Inhoudsopgave
Pensioenreglement 2014 |
Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group |
(Versie 10.0 per 13 april 2021) |
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1
2 De pensioenaanspraken van de deelnemers 8
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers 8
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de normpensioendatum 9
Artikel 5 Arbeidsongeschiktheidspensioen 9
Artikel 6 Wijziging arbeidsongeschiktheid 12
Artikel 8 Facultatief partnerpensioen 13
3 Pensioenrechten bij scheiding 18
Artikel 10 Bijzonder partnerpensioen 18
Artikel 11 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding 19
4 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers 22
Artikel 12 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers 22
5 Eerder of later met pensioen 24
Artikel 13 Eerder met pensioen 24
Artikel 14 Deeltijdpensioen 25
6 Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap 26
Artikel 15 Beëindiging van het deelnemerschap 26
7 Omzetting partnerpensioen in ouderdomspensioen en omgekeerd 28
Artikel 16 Wijziging in de verhouding tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen 28
8 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderschapsverlof en non-activiteit 30
Artikel 17 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 30
Artikel 18 Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid 31
Artikel 19 Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof 32
Artikel 21 Waarde-overdracht 34
10 Aanpassing van de pensioenen 36
11 Premiebijdragen van deelnemers 37
12 Variatie in de hoogte van het pensioen 34
Artikel 24 Variatie in de hoogte van het pensioen 38
13 Uitbetaling van pensioenen 40
Artikel 25 Uitbetaling van pensioenen 40
Artikel 26 Kleine pensioenen 40
14 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het fonds 42
Artikel 27 Verplichtingen van de deelnemers 42
Artikel 28 Verstrekken van informatie door het Fonds 43
15 Beslag, overdracht, inpandgeving 45
Artikel 29 Beslag, overdracht, inpandgeving 45
Artikel 30 Bijzondere gevallen 46
Artikel 33 Datum inwerkingtreding
Overgangsregeling 1 voor degenen die op 31 december 2013
pensioenaanspraken of pensioenrechten hadden op grond van het per die datum geldende pensioenreglement en voor wie per 1 januari 2014 dit Pensioenreglement 2014 van kracht is geworden en/of voor wie per 1 januari 2018 omzetting naar normpensioenleeftijd 68 jaar heeft plaatsgevonden.
Overgangsregeling 2 voorwaardelijk extra ouderdomspensioen voor
deelnemers die op 31 december 2005 in dienst waren van BSG en voor wie per 1 januari 2006 Pensioenreglement 2006 van kracht is geworden en vanaf 1 januari 2014 Pensioenreglement 2014 van kracht is geworden
Overgangsregeling 3 gepensioneerden en gewezen deelnemers uit
pensioenreglement 2002 vallen vanaf 1 januari 2014
onder pensioenreglement 2014
Bijlage 1 Flexibiliseringsfactoren van toepassing op pensioeningangen vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019
Bijlage 2 Flexibiliseringsfactoren van toepassing op pensioeningangen vanaf 1 januari 2020
Bijlage 3 Vervallen
Bijlage 4 Sekseneutrale afkoopfactoren
Bijlage 5 Versiebeheer
Bijlage 6 Variabelen en verwachte AOW-leeftijd
1 Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
AOW-gerechtigde leeftijd:
De pensioengerechtigde leeftijd op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Arbeidsongeschikte:
Degene die arbeidsongeschikt is in de zin van paragraaf 1.2 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Stb. 2005, 572, hierna: WIA) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
Arbeidsongeschiktheidsgrondslag:
De bruto pensioengrondslag geldend op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend
met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij de vaststelling van 1
de bruto pensioengrondslag wordt de maximering zoals genoemd bij de begripsomschrijving van bruto pensioengrondslag niet toegepast.
AOW-pensioen:
Het pensioenbedrag voor de gehuwde pensioengerechtigde, van wie de echtgenoot de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet (AOW).
AVR
De arbeidsvoorwaardenregeling voor het personeel in dienst van BSG.
Bestuur:
Het bestuur van het Fonds.
Bruto pensioengrondslag:
12 x het vaste maandsalaris van de deelnemer, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur, vermeerderd met de vakantietoeslag (8%), de in de AVR omschreven eindejaarsuitkering en de in de AVR omschreven deelnemersbijdragecompensatieregeling en pensioenpremietoeslag,
een en ander verhoogd met de door BSG opgegeven toeslagen. De bruto pensioengrondslag waarover pensioen kan worden opgebouwd bedraagt per 1 januari 2015 maximaal € 100.000,-. Dit bedrag wordt met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag (zie bijlage 6). Bij aanvang van de deelneming na 1 januari geldt voor het betreffende jaar als grondslag 12 maal het op het tijdstip van aanvang van de deelneming geldende vaste maandsalaris, uitgaande van de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur, verminderd met de eventuele component die daarin begrepen moet worden geacht voor na 1 januari doorgevoerde algemene salarisverhogingen en vermeerderd met de vakantietoeslag (8%), de in de AVR omschreven eindejaarsuitkering, de in de AVR omschreven deelnemersbijdragecompensatieregeling en pensioenpremietoeslag en eventuele toeslagen als door BSG opgegeven. Deze grondslag bedraagt per 1 januari 2015 maximaal € 100.000,-. Dit bedrag wordt met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag (zie bijlage 6). Deze gemaximeerde grondslag wordt vervolgens gecorrigeerd met de factor:
1/(1 + de na 1 januari van het betreffende jaar doorgevoerde procentuele algemene loonsverhoging volgens de AVR).
2
BSG:
Blue Sky Group B.V.
Bijdragefranchise:
Per 1 januari 2015 bedraagt de bijdragefranchise € 19.068,-.
Per 1 januari van volgende jaren wordt de bijdragefranchise afgeleid van die van het voorgaande jaar door die aan te passen aan de sinds de laatste wijziging opgetreden algemene salarisaanpassing(en) volgens de AVR (zie bijlage 6).
Bijdragegrondslag:
12 x het vaste maandsalaris van de deelnemer, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur, vermeerderd met de vakantietoeslag (8%) en met eventuele door BSG opgegeven toeslagen. Deze uitkomst bedraagt per 1 januari 2015 maximaal € 100.000,-. Het bedrag van € 100.000,- wordt met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag (zie bijlage 6). Dit maximumbedrag wordt vermenigvuldigd met de factor 12,96/13,96 (zie bijlage 6).
De (gemaximeerde) uitkomst wordt vervolgens verminderd met de bijdragefranchise per 1 januari van dat jaar.
Deelnemer:
Deelnemer aan het Fonds is:
> de persoon met een onder de AVR vallend dienstverband, alsmede
> de persoon met een individuele arbeidsovereenkomst met BSG, waarin is overeengekomen dat deze persoon als deelnemer aan het Fonds wordt toegelaten
Deelnemersjaar:
Elke periode van een jaar of een gedeelte van een jaar waarin aan deze pensioenregeling is deelgenomen. Het aantal deelnemersjaren wordt in jaren en maanden vastgesteld, waarbij 16 dagen of meer voor een maand worden gerekend en 15 dagen of minder worden verwaarloosd.
Deeltijdwerknemer:
Deelnemer met een kortere dan de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur.
Deeltijdpensioenpercentage: 3
Het percentage van het op de deeltijdpensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen
dat gedeeltelijk ingaat.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum van wijziging.
Drempelbedrag:
Per 1 januari 2015 bedraagt het drempelbedrag bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen € 50.681,-.
Vervolgens wordt dit drempelbedrag in de daaropvolgende jaren afgeleid van dat van de voorgaande periode door dit telkenmale aan te passen aan de sinds de laatste wijziging opgetreden aanpassing van het maximum premieloon bedoeld in artikel 17 en artikel 18 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (zie bijlage 6).
Fonds:
De Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group.
Franchise:
Per 1 januari 2015 wordt de franchise vastgesteld op het niveau van de fiscaal wettelijke (minimale) franchise van € 12.642,-.
Per 1 januari van volgende jaren volgt de franchise de ontwikkeling van de fiscaal wettelijke (minimale) franchise (zie bijlage 6).
Gewezen deelnemer:
De persoon van wie de deelname aan het Fonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op uitgesteld pensioen tegenover het Fonds heeft verkregen en behouden.
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit reglement een ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, (bijzonder) partnerpensioen of wezenpensioen van het Fonds ontvangt.
Ingangsdatum van het deeltijdpensioen:
De datum, als gekozen volgens artikel 14, waarop het pensioen gedeeltelijk ingaat.
4
Kind:
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
a. het kind tot wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat;
b. het door BSG erkende kind van de partner, mits:
- het kind minderjarig is op het moment van erkenning;
- de erkende partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
- het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
- de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt;
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur vereist is, indien de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren.
c. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (o.a. pleegkinderen).
mits de hoedanigheid van kind in de zin van dit reglement tijdens het deelnemerschap bestaat.
Netto pensioengrondslag:
De bruto pensioengrondslag van enig jaar verminderd met de franchise per 1 januari van dat jaar.
Normpensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de 68-ste verjaardag van de deelnemer valt.
Partner:
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan (Staatsblad 1997, 324);
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde een door BSG erkend samenlevingsverband
heeft. 5
mits de hoedanigheid van partner in de zin van dit reglement tijdens het
deelnemerschap bestaat. Voor de toepassing van dit reglement kan een ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op enig tijdstip slechts één partner hebben.
Partnerpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Prijsindexcijfer:
De door het CBS vastgestelde afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens (niveau basisjaar: 2015).
Indien dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.
Scheiding:
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Statuten:
De statuten van het Fonds.
Vervroegde pensioendatum:
Op zijn vroegst de eerste dag van de maand waarin de 60-ste verjaardag van de deelnemer valt, een en ander naar keuze van de deelnemer.
Verwachte AOW-gerechtigde leeftijd:
De verwachte AOW-gerechtigde leeftijd zoals deze is opgenomen in bijlage 6 van dit reglement.
Werknemersvertegenwoordiging:
De ondernemingsraad van BSG, zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.
6
WIA-uitkering:
De uitkering krachtens hoofdstuk 6 van de WIA.
Artikel 2 Deelnemerschap
Aanvang deelnemerschap
1. Het deelnemerschap vangt aan:
> op de datum waarop het op basis van de AVR afgesloten arbeidscontract is ingegaan, respectievelijk
> op de datum waarop de individuele arbeidsovereenkomst met BSG, waarin is overeengekomen dat de betrokken persoon als deelnemer aan het Fonds wordt toegelaten, is ingegaan.
Einde deelnemerschap
2. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met BSG, maar in ieder geval op de 1e dag van de maand waarin de 68-ste verjaardag valt.
Voortzetting deelnemerschap
3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband zolang de persoon:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid; 7
b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door BSG met de werknemersvertegenwoordiging overeengekomen regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden;
c. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door het Bestuur op verzoek van BSG genomen beslissing over een vrijwillige voortzetting van het deelnemerschap.
Dit artikellid geldt indien en voor zover er geen strijd is met de Pensioenwet en artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
Informatie
4. Het Fonds, namens de werkgever, informeert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelname over de inhoud van de pensioenregeling.
2 De pensioenaanspraken van de deelnemers
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers
Karakter pensioenregeling
1. De pensioenregeling die is vastgelegd in dit reglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
Pensioensoorten
2. Overeenkomstig de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
a. ouderdomspensioen (artikel 4 van dit reglement)
b. arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 5 en 6 van dit reglement)
c. partnerpensioen (artikel 7 van dit reglement)
x. xxxxxxxxxxxxx (artikel 9 van dit reglement)
Facultatief partnerpensioen
3. Recht op partnerpensioen over de toekomstige diensttijd heeft de nagelaten 8
partner van de deelnemer tenzij de deelnemer en partner gezamenlijk schriftelijk aan het Fonds te kennen hebben gegeven dat zij dit partnerpensioen met betrekking tot de toekomstige diensttijd niet wensen te verzekeren (facultatief partnerpensioen in artikel 8 van dit reglement).
Deeltijd werken
4. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage (artikel 12 van dit reglement).
Flexibiliseringsmogelijkheden
5. De deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 68-ste verjaardag valt (artikel 13 van dit reglement).
6. De deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om met deeltijdpensioen te gaan (artikel 14 van dit reglement).
7. Op de (vervroegde) pensioendatum of op de deeltijdpensioendatum heeft de deelnemer eenmalig de mogelijkheid om de verhouding tussen het partnerpensioen en het ouderdomspensioen te wijzigen (artikel 16 van dit reglement).
8. Op de (vervroegde) pensioendatum heeft de gewezen deelnemer de mogelijkheid om de verhouding tussen het partnerpensioen en het ouderdomspensioen te wijzigen (artikel 15 van dit reglement).
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de normpensioendatum
Ingang en einde
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de normpensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
Hoogte opbouw per jaar
2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2015 voor
elk deelnemersjaar 1,875% van de in het betreffende jaar geldende netto 9
pensioengrondslag.
Verrekening
3. Indien en zolang een gerechtigde op een ouderdomspensioen in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WIA of enig andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met BSG, wordt deze met het ouderdomspensioen verrekend.
Artikel 5 Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer die arbeidsongeschikt is geworden in de zin van artikel 1 van dit reglement.
Hoogte
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid:
> 11% van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag, voor zover deze lager is dan het drempelbedrag, geldend op 1 januari voorafgaand aan of
samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en
> 70% van het deel van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag, dat uitgaat boven bedoeld drempelbedrag.
Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
3. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen
een percentage van het verzekerde bedrag bedoeld in lid 2 bij volledige arbeidsongeschiktheid.
Arbeidsongeschiktheid van: | Arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA: |
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
25-35% | 0 |
15-25% | 0 |
0-15% | 0 |
De percentages bij arbeidsongeschiktheid volgens de WIA zijn:
10
Arbeidsongeschiktheid kleiner dan 35 %
4. In afwijking van het vorige lid, ontstaat een recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bij een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van 15 tot 35% krachtens de WIA nadat de bedrijfsarts van BSG de arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt in dat geval 10% van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag. BSG is bevoegd om eens in de twee jaar een keuring te laten plaatsvinden door de bedrijfsarts van degene die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt als gevolg van een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% krachtens de WIA.
Ingang en einde
5. Het (gedeeltelijk) arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop een aan de deelnemer ter zake van dezelfde arbeidsongeschiktheid toegekende uitkering ingevolge de WIA is ingegaan dan wel de loondoorbetalingsverplichting krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of de uitkering op grond van artikel 25 van de Ziektewet is geëindigd. Het wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden. Na beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen anders dan door overlijden of revalidatie gaat aansluitend het ouderdomspensioen in.
Uitsluitingen arbeidsongeschiktheidspensioen
6. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering ontvangt, heeft deze geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en voortgezette pensioenopbouw bij
arbeidsongeschiktheid krachtens dit reglement, indien dit recht ontstaat op grond 11
van dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek waardoor hij reeds een
arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering ontvangt.
Hetzelfde is van toepassing indien de deelnemer tijdens de periode van twee jaar die aan de aanvang van het deelnemerschap voorafging, een dergelijke uitkering heeft ontvangen. Deze uitsluiting van het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid krachtens dit reglement, is van toepassing, tenzij en voor zover dit bij arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk anders is vastgelegd.
7. Onverminderd lid 4, bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen indien en voor zover de arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de WIA niet wordt uitgekeerd.
Artikel 6 Wijziging arbeidsongeschiktheid
Geneeskundig onderzoek
1. Degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen, is verplicht op verzoek van het Bestuur mee te werken aan een geneeskundig onderzoek door een door het Bestuur aan te wijzen geneeskundige. Indien betrokkene deze medewerking niet binnen een door het Bestuur te bepalen termijn verleent, kan het Bestuur de uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeiende rechten en aanspraken vervallen verklaren.
Wijziging uitkeringspercentage
2. Indien het uitkeringspercentage van de WIA-uitkering wijzigt, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen aangepast conform artikel 5, lid 3 dan wel 4 indien die wijziging het gevolg is van:
> een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid, dan wel het niet of niet geheel tot uitkering komen van de WIA-uitkering op basis van artikel 52 van de WIA en de daarop gebaseerde regelgeving;
> een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid waarbij voor de deelnemer
waarvan de arbeidsovereenkomst met BSG is beëindigd, de voorwaarde 12
geldt, dat deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WIA-uitkering werd toegekend en na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
Artikel 7 Partnerpensioen
Gerechtigden
1. Recht op partnerpensioen heeft de nagelaten partner met wie de deelnemer respectievelijk de gepensioneerde tijdens het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door BSG erkend samenlevingsverband had.
Ingang en einde
2. Het partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen. In het geval dat de overledene recht had op ouderdomspensioen gaat het partnerpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden.
Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
Hoogte 13
3. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de deelnemer opgebouwde dan wel ingegane ouderdomspensioen, waarbij de verhoging van het ouderdomspensioen als gevolg van omzetting naar een hogere normpensioendatum buiten beschouwing blijft
Bijzonder partnerpensioen in mindering
4. Indien er krachtens artikel 10 van dit reglement aanspraken jegens het Fonds bestaan op een bijzonder partnerpensioen, zullen deze in mindering gebracht worden op het partnerpensioen dat is berekend volgens dit reglement.
Artikel 8 Facultatief partnerpensioen
Gerechtigden
1. Recht op partnerpensioen over de toekomstige diensttijd heeft de nagelaten partner met wie de deelnemer tijdens het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door BSG erkend samenlevingsverband had, tenzij de deelnemer en partner gezamenlijk aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben gegeven dat zij dit
facultatieve partnerpensioen met betrekking tot de toekomstige diensttijd niet (langer) wensen te verzekeren.
Uitsluiting
2. Geen recht op facultatief partnerpensioen bestaat indien de deelnemer overlijdt binnen een jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van het geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door BSG, tenzij het voor het Bestuur aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk of het aangaan van het geregistreerd partnerschap dan wel de erkenning van het samenlevingsverband door de BSG.
3. De in het vorige lid genoemde termijn van een jaar gaat voor de deelnemer, die samen met de partner de overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gedane afstandsverklaring wil intrekken, in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de eerder gemaakte keuze aan het Fonds - op een door het Fonds ter
beschikking gesteld formulier - is gedaan. 14
Hoogte
4. Het facultatieve partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer vanaf de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de eerste dag van de maand waarin de verwachte AOW-gerechtigde leeftijd zou worden bereikt, gemaximeerd op de eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd zou worden bereikt.
Ingang en einde
5. Het facultatieve partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het facultatieve partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
Toeslag
6. Indien er na het overlijden van de deelnemer die krachtens dit artikel voor het facultatieve partnerpensioen was verzekerd, geen recht op wezenpensioen bestaat respectievelijk het recht daarop afloopt, wordt op het facultatieve partnerpensioen een toeslag verleend.
De toeslag bedraagt jaarlijks 10% van de som van het partnerpensioen en het facultatieve partnerpensioen, met dien verstande dat deze toeslag maximaal 50% van de franchise bedraagt.
De toeslag wordt uitgekeerd tot aan de eerste dag van de maand waarin de nagelaten partner de verwachte AOW-gerechtigde leeftijd (maximaal 68 jaar) bereikt respectievelijk tot en met de maand van overlijden van de nagelaten partner.
15
7. Indien er na het overlijden van de gepensioneerde die direct aansluitend aan het deelnemerschap een ouderdomspensioen genoot en die krachtens dit artikel gedurende de in aanmerking komende deelnemersjaren voor het facultatieve partnerpensioen ten behoeve van de nagelaten partner was verzekerd, geen recht op wezenpensioen bestaat respectievelijk het recht daarop afloopt, wordt op het partnerpensioen een toeslag verleend.
De toeslag bedraagt jaarlijks 10% van het partnerpensioen met een maximum van 50% van de franchise, met dien verstande dat bij de vaststelling van deze toeslag de hoogte van het partnerpensioen in aanmerking wordt genomen voordat de verhouding tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen op grond van artikel 16 van dit reglement (eventueel) is gewijzigd.
De toeslag wordt uitgekeerd tot aan de eerste dag van de maand waarin de nagelaten partner de verwachte AOW-gerechtigde leeftijd (maximaal 68 jaar) bereikt respectievelijk tot en met de maand van overlijden van de nagelaten partner.
Vervallen aanspraken
8. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering, komen de aanspraken op het facultatieve partnerpensioen krachtens dit artikel te vervallen.
Artikel 9 Wezenpensioen
Gerechtigden
1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de deelnemer respectievelijk de gepensioneerde.
Ook de kinderen van de nagelaten erkende partner hebben recht op wezenpensioen, mits:
> het kind minderjarig was op het moment van erkenning;
> de erkende partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
> het kind tot de gezamenlijke huishouding behoorde van deelnemer en partner;
> de deelnemer het kind als eigen kind verzorgde en opvoedde.
Uitsluitingen
2. Geen recht op wezenpensioen hebben kinderen die zijn geboren uit een na de AOW-gerechtigde leeftijd van de gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel erkend
samenlevingsverband, of na bedoelde AOW-gerechtigde leeftijd zijn gewettigd of 16
geadopteerd. Eveneens geen recht op wezenpensioen hebben de kinderen van de nagelaten erkende partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband is aangegaan na de AOW-gerechtigde leeftijd van de gepensioneerde.
Hoogte
3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 14% van het ouderdomspensioen als omschreven in artikel 4 van dit reglement.
Indien de deelnemer vóór het bereiken van de normpensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de verwachte AOW-gerechtigde leeftijd zou hebben bereikt.
Begrenzing aanspraak
4. Indien er tevens recht bestaat op (facultatief) partnerpensioen, kan het gezamenlijke bedrag van wezenpensioen, (facultatief) partnerpensioen en het maximale wettelijke partnerpensioen niet hoger zijn dan 100% van de bruto pensioengrondslag.
Onder het maximale wettelijke partnerpensioen wordt het wettelijke partnerpensioen verstaan dat een nabestaande met kinderen onder de 18 jaar maximaal zou kunnen verkrijgen.
Alsdan worden de wezenpensioenen gekort en wel voor ieder kind met een gelijk gedeelte.
Ingang en einde
5. Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen. In het geval dat de overledene recht had op ouderdomspensioen gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot aan de eerste dag van de maand volgend op de 18-de verjaardag van het kind (bij ingang van het wezenpensioen voor 1 januari 2018) dan wel de 21-ste verjaardag van het kind (bij ingang van het wezenpensioen op of na 1 januari 2018) respectievelijk tot en met de maand van
overlijden van het kind. 17
Verlenging uitkering
6. In afwijking van hetgeen in lid 5 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de 25-ste verjaardag van het kind (bij ingang van het wezenpensioen voor 1 januari 2018) dan wel de 27-ste verjaardag van het kind (bij ingang van het wezenpensioen op of na 1 januari 2018) indien en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het:
- voortgezet onderwijs; of
- beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet Studie- financiering 2000.
Pensioenrechten bij scheiding
Artikel 10 Bijzonder partnerpensioen
Gerechtigden
Ingang en einde
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de voormalige partner.
Hoogte 18
3. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de datum van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het door de BSG erkende samenlevingsverband anders dan door overlijden was geëindigd. Wanneer de echtscheiding dan wel de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het door BSG erkende samenlevingsverband plaatsvindt nadat het deelnemerschap reeds is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan de (geïndexeerde) aanspraak op partnerpensioen die bij het einde van de deelneming is verkregen.
Indexatie
4. Tijdens het deelnemerschap wordt het bijzonder partnerpensioen ieder jaar onder voorwaarden aangepast conform artikel 22, lid 2 van dit reglement.
Na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder partnerpensioen jaarlijks onder voorwaarden aangepast volgens artikel 22, lid 1 van dit reglement.
Beëindiging samenlevingsverband
5. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na schriftelijke melding daarvan aan het Fonds door BSG.
Afwijkende overeenkomst
6. Het bepaalde in lid 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde en de (voormalige) partner bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of ontbinding van het huwelijk door scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het erkende samenlevingsverband anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Verstrekken opgave
7. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende
aanspraak. De gewezen partner ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van 19
de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
Artikel 11 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding
Verevening
1. In geval van scheiding na 30 april 1995 heeft de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding (Staatsblad 1994, 342), mits een van beide echtgenoten dan wel geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Fonds.
Afwijkende overeenkomst
2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde en de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner de toepasselijkheid van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
Geen verevening bij klein bijzonder ouderdomspensioen
3. In afwijking van hetgeen in lid 1 van dit artikel is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat.
Indexatie
4. Tijdens het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen ieder jaar onder voorwaarden aangepast conform artikel 22, lid 2 van dit reglement.
Na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen 20
jaarlijks onder voorwaarden aangepast volgens artikel 22, lid 1 van dit reglement.
Conversie
5. Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap, de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in lid 1 van dit artikel bedoelde bijzonder ouderdomspensioen samen met het in artikel 10 van dit reglement bedoelde bijzonder partnerpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden en aanvullende bepalingen:
> op het pensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner;
> het recht op pensioen van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks onder voorwaarden worden aangepast volgens artikel 22, lid 1 van dit reglement;
> conversie is alleen mogelijk voor deelnemers en gewezen deelnemers en niet voor gepensioneerden;
> het Bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen.
Kosten
6. Het Bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners in rekening te brengen.
Opgave
7. Aan de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
21
3 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
Artikel 12 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers
Arbeidsduur volgens AVR
1. Voor een deeltijdwerknemer wordt de bruto pensioengrondslag vastgesteld alsof de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur zou gelden.
2. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur.
Deeltijdpercentage
3. De pensioenaanspraken van de deeltijdwerknemer worden, met uitzondering van de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen berekend door de pensioenaanspraken bij normale arbeidsduur voor de periode van deeltijdwerk te vermenigvuldigen met het in die periode geldende deeltijdpercentage.
Deeltijdpercentage en arbeidsongeschiktheid 22
4. Voor de berekening van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deeltijdwerknemer, zal bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag van de deeltijdwerknemer de bruto pensioengrondslag bij normale arbeidsduur vermenigvuldigd worden met het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage.
5. Bij de berekening van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte deeltijdwerknemer het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid zou hebben behouden.
Deeltijdpercentage en facultatief partnerpensioen
6. Bij de berekening van het facultatieve partnerpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de normpensioendatum zou hebben behouden.
Toetsing hoogte pensioenen
7. Bij de in artikel 9, lid 4 van dit reglement bedoelde toetsing van het totale bedrag van (facultatief) partnerpensioen, wezenpensioen en wettelijk pensioen, worden voor de deeltijdwerknemer de bruto pensioengrondslag en het wettelijke pensioen bij normale arbeidsduur vermenigvuldigd met het bij overlijden geldende deeltijdpercentage.
23
4 Eerder met pensioen
Artikel 13 Eerder met pensioen
Vroegste ingangsdatum
1. Naar keuze van de deelnemer kan het ouderdomspensioen op zijn vroegst ingaan op de eerste dag van de maand waarin de 60-ste verjaardag van de deelnemer valt. Als ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan alleen de eerste dag van de maand in genoemde periode worden gekozen. Het ouderdomspensioen kan pas ingaan als het dienstverband beëindigd is.
Herrekening hoogte ouderdomspensioen
2. Wanneer de deelnemer gekozen heeft om eerder met pensioen te gaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 68-ste verjaardag valt, zal het op grond van de artikelen 4 en 12 van dit reglement berekende ouderdomspensioen worden vervroegd onder gelijktijdige verlaging van dit ouderdomspensioen. Het van het ouderdomspensioen afgeleide partnerpensioen blijft hierbij ongewijzigd.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met
gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die 24
ervoor. De factoren staan in Bijlage 1 of 2 van dit reglement.
3. De in lid 1 van dit artikel genoemde keuze dient tenminste zes maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum door BSG aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
Vervroeging en arbeidsongeschiktheid
4. a. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met BSG, en die op de eerste ziektedag nog niet had gekozen voor een vervroegde pensioendatum, op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt met pensioen.
.
b. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WIA of enige andere
wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met BSG, en die op de eerste ziektedag reeds gekozen had voor een vervroegde pensioendatum, op de reeds gekozen vervroegde pensioendatum met pensioen. De in dit lid bedoelde loondoorbetaling respectievelijk uitkering wordt met het Fondspensioen verrekend.
Artikel 14 Deeltijdpensioen
Ingangsdatum
1. Naar keuze van de deelnemer kan het ouderdomspensioen gedeeltelijk ingaan. Het deeltijdpensioenpercentage en het deeltijdpercentage voor het gedeelte dat de deelnemer bij BSG in dienst blijft, mogen samen niet meer dan 100% bedragen van de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur.
Het deeltijdpensioen kan op zijn vroegst ingaan op de eerste dag van de maand, waarin de 60-ste verjaardag van de deelnemer valt en uiterlijk op de eerste dag
van de maand voorafgaand aan de maand waarin de 68-ste verjaardag van de 25
deelnemer valt. Als ingangsdatum kan alleen de eerste dag van de maand worden gekozen. Voor het gedeelte dat de deelnemer bij BSG in dienst blijft wordt de opbouw van het pensioen voortgezet. Een eenmaal gekozen deeltijdpensioenpercentage geldt tot de datum van volledige pensioeningang en kan niet tussentijds gewijzigd worden.
Hoogte deeltijdpensioen
2. Het deeltijdpensioen wordt berekend door het volgens de artikelen 4, 12, en 13 berekende pensioen te vermenigvuldigen met het deeltijdpensioenpercentage. Een verlaging zoals bepaald in artikel 13 lid 2 van dit reglement, blijft na de volledige pensioeningang voor het reeds genoten pensioen gehandhaafd.
3. De keuze, bedoeld in lid 1 dient tenminste zes maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum door BSG aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
5 Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap
Artikel 15 Beëindiging van het deelnemerschap
Premievrije aanspraken. Risicoverzekeringen vervallen
1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen en ten behoeve van de partner en kinderen die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap daarop aanspraak hadden, een aanspraak op een premievrij partnerpensioen en een premievrij wezenpensioen. De gewezen deelnemer die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap geen partner in de zin van dit reglement heeft, behoudt een aanspraak op een premievrij fictief partnerpensioen. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen en facultatief partnerpensioen komen te vervallen.
Hoogte aanspraken 26
2. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in de artikelen 4 en 12 van dit reglement.
3. Het premievrije partnerpensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde partnerpensioen als bedoeld in de artikelen 7 en 12 van dit reglement. Voor de gewezen deelnemer die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap geen partner in de zin van dit reglement heeft, wordt het premievrije fictieve partnerpensioen op overeenkomstige wijze vastgesteld.
4. Het premievrije wezenpensioen is voor elk gerechtigd kind gelijk aan 14% van het in lid 2 van dit artikel omschreven premievrije ouderdomspensioen.
5. Premievrije aanspraken op ouderdomspensioen die niet meer dan € 2,- per jaar bedragen, alsmede de van dit ouderdomspensioen afgeleide aanspraken op partner- en wezenpensioen, komen per de beëindiging van het deelnemerschap te vervallen ten gunste van het fonds.
Verhouding ouderdoms- en partnerpensioen
6. a. Op de datum dat een ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk (vervroegd) ingaat, heeft de gewezen deelnemer eenmalig de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het partnerpensioen en het ouderdomspensioen te wijzigen. Op deze keuzemogelijkheid zijn de bepalingen van artikel 16, met uitzondering van lid 4, van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
b. De in onderdeel a van dit lid genoemde keuze dient binnen twee maanden voorafgaand aan de pensioendatum, - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de gewezen deelnemer als de partner.
c. Op de pensioendatum wordt voor de gewezen deelnemer die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap geen partner in de zin van dit reglement heeft, het premievrije fictieve partnerpensioen omgezet in extra ouderdomspensioen. Op deze omzetting zijn de bepalingen van artikel 16 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
27
Opgave
7. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
Vervroeging
8. a. De gewezen deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om de ingangsdatum van een nog niet ingegaan premievrij ouderdomspensioen te vervroegen onder gelijktijdige verlaging van dit premievrije ouderdomspensioen. Het van het ouderdomspensioen afgeleide partnerpensioen blijft hierbij ongewijzigd.
Het vervroegde premievrije ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 60-ste verjaardag van de gewezen deelnemer valt. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor. De factoren staan in Bijlage 1 of 2 van dit reglement.
b. De in dit lid genoemde keuze dient tenminste twee maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum door de gewezen deelnemer aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
6 Omzetting partnerpensioen in ouderdomspensioen en omgekeerd
Artikel 16 Wijziging in de verhouding tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen
1. Op de (vervroegde) pensioendatum of de deeltijdpensioendatum heeft de deelnemer eenmalig de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het partnerpensioen en het ouderdomspensioen te wijzigen. De hoogte van het volgens artikel 7 van dit reglement vastgestelde partnerpensioen enerzijds en de hoogte van het volgens artikel 4 van dit reglement vastgestelde ouderdomspensioen anderzijds kunnen op de (vervroegde) pensioendatum of de deeltijdpensioendatum gewijzigd worden in één van de hierna omschreven verhoudingen:
a) partnerpensioen : ouderdomspensioen = 100 : 100;
b) partnerpensioen : ouderdomspensioen = 70 : 100;
c) partnerpensioen : ouderdomspensioen = 50 : 100;
d) partnerpensioen : ouderdomspensioen = 0 : 100. 28
De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsonafhankelijke sekseneutrale factoren (zie bijlage 1 of 2).
De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
Deelnemer zonder reglementaire partner
2. In afwijking van hetgeen in lid 1 van dit artikel is bepaald, zal het ouderdomspensioen van de deelnemer die op de (vervroegde) pensioendatum of de deeltijdpensioendatum geen partner heeft, op de (vervroegde) pensioendatum of de deeltijdpensioendatum vermenigvuldigd worden met de voor variant d van de in lid 1 van dit artikel geldende factor (zie bijlage 2).
Andere regels na scheiding enz.
3. Indien er in verband met scheiding of beëindiging van het geregistreerde partnerschap dan wel van het door BSG erkende samenlevingsverband aanspraken jegens het Fonds bestaan op een bijzonder ouderdomspensioen en/of bijzonder partnerpensioen respectievelijk indien er sprake is van conversie van pensioenrechten, zal hiermee bij de in eerste twee leden van dit artikel bedoelde omzetting rekening worden gehouden. Deze omzetting vindt in dat geval plaats op basis van door het Bestuur vast te stellen regels.
Opgave
4. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
Instemming partner
5. De in lid 1 van dit artikel genoemde keuze dient tenminste 2 maanden vooraf - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de
deelnemer als de partner. 29
Maximering
6. Na toepassing van een in dit artikel genoemde keuzemogelijkheid zal het partnerpensioen nooit meer bedragen dan 70% van het pensioengevende loon (Wet op de loonbelasting 1964, artikel 18d, lid 2.
7 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, ouderschapsverlof en non-activiteit
Artikel 17 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
Periode voortzetting
1. Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens dit reglement ontvangt, wordt het deelnemerschap en de opbouw van pensioenen geacht voort te duren tot de eerst dag van de maand waarin de deelnemer de verwachte AOW-gerechtigde leeftijd (maximaal 68 jaar) bereikt overeenkomstig de bepalingen van dit reglement. Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag is onverkort van kracht.
Hoogte voortzetting
2. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de
pensioenopbouw voortgezet op basis van het percentage bij 30
arbeidsongeschiktheid volgens de WIA als bedoeld in artikel 5, lid 3.
Bij een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van 15 tot 35% krachtens
de WIA wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van het percentage opgenomen in artikel 5, lid 4.
Bij wijziging van het percentage bij arbeidsongeschiktheid volgens de WIA als bedoeld in artikel 5, leden 3 en 4 zijn de bepalingen van artikel 6 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Aanpassing bruto pensioengrondslag
3. Bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt voor de berekening van de pensioenaanspraken gedurende de periode van voortzetting van het deelnemerschap de bruto pensioengrondslag aangepast aan de tijdens deze periode doorgevoerde algemene salariswijzigingen volgens de AVR.
Facultatief partnerpensioen
4. Recht op facultatief partnerpensioen krachtens artikel 8 van dit reglement heeft de nagelaten partner waarmee de arbeidsongeschikte tijdens de voortzetting van het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door BSG erkend samenlevingsverband had, onder de voorwaarde dat de arbeidsongeschikte ook op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid voor dit facultatieve partnerpensioen ten behoeve van deze partner verzekerd was.
Vrijstelling van deelnemersbijdrage
5. Xxxxxx een betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, is deze vrijgesteld van de in artikel 23, leden 2a en 2b en 2c van dit reglement genoemde deelnemersbijdragen voor het deel dat overeenkomt met de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
Alsnog afsluiten facultatief partnerpensioen
6. In afwijking van hetgeen in het vierde en vijfde lid van dit artikel is bepaald, heeft een arbeidsongeschikte die op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid
niet verzekerd was voor een facultatief partnerpensioen alsnog de mogelijkheid 31
om zich ten behoeve van de partner voor dit facultatieve partnerpensioen te
verzekeren.
In dat geval dienen de arbeidsongeschikte en de partner dit gezamenlijk aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - kenbaar te maken. Voor deze verzekering van het facultatieve partnerpensioen is de arbeidsongeschikte een jaarlijkse bijdrage verschuldigd van 1% van de bijdragegrondslag die bij de berekening van de in dat jaar voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid in aanmerking wordt genomen.
Artikel 18 Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid
Artikel 19 Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof
1. Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof, als omschreven in de AVR, heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van het ouderschapsverlof volledig voort te zetten. Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag is onverkort van kracht.
Volledige voortzetting
2. Indien de deelnemer voor volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet en de deelnemersbijdrage op dezelfde wijze worden vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan. Indien er sprake is van een volledig ouderschapsverlof waarbij het salaris tijdelijk wordt stopgezet, wordt de tijdens het ouderschapsverlof verschuldigde deelnemersbijdrage in mindering gebracht op de eerste salarisbetaling na afloop van de periode van volledig ouderschapsverlof.
32
Geen volledige voortzetting
3. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, blijft de risicodekking van het (facultatieve) partnerpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
4. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, wordt de arbeidsduur tijdens het ouderschapsverlof als deeltijd in aanmerking genomen.
5. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, is de deelnemer de deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel 23, lid 2 onderdeel a niet verschuldigd voor dat gedeelte waarover de deelnemer ouderschapsverlof geniet.
Artikel 20 Non-activiteit
Tijdens een tijdvak van non-activiteit als omschreven in de AVR, zal de pensioenopbouw van de deelnemer worden voortgezet overeenkomstig hetgeen daarover in de AVR is vastgelegd.
Het is voor de deelnemer niet mogelijk om te kiezen voor voortzetting van de pensioenopbouw volgens dit reglement indien uit hoofde van een dienstverband elders tijdens de periode van non-activiteit pensioenopbouw plaatsvindt.
Handhaving risicodekking
Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens non- activiteit kiest en de non-activiteit voor een tijdvak van achttien maanden of korter is verleend, blijft de risicodekking van het (facultatieve) partnerpensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd als ware de deelnemer niet met non-activiteit gegaan. Tijdens de non-activiteit is voor deze risicodekking geen deelnemersbijdrage verschuldigd.
Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto
pensioengrondslag is onverkort van kracht. 33
8 Waardeoverdracht
Artikel 21 Waardeoverdracht
Voorwaarden inkomende waardeoverdracht
1. De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij BSG premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, verkrijgt een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits:
a. deze premievrije aanspraken zijn opgebouwd in een dienstbetrekking die op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
b. de deelnemer schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxxx van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft overgedragen.
Automatische inkomende waardeoverdracht klein pensioen
2. De deelnemer voor wie op grond van een automatische waardeoverdracht op 34
basis van de Wet waardeoverdracht klein pensioen door het pensioenfonds een overdrachtswaarde wordt ontvangen, verkrijgt een aanvullende pensioenaanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken.
Aanwending overdrachtswaarde
3. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van pensioenaanspraken conform dit reglement, volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Voorwaarden uitgaande waardeoverdracht
4. De in artikel 15 van dit reglement bedoelde premievrije aanspraken op pensioenen, met uitzondering van de aanspraken als bedoeld in artikel 26 lid 1 (Automatische uitgaande waardeoverdracht klein pensioen), worden op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet, vervangen door een overdrachtswaarde, mits:
a. de premievrije aanspraken zijn ontstaan op grond van een deelnemerschap dat op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
b. de deelnemer na aanvang van het deelnemerschap in de nieuwe pensioenregeling schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij de nieuwe pensioenuitvoerder heeft gedaan;
c. dit bedrag besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet;
d. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die pensioenuitvoerder.
Vaststelling hoogte uitgaande waardeoverdracht 35
5. De in het vorige lid van dit artikel genoemde overdrachtswaarde wordt berekend
volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, een en ander onder de voorwaarde dat de partner instemt met de overdracht van de waarde van de aanspraak op partnerpensioen.
9 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 22 Indexering
Slapers en gepensioneerden
1. De ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op pensioen worden ieder jaar per 1 januari aangepast op basis van de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over een periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar. Deze maatstaf wordt tevens als maximum voor de indexering gehanteerd. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken worden aangepast.
Actieve deelnemers en arbeidsongeschikten
2. De opgebouwde pensioenaanspraken worden ieder jaar per 1 januari aangepast met maximaal het percentage van de algemene loonrondes van het voorgaande kalenderjaar volgens de AVR. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden aangepast.
36
Beperking indexatie
3. Indien de opgebouwde pensioenaanspraken, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken naar het oordeel van het Bestuur niet volledig aangepast kunnen worden, worden de opgebouwde pensioenaanspraken, de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken aangepast met een gelijk percentage van de maximale indexatiemaatstaf als bedoeld in lid 1, respectievelijk lid 2.
Het Bestuur is overigens bevoegd om in enig jaar extra indexaties te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken, de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken, mits dit niet leidt tot een hoger pensioen dan bij volledige indexatie verkregen zou zijn en aan de wettelijke bepalingen ter zake is voldaan.
Voorwaardelijkheidsverklaring
4. Voor de voorwaardelijke indexatietoezegging als bedoeld in lid 1 en lid 2 is geen bestemmingsreserve gevormd, maar deze wordt uit overrendementen betaald.
10 Premiebijdragen van deelnemers
Artikel 23 Bijdragen
1. De deelnemers dragen bij in de kosten van de pensioenregeling.
Hoogte bijdragen
2. Voor ieder kalenderjaar is de bijdrage van de deelnemers gelijk aan de som van:
a. 5,2% van de bijdragegrondslag in dat jaar voor de verzekering van het ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen;
b. 1% van de bijdragegrondslag in dat jaar voor de verzekering van het facultatieve partnerpensioen indien voor de verzekering van het facultatieve partnerpensioen is gekozen;
c. de in de AVR omschreven deelnemersbijdragecompensatieregeling. Voor een gedeelte van een kalenderjaar wordt de deelnemersbijdrage naar evenredigheid vastgesteld.
37
3. De deelnemersbijdragen zijn per maand verschuldigd en worden voldaan door middel van inhouding door BSG op het salaris of de het salaris vervangende uitkering.
Hoogte bijdrage en deeltijd
4. Indien de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage vastgesteld in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij AVR afgesproken normale arbeidsduur.
Grenzen hoogte bijdrage
5. In het overleg tussen BSG en de werknemersvertegenwoordiging kan, afhankelijk van de financiële positie van het Fonds, worden besloten de hoogte van de in lid 2a van dit artikel genoemde bijdrage van de deelnemers te wijzigen op basis van een door de actuaris uit te brengen rapport. Overeenkomstig de in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde systematiek kan de jaarlijkse bijdrage van de deelnemers voor het onderdeel a van het tweede lid van dit artikel minimaal op 3,2 % en maximaal op 7,2 % van de bijdragegrondslag in dat jaar worden vastgesteld, met dien verstande dat deze bijdrage jaarlijks maximaal 2%-punt kan wijzigen
11 Variatie in de hoogte van het pensioen
Artikel 24 Variatie in de hoogte van het pensioen
Actieve deelnemers
1. Op de pensioendatum, voor zover deze is gelegen minimaal een maand voorafgaand aan de 1e dag van de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, heeft de deelnemer de keuzemogelijkheid om de hoogte van het pensioen vanaf de pensioendatum te variëren Het bestuur van het fonds heeft de bevoegdheid op verzoek van de deelnemer
a) een ouderdomspensioen bij ingang op de vervroegde pensioendatum tijdelijk te verhogen. Daarbij zal het pensioen vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, een gelijkwaardige verlaging ondergaan
dan wel
b) een ouderdomspensioen bij ingang op de vervroegde pensioendatum
tijdelijk verlagen. Daarbij zal het pensioen vanaf de eerste dag van de 38
maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt een gelijkwaardige verhoging ondergaan.
2. De bevoegdheid van het bestuur, zoals genoemd in lid 1, geschiedt op basis van door het Fonds vastgestelde regels.
3. De deelnemer dient voor de variatie in hoogte van het ouderdomspensioen op grond van het eerste lid van dit artikel een verzoek in te dienen bij het fonds. Een voorwaarde hierbij is dat het gaat om een deelnemer die direct aansluitend op het dienstverband met BSG met pensioen gaat;
De hoogte van de pensioenuitkering
4. Door de tijdelijke verhoging respectievelijk tijdelijke verlaging van het pensioen vóór de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering.
Hierbij kan voor de bepaling van de hoogste uitkering het gedeelte dat overeenkomt met de gezamenlijke AOW voor twee met elkaar gehuwden, inclusief vakantietoeslag buiten beschouwing wordt gelaten.
5. In deze omzetting zullen zo nodig de van het ouderdomspensioen af te leiden pensioenen betrokken kunnen worden.
6. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor. Dit gebeurt door gebruikmaking van sekseneutrale actuariële factoren die zijn opgenomen in Bijlage 1 of 2 bij dit reglement.
7 Bij de keuze voor variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen is er geen koppeling met het verevende ouderdomspensioen ten behoeve van de ex- partner(s) van de deelnemer. Dit verevende pensioen blijft ongewijzigd door de keuze van de deelnemer.
Gewezen deelnemers
8. Op verzoek van een gewezen deelnemer heeft het bestuur van het Fonds de bevoegdheid een ouderdomspensioen bij vervroegde ingang voor de pensioendatum, voor zover deze is gelegen minimaal een maand voorafgaand aan de 1e dag van de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt,
tot de AOW-gerechtigde leeftijd, te verhogen respectievelijk te verlagen, waarbij 39
het daarna een gelijkwaardige verlaging respectievelijk verhoging zal ondergaan,
een en ander conform lid 1 tot en met 6, met uitzondering van de bepaling in de laatste zin van lid 4.
9. Aan deze omzetting kunnen door het Bestuur van het Fonds, per geval, voorwaarden worden verbonden.
Gepensioneerden
10. Een aanpassing van de vóór 1 januari 2013 gemaakte keuze tot pensioenegalisatie kan, indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2013, op grond van ‘variatie in de hoogte van het pensioen’, uiterlijk bij het bereiken van de eerste dag van de maand waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt, plaatsvinden. Het bestuur kan hier nadere voorwaarden aan verbinden.
12 Uitbetaling van pensioenen
Artikel 25 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende.
Maandelijkse termijnen en vakantie-uitkering
2. Het pensioen wordt uitgekeerd door het Fonds op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen. Het pensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling. De maandelijkse uitkering is gelijk aan het jaarlijkse pensioen gedeeld door 12,96. De jaarlijkse vakantie-uitkering vindt in mei plaats en bedraagt 8% van het totaal van de over de maanden mei tot en met april uitgekeerde maandelijkse pensioentermijnen.
3. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
Artikel 26 Kleine pensioenen 40
Automatische uitgaande waardeoverdracht klein pensioen
1. De premievrije kleine pensioenaanspraken worden betrokken in een automatische waardeoverdracht (op grond van de Wet waardeoverdracht klein pensioen) als de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van de overdracht lager is dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
Een aanspraak op klein bijzonder Partnerpensioen wordt niet betrokken in deze automatische waardeoverdracht; deze aanspraken blijven achter bij het fonds.
Afkoop indien automatische uitgaande waardeoverdracht niet kan worden gerealiseerd
2. Nadat in een periode van minimaal vijf jaar gerekend vanaf einde deelnemerschap, vijf maal door het pensioenfonds een poging tot automatische waardeoverdracht niet tot een daadwerkelijke waardeoverdracht heeft kunnen leiden, zal het bestuur - op z’n vroegst vanaf 1 januari 2024 en na instemming van de gewezen deelnemer - alsnog de in lid 1 bedoelde pensioenaanspraken tussentijds vervangen door een uitkering-ineens.
Afkoop op de pensioendatum
3. Het Bestuur zal de (premievrije) pensioenaanspraken op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, na instemming van de (gewezen) deelnemer,
vervangen door een uitkering-ineens, op voorwaarde dat de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de ingangsdatum lager is dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
Afkoop klein (bijzonder) partnerpensioen
4. Het Bestuur van het Fonds zal een (bijzonder) partnerpensioen en/of wezenpensioen dat op het tijdstip van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan de afkoopgrens, zoals bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, op de ingangsdatum vervangen door een uitkering-ineens.
5. Het Bestuur van het Fonds zal de aanspraak op een bijzonder partnerpensioen op de scheidingsdatum vervangen door een uitkering-ineens als de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis lager is dan de afkoopgrens, zoals bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet.
Afkoopvoetfactoren
6. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het Bestuur
van het Fonds - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen. De 41
afkoopvoetfactoren en hun geldigheidsduur zijn opgenomen in Xxxxxxx 4 bij dit
reglement.
13 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het fonds
Artikel 27 Verplichtingen van de deelnemers
Verplichting tot medewerking en leveren gegevens
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor zo'n uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overlegd die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht.
Onjuiste vaststelling pensioen
2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen
42
niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de
verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen respectievelijk uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (gewezen) partner en kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
Ondergaan medisch onderzoek
3. Indien het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht, is de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen, indien en voor zover dit op grond van de Wet op de medische keuringen (Stb. 1997, 770) is toegestaan.
Cessie recht op schadevergoeding
4. Indien de deelnemer een derde aansprakelijk kan stellen voor de financiële gevolgen van de ziekte respectievelijk het ongeval van de deelnemer, zal een deelnemer alleen dan recht hebben op een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens artikel 5 van dit reglement en een voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid krachtens artikel 17 van dit reglement, als de deelnemer het recht op schadevergoeding aan het Fonds cedeert en een hierop betrekking hebbende akte van cessie ondertekent. De cessie is gemaximeerd tot de schade die het Fonds lijdt.
De deelnemer is ook voor het overige verplicht alle medewerking te verlenen om de financiële gevolgen voor het Fonds in verband met de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid zo mogelijk te verhalen. Dit artikel wordt toegepast indien de wet hierin voorziet.
5. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het Bestuur niet aan de bepalingen in de voorgaande leden van dit artikel is voldaan.
43
Artikel 28 Verstrekken van informatie door het Fonds
Pensioenopgaven
1. Jaarlijks wordt aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken verstrekt, als een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken. De pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, inclusief eventuele opgebouwde aanspraken op partnerpensioen. De gewezen deelnemer ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
Informatie op verzoek
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt het Fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Die pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van dit reglement. Het Fonds kan een vergoeding vragen voor de aan de opgave verbonden kosten.
3. De (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde ontvangen op verzoek de geldende statuten en het geldende pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en BSG.
44
14 Beslag, overdracht, inpandgeving
Artikel 29 Beslag, overdracht, inpandgeving
1. De pensioenaanspraken zijn onderworpen aan de bepalingen van de Pensioenwet waaronder de in de volgende leden opgenomen bepalingen.
2. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
3. In geval van beslaglegging op pensioen is het Fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de rechthebbende op dat pensioen in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
4. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
45
5. De pensioenaanspraken in dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens in de bij of krachtens dit pensioenreglement voorziene gevallen.
6. Lid 5 is niet van toepassing in geval van het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet 1990.
7. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van de Fonds nietig.
15 Slotbepalingen
Artikel 30 Bijzondere gevallen
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien:
> in een individueel geval een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer door deze afwijking geen vermindering ondergaan;
> BSG voor een bepaalde deelnemer of een groep van deelnemers daarom verzoekt, waarbij de afwijkende regeling verband moet houden met de arbeidsovereenkomst van betrokkene(n) en eventuele meerkosten door BSG worden gedragen.
In beide gevallen mag de afwijkende regeling niet in strijd zijn met de Pensioenwet. De afwijkende regeling zal schriftelijk worden vastgelegd.
Saldo levensloopregeling
2. Het Bestuur kan met de werkgever overeenkomen om onder door het Bestuur te 46
stellen voorwaarden direct voorafgaande aan de pensionering van een deelnemer vanuit diens levensloopregeling een eenmalige storting in de pensioenregeling toe te staan. Deze eenmalige storting zal op basis van door het Bestuur vast te stellen rekenregels worden omgezet in een (extra) pensioenaanspraak. De eenmalige storting is slechts mogelijk indien en voor zover het pensioen van de betrokken deelnemer na de storting blijft binnen de fiscale begrenzingen zoals die gelden uit hoofde van de Wet op de loonbelasting 1964.
Korting
3. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien:
a. De technische voorzieningen en het wettelijk vereiste minimale eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. Het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet (zoals uitgewerkt in het herstelplan dat voor het fonds van toepassing is).
Indien het Fonds besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten worden de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever daarover door het Fonds schriftelijk geïnformeerd. De vermindering wordt niet eerder gerealiseerd dan na afloop van een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder daarover zijn geïnformeerd.
Het Bestuur is bevoegd om in enig jaar de in dit lid bedoelde vermindering ongedaan te maken, mits dit niet leidt tot een hoger pensioen dan zonder vermindering verkregen zou zijn en aan de wettelijke bepalingen ter zake is voldaan. Het ongedaan maken van de vermindering heeft voorrang boven het verlenen van extra indexaties als bedoeld in artikel 22 lid 3.
4. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen in
overleg tussen BSG en de werknemersvertegenwoordiging worden aangepast, 47
indien:
> nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
> in het overleg tussen de BSG en de werknemersvertegenwoordiging is vastgesteld, dat BSG zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven.
5. Indien en voor zover de in artikel 3.2 van de uitvoeringsovereenkomst bepaalde basispremie lager is dan de kostendekkende premie vastgesteld conform artikel
3.1 van de uitvoeringsovereenkomst en de facto niet toereikend is voor de in enig jaar te verwerven pensioenaanspraken, worden die pensioenaanspraken van dat jaar navenant met een zelfde percentage verlaagd (zie ook bijlage 6 – variabelen).
6. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
Artikel 31 Misdrijf
1. Er bestaat geen recht op partnerpensioen, facultatief partnerpensioen respectievelijk bijzonder partnerpensioen dan wel wezenpensioen indien de ingang van bedoeld pensioen een gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
2. Er bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en de in artikel 17 van dit reglement omschreven voortzetting van deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid, indien deze arbeidsongeschiktheid ontstaan is door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
48
16 Inwerkingtreding
Artikel 32 Werkingssfeer
1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op degenen die tot 31 december 2013 deelnamen aan het tot die datum geldende pensioenreglement en die aansluitend op 1 januari 2014 deelnemer zijn geworden in dit pensioenreglement, met uitzondering van de personen die vanaf 1 januari 2006 onder Pensioenreglement 2002 vallen.
2. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op degenen die per 1 januari 2014 op grond van het tot die datum geldende pensioenreglement gewezen deelnemer of gepensioneerde bij het Fonds zijn.
3. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de in leden 1 en 2 van dit artikel omschreven deelnemers, gewezen deelnemers of gepensioneerden.
49
4. a. 1. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op degenen die in de periode voor 1 januari 2006 arbeidsongeschikt zijn geworden en dat
op 1 januari 2014 nog steeds zijn, waarbij het deelnemerschap en de opbouw van pensioen worden geacht voort te duren.
2. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op degenen die in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2013 arbeidsongeschikt zijn geworden en dat op 1 januari 2014 nog steeds zijn,
waarbij het deelnemerschap en de opbouw van pensioen worden geacht voort te duren.
3. Ten aanzien van het bepaalde in 4.a.1 en 2 geldt dat het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag onverkort van kracht is. Bij de vaststelling van de bruto pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met de in de AVR omschreven deelnemersbijdragecompensatie en pensioenpremietoeslag.
b. Voor de toepassing van de artikelen 1, 5, 6 en 17 wordt met arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld degene die arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 18 van Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest. Voor de toepassing van de artikelen 1, 5, 6 en 17 wordt met WIA-uitkering gelijkgesteld de uitkering krachtens artikel 21 van de WAO.
c. De artikelen 5, lid 4 en 17, lid 2, tweede volzin zijn niet van toepassing op de in sub a1 genoemde personen.
d. De artikelen 5, leden 3 en 5 en 17, lid 2, eerste en derde volzin zijn van toepassing op de in sub a1 genoemde personen, met dien verstande dat de percentages arbeidsongeschiktheidspensioen bij arbeidsongeschiktheid volgens de WAO zijn:
Arbeidsongeschiktheid van: | Arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO: |
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
25-35% | 30 |
15-25% | 20 |
0-15% | 0 |
50
5. De bepalingen van dit reglement zijn eveneens van toepassing op diegenen die op of na 1 januari 2014 als deelnemer toetreden.
6. Voor degenen op wie dit reglement van toepassing is, worden alle rechten en aanspraken uit het per 31 december 2013 geldende pensioenreglement ingebracht in dit reglement. De wijze waarop dit gebeurt, is in Overgangsregeling 1 uiteengezet.
In dat geval treedt dit nieuwe reglement in de plaats van het per 31 december 2013 geldende pensioenreglement en vervallen alle rechten en aanspraken uit het laatst genoemde reglement.
Artikel 33 Datum inwerkingtreding
Dit reglement is vastgesteld op 7 april 2014 en wordt geacht op 1 januari 2014 in werking te zijn getreden onder de naam "Pensioenreglement 2014".
Dit reglement is voor het laatst gewijzigd per 13 april 2021.
Amstelveen,
Bestuurslid werkgeverszijde
Naam: T.G.A. Keijzers
Handtekening:
Bestuurslid werknemerszijde 51
Naam: A.S.J. Schakel
Handtekening:
OVERGANGSREGELINGEN
Overgangsregeling 1 voor degenen die op 31 december 2013
pensioenaanspraken of pensioenrechten hadden op grond van het per die datum geldende pensioenreglement en voor wie per 1 januari 2014 dit Pensioenreglement 2014 van kracht is geworden en/of voor wie per 1 januari 2018 omzetting naar normpensioenleeftijd 68 jaar heeft plaatsgevonden.
Artikel 1
A. Deelnemers
Voor degenen die op 31 december 2013 deelnamen op grond van het per die datum geldende pensioenreglement en op wie, in aansluiting daarop, per 1 januari 2014 dit Pensioenreglement 2014 van toepassing is geworden, worden alle ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin 63 jaar of
65 jaar en de aanspraken op een tijdelijk ouderdomspensioen (prepensioen en 52
overbruggingspensioen) uit het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement per 1 januari 2014 collectief actuarieel neutraal omgezet in ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin 67 jaar op grond van dit pensioenreglement.
De van deze ouderdomspensioenaanspraken afgeleide pensioenaanspraken, met uitzondering van het wezenpensioen, uit het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement worden per 1 januari 2014 ongewijzigd overgedragen naar dit reglement. Het wezenpensioen wordt per 1 januari 2014 overgedragen naar dit reglement als zijnde 14% van de naar 67 jaar omgezette aanspraak op ouderdomspensioen.
Deze aanspraken worden tijdens het deelnemerschap jaarlijks voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 2 van dit reglement.
Na beëindiging van het deelnemerschap worden deze premievrije aanspraken voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 1 van dit reglement.
Voor degenen die op 31 december 2017 deelnemer op grond van dit pensioenreglement en die dat op 1 januari 2018 ook nog waren, zijn alle ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin de 67- jarige leeftijd wordt bereikt per 1 januari 2018 collectief actuarieel neutraal omgezet in
ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin de 68- jarige leeftijd wordt bereikt.
De van deze ouderdomspensioenaanspraken afgeleide pensioenaanspraken, met uitzondering van het wezenpensioen, zijn per 1 januari 2018 ongewijzigd overgedragen naar dit reglement. Het wezenpensioen wordt per 1 januari 2018 overgedragen naar dit reglement als zijnde 14% van de naar 68 jaar omgezette aanspraak op ouderdomspensioen.
Deze aanspraken worden tijdens het deelnemerschap jaarlijks voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 2 van dit reglement.
Na beëindiging van het deelnemerschap worden deze premievrije aanspraken voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 1 van dit reglement.
Voor degenen die op 31 december 2013 arbeidsongeschikt waren op grond van het per die datum geldende pensioenreglement, waarbij het deelnemerschap en de opbouw van pensioen worden geacht voort te duren en op wie, in aansluiting daarop, per 1 januari 2014 dit Pensioenreglement 2014 van toepassing is geworden, worden alle
ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin 63 jaar of 53
65 jaar uit het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement per 1 januari 2014
collectief actuarieel neutraal omgezet in ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin 67 jaar op grond van dit pensioenreglement.
Daar waar in deze overgangsregeling wordt gesproken over opbouw van pensioen wegens arbeidsongeschiktheid geldt dat het bepaalde in artikel 1 van het pensioenreglement met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag onverkort van kracht is. Bij de vaststelling van de bruto pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met de in de AVR omschreven deelnemersbijdragecompensatie en pensioenpremietoeslag.
De van deze ouderdomspensioenaanspraken afgeleide pensioenaanspraken, met uitzondering van het wezenpensioen, uit het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement worden per 1 januari 2014 ongewijzigd overgedragen naar dit reglement. Het wezenpensioen wordt per 1 januari 2014 overgedragen naar dit reglement als zijnde 14% van de naar 67 jaar omgezette aanspraak op ouderdomspensioen.
Deze aanspraken worden tijdens het deelnemerschap jaarlijks voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 2 van dit reglement.
Na beëindiging van het deelnemerschap worden deze premievrije aanspraken voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 1 van dit reglement.
In afwijking van hetgeen in de artikelen 4 lid 1, 5 lid 5 en 17 lid 1 van dit reglement is bepaald, wordt aan degene die op 31 december 2005 arbeidsongeschikt was en een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, het (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin deze arbeidsongeschikte de leeftijd bereikt die de som bedraagt van 63 jaar en het verschil in tijd tussen de voor deze arbeidsongeschikte van toepassing zijnde AOW-gerechtigde leeftijd en de 65 jarige leeftijd of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
Ook de voortzetting van de pensioenopbouw wordt geacht voort te duren tot de eerste dag van de maand waarin deze arbeidsongeschikte de leeftijd bereikt die de som bedraagt van 63 jaar en het verschil in tijd tussen de voor deze arbeidsongeschikte van toepassing zijnde AOW-gerechtigde leeftijd en de 65 jarige leeftijd of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
Na beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen, alsmede de voortzetting van
de pensioenopbouw, xxxxxx dan door overlijden of revalidatie, gaat aansluitend het 54
ouderdomspensioen in. In het geval er daardoor sprake is van een vervroeging van de
ingang van het levenslange ouderdomspensioen (ten opzichte van ingang van het pensioen op de normpensioendatum) zal bij deze vervroeging de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
Conform de artikelen 4 lid 1, 5 lid 5 en 17 lid 1 van dit reglement is bepaald, wordt aan degene die tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2014 arbeidsongeschikt was en een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, het (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin deze arbeidsongeschikte de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
Ook de voortzetting van de pensioenopbouw wordt geacht voort te duren tot de eerst dag van de maand waarin deze arbeidsongeschikte de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt overeenkomstig de bepalingen van dit reglement of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
Na beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen, alsmede de voortzetting van de pensioenopbouw, anders dan door overlijden of revalidatie, gaat aansluitend het ouderdomspensioen in. In het geval er daardoor sprake is van een vervroeging van de
ingang van het levenslange ouderdomspensioen (ten opzichte van ingang van het pensioen op de normpensioendatum) zal bij deze vervroeging de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
Voor diegene die op 31 december 2017 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was en dat op 1 januari 2018 ook nog was is een individuele pensioenleeftijd vastgesteld. De individuele pensioenleeftijd is bepaald als de eerste dag van de maand waarin geldt dat de waarde van zowel de nog op te bouwen aanspraken als het ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen onder de vorige versie van dit reglement lager is dan de waarde van zowel de nog op te bouwen aanspraken als het ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen onder deze versie van het reglement.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de individuele pensioenleeftijd of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
Ook de voortzetting van de pensioenopbouw wordt geacht voort te duren tot de individuele pensioenleeftijd of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van
overlijden. 55
Na beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de voortzetting van de
pensioenopbouw, xxxxxx dan door overlijden of revalidatie, gaat aansluitend het ouderdomspensioen in. In het geval er daardoor sprake is van een vervroeging van de ingang van het levenslange ouderdomspensioen (ten opzichte van ingang van het pensioen op de normpensioendatum) zal bij deze vervroeging de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
B. Gewezen deelnemers
Voor degenen die op 31 december 2013 premievrije pensioenaanspraken hadden jegens het Fonds, geldt dat de premievrije ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin 65 jaar of 63 jaar en de aanspraken op een tijdelijk ouderdomspensioen (prepensioen en overbruggingspensioen) uit het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement per 1 januari 2014 collectief actuarieel neutraal worden omgezet in premievrije ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin 67 jaar op grond van dit pensioenreglement.
De van deze ouderdomspensioenaanspraken afgeleide pensioenaanspraken, met uitzondering van het wezenpensioen, uit het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement worden per 1 januari 2014 ongewijzigd overgedragen naar dit reglement. Het wezenpensioen wordt per 1 januari 2014 overgedragen naar dit reglement als zijnde 14% van de naar 67 jaar omgezette aanspraak op ouderdomspensioen.
Voor degenen die op 31 december 2017 premievrije pensioenaanspraken hadden jegens het Fonds, geldt dat de premievrije ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt per 1 januari 2018 collectief actuarieel neutraal zijn omgezet in premievrije ouderdomspensioenaanspraken ingaand op de eerste dag van maand waarin de 68- jarige leeftijd wordt bereikt.
De van deze ouderdomspensioenaanspraken afgeleide pensioenaanspraken, met uitzondering van het wezenpensioen, worden per 1 januari 2018 ongewijzigd overgedragen naar dit reglement. Het wezenpensioen wordt per 1 januari 2018
overgedragen naar dit reglement als zijnde 14% van de naar 68 jaar omgezette 56
aanspraak op ouderdomspensioen.
De premievrije aanspraken worden jaarlijks voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 1 van dit reglement.
C. Pensioengerechtigden
Voor degenen die op 31 december 2013 ingegane pensioenrechten hadden jegens het Fonds, geldt dat deze ingegane pensioenrechten per 1 januari 2014 ongewijzigd worden ondergebracht in dit Pensioenreglement 2014. Ook de daarvan afgeleide (opgebouwde) pensioenen worden ongewijzigd ondergebracht in Pensioenreglement 2014.
Vanaf 1 januari 2014 worden deze (ingegane) pensioenrechten ingevolge het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement behandeld als ware het ingegane pensioenrechten krachtens dit Pensioenreglement 2014.
De pensioenrechten worden jaarlijks voorwaardelijk geïndexeerd conform artikel 22, lid 1 van dit reglement.
Artikel 2
De bepalingen van deze Overgangsregeling zijn van overeenkomstige toepassing op de tegenover het Fonds bestaande aanspraken op bijzonder ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioen.
57
Overgangsregeling 2 voorwaardelijk extra ouderdomspensioen voor
deelnemers die op 31 december 2005 in dienst waren van BSG en voor wie per 1 januari 2006 Pensioenreglement 2006 van kracht is geworden en vanaf 1 januari 2014 Pensioenreglement 2014 van kracht is geworden
Artikel 1
Aan deelnemers die op 31 december 2005 in dienst waren van BSG wordt
op 1 januari 2006 een voorwaardelijk extra ouderdomspensioen in de zin van artikel
4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 (Staatsblad 2005, 391) toegekend, waarvoor zij pas volledig in aanmerking komen als zij onafgebroken in actieve dienst blijven van BSG totdat het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen volledig is gefinancierd.
Artikel 2
Het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen wordt op de volgende manier berekend.
Eerst wordt de hoogte van het overbruggingspensioen vastgesteld, dat op de leeftijd 58
van 63 jaar bereikbaar was onder het pensioenreglement dat op 31 december 2005
gold.
Vervolgens wordt voor iedere deelnemer vastgesteld welk deel van dit bereikbare overbruggingspensioen aan de achterliggende deelnemersjaren kan worden toegerekend. Dit gebeurt door dit bereikbare overbruggingspensioen enerzijds te vermenigvuldigen met 40 minus de toekomstige deelnemersjaren vanaf 1 januari 2006 tot leeftijd 63 en anderzijds te delen door 40.
Op dit aan de achterliggende jaren toe te rekenen overbruggingspensioen wordt vervolgens het per 31 december 2005 premievrij geworden overbruggingspensioen in mindering gebracht.
Het resterende bedrag aan overbruggingspensioen wordt tenslotte omgezet in een voorwaardelijk extra ouderdomspensioen vanaf de leeftijd van 65 jaar. Deze omzetting vindt plaats door het resterende bedrag aan overbruggingspensioen te vermenigvuldigen met de factor 0,14589.
Vanaf 1 januari 2014 wordt op grond van dit pensioenreglement een ouderdomspensioen ingaand op pensioenleeftijd 67 jaar ingekocht. Daartoe wordt voornoemd bedrag vermenigvuldigd met de factor 1,13.
Vanaf 1 januari 2018 wordt op grond van dit pensioenreglement een ouderdomspensioen ingaand op pensioenleeftijd 68 jaar ingekocht. Daartoe wordt het resultaat dat voortvloeit uit de vorige volzin vermenigvuldigd met de factor 1,06.
Artikel 3
Dit voorwaardelijk extra ouderdomspensioen wordt beschikbaar gesteld omdat de deelnemer over de deelnemersjaren in dit Fonds minder pensioen heeft opgebouwd dan op grond van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 is toegestaan.
Het Fonds berekent de fiscale ruimte op basis van de regels die daarvoor door de Staatssecretaris van Financiën zijn opgesteld in het Besluit van 11 december 2002, nr. CPP2002/1448M.
Indien de fiscale ruimte over het verleden op basis van dit besluit onvoldoende is om
het onder artikel 2 bedoelde bedrag volledig aan te wenden voor een voorwaardelijk 59
extra ouderdomspensioen, dan wordt het bedrag voor zover het binnen de fiscale
ruimte past aangewend voor voorwaardelijk extra ouderdomspensioen.
Artikel 4
Het in dit artikel bedoelde voorwaardelijke extra ouderdomspensioen wordt gelijkmatig gefinancierd in een termijn van 15 jaar gerekend vanaf 1 januari 2006 of, indien dat minder is dan 15 jaar, in een termijn vanaf 1 januari 2006 tot 63 jaar.
Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 15 van dit pensioenreglement voordat het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen volledig is gefinancierd, wordt een premievrije aanspraak toegekend op extra ouderdomspensioen indien en voor zover dit op dat moment is gefinancierd.
Artikel 5
Het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen wordt gedurende het
deelnemerschap aangepast conform artikel 22, lid 2 van dit reglement. Na beëindiging van het deelnemerschap wordt het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen aangepast conform artikel 22, lid 1 van dit reglement.
Artikel 6
Het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen gaat in op de (vervroegde) pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
Artikel 7
Het extra ouderdomspensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd.
Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken.
Zowel in de eerste schriftelijke informatieverstrekking over deze overgangsregeling als in de jaarlijkse of op verzoek toegestuurde pensioenopgave wordt de volgende tekst
opgenomen: 60
“Dit extra ouderdomspensioen wordt gelijkmatig gefinancierd in een termijn van 15 jaar gerekend vanaf 1 januari 2006, of, indien dat minder is dan 15 jaar, in een termijn van 1 januari 2006 tot 63 jaar.”
Overgangsregeling 3 gepensioneerden en gewezen deelnemers uit
pensioenreglement 2002 vallen vanaf 1 januari 2014
onder pensioenreglement 2014
Vanaf 1 januari 2014 zullen de bepalingen, zoals die op grond van het pensioenreglement 2014 voor gepensioneerden en gewezen deelnemers van toepassing zijn, eveneens gelden voor de gepensioneerden en gewezen deelnemers die dat zijn geworden op grond van pensioenreglement 2002.
61
Bijlage 1 Flexibiliseringsfactoren van toepassing op pensioeningangen vanaf 1 januari 2018
tot en met 31 december 2019
1. Sekseneutrale factoren voor vervroeging van het levenslange ouderdomspensioen
leeftijd | factor 1 |
60 | 0,6419 |
61 | 0,6741 |
62 | 0,7091 |
63 | 0,7471 |
64 | 0,7886 |
65 | 0,8340 |
66 | 0,8839 |
67 | 0,9390 |
68 | 1,0000 |
(zie artikel 13 lid 2 en artikel 15 lid 8 sub a)
62
Dit zijn de factoren waarmee het op de gewenste leeftijd opgebouwde levenslange ouderdomspensioen - dat in zou gaan op de normpensioenleeftijd (68 jaar) - moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat uitgekeerd wordt vanaf de gewenste leeftijd.
De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
2. Leeftijdsonafhankelijke sekseneutrale factoren bij wijziging in de verhouding tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen
(zie artikel 16 lid 1 en 2)
Factoren waarmee de verhouding OP:PP gewijzigd wordt
lft | OP in PP | PP in OP |
60 | 5,8436 | 0,1711 |
61 | 5,6002 | 0,1786 |
62 | 5,3631 | 0,1865 |
63 | 5,1327 | 0,1948 |
64 | 4,9089 | 0,2037 |
65 | 4,6924 | 0,2131 |
66 | 4,4840 | 0,2230 |
67 | 4,2837 | 0,2334 |
68 | 4,0899 | 0,2445 |
De kolom “OP in PP” geeft het aantal euro’s aan partnerpensioen aan dat kan 63
worden aangekocht uit 1 euro ouderdomspensioen.
De kolom “PP in OP” geeft het aantal euro’s aan ouderdomspensioen aan dat kan worden aangekocht uit 1 euro partnerpensioen.
Het partnerpensioen (inclusief bijzonder partnerpensioen) dient na uitruil 0%, 50%, 70% of 100% te bedragen van het ouderdomspensioen na uitruil.
De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
3. Sekseneutrale factoren voor variatie in hoogte van het levenslange ouderdomspensioen
(zie artikel 24)
Op grond van artikel 24 van dit reglement kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer, van wie het ouderdomspensioen voor de leeftijd van 68 jaar in gaat, het ingaande ouderdomspensioen tijdelijk worden verhoogd respectievelijk verlaagd. De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om de AOW buiten beschouwing te laten.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die er voor. De hoogte van de afgeleide pensioenen blijft ongewijzigd.
Er geldt de volgende gelijkheid
OP na AOW-leeftijd = (OP * factor1 -/- verschil voor/na AOW-leeftijd * factor2) / factor1 OP voor AOW-leeftijd = OP na AOW-leeftijd + verschil voor/na AOW-leeftijd waarbij OP = het totale ouderdomspensioen voor toepassing van variatie in hoogte
OP na AOW-leeftijd = het totale ouderdomspensioen na de AOW-leeftijd
OP voor AOW-leeftijd = het totale ouderdomspensioen tot de AOW-leeftijd 64
Verschil voor/na AOW-leeftijd = het verschil in ouderdomspensioen voor en na de
AOW-leeftijd
Factor 1 = de factor 1 uit de eerstvolgende tabel
Factor 2;AOW = de factor 2 uit de eerstvolgende tabel in de kolom behorende bij de AOW-leeftijd van de (gewezen) deelnemer
AOW-leeftijd = eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt
Factor 2 | |||||
AOW-leeftijd | |||||
Leeftijd | Factor 1 | 65 | 66 | 67 | 68 |
60 | 20,0471 | 4,6739 | 5,5330 | 6,3677 | 7,1783 |
61 | 19,5144 | 3,7874 | 4,6697 | 5,5267 | 6,3590 |
62 | 18,9725 | 2,8781 | 3,7844 | 4,6648 | 5,5196 |
63 | 18,4211 | 1,9446 | 2,8762 | 3,7808 | 4,6590 |
64 | 17,8612 | 0,9858 | 1,9437 | 2,8738 | 3,7767 |
65 | 17,2933 | 0,0000 | 0,9855 | 1,9425 | 2,8712 |
66 | 16,7185 | 0,0000 | 0,0000 | 0,9852 | 1,9411 |
67 | 16,1377 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,9848 |
68 | 15,5503 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 |
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
65
De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
Bijlage 2 Flexibiliseringsfactoren van toepassing op pensioeningangen vanaf 1 januari 2020
1. Sekseneutrale factoren voor vervroeging van het levenslange ouderdomspensioen
leeftijd | factor 1 |
60 | 0,6418 |
61 | 0,6741 |
62 | 0,7091 |
63 | 0,7472 |
64 | 0,7887 |
65 | 0,8341 |
66 | 0,8841 |
67 | 0,9391 |
68 | 1,0000 |
(zie artikel 13 lid 2 en artikel 15 lid 8 sub a)
66
Dit zijn de factoren waarmee het op de gewenste leeftijd opgebouwde levenslange ouderdomspensioen - dat in zou gaan op de normpensioenleeftijd (68 jaar) - moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat uitgekeerd wordt vanaf de gewenste leeftijd.
De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
2. Leeftijdsonafhankelijke sekseneutrale factoren bij wijziging in de verhouding tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen
(zie artikel 16 lid 1 en 2)
Factoren waarmee de verhouding OP:PP gewijzigd wordt
lft | OP in PP | PP in OP |
60 | 5,9568 | 0,1679 |
61 | 5,7124 | 0,1751 |
62 | 5,4746 | 0,1827 |
63 | 5,2437 | 0,1907 |
64 | 5,0193 | 0,1992 |
65 | 4,8015 | 0,2083 |
66 | 4,5918 | 0,2178 |
67 | 4,3899 | 0,2278 |
68 | 4,1947 | 0,2384 |
De kolom “OP in PP” geeft het aantal euro’s aan partnerpensioen aan dat kan 67
worden aangekocht uit 1 euro ouderdomspensioen.
De kolom “PP in OP” geeft het aantal euro’s aan ouderdomspensioen aan dat kan worden aangekocht uit 1 euro partnerpensioen.
Het partnerpensioen (inclusief bijzonder partnerpensioen) dient na uitruil 0%, 50%, 70% of 100% te bedragen van het ouderdomspensioen na uitruil.
De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
3. Sekseneutrale factoren voor variatie in hoogte van het levenslange ouderdomspensioen
(zie artikel 24)
Op grond van artikel 24 van dit reglement kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer, van wie het ouderdomspensioen voor de leeftijd van 68 jaar in gaat, het ingaande ouderdomspensioen tijdelijk worden verhoogd respectievelijk verlaagd. De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om de AOW buiten beschouwing te laten.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die er voor. De hoogte van de afgeleide pensioenen blijft ongewijzigd.
Er geldt de volgende gelijkheid
OP na AOW-leeftijd = (OP * factor1 -/- verschil voor/na AOW-leeftijd * factor2) / factor1 OP voor AOW-leeftijd = OP na AOW-leeftijd + verschil voor/na AOW-leeftijd waarbij OP = het totale ouderdomspensioen voor toepassing van variatie in hoogte
OP na AOW-leeftijd = het totale ouderdomspensioen na de AOW-leeftijd
OP voor AOW-leeftijd = het totale ouderdomspensioen tot de AOW-leeftijd 68
Verschil voor/na AOW-leeftijd = het verschil in ouderdomspensioen voor en na de
AOW-leeftijd
Factor 1 = de factor 1 uit de eerstvolgende tabel
Factor 2;AOW = de factor 2 uit de eerstvolgende tabel in de kolom behorende bij de AOW-leeftijd van de (gewezen) deelnemer
AOW-leeftijd = eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt
Factor 2 | ||||
AOW-leeftijd | ||||
Leeftijd | Factor 1 | 66 | 67 | 68 |
60 | 20,0380 | 5,5329 | 6,3675 | 7,1780 |
61 | 19,5106 | 4,6696 | 5,5266 | 6,3588 |
62 | 18,9739 | 3,7844 | 4,6648 | 5,5195 |
63 | 18,4283 | 2,8761 | 3,7809 | 4,6592 |
64 | 17,8744 | 1,9437 | 2,8740 | 3,7769 |
65 | 17,3123 | 0,9855 | 1,9426 | 2,8714 |
66 | 16,7435 | 0,0000 | 0,9852 | 1,9413 |
67 | 16,1687 | 0,0000 | 0,0000 | 0,9849 |
68 | 15,5875 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 |
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
69
BIJLAGE 4 Sekseneutrale afkoopfactoren (artikel 26) |
Afkoop van een uitgesteld ouderdomspensioen met een normpensioenleeftijd van 68 jaar geschiedt met factor 1. |
Afkoop van nog niet ingegaan partnerpensioen geschiedt met factor 2. |
Afkoop van een ingegaan ouderdomspensioen geschiedt met factor 3. |
Afkoop van een ingegaan partnerpensioen geschiedt met factor 4. |
leeftijd | factor 1 | factor 2 | factor 3 | factor 4 |
20 | 13,3038 | 3,1769 | 58,0746 | |
21 | 13,4959 | 3,2474 | 57,5390 | |
22 | 13,6896 | 3,3192 | 56,9931 | |
23 | 13,8847 | 3,3925 | 56,4366 | |
24 | 14,0813 | 3,4671 | 55,8694 | |
25 | 14,2790 | 3,5431 | 55,2909 | |
26 | 14,4780 | 3,6204 | 54,7017 | |
27 | 14,6778 | 3,6990 | 54,1011 | |
28 | 14,8786 | 3,7789 | 53,4889 | |
29 | 15,0802 | 3,8596 | 52,8657 | |
30 | 15,2822 | 3,9413 | 52,2310 | |
31 | 15,4845 | 4,0240 | 51,5844 | |
32 | 15,6867 | 4,1073 | 50,9261 | |
33 | 15,8888 | 4,1912 | 50,2560 | |
34 | 16,0904 | 4,2756 | 49,5744 | |
35 | 16,2913 | 4,3603 | 48,8815 | |
36 | 16,4909 | 4,4451 | 48,1767 | |
37 | 16,6886 | 4,5303 | 47,4602 | |
38 | 16,8842 | 4,6156 | 46,7321 | |
39 | 17,0769 | 4,7009 | 45,9921 | |
40 | 17,2663 | 4,7861 | 45,2404 | |
41 | 17,4516 | 4,8706 | 44,4775 | |
42 | 17,6323 | 4,9544 | 43,7035 | |
43 | 17,8074 | 5,0372 | 42,9185 | |
44 | 17,9761 | 5,1191 | 42,1221 |
70
45 | 18,1377 | 5,1990 | 41,3162 | |
46 | 18,2905 | 5,2779 | 40,4992 | |
47 | 18,4340 | 5,3544 | 39,6737 | |
48 | 18,5664 | 5,4290 | 38,8383 | |
49 | 18,6888 | 5,5007 | 37,9934 | |
50 | 18,8025 | 5,5703 | 37,1390 | |
51 | 18,9082 | 5,6367 | 36,2758 | |
52 | 19,0065 | 5,6991 | 35,4061 | |
53 | 19,0978 | 5,7575 | 34,5288 | |
54 | 19,1831 | 5,8108 | 33,6444 | |
55 | 19,2623 | 5,8599 | 32,7538 | |
56 | 19,3367 | 5,9037 | 31,8577 | |
57 | 19,4066 | 5,9423 | 30,9562 | |
58 | 19,4738 | 5,9745 | 30,0511 | |
59 | 19,5379 | 6,0010 | 29,1426 | |
60 | 19,5994 | 6,0221 | 27,6050 | 28,2307 |
61 | 19,6592 | 6,0360 | 26,6613 | 27,3187 |
62 | 19,7159 | 6,0440 | 25,7151 | 26,4051 |
63 | 19,7713 | 6,0450 | 24,7683 | 25,4905 |
64 | 19,8260 | 6,0393 | 23,8218 | 24,5754 |
65 | 19,8807 | 6,0263 | 22,8766 | 23,6605 |
66 | 19,9385 | 6,0043 | 21,9357 | 22,7477 |
67 | 20,0010 | 5,9733 | 21,0000 | 21,8376 |
68 | 20,0700 | 5,9337 | 20,0700 | 20,9293 |
71
Deze factoren zijn in werking getreden per 1 januari 2021 en gelden tot 1 januari 2022. Zij worden jaarlijks gewijzigd.
Bijlage 5 Versiebeheer
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 2.0
: 1 januari 2015
: 10 april 2017
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
Artikel 1 Begripsomschrijving
Arbeidsongeschiktheidsgrondslag: Reglementeren dat aftopping niet voor AO-pensioen geldt.
Bruto pensioengrondslag: Reglementeren aftopping en deelnemersbijdragecompensatie en pensioenpremietoeslag. Bijdragegrondslag: Reglementeren aftopping.
Artikel 2 Deelnemerschap
Lid 3 onderdeel b. is komen te vervallen. Geen voortzetting deelnemerschap in verband met beëindigde FVP-regeling. Vernummering onderdeel c. en d. in onderdeel b. en c.
Lid 4 zodanig gewijzigd dat bij aanvang deelnemerschap geen reglement en statuten worden verstrekt.
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de normpensioendatum
Aanpassing opbouwpercentage naar 1,875.
Artikel 7 Partnerpensioen
Lid 1 Gerechtigden
Op instigatie van de fiscus is de bepaling dat er tussen vroegpensionering en AOW- datum een partner kan ontstaan komen te vervallen.
72
Artikel 9 Wezenpensioen
Lid 3 Hoogte
Wijziging hoogte wezenpensioen van 20% naar 14% van het ouderdomspensioen. Fiscale eis.
Lid 6 Verlenging wegens studie. De eis tot het hebben van aanspraak op studiefinanciering is vervangen door het volgen van een voltijdse opleiding in voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs/hoger onderwijs conform Wet studiefinanciering 2000.
Artikel 15 Beëindiging van het deelnemerschap voor de vroegst mogelijke pensioendatum
Lid 4 Hoogte premievrij wezenpensioen
Wijziging hoogte premie wezenpensioen van 20% naar 14% van het premievrije ouderdomspensioen.
Artikel 16 Wijziging in de verhouding tussen Partnerpensioen en ouderdomspensioen
Lid 4 en 5 Extra mogelijkheid wijziging verhouding
Op instigatie van de fiscus is de bepaling dat er tussen vroegpensionering en AOW- datum een partner kan ontstaan en dat daarvoor ouderdomspensioen in
Partnerpensioen wordt uitgeruild komen te vervallen. 73
Vernummering lid 6 in lid 4
Lid 5 Nieuw
Maximering van Partnerpensioen op 70% pensioengevend loon. Wens fiscus.
Artikel 17 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
Lid 1 Reglementering aftopping.
Lid 5 Premievrijstelling ook voor DBC.
Lid 6 Wijziging van netto pensioengrondslag naar bijdragegrondslag. Correctie fout verleden.
Artikel 18 Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid (FVP)
Artikel vervallen vanwege beëindiging FVP-regeling.
Artikel 19 Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof
Lid 1. Reglementering aftopping.
Artikel 20 Non-activiteit
Toegevoegd dat er tijdens non-activiteit geen voortgezette pensioenopbouw kan plaatsvinden als er gedurende die periode elders pensioenopbouw plaatsvindt. Wens fiscus.
Reglementering aftopping.
Artikel 23 Bijdragen
Lid 2 Deelnemersbijdrage is inclusief DBC.
Artikel 32 Werkingssfeer
Lid 4 Reglementering aftopping en uitsluiting DBC en pensioenpremietoeslag voor bestaande AO-ers.
Overgangsregeling 1
Artikel 1
Ook de aanspraken op een tijdelijk ouderdomspensioen zijn omgezet naar 67 jaar. Reglementering aftopping en uitsluiting DBC en pensioenpremietoeslag voor bestaande AO-ers.
Artikel 2 en 3
Komen te vervallen omdat ook de aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen zijn omgezet naar 67 jaar.
Omnummering artikel 4 naar artikel 2.
74
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 3.0
: 1 januari 2017
: 10 april 2017
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
Toegevoegd Bijlage 5: Versiebeheer.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 4.0
: 1 januari 2018
:
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
Gehele reglement
Daar waar van toepassing is ”nabestaande” gewijzigd in “partner”.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Op diverse plaatsen zijn verwijzingen aangebracht naar de nieuwe Bijlage 6 waarin de variabelen, zoals aftoppingsgrens en franchise, weergegeven worden.
Pensioendatum: Omschrijving toegevoegd om onderscheid te maken met de normpensioendatum van 68 jaar.
Artikel 2. Deelnemerschap
Lid 2, einde deelnemerschap, van 67 naar 68.
Artikel 3. Pensioenaanspraken van de deelnemers.
Lid 5, Flexibiliseringsmogelijkheden. Van 67 naar 68.
Artikel 7. Partnerpensioen.
Lid 3, toegevoegd dat PP = 0,7 OP exclusief verhoging OP als gevolg van conversie naar 68 jaar.
Artikel 8. Facultatief partnerpensioen
Lid 4, meelopen van de einddatum met toekomstige AOW-datum ontwikkeling opgenomen.
Artikel 9. Wezenpensioen
Lid 3, meelopen van de einddatum met toekomstige AOW-datum ontwikkeling opgenomen.
Leden 5 en 6. Al vastgestelde reglementswijziging opgenomen inzake verlenging uitkeringsduur WzP.
Artikel 13. Eerder met pensioen.
Lid 2, van 67 naar 68 jaar.
75
Lid 4. Overbodige bepaling verwijderd. Kan niet voorkomen.
Artikel 14, Deeltijdpensioen.
Lid 1. Van 67 naar 68 jaar.
Artikel 15, Beëindiging van het deelnemerschap
Kop aangepast. Omschrijving logisch gemaakt. Lid 5, omschrijving gebeurtenisdatum aangepast.
Artikel 17, voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid.
Lid 1: Maximering op 68 jaar aangebracht.
Artikel 22. Indexering
Lid 3, bij inhaalindexering toegevoegd dat aan wettelijke eisen moet worden voldaan.
Artikel 24. Variatie in de hoogte van het pensioen
Lid 1. Toegevoegd dat er sprake moet zijn van vervroegde pensionering. Lid 8. Idem
Artikel 33 Datum inwerkingtreding
Geactualiseerd.
Overgangsregeling 1
Conversie naar 68 jaar toegevoegd. IPL toegevoegd.
Bijlagen 1,2,3 en 4
Factoren geactualiseerd naar 68 jaar.
Bijlage 6
Toegevoegd verwachte AOW-leeftijd.
76
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 5.0
: 1 januari 2019
: 11 december 2018
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Omschrijving “Kind” en “Partner” verduidelijkt zodat duidelijk blijkt dat de betreffende hoedanigheid dient te bestaan gedurende het deelnemerschap.
Artikelen 15,21,en 26.
Wijzigingen in verband met de Wet automatische overdracht klein pensioen.
Bijlage 4
Aanpassing afkooptarieven per 1-1-2019.
Bijlage 6
Aanpassing regelingsvariabelen per 1-1-2019.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 6.0
: 31 december 2019
: 12 november 2019
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Omschrijving CAO verwijderd. Omschrijving AVR toegevoegd.
Meerdere plaatsen in het reglement
CAO vervangen door AVR
Artikel 30 Bijzondere gevallen
Toegevoegd lid 5 met de mogelijkheid van opbouwkorting. Oud lid 5 omgenummerd naar lid 6.
77
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 7.0
: 31 december 2019
: 14 februari 2020
Artikel 30 Bijzondere gevallen
Toegevoegd aan lid 3.c dat het Bestuur is bevoegd om in enig jaar de in dit lid bedoelde vermindering ongedaan te maken, mits dit niet leidt tot een hoger pensioen dan zonder vermindering verkregen zou zijn en aan de wettelijke bepalingen ter zake is voldaan. Het ongedaan maken van de vermindering heeft voorrang boven het verlenen van extra indexaties als bedoeld in artikel 22 lid 3.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 8.0
: 1 januari 2020
: 12 november 2019
Afkooptarieven 2020 ingevoegd (bijlage 4) Variabelen aangepast (bijlage 6)
Versiebeheer aangepast (bijlage 5)
78
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 9.0
: 1 januari 2021
: 7 december 2020
Artikel 4 lid 2;
Artikel 26 Afkoop kleine pensioenen; Artikel 30 lid 5;
Bijlage 4: nieuwe afkooptarieven per 1-1-2021 ingevoegd; Bijlage 5 Versiebeheer aangepast;
Bijlage 6: actualisering van de variabelen;
Bijlage 6: actualisering van de verwachte AOW-leeftijd.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
: 10.0
: 1 januari 2021
: 13 april 2021
Artikel 23 lid 2a en lid 5
79
Bijlage 6 Variabelen en verwachte AOW-leeftijd
Variabelen
1 januari 2017 | 1 januari 2018 | 1 januari 2019 | 1 januari 2020 | 1 januari 2021 | |
Maximum salaris (aftopping) | 103.317 | 105.075 | 107.593 | 110.111 | 112.189 |
Maximum salaris ten behoeve van bepaling bijdragegrondslag | 95.916 | 97.548 | 99.889 | 102.223 | 104.153 |
Franchise | 13.123 | 13.344 | 13.785 | 14.167 | 14.544 |
Bijdragefranchise | 20.017 | 20.367 | 20.978 | 21.555 | 21.878 |
Grensbedrag AOP | 52.366 | 53.254 | 54.532 | 55.804 | 56.852 |
Maximale Anw | 15.007 | 15.166 | 15.496 | 15.815 | 15.985 |
Afkoopgrens | 467,89 | 474,11 | 484,09 | 497,27 | 503,24 |
Opbouwpercentage (tbv de in enig jaar te verwerven pensioenaanspraken / artikel 30 lid 5) | 1,875 | 1,875 | 1,875 | 1,875 | 1,39 |
(Bedragen in Euro ‘s)
80
Verwachte AOW-leeftijd
Jaar | AOW jaren | AOW maanden | Geboortedatum vanaf | Tot en met |
2021 | 66 | 4 | 01-09-1954 | 31-08-1955 |
2022 | 66 | 7 | 01-09-1955 | 31-05-1956 |
2023 | 66 | 10 | 01-06-1956 | 28-02-1957 |
2024 | 67 | 0 | 01-03-1957 | 31-12-1957 |
2025 | 67 | 0 | 01-01-1958 | 31-12-1958 |
2026 | 67 | 0 | 01-01-1959 | 31-12-1959 |
2027 | 67 | 0 | 01-01-1960 | 31-12-1960 |
2028 | 67 | 3 | 01-01-1961 | 30-09-1961 |
2029 | 67 | 3 | 01-10-1961 | 30-09-1962 |
2030 | 67 | 3 | 01-10-1962 | 30-09-1963 |
2031 | 67 | 6 | 01-10-1963 | 30-06-1964 |
2032 | 67 | 6 | 01-07-1964 | 30-06-1965 |
2033 | 67 | 6 | 01-07-1965 | 30-06-1966 |
2034 | 67 | 6 | 01-07-1966 | 30-06-1967 |
2035 | 67 | 9 | 01-07-1967 | 31-03-1968 |
2036 | 67 | 9 | 01-04-1968 | 31-03-1969 |
2037 | 67 | 9 | 01-04-1969 | 31-03-1970 |
2038 | 68 | 0 | 01-04-1970 |
Voor de verwachte AOW-leeftijd wordt uitgegaan van onderstaande tabel:
81
De verwachte AOW-leeftijd zal in de toekomst wijzigen indien blijkt dat de ontwikkeling van de AOW-leeftijden anders verloopt dan verwacht. De in bovenstaande tabel opgenomen verwachte AOW-leeftijd is gebaseerd op de in december 2020 gepubliceerde resterende levensverwachting.