Contract
<.. image(Document Cover Page. Document Number: 14289/20. Subject Codes: TELECOM 279 MI 597 CONSOM 228 JUSTCIV 159 DELACT 182. Heading: BEGELEIDENDE NOTA. Originator: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur. Recipient: de heer Xxxxx XXXXXXXX-XXXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie. Subject: GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 18.12.2020 houdende aanvulling van Richtlijn 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad waarbij een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie wordt vastgesteld. Commission Document Number: C(2020) 8703 final. Preceeding Document Number: Not Set. Location: Brussel. Date: 21 december 2020. Interinstitutional Files: Not Set. Institutional Framework: Raad van de Europese Unie. Language: NL. Distribution Code: PUBLIC. GUID: 5445671159871918048_0) removed ..>
Raad van de Europese Unie
Brussel, 21 december 2020 (OR. en)
14289/20
TELECOM 279
MI 597
CONSOM 228
JUSTCIV 159
DELACT 182
BEGELEIDENDE NOTA
van: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur
ingekomen: 18 december 2020
aan: de heer Xxxxx XXXXXXXX-XXXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie
nr. Comdoc.: C(2020) 8703 final
Betreft: GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 18.12.2020 houdende aanvulling van Richtlijn 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad waarbij een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie wordt vastgesteld
Hierbij gaat voor de delegaties document C(2020) 8703 final.
Bijlage: C(2020) 8703 final
14289/20 hh
TREE.2.B NL
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 18.12.2020
C(2020) 8703 final
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 18.12.2020
houdende aanvulling van Richtlijn 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad waarbij een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie wordt vastgesteld
(Voor de EER relevante tekst)
{SWD(2020) 333 final}
TOELICHTING
1. ACHTERGROND VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING Rechtsgrond en doelstelling van de voorgestelde maatregel
Met deze gedelegeerde verordening worden een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie vastgesteld die gelden voor aanbieders van diensten met betrekking tot respectievelijk mobiele of vaste gespreksafgifte in de hele Unie. Tarieven voor gespreksafgifte zijn de tarieven op wholesaleniveau die exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken elkaar in rekening brengen voor de afgifte van spraakgesprekken op hun respectieve netwerken.
In artikel 75 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie1 (het wetboek) wordt de Commissie verplicht uiterlijk op 31 december 2020 een gedelegeerde handeling vast te stellen waarbij een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie worden vastgesteld. In artikel 75 is bepaald dat de Commissie bij het vaststellen van de enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie moet voldoen aan de in bijlage III vastgestelde beginselen, technische criteria en parameters. Op grond van artikel 75, leden 2 en 3, moet de Commissie de gedelegeerde handeling om de vijf jaar beoordelen en bij die gelegenheid overwegen of het noodzakelijk blijft om enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie op te leggen.
Het doel van deze gedelegeerde handeling is het volledig harmoniseren van de tarieven voor vaste afgifte en de tarieven voor mobiele afgifte, wat de ontwikkeling van de interne markt zal verbeteren en de handelsbelemmeringen tussen de lidstaten van de EU aanzienlijk zal verkleinen. Bovendien wordt met de gedelegeerde handeling de administratieve last van de nationale regelgevende instanties aanzienlijk verlaagd, aangezien zij, als de tarieven voor afgifte van deze diensten op Unieniveau worden vastgesteld, niet meer bevoegd zijn om deze te reguleren en dus geen kostenmodellen meer hoeven te ontwikkelen voor het berekenen en regelmatig bijwerken van efficiënte tarieven.
Algemene achtergrond van de gedelegeerde handeling
Sinds ongeveer twintig jaar worden de tarieven voor mobiele afgifte en vaste afgifte in de Unie gereguleerd. De Commissie heeft de markten voor mobiele en vaste afgifte opgenomen in de aanbeveling uit 2003 waarin zij een lijst verstrekte van markten die aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen2 (de “aanbeveling betreffende relevante markten”). De Commissie heeft de nationale regelgevende instanties in de daaropvolgende aanbevelingen betreffende de relevante markten uit 20073 en 20144 aanbevolen deze markten te blijven
1 Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
2 Aanbeveling van de Commissie van 11 februari 2003 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (2003/311/EG) (PB L 114/45 van 8.5.2003).
3 Aanbeveling van de Commissie van 17 december 2007 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (2007/879/EG) (PB L 344/65 van 28.12.2007).
reguleren. Er moet echter worden opgemerkt dat de afgiftemarkten in de nieuwe aanbeveling betreffende relevante markten die gelijktijdig met deze verordening in december 2020 wordt vastgesteld niet meer worden opgenomen in de lijst van markten die aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen, daar de toepassing van de tarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie uit deze verordening de mogelijkheid van exploitanten van mobiele en vaste netwerken om buitensporige tarieven te stellen, beperkt. Dientengevolge zouden de afgiftemarkten op Unieniveau niet langer aan de drie criteria voldoen.
In 2009 heeft de Commissie een aanbeveling vastgesteld inzake de regelgeving voor afgiftetarieven van vaste en mobiele telefonie in de Unie (aanbeveling inzake de afgiftetarieven)5. De aanbeveling inzake de afgiftetarieven was gericht op het waarborgen van de geharmoniseerde toepassing van de verplichting inzake prijscontrole uit artikel 13 van de toegangsrichtlijn6. De aanbeveling inzake de afgiftetarieven bevat een gemeenschappelijke methodiek voor het berekenen van kostengeoriënteerde afgiftetarieven waarbij uitsluitend kosten worden terugverdiend die een efficiëntere exploitant zou maken (het zogenaamde “pure BU-LRIC-model” (bottom-up-model met incrementele kosten op lange termijn7). In een evaluatieverslag8 over de aanbeveling inzake de afgiftetarieven dat in 2018 werd gepubliceerd, is geconcludeerd dat er verschillen in de afgiftetarieven in de Unie blijven bestaan en dat deze nadelig zijn voor de stimulering van de interne markt, de concurrentie verstoren en de voorspelbaarheid van de regelgeving en de rechtszekerheid binnen de Unie ondermijnen.
2. RAADPLEGINGEN VOORAFGAAND AAN DE AANNEMING VAN DE HANDELING
Openbare raadpleging9
In artikel 75 van het wetboek is bepaald dat de enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte
voor de hele Unie moeten worden opgelegd aan “aanbieders van diensten met betrekking tot
4 Aanbeveling van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronische-communicatiesector die aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (2014/710/EU) (PB L 295/79 van 11.10.2014).
5 Aanbeveling 2009/396/EG van de Commissie van 7 mei 2009 inzake de regelgeving voor afgiftetarieven van vaste en mobiele telefonie in de EU (aanbeveling inzake de afgiftetarieven) (PB L 124 van 20.5.2009, blz. 67).
6 Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7, als gewijzigd bij Richtlijn 2009/140/EG (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37).
7 Volgens de pure BU-LRIC-methode moeten in de kostenberekening voor gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau in vaste en mobiele markten alleen de kosten kunnen worden terugverdiend die vermeden kunnen worden wanneer een gespreksafgiftedienst op wholesaleniveau aan derden niet langer wordt verstrekt.
8 Werkdocument van de diensten van de Commissie, Evaluation Report on the Commission's 2009 Recommendation on Termination Rates (Recommendation 2009/396/EC) {SWD(2018) 464 final}. xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxx/xxxxxxxx.xxx?xxx_xxx00000
9 Op 11 december 2019 zijn het samenvattend verslag en de volledige antwoorden op de openbare raadpleging gepubliceerd. Deze zijn te vinden op: xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxx-xxxxxx- market/en/news/summary-report-public-consultation-voice-call-termination-rates
Op 13 juni 2020 is er een samenvattend verslag gepubliceerd. Dit is te vinden op: xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxx-xxxxxx-xxxxxx/xx/xxxx/xxxxxxxx-xxxxxx-xxxx-xxxxxxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxxxx- union-wide-voice-termination-rates
respectievelijk mobiele of vaste gespreksafgifte” in de Unie en in de relevante bijlage worden de beginselen, criteria en parameters gedefinieerd waaraan de Commissie moet voldoen voor het vaststellen ervan. Het wetboek laat bepaalde aspecten van de invoering van de enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie echter over aan de gedelegeerde handeling, zoals de exacte definitie van de diensten waarop deze van toepassing zijn of het gebruik van een overgangsperiode waarin lidstaten waar nodig aanpassingen kunnen doen op basis van de eerder opgelegde tarieven.
In de raadpleging is de mening gevraagd van aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, nationale regelgevende instanties, het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en andere belanghebbenden, zoals overheidsinstanties en industriebonden, consumentenbonden, denktanks, academici, advocatenkantoren, adviesbureaus en burgers.
De raadpleging liep twaalf weken, van 26 juli tot 8 november 2019, door middel van een vragenlijst op het portaal voor openbare raadpleging van de Europese Commissie. Het doel van de raadpleging was het verzamelen van feedback en meningen over de invoeringsaspecten van het enkele maximumtarief voor gespreksafgifte voor de hele Unie om een consistente, voorspelbare, efficiënte en transparante invoering te waarborgen. De raadpleging bevatte technische vragen die met name gericht waren aan belanghebbenden met veel ervaring op de markt, zoals nationale regelgevende instanties, Berec, industriebonden, consumentenbonden en exploitanten. Verder bevatte de raadpleging vragen over de invoering, zoals de behoefte aan een overgangsperiode in de verschillende lidstaten, de behoefte aan verplichtingen die niet gerelateerd zijn aan prijzen of over hoe er in de loop der tijd het best kosteneffectieve enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie kunnen worden verwezenlijkt.
Er waren 68 respondenten, waaronder 32 ondernemingen (voornamelijk exploitanten), 6 ondernemersorganisaties, 19 EU-burgers, 1 niet-EU-burger, 9 overheidsinstanties (nationale regelgevende instanties, ministeries en Berec) en 1 niet-gouvernementele organisatie. De antwoorden waren afkomstig uit 22 lidstaten. Drie ondernemingen van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) hebben de vragenlijst ingevuld. Sommige in de EU geregistreerde respondenten vallen op dit moment onder de zeggenschap van aandeelhouders die afkomstig zijn uit niet-EU-landen. Sommige antwoorden waren afkomstig van dochterondernemingen van dezelfde economische groep.
Raadpleging van de lidstaten (deskundigengroep)
Op 6 november 2019 is de informele deskundigengroep inzake de tarieven voor gespreksafgifte in de EU opgezet om de Commissie bij te staan bij het opstellen van de gedelegeerde handeling waarbij de enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie worden vastgesteld. De eerste bijeenkomst van de deskundigengroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van nationale regelgevende instanties, vond op 10 februari 2020 plaats in Brussel10. De volgende lidstaten werden vertegenwoordigd: België, Bulgarije, Cyprus, Finland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Italië, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxx, Tsjechië en Zweden. Tijdens de bijeenkomst zijn de volgende onderwerpen besproken: de definitie van afgiftediensten, hybride diensten, de afbouw- en overgangsperiode, gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen en verplichtingen die niet gerelateerd zijn aan prijzen. Na de bijeenkomst hebben 18 leden een schriftelijke reactie ingediend op de vragenlijst die hun na de vergadering was toegestuurd.
10 De notulen van de eerste bijeenkomst van de deskundigengroep zijn hier te vinden.
De tweede bijeenkomst van de deskundigengroep vond op 11 september 2020 plaats per videoconferentie11. De volgende lidstaten werden vertegenwoordigd: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxx, Xxxxxxxx en Zweden. De groep heeft het ontwerp van de gedelegeerde handeling en het begeleidende werkdocument dat de diensten van de Commissie beschikbaar hebben gesteld, en in het bijzonder de volgende aspecten besproken: het opnemen van bijbehorende faciliteiten in de definitie van afgiftediensten, de behandeling van gesprekken aan niet-geografische nummers die geen mobiele nummers zijn, de criteria voor het opnemen van gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen in de werkingssfeer van de gedelegeerde handeling en de invoering van de enkele maximumtarieven voor vaste en mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie. Na de bijeenkomst hebben 12 leden een schriftelijke bijdrage ingediend om de tijdens de bijeenkomst gegeven feedback samen te vatten of aan te vullen.
Op 11 november 2020 zijn herziene ontwerpen van de gedelegeerde handeling en het werkdocument van de diensten van de Commissie gedeeld met de deskundigengroep. Verschillende leden hebben uiterlijk op 18 november opmerkingen aangeleverd en de definitieve ontwerpen zijn op 7 december 2020 gedeeld met de deskundigengroep.
Advies van Berec
Op 15 oktober 2020 heeft Berec zijn advies uitgebracht over het ontwerp van de gedelegeerde handeling (dat op 29 juli 2020 samen met het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie is ingediend).
Berec was het eens met de voorgestelde definitie van afgiftediensten op basis van het opgeroepen nummer en stelde voor dat in de gedelegeerde handeling moest worden verduidelijkt dat “gesprekken die afkomstig zijn uit en worden afgegeven in de Unie” betrekking moeten hebben op gesprekken van en naar nummers in nationale nummerplannen van lidstaten en niet op de fysieke locatie van de oproepende of opgeroepen partij.
Berec was van mening dat de Commissie, als zij bijbehorende faciliteiten wilde behouden in de definitie van afgiftediensten, omdat deze niet uitdrukkelijk zijn opgenomen in het kostenmodel moet waarborgen dat de kosten ervan zijn opgenomen in de veiligheidsmarge die bij de resultaten van het kostenmodel wordt opgeteld om te garanderen dat de kosten worden terugverdiend.
Berec achtte het opnemen van niet-geografische nummers die geen mobiele nummers zijn in de werkingssfeer van de gedelegeerde handeling niet gerechtvaardigd, omdat de gesprekken naar de meeste van deze nummerreeksen, met name voor diensten met toegevoegde waarde, geen eigenschappen van een afgiftemonopolie hebben, waardoor het reguleren van het tarief niet gegrond zou zijn. Voor bepaalde andere niet-geografische nummers, zoals vaste nomadische nummers of nummers van hulpdiensten, was Berec het ermee eens dat prijsregulering nog altijd gerechtvaardigd kan zijn.
Berec stemde in met de hoogte van de enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie en met het voorgestelde invoeringsmechanisme (afbouwperiode voor mobiel, overgangsperiode voor vast).
Berec steunde de bepaling waarin alle inkomende oproepen uit derde landen met tarieven die gelijkwaardig zijn aan de tarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie worden opgenomen
11 De notulen van de tweede bijeenkomst van de deskundigengroep zijn hier te vinden.
in de werkingssfeer van de gedelegeerde handeling ook, hoewel het er op wees dat er invoeringskwesties zijn die de wijdverspreide toepasselijkheid van het artikel aanzienlijk kunnen belemmeren, zoals het verstrekken van controleerbare informatie over de tarieven voor gespreksafgifte die worden toegepast in derde landen.
Ten slotte benadrukte Berec dat maatregelen die niet gerelateerd zijn aan prijzen nog altijd noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke mededinging in downstreammarkten van afgiftemarkten te waarborgen en dat het essentieel is dat de Commissie de laatst bekende tarieven voor alle lidstaten in aanmerking neemt voordat de gedelegeerde handeling in werking treedt.
In artikel 75 van het wetboek is bepaald dat de Commissie zoveel mogelijk rekening moet houden met het advies van Berec.
Feedback van “Uw mening telt!”
Belanghebbenden werden uitgenodigd om van 25 augustus tot 22 september 2020 feedback te geven over het ontwerp van de gedelegeerde handeling dat was gepubliceerd op het portaal “Uw mening telt!” van de Commissie. Er zijn 49 opmerkingen ontvangen: 29 van exploitanten, 12 van industriebonden, 2 van nationale regelgevende instanties (UKE en NMHH), 1 van het Duitse federale ministerie van Economie en Energie en 5 van burgers (anoniem). Sommige ondernemingen hebben meerdere antwoorden ingediend (bv. O2 CZ en O2 SK). Alle antwoorden zijn openbaar12.
Grote exploitanten vragen doorgaans om hogere tarieven en een langere afbouwperiode, waarbij sommige het onderliggende kostenmodel bekritiseren en wijzen op het ongunstige investeringsklimaat en de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie. Andere exploitanten en MVNO’s ondersteunen de voorgestelde tarieven van harte. Met name in lidstaten met hoge tarieven voor vaste afgifte vroegen exploitanten van vaste netwerken om hogere tarieven voor vaste afgifte. De Hongaarse regelgevende instantie ondersteunt het ontwerp van de gedelegeerde handeling grotendeels, maar vraagt om enkele toelichtingen, terwijl de Poolse regelgevende instantie benadrukt dat er een langere aanpassingsperiode nodig is. Het Duitse federale ministerie van Economie en Energie vraagt in het licht van de COVID-19-situatie om een herziening van het kostenmodel en een langere invoeringsperiode.
Raadpleging kostenmodel
Rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de markten voor gespreksafgifte is in het wetboek bepaald dat de kosten van afgiftediensten moeten worden berekend op basis van toekomstgerichte incrementele kosten op lange termijn (LRIC). LRIC-modellen houden alleen rekening met kosten die het gevolg zijn van een vastgestelde stijging (increment). Een aanpak op basis van incrementele kosten rekent alleen efficiënte kosten toe die er niet zouden zijn wanneer de aan het increment ten gronde liggende dienst niet langer zou worden verstrekt (dat wil zeggen vermijdbare kosten) en bevordert op die wijze een efficiënte productie en een efficiënt gebruik en beperkt potentiële concurrentieverstoringen.
Om de kosten voor het verlenen van afgiftediensten op wholesaleniveau voor de doeleinden van de gedelegeerde handeling te beoordelen en in overeenstemming met de vereisten die uitdrukkelijk worden uiteengezet in bijlage III bij het wetboek, hebben de diensten van de Commissie een extern adviseur opdracht gegeven voor twee onafhankelijke kostenstudies:
12 Raadpleeg xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxx/xxxxxx-xxxxxxxxxx/xxxx-xxxx-xxx/xxxxxxxxxxx/0000-Xxxxx-xxxx- termination-rates-in-the-EU-Eurorates-
een voor mobiele 13 en een voor vaste14 netwerken. Het doel was om twee afzonderlijke kostenmodellen te ontwikkelen voor het ramen van de wholesalekosten voor het verlenen van diensten voor respectievelijk mobiele en vaste afgifte.
Het kostenmodel voor mobiele telefonie is ontwikkeld tussen half maart 2018 en half juli 2019 en het kostenmodel voor vaste telefonie tussen september 2018 en november 2019. In de studies zijn, waar dit relevant is op basis van landspecifieke inbreng, 28 modellen met een vergelijkbare structuur ontwikkeld waarmee de raming van de desbetreffende mobiele/vaste wholesalekosten waarvoor ze zijn ontwikkeld in elk van de landen zoveel mogelijk wordt gefaciliteerd15. De modellen zijn waar dit relevant is gebaseerd op landspecifieke inbreng en anders op gemiddelde/gemeenschappelijke waarden uit de hele EU/EER. Het kostenmodel voor mobiele telefonie is op 24 juli 2019 gepubliceerd en het kostenmodel voor vaste telefonie op 26 november 2019.
Over de kostenmodellen is uitgebreid overlegd met nationale regelgevende instanties, exploitanten en andere belanghebbenden. Dit gebeurde onder andere in workshops en raadplegingen die tijdens het gehele proces zijn georganiseerd. Belanghebbenden zijn ook geraadpleegd over de structuur en de inhoud van de gegevensverzameling zelf en er is voor beide projecten een stuurgroep opgezet die bestaat uit deskundigen van nationale regelgevende instanties en regelmatig bijeenkwam met de diensten van de Commissie en de adviseur16.
3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING Geschikt instrument
Gezien het doel van de gedelegeerde handeling om een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie vast te stellen voor aanbieders van diensten met betrekking tot respectievelijk mobiele of vaste gespreksafgifte, is een gedelegeerde verordening die rechtstreeks van toepassing is op aanbieders van mobiele en vaste gespreksafgiftediensten het meest geschikte instrument. Met een dergelijk instrument zou bovendien onnodige vertraging bij de invoering worden voorkomen, die zich zou kunnen voordoen bij vertraging bij het vaststellen van omzettingsmaatregelen.
Samenvatting
De gedelegeerde verordening bestaat uit de volgende twee belangrijkste onderdelen.
Deze bevat definities van diensten met betrekking tot mobiele en vaste gespreksafgifte, waarbij het opgeroepen nummer het centrale element van de afgiftedienst is, namelijk een
15 Van de 31 EU-/EER-landen die oorspronkelijk waren opgenomen, zijn vanwege de beschikbaarheid van gegevens slechts 28 kostenmodellen ontwikkeld. IJsland, Liechtenstein en Luxemburg besloten niet deel te nemen aan het proces voor de verzameling van gegevens voor het kostenmodel voor mobiele telefonie. Finland, IJsland en Liechtenstein hebben niet deelgenomen aan het proces voor de verzameling van gegevens voor het kostenmodel voor vaste telefonie.
16 Voor het kostenmodel voor mobiele telefonie maakten deskundigen uit de deskundigenwerkgroep inzake roaming van Berec ook deel uit van de stuurgroep, omdat in het kostenmodel voor mobiele telefonie ook de wholesalekosten voor roaming werden geraamd.
nummer in nationale nummerplannen dat overeenkomt met E.164-landcodes voor geografische gebieden die bij het grondgebied van de Unie horen. Het opgeroepen nummer is ook het element om een bepaalde afgiftedienst als vast (voor gesprekken die worden afgegeven op geografische of niet-geografische nummers die geen nummers voor mobiele diensten zijn en zich gedragen als “traditionele” afgiftediensten waarbij er een afgiftemonopolie is, d.w.z. vaste nomadische nummers en nummers van hulpdiensten) of als mobiel (voor gesprekken die worden afgegeven aan mobiele nummers) te classificeren. Onder afgiftediensten vallen diensten die worden verleend met alle technologieën die door de afgifte-aanbieder worden gebruikt voor het afgeven van oproepen en een vereiste hiervoor is dat deze aanbieder juridische en technische controle over het nummer heeft en verbonden is met minimaal één ander netwerk. Bijbehorende faciliteiten zijn niet opgenomen in deze diensten, met uitzondering van interconnectiepoorten. De definitie omvat geen intermachinale communicatie (M2M), omdat de diensten die worden verleend via nummerreeksen die speciaal voor M2M bestemd zijn niet worden gebruikt voor interpersoonlijke communicatie – wat een voorwaarde is om onder de werkingssfeer van deze verordening te vallen – maar voor communicatie tussen machines.
De tarieven uit deze verordening gelden voor gesprekken die afkomstig zijn van en worden afgegeven aan een Unie-nummer, dat wil zeggen een nummer dat is opgenomen in de nationale nummerplannen dat overeenkomt met E.164-landcodes voor geografische gebieden die bij het grondgebied van de Unie horen. De tarieven gelden niet voor gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen (nummers die geen Unie-nummers zijn), tenzij deze gesprekken afkomstig zijn i) van een aanbieder van afgiftediensten in een derde land wat geldt voor gesprekken die afkomstig zijn van Unie-nummers en die in zijn netwerk worden afgegeven tegen tarieven die gelijk zijn aan of lager zijn dan de maximumtarieven voor (mobiele en/of vaste) afgifte die zijn vastgesteld in de gedelegeerde handeling, of ii) van een nummer uit het nationale nummerplan van een derde land dat is opgenomen in de bijlage bij deze verordening, waarin de afgiftetarieven zijn vastgesteld op basis van beginselen voor een kostenmodel die gelijkwaardig zijn aan die uit artikel 75 en bijlage III bij het wetboek.
Het definitieve, kosteneffectieve tarief voor gespreksafgifte wordt gebaseerd op het resultaat van de kostenmodellen die de adviseur heeft ontwikkeld volgens de beginselen, criteria en parameters die zijn gedefinieerd in artikel 75 en bijlage III bij het wetboek, waarbij het land met de hoogste kosten dat uit het kostenmodel naar voren kwam als referentie wordt genomen, plus een veiligheidsmarge, waardoor de kosten in elke lidstaat kunnen worden terugverdiend. De definitieve, kosteneffectieve tarieven bedragen 0,002 EUR/min voor het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en 0,0007 EUR/min voor het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie.
Gezien het feit dat de huidige tarieven voor mobiele gespreksafgifte gemiddeld aanzienlijk hoger zijn dan het kosteneffectieve tarief, is in deze verordening een afbouwperiode van drie jaar opgenomen die de vlotte toepassing van het kosteneffectieve tarief vergemakkelijkt, daar de aanbieders in de lidstaten waarvoor deze aanloopperiode geldt tarieven mogen hanteren die afwijken van het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie. Tijdens de afbouwperiode bedragen de maximumtarieven voor mobiele afgifte 0,007 EUR in 2021, 0,0055 EUR in 2022, 0,004 EUR in 2023 en vanaf 2024 geldt het enkele maximumtarief voor mobiele afgifte voor de hele Unie van 0,002 EUR.
In sommige lidstaten liggen de huidige gereguleerde maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte onder de tarieven voor mobiele afgifte die als gevolg van de afbouwperiode zijn vastgesteld voor 2021, 2022 en 2023 en dicht bij het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie. Om mogelijke stijgingen van de retailprijzen in die lidstaten als gevolg van een tijdelijke stijging van de gereguleerde tarieven voor mobiele
gespreksafgifte te voorkomen, moet het mogelijk zijn om de huidige gereguleerde tarieven voor mobiele afgifte in die lidstaten te blijven hanteren tot het jaar waarin het maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte dat in deze verordening voor dat jaar is vastgesteld gelijk is aan of lager is dan het de geldende afgiftetarieven van die lidstaten voor dat jaar, met uitzondering van Cyprus, dat op dit moment een tarief van 0,0017 EUR hanteert. Het tarief voor mobiele afgifte in Cyprus mag meteen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening in 2021 stijgen van de huidige 0,0017 EUR naar het definitieve efficiënte tarief van 0,002 EUR.
Dit betekent dat de maximumtarieven voor mobiele afgifte in 2021 op hun huidige niveau blijven (ter vergelijking uitgedrukt in euro’s) in: Xxxxxx (0,00000 XXX), Portugal (0,0036 EUR), Malta (0,004045 EUR), Xxxxxxx (0,0000 XXX), Hongarije (0,00474 EUR),
Xxxxxxxxxx (0,00000 XXX), Xxxxxxxxx (0,00581 EUR), Xxxxxxx (0,00000 XXX), Xxxxxxxxxxx (0,00622 EUR), Spanje (0,0064 EUR) en Italië (0,0067 EUR). In de daaropvolgende jaren (2022-2023) gaat het tarief van de afbouwperiode in deze lidstaten in, wanneer het niveau op of onder de geldende tarieven voor mobiele gespreksafgifte in deze lidstaten komt. Vanaf 2024 geldt het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie van 0,002 EUR in alle lidstaten.
Gezien het feit dat de huidige gemiddelde gereguleerde tarieven voor vaste gespreksafgifte (met uitzondering van de twee uitschieters Polen en Finland) dicht bij het definitieve, kosteneffectieve tarief liggen, is er in deze verordening geen afbouwperiode voorzien voor de tarieven voor vaste gespreksafgifte. Met het oog op de aanzienlijke verschillen tussen de huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte en het definitieve, kosteneffectieve tarief, bevat de verordening een overgangsperiode in het jaar 2021. Dankzij de overgangsperiode is een geleidelijke aanpassing aan het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie mogelijk.
Het is gerechtvaardigd om een overgangsperiode toe te kennen wanneer de huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte aanzienlijk hoger zijn dan het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie. In alle lidstaten, met uitzondering van twee lidstaten waarin de huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte meer dan 0,000875 EUR bedragen (het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie plus 25 %), moet het maximumtarief voor vaste gespreksafgifte in 2021 gelijk zijn aan het huidige tarief min 20 %. In Polen en Finland, die de beginselen uit Aanbeveling van de Commissie 2009/396/EG17 tot nu toe niet hebben opgevolgd en op dit moment zeer hoge tarieven voor vaste gespreksafgifte hebben, zou een verlaging van 20 % een te kleine stap in de richting van het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie zijn. Derhalve moet hun tarief voor de overgangsperiode het tarief van de lidstaat met het hoogste tarief tijdens die periode zijn, met uitzondering van die twee lidstaten. De overgangstarieven hieruit volgen, bedragen (ter vergelijking uitgedrukt in euro’s): Xxxxxxxxxx (0,00000 XXX), Xxxxxx (0,00093 EUR), Xxxxxxx (0,00000 XXX), Xxxxxxxx (0,00099 EUR), Finland (0,00111 EUR), Xxxxxxx (0,00000 XXX), Xxxxxxxx (0,00072 EUR), Luxemburg (0,00110 EUR), Xxxxxxxxx (0,00000 XXX), Xxxxx (0,00000 XXX), Xxxxxxxx (0,00078 EUR) en Slowakije (0,00078 EUR).
In lidstaten waarin een verlaging van 20 % leidt tot een tarief op of onder het kosteneffectieve definitieve tarief van 0,0007 EUR is een overgangstarief niet nodig. Derhalve zouden de
17 Aanbeveling 2009/396/EG van de Commissie van 7 mei 2009 inzake de regelgeving voor afgiftetarieven van vaste en mobiele telefonie in de EU (PB L 124 van 20.5.2009, blz. 67).
tarieven in die lidstaten in 2021 op het niveau van het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie moeten zijn18.
Deze verordening heeft uitsluitend betrekking op een prijsverplichting die wordt opgelegd aan aanbieders van diensten met betrekking tot gespreksafgifte. Verplichtingen die niet gerelateerd zijn aan prijzen die nationale regelgevende instanties opleggen bij het reguleren van de markten op hun grondgebied vallen niet onder de werkingssfeer van deze verordening.
18 Dit geldt voor Bulgarije, Slovenië, Hongarije, Frankrijk en Estland, waar een verlaging van 20 % het tarief op of onder 0,0007 EUR zou brengen.
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 18.12.2020
houdende aanvulling van Richtlijn 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad waarbij een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie wordt vastgesteld
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Xxxxxx Xxxxxxxxx (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie19, en met name artikel 75, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Op grond van artikel 75, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 moet de Commissie door middel van een gedelegeerde handeling een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie vaststellen om de regeldruk te verlagen door in de hele Unie consistent mededingingsproblemen in verband met gespreksafgifte op wholesaleniveau aan te pakken. De beginselen, criteria en parameters waaraan de Commissie moet voldoen, worden uiteengezet in bijlage III bij die richtlijn.
(2) Deze verordening laat de bevoegdheden van nationale regelgevende instanties voor het bepalen van de relevante markten die overeenkomen met de nationale omstandigheden, het uitvoeren van de toetsing aan de drie criteria en het opleggen van andere maatregelen dan prijscontrole overeenkomstig de artikelen 64, lid 3, 67 en 68 van het wetboek, onverlet. Dientengevolge heeft de inwerkingtreding van deze verordening geen gevolgen voor de niet aan prijzen gerelateerde verplichtingen die nationale regelgevende instanties momenteel opleggen aan exploitanten met aanmerkelijke marktmacht in verband met vaste of mobiele afgiftediensten en blijven deze derhalve geldig tot ze in overeenstemming met de nationale en Unieregels worden herzien.
(3) Uit de regelgevingspraktijk blijkt dat het nummer waarop xxxxxxx of vaste gesprekken worden afgegeven een cruciale rol speelt voor de substitueerbaarheid aan de vraagzijde en de concurrentiedynamiek in de gespreksafgifte; derhalve is dit het belangrijkste element voor het afgiftemonopolie voor het rechtvaardigen van de behoefte aan regulering. Daarom moet de nummerreeks het belangrijkste criterium zijn voor de definitie van afgiftediensten, dat wil zeggen of het gesprek wordt geleverd aan een mobiel nummer, in het geval van mobiele gespreksafgifte, of aan andere soorten nummers, zoals geografische nummers en bepaalde niet-geografische nummers, in het geval van vaste gespreksafgifte.
19 PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36.
(4) Onder de afgiftediensten moeten diensten vallen die worden verleend met alle technologieën die door de afgifte-aanbieder worden gebruikt voor het afgeven van oproepen, zoals op een 2G-, 3G-, 4G- of 5G-netwerk en/of via wifi, of een soort vast netwerk, ongeacht waar de oproep vandaan komt.
(5) Voor elke mobiele of vaste afgiftedienst moet het netwerk van de afgevende exploitant verbonden zijn met ten minste één ander netwerk. Als aanbieders van gespreksafgiftediensten moeten aanbieders worden beschouwd die technische controle hebben over en de wettelijke bevoegdheid hebben voor het gebruiken van het opgeroepen nummer en het routeren van gesprekken naar de ontvanger.
(6) De bijbehorende faciliteiten die voor het verlenen van afgiftediensten vereist kunnen worden door bepaalde exploitanten of in bepaalde lidstaten moeten worden uitgesloten van de afgiftedienst. Interconnectiepoorten, die op dit moment in veel lidstaten worden gereguleerd, zijn echter voor elke exploitant een essentieel onderdeel van de afgiftediensten, omdat er als er meer verkeer is ook meer interconnectiecapaciteit nodig is, en derhalve moeten deze worden opgenomen in de definitie van de afgiftedienst. Aanbieders van gespreksafgiftediensten mogen voor het afgeven van een oproep aan een gebruiker op zijn netwerk geen andere kosten in rekening brengen dan de relevante tarieven die in deze verordening zijn vastgesteld.
(7) Diensten voor gespreksafgifte voor oproepen aan bepaalde niet-geografische nummers, zoals nummers voor betaalnummerdiensten, gratis diensten en diensten met kostendeling (ook wel “diensten met toegevoegde waarde” genoemd), gedragen zich niet als “traditionele” afgiftediensten waarbij er een monopolie is van de exploitanten die de oproep afgeven. Aanbieders van dergelijke diensten hebben een goede onderhandelingspositie en kunnen als onderdeel van de overeenkomst over de inkomstenverdeling onderhandelen over het afgiftetarief. Derhalve hebben aanbieders te maken met bepaalde beperkingen bij het vaststellen van de kosten voor het afgeven van oproepen aan deze niet-geografische nummers, in tegenstelling tot de afgifte van oproepen aan geografische of mobiele nummers. Daarom moet de afgifte van oproepen aan dergelijke nummers worden uitgesloten van de werkingssfeer van deze verordening. De nummerreeksen die worden gebruikt voor intermachinale communicatie (M2M) worden meestal niet gebruikt voor interpersoonlijke communicatie, omdat het om dataverkeer en niet om spraakverkeer gaat, en derhalve mogen deze niet worden opgenomen in de werkingssfeer van deze verordening die is beperkt tot spraakcommunicatie.
(8) Diensten met betrekking tot gespreksafgifte voor oproepen aan andere soorten niet- geografische nummers, zoals de nummers die worden gebruikt voor vaste nomadische diensten en toegang tot hulpdiensten, vertonen kenmerken van het afgiftemonopolie en worden verleend over een vaste infrastructuur. Daarom moeten deze binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen en worden behandeld als diensten met betrekking tot vaste gespreksafgifte.
(9) Sommige spraakdiensten die exploitanten verlenen, kunnen niet puur als mobiele of vaste diensten worden geclassificeerd, maar zijn hybride diensten. “Homezone- diensten” zijn een voorbeeld van dergelijke hybride diensten, waarbij oproepen doorgaans via een mobiel netwerk worden geleverd aan een vast nummer. In lijn met de definitie van diensten voor gespreksafgifte waarbij het opgeroepen nummer het doorslaggevende criterium is, moeten dergelijke hybride diensten afhankelijk van het opgeroepen nummer worden behandeld als diensten voor mobiele of voor vaste spraakafgifte.
(10) De gereguleerde tarieven voor gespreksafgifte moeten gelden voor gesprekken die afkomstig zijn van en worden afgegeven aan een nummer dat is opgenomen in de nationale nummerplannen dat overeenkomt met E.164-landcodes voor geografische gebieden die bij het grondgebied van de Unie horen (Unie-nummers). Nummers uit derde landen zijn alle nummers die geen Unie-nummers zijn. Het opnemen van gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen en worden afgegeven aan een Unie-nummer, in het geval waarin de exploitanten uit het derde land afgiftetarieven hanteren die hoger zijn dan de enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie of indien dergelijke afgiftetarieven niet gereguleerd zijn volgens kosteneffectieve beginselen die gelijkwaardig zijn aan de beginselen uit artikel 75 en bijlage III bij het wetboek, zou de doelstellingen van deze verordening en met name die voor het waarborgen van de integratie van de interne markt kunnen ondermijnen.
(11) De combinatie van lagere gereguleerde afgiftetarieven voor gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen die worden afgegeven aan Unie-nummers en hoge en niet-kosteneffectieve afgiftetarieven voor gesprekken aan nummers uit derde landen zou waarschijnlijk leiden tot hogere afgiftetarieven voor gesprekken die afkomstig zijn van Unie-nummers die worden afgegeven aan nummers uit derde landen, wat een negatieve invloed zou hebben op de retailtarieven in de Unie en op de kostenstructuur van exploitanten in de Unie. De verschillende mate waarin exploitanten in de Unie te maken hebben met gesprekken die worden afgegeven door dergelijke exploitanten in derde landen die hoge en niet-kosteneffectieve afgiftetarieven in rekening brengen, zou leiden tot onevenwichtigheden in de kostenstructuren van exploitanten in de Unie vanwege factoren waarover de exploitanten zelf geen controle hebben. Dit zou waarschijnlijk verhinderen dat er pan-Europese retailaanbiedingen worden gedaan die gesprekken aan bepaalde nummers uit derde landen omvatten, vanwege hogere afgiftetarieven voor gesprekken aan die landen, wat negatieve gevolgen kan hebben voor consumenten en met name bedrijven in de Unie. Bovendien zou dit de concurrentie verstoren, daar de asymmetrische gevolgen van de blootstelling aan hoge afgiftetarieven voor gesprekken die worden afgegeven aan nummers uit derde landen ertoe zouden leiden dat de verschillende exploitanten in de Unie te maken hebben met verschillende concurrentie-omstandigheden, wat uiteindelijk het investeringsvermogen en de investeringsstimulansen in de hele Unie zou verstoren (zowel voor investeringen in exploitanten als voor investeringen door exploitanten). Al deze gevolgen zouden duidelijk in strijd zijn met de doelstellingen van deze verordening, namelijk het bevorderen van de integratie van de interne markt door het wegnemen van verstoringen tussen exploitanten vanwege afgiftetarieven die ver boven de kostprijs liggen.
(12) Met het doel om de enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie op een open, transparante en niet-discriminerende wijze toe te passen en de uitsluiting van gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen te beperken tot wat strikt noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de doelstellingen betreffende de interne markt worden behaald en dat de evenredigheid wordt gewaarborgd, moeten de tarieven die in deze verordening zijn vastgesteld gelden voor gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen en worden afgegeven aan Unie-nummers wanneer de afgiftetarieven die door aanbieders van afgiftediensten in derde landen worden toegepast op gesprekken die afkomstig zijn van Unie-nummers gelijk zijn aan of lager zijn dan de maximumtarieven voor gespreksafgifte die in deze verordening zijn vastgesteld. Gedurende de overgangsperiode voor de tarieven voor vaste gespreksafgifte in 2021 en de afbouwperiode voor de tarieven voor mobiele
gespreksafgifte (van 2021 tot 2023), zijn de tarieven die zijn vermeld in artikel 4, leden 2 tot en met 5, van de verordening de relevante maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte die dit mechanisme in werking zetten. De relevante maximumtarieven voor vaste gespreksafgifte die dit mechanisme in 2021 in werking zetten, zijn de tarieven die zijn vermeld in artikel 5, lid 2, van de gedelegeerde verordening. Aanbieders van gespreksafgiftediensten in de Unie moeten dergelijke tarieven toepassen op basis van de tarieven die worden toegepast of aangeboden door aanbieders van afgiftediensten in derde landen.
(13) Gezien het feit dat aanbieders van gespreksafgiftediensten in de Unie niet altijd in staat zijn om te weten welke afgiftetarieven exploitanten in derde landen hanteren, moeten deze laatsten doorgaans controleerbare informatie verstrekken als bewijs voor het aangeboden afgiftetarief. Wanneer transitleveranciers (of andere tussenpersonen) afgiftediensten doorverkopen aan exploitanten in de Unie, is het afgiftetarief dat die transitleveranciers toepassen of aanbieden het relevante tarief om te bepalen of dit gelijk is aan of lager is dan de maximumtarieven voor gespreksafgifte die in deze verordening zijn vastgesteld.
(14) Wanneer exploitanten in derde landen voor gesprekken die afkomstig zijn van Unie- nummers die worden afgegeven aan nummers in derde landen afgiftetarieven in rekening brengen die hoger zijn dan de tarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie, moeten de tarieven die zijn vastgesteld in deze verordening ook gelden voor gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen die worden afgegeven aan Unie-nummers, indien de Commissie op basis van door dergelijke derde landen aan haar verstrekte informatie vaststelt dat de regulering van afgiftetarieven in deze landen gebaseerd is op beginselen die gelijkwaardig zijn aan die uit artikel 75 van Xxxxxxxxx (EU) 2018/1972 en bijlage III daarbij. Het overzicht van derde landen die aan dergelijke vereisten voldoen, moet vervolgens worden opgenomen in deze verordening en naar behoren worden bijgewerkt.
(15) Omdat op basis van de herkomst van de oproep wordt bepaald of de afgiftetarieven voor de hele Unie van toepassing zijn, is het cruciaal dat exploitanten in de Unie het land van herkomst van de oproeper kunnen vaststellen. Hiervoor mogen exploitanten zich baseren op de landcode binnen de identificatie van de oproepende lijn. Om te waarborgen dat deze verordening correct wordt toegepast, moeten exploitanten in de Unie voor elke inkomende oproep een geldige identificatie van de oproepende lijn ontvangen. Dientengevolge hoeven exploitanten in de Unie geen afgiftetarieven voor de hele Unie toe te passen voor het afgeven van gesprekken als deze identificatie van de oproepende lijn ontbreekt, ongeldig is of vals is.
(16) Voor het ramen van de efficiënte kosten voor het afgeven van een spraakoproep aan een hypothetisch mobiel of vast netwerk in de Unie in overeenstemming met de beginselen uit artikel 75, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 en bijlage III daarbij, zijn met inachtneming van de kosten in elke lidstaat twee kostenmodellen ontwikkeld: een voor mobiele en een voor vaste afgifte.
(17) De kostenmodellen voor mobiele en vaste netwerken zijn voltooid op basis van de feedback over de kosten in elke lidstaat die via het raadplegingsproces is ontvangen. Op grond van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2018/1972 resulteerden de kostenmodellen in tarieven op basis van het terugverdienen van de kosten die door een efficiënte exploitant gemaakt zijn. Derhalve zijn de tarieven uitsluitend gebaseerd op de incrementele kosten van het verlenen van gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau, dat wil zeggen de kosten die met het verkeer samenhangen die alleen vermeden
zouden worden wanneer er geen gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau zouden worden geleverd.
(18) De enkele maximumtarieven voor mobiele en vaste gespreksafgifte voor de hele Unie zijn vastgesteld met inachtneming van de efficiënte kosten in het land met de hoogste kosten volgens de kostenmodellen waarvoor opdracht is gegeven, waarbij het beginsel van het terugverdienen van de kosten in de hele Unie wordt gewaarborgd en waarbij vervolgens een kleine veiligheidsmarge is opgeteld om rekening te houden met mogelijke onnauwkeurigheden in de kostenmodellen.
(19) Het enkele maximumtarief voor gespreksafgifte in de hele Unie dat in deze verordening is vastgesteld moet twee maanden na de inwerkingtreding ervan ingaan om te waarborgen dat exploitanten de tijd hebben om hun informatie-, facturatie- en boekhoudsystemen aan te passen en de nodige aanpassingen te doen in de interconnectieovereenkomsten.
(20) Wanneer de huidige gemiddelde tarieven voor gespreksafgifte in de Unie aanzienlijk hoger zijn dan de tarieven die in de toekomst moeten worden opgelegd, dat wil zeggen de kosteneffectieve enkele maximumtarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie die in deze verordening zijn vastgesteld, moet er in overeenstemming met de gebruikelijke regelgevingspraktijken een afbouwperiode worden gehanteerd. In dergelijke gevallen moet de afbouwperiode een effectief middel zijn om de toepassing van lagere tarieven in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel te versoepelen.
(21) Met het oog op de huidige gemiddelde tarieven voor mobiele gespreksafgifte in alle lidstaten moet er een afbouwperiode worden ontwikkeld om het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie te bereiken. Om een balans te vinden tussen een snelle invoering en de noodzaak om aanzienlijke verstoringen voor exploitanten te voorkomen, moet de afbouwperiode beginnen op een niveau dat dicht bij de huidige gemiddelde tarieven voor mobiele afgifte ligt, dat gedurende een periode van drie jaar jaarlijks wordt verlaagd en vervolgens in 2024 uitkomt op het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie.
(22) Derhalve is in deze verordening een afbouwperiode van drie jaar vastgesteld die in 2024 uitkomt op het kosteneffectieve enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie. Er zou geen overgangsperiode nodig moeten zijn voor aanbieders in lidstaten die voor 2021 tarieven boven de enkele maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie hanteren, omdat met de afbouwperiode wordt voldaan aan de doelstelling om de gevolgen van de invoering van het enkele maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie te verzachten.
(23) In sommige lidstaten liggen de huidige gereguleerde maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte onder de tarieven voor mobiele afgifte die als gevolg van de afbouwperiode zijn vastgesteld voor 2021, 2022 en 2023 en dicht bij het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie. Om mogelijke stijgingen van de retailprijzen in die lidstaten als gevolg van een tijdelijke stijging van de gereguleerde tarieven voor mobiele gespreksafgifte te voorkomen, moet het mogelijk zijn om de huidige gereguleerde tarieven voor mobiele afgifte in die lidstaten te blijven hanteren tot het jaar waarin het maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte dat in deze verordening voor dat jaar is vastgesteld gelijk is aan of lager is dan de geldende afgiftetarieven van die lidstaten voor dat jaar.
(24) Daar het verschil tussen de gemiddelde huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte en het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie dat in deze verordening is vastgesteld kleiner is dan dat van de tarieven voor mobiele gespreksafgifte, is er geen afbouwperiode voor vaste gespreksafgifte nodig. Het is echter gerechtvaardigd om een overgangsperiode toe te kennen aan bepaalde lidstaten om de soepele overgang naar het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie te waarborgen en onnodige vertraging bij de toepassing ervan te vermijden.
(25) Op basis van de huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte in bepaalde lidstaten en de hoogte van het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie dat in deze verordening is vastgesteld, is het gerechtvaardigd om bepaalde lidstaten een overgangsperiode toe te kennen. De overgangsperiode begint op de toepassingsdatum van deze verordening en eindigt op 31 december 2021. Tijdens de overgangsperiode kunnen in de desbetreffende lidstaten specifieke tarieven gelden die afwijken van het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie.
(26) In die lidstaten waarin de huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte aanzienlijk hoger zijn dan het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie, is het gerechtvaardigd een overgangsperiode toe te kennen voor de geleidelijke aanpassing van die tarieven. In alle lidstaten, met uitzondering van twee lidstaten waarin de huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte meer dan 0,000875 EUR bedragen (het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie plus 25 %), moet het maximumtarief voor vaste gespreksafgifte in 2021 gelijk zijn aan het huidige tarief min 20 %. In Polen en Finland, die de beginselen uit Aanbeveling van de Commissie 2009/396/EG20 tot nu toe niet hebben opgevolgd en op dit moment zeer hoge tarieven voor vaste gespreksafgifte hebben, zou een verlaging van 20 % een te kleine stap in de richting van het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie zijn. Derhalve moet hun tarief voor de overgangsperiode het tarief van de lidstaat met het hoogste tarief tijdens die periode zijn, met uitzondering van die twee lidstaten. Voor de resterende lidstaten, waarin de huidige tarieven voor vaste gespreksafgifte onder het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie liggen of waar een verlaging van 20 % hen op of onder het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie zou brengen, moet geen overgangsperiode worden vastgesteld.
(27) Het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie is in overeenstemming met artikel 75, lid 1, van Xxxxxxxxx (EU) 2018/1972 geraadpleegd en heeft op 15 oktober 2020 een advies uitgebracht,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Met deze verordening worden een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie vastgesteld die aanbieders van gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau in rekening moeten brengen voor mobiele en vaste gespreksafgifte.
20 Aanbeveling 2009/396/EG van de Commissie van 7 mei 2009 inzake de regelgeving voor afgiftetarieven van vaste en mobiele telefonie in de EU (PB L 124 van 20.5.2009, blz. 67).
2. Deze verordening laat de bevoegdheden van nationale regelgevende instanties op grond van artikel 64, lid 3, en de artikelen 67 en 68 van Richtlijn (EU) 2018/1972 onverlet.
3. De artikelen 4 en 5 zijn van toepassing op gesprekken die afkomstig zijn van en worden afgegeven aan Unie-nummers.
4. De artikelen 4 en 5 zijn ook van toepassing op gesprekken die afkomstig zijn van nummers uit derde landen en worden afgegeven aan Unie-nummers indien aan een van de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:
(a) indien een aanbieder van gespreksafgiftediensten in een derde land tarieven voor mobiele of vaste gespreksafgifte hanteert voor gesprekken die afkomstig zijn van Unie-nummers die gelijk zijn aan of lager zijn dan de maximumtarieven voor gespreksafgifte die in de artikelen 4 of 5 voor elk jaar en voor elke lidstaat zijn vastgesteld voor respectievelijk mobiele of vaste gespreksafgifte, op basis van de tarieven die worden toegepast of aangeboden door aanbieders van gespreksafgiftediensten in derde landen aan aanbieders van gespreksafgiftediensten in de Unie; of
(b) indien:
(a) de Commissie op basis van door een derde land verstrekte informatie vaststelt dat de tarieven voor gespreksafgifte voor gesprekken die afkomstig zijn van Unie-nummers en worden afgegeven aan nummers in dat derde land worden gereguleerd in overeenstemming met beginselen die gelijkwaardig zijn aan die uit artikel 75 van Richtlijn (EU) 2018/1972 en bijlage III daarbij; en
(b) dat derde land is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
5. De kosten in de artikelen 4 en 5 zijn kosten per minuut (zonder btw) die per seconde in rekening worden gebracht.
Artikel 2
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(a) “mobiele gespreksafgiftedienst”: de dienst op wholesaleniveau die nodig is om gesprekken af te geven aan mobiele nummers die openbaar toegewezen nummervoorraden zijn, namelijk nummers uit nationale nummerplannen, verstrekt door exploitanten die zeggenschap over de gespreksafgifte hebben en de afgiftetarieven voor gesprekken aan dergelijke nummers kunnen vaststellen, waarbij sprake is van interconnectie met ten minste één netwerk, ongeacht de gebruikte technologie, met inbegrip van interconnectiepoorten;
(b) “vaste gespreksafgiftedienst”: de dienst op wholesaleniveau die nodig is om gesprekken af te geven aan geografische en niet-geografische nummers die worden gebruikt voor vaste nomadische diensten en voor toegang tot hulpdiensten, die openbaar toegewezen nummervoorraden zijn, namelijk nummers uit nationale nummerplannen, verstrekt door exploitanten die zeggenschap over de gespreksafgifte hebben en de afgiftetarieven voor gesprekken aan dergelijke nummers kunnen vaststellen, waarbij sprake is van interconnectie met ten minste één netwerk, ongeacht de gebruikte technologie, met inbegrip van interconnectiepoorten;
(c) “Unie-nummer”: een nummer uit nationale nummerplannen dat overeenkomt met E.164-landcodes voor geografische gebieden die bij het grondgebied van de Unie horen.
Artikel 3
1. Aanbieders van mobiele of vaste gespreksafgiftediensten brengen geen tarief in rekening dat hoger is dan het desbetreffende maximumtarief voor het afgeven van een gesprek aan een eindgebruiker op zijn netwerk zoals is vastgesteld in de artikelen 4 en 5.
2. Indien de tarieven voor gespreksafgifte op dit moment in een andere valuta dan de euro zijn vastgesteld, worden de maximumtarieven voor mobiele en vaste gespreksafgifte op grond van artikel 4, leden 1, 2, 4 en 5, en artikel 5, lid 1, omgerekend naar de nationale valuta door het gemiddelde van de referentiewisselkoersen die de Europese Centrale Bank op 1 januari, 1 februari en 1 maart 2021 heeft gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie toe te passen.
3. De maximumtarieven voor mobiele en vaste gespreksafgifte die zijn weergegeven in een andere valuta dan de euro worden jaarlijks op 1 januari herzien en bijgewerkt door het meest recente gemiddelde van de referentiewisselkoersen die de Europese Centrale Bank op 1 september, 1 oktober en 1 november heeft gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie te gebruiken.
Artikel 4
1. Het enkele maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie bedraagt 0,002 EUR per minuut.
2. In afwijking van lid 1 mogen aanbieders van mobiele gespreksafgiftediensten de volgende maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte hanteren:
(a) van [eerste dag van de derde maand na de inwerkingtreding] tot en met 31 december 2021 in de lidstaten die niet worden vermeld in lid 3: 0,007 EUR per minuut;
(b) van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 in de lidstaten die niet worden vermeld in lid 4: 0,0055 EUR per minuut;
(c) van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 in de lidstaten die niet worden vermeld in lid 5: 0,004 EUR per minuut.
3. In afwijking van lid 1 mogen aanbieders van mobiele gespreksafgiftediensten van [eerste dag van de derde maand na de inwerkingtreding] tot en met 31 december 2021 de volgende maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte hanteren in de volgende lidstaten:
(a) 0,045 HRK per minuut in Kroatië;
(b) 0,0020 EUR per minuut in Cyprus;
(c) 0,0385 DKK per minuut in Denemarken;
(d) 0,00622 EUR per minuut in Griekenland;
(e) 1,71 HUF per minuut in Hongarije;
(f) 0,0043 EUR per minuut in Ierland;
(g) 0,0067 EUR per minuut in Italië;
(h) 0,004045 EUR per minuut in Malta;
(i) 0,00581 EUR per minuut in Nederland;
(j) 0,0036 EUR per minuut in Portugal;
(k) 0,0064 EUR per minuut in Spanje;
(l) 0,0216 SEK per minuut in Zweden.
4. In afwijking van lid 1 mogen aanbieders van mobiele gespreksafgiftediensten van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 de volgende maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte hanteren in de volgende lidstaten:
(a) 0,0020 EUR per minuut in Cyprus;
(b) 0,0052 EUR per minuut in Denemarken;
(c) 0,0047 EUR per minuut in Hongarije;
(d) 0,0043 EUR per minuut in Ierland;
(e) 0,0040 EUR per minuut in Malta;
(f) 0,0036 EUR per minuut in Portugal;
(g) 0,0021 EUR per minuut in Zweden.
5. In afwijking van lid 1 mogen aanbieders van mobiele gespreksafgiftediensten van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 de volgende maximumtarieven voor mobiele gespreksafgifte hanteren in de volgende lidstaten:
(a) 0,0020 EUR per minuut in Cyprus;
(b) 0,0036 EUR per minuut in Portugal;
(c) 0,0021 EUR per minuut in Zweden.
Artikel 5
1. Het enkele maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie bedraagt 0,0007 EUR per minuut.
2. In afwijking van lid 1 mogen aanbieders van vaste gespreksafgiftediensten van [eerste dag van de derde maand na de inwerkingtreding] tot en met 31 december 2021 de volgende maximumtarieven voor vaste gespreksafgifte hanteren in de volgende lidstaten:
(a) 0,00089 EUR per minuut in Oostenrijk;
(b) 0,00093 EUR per minuut in België;
(c) 0,0057 HRK per minuut in Kroatië;
(d) 0,0264 CZK per minuut in Tsjechië;
(e) 0,00111 EUR per minuut in Finland;
(f) 0,00076 EUR per minuut in Letland;
(g) 0,00072 EUR per minuut in Litouwen;
(h) 0,00110 EUR per minuut in Luxemburg;
(i) 0,00111 EUR per minuut in Nederland;
(j) 0,0164 PLN per minuut in Polen;
(k) 0,00078 EUR per minuut in Roemenië;
(l) 0,00078 EUR per minuut in Slowakije.
Artikel 6
1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Zij is van toepassing met ingang van [eerste dag van de derde maand na de inwerkingtreding].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18.12.2020
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxxxx XXX XXX XXXXX