondstoffenniveau.
1002 | |
1003 | Figuur 5.6 Aggregatieniveaus van paspoorten in de bouw |
1004 | Zodra je een materialenpaspoort gaat opstellen op bouwwerk niveau wordt deze op basis van |
1005 | bouwmaterialen, leveranciers of gehele elementen ingevoerd. Hier is vervolgens in terug te zien uit |
1006 | welke materialen en grondstoffen deze bestaat: bijvoorbeeld EPDM, Tacly en gerecycled aluminium. |
1007 | Bij het ‘bouwwerk’ aggregatieniveau is het niet van belang om na te denken over de chemische |
1008 | samenstelling van EPDM, of dat het materiaal bestendig is tegen een grote lijst aan zuren en basen |
1009 | zoals dicylohexyl-ammonium nitriet, Ethyleendiamine, Freon 113, Skydrol 500, Xenon, Ureum en |
1010 | andere specifieke stoffen. |
1011 | Voor het bouwwerk niveau is het overigens wel belangrijk om te weten waar het materiaal zich |
1012 | bevindt, wat de staat van het element is, waar het uit is opgebouwd, of het uit |
1013 | virgin/gerecyclede/hernieuwbare grondstoffen bestaat, wat de levensduur is, wat de demontage status |
1014 | is inclusief een indicatie van de restwaarde. Als de EPDM wordt hergebruikt wordt deze |
1015 | hoogstwaarschijnlijk gebruikt om kozijnen waterdicht te maken, voor dilatatievoegen, voor |
1016 | dakrandafwerkingen of hij wordt toegepast om een nieuw EPDM membraan te ontwikkelen. Voor |
1017 | deze hergebruikscenario’s is het niet belangrijk om meer gegevens van de EPDM te hebben dan de |
1018 | bouwwerk gebonden ‘geschiedenis’ die in het paspoort is weergegeven. Bijvoorbeeld chemische |
1019 | samenstellingen, chemische reacties, vluchtige stoffen etc. |
1020 | Er doet zich een andere situatie voor zodra het gaat om het toepassen van halffabricaten uit oude |
1021 | producten of producten uit andere sectoren. Een EPDM rubber dat wordt gebruikt voor het |
1022 | waterdicht maken van een vijver is bijvoorbeeld niet voorzien van brandvertragers. Daarom kan dit |
1023 | EPDM rubber niet direct als dakbaan worden toegepast maar dient deze eerste brandveilig te |
1024 | worden gemaakt zodat deze aan het bouwbesluit voldoet. Als een EPDM rubber is toegepast in |
1025 | elektronica moet deze voldoen aan weer andere specificaties, bijvoorbeeld het ‘goed geleiden’ en |
1026 | ‘goede weerstand tegen warmte’. EPDM en afgeleiden van Ethyleen-Propyleen-Dieen-Monomeer |
1027 | worden bijvoorbeeld toegepast bij diepzee installaties of hoogspanningskabels. Vanwege de andere |
1028 | functionaliteiten die hier het EPDM dient worden er ook andere intrinsieke eigenschappen belangrijk. |
1029 | Vanwege dit soort redenen is het het meest effectief om kringlopen van grondstoffen en materialen, |
1030 | op de korte termijn zoveel als mogelijk binnen de eigen sector te houden. Op de langere termijn, |
1031 | kunnen er met de aanwezigheid van semantische webs en blockchain gemakkelijker materialen |
1032 | worden hergebruikt in andere sectoren en ontstaat er de mogelijkheid om de circulaire economie |
1033 | meer op cross-sectoraal niveau te operationaliseren. |
1034 | Hoewel het borgen van datakwaliteit afhankelijk is van het aggregatieniveau, zal de bouwsector in de |
1035 | toekomst steeds meer data beschikbaar zijn over materiaalgebruik en gebouwen an sich. Het is |
1036 | belangrijk om duidelijke afspraken te maken over het aggregatieniveau van de data zodat de paspoort |
1037 | data zo effectief mogelijk kan worden ingezet. |
1038 | Zo is het denkbaar om in de nabije toekomst het hergebruik van materiaal te gaan monitoren op |
1039 | gebieds- of stadsniveau. Hiervoor moet er echter eerst data gebundeld worden op gebouwniveau; |
1040 | grond en gebouweigenaarschap is vaak versnipperd over diverse stakeholders en dus ook belangen. |
1041 | Het doel van platform CB’23 blijft zich daarbij richten op het vaststellen wat het aggregatieniveau is |
1042 | voor paspoorten in de bouw. Deze zouden zich moeten richten op het bouwwerk niveau en het |
1043 | bouwproduct niveau. Om de transitie naar een circulaire bouweconomie te bevorderen is het |
1044 | belangrijk dat leveranciers ook informatie gaan leveren over hun producten. Anders wordt het |
1045 | samenstellen van materialenpaspoorten op bouwwerkniveau een exercitie die (1) te veel werk omvat |
1046 | om het op te schalen en (2) een exercitie met een zeker onbetrouwbaarheidsniveau doordat er voor |
1047 | de productgerelateerde paspoorten geen eenduidige data ontsluitingstypologie is. Het opstellen van |
1048 | wet- en regelgeving voor paspoorten in de bouw zal zich dus moeten richten op leveranciers van |
1049 | bouwproducten en de partijen in de bouwkolom (aannemer, architect, adviesbureaus). Wet- en |
1050 | regelgeving moet zich dus direct richten op alle aggregatieniveaus van paspoorten anders gaat, zo |
1051 | vreest het actieteam, het niet werken. |
1052 | 5.2.3G Standaardisatie → Uniformiteit |
1053 | |
1054 | Standaardisatie moet uniformiteit worden. Door het hanteren van uniforme semantiek en |
1055 | semantische datasets kan er automatisch worden geïndexeerd. Op deze manier creëer je in plaats |
1056 | van centraal gestuurde standaardisatie een decentrale uniformiteit. Data die wordt toegevoegd aan |
1057 | ‘slimme’ datasets indexeren automatisch volgens vooraf ingestemde frameworks, zoals het RDF |
1058 | framework. Richtlijnen die hierbij kunnen helpen zijn de GS1 richtlijn, eventueel ISO. |
1059 | Voorbeelden uit de praktijk die op dit moment al worden toegepast zijn Visi, ETIM, Suf, CUF-XML en |
1060 | de SALES-XML-berichten. Dit zijn berichten die worden beheerd door standaardisatie-organisaties, |
1061 | gebaseerd op draagvlak en onderlinge afspraken waarmee berichtuitwisseling in de bouwsector |
1062 | plaatsvindt en ondersteund door software die door bedrijven in de bouwkolom wordt gebruikt. Hier |
1063 | zijn niet alleen afspraken gemaakt over de inhoud van de berichten maar ook over hoe deze op een |
1064
1065
1066
veilige manier worden uitgewisseld. Veel van deze berichten zijn in staat om onderscheid te maken tussen verplichte en additionele informatie. Dit waarborgt enerzijds de minimale informatiebehoefte en stimuleert ondernemerschap en business modellen rondom het delen van additionele data.
1067
1068
1069
1070
1071
1072
1073
1074
1075
1076
1077
1078
1079
1080
5.2.3H Verificatie & Validatie
Verificatie bepaalt de mate van overeenstemming van data met vooraf gespecificeerde eisen, bijvoorbeeld voorgeschreven in normen of reguleringen. Validatie stelt de geschiktheid van data voor de operationele missie vast. Bij het vastleggen van attributen van bouwwerken / producten uit de gebouwde omgeving is het essentieel dat data geverifieerd en gevalideerd wordt. De validatie vindt plaats bij de bron van de data. Enkele kwesties die daarbij moet worden uitgewerkt zijn:
- Welke methoden zijn toereikend.
- Wie of wat mag (contractueel) beoordelen of data voldoet aan criteria.
- Gegevenslevering Protocol, Gegevens transformatie protocol
- Blockchain verificatie
- Keurmerk / Certificatie van geverifieerde data
- Door derden/onafhankelijke partijen
- Door blockchain
1081
1082
1083
1084
1085
5.2.4 Verantwoordelijkheden
Uitgangspunt van verantwoordelijkheid voor data is dat de data bij de bron blijft en de bron verantwoordelijk is voor deze data. Een leverancier van de grondstof dient verantwoordelijk te zijn voor de beschikbaarheid van deze grondstof.
1086
1087
1088
1089
1090
1091
1092
1093
1094
1095
1096
1097
1098
1099
1100
5.3 Data management, de huidige stand van zaken
Net als in andere Nederlandse sectoren heeft de bouw de afgelopen jaren ingezet op digitalisering van de gebouwde omgeving. De lange termijn voordelen van deze beweging zijn duidelijk en significant. Daarnaast bestaat er een bepaalde urgentie bij het toepassen van digitale oplossingen ten behoeve van het invorderen van een circulaire bouw economie en het algemeen behalen van duurzaamheidsdoelen.
Echter, ondanks de bekende voordelen en urgentie wordt digitalisering in de bouwsector nog niet integraal opgepakt. Sterker nog, er is sprake van een achterstand op het gebied van digitalisering. Deze achterstand komt vooral door problemen in de communicatie en beheer van data en de algemene samenwerkingsmogelijkheden (integratie) van de verschillende belanghebbenden en beschikbare oplossingen. Daarnaast is er een overmaat aan oplossingen en mogelijkheden beschikbaar die allen min of meer hetzelfde doel voor ogen hebben. Iedere partij werkt met een ander administratiesysteem, projectensysteem, calculatiepakket enzovoort. Wanneer een soepele koppeling tussen de verschillende systemen ontbreekt ontstaan er problemen.
1101
1102
1103
1104
1105
5.3.1 Waarom Data Management
De sector heeft te maken met een enorme hoeveelheid aan data. Het digitaliseren van de gebouwde omgeving en alle bijbehorende processen is daarmee niet eenvoudig. Om circulaire projecten soepel uit te kunnen voeren en de circulaire bouw economie in zijn algemeen te kunnen realiseren is het van
1106
1107
1108
1109
1110
1111
1112
1113
groot belang dat op het gebied van Data Management concrete afspraken komen. Deze afspraken moeten worden gericht op (o.a.) de volgende thema’s: beheer en sturing, centraal/decentraal/hybride, wijze van uitwisseling, het leveren van data, data integratie en interoperabiliteit van data en datasets, en een data architectuur / indexering die bovengenoemde processen bevordert.
Men zal moeten beoordelen wat de gewenste output van (circulaire) data omtrent de gebouwde omgeving is en op basis daarvan koppelingen maken tussen applicaties en databestanden. Daarbij moet over de bedrijfsprocessen heen worden gekeken. Data management heeft hier grote raakvlakken met beleid, wet & regelgeving. Over dit laatste gaat 5.3.
1114
1115
1116
1117
1118
1119
1120
5.3.2 Processen voor Data management
Als het gaat om processen die komen kijken bij het Data Managementwaliteit definiëren we de volgende onderwerpen: Een procesbeschrijving volgt voor de volgende processen:
- 5.2.2.A Gegevenslevering, transformatie & uitwisseling
- 5.2.2.B Centraal, decentraal of een hybride model
- 5.2.2.C Eigendom & beheer
1121
1122
1123
1124
1125
1126
1127
1128
1129
1130
1131
1132
1133
1134
1135
1136
1137
1138
1139
1140
1141
1142
5.3.2.A Gegevenslevering, transformatie en uitwisseling
Voor het leveren van gegevens over gebouwen paspoorten en projecten uit datasets of andere vormen van opslag (bijvoorbeeld in applicaties) kunnen afspraken worden gemaakt in een Gegevensleveringprotocol (GLP), een Gegevenstransformatieprotocol (GTP) en/of een Gegevensuitwisselingprotocol (GUP) over de wijze van leveren, transformeren en publiceren van data. In een GLP wordt uitgeschreven aan welke eisen geleverde data moet voldoen alvorens gebruikt te kunnen worden in applicaties voor het uitvoeren van bepaalde analyses en of transformatie stappen. Deze transformaties/analyses moeten weer voldoen aan het GTP. Behalve aanleiding van de analyse in een bepaalde applicatie komen er tevens nieuwe inzichten naar voren die men weer wilt publiceren. De transformatie stappen moeten opnieuw voldoen aan de vooraf gestelde GTP.
Aangeleverde data wordt door middel van het GLP getoetst en beoordeeld met een bijbehorende beoordelingsrichtlijn. Wanneer aangeleverde data in eerste instantie niet voldoet aan het GLP wordt de aanlevering met een beoordeling teruggestuurd. Op basis van de terugkoppeling kunnen aanpassingen worden gemaakt en kan de data in een nieuwe publicatie worden geleverd. Op deze manier ontstaat er een algeheel uitwisselingsprotocol met daarin de GLP, de GTP en de beoordelingsrichtlijn. Een voorbeeld volgt voor het berekenen van de Stikstofuitstoot bij een nieuw bouwproject. Gegevens over het materieel, machines en wagenpark moeten aangeleverd worden. De gegevens worden middels een GLP en GTP uitwisselbaar en geschikt voor nieuwe gebruikers / applicaties. Zie figuur 5.6
1143 | Figuur 5.6 |
1144 | |
1145 | |
1146 | Bij het digitaliseren van de bouwsector wordt er vaak gesproken over een centrale of decentrale |
1147 | sturing. Dit onderdeel is ook in het voorgaande hoofdstuk Randvoorwaarden (4.8.1) al uitvoerig aan |
1148 | de orde gekomen. Moet de staat (centraal) verantwoordelijk zijn voor datakwaliteit en het managen |
1149 | van data en datasets of moet dat door middel van technologieën als de Internet of Things, Blockchain, |
1150 | SSIs en Semantics web. Of moet er juist een hybride model komen waarbij er een centraal |
1151 | afgesproken standaard of taxonomie is die door middel van decentrale technologieën gewaarborgd |
1152 | wordt. In de werkgroep krijgt het laatste model het meeste steun, omdat deze het meest aansluit bij |
1153 | de bestaande Nederlandse praktijk. |
1154 | In een centraal gestuurd Data management model kunnen alleen bevoegde partijen data verzamelen |
1155 | in vooraf toegestane omstandigheden, vervolgens is de data minder eenvoudig toegankelijk en bestaat |
1156 | er veel nuance bij het delen, uitwisselen en transformeren en opleveren van data. In een hybride |
1157 | model kan een ‘Poka-Yoke’ methode (ook wel dummy proof model) worden toegepast om ervoor te |
1158 | zorgen dat data verzameling en vastlegging van data decentraal uitgevoerd kan worden volgens een |
1159 | vooraf vastgelegde standaard. Deze standaard kan betrekking hebben op de taxonomie, data |
1160 | indexering, data architectuur, GLP, GTP, enzovoort. De kwaliteit van data (ook m.b.t. invoer en |
1161 | uitwisseling) wordt weer gewaarborgd door decentrale technologieën zoals Blockchain, Semantic |
1162 | web, enzovoort. |
1163 | Toegankelijkheid zou vervolgens vrij moeten zijn voor de publieke sector. De eigenaar van de |
1164 | originele data zou af kunnen stellen dat gevoelige informatie alleen voor private partijen beschikbaar |
1165 | is. Regels over welke data in welke omstandigheden wel en niet transparant moet zijn voor de |
1166 | publieke sector kan in een standaard of wetgeving vastgelegd worden. Decentrale toepassingen |
1167 | moeten deze transparantie wederom waarborgen. Op deze manier wordt circulaire economie |
1168 | schaalbaar, effectief en kostenefficiënt. Informatie moet immers niet alleen beschikbaar zijn op het |
1169 | moment dat materialen ‘geoogst’ worden uit een gebouw, maar dient ook geschikt te zijn om aan te |
1170 | passen op het moment dat er veranderingen en uitbreiding aan het gebouw worden uitgevoerd. |
1171 | |
1172 | |
1173 | Eigendom & beheer van data is een belangrijke kwestie in het onderwerp Data Management. In een |
1174 | centraal-decentraal hybride model is data uit datasets vrijer toegankelijk tussen bedrijven in de |
1175 | publieke sector. Maar data zal ook ergens bij een beheerder moeten worden opgeslagen. Hiervoor |
1176 | zijn verschillende mogelijkheden. Opslag en beheer kan door een centrale private partij worden |
1177 | uitgevoerd of door de object eigenaar zelf. Maar er bestaan ook decentrale modellen waarbij data |
1178 | algemeen in de cloud beschikbaar kan worden gemaakt: ‘Decentralized Cloud Storage’ (DCS). In dit |
1179 | model levert of ‘verhuurt’ iedere gebruiker of zelfs derde partij met een CPU waar werkgeheugen |
1180 | beschikbaar is een beetje geheugen van zijn eigen hard drive om de cloud mogelijk te maken en data |
1181 | op te slaan zonder centrale opslagcentra of particuliere partijen. Er zijn verschillende technologieën |
1182 | mogelijk voor het automatisch versleutelen en beveiligen van data in een DCS. Enkele concepten |
1183 | voor het beveiligen en versleutelen van data in een DCS zijn Reed-Solomon codering, File Sharding |
1184 | algoritmes, Zero-knowledge end-to-end encryption en Zero-trust security. Dit soort technologieën |
1185 | zorgen ervoor dat de partijen die opslagruimte ’verhuren’ niet kunnen zien wat voor data wordt |
1186 | opgeslagen in hun verhuurde opslagruimte. Tenzij zij eigenaar zijn van de data of machtigingen tot |
1187 | inzien/verwerken hebben verleend aan derden (zoals ook bij centraal gestuurde clouds als google |
1188 | drive gebeurt). |
1189 | Verder vereist de gebouwde omgeving ook dat data voor langere periodes als niet voor altijd moet |
1190 | worden opgeslagen. Gebouwen hebben vaak een lange levensduur van minimaal 75 en maximaal |
1191 | honderden jaren (zeker in een circulaire economie). De Archiefwet hanteert een bewaarplicht van 6 |
1192 | jaar alvorens niet gebruikte informatie vernietigd mag worden. Dit soort modellen werken niet |
1193 | wanneer een gebouwenpaspoort decennia later moet worden ingezien voor renovatie of het |
1194 | adapteren van ruimtes. Ook hierover moeten nieuwe afspraken komen (zie de paragraaf 5.9). |
1195 | Het is goed voor te stellen dat binnen één gebouw de data van verschillende eigenaren is. Al deze |
1196 | verschillende eigenaren hebben ook hun eigen rol in het beheren en het delen van de beschikbare |
1197 | data. |
1198 | |
1199 | [Tekst voor gehele paragraaf volgt in 100% uitvoering] |
1200 | 5.3.1 ‘Waarom’ Wet & Regelgeving |
1201 | 5.3.2 Processenlijst voor Data management |
1202 | Er moet nagedacht worden over wet en regelgeving. is dat NL, EU of Mondiaal. |
1203 | a. Wet en regelgeving heeft ook implicaties voor nieuwe omgevingswetten, die mogen |
1204 | strengere eisen stellen dan het landelijk gemiddelde. |
1205 | b. BIM GIS checker |
1206 | c. Er moeten ISO’s verbonden worden aan de wet & regelgeving |
1207 | Steekwoorden |
1208 | 1. Wet- en regelgeving |
1209 | ○ Basis registratie (Programma van Eisen) |
1210 | ○ BAG |
1211 | ○ Archiefwet / bewaarplicht |
1212 | ■ Circulaire economie behoeft dat informatie eenmaal vastgelegd (bv in paspoorten) nooit |
1213 | verloren gaat |
1214 | ○ Borging van data |
1215 | ○ Eigendom van de data (andere werkgroep?) |
1216 | ■ wie beheert de data --> centraal / decentraal / mix |
1217 | ■ Wie heeft de sleutels = wet en regelgeving |
1218 | ■ |
1219 | ○ Welke wijze van data management verplichten we |
1220 | ○ Verplichting paspoort en afgesproken structuur / type paspoorten |
1221 | ○ Data paspoorten harmoniseren met de verplichte informatiestructuur van een |
1222 | Environmental Product Declaration. In EPD's is het reeds verplicht om samenstellingen van |
1223 | materialen te rapporteren. |
1224 | ○ De basis van een EPD is de norm ISO14025. |
1225 | ○ Xx XXX00000 volgt Product Category Rules (PCR) waarin is vastgelegd dat EPD's informatie |
1226 | eenduidig onder dezelfde categorieën/velden rapporteren bij een 'type product'. Deze structuur kan |
1227 | worden overgenomen en worden aangevuld met nieuwe circulaire indicatoren/velden. |
1228 | ○ (N)EN |
1229 | ○ ISO |
1230 | ○ Product Category Rules (ISO14025) Gebruiken voor paspoorten structuur. Voorbeeld: de |
1231 | PCR van vloerbedekking weergeeft een overzicht van welke vloerbedekking er onder valt zoals |
1232 | textiel, laminaat, linoleum, kurk, etc. Deze klassen kunnen worden overgenomen. |
1233 | ○ Daarbij moet de functionele eenheid per product worden opgenomen zoals is vastgelegd in |
1234 | ISO21930. |
1235 | ○ Omgevingswet |
1236 |
1237
1238
6 Resultaten, vervolgstappen en aanbevelingen
1239
1240
1241
1242
1243
1244
1245
1246
1247
1248
6.1 Resultaten
Tekst volgt in de 100%-versie
Opzet: Paspoortvarianten Longlist als vertrekpunt Randvoorwaarden
Van push naar pull Data Governance
1249
1250
1251
6.2 Vervolgstappen
Tekst volgt in de 100%-versie
1252
1253
1254
1255
6.3 Aanbevelingen
Tekst volgt in de 100%-versie
1256
1257
1258
7 Totstandkoming
1259
1260
1261
1262
1263
1264
1265
1266
1267
1268
1269
1270
1271
7.1 Opzet Platform CB’23 [Tekst volgt in de 100 % versie] Voorstel opzet:
• Opgezet door RWS, RVB, De Bouwcampus en NEN.
• Financiële steun RWS
• Begeleiding NEN
• In samenwerking met de bouwsector.
• Horizon op 2023
• Zie ook voorwoord en H1
1272
1273
1274
1275
1276
1277
1278
1279
1280
1281
1282
1283
1284
1285
1286
1287
1288
1289
1290
1291
1292
1293
1294
1295
1296
1297
1298
1299
1300
1301
1302
7.2 Totstandkoming leidraad [Tekst volgt in de 100 % versie]
• Actieteam met allerlei partijen die iets willen met circulair
o Koplopers, beginners en er tussenin
o Zo breed mogelijke vertegenwoordiging van de sector (disciplines, invalshoeken)
▪ Aantal deelnemers/organisaties
▪ Zie bijlagen
• 2018-2019
• 2019-2020
o Deelname op eigen initiatief
• Actieteam ondersteund door voorzitter, coördinator, rapporteur en werkstudent
• Actieteam verdeeld in werkgroepen die aan hun eigen onderwerp werkten
o Adaptief vermogen
o Schaarste
o Waarde
o Testen methode
o Ook leden alleen in actieteam
• Start op 7 oktober 2019, in 9 maanden onderdelen uitgewerkt
o Zeven sessies waarvan [aantal] met actieteamleden
▪ Die konden feedback geven
o Overleggen met alleen werkgroepen op zelfde moment en locatie voor afstemming
o Tussendoor ook meer contactmomenten van werkgroepen naar eigen inzicht
o Consultatieronde aan het eind met hele sector
• Gewerkt volgens principes normalisatie
o Vrijwillig, consensus, draagvlak, transparantie
o Met eigen ervaring/inzichten, overleg, literatuur
o Beperkte tijd, dus niet alles volledig kunnen uitwerken.
• Afstemming leidraad met andere actieteam
1303
1304
1305
1306
Bijlage A
Afspraken voor de circulaire transitie in de bouw
1307
1308
1309
1310
Zoals aangegeven in paragraaf 1.2 zet Platform CB’23 zich in voor afspraken die de transitie naar een circulaire bouweconomie ondersteunen. Platform CB’23 ziet behoefte aan eenduidige afspraken op (vooralsnog) zeven samenhangende hoofdonderwerpen. Deze hoofdonderwerpen zijn weergegeven in figuur [A1].
Figuur [A1] – Hoofdonderwerpen circulair bouwen
1311 | Allereerst is het belangrijk om in de circulaire bouw dezelfde taal te spreken (onderwerp 1). |
1312 | Afspraken over concepten, termen en definities helpen daarbij. Platform CB’23 heeft in dit kader het |
1313 | Framework Circulair Bouwen (Platform CB’23 2019a) en het Lexicon Circulair Bouwen (Platform CB’23 |
1314 | 2019c) opgesteld. |
0000 | Xxxxxxxxxxx 2 t/m 6 zijn inhoudelijke onderwerpen die verder moeten worden uitgewerkt. Met de |
1316 | onderwerpen Paspoorten voor de bouw (Platform CB’23 2020b) is in deze leidraad en de leidraad |
1317 | ‘meten van circulariteit’ en ‘informatie & data’ een start gemaakt. Ook is nog onduidelijk of er nog |
1318 | onderwerpen (het rechter blok in figuur [A1] moeten worden toegevoegd. |
1319 | Het laatste onderwerp is de benodigde ketentransformatie (onderwerp 7). Dit is een onderliggende |
1320 | procesmatige verandering. |
1321 | In de verschillende transitiefasen ligt het zwaartepunt op afspraken over verschillende onderwerpen. |
1322 | Platform CB’23 onderscheidt vier fasen.4 Deze fasen zijn weergegeven in figuur [B2]5 Voor de eerste |
1323 | twee fasen is geschetst welke onderwerpen daarin het belangrijkste zijn. |
Figuur 1 – Ontwikkelingen afspraken uitgezet in de tijd
1324
1325
4 Deze fasen zijn gebaseerd op het transformatiemodel van Lodder (Lodder et al. 2017).
5 Figuren [A1] en [A2] zijn als losse bestanden te downloaden op xxxxxxxxXX00.xx.
BrancShceha | alniveau | Fase | Doelen | Inhoud materiaalpaspoort doelgroep (BenU) | Beschikbaarheid | Opmerking uniformiteit | Aanbeveling | |||||||||||||||||||||||
Informatie | Eenheid / vorm | Gegevensbron / meetmethode | BenU | GWW | Object | Element | Bouwdeel | Component | Onderdeel | Materiaal | Grondstof | Productie | Realisatie | Gebruik | Sloop | Meten van circulariteit | Verkoop van secundaire materialen | Restwaarde bepalen | Hergebruik | Onderhoud en beheer | Overheid | Opdrachtg ever | Ontwerper | Aannemer | Toeleveranc ier | Reeds geleverd | Beschikbaar | Niet beschikbaar | ||
Eigenaar Bouwwerk | Naam, straatnaam, huisnummer, postcode, land | x | x | x | ||||||||||||||||||||||||||
Bruto vloeroppervlak | m2 | x | x | x | ||||||||||||||||||||||||||
Lengte | mm | x | x | x | x | x | x | |||||||||||||||||||||||
Breedte | mm | ink. systeem | x | x | x | x | x | x | ||||||||||||||||||||||
Hoogte | mm | ink. systeem | x | x | x | x | x | x | ||||||||||||||||||||||
Diameter | mm | x | x | x | x | x | x | |||||||||||||||||||||||
Inhoud | m3 | ink. systeem | x | x | x | |||||||||||||||||||||||||
Ontwerp-levensduur | URL website | x | x | x | ||||||||||||||||||||||||||
Producent | emailadres | DoP (CE) | x | x | x | x | x | (x) | x | |||||||||||||||||||||
bouwer/ fabrikant / leverancier | x | x | x | |||||||||||||||||||||||||||
Product beschrijving | stuks/m1/m2/m3/kg | x | x | x | x | x | x | |||||||||||||||||||||||
Functionele Producteenheid | tekst | x | x | x | x | x | x | |||||||||||||||||||||||
Locatie in bouwwerk | tekst | x | x | x | x | x | x | |||||||||||||||||||||||
Levensduurverwachting | tekst | x | x | x | x | x | x | kan afhangen van toepassi | leg bepaling vast adhv (ISO) | |||||||||||||||||||||
Onderhoudsvoorschriften | x | x | x | x | x | x | ||||||||||||||||||||||||
Geografische locatie Bouwwerk (GPS) | X, Y, Z | x | x | x | ||||||||||||||||||||||||||
Classificatie code (NL- Sfb voor bouw) | 01.23 | x | x | x | x | x | x | |||||||||||||||||||||||
Energie Prestatie Gebouw (EPG) | XXXX-0-0-0 | XXX 0000 | x | x | x | |||||||||||||||||||||||||
Waterverbruik (gebruiksfase) | x | x | x | |||||||||||||||||||||||||||
Milieu Prestatie Gebouw | 0,1 - 1,0 per m2 BVO per jaar | SBK Bepalingsmethode 3.0 | x | x | x |
1326 Bijlage B Een fragment van de longlist
1327
1328
57