Artikelen 92 t/m 94 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap)
XXXXXXXXXXXXXXXX XXX XX XXXXXX X 00/00 (xx X 000/00)
Xxxxxxxxx
(98/C 270/02)
(Voor de EER relevante tekst)
(Artikelen 92 t/m 94 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap)
Bekendmaking van de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag, gericht aan de overige lidstaten en andere belanghebbenden inzake steunverlening voor de ontwikkeling van inkjet-kleurenprinters door Océ NV
Bij onderstaand schrijven heeft de Commissie de Neder- landse regering in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag in te leiden.
,,I. ACHTERGROND
Bij hun schrijven dat op 20 december 1996 werd geregis- treerd, hebben de Nederlandse autoriteiten bij de Com- missie het voornemen aangemeld om een eenmalige O@O-subsidie van 23 miljoen ECU te verlenen aan het bedrijf Océ NV voor de ontwikkeling van inkjet-kleu- renprinters. Het betrof een O@O-project dat zou wor- den uitgevoerd in de hoofdvestiging van het bedrijf te Venlo in Nederland.
Op 17 januari 1997, 19 november 1997 en 10 februari 1998 vonden ontmoetingen met de Nederlandse autori- teiten plaats, tijdens welke uiting werd gegeven aan twij- fels over de verenigbaarheid van het steunvoornemen met de criteria van de richtsnoeren inzake O@O-steun. Op 14 februari 1997, 4 augustus 1997 en 24 november 1997 werden vragen gesteld aan de Nederlandse autori- teiten, waarbij hen verzocht werd te motiveren waarom de projectkosten konden worden beschouwd als subsi- diabele O@O-kosten, met name wat betreft de kosten voor de bouw van nieuwe faciliteiten. Tevens werd be- zorgdheid geuit over de ,,preconcurrentiële’’ aard van het project, het stimulerend effect van de voorgenomen steun en noodzaak ervan. Er werd voorts ook een volle- dige beschrijving gevraagd van een project waarvoor een overheidssubsidie van 3,2 miljoen ECU aan Océ werd verleend; dit werd aangeduid als een ,,injekt project’’ en in de jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Commissie vermeld bij de subsidieregeling ,,bedrijfsgerichte techno- logiestimulering’’. De Nederlandse autoriteiten beant- woordden de vragen door op 9 juni 1997, 18 september 1997 en 23 december 1997 aanvullende informatie te verstrekken.
De Nederlandse lautoriteiten hebben bevestigd dat Océ een subsidie van 3,2 miljoen ECU heeft ontvangen (het-
1994 tot 1996. Uit de projectbeschrijving kan worden af- geleid dat de thans voorgenomen steun van 23 miljoen ECU — waarvan is verklaard dat deze bestemd is voor de periode 1997-2001 — een voortzetting lijkt van het eerder met overheidsmiddelen gefinancierde project.
Op basis van de betreffende technologie zullen inkjet- kleurenprinters worden ontwikkeld voor, in eerste in- stantie, de tekenkamermarkt, gericht op het printen van CAD-tekeningen (Computer Aided Design) en de gra- phic arts-markt, gericht op het printen van posters en banners. [. . .].
II. DE ONDERNEMING
Océ NV is de houdstermaatschappij van de internatio- nale Océ Group die in 80 landen actief is als leverancier van een uitgebreid assortiment producten en diensten voor de weergave en de verwerking van informatie op papier.
De onderneming heeft een jaaromzet van 2,3 miljard ECU en heeft wereldwijd circa 17 000 werknemers in dienst. Zij heeft als doelstelling om 7 % van haar omzet te investeren in onderzoek en ontwikkeling. In de onder- zoekscentra in Nederland, Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten zijn ongeveer 1 5000 pesonen werk- zaam. Het merendeel van de onderzoeksactiviteiten is, evenals de productie en internationale marketing, gecon- centreerd in de te Venlo gevestigde centrale exploitatie- maatschapij Océ-Technologies BV (¹).
Het productenassortiment wordt grotendeels door Océ zelf ontwikkeld, geproduceerd en op de markt gebracht. Het omvat een groot aantal kopieerapparaten en printers voor kantoordoeleinden en gespecialiseerde toepassin- gen, plottersystemen, alsmede de accessoires en beno- digdheden (imaging supplies) voor deze systemen (bijv. tonerproducten). De afdeling Office Systems vertegen- woordigt 40 % van de verkopen, terwijl de afelingen Engineering Systems, Printing Systems en Imaging Sup- plies respectievelijk 28 %, 19 % en 13 % van de omzet van het concern genereren.
geen overeenkomst met een steunintensiteit van 31 %)
voor een project betreffende inkjet-printers dat liep van
(¹) xxxx://xxx.xxx.xxx/Xxxxx/Xxxxxxx
De onderneming ontwikkelt intern de inkjet-technologie voor [. . .] de Engineering Systemsmarkt. De afdeling Engineering Systems van Océ is in Europa en wereldwijd marktleider met marktaandelen van respectievelijk 35 % en 25 % (²). Op de markt van de Engineering Systems wordt momenteel niet veel groei meer gerealiseerd, het- geen de reden is waarom Océ haar positie tracht te ver- sterken en haar aandeel op vewante markten probeert te vergroten, met name het segment Display Graphics door middel van de ontwikkeling van de inkjet-technologie. Deze markt is gericht op toepassingen van breedformaat- afdrukken in kleine oplage, zoals kleurenposters, banners en reclameborden op verschillende ontvangstmedia, hoofdzakelijk voor reclamedoeleinden. Deze markt kent een explosieve groei: verwacht wordt dat de waarde er- van, thans 340 miljoen ECU, zal stijgen tot 900 miljoen ECU in het jaar 2000 (³). Océ verkoopt momenteel dan ook al kleurenprinters voor de grafische markt die wor- den vervaardigd met elders aangekochte technologie.
III. HET STEUNVOORNEMEN
De Nederlandse regering heeft het voornemen aange- meld om ,,ad hoc’’ steun te verlenen voor onderzoek en ontwikkeling aan Océ NV (Venlo). Het is de bedoeling om een subsidie te verlenen van 23 miljoen ECU (voor subsidiabele kosten die naar is verklaard 94,5 miljoen ECU zouden bedragen) voor een project dat zou lopen van 1997 tot 2001 en dat betrekking heeft op de ontwik- keling van piëzo-inkjet-printkoppen, de bijbehorende inkten en optimale media voor het maken van kleurenaf- drukken (d.w.z. speciaal papier en speciale coatings voor ontvangstmedia in het algemeen).
Het onderzoek richt zich op de volgende aspecten:
— piëzo-printkoptechnologie (gebaseerd op [. . .] arrays met elk [. . .] nozzles met een integratiedichtheid van [. . .] nozzles per mm) geschikt voor [. . .]-inkten en
werking bij [. . .] &C, opstart- en cleanproblematiek, [. . .] huishouding en inkhandling;
— vervaardiging von ,,micro-electromechanische’’ tech- nologie voor piëzo-printkoppen met inbegrip van de inrichting van een ,,atelier’’ voor het testen van een productieproces dat te zijner tijd een dagelijkse pro- ductie van [. . .] printkoppen per dag mogelijk moet maken;
— ontwikkeling van [. . .]-inkten en de interactie met de ontvangstmedia (d.w.z. papier en [. . .]) met als doel het realiseren van een [. . .] en kleurvaste inkt voor gebruik op uiteenlopende ontvangstmedia, alsmede onderzoek naar de opschaling ten einde te komen tot de reproduceerbaarheid bij de (commerciële) produc- tie van inkten;
— integratie van de piëzo-printkop met andere printer- componenten (d.w.z. algeheel printerontwerp, ge- bruikersinterface, printkoptransport en papierbehan- deling), gericht op de printkwaliteit en de betrouw- baarheid van de printer;
— zogenaamde ,,front-end’’-aspecten, waaronder de controller, kleurenmanagement en printstrategieën.
De Nederlandse autoriteiten hebben een algemene be- schrijving verstrekt van elk van voornoemde aspecten, gesteld in algemene, niet-specifieke termen. Elk tech- nisch deelgebied is nader opgesplitst in een lijst met acti- viteiten die zijn ingedeeld naar ,,industrieel onderzoek’’ en ,,preconcurrentiële ontwikkeling’’. Aangevoerd wordt dat de werkzaamheden in ongeveer gelijke delen bestaan uit ,,industrieel basisonderzoek’’ en ,,preconcurrentiële ontwikkelingsactiviteiten en daarom in aanmerking ko- men voor een steunintensiteit van 37,5 % (punt 5.9, Ka- derregeling voor O@O’’ (ª)). Er wordt geen informatie verstrekt over specifieke onderzoeksdoelstelligen, te be- halen resultaten of specifieke concreet haalbare resulta- ten en mijlpalen.
De uitsplitsing van de kosten naar technische deelgebieden luidt als volgt:
— piëzo-printkoptechnologie [. . .] miljoen ECU
— vervaardiging van ,,micro-electromechanische’’ technologie voor
piëzo-printkoppen [. . .] miljoen ECU
— ontwikkeling van [. . .]-inkten [. . .] miljoen ECU
— integratie van de piëzo-printkop met andere printer-componen-
ten [. . .] miljoen ECU
— zogenoemde ,,front-end’’-aspecten [. . .] miljoen ECU
(²) Océ-Company Report, Meespierson, 6.2.1997. (³) xxxx://xxx.xxx.xxx/Xxxxxxxx.xxxxxx
(ª) ,,Communautaire kaderregeling inzake statssteun voor on- derzoek en ontwikkeling’’, PB C 45, van 17.2.1996.
Deze cijfers lijken uitsluitend te zijn gebaseerd op de personeelskosten voor een project dat circa 1 000 manja- ren of 200 manjaren per jaar zou omvatten.
Voorts wordt aangevoerd dat sprake is van een aanvul- lend subsidiabel bedrag van [. . .] miljoen ECU voor de aankoop van kennis, daar de aankoop van kennis nood- zakelijke aankopen betreft om het onderzoek te doen zonder inbreuk op patenten en octrooien te plegen. Dit bedrag zou in aanmerking komen voor een steunintensi- teit van 50 % omdat het ,,industrieel basisonderzoek’’ zou betreffen.
Tevens wordt in de aanmelding een bedrag van 9,0 mil- joen ECU als subsidiabele kosten opgevoerd (van een to- taalbedrag aan bouwkosten van 14,2 miljoen ECU) voor nieuwe O@O-faciliteiten. De Nederlandse autoriteiten hebben vervolgens (bij schrijven van 23 december 1997) hun aanmelding zodanig gewijzigd dat alleen de kosten voor het gebruik van het nieuwe gebouw gedurende de looptijd van het project als subsidiabele kosten worden aangemerkt. In plaats van het oorspronkelijke bedrag van 9,0 miljoen ECU zouden deze kosten 0,61 miljoen ECU bedragen.
De totale subsidiabele kosten van het project komen daarmee uit op 94,5 miljoen ECU. De Nederlandse au- toriteiten handhaven het bedrag van hun oorspronkelijke steunvoornemen van 23 miljoen ECU (HFL 50 miljoen) omdat zij van mening zijn dat de steunintensiteit van 24 % onder de toegestane intensiteit van ten minste 37,5 % ligt.
IV. BEOORDELING
De betreffende aanmelding van staatssteun valt onder ar- tikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag omdat de steun is voor een belangrijke producent van een uitgebreid assor- timent producten voor de weergave en de verwerking van informatie op papier, waardoor het handelsverkeer tussen de lidstaten mogelijk beïnvloed kan worden.
De ontwikkeling van de piëzo-printkoptechnologie voor inkjet-printers, de bijbehorende inkten en de ontvangst- media (imaging supplies) en de opname ervan in kleuren- printers voor een aantal op eindverbruikers gerichte marktsegmenten betreffen markten waarop intensieve concurrentie plaatsvindt.
Enkele van de activiteiten op het gebied van de piëzo-printkoptechnologie voor inkjet-kleuren- printers, inkten en printers van dit moment zijn:
— Modular Ink Technology (Stockholm) ontwikkelt en produceert PiezoJet printkopen
voor een reeks toepassingen (’);
— Xennia Technology Ltd (UK) ontwikkelt inkjet-printkoppen en inktformules;
— Xaar plc. (Cambridge, UK) ontwikkelt prototypes en vervaardigt piëzo-print-
koppen en inkten voor licentiehouders en afne- mers (');
— Mutoh Europe NV (Oostende) gaat beginnen met de productie van CAD-kleuren-
plotters in België met behulp van de piëzo-inkjet- technologie;
— Epson Europe BV (Amstelveen) vervaardigt computerprinters in het VK en Frank-
rijk met behulp van de piëzo-printkoptechnologie.
Voorts is het mogelijk dat er concurrentievervalsing op- treedt op de bredere markten voor printers en imaging supplies omdat de inkjet-piëzotechnologie een substituut is voor de bestaande thermische (zwart/wit) en elektro- statische (zwart/wit en kleur) printtechnologieën op de markt voor grafische weergave.
(’) ,,Nu-kote PiezoJet printhead released in New Xerox Color- grafX printer’’, . . . 36 inch-wide ink-jet printer for the colour graphics market, Business Wire, 17.9.1997.
(') xxxx://xxx.xxxx. co..uk/news: ,,Xaar signs new licence agreement’’ . . . with Dainippon Screen a leading company in the graphics arts and printing markets; Jan 1998.
Aangetoond dient te worden dat het te subsidiëren pro- ject valt onder de definitie van ,,industrieel basisonder- zoek’’ en ,,preconcurrentiële ontwikkeling’’ (Commu- nautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onder- zoek en ontwikkeling, bijlage I), zoals door de Neder- landse autoriteiten wordt gesteld. In de ,,Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ont- wikkeling’’ (Publicatieblad C 45, 17.2.1996) wordt groot belang toegekend aan de voorwaarden in verband met het stimulerende effect van de steun wanneer deze wordt verleend aan grote bedrijven die onderzoek verrichten dat zich dicht bij de markt bevindt (art. 6.5, Kaderrege- ling O@O). Aangetoond moet worden dat de voorgeno- men steun de bedrijven aanzet tot het verrichten van on- derzoeksactiviteiten die anders niet tot stand zouden zijn
gekomen (art. 6.2, Kaderregeling O@O), terwijl ook moet worden bewezen dat de steun als stimulans onont- beerlijk is en op generlei wijze exploitatiesteun is (art. 6.3, Kaderregeling O@O).
Met betrekking tot de aard van het O@O-project:
In 1994 ontving Océ een subsidie van 3,2 miljoen ECU (hetgeen overeenkwam met een steunintensiteit van 31 %) voor een inkjet-project dat liep van 1994 tot 1996 uit hoofde van een goedgekeurde steunregeling. Uit de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte projectbe- schrijving kon worden afgeleid dat de werkzaamheden betrekking hadden op dezelfde algemene aspecten als die welke in het onderhavige steunvoorstel worden beschre- ven en dat deze hebben geresulteerd in 20 patenten op printkoppen en inkten, alsmede een volledig ,,proefmo- del’’ (mechanische, elektronische en digitale onderdelen) van een breedformaatprinter met vier kleine piëzo-inkjet- arrays waarmee in een laboratoriumomgeving volledige kleurenprintwerking mogelijk is. Volgens de Neder- landse autoriteiten moet dit project worden beschouwd als een haalbaarheidsstudie voorafgaande aan industrieel onderzoek.
Het nieuwe steunvoornemen van 23 miljoen ECU komt overeen met een werkprogramma voor productontwikke- ling welk in dit stadium gericht schijnt te zijn op de ver- dere ontwikkeling van bestaande prototypes en de ge- reedmaking van deze prototypes voor serieproductie. Er is niet aangetoond dat de kosten subsidiabele O@O-kos- ten zijn; het lijkt daarentegen te gaan om de kosten voor commerciële product- en procesontwikkeling. In het bij- zonder, wordt een subsidiabel bedrag van [. . .] miljoen ECU (wat overeenkomt met [. . .] % van de projectkos- ten van 94,5 miljoen) aangevoerd voor de ,,aankoop van kennis welke noodzakelijke aankopen betreft om het on- derzoek te doen zonder inbreuk op patenten en oc- trooien te plegen.’’ Deze kosten zouden in aanmerking komen voor een steunintensiteit van 50 % omdat het
,,industrieel basisonderzoek’’ zou betreffen. Door de Nederlandse autoriteiten werd dit niet verder gemoti- veerd.
Immers, de Nederlandse autoriteiten hebben verklaard dat een verder bedrag van 16 miljoen ECU (niet-subsi- diabele O@O-kosten) vereist is alvorens met productie kan worden begonnen; het bedrag van het aangemelde project dat als subsidiabel wordt aangemerkt — 94,5 mil- joen ECU — dekt derhalve ten minste 85 % van de to- tale O@O-kosten (tot aan het in de handel brengen).
Uitgesloten van ,,preconcurrentiële ontwikkeling’’ zijn op de ontwikkeling van een prototype dat geschikt is voor (direct) commercieel gebruik, demonstratie- of mo- delprojecten die kunnen worden omgebouwd of gebruikt voor industriële toepassingen of commerciële exploitatie en periodieke of routinewijzigingen aan bestaande pro-
ducten en andere courante werkzaamheden, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen zijn (bijlage I van de Kaderregeling O@O). Gebleken is dat een eerste la- boratoriumprototype van een inkjet-kleurenprinter van breed formaat door Océ reeds in 1996 of begin 1997 werd ontwikkeld.
Voorts is het inkjet-project afhankelijk van de bouw van een zogenoemde O@O-faciliteit met een oppervlakte van 7 650 m 2 in Venlo, waarvan 4 000 m2 volledig zou wor- den gebruikt voor het inkjet-project. De nieuwe faciliteit omvat 800 m2 chemische laboratoria en cleanrooms, waarvan het meest aannemelijk is dat zij zullen worden gebruikt voor de serieproductie van piëzo-printkop-ar- rays (7) (8).
Gelet op deze achtergrond kan het steunvoornemen niet worden omschreven als ,,industrieel onderzoek’’ of ,,pre- concurrentiële ontwikkeling’’ in de zin van de richtsnoe- ren inzake staatssteun, maar betreft het in plaats daarvan een investeringsproject voor de productie van piëzo-ink- jet-printkoppen en inkten.
Ten aanzien van het stimulerende effect van de voorge- nomen O@O-steun:
Zelfs als het project wordt beschouwd als subsidiabel met openbare middelen als O@O, lijkt het ,,stimulerende’’ effect van het project — een stimulans voor de onderne- ming om onderzoek uit te voeren dat anders niet tot stand zou zijn gekomen — nogal twijfelachtig.
De Nederlandse autoriteiten voeren aan dat er sprake is van een ,,stimulerend’’ effect omdat het project hoge ri- sico’s met zich brengt en dat de kosten die ervoor moe- ten worden gemaakt andere technologieprojecten van Océ in gevaar zouden kunnen brengen. Het inkjet-pro- ject zal naar verwachting leiden tot een stijging van de O@O-uitgaven als percentage van de omzet. Volgens de Nederlandse autoriteiten zou een dergelijke toename van de O@O-uitgaven wellicht onmogelijk zijn zonder over- heidssubsidie, in het bijzonder met het oog op het hand- haven van een gezonde balansverhouding, de behoefte aan werkkapitaal, een gezonde dividendpolitiek en de positie als beursfonds.
(7) xxxx://xxx.xxxx.xx..uk/corp: Xaar has established a sophis- ticated cleanroom equipped with the latest wafer-processing equipment where printheads and inks are developed, proto- typed and manufactured.
(8) ,,SMC to use aging wafer fab for MEMs’’, . . . SMC has been manufacturing inkjet print heads (in its expanded cle- anroom) for printer maker Lexmark, Electronic News, 10.3.1997.
De afdeling Engineering Systems van Océ is wereld- marktleider en streeft ernaar haar positie te verbeteren en haar aandeel op de markt voor grafische weergave te verbeteren. Andere ondernemingen hebben reeds breed- formaat-inkjet-kleurenprinters met de piëzo-technologie ontwikkeld voor de grafische markt. Océ zelf brengt reeds elders aangekochte printers (op basis van een ink- jet-kleurentechnologie) op de markt, die hoofdzakelijk worden gebruikt op de CAD-markt in het drukkerijwe- zen voor kleine oplagen (ª) (¹º), waarbij het laatste pro- duct meer in het bijzonder gericht is op kleurentoepas- singen op de graphics arts-markt (¹¹) (¹²). Océ houdt zich momenteel verder bezig met het ontwikkelen en op de markt brengen van imaging supplies voor met name de markt voor breedformaatpapier, evenals materialen voor inkjet-plotters en display graphics. Gezien de hevige con- currentie lijkt het erop dat de onderneming gekozen heeft voor het ontwikkelen van haar eigen inkjet-print- koppen en inkten — met als doelstelling het bereiken van kleurenafdrukken van betere kwaliteit op uiteenlopende ontvangstmedia — in een poging om marktaandeel te verwerven met een beter product. Océ heeft in 1996 te- vens een klein Amerikaans bedrijf aangekocht dat acces- soires en benodigheden verkoopt voor inkjet-printers, waarmee zij haar positie op de markt voor deze imaging supplies voor inkjet-printers heeft versterkt. Het schijnt in de bedoeling van de onderneming te liggen om de werkzaamheden voor normale commerciële doeleinden voort te zetten; zij is reeds begonnen met de bouw van nieuwe faciliteiten voor het project zonder de garantie dat zij staatssteun zal ontvangen.
CONCLUSIE
Gelet op het voorgaande heeft de Commissie in dit sta- dium ernstige twijfels over de verenigbaarheid van de voorgenomen steun met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92, lid 3, van het EG-Verdrag. De Ne- derlandse autoriteiten hebben in het bijzonder niet aan- getoond dat het project in aanmerking komt voor sub- sidiëring als een combinatie van ,,industrieel basisonder- zoek’’ en ,,preconcurrentiële ontwikkeling’’, noch dat
(ª) xxxx://xxx.xxx.xxx./Xxxxxxxx/Xxxxxxxx/Xxxxxxxx:
Océ 5200 heavy-duty colour ink-jet printer fourcolour 128 nozzle printhead.
(¹º) xxxx://xxx.xxx.xxx/Xxxxxxxx/Xxxxxxxx/Xxxxxxxx: Océ 5120 fast and affordable colour ink-jet printer.
(¹¹) xxxx://xxx.xxx.xxx/Xxxx: ,,Océ and ENCAD in OEM agreement to market new wide format Graphic Arts prin- ters’’; . . . typical applications in the graphics arts industry include signmaking, digital photographic prints, posters, banners; 13.3.1997.
(¹²) xxxx://xxx.xxx.xxx/Xxxx: ,,Océ introduces new wide- format colour printing system for print providers’’, 11.9.1997.
van de voorgenomen O@O-steun een stimulerend effect uitgaat, noch dat de steun noodzakelijk is.
De Commissie heeft daarom besloten de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden. De Commissie stelt de Ne- derlandse regering hierbij in de gelegenheid om binnen een maand na ontvangst van onderhavig schrijven haar opmerkingen en andere relevante informatie kenbaar te maken.
De Commissie herinnert de Nederlandse autoriteiten eraan dat de betrokken lidstaat uit hoofde van artikel 93, lid 3, gehouden is voorgenomen steun niet ten uitvoer te leggen voordat de procedure van artikel 93, lid 2, heeft geleid tot een eindbeschikking. Begunstigden van on- rechtmatig verleende steun, dat wil zeggen steun die is verleend voordat de Commissie een eindbeschikking heeft gegeven, kan worden teruggevorderd, overeen- komstig de procedures en bepalingen van de Neder- landse wetgeving, vermeerderd met rente, te berekenen op basis van de referentierente voor regionale steun, vanaf de datum waarop de steun werd verleend.
Indien uw autoriteiten van mening zijn dat dit schrijven vertrouwelijke informatie bevat welke niet geschikt is voor publicatie, dienen zij de Commissie hiervan binnen 15 werkdagen in kennis te stellen.
De Commissie deelt hierbij de Nederlandse regering mede dat zij onderhavig schrijven als bekendmaking zal doen verschijnen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, waarbij zij de andere lidstaten en be- langhebbenden zal aanmanen hun opmerkingen kenbaar te maken, alsmede in de EER-bijlage van het Publicatie- blad, waarbij de belanghebbenden in de EVA-landen eveneens zal worden verzocht hun opmerkingen kenbaar te maken. Overeenkomstig Protocol 27 van de EER- Overeenkomst zal ook de Toezichthoudende autoriteit van de XXX in kennis worden gesteld.’’.
De Commissie maant de overige lidstaten en andere be- langhebbenden aan, haar hun opmerkingen over de be- trokken maatregelen kenbaar te maken door deze binnen een maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan het volgende adres:
Europese Commissie Directoraat IV — H/2 Xxxxxxxxx 000
X-0000 Xxxxxxx
Fax (00-0) 000 00 00.
Deze opmerkingen zullen aan de Nederlandse regering worden medegedeeld.