Convenant Plantkeur
Convenant Plantkeur
De ondergetekenden:
1. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Directeur-Generaal mevrouw mr. R.M. Bergkamp en
de directeur van de Plantenziektenkundige Dienst van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de heer drs. X.X.X. xxx Xxxx,
verder te noemen: LNV,
2. Het Productschap Tuinbouw (PT), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van het Productschap Tuinbouw, de heer drs. ing. X. Xxxxxxx;
3. Anthos, Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van Anthos, de xxxx xx. X. Xxxxxxxxx;
4. Xxxxx Xxxxx, Groenten en Fruit Handelsplatform Nederland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van Xxxxx Xxxxx, de xxxx X. Xxxxxx ;
5. Plantum NL, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van Plantum NL, de heer ir. X.X. xxx Xxxxx;
6. LTO Nederland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van LTO Nederland, de heer drs. B.J. Constandse;
7. De Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van de NAO, de xxxx xx. X. xxx Xxxxxx;
8. De Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijprodukten (VGB), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de vice-voorzitter van de VGB, de xxxx X. Xxxxxxxx;
9. De Dutch Produce Organisation (DPA), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van DPA, de heer drs. X. xxx Xx;
10. De Nederlandse Bond van Boomkwekers (NBvB), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van NBvB, de heer X.X.X. xxx Xxxxxxx;
11. De Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (VBN), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van VBN, de heer dr. D.C. Faber;
12. De Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de algemeen voorzitter van de KAVB, de heer ir. J.J.J. Langeslag;
13. De Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van de FNO, de heer X.X. xxx Xxxxxxx;
partijen 2 – 13, gezamenlijk verder te noemen: het bedrijfsleven,
14. De stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van de BKD, de heer ir. C.A.A.A. Maenhout;
15. De stichting Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit (KCB), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van het KCB, de heer ir. X. xx Xxxxx;
16. De stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaigoed, pootgoed van landbouwgewassen (NAK), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van
de NAK, de xxxx X. Xxxxxxxxxx;
17. De stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van de Naktuinbouw, de heer H.J. Xxxxx;
partijen 14 – 17, gezamenlijk verder te noemen: de keuringsdiensten,
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
1. Nederland is verantwoordelijk voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de International Plant Protection Convention en regelgeving van de Europese Unie, in het bijzonder Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.
2. De uitvoering van de (inter)nationale wet- en regelgeving wordt verzorgd onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). In 2002 is een onafhankelijk onderzoek1 gedaan naar het fytosanitaire beleid van LNV. Uit dit rapport komt naar voren dat de uitvoering van de keuring van planten en plantaardige producten een herstructurering kan gebruiken.
3. Samen met het bedrijfsleven in 2004 het rapport 'Slim Fruit' is opgesteld. In dit rapport is beschreven welke verbeteringen bij de keuring van groenten en fruit mogelijk zijn. In overleg met het bedrijfsleven in de gehele plantaardige sector is in het najaar van 2004 besloten om verder te onderzoeken hoe de keuringen in de plantaardige sector kunnen worden uitgevoerd door de BKD, KCB, NAK en Naktuinbouw. Dit zijn de keuringsdiensten die de kwaliteitskeuring voor planten en plantaardige producten verrichten. Bovenstaande ontwikkelingen hebben geleid tot het concept-rapport Plantkeur. Dit rapport is tot stand gekomen in samenwerking tussen het ministerie van LNV, de keuringsdiensten en het bedrijfsleven en is de basis voor dit convenant. Het convenant bouwt voort op conclusies en aanbevelingen van het concept- rapport. Uitgangspunt is de overdracht van de fytosanitaire inspecties en de kwaliteitskeuringen groenten en fruit die door de Plantenziektenkundige dienst worden uitgevoerd aan de BKD, KCB, NAK en Naktuinbouw.
4. Het is van belang voor het bedrijfsleven, de keuringsdiensten en LNV dat de goede fytosanitaire status van Nederland ten aanzien van het beperkte voorkomen van gereguleerde schadelijke organismen, de betrouwbaarheid en het niveau van de fytosanitaire garanties die de Nederlandse overheid verstrekt, gehandhaafd blijft.
5. Het bedrijfsleven, de keuringsdiensten en LNV zich bewust zijn van het belang voor Nederland van het internationale vertrouwen in het fytosanitair beleid en de fytosanitaire inspectie van planten en plantaardige producten. Bij de overdracht van de uitvoering van de fytosanitaire inspecties naar de keuringsdiensten is het behoud van dit internationale vertrouwen essentieel. Bestaande afspraken met derde landen zullen op dit punt moeten worden aangepast. Ook worden de Europese Commissie en de lidstaten over de uitvoering van de fytosanitaire inspecties door de keuringsdiensten, goed geïnformeerd.
6. Het financiële uitgangspunt bij de overdracht van de fytosanitaire inspecties en kwaliteitskeuringen groenten en fruit naar de keuringsdiensten een verbetering is van de effectiviteit en de efficiency. Tevens mag de overdracht niet tot gevolg hebben dat het inspectiestelsel voor LNV en het bedrijfsleven duurder wordt.
7. De medewerkers van de PD die momenteel de keuringen verrichten een essentieel onderdeel vormen bij het instandhouden van de hoge fytosanitaire garanties die Nederland afgeeft. Voor het behoud van deze positie is het van belang dat de continuïteit van de fytosanitaire inspecties wordt behouden. Het treffen van goede voorzieningen voor het personeel dat van de PD naar de keuringsdiensten over gaat, vormt hiervan een onlosmakelijk onderdeel. Alle wijzingen in de arbeidsrechtelijke positie van het personeel van LNV worden door LNV besproken met de vakbonden en de ondernemingsraad van de PD. In dit overleg worden onder meer de rechtspositionele voorwaarden vastgesteld ten behoeve van de bij de overgang naar de keuringsdiensten betrokken ambtenaren van de PD. Wanneer het personeel in dienst is getreden van de keuringsdiensten gelden onverkort de arbeidsvoorwaarden van de betreffende keuringsdienst. Onverlet de afspraken tussen LNV en de vakbonden over de mogelijke verplichtingen van LNV ten opzichte van het personeel dat bij de keuringsdiensten in dienst treedt.
8. Het bedrijfsleven, de keuringsdiensten en LNV onderschrijven de hoofdlijnen van het concept-rapport Plantkeur, zoals opgenomen in bijlage I bij dit convenant.
1 ‘Het ongrijpbare fytosanitaire beleid’, een discussiepaper geschreven in opdracht van de directie Landbouw, van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, augustus 2002, universiteit Leiden,
Prof. dr. X. xx Xxxxx, drs. F.B.A. Jorna, mevrouw X.X. xxx Xxxxxx.
9. Het bedrijfsleven heeft aangegeven dat de voorwaarden die gelden voor de Nederlandse bedrijven gelijk moeten zijn aan die in de rest van de Europese Unie. LNV onderkent de wenselijkheid van een gelijk speelveld voor alle bedrijven.
10. Bij het uitvoeren van de fytosanitaire inspecties en de kwaliteitskeuringen groenten en fruit door de keuringsdiensten wordt minimaal een gelijk blijvend niveau van dienstverlening gehanteerd als nu bij de PD.
11. De keuringsdiensten en het bedrijfsleven door LNV betrokken worden bij de implementatie en de uitwerking van dit convenant en het concept-rapport Plantkeur. Voor het bedrijfsleven is hierbij betrokkenheid bij internationale acceptatie met name van belang. Tussen LNV en de vier keuringsdiensten worden meerjarige overeenkomsten opgesteld. De beschikbaarheid en uitwisseling van de kennis bij de PD en de keuringsdiensten na de overdracht van taken wordt nader opgenomen in de meerjarige overeenkomst.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 1
In dit convenant wordt verstaan onder:
a. NPPO: National Plant Protection Organisation zoals bedoeld in art. IV van de International Plant Protection Convention;
b. Plantenziektenkundige Dienst (PD): baten-lasten dienst van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit die tot taak heeft ziekten en plagen in de plantaardige sector te weren, beheersen en waar nodig (helpen) bestrijden, en verantwoordelijk is voor het uitvoeren of doen uitvoeren van wet- en regelgeving op het gebied van inspecties van planten en plantaardige producten, diagnostiek, kennisopbouw en – overdracht;
c. Quarantaine organismen: schadelijke organismen die niet, of in beperkte mate, in de Europese Unie aanwezig zijn en in de EU-regelgeving als bijzonder schadelijk zijn aangemerkt;
d. Quarantainewaardige organismen: schadelijke organismen die nog niet door de Europese regelgeving zijn gereguleerd, maar waarvan via onderzoek wordt bekeken of de quarantaine status aan deze organisme wordt toegekend;2
e. Minister: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
f. LNV: het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
g. Kwaliteitskeuringen: keuringen als bedoeld in de Landbouwkwaliteitswet en de Zaaizaad- en Plantgoedwet.
Hoofdstuk 2. Uitgangspunten
Artikel 2
2 De Minister kan ten aanzien van quarantainewaardige organismen besluiten tot nationale regulering over te gaan.
1. Partijen onderschrijven dat:
a. de fytosanitaire inspecties, die moeten worden uitgevoerd bij import, export of bij het in de handel brengen, die worden uitgevoerd door de PD, op of zo snel mogelijk na 1 januari 2007 onder gezag en toezicht van de Minister in mandaat worden verricht door de medewerkers van de keuringsdiensten;
b. de kwaliteitskeuringen groenten en fruit, die worden uitgevoerd door de PD, op of zo snel mogelijk na 1 januari 2007 worden uitgevoerd door de Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit;
c. de monitoring op de aanwezigheid van quarantaine(waardige) organismen door de PD wordt uitgevoerd, tenzij LNV aangeeft dat het om routinematige werkzaamheden gaat die door de keuringsdiensten kunnen worden verricht.
2. Onder het uitvoeren van fytosanitaire inspecties en kwaliteitskeuringen groenten en fruit wordt in dit verband mede verstaan het schrijven van werkinstructies, het verrichten van de noodzakelijke administratieve handelingen en het uitvoeren van eerstelijns diagnostiek.
3. Het operationele toezicht op de uitvoering van de fytosanitaire inspecties door de keuringsdiensten wordt uitgeoefend door de PD, die namens de Minister als NPPO optreedt.
Hoofdstuk 3. Verplichtingen
§ 1. Algemene verplichtingen
Artikel 3
1. De keuringsdiensten voldoen per 1 november 2006 of twee maanden voor de overdracht van de werkzaamheden aan de internationale en nationale wet- en regelgeving op het gebied van de fytosanitaire inspecties, opgenomen in bijlage II, in het bijzonder aan de eisen die worden gesteld op het gebied van de inrichting, werkwijze en onafhankelijkheid.
2. LNV toetst voor de overdracht van de fytosanitaire inspecties of de keuringsdiensten aan het eerste lid voldoen.
3. De keuringsdiensten verrichten de fytosanitaire inspecties overeenkomstig het referentieniveau 2006, tenzij een andere werkwijze tot een vergelijkbaar resultaat leidt en vooraf door LNV is goedgekeurd, met inachtneming van het eerste en tweede lid. Na overleg tussen LNV en het bedrijfsleven wordt het referentieniveau voor 1 november 2006 of twee maanden voor de overdracht van de werkzaamheden vastgesteld.
Artikel 4
1. LNV verleent tijdig mandaat aan de medewerkers van de keuringsdiensten ten behoeve van de fytosanitaire inspecties en de afgifte van de fytosanitaire certificaten.3
2. De Minister draagt zorg voor het creëren van de noodzakelijke bevoegdheden voor de medewerkers van de keuringsdiensten om de keuringen uit te kunnen voeren.
3. De PD geeft de keuringsdiensten tijdig inzicht in alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de overdracht van de uitvoering van de keuringen, opdat de keuringsdiensten kunnen voldoen aan artikel 3, eerste lid.
§ 2. Personeel
Artikel 5
1. De keuringsdiensten nemen in verband met het uitvoeren van de fytosanitaire inspecties, de kwaliteitskeuringen groenten en fruit en de monitoringstaken personeelsleden over van de PD.
3 Onder de bevoegdheid tot het afgeven van fytosanitaire certificaten wordt mede begrepen de bevoegdheid tot het waarmerken van de fytosanitaire certificaten.
2. De benodigde personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, bedragen per keuringsdienst:
a. 50 fte door het KCB, waarvan 44 fte keuringspersoneel, 4 fte ondersteunend personeel en 2 fte voor de monitoringinspecties;
b. 10 fte door de NAK;
c. 15,5 fte door de Naktuinbouw, waarvan 11 fte keuringspersoneel, 4 fte ondersteunend personeel en 0,5 fte voor opdrachten van derden;
d. 8,4 fte door de BKD.
3. Wanneer op 1 november 2006 blijkt dat de flexibele monitoringstaken en de opdrachten van derden ook door de keuringsdiensten uitgevoerd gaan worden, zijn de keuringsdiensten verplicht ook voor deze taken en werkzaamheden de bijbehorende fte’s over te nemen.
4. Binnen het totaal van het aantal personeelsleden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, kunnen tussen de keuringsdiensten verschuivingen plaatsvinden, al dan niet op instigatie van het bedrijfsleven. De keuringsdiensten maken voor 1 juni 2006 aan LNV kenbaar hoe het totaal van de personeelsleden, bedoeld in het tweede lid, de onderdelen a tot en met d, tussen de keuringsdiensten is verdeeld.
5. In de overeenkomst tussen de Minister en de keuringsdiensten, bedoeld in artikel 13, kan worden afgeweken van de aantallen, bedoeld in het tweede lid, indien de gerealiseerde uren 2005 van de PD afwijken van de gerealiseerde uren 2004 van de PD. Daarnaast kan het nodig zijn de uren te corrigeren in verband met incidenten in 2005. De bijstelling wordt berekend overeenkomstig de berekeningen die geleid hebben tot de uitkomsten van het tweede lid.
Wanneer in 2006 blijkt dat de aan de keuringsdiensten over te dragen uren substantieel afwijken van de gerealiseerde uren 2005 van de PD en deze afwijking een structurele doorwerking heeft, kunnen de keuringsdiensten tot 1 september 2006 de aantallen genoemd in het tweede lid overeenkomstig de geconstateerde afwijking bijstellen.
6. De keuringsdiensten laten vóór 1 juni 2006 aan LNV weten bij welke keuringsdiensten, in welke standplaatsen en met welke functies de benodigde personeelsleden, bedoeld in het tweede lid, worden ondergebracht.
7. Met inachtneming van het derde lid worden in 2006 en vanaf de datum van overdracht tot anderhalf jaar na de overdracht de relevante functies bij de keuringsdiensten kenbaar gemaakt binnen de keuringsdienst en bij LNV.
8. Door de keuringsdiensten wordt, met inachtneming van de vigerende plaatsingsprocedure alle, naar het oordeel van LNV, daarvoor in aanmerking komende ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden op non-selectiebasis.
9. De keuringsdiensten nemen onverkort de bestaande afspraken tussen de PD en haar personeelsleden ten aanzien van werken in deeltijd over, met inachtneming van het bepaalde in de Wet aanpassing arbeidsduur.
§ 3. Financiële vergoedingen
Artikel 6
1. De transitiekosten, bedoeld in bijlage III, bedragen € 11 miljoen.
2. Het bedrijfsleven draagt € 2 miljoen bij aan de transitiekosten, bedoeld in het eerste lid.
Dit bedrag wordt in drie termijnen betaald door het bedrijfsleven aan LNV. De eerste termijn
van € 0,67 miljoen vóór 1 september 2007, de tweede termijn van € 0,67 miljoen vóór 1 september 2008 de derde termijn van € 0,66 miljoen vóór 1 september 2009.
3. Het bedrijfsleven betaalt de daadwerkelijke kosten van de loonsuppletie. De keuringsdiensten nemen de daadwerkelijke kosten van de loonsuppletie op in de tarieven. Deze tarieven worden, overeenkomstig artikel 9, in rekening gebracht bij het bedrijfsleven.
Artikel 7
De kosten die worden gemaakt om implementatie van de overdracht van de inspecties mogelijk te maken, waaronder de ICT- en opleidingskosten, worden gedragen door elk van de partijen zelf.
Artikel 8
1. De vaste kosten van het toezicht dat LNV houdt op de keuringsdiensten komt voor rekening van het bedrijfsleven. Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2011 bedraagt de bijdrage vanuit het bedrijfsleven aan de vaste kosten voor het toezicht jaarlijks maximaal € 0,2 miljoen.
2. Het niveau van toezicht en daarmee de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden voor het jaar 2007 bepaald door middel van een door de PD bij de keuringsdiensten te houden startaudit.
3. Indien verscherpt toezicht door LNV noodzakelijk is, naar aanleiding van een vervolgaudit, worden de extra kosten verrekend in het tarief van de keuringsdienst en doorberekend aan het bedrijfsleven.
Artikel 8a
De kosten voor de uitvoering van de monitoring op de aanwezigheid van quarantaine(waardige) organismen komen voor rekening van LNV.
§ 4. Overig
Artikel 9
1. De tarieven die de keuringsdiensten vanaf 1 januari 2007 in rekening brengen bij het bedrijfsleven voor het verrichten van de fytosanitaire inspecties worden op voorstel van de besturen van de
keuringsdiensten door de Minister vastgesteld.
2. In het tarief, bedoeld in het eerste lid, zijn de kosten voor het toezicht, dat door LNV op de keuringsdiensten wordt gehouden, opgenomen.
3. De keuringsdiensten doen een voorstel voor 1 november 2006 voor de tarieven die zij voor de verschillende keuringen in 2007 willen gaan hanteren.
4. De tarieven die de keuringsdiensten voor het jaar 2007 aanleveren worden overeenkomstig de (inter)nationale verplichtingen en het kabinetsbeleid door de Minister beoordeeld.
Artikel 10
1. De keuringsdiensten zijn verplicht aan LNV alle informatie te verstrekken die LNV redelijkerwijs noodzakelijk acht om een goed fytosanitair beleid te voeren, de NPPO-rol te kunnen vervullen en de ministeriële verantwoordelijkheid vorm te kunnen geven.
2. De informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt nader uitgeschreven in een informatieprotocol bij de overeenkomst, bedoeld in artikel 13.
Artikel 11
1. De aanpassingen in de ICT van de keuringsdiensten in verband met de uitvoering van de fytosanitaire inspecties worden tussen de keuringsdiensten en LNV besproken.
2. Na het overnemen van de keuringen levert de ICT geen belemmering om ten aanzien van de import één centraal CLIENT systeem in te voeren.
3. LNV stelt de ICT-software van de PD om niet ter beschikking aan de keuringsdiensten.
Artikel 12
1. Voor de overdracht van de fytosanitaire inspecties, aan de keuringsdiensten wordt een startaudit uitgevoerd, ten behoeve van het bepalen van de intensiteit van het door PD op de keuringsdiensten uit te oefenen operationele toezicht op fytosanitair gebied.
2. Voor het bepalen van de intensiteit van het toezicht wordt rekening gehouden met:
a. de analyse van de fytosanitaire risico’s en
b. de waarborgen die de keuringsdienst in de organisatie heeft aangebracht; waartoe gebruik gemaakt wordt van:
• evaluaties van voorgaande audits;
• indien van toepassing, accreditatie van inspectie-instellingen op een sectorrelevant gebied in combinatie met hiertoe gehouden audits van de Raad voor Accreditatie;
• notificaties en ontwikkelingen in notificaties;
• de verdenking of vondst van quarantaine(waardige) organismen.
Hoofdstuk 4. Overeenkomst tussen LNV en de keuringsdiensten afzonderlijk
Artikel 13
1. LNV sluit met elke keuringsdienst afzonderlijk, vóór 1 november 2006, een overeenkomst voor onbepaalde tijd tot wederopzegging ten behoeve van een juiste uitvoering van de fytosanitaire inspecties en de kwaliteitskeuringen groenten en fruit door de keuringsdiensten.
2. In de overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval nadere afspraken opgenomen over:
a. de uitvoering van de inspecties door de keuringsdiensten;
b. het opleidingsniveau en deskundigheidseisen van medewerkers van de keuringsdiensten;
c. de inrichting, werkwijze en onafhankelijkheid van de keuringsdiensten, waaronder het voldoen aan de eisen voor inspectie-instellingen opgenomen in de accreditatie voor de norm ISO 17020, overeenkomstig artikel 3;
d. de aard van de informatie en de wijze van informatieverstrekking door de keuringsdiensten aan LNV en van LNV aan de keuringsdiensten;
e. de ICT-voorzieningen;
f. het door LNV op de fytosanitaire inspecties uit te oefenen toezicht;
g. de wijze van aanlevering van gegevens over de tarieven door de keuringsdiensten aan LNV;
h. de wijze waarop zal worden omgegaan met geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst;
i. het bepalen van de sancties en wijze van herstel van fytosanitaire veiligheid bij niet naleving van de overeenkomst;
j. de wijze waarop de jaarlijkse opdrachtverlening door de Minister aan de keuringsdiensten, in verband met het verrichten van de uitvoering van de keuringen in het betreffende jaar, tot stand komt en
k. het vastleggen van de arbeidsrechtelijke positie van de door de keuringsdiensten over te nemen personeelsleden, bedoeld in artikel 5, eerst lid, onder andere ten aanzien van de dienstjaren.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Artikel 14
1. Partijen treden in ieder geval onmiddellijk met elkaar in overleg, indien;
a. problemen optreden bij de internationale acceptatie;
b. de keuringsdiensten niet tijdig voldoen aan de Europese en internationale regelgeving, bedoeld in artikel 3;
c. het bedrijfsleven niet voldoet aan haar betalingsverplichting, bedoeld in artikel 6;
d. met een van de keuringsdiensten niet tijdig een overeenkomst, bedoeld in artikel 13, wordt gesloten;
e. een internationale controle aangeeft dat Nederland niet aan haar verplichtingen voldoet;
f. andere onvoorziene omstandigheden daartoe noodzaken.
2. Bij de overdracht van de exportkeuringen wordt rekening gehouden met de afspraken met de derde landen. Indien een derde land niet akkoord gaat met het verrichten van de fytosanitaire inspecties door de keuringsdiensten wordt een acceptabele voorziening getroffen voor het betrokken derde land. De voorziening kan bijvoorbeeld bestaan uit het verrichten van de exportinspecties en het afgeven van het exportcertificaat door een medewerker in dienst van een keuringdienst die is aangewezen als onbezoldigd ambtenaar van de PD of in het uiterste geval door een medewerker van de PD. De voorziening blijft bestaan tot het moment dat het betrokken derde land de uitvoering van de fytosanitaire inspecties door de keuringsdiensten accepteert. Het tarief voor de inspecties, die plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorziening en door de keuringsdiensten worden uitgevoerd, wordt overeenkomstig artikel 8, voorgesteld door de keuringsdiensten en vastgesteld door de Minister.
Artikel 15
1. Dit convenant treedt in werking op het moment van ondertekening.
2. Na de overdracht van de uitvoering van de keuringen aan de keuringsdiensten komen de partijen elk jaar bij elkaar om de bepalingen uit dit convenant te evalueren.
Artikel 16
Bij eventuele rechtsopvolging van één van de partijen gaan diens rechten en plichten uit het convenant over op de rechtsopvolger van die partij.
Aldus overeengekomen, 15 mei 2006 te LISSE
DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
Mevrouw mr. R.M. Bergkamp
DE DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
De heer drs. X.X.X. xxx Xxxx
DE VOORZITTER VAN HET PRODUCTSCHAP TUINBOUW,
De heer drs. ing. X. Xxxxxxx
DE VOORZITTER VAN ANTHOS,
De xxxx xx. X. Xxxxxxxxx
DE DIRECTEUR FRUGI VENTA,
De xxxx X. Xxxxxx
DE DIRECTEUR VAN PLANTUM NL,
De heer ir. X.X. xxx Xxxxx
DE VOORZITTER VAN LTO NEDERLAND,
De heer drs. B.J. Constandse
DE DIRECTEUR VAN DE NEDERLANDSE AARDAPPEL ORGANISATIE,
De xxxx xx. X. xxx Xxxxxx
DE VICE-VOORZITTER VAN DE VERENIGING VAN GROOTHANDELAREN IN BLOEMKWEKERIJPRODUKTEN,
De xxxx X. Xxxxxxxx
DE DIRECTEUR VAN DUTCH PRODUCE ASSOCIATION,
De heer drs. X. xxx Xx
DE VOORZITTER VAN DE NEDERLANDSE BOND VOOR BOOMKWEKERS,
De heer X.X.X. xxx Xxxxxxx
DE VOORZITTER VAN DE VERENIGING VAN BLOEMENVEILINGEN,
De heer dr. D.C. Faber
DE ALGEMEEN VOORZITTER VAN DE KONINKLIJKE ALGEMEENE VEREENIGING VOOR BLOEMENCULTUUR,
De heer ir. J.J.J. Langeslag
DE VOORZITTER VAN DE NEDERLANDSE FRUITTELERS ORGANISATIE,
De heer X.X. xxx Xxxxxxx
DE DIRECTEUR VAN DE STICHTING BLOEMBOLLENKEURINGSDIENST,
De heer ir. C.A.A.A. Maenhout
DE DIRECTEUR VAN DE STICHTING KWALITEITS-CONTROLE - BUREAU VOOR GROENTEN EN FRUIT,
De heer ir. X. xx Xxxxx
DE DIRECTEUR VAN DE STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KEURINGSDIENST VOOR ZAAIGOED, POOTGOED VAN LANDBOUWGEWASSEN,
De xxxx X. Xxxxxxxxxx
DE VOORZITTER VAN DE STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KWALITEITSDIENST TUINBOUW,
De heer H.J. Lange
Bijlage I Conclusies en voorwaarden uit het rapport Plantkeur
In het project Plantkeur is in de eerste fase onderzocht welke oplossingen er zijn voor de potentiële knelpunten en risico’s en beperkingen van het uitvoeren van de inspecties op plantaardige producten door de keuringsdiensten. In het rapport zijn de bevindingen en conclusies opgenomen.
Uitgangspunten waaraan de uitkomsten van de analyses zijn getoetst, zijn een goede invulling van de ministeriele verantwoordelijkheid voor het fytosanitaire beleid, een transparant model voor het verrichten van inspecties dat voor het bedrijfsleven efficiënter is en voor het ministerie van LNV niet duurder is en internationaal wordt geaccepteerd.
Nationaal gezien zijn er geen belemmeringen om de import- en exportinspecties op plantaardige producten door de keuringsdiensten te laten verrichten, zolang dit ‘onder gezag en toezicht’ van de National Plant Protection Organisation ( NPPO) plaatsvindt. Onder deze taken vallen alle met de import- en exportinspecties verbonden taken, waaronder het schrijven van de instructies, het verrichten van de administratieve handelingen en het uitvoeren van laboratoriumtesten op de tijdens deze inspecties verkregen monsters, conform de huidige situatie bij de plantenpaspoorten. De afgifte van certificaten voor de export wordt verricht door de medewerkers van de keuringsdiensten op basis van een mandaat van de minister van LNV. Partijen met meerdere soorten plantaardige producten worden door de medewerkers van één keuringsdienst geïnspecteerd. De keuringsdiensten zorgen ervoor dat deze medewerkers de kennis hebben om meerdere soorten producten te inspecteren.
De PD overlegt met de overige opdrachtgevers over de beëindiging van de activiteiten die de PD op dit moment voor deze opdrachtgevers verricht en de overgang van deze activiteiten naar – zo mogelijk – de keuringsdiensten.
De minister van LNV is verantwoordelijk voor het monitoringsprogramma op quarantaine(waardige) organismen. De nieuwe PD heeft de regie over de uitvoering van de monitoringsinspecties. De monitoring van quarantaine(waardige) organismen worden in beginsel uitgevoerd door de nieuwe PD. De inspecties kunnen worden uitbesteed aan de keuringsdiensten voor zover het gaat om de efficiënte invulling van routinematige inspecties.
De uitroeiing en bestrijding van quarantaine(waardige) organismen is de verantwoordelijkheid van de minister van LNV. Alle activiteiten die worden uitgevoerd ten behoeve van de uitroeiing en bestrijding van quarantainewaardige organismen worden uitgevoerd door de nieuwe PD. Bij de (vermoedelijke) aanwezigheid van quarantaine(waardige)organismen of nog niet eerder aangetroffen organismen tijdens de inspectie van partijen die worden aangeboden voor import, intraverkeer of export, laat de medewerker van de keuringsdienst de partij niet toe in het handelsverkeer, of geeft het plantenpaspoort of exportcertificaat niet af. Bij het uitvoeren van inspecties naar aanleiding van maatregelen in verband met de (vermoedelijke) vondst van een quarantaine(waardig)organisme of een onbekend organisme maakt de nieuwe PD gebruik van de kennis en – zonodig – de capaciteit van de keuringsdiensten.
De risico’s voor de internationale acceptatie van het Nederlandse inspectiesysteem kunnen in belangrijke mate worden ondervangen door: de nieuwe PD op te laten treden namens de minister van LNV als NPPO, één internationaal aanspreekpunt voor Nederland te hanteren voor de uitvoering van fytosanitaire regelgeving, de fytosanitaire kennis blijvend in te vullen en duidelijk te communiceren over de organisatorische veranderingen die plaatsvinden. Van belang is dat sommige specifieke bilaterale overeenkomsten met landen buiten de Europese Unie moeten worden aangepast. In specifieke situaties zal het nodig zijn speciale voorzieningen te treffen in de vorm van (tijdelijke) overgangsmaatregelen.
Uit de juridische analyse volgt dat de minister van LNV verantwoordelijk is voor de juiste uitvoering van de verplichtingen voortvloeiend uit de IPPC en voor het aanwijzen van de NPPO. Gezien de taak en positionering van de nieuwe PD zal de minister van LNV de nieuwe PD aanwijzen als NPPO, die namens hem als zodanig optreedt. Op grond van de IPPC kunnen de inspecties die worden verricht op het gebied van import-, intraverkeer en export ‘onder gezag en toezicht van de NPPO’ worden uitbesteed. De keuringsdiensten kunnen, onder gezag en verantwoordelijkheid van de NPPO, de inspecties uitvoeren. 4
De werkwijze en de intensiteit van de inspecties wordt in 2006 tijdens het implemenatie-traject besproken met het bedrijfsleven en vastgesteld. Indien het ministerie van LNV de werkwijze of de intensiteit van de inspecties op basis van beleidswijzigingen wil aanpassen, zal daartoe overleg plaatsvinden over de gevolgen van deze wijziging(en).
4 De keuringsdiensten zijn in dit geval aan te duiden als een ‘RWT’, een rechtspersoon met een wettelijke taak.
Voor het behouden van kennis en het voorkomen van versnippering zal de eerste lijnsdiagnostiek plaatsvinden door de keuringsdiensten, overeenkomstig de afspraken over het onderzoeken van de monsters voor de afgifte van plantenpaspoorten. Onbekende, afwijkende en eventuele nieuwe schadelijke organismen die door de keuringsdienst worden aangetroffen in de genomen monsters worden ter diagnose doorgezonden naar laboratorium van de nieuwe PD.
De aansturing van en het toezicht op de door de keuringsdienst uitgevoerde inspecties moet goed zijn geregeld. Niet alleen voor het waarborgen van de ministeriële verantwoordelijkheid maar ook voor het behoud van het vertrouwen van het buitenland. Aansturing op hoofdlijnen gebeurt door de beleidsdirectie, de operationele aansturing door de nieuwe PD. Van belang voor het goed functioneren hiervan is dat de informatie-uitwisseling tussen het ministerie van LNV en de keuringsdiensten wordt neergelegd in een informatieprotocol. Het is de bedoeling dat, afhankelijk van de uitkomsten van het project CLIENT export, ook door de keuringsdiensten wordt gewerkt volgens de systematiek die CLIENT export opzet. Tenslotte is het van essentieel belang dat de nieuwe PD toegang krijgt tot de gegevens in de systemen van de keuringsdiensten die relevant zijn voor het vinden en onderzoeken van quarantaine(waardige) organismen en notificaties.
Het toezicht zal worden vormgegeven op basis van een meerjarig sturings- en toezichtprotocol, afgesloten tussen het ministerie van LNV en de keuringsdiensten, waarin onder meer de uitgangspunten voor het toezicht en de eisen aan de keuringsdiensten worden opgenomen. Het toezicht richt zich op het afdekken van de fytosanitaire risico’s en de omvang ervan is afhankelijk van de mate waarin risico reeds zijn afgedekt en waarborgen in de organisatie zijn ingebouwd. Het operationele toezicht wordt ingevuld op basis van een risicoanalyse. Aard en intensiteit van het toezicht zal jaarlijks en per keuringsdienst kunnen variëren. Derhalve wordt jaarlijks per keuringsdienst een toezichtarrangement vastgesteld, waarin ingespeeld wordt op de per jaar wisselende omstandigheden, evaluatieresultaten en ontwikkelingen. De intensiteit van het toezicht wordt mede bepaald door evaluaties van voorgaande audits, mogelijke accreditaties en de audits van de Raad van Accreditatie. Het eerste toezichtarrangement wordt vastgesteld op basis van een start audit waarin wordt bezien op welke wijze de risico’s bij de keuringsdiensten al worden beperkt.
Voor de informatie uitwisseling en ICT zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd die de basis vormen voor het in fase II op te stellen informatieprotocol.
Op basis van raming van de keuringsdiensten levert het uitvoeren van de import en exportinspecties en het grootste deel van de werkzaamheden die de PD voor derden uitvoert door de keuringsdiensten het bedrijfsleven gemiddeld een besparing op van 30 tot 32%. Voor 2005 zou dit tussen de € 3.3 en € 3.6 miljoen bedragen. Daarbij is van belang dat:
• bij de vergelijking zowel bij de kosten van de PD als bij de kosten van de keuringsdiensten is geabstraheerd van de ICT-kosten;
• de raming van de keuringsdiensten gemiddelden betreffen;
• de ramingen van de keuringsdiensten betrekking hebben op de ingeschatte inspecties voor 2005;
• besparingen in de kosten bij de keuringsdiensten niet één op één zijn te vertalen in verlaging van de tarieven voor het bedrijfsleven.
De belangrijkste verklaring voor de verwachte lagere kosten is dat de keuringsdienst door de combinatie met de inspecties op de kwaliteit van de plantaardige producten en / of het neutraliseren van seizoensinvloeden een gunstige arbeidsfilm hebben, maar ook dat de bestaande overhead van de keuringsdiensten reeds is gefinancierd.
De eenmalige transitiekosten bedragen ongeveer € 11 miljoen. De kosten voor het basistoezicht dat moet worden gehouden op de uitvoering van de import en exportinspecties bedraagt maximaal € 0,32 miljoen, waarvan € 0,12 miljoen voor het bestaande toezicht.
In overleg met de keuringsdiensten wordt afgesproken hoeveel medewerkers van de PD uiteindelijk overgaan naar de keuringsdiensten. Daarbij geldt als uitgangspunt ‘mens volgt functie’. De keuringsdiensten hebben aangegeven dat op grond van hun ramingen ongeveer 80 tot 86 nieuwe functies bij de keuringsdiensten ontstaan voor keuringspersoneel. Rechtspositionele garanties zullen door LNV in overleg met de vakbonden worden vastgesteld.
Tenslotte wordt gestreefd om voor het uitvoeren van kwaliteits- en fytosanitaire inspecties door de keuringsdiensten één protocol op te stellen waarin de jaarlijkse cyclus van opdrachtverlening en décharge
voor de fytosanitaire inspecties en afspraken over de aansturing van het leveren van informatie door de keuringsdiensten over de inspecties op de kwaliteit van plantaardige producten worden opgenomen. 5
5 Het feit dat kwaliteits- en fytosanitaire inspecties in één protocol worden opgenomen betekent dat de aansturings- en toezichtvereisten vergelijkbaar worden ingericht, maar niet dat deze vereisten in beide gevallen gelijk aan elkaar zijn. Bij kwaliteitsinspecties is geen sprake van inhoudelijke aansturing en speelt de nieuwe PD op dit punt geen rol.
Bijlage II Internationale en nationale wet – en regelgeving op het gebied van fytosanitaire inspecties, bedoeld in artikel 3
1. Fytosanitaire regelgeving waaraan de uitvoering van de inspecties moet voldoen voordat deze worden overgedragen
Import:
• Plantenziektenwet (Stb 1951, 96).
• Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten (Riuvp, Stcrt. 1993, 98).
• De inspectiepercentages opgenomen in de Regeling tarieven Plantenziektenkundige Dienst (Stcrt. 2005, 60)
• Europese richtlijnen waarnaar in de Riuvp wordt verwezen (dynamische verwijzingen):
o richtlijn 2000/29/EG: richtlijn van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG L 169);
o richtlijn 92/90/EEG: richtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 november 1992 tot vaststelling van de verplichtingen van producenten en importeurs van planten, plantaardige produkten of andere materialen, en van nadere bepalingen inzake registratie(PbEG L 344);
o richtlijn 92/105/EEG: richtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 december 1992 tot een zekere mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige produkten of andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan(PbEG L 4);
o richtlijn 2001/32/EG: Richtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 mei 2001 tot erkenning van beschermde gebieden in de Gemeenschap waar bijzondere plantenziektenrisico's bestaan, en tot intrekking van Richtlijn 92/76/EEG (PbEG L 127).
o richtlijn 95/44/EG: Richtlijn 95/44/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1995, tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats worden overgebracht (Pb EG L184);
o richtlijn 2004/103/EG: richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van de in deel B van bijlage V bij richtlijn nr. 2000/29/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PbEU L 313);
o communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);
• Niet genoemd in Riuvp:
o richtlijn 93/50/EEG: Richtlijn 93/50/EEG van de Commissie van 24 juni 1993 tot nadere omschrijving van bepaalde niet in bijlage V, deel A, bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad vermelde planten waarvan de producenten, of de in het produktiegebied van die planten gelegen opslagplaatsen of verzendingscentra, in een officieel register moeten worden opgenomen
o richtlijn 93/51/EEG: Richtlijn 93/51/EEG van de Commissie van 24 juni 1993 tot vaststelling van voorschriften voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige produkten of andere materialen via een beschermd gebied en voor het verkeer, binnen een beschermd gebied, van dergelijke planten, plantaardige produkten of andere materialen van oorsprong uit dat gebied
• Beschikkingen:
• Beschikking bruinrot Egypte (96/301/EG)
• Beschikking Thrips palmi Thailand (98/109/EG)
• Beschikking Anoplophora glabripennis China (1999/355/EG)
• Beschikking pepinomozaïekvirus (2000/325/EG)
• Beschikking hout Canada
• Beschikking hytophthora ramorum (2002/757/EG)
• Beschikking Phytophthora ramorum (2004/426/EG) (zie artikel 12a tm 12f Riup)
Export
• Plantenziektenwet (Stb 1951, 96).
• Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten (Stcrt. 1993, 98).
• Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (Trb. 1952, 100 aangepaste versie Trb 1998, 125, nog niet geratificeerd).
• The Agreement on the Application of Sanitary and Phytosanitary Measures (SPS agreement)
• International standards for phytosanitary measures (ISPM 1 tm ISPM 24), deze standaarden zijn niet bindend. Op grond van het SPS-verdrag zijn de WTO-leden in principe gehouden zich aan deze standaarden te conformeren.
Verkeer
• Plantenziektenwet (Stb 1951, 96).
• Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten (Stcrt. 1993, 98).
• Europese richtlijnen waarnaar in de Riuvp wordt verwezen (dynamische verwijzingen): etc.
2. Eisen aan de organisatie, werkwijze en onafhankelijkheid van de keuringsdiensten
• conformiteit met de eisen opgenomen in de richtlijn 2000/29/EG: richtlijn van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG L 169) waaronder in ieder geval vallen:
• de vereisten voor inspectie-instellingen opgenomen in accreditatie ISO 17020
• overeenstemming van de (concept) statuten van de keuringsdiensten met de uitoefening van de nieuwe werkzaamheden.
Bijlage III Transitiekosten Plantkeur
Soort kosten Aantal €
fte Buitendienst: inspecteurs, Bedrijfsbureau Buitendienst en gerelateerde overhead | 212 |
af: aantal natuurlijk verloop (andere baan) | 22 |
af: nwe PD | 43 |
af: tijdelijk personeel | 8 |
resteert: aantal dienstverlaters | 139 |
af: FPU (#FPU) | 25 |
114 | |
af: naar KD | 100 |
Blijft over | 14 |
rest=HPK (#HPK)=blijft over*50% | 7 |
loonsuppletie per fte (15 jaar overbrugging) | 30.500 |
kosten loonsuppletie | 3.050.000 |
looptijd FPU in jaren | 10 |
kosten per FPU-fte over de 10 jaar (kn FPU insp) | 200.000 |
kosten FPU (#FPU x Kn FPU insp) | 5.000.000 |
gemiddelde looptijd HPK in jaren | 1,5 |
kosten per HPK/insp per jaar, alleen loonkosten (kn HPK) | 53.000 |
kosten HPK (#HPK x 1,5 x Kn HPK) | 556.500 |
kosten wachtgeld HPK (#HPK x 20% x wachtgeld) | 222.600 |
kosten opleiding/bij-+ herscholing | 126.000 |
boventallige stafmedewerkers (stafmedewerkers direct gerelateerd aan insp.) | 17 |
stafmedewerkers FPU (#FPU staf) | 2 |
Blijft over staf | 15 |
stafmedewerkers HPK (#HPK staf)=blijft over staf*0,5 | 8 |
kosten per FPU-fte over de 10 jaar (kn FPU staf) | 250.000 |
kosten FPU staf(#FPU staf x Kn FPU staf) | 500.000 |
kosten per HPK/insp per jaar, alleen loonkosten (kn HPK) | 58.000 |
kosten HPK staf (#HPK staf x 1,5 x Kn HPK staf) | 652.500 |
kosten wachtgeld HPK staf (#HPK staf x 20% x wachtgeld staf) | 261.000 |
materiele kosten | 445.000 |
kosten begeleiding | 97.875 |
kosten outplacement (1 op de 4 HPK) | 43.500 |
Samenvatting | |
loonsuppletie (15 jaar) | 3.050.000 |
FPU insp | 5.000.000 |
HPK insp | 556.500 |
Wachtgeld insp | 222.600 |
opleiding/bijscholing | 126.000 |
HPK staf | 652.500 |
Wachtgeld staf | 261.000 |
FPU staf | 500.000 |
materieel | 445.000 |
begeleiding | 97.875 |
outplacement | 43.500 |
Totaal | 10.954.975 |