Inhoudsopgave
Pensioenreglement KLM Health Services |
Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM |
Versie 5.0 (1 januari 2016) |
Inhoudsopgave
1
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1
2 Pensioenaanspraken van deelnemers
7
Artikel 3 Pensioenaanspraken en keuzemogelijkheden van deelnemers 7
Artikel 5 Arbeidsongeschiktheidspensioen 7
Artikel 6 Wijziging arbeidsongeschiktheid 10
Artikel 8 Facultatief nabestaandenpensioen 12
3 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
14
Artikel 9 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers 14
4 Pensioenaanspraken van gewezen deelnemers
15
Artikel 10 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum 15
5 Omzetting van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van het deelnemerschap
16
Artikel 11 Omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen 16
Artikel 12 Bijzonder nabestaandenpensioen na omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen 17
6 Verevening en conversie bij scheiding
19
Artikel 13 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding 19
7 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ouderschapsverlof
21
Artikel 14 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 21
Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid 22
Artikel 16 Ouderschapsverlof en ander onbetaald verlof 23
8 Waardeoverdracht en vrijwillige aanvullende verzekeringen
25
Artikel 17 Waardeoverdracht 25
Artikel 18 Bijsparen voor extra pensioenaanspraken 26
9 Aanpassing van de pensioenen
27
Artikel 19 Aanpassing van de pensioenen 27
28
Artikel 20 Deelnemersbijdragen 28
29
Artikel 21 Uitbetaling van pensioenen 29
Artikel 22 Afkoop kleine pensioenen 29
12 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds
31
Artikel 23 Verplichtingen van de deelnemers 31
Artikel 24 Verstrekken van informatie door het Fonds 32
13 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
33
Artikel 25 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving 33
34
Artikel 26 Bijzondere gevallen - Hardheidsbepaling 34
Artikel 28 Datum inwerkingtreding 36
Bijlage 1 Fondsfactoren met betrekking tot wijziging van de verhouding tussen ouderdoms- en nabestaandenpensioen
Bijlage 2 Afkoopfactoren klein pensioen
Bijlage 3 Uitvoeringsbesluit in verband met Artikel 26 (Bijzondere gevallen – Hardheidsbepaling) van het reglement
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Fonds:
De Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM.
KLM:
De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
KLM Health Services:
KLM Health Services B.V., gevestigd te Haarlemmermeer (Schiphol-Oost) en de aan haar gelieerde ondernemingen.
Statuten:
De statuten van het Fonds. 1
Bestuur:
Het bestuur van het Fonds.
Werknemer:
De persoon met een arbeidsovereenkomst bij KLM Health Services.
CAO:
collectieve Arbeidsovereenkomst voor KLM-Grondpersoneel Nederland.
Deelnemer:
Deelnemer aan het Fonds is de werknemer die een dienstverband heeft met KLM Health Services of de aan haar gelieerde ondernemingen.
Gewezen deelnemer:
De persoon van wie het deelnemerschap aan het Fonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het Fonds heeft verkregen en behouden.
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit reglement een ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen van het Fonds ontvangt.
Partner:
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
a. de echtgenote of echtgenoot van de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde;
x. xx xxxxxxxxx vrouw of man met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan (Staatsblad 1997, 324);
x. xx xxxxxxxxx vrouw of man, met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een door KLM Health Services erkend samenlevingsverband is aangegaan.
Kind:
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
2
1. het wettige of gewettigde kind van de deelnemer, gewezen deelnemer of
gepensioneerde;
2. het door KLM Health Services erkende kind van de partner, mits:
> het kind jonger dan 18 jaar is op het moment van erkenning;
> de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
> het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
> de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt,
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur vereist is, indien de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren.
3. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (zoals adoptiekinderen en pleegkinderen).
Volle wees:
Het kind van wie beide verzorgende ouders zijn overleden respectievelijk de enige verzorgende ouder is overleden.
Deelnemersjaar:
Elke ononderbroken periode van een jaar waarin aan deze pensioenregeling is deelgenomen. Het aantal deelnemersjaren wordt in jaren,maanden en dagen vastgesteld.
AOW-uitkering:
De AOW-uitkering voor een gehuwde pensioengerechtigde, als bedoeld in artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
AOW-gerechtigde leeftijd:
De dag waarop de AOW-uitkering ingaat.
Pensioendatum:
Voor pensioenaanspraken opgebouwd tot en met 31 december 2013: De eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de deelnemer valt.
Voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2014: De dag van het bereiken van de 67-jarige leeftijd.
3
Feitelijke pensioendatum:
De dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Jaarsalaris:
12 maal het met de werknemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van een fulltime dienstverband, vermeerderd met de vakantietoeslag, de regelmatige onregelmatigheidstoeslag zoals opgegeven door KLM Health Services en de vaste maandelijkse toeslag voor zover dit is overeengekomen met KLM Health Services.
Gratificaties, tantièmes, vergoeding voor overwerk en andere door KLM Health Services nader aan te geven emolumenten, blijven buiten beschouwing.
Bij aanvang van het deelnemerschap na 1 januari geldt voor het betreffende jaar als jaarsalaris 12 maal het op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap met de werknemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris uitgaande van een fulltime dienstverband, vermeerderd met de vakantietoeslag, de regelmatige onregelmatigheidstoeslag zoals opgegeven door KLM Health Services en de vaste maandelijkse toeslag voor zover dit is overeengekomen met KLM Health Services.
Het jaarsalaris bedraagt per 1 januari 2015 maximaal € 100.000,-. Dit bedrag wordt met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling aangepast.
Franchise:
Het deel van de bruto pensioengrondslag waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt. Het bestuur heeft de franchise per 1 januari 2015 vastgesteld op € 13.545,-.
Per 1 januari van volgende jaren wordt de franchise afgeleid van die van het voorgaande jaar door die aan te passen met de algemene loonronde volgens de CAO voor het KLM Grondpersoneel.
De franchise is minimaal gelijk aan 10/7 van de per 1 januari van het betreffende jaar geldende AOW-uitkering, vermeerderd met de vakantie-uitkering.
Op het moment dat het verschil tussen de aan de algemene loonronde gekoppelde jaarlijkse aanpassing van de franchise en de jaarlijkse ontwikkeling van de AOW- uitkering daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur in overleg met het arbeidsvoorwaardelijk overleg een afwijkend franchisebedrag vast stellen.
Pensioengrondslag: 4
De pensioengrondslag is voor elke deelnemer gelijk aan het (gemaximeerde) jaarsalaris
verminderd met de franchise op 1 januari van dat jaar. De pensioengrondslag wordt op 1 januari van elk jaar vastgesteld.
Deeltijdwerknemer:
Deelnemer met een kortere dan de fulltime arbeidsduur.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de binnen KLM Health Services gangbare fulltime arbeidsduur. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de dag van wijziging.
Nabestaandenpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Scheiding:
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Sekseneutrale factoren:
Voor mannen en vrouwen gelijke actuariële factoren.
Arbeidsongeschikte:
Degene die arbeidsongeschikt is in de zin van paragraaf 1.2 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
WIA-uitkering:
> de uitkering krachtens de WIA-regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), dan wel
> de uitkering krachtens de WIA-regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
Maximale uitkeringsgrondslag ingevolge de WIA :
261 maal het maximum uitkeringsdagloon zoals bedoeld in artikel 13 van de WIA in combinatie met artikel 17, lid 1 en artikel 18 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen, zoals dat geldt op 1 januari van enig jaar.
5
Prijsindexcijfer:
De door het CBS vastgestelde Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens, exclusief het effect van veranderingen in de tarieven van kostprijsverhogende (zogenaamde indirecte) belastingen en consumptiegebonden belastingen.
Indien dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP):
De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering FVP van 2 juli 1998 (Staatsblad 457).
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Het deelnemerschap vangt aan op de datum waarop het dienstverband met KLM Health Services is ingegaan.
2. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met KLM Health Services, maar in ieder geval op de feitelijke pensioendatum.
3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren en wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet na beëindiging van het dienstverband zolang de persoon:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid;
b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw tijdens werkloosheid, zoals geregeld in artikel 15 lid 1 van dit reglement;
c. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een met KLM Health Services overeengekomen individuele regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
4. Het Fonds, namens de werkgever, informeert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelname over de inhoud van de pensioenregeling door middel van een startbrief.
6
2 Pensioenaanspraken van deelnemers
Artikel 3 Pensioenaanspraken en keuzemogelijkheden van deelnemers
1. De pensioenregeling die is vastgelegd in dit reglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
2. Overeenkomstig de bepalingen van dit reglement heeft de deelnemer aanspraak op:
a. ouderdomspensioen (artikel 4 van dit reglement)
b. arbeidsongeschiktheidspensioen (artikelen 5 en 6 van dit reglement)
c. wezenpensioen (artikel 7 van dit reglement).
3. Naast deze aanspraken zijn alle deelnemers ten behoeve van hun partner verzekerd voor het risico van overlijden tijdens het deelnemerschap, tenzij de deelnemer en partner gezamenlijk aan het Fonds te kennen geven dat zij dit nabestaandenpensioen niet wensen te verzekeren (artikel 8 van dit reglement).
7
4. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage (artikel 9 van dit reglement).
5. Bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer de mogelijkheid om een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een nabestaandenpensioen (artikel 11 van dit reglement).
6. Op de (feitelijke) pensioendatum heeft de deelnemer de mogelijkheid om een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een nabestaandenpensioen (artikel 11 van dit reglement).
Artikel 4 Ouderdomspensioen (Middelloon)
1. Bij het ingaan van het ouderdomspensioen op de pensioendatum bedraagt het jaarlijkse ouderdomspensioen voor elk afzonderlijk ononderbroken jaar waarin
- tot en met 31 december 2013 aan het Fonds is deelgenomen 2%;
- gedurende het jaar 2014 aan het Fonds is deelgenomen 2,1%;
- met ingang van 1 januari 2015 aan het Fonds is deelgenomen 1,895%
van de in het desbetreffende jaar geldende pensioengrondslagen.
2. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
3. Bij voortzetting van het dienstverband van de deelnemer tot de feitelijke pensioendatum wordt de ingang van het ouderdomspensioen met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt -op deze pensioendatum- uitgesteld tot de feitelijke pensioendatum, tenzij de deelnemer hier bezwaar tegen maakt.
De ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt uitgesteld onder gelijktijdige verhoging van het ouderdomspensioen en het van het ouderdomspensioen afgeleide pensioen (wezenpensioen). De actuariële waarde van de aanspraken zal -met gebruikmaking van sekseneutrale factoren- voor en na uitstel aan elkaar gelijk zijn. De uitstelfactoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
4. Op de feitelijke pensioendatum wordt de ingang van het ouderdomspensioen met als 8
pensioendatum de dag waarop de 67-jarige leeftijd wordt bereikt vervroegd tot de
feitelijke pensioendatum, tenzij de deelnemer hier bezwaar tegen maakt.
De ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt vervroegd onder gelijktijdige verlaging van het ouderdomspensioen en het van het ouderdomspensioen afgeleide pensioen (wezenpensioen). De actuariële waarde van de aanspraken zal -met gebruikmaking van sekseneutrale factoren- voor en na vervroeging aan elkaar gelijk zijn. De vervroegingsfactoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
Artikel 5 Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op een (gedeeltelijk) arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer die tenminste 35% arbeidsongeschikt is geworden in de zin van artikel 1 van dit reglement.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid:
> 10% van het niet-gemaximeerde jaarsalaris, voorzover dit lager is dan de maximale uitkeringsgrondslag ingevolge de WIA, geldend op 1 januari voorafgaande aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen, eventueel vermeerderd met
> 70% van het niet-gemaximeerde jaarsalaris, dat uitgaat boven bedoelde maximale uitkeringsgrondslag ingevolge de WIA.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het nu volgende percentage van het in lid 2 van dit artikel genoemde arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid:
arbeidsongeschiktheid van: arbeidsongeschiktheidspensioen bij
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
0-35% | 0 |
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid:
9
4. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop de loondoorbetaling bij ziekte krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek is geëindigd.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de op grond van de omschrijving in artikel 1 (Begripsomschrijving pensioendatum) van toepassing zijnde pensioendatum of, ingeval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
5. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering ontvangt, heeft deze geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid krachtens dit reglement, indien dit recht ontstaat op grond van dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek waarvoor hij reeds een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering ontvangt. Hetzelfde is van toepassing indien de deelnemer tijdens de periode van twee jaar die aan de aanvang van het deelnemerschap voorafging, een dergelijke uitkering heeft ontvangen. Deze uitsluiting van het recht
op arbeidsongeschiktheidspensioen en voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid krachtens dit reglement, is van toepassing, tenzij en voor zover dit bij arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk anders is vastgelegd.
6. In tegenstelling tot lid 1 van dit artikel bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen indien en voorzover de WIA-uitkering op basis van artikel 52 van de WIA niet wordt uitgekeerd. In artikel 52 staan bepalingen voor WIA-deelnemers die inkomsten uit arbeid verwerven.
Artikel 6 Wijziging arbeidsongeschiktheid
1. Degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen, is verplicht op verzoek van het Bestuur mee te werken aan een geneeskundig onderzoek door een door het Bestuur aan te wijzen geneeskundige. Indien betrokkene deze medewerking niet binnen een door het Bestuur te bepalen termijn verleent, kan het Bestuur de uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeiende rechten en aanspraken vervallen verklaren.
2. Indien het uitkeringspercentage van de WIA wijzigt, wordt het 10
arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
> een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid dan wel het niet of niet geheel tot uitkering komen van de WIA-uitkering op basis van artikel 52 van de WIA en de daarop gebaseerde regelgeving;
> een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid, waarbij voor de deelnemer waarvan de arbeidsovereenkomst met KHS is beëindigd, de voorwaarde geldt dat deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WIA-uitkering werd toegekend en na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
Artikel 7 Wezenpensioen
1. Recht op wezenpensioen hebben:
> de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde;
> de nagelaten erkende kinderen van de partner.
2. Geen recht op wezenpensioen hebben:
> de kinderen die zijn geboren uit een na (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde gesloten huwelijk, of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband;
> de kinderen van de nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde;
> de kinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap zijn gewettigd of geadopteerd, met dien verstande dat voor degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de (feitelijke) pensioendatum.
Bij toepassing van de bepalingen voor pensioeningang op de feitelijke pensioendatum (Artikel 4 leden 3 en 4) moet voor “pensioendatum” gelezen worden “feitelijke pensioendatum”.
3. Bij overlijden van de deelnemer (met inbegrip van degene die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen in op de dag volgend op die waarop de deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen
deelnemer dan wel de gepensioneerde gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van
11
de maand volgend op die waarin de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde
overlijdt.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, respectievelijk tot en met de maand van overlijden van het kind.
4. In afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 23 jaar bereikt indien en zolang het kind wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering.
5. Het wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het ouderdomspensioen.
Indien de deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt.
6. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld.
Artikel 8 Facultatief nabestaandenpensioen
1. Alle deelnemers zijn ten behoeve van hun partner verzekerd voor het risico van overlijden tijdens het deelnemerschap tenzij de deelnemer en partner gezamenlijk aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben geven dat zij dit nabestaandenpensioen niet of niet langer wensen te verzekeren.
2. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de deelnemer overlijdt binnen een jaar na het sluiten van het huwelijk, na aangaan van een geregistreerd partnerschap, respectievelijk na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM Health Services, tenzij ten genoegen van het Bestuur aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk, het aangaan van het geregistreerd partnerschap, respectievelijk de erkenning
van het samenlevingsverband door KLM Health Services. 12
3. De in het vorige lid genoemde termijn van een jaar gaat voor degene, die samen met de partner de overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gedane afstandsverklaring wil intrekken, in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de eerder gemaakte keuze aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - is gedaan.
4. Het nabestaandenpensioen bedraagt 65% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer zou hebben genoten indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de pensioendatum.
5. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
6. Xxxxxxx van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband vervalt de aanspraak op nabestaandenpensioen. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in ieder geval aangenomen na melding daarvan aan het Fonds door KLM Health
Services.
7. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid, komen de aanspraken op nabestaandenpensioen krachtens dit artikel te vervallen.
8. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de deelnemer overlijdt als gevolg van:
a. een misdrijf begaan door de voor het nabestaandenpensioen in aanmerking komende nabestaanden, waarvoor de nabestaande strafrechtelijk is veroordeeld;
b. het deelnemen aan enige niet-Nederlandse gewapende dienst;
c. oorlogshandelingen waarbij de deelnemer actief betrokken is geweest;
d. oorlogshandelingen tijdens verblijf in een gebied buiten Nederland dat reeds in staat van oorlog was op het moment dat hij dit gebied bewust betrad;
e. oorlogshandelingen tijdens zijn verblijf in een gebied buiten Nederland, dat hij reeds voor het ontstaan van een dreigende oorlogssituatie betrad, waarbij hij in strijd handelde met de instructies van de Nederlandse respectievelijk plaatselijke
overheid door het desbetreffende gebied niet tijdig te verlaten terwijl hij daartoe
13
wel de gelegenheid had.
3 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
Artikel 9 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers
1. Deelnemers die in deeltijd werken, bouwen pensioenaanspraken op naar rato van hun deeltijdpercentage.
2. Voor een deeltijdwerknemer wordt de pensioengrondslag vastgesteld alsof de binnen KLM Health Services gangbare fulltime arbeidsduur zou gelden.
3. De pensioenaanspraken van de deeltijdwerknemer worden, met uitzondering van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen, berekend door de pensioenaanspraken bij een fulltime arbeidsduur voor de perioden van deeltijdwerk te vermenigvuldigen met het in die perioden geldende deeltijdpercentage.
4. Voor de berekening van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deeltijdwerknemer, wordt het jaarsalaris bij een fulltime arbeidsduur
vermenigvuldigd met het bij de ingangsdatum van het 14
arbeidsongeschiktheidspensioen geldende deeltijdpercentage.
5. Bij de berekening van de voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 14 van dit reglement wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte deeltijdwerknemer het bij de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen geldende deeltijdpercentage gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid zou hebben behouden.
6. Bij de berekening van de aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de pensioendatum zou hebben behouden.
4 Pensioenaanspraken van gewezen deelnemers
Artikel 10 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen en ten behoeve van de kinderen die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap daarop aanspraak hadden een aanspraak op een premievrij wezenpensioen. De aanspraken op facultatief nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen komen te vervallen.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, behoudt de gewezen deelnemer die verzekerd was voor het facultatief nabestaandenpensioen en die direct na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, gedurende de periode dat hij die uitkering ontvangt, aanspraak op een nabestaandenpensioen op risicobasis ter hoogte van 65% van de in het vierde lid
bedoelde premievrije aanspraak op ouderdomspensioen. 15
3. Met de in lid 1 van dit artikel genoemde beëindiging van het deelnemerschap wordt gelijkgesteld de beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen anders dan door overlijden of pensionering.
4. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van dit reglement.
5. Het premievrije wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het in lid 3 van dit artikel omschreven premievrije ouderdomspensioen.
6. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
5 Omzetting van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van het deelnemerschap
Artikel 11 Omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap op de (feitelijke) pensioendatum, heeft de gepensioneerde de mogelijkheid om de aanspraken op ouderdomspensioen om te zetten in een lager ouderdomspensioen met een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen, in één van de hierna omschreven verhoudingen:
a. ouderdomspensioen : nabestaandenpensioen = 100 : 50;
b. ouderdomspensioen : nabestaandenpensioen = 100 : 70;
c. ouderdomspensioen : nabestaandenpensioen = 100 : 100.
Op deze wijze verkrijgt de gepensioneerde zowel een aanspraak op ouderdomspensioen als een aanspraak op nabestaandenpensioen. De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsafhankelijke sekseneutrale factoren.
Deze factoren staan in Bijlage 1 van dit reglement. 16
2. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering heeft de gewezen deelnemer eveneens de in lid 1 van dit artikel omschreven keuzemogelijkheden om de aanspraken op ouderdomspensioen om te zetten in een lager ouderdomspensioen met een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen. Op deze wijze verkrijgt de gewezen deelnemer zowel een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen als een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen. De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsafhankelijke sekseneutrale factoren. Deze factoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
Wanneer de gewezen deelnemer op de datum van de voortijdige beëindiging van het deelnemerschap van deze keuzemogelijkheid geen gebruik maakt, kan deze dat alsnog doen op de pensioendatum.
Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
3. Wanneer voor een gedeeltelijke omzetting in nabestaandenpensioen wordt gekozen, zijn op dit nabestaandenpensioen de bepalingen over het nabestaandenpensioen in
artikel 8 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Het nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van een gepensioneerde of gewezen deelnemer gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
4. De in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde keuze dient ten minste 2 maanden na de ontslagdatum, dan wel 2 maanden voorafgaande aan de (feitelijke) pensioendatum
- op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de (gewezen) deelnemer als de partner.
5. Het Fonds stelt de (gewezen) deelnemer uiterlijk 2 maanden voorafgaande aan de pensioendatum schriftelijk op de hoogte van de in lid 1 bedoelde uitruilmogelijkheden. Indien de (gewezen) deelnemer die een partner heeft in de zin van dit pensioenreglement niet vóór de pensioendatum reageert op de uitruilmogelijkheden, gaat het Fonds over tot het uitruilen van het
ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen in de verhouding 100: 70. Indien deze
17
uitruil ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan het
op grond van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag, wordt de in de vorige volzin bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
Artikel 12 Bijzonder nabestaandenpensioen na omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen
1. Wanneer de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde op grond van dit reglement gekozen heeft voor omzetting van een gedeelte van de aanspraak op ouderdomspensioen in een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen, ontstaat er tevens aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen onder de navolgende voorwaarden.
2. In dit artikel wordt onder echtscheiding mede verstaan ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het erkende samenlevingsverband.
3. In geval van echtscheiding heeft de voormalige partner van de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen in die gevallen dat de betrokkene recht op nabestaandenpensioen conform dit reglement zou hebben gehad indien de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde op het tijdstip van deze echtscheiding zou zijn overleden.
4. Het bijzondere nabestaandenpensioen is gelijk aan de op dat moment opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen.
5. Het bepaalde in de vorige leden van dit artikel vindt geen toepassing, indien de gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde en de (voormalige) partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Het ouderdomspensioen zal aan de gewijzigde situatie worden aangepast.
6. Bij een volgend huwelijk, geregistreerd partnerschap of erkend samenlevingsverband
18
van de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde ontstaat geen nieuwe
aanspraak op nabestaandenpensioen.
7. Aan de betrokkenen wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken. De gewezen partner ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen.
6 Verevening en conversie bij scheiding
Artikel 13 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding
1. In dit artikel wordt onder een bijzonder ouderdomspensioen verstaan het deel van het ouderdomspensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde, dat krachtens de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding (Staatsblad 1994, 342) voor toekenning aan de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner in aanmerking komt.
2. In geval van scheiding ná 30 april 1995 heeft de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen mits (één van) beide echtgenoten dan wel geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Fonds.
19
3. Het bepaalde in lid 2 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde en de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner de toepassing van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
4. In afwijking van hetgeen in lid 2 van dit artikel is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat.
5. Indien en zolang er tegenover het Fonds recht bestaat op een bijzonder ouderdomspensioen, zal dat in mindering worden gebracht op het ouderdomspensioen berekend volgens dit reglement.
6. Tijdens het deelnemerschap en na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen aangepast volgens artikel 19, lid 2 van dit reglement.
7. Op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap, de
echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijzonder ouderdomspensioen samen met het in artikel 12 van dit reglement bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden en aanvullende bepalingen:
> op het pensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner;
> het recht op pensioen van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks worden aangepast volgens artikel 19, lid 2 van dit reglement;
> conversie is niet toegestaan indien de echtscheiding dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap plaats vindt op of na de (feitelijke) pensioendatum;
> het Bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere
voorwaarden stellen.
20
8. Het Bestuur kan ten aanzien van de pensioenverevening nadere regels stellen en is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners in rekening te brengen.
9. Aan de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
7 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ouderschapsverlof
Artikel 14 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens dit reglement ontvangt, wordt het deelnemerschap en de opbouw van pensioenen voortgezet overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.
2. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw gedeeltelijk voortgezet. Deze gedeeltelijke voortzetting bedraagt het nu volgende percentage van de voortzetting van de pensioenopbouw bij volledige arbeidsongeschiktheid:
arbeidsongeschiktheid van: voortzetting van de pensioenopbouw bij
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgedrukt 21
in een percentage van de voortzetting van de pensioenopbouw bij volledige arbeidsongeschiktheid:
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
Bij wijziging van het feitelijke uitkeringspercentage van de WIA zijn de bepalingen van artikel 6 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
3. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens dit reglement, wordt voor de berekening van de pensioenaanspraken gedurende de periode waarin het deelnemerschap geacht wordt voort te duren, het jaarsalaris aangepast aan de algemene loonontwikkeling bij KLM Health Services.
4. Xxxxxx een betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, is deze vrijgesteld van de in artikel 20 van dit reglement genoemde deelnemersbijdragen voor de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
Het vrijstellingspercentage van de deelnemersbijdrage bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het nu volgende percentage van de vrijstelling van de deelnemersbijdrage bij volledige arbeidsongeschiktheid:
arbeidsongeschiktheid van: vrijstellingspercentage bij gedeeltelijke
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage van de vrijstelling bij volledige arbeidsongeschiktheid:
22
5. Geen recht op de in dit artikel omschreven voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid bestaat, indien deze arbeidsongeschiktheid ontstaan is door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw tijdens onvrijwillige werkloosheid ontstaan voor 1 januari 2011
1. Tijdens een tijdvak van onvrijwillige werkloosheid ontstaan voor 1 januari 2011 dat direct aansluit op een tijdvak van deelnemerschap en waarin betrokkene recht heeft op een bijdrage in de pensioenpremie van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, worden het deelnemerschap, de opbouw van het ouderdomspensioen en de risicoverzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen geacht voort te duren overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het Uitvoeringsreglement 1999 van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.
2. Bij de aanvang van het betrokken tijdvak van werkloosheid wordt het jaarsalaris in aanmerking genomen dat gold onmiddellijk voorafgaand aan dit tijdvak. Voor de berekening van de pensioenaanspraken gedurende de periode waarin het
deelnemerschap geacht wordt voort te duren, wordt het jaarsalaris aangepast aan de algemene loonontwikkeling bij KLM Health Services.
3. Indien de bijdrage in de premie van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering slechts een gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw mogelijk maakt, zal de opbouw van het ouderdomspensioen en de risicoverzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen gedurende het tijdvak van werkloosheid worden voortgezet voor zover de bijdrage in de premie van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, conform het Uitvoeringsreglement 1999, dat mogelijk maakt.
Artikel 16 Ouderschapsverlof en ander onbetaald verlof
1. Tijdens een tijdvak van een door KLM Health Services toegekend ouderschapsverlof, heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van het ouderschapsverlof op basis van het oorspronkelijke tewerkstellingspercentage voort te zetten.
23
2. Indien de deelnemer voor voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet en de deelnemersbijdrage op dezelfde wijze worden vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
3. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof conform lid 1 van dit artikel kiest, blijft de risicodekking van het nabestaandenpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof conform lid 1 van dit artikel kiest, wordt de eventueel resterende arbeidsduur als deeltijdwerk in aanmerking genomen en is de deelnemer de deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel 20 slechts verschuldigd voor het eventueel resterende tewerkstellingspercentage.
4. Indien geen sprake is van ouderschapsverlof, maar anderszins aan een deelnemer die verzekerd is voor het facultatieve nabestaandenpensioen een periode van onbetaald verlof voor een tijdvak van achttien maanden of korter is verleend, blijft de
24
8 Waardeoverdracht en vrijwillige aanvullende verzekeringen
Artikel 17 Waardeoverdracht
1. De deelnemer die voor indiensttreding bij KLM Health Services premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, verkrijgt een aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits:
a. de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
b. de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft overgedragen.
2. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van pensioenaanspraken conform dit reglement, volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte
beroepspensioenregeling. 25
3. De in artikel 10 van dit reglement bedoelde premievrije aanspraken op pensioen worden op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet vervangen door een uitkering-ineens, mits:
a. de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap in de nieuwe pensioenregeling schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij de nieuwe pensioenuitvoerder heeft gedaan;
b. dit bedrag besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet;
c. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die pensioenuitvoerder.
4. De in het vorige lid van dit artikel genoemde uitkering-ineens wordt berekend volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, een en ander onder de voorwaarde dat de partner instemt met de overdracht van de eventuele aanspraak op nabestaandenpensioen.
Artikel 18 Bijsparen voor extra pensioenaanspraken
Het Bestuur is bevoegd nadere regels te stellen op grond waarvan de deelnemer in staat wordt gesteld voor extra pensioenaanspraken te sparen.
26
9 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 19 Aanpassing van de pensioenen
1. De opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal het percentage van de algemene loonrondes in de periode van 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar volgens de CAO voor het KLM-Grondpersoneel Nederland. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden aangepast.
2. De premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen worden aangepast.
27
3. Indien de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen naar het oordeel van het Bestuur niet volledig aangepast kunnen worden, worden de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije aanspraken en de ingegane pensioenen aangepast met een gelijk percentage van de maximale indexatiemaatstaf als bedoeld in lid 1, respectievelijk lid 2.
Het Bestuur is overigens bevoegd om in enig jaar extra indexaties te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen, mits dit niet leidt tot een hoger pensioen dan bij volledige indexatie verkregen zou zijn.
4. Toekenning van de in het vorige lid bedoelde extra indexatie zal alleen van toepassing zijn bij niet volledige aanpassing vanaf 1 januari 2011 van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen
5. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in lid 1 en 2 is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Artikel 20 Deelnemersbijdragen
1. De deelnemers dragen bij in de kosten van de pensioenregeling.
2. De jaarlijkse bijdrage van deelnemers is gelijk aan:
a. 4,5% van de pensioengrondslag voor de verzekering van het ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en wezenpensioen (het basispakket van deelnemers);
b. 1,2% van de pensioengrondslag voor de verzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen.
3. Indien de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage vastgesteld naar rato van het deeltijdpercentage.
4. De kosten van de pensioenregeling die niet worden gedekt uit de in de voorgaande
leden genoemde bijdragen van deelnemers, worden door KLM Health Services 28
gedragen. Deze kosten staan genoemd in de financieringsovereenkomst die het Fonds met KLM Health Services is overeengekomen.
Artikel 21 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende(n).
2. Het pensioen wordt uitgekeerd ten kantore van het Fonds en wel in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling aan het einde van de betreffende maand. Het Bestuur is bevoegd een andere wijze van betaling vast te stellen.
3. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
Artikel 22 Afkoop kleine pensioenen
1. Het Bestuur zal de in artikel 10 van dit reglement bedoelde premievrije pensioenaanspraken twee jaar na beëindiging van de deelneming door een uitkering- ineens vervangen indien de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op
jaarbasis op het tijdstip van beëindiging van de deelneming het bedrag zoals genoemd 29
in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, tenzij de gewezen deelnemer het Fonds binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming heeft gemeld dat hij een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Afkoop van het ouderdomspensioen zal mede de afkoop van de daarvan afgeleide pensioenen betreffen. (In 2014 is dit bedrag
€458,06).
2. Indien de ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van twee jaar, zal het Bestuur de pensioenaanspraken op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen vervangen door een uitkering-ineens indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
3. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het Bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen. De bijbehorende afkoopfactoren zijn opgenomen in Bijlage 1 van dit reglement.
4. Het Bestuur zal een nabestaandenpensioen dat op het tijdstip van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag op de ingangsdatum vervangen door een uitkering-ineens.
5. Het Bestuur zal de aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 12 van dit reglement op de scheidingsdatum vervangen door een uitkering- ineens indien de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis minder zal bedragen dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
30
12 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds
Artikel 23 Verplichtingen van de deelnemers
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor zo'n uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overlegd die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht.
2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen respectievelijk
uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel 31
- bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (voormalige) partner en kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of partner.
3. Indien het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht, is - binnen de door de wet daarvoor gestelde grenzen - de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen.
4. Indien de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid ten aanzien van het niet voldoen aan de bepalingen in de voorgaande leden van dit artikel daartoe naar het oordeel van het Bestuur aanleiding geven, kan het Bestuur een proportionele sanctie vaststellen of geen uitkering verlenen.
Artikel 24 Verstrekken van informatie door het Fonds
1. Jaarlijks wordt aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken verstrekt, als een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken. De pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, inclusief opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen. De gewezen deelnemer ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt het Fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Die pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van dit reglement. Het Bestuur kan besluiten een vergoeding te vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten.
3. Het Fonds zorgt ervoor dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de geldende statuten en het geldende
pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers door het Fonds schriftelijk van de 32
wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement op de hoogte gesteld.
4. De (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde ontvangen op verzoek de geldende statuten en het geldende pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en KLM Health Services.
13 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
Artikel 25 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
1. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voorzover dit wettelijk is toegestaan.
2. Het pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan niet worden afgekocht, vervreemd of worden prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. De pensioenen zijn niet vatbaar voor overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer, de gewezen deelnemer of enig andere belanghebbende enig recht aan een derde toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990.
3. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
33
4. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden, is nietig.
Artikel 26 Bijzondere gevallen - Hardheidsbepaling
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien in een individueel geval een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur ten aanzien van het individu tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde door deze afwijking geen vermindering van betekenis ondergaan.
De afwijkende regeling mag niet in strijd zijn met de Pensioen- en spaarfondsenwet of andere wettelijke regelingen. De afwijkende regeling zal schriftelijk worden vastgelegd.
2. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien:
a. De technische voorzieningen en het wettelijk vereiste minimale eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. Het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische 34
voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar te voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen.
Indien het Fonds besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten worden de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever daarover door het Fonds schriftelijk geïnformeerd. De vermindering wordt niet eerder gerealiseerd dan na afloop van een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder daarover zijn geïnformeerd.
3. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kan - met inachtneming van de wettelijke en statutaire bepalingen - worden aangepast, indien:
> nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
> KLM Health Services zich de uitgaven voor deze pensioenregeling niet langer kan veroorloven.
4. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
Artikel 27 Werkingssfeer
1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op degenen die per 1 januari 2001 deelnemer of gewezen deelnemer bij het Fonds zijn dan wel daarna als deelnemer toetreden.
2. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de in het eerste lid van dit artikel omschreven deelnemers, gewezen deelnemers of gepensioneerden.
3. Voor de toepassing van de artikelen 1, 5, 6 en 14 wordt met arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld degene die arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 18 van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en recht op uitkering krachtens die
xxx heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn 35
geweest.
Voor de toepassing van de artikelen 1, 5, 6 en 14 wordt met WIA-uitkering gelijkgesteld de uitkering krachtens artikel 21 van de WAO.
De artikelen 5, 6 en 14 zijn van toepassing met dien verstande dat de percentages arbeidsongeschiktheidspensioen bij arbeidsongeschiktheid volgens de WAO zijn:
Arbeidsongeschiktheid van: | Arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO: |
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
25-35% | 30 |
15-25% | 20 |
0-15% | 0 |
Artikel 28 Datum inwerkingtreding
Dit reglement is vastgesteld op 7 december 2010 en is op 1 januari 2011 in werking getreden onder de naam "Pensioenreglement KLM Health Services". Het reglement is voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2016.
36
BIJLAGE 1 Fondsfactoren met betrekking tot wijziging van de verhouding tussen ouderdoms- en nabestaandenpensioen
Fondsfactoren bij artikel 11, lid 2 van het pensioenreglement
Bij beëindiging van het deelnemerschap heeft de deelnemer de mogelijkheid om de aanspraken op ouderdomspensioen ingaande op 65 jaar om te zetten in een lager ouderdomspensioen met
een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen, in één van de onderstaande verhoudingen:
37
Bij beëindiging van het deelnemerschap heeft de deelnemer de mogelijkheid om de aanspraken op ouderdomspensioen ingaande op 67 jaar om te zetten in een lager ouderdomspensioen met
een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen, in één van de onderstaande verhoudingen:
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2014 en kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
leeftijd | 100:50 | 100:70 | 100:100 |
21 t/m 25 | 0,9124 | 0,8908 | 0,8330 |
26 t/m 30 | 0,9117 | 0,8904 | 0,8315 |
31 t/m 35 | 0,9102 | 0,8893 | 0,8284 |
36 t/m 40 | 0,9084 | 0,8880 | 0,8248 |
41 t/m 45 | 0,9068 | 0,8869 | 0,8214 |
46 t/m 50 | 0,9055 | 0,8863 | 0,8186 |
51 t/m 55 | 0,9053 | 0,8871 | 0,8177 |
56 t/m 60 | 0,9069 | 0,8900 | 0,8197 |
61 t/m 65 | 0,9105 | 0,8953 | 0,8252 |
leeftijd | 100:50 | 100:70 | 100:100 |
21 t/m 25 | 0,9018 | 0,8780 | 0,8147 |
26 t/m 30 | 0,9010 | 0,8776 | 0,8131 |
31 t/m 35 | 0,8993 | 0,8763 | 0,8096 |
36 t/m 40 | 0,8973 | 0,8748 | 0,8056 |
41 t/m 45 | 0,8954 | 0,8735 | 0,8019 |
46 t/m 50 | 0,8939 | 0,8728 | 0,7987 |
51 t/m 55 | 0,8937 | 0,8736 | 0,7976 |
56 t/m 60 | 0,8952 | 0,8766 | 0,7994 |
61 t/m 65 | 0,8990 | 0,8823 | 0,8051 |
66 t/m 67 | 0,9037 | 0,8886 | 0,8126 |
BIJLAGE 2 Afkoopfactoren klein pensioen Factoren bij artikel 22
Sekseneutrale factor waarmee het ouderdomspensioen in gaande op 67 jaar moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
Leeftijd | OP* | Leeftijd | OP* |
20 | 6,6142 | 44 | 10,0531 |
21 | 6,7338 | 45 | 10,2277 |
22 | 6,8552 | 46 | 10,4053 |
23 | 6,9785 | 47 | 10,5865 |
24 | 7,1037 | 48 | 10,7717 |
25 | 7,2306 | 49 | 10,9605 |
26 | 7,3596 | 50 | 11,1534 |
27 | 7,4906 | 51 | 11,3507 |
28 | 7,6234 | 52 | 11,5528 |
29 | 7,7583 | 53 | 11,7600 |
30 | 7,8952 | 54 | 11,9726 |
31 | 8,0342 | 55 | 12,1908 |
32 | 8,1754 | 56 | 12,4158 |
33 | 8,3187 | 57 | 12,6479 |
34 | 8,4641 | 58 | 12,8880 |
35 | 8,6119 | 59 | 13,1369 |
36 | 8,7620 | 60 | 13,3948 |
37 | 8,9144 | 61 | 13,6646 |
38 | 9,0691 | 62 | 13,9465 |
39 | 9,2264 | 63 | 14,2424 |
40 | 9,3862 | 64 | 14,5547 |
41 | 9,5486 | 65 | 14,8865 |
42 | 9,7138 | 66 | 15,2400 |
43 | 9,8820 | 67 | 15,6196 |
38
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2015 en worden jaarlijks door het Bestuur aangepast. De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
Bijlage 3 Uitvoeringsbesluit in verband met Artikel 26 (Bijzondere gevallen – Hardheidsbepaling) van het reglement
Artikel 26 lid 3 van het reglement luidt:
Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kan - met inachtneming van de wettelijke en statutaire bepalingen - worden aangepast, indien:
> nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
> KLM Health Services zich de uitgaven voor deze pensioenregeling niet langer kan veroorloven.
Artikel 26 lid 4 van het reglement luidt:
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
39
In aanmerking nemende:
• dat KLM Health Services (KHS) als inhoudingsplichtige het pensioenreglement voor het personeel van KLM Health Services zoals dat gold per 1 januari 2015 aan de belastingdienst heeft voorgelegd ter verkrijging van een beschikking op grond van artikel 19c Wet op de loonbelasting 1964;
• dat de belastingdienst heeft geconstateerd dat het pensioenreglement op
onderdelen niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de betreffende beschikking;
• dat namens KHS en door (een afvaardiging van) het fonds overleg is
gepleegd met de belastingdienst;
• dat bij brief van 9 december 2015 de belastingdienst verklaart dat voor 2015 een fiscaal bovenmatige regeling niet aan de orde is, maar daarbij wel aangeeft dat per 2016 de pensioenregeling moet worden aangepast om een pensioenregeling te zijn in de zin van de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet op de loonbelasting 1964 (een fiscaal zuivere pensioenregeling);
• dat de voormelde aanpassing van de pensioenregeling per 1 januari 2016
onderdeel dient te zijn van de pensioenovereenkomst;
• dat de bij de pensioenregeling betrokken arbeidsvoorwaardelijke partijen zich in 2015 niet hebben uitgesproken over de noodzakelijke wijzigingen en dat ook niet meer kunnen doen;
• dat alle betrokkenen bij het pensioenfonds alsmede KHS een belang hebben bij een fiscaal zuivere pensioenregeling;
neemt het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM in haar vergadering van
17 december 2015 het volgende per 1 januari 2016 ingaande uitvoeringsbesluit welke invulling geeft aan het bepaalde in artikel 26 leden 3 en 4 van het pensioenreglement:
Franchise:
De franchise wordt per 1 januari 2016 vastgesteld op € 13.994,-. In volgende jaren wordt de franchise door het bestuur zodanig vastgesteld dat in combinatie met het voor dat jaar geldende fiscaal maximale opbouwpercentage geen sprake zal zijn van fiscale bovenmatigheid van de regeling.
Wezenpensioen:
40
Het wezenpensioen per kind bedraagt met ingang van 1 januari 2016 – en over de
periode vanaf
1 januari 2016 – 14% van het ouderdomspensioen, waarbij voor actieve deelnemers mede wordt uitgegaan van het tot aan de pensioendatum op te bouwen ouderdomspensioen.
FVP
Artikel 15 van het reglement inzake Voortzetting pensioenopbouw tijdens onvrijwillige werkloosheid komt te vervallen.
Bijsparen voor extra pensioenaanspraken
Artikel 18 van het reglement inzake Bijsparen voor extra pensioenaanspraken komt te vervallen.