Contract
1
INHOUDSTAFEL | |
5 | |
15 | |
15 | |
17 | |
22 | |
23 | |
23 | |
25 | |
27 | |
⮚ Aanbeveling van het PC - nachtarbeid | |
30 | |
31 | |
32 | |
32 | |
23 | |
36 | |
39 | |
40 | |
00 | |
00 | |
44 | |
45 | |
47 | |
49 | |
50 | |
51 | |
52 | |
53 | |
57 | |
58 | |
59 | |
65 | |
65 | |
65 | |
66 | |
69 |
69 | |
71 | |
71 | |
74 | |
74 | |
75 | |
75 | |
76 | |
80 | |
82 | |
83 | |
92 | |
94 | |
94 | |
2. Bijlage aan het statuut | 102 |
3. SA in de bedrijven van 25 tot en met 29 arbeiders | 105 |
HOOFDSTUK XI: SYNDICALE VORMING | 108 |
HOOFDSTUK XII: SOCIAAL FONDS | 111 |
1. Sociaal fonds | 111 |
2. Syndicale premie | 115 |
3. Bijdrage 2021 | 117 |
4. Bijdrage 2022 | 117 |
HOOFDSTUK XIII: FONDS VOOR VORMING | 119 |
1. Oprichting van een fonds | 119 |
2. Bijdrage en vormingsinspanningen | 123 |
3. Voortzetting fonds voor vorming | 125 |
4. Risicogroepen en vormingsinspanningen | 126 |
HOOFDSTUK XIV: REGIONALE AANMOEDIGINGSPREMIES | 127 |
HOOFDSTUK XV: WAARBORG VAN DE SOCIALE VREDE | 128 |
HOOFDSTUK XVI: REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE VAN DE OR | 132 |
HOOFDSTUK XVII: LEEFMILIEU | 138 |
BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE GIDS
De teksten in deze brochure geven een overzicht van de sectorale Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO) die afgesloten zijn in de sector chemie. Deze CAO’s zijn toepasbaar op alle bedrijven die ressorteren onder het Paritaire Comité 116.
Daarnaast zijn in tal van bedrijven bijkomende bedrijfsakkoorden afgesloten die verder gaan dan de sectorale akkoorden.
Tenslotte, de collectieve arbeidsovereenkomsten die ondertekend zijn na de publicatie van deze brochure, zijn ook beschikbaar op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg :
xxxx://xxx.xxxx.xxxxxx.xx/xxxxxxXXX.xxxx?xxx0000
Aarzel niet om jouw delegee of plaatselijk kantoor van ABVV Scheikunde te raadplegen bij verdere vragen en schrijf je in op onze nieuwsbrief via deze link om op de hoogte te blijven.
NATIONAAL AKKOORD 2021-2022
CAO gesloten op 16 november 2021 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het Nationaal Akkoord 2021-2022
TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1 - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
MINIMA
Art. 2 §1. - Vanaf 1 december 2021, worden de bedragen van het bruto minimum aanvangsuurloon en van het bruto minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit, zoals vastgesteld in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 september 2019 (nr. 154423/CO/116) betreffende het minimumuurloon gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, verhoogd met € 0,10 bruto in het 40-urenweek stelsel.
§2. Op 1 april 2022 wordt het in §1 vermelde bruto minimum aanvangsuurloon en het bruto minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit verhoogd met € 0,10 bruto in het 40- urenweek stelsel.
§3. Deze bijzondere inspanning voor de verhoging van het bruto minimum aanvangsuurloon en van het bruto minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit, zoals bepaald in §1 en §2 van dit artikel, kan niet richtinggevend zijn voor de onderhandelingen bij de geconventioneerde bedrijven.
§4. Met ingang van 1 januari 2020 wordt voor de arbeiders tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor studentenarbeid een bruto minimum aanvangsuurloon ingevoerd, dat wordt vastgesteld op € 11,65 in het 40-urenweek stelsel.
PLOEGENPREMIES
Art. 3 - De bedragen van de minimum ploegenpremies zoals voorzien in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 september 2019 (nr. 154418/CO/116) gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de minimum ploegenpremies, worden, vanaf 1 december 2021 (in de 40 urenweek), verhoogd als volgt:
- Morgenploeg: € 0,72 bruto / uur
- Namiddagploeg: € 0,72 bruto / uur
- Nachtploeg: € 2,42 bruto / uur
NIET GECONVENTIONEERDE ONDERNEMINGEN
Art. 4 §1. De bruto uurlonen en de ploegenpremies voor zover zij uitgedrukt zijn in forfaitaire
bedragen, op 31 december 2021, effectief uitbetaald in ondernemingen die aangaande de eventuele verhoging van de koopkracht voor de periode 2021-2022 niet gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten, zullen verhoogd worden met 0,4% bruto op 1 januari 2022. Voor de bruto-uurlonen gebeurt dit steeds met een minimum van € 0,10 bruto / uur.
Deze verhogingen gebeuren evenwel na verrekening en/of in voorafname van eventuele verhogingen van het uurloon en/of andere voordelen, met uitzondering van deze ten gevolge van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 februari 2014 (nr. 120793/CO/116), gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan de index, of ondernemingsbarema’s die toegekend worden aan de werknemers tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De hierboven vermelde verhoging met 0,4%, met een minimum van € 0,10 bruto / uur gebeurt eveneens na verrekening van eventuele verhogingen van het uurloon van de werknemers ten gevolge van de verhogingen van de sectorale minima zoals voorzien in artikel 2 van deze CAO.
De afronding van het uurloon zal gebeuren volgens artikel 7 van de CAO van 12 februari 2014 (nr. 120793/CO/116) gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de koppeling van de lonen aan de index.
§2. Dit artikel met betrekking tot de inspanning voor de niet-geconventioneerde ondernemingen kan in geen enkel geval als voorbeeld of precedent gebruikt worden voor de onderhandelingen bij de geconventioneerde ondernemingen.
Paritaire commentaar bij artikel 4 Nationaal Akkoord 2021-2022 voor de arbeiders
De verhogingen waarvan sprake in artikel 4 van dit akkoord gebeuren individueel en zijn recurrent uiterlijk op 1 januari 2022.
WAARDERINGSPREMIE
Art. 5 §1 Een waarderingspremie onder de vorm van een coronapremie van € 200 netto (consumptiecheques) wordt uiterlijk op 31 december 2021 toegekend in ondernemingen die aangaande de eventuele verhoging van de koopkracht voor de periode 2021-2022 niet gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten..
Hierbij gelden de volgende betalingsmodaliteiten:
- Pro rata arbeidsregime in de referteperiode = het jaar 2021;
- In dienst zijn op 1 november 2021;
- Pro rata effectieve prestaties en gelijkstellingen volgens de sectorale CAO van 21 juni 2017 betreffende de eindejaarspremie (nr. 141282/CO/116) over de referteperiode;
- Aanrekening van premies die reeds expliciet toegekend werden in het kader van corona in 2021 (enkel het eventuele saldo bijpassen).
STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)
Art. 6 §1. In toepassing van de CAO’s nr. 143, 150, 151 en 152 van de Nationale Arbeidsraad, worden volgende stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag ingevoerd van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023:
- Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar met minstens 40 jaar beroepsloopbaan;
- Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar mits 35 jaar beroepsloopbaan voor werknemers met een zwaar beroep;
- Stelsel van werkloosheid vanaf 60 jaar mits 33 jaar loopbaan voor werknemers met een zwaar beroep. Dit stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag is alleen maar van toepassing op de ondernemingen die hiermee op hun niveau instemmen, hetzij onder de vorm van een CAO hetzij onder de vorm van een toetredingsakte tot deze sectorale
CAO;
- Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor mindervalide werknemers en werknemers met ernstige lichamelijke problemen vanaf 58 jaar met 35 jaar beroepsloopbaan.
§2. Er wordt een regeling van aanvullende vergoeding voorzien voor de werknemers die voor de periode van 1 januari 2022 tot 30 juni 2023:
1° ontslagen worden behoudens wegens dringende reden zoals bedoeld in de wetgeving betreffende de arbeidsovereenkomsten, en die bovendien;
2° de leeftijd van 60 jaar of ouder (58 jaar medisch SWT) bereiken uiterlijk op 30 juni 2023 en op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
3° het vereiste beroepsverleden zoals voorzien in artikel 3, §1 (= 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende), §3 en §6 (= 35 jaar beroepsverleden als loontrekkende); § 7 (= 40 jaar beroepsverleden als loontrekkende) van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag bereiken op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
4° voldoen aan alle wettelijke bepalingen terzake.
De stelsels van SWT zoals voorzien in dit artikel zullen na 30 juni 2023 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
VRIJSTELLING AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID:
Art. 7 - Sectorale toetreding tot CAO nr. 153 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode 1 januari 2022 tot 31 december 2022 en tot CAO nr. 155 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode van 1 januari 2023 tot 31 december 2024.
De vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid zoals voorzien in dit artikel zal na 31 december 2024 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
TIJDSKREDIET MET MOTIEF
Art. 8 §1. Overeenkomstig artikel 4, §1, 3° van de CAO nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, wordt voor de werknemers die 5 jaar anciënniteit bereikt hebben in de onderneming en die voldoen aan alle voorwaarden van CAO nr. 103, de opnamevormen voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering uitgebreid tot:
- 51 maanden voor de zorgmotieven (artikel 4, §1, a° tot c° en artikel 4, §2);
- 36 maanden voor het motief opleiding (artikel 4, §1, d°).
§2 De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 6 en 9 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse werknemers die in ploegen zijn tewerkgesteld.
§3. In geval een werknemer overstapt van een vorm van loopbaanvermindering in het kader van tijdskrediet (CAO nr. 103) naar een vorm van stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zal de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, als bepaald in de voor de sector geldende desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomsten, berekend worden op basis van een voltijds loon. Deze aanvullende vergoeding wordt geproratiseerd met de verhouding van de periodes voltijdse en deeltijdse tewerkstelling over de gehele loopbaan.
Deze regeling doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
Dit artikel wordt gesloten voor een bepaalde duur van 1 januari 2022 tot 30 juni 2023.
LANDINGSBANEN ZONDER UITKERINGEN
Art. 9 §1 Overeenkomstig artikel 8, §3 van de CAO nr. 103 wordt voor de werknemers die voldoen aan alle voorwaarden van CAO nr. 103, in afwijking van artikel 8, §1, de leeftijd op 50 jaar gebracht voor de werknemers die hun voltijdse betrekking verminderen ten belope van een dag of twee halve dagen per week en die voorafgaand aan deze vermindering een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar hebben doorlopen.
§2. De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 6 en 9 van voornoemde CAO nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse werknemers die in ploegen zijn tewerkgesteld.
§3. In geval een werknemer overstapt van een vorm van loopbaanvermindering in het kader van tijdskrediet (CAO nr. 103) naar een vorm van stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zal de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, als bepaald in de voor de sector geldende desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomsten, berekend worden op basis van een voltijds loon. Deze aanvullende vergoeding wordt geproratiseerd met de verhouding van de periodes voltijdse en deeltijdse tewerkstelling over de gehele loopbaan in de onderneming.
Deze regeling doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
Dit artikel wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 januari 2022.
LANDINGSBANEN MET UITKERINGEN
Art. 10 - Sectorale toetreding tot CAO nr. 156 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode 1 januari 2022 tot 31 december 2022 en tot CAO nr. 157 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode van 1 januari 2023 tot 30 juni 2023 waardoor de leeftijdsgrens voor wat de toegang tot het recht op uitkeringen betreft, gebracht wordt op :
Sectorale toetreding tot CAO nr. 156 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode 1 januari 2022 tot 31 december 2022 en tot CAO nr. 157 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode van 1 januari 2023 tot 30 juni 2023 waardoor de leeftijdsgrens voor wat de toegang tot het recht op uitkeringen betreft, gebracht wordt op :
• op 55 jaar gebracht voor de werknemers die in toepassing van artikel 8, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking;
• op 55 jaar gebracht voor de werknemers die in toepassing van artikel 8, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 hun arbeidsprestaties verminderen met een vijfde
en die:
• ofwel, voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5, 2° en 3° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014;
• ofwel, voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5, 1° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014, indien de betrokken onderneming erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering en naar aanleiding hiervan een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten die uitdrukkelijk verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 156 en 157 van de Nationale Arbeidsraad.
Het recht op uitkeringen bij landingsbaan zal na 30 juni 2023 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
§2. De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 6 en 9 van voornoemde CAO nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse werknemers die in ploegen zijn tewerkgesteld.
§3. In geval een werknemer overstapt van een vorm van loopbaanvermindering in het kader van tijdskrediet (CAO nr. 103) naar een vorm van stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zal de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, als bepaald in de voor de sector geldende desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomsten, berekend worden op basis van een voltijds loon. Deze aanvullende vergoeding wordt geproratiseerd met de verhouding van de periodes voltijdse en deeltijdse tewerkstelling over de gehele loopbaan in de onderneming.
Deze regeling doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
REGIONALE AANMOEDIGINGSPREMIE
Art. 11 - Het stelsel van regionale aanmoedigingspremies wordt verlengd voor een bepaalde duur van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023.
WERKBAAR WERK
Art. 12 - Mits akkoord van het bedrijf om van een volcontinu regime of een vaste nachtploeg naar een dagfunctie te gaan en vanaf de leeftijd van 55 jaar, met dien verstaande dat dit, indien mogelijk, kan vallen onder het stelsel van zachte landingsbanen vanaf de leeftijd van 58 jaar zoals ingevoerd door het koninklijk besluit van 9 januari 2018, wordt voorzien in een tijdelijk en gedeeltelijk behoud van de ploegenpremie, en dit volgens onderstaande modaliteiten:
- Mits betrokken werknemer 10 jaar anciënniteit heeft in het bedrijf in een volcontinu regime of een vaste nachtploeg; gedurende 2 maanden behoud van 50% van de ploegenpremie en de daaropvolgende 2 maanden behoud van 25% van de ploegenpremie;
- Mits betrokken werknemer 20 jaar anciënniteit heeft in het bedrijf in een volcontinu regime of een vaste nachtploeg; gedurende 4 maanden behoud van 50% van de ploegenpremie en de daaropvolgende 4 maanden behoud van 25% van de ploegenpremie;
- Mits betrokken werknemer 30 jaar anciënniteit heeft in het bedrijf in een volcontinu regime of een vaste nachtploeg; gedurende 6 maanden behoud van 50% van de ploegenpremie en de daaropvolgende 6 maanden behoud van 25% van de ploegenpremie.
Deze regeling doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
GEZONDHEIDSTOEZICHT
Art. 13 §1. Gezondheidstoezicht na tewerkstelling:
De ex-werkgever neemt de nodige maatregelen opdat werknemers die bij de werkgever gedurende de 5 jaar voorafgaand aan het einde van hun loopbaan onderworpen zijn aan het verplichte periodiek gezondheidstoezicht voor risicofuncties in verband met activiteiten met fysische, chemische of biologische agentia, na het einde van hun loopbaan bij de werkgever kunnen blijven genieten van een toezicht op hun gezondheidstoestand bij de arbeidsgeneeskundige dienst.
Dit toezicht is volledig vrijblijvend in hoofde van de ex-werknemer. De ex-werknemer heeft het recht om jaarlijks een afspraak te maken bij de arbeidsgeneeskundige dienst:
• Bij SWT: gedurende de duurtijd van SWT en tot 5 jaar na het pensioen
• Bij pensioen: tot 5 jaar na het pensioen,
• Tot 5 jaar na het ontslag bij andere ontslagen met uitzondering van ontslag om dringende reden.
De werknemer wordt van deze mogelijkheid op de hoogte gebracht tijdens het exitgesprek bij het einde van de loopbaan (zie §2).
Dit onderzoek zal hetzelfde zijn als het periodiek onderzoek tijdens de loopbaan. De kosten van het onderzoek vallen ten laste van de ex-werkgever.
De arbeidsgeneeskundige dienst maakt de resultaten van het onderzoek over aan de huisarts van de ex-werknemer (met diens toestemming) zodat deze in zijn globaal medisch dossier terecht kunnen komen.
§2. Een gesprek met de arbeidsgeneesheer wordt aangeboden bij vertrek uit de onderneming waarbij op vraag van de werknemer de huisarts betrokken kan worden om de actieve overdracht van het medisch dossier te bevorderen en waarbij uitleg wordt gegeven over het hierboven vermelde gezondheidstoezicht na de tewerkstelling.
§3. Bij overstap van een functie waarop verplicht periodiek gezondheidstoezicht waarvan hierboven sprake van toepassing is naar een functie waarop dit toezicht niet van toepassing is en mits akkoord van de betrokken werknemer wordt het gezondheidstoezicht verder toegepast en dit gedurende maximum 5 jaar.
§4. Deze bepalingen zijn van toepassing op de werknemers die minstens 5 jaar anciënniteit hebben bij de werkgever, die gedurende minstens 5 jaar onderworpen waren aan een verplicht periodiek gezondheidstoezicht en die vanaf 1 januari 2022 de onderneming verlaten of overstappen naar een functie zonder verplicht periodiek medisch toezicht.
VORMING
Art. 14 §1. In uitvoering van artikel 12 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk (BS 15 maart2017) wordt de interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 dagen opleiding per voltijds equivalent per jaar geconcretiseerd door de sectorale opleidingsinspanning van gemiddeld 5 dagen per jaar per voltijds equivalent, waarbij alle ondernemingen dienen bij te dragen.
Vanaf 1 januari 2022 wordt er aan de werknemers een individueel opleidingsrecht toegekend onder de volgende voorwaarden:
• Gemiddeld 1 dag vorming per jaar voor voltijdse werknemers over een periode van 5 jaar;
• Mits 6 maanden effectieve prestaties per kalenderjaar.
De verdere concretisering van het groeipad zal gebeuren in samenwerking met de paritaire vormingsfondsen Co-valent.
§2. Binnen het open aanbod van Co-valent zal de mogelijkheid worden onderzocht naar opleidingen rond de effecten van digitalisering.
FINANCIERING VORMINGSFONDS VOOR ONBEPAALDE DUUR
Art. 15 - De financiering voor de fondsen van vorming a rato van 0,20% op de brutolonen van
de werknemers, zoals vastgesteld in de CAO van 17 september 2019 (nr. 154422/CO/116) gesloten in het Paritair Comité van de scheikundige nijverheid tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid wordt in 3 stappen verhoogd:
- Voor de periode 2021-2022: 0,22%;
- Vanaf 1 januari 2023: 0,24%;
- Vanaf 1 januari2024:0,25% - recurrent.
Deze financiering wordt ingevoerd via CAO van onbepaalde duur.
Daarnaast wordt een bijdrage ingevoerd voor bedrijven met RSZ-kengetal 187. Deze bijdrage wordt vastgesteld als volgt:
- Voor de periode 2021-2022: 0, 02%
- Vanaf 1 januari2023: 0,04%
- Vanaf 1 januari2024:0,05% - recurrent
Deze bijdrage wordt ingevoerd via CAO van onbepaalde duur.
BESTAANSZEKERHEID
Art. 16 - De aanvullende werkloosheidsuitkering zoals voorzien in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 september 2019 betreffende de bestaanszekerheid, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 154419/CO/116), bedraagt vanaf 1 december 2021 € 11,50 per dag gedeeltelijke werkloosheid.
Deze verhoging geldt niet voor de aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische redenen of technische redenen of redenen van structurele aard zoals bepaald in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2011 (nr. 104417/CO/116).
Art. 17 - Zwangere werkneemsters krijgen, naast de bestaande inkomensgarantie bij eventuele wijziging van functie zoals voorzien in de CAO betreffende de waarborgen in geval van moederschap, gesloten op 31 mei 2011 in het Paritair comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 104415/C0/116), bij verplichte werkverwijdering (volledige schorsing), een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever van € 11,50 per niet gewerkte dag tijdens de zwangerschap, vanaf1 december 2021.
ANCIENNITEITSVERLOF
Art. 18 - Vanaf 1 januari 2022 wordt de regeling inzake anciënniteitsverlof, zoals bepaald in de artikel 3 van de CAO betreffende de toekenning van een dag anciënniteitsverlof, gesloten op 27 juni 2007 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (algemeen verbindend verklaard bij KB van 19.02.2008, BS 08.04.2008, nr. 84217/CO/116), voor de ondernemingen waarbij de gemiddelde arbeidsduur op jaarbasis 38 uur bedraagt, en voor zover deze ondernemingen geen gelijke of gunstigere regelingen terzake toepassen, als volgt bepaald:
• 1 dag anciënniteitsverlof vervroegd toegekend na minstens 15 jaar anciënniteit in de onderneming;
• Xxxxxx van tweede dag anciënniteitsverlof na minstens 25 jaar anciënniteit in de onderneming (maximum 2 dagen anciënniteitsverlof per kalenderjaar).
KLEIN VERLET
Art. 19 - In de CAO van 13 september 1978, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (KB 08.02.1979, BS 12.04.1979), wordt volgende bepaling opgenomen:
Wettelijke samenwoning: drie opeenvolgende werkdagen (de zaterdag of eender welke gewone inactiviteitsdag wordt beschouwd als werkdag) te kiezen door de werknemer tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daarop volgende week. Bij een huwelijk door de partijen binnen de 10 jaar sinds de verklaring van wettelijke samenwoning, zullen deze verrekend worden met de dagen klein verlet voor het huwelijk. In geval van een nieuwe wettelijke samenwoning wordt het recht op deze 3 opeenvolgende werkdagen betaalde afwezigheid slechts toegestaan nadat er 10 jaar verstreken zijn sinds de voorgaande gebeurtenis van de wettelijke samenwoning.
Deze bepaling treedt in werking vanaf 1 december 2021.
INTERIM
Art. 20 – Artikel 3 van de CAO betreffende uitzendarbeid gesloten op 27 september 2017 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 142411/CO/116) wordt aangepast als volgt:
In geval een uitzendkracht wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst bij dezelfde gebruiker, wordt de anciënniteit opgebouwd als uitzendkracht bij die gebruiker overgenomen volgens de volgende modaliteiten:
• de anciënniteit als uitzendkracht wordt gelijkgesteld met een maximum van 18 maanden voor alle voordelen op ondernemingsvlak waarbij rekening wordt gehouden met anciënniteit, behalve voor de eindejaarspremie.
• per blok van 20 dagen effectieve prestaties bij dezelfde gebruiker, heeft de werknemer recht op 1 maand anciënniteit met een maximum van 18 maanden.
Deze bepaling treedt in werking op 1 december 2021.
TELEWERK
Art. 21 - De sector beveelt aan om een open sociale dialoog aan te gaan bij de implementatie van telewerk waarbij wordt gestreefd naar een win-win-situatie.
MOBILITEIT
Art. 22 - In aanvulling op de tussenkomst in de kostprijs van een treinabonnement, zoals bepaald in de CAO van 19 januari2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het vervoer van de werknemers (nr. 163521/CO/116), zal de werkgever vanaf 1 december 2021, bijdragen in de parkingskosten van een maandabonnement op de NMBS-parkings a rato van €10 per maand (werkgeverskost), mits voorlegging van stavingstukken, en pro rata de abonnementsformule.
OVERLEG EN SOCIALE VREDE
Art. 23 - Met inachtneming van de sociale vrede en de procedures eigen aan de scheikundige nijverheid, erkennen de ondertekenende partijen namens hun mandaatgevers, dat zij voor de materies die deel uitmaken van deze cao aan elkaars eisen zijn tegemoet gekomen.
Deze cao is gesloten ter goeder trouw en de ondertekenende partijen verbinden zich er toe om ze te doen toepassen, zowel naar de letter als naar de geest.
DUURTIJD
Art. 24 - Deze cao is gesloten voor een duur van 2 jaar, gaande van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022, tenzij anders bepaald in het desbetreffende artikel.
HOOFDSTUK I: PARITAIR COMITE SCHEIKUNDE - PC 116
1. BEVOEGDHEID
K.B. 5.7.1978 - B.S. 28.7.1978 - K.B. 5.6.1981 - B.S. 2.7.1981
Er worden paritaire comités opgericht van werkgevers en werknemers, waarvan de benaming en de bevoegdheid hieronder worden vastgesteld :
Voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers : Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, te weten : met uitzondering van de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de apotheken en de tarificatiediensten of onder het paritair comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen; de ondernemingen die, ofwel voor eigen rekening, of voor rekening van derden, zich bezighouden met de productie, de verwerking, de bewerking, de verpakking, de handel en de distributie van alle scheikundige producten alsmede met de productie van synthetische producten en de verwerking en bewerking van deze producten wanneer geen aan een andere bedrijfstak eigen techniek of vakkundigheid noodzakelijk is, alsook de studiebureaus die hiermee verband houden.
De volgende bedrijfssectoren worden bij wijze van voorbeeld geacht aan deze definitie te beantwoorden :
• fabricage, verwerking, bewerking, verpakking en opslaan van alle chemische producten, inbegrepen deze bekomen door het vergassen;
• anorganische chemie: elementen, zuren, zouten en basen, anorganische meststoffen, alkaliën en hun derivaten;
• stikstofhoudende meststoffen en producten evenals de ervan afgeleide producten;
• elektrochemie, elektrothermie;
• organische chemie en petrochemie;
• productie, synthese, biosynthese, cultuur van werkende stoffen voor therapeutisch gebruik;
• productie van geneesmiddelen voor de mensen- en dierengeneeskunde, met inbegrip van de productie tegen maakloon en de verpakking;
• productie van pesticiden, met inbegrip van de productie tegen maakloon en van de verpakking;
• kleurstoffen, pigmenten, verglaasde brandverf;
• verf, vernis, email, plamuur, stopverf, drukinkt, afdichtingsmassa’s, producten voor de bescherming van hout en van metalen, producten voor het bouwbedrijf;
• vluchtige oliën, extracten, aromaten, essences, additieproducten, voor de menselijke voeding en voor het veevoeder, voor zover zij het aanwenden van een scheikundig procédé noodzaken;
• reukwerk, extracten van toiletwater, kosmetische producten, producten voor de hygiëne en toiletproducten, met inbegrip van de productie tegen maakloon en van de verpakking;
• zeep, tensio-activa, reinigingsmiddelen, logen, huishoud- en onderhoudsproducten;
• lijm, gelatine, hechtingsmiddelen, kleefmiddelen;
• kruit, springstoffen, vuurwerk, met inbegrip van de bijbenodigdheden, lucifers;
• fotografische producten en producten voor films, lichtgevoelige oppervlakten,beeld- en klankdragers;
• productie van kunstmatige en synthetische plastische stoffen, met inbegrip van de cellulosederivaten, doch met uitzondering van kunstmatige en synthetische vezels;
• productie van synthetisch rubber, de vulkanisatie en het verzolen van autobanden, zo deze activiteiten niet geïntegreerd zijn in een garagebedrijf;
• verwerking en bewerking van natuurlijk en synthetisch rubber en van de verbindingen ervan met de plastische stoffen;
• distillatie van hout;
• distillatie van steenkolenteer en van de derivaten van de carbonisatie van steenkolen;
• verwerking van vetstoffen, andere dan voedingsstoffen
• samengeperste, vloeibaar gemaakte en opgeloste gassen, met uitzondering van petroleumproducten;
• kantoorproducten en -benodigdheden;
• extractie van plantaardige en dierlijke derivaten;
• fabricage van minerale oliën en vetten, met uitzondering van de bedrijven welke onder de bevoegdheid van het paritair comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren;
• laboratoria voor industriële analyse van producten, van de hinder en de verontreiniging;
• de studiebureaus die materies behandelen welke verband houden met de chemische nijverheid;
• chemische technologie;
• exploitatie, industriële behandeling en terugwinning van afvalstoffen, nevenproducten en bezinksels door fysico-chemische en/of chemische procédés;
• verpakking in aerosols van producten die niet voor de voeding bestemd zijn;
• verwerking en/of bewerking van kunstmatige en synthetische plastische stoffen met inbegrip van de fabricage in hoofdzaak van kunstbloemen in plastiek;
• reinigen van opslagtanks door fysicochemische en/of chemische procédés;
• alle toepassingen en afgeleide producten van de kernnijverheid, exclusief de centrales die energie voortbrengen;
• latexeren, voor zover deze activiteit niet vermeld is onder een ander paritair comité, het aanvullend paritair comité voor de werklieden uitgezonderd.
2. HUISHOUDELIJK REGLEMENT Vergadering van 6 september 1989 HOOFDSTUK I. - Het paritair comité ZETEL
Art. 1. - De zetel van het paritair comité is te Brussel gevestigd.
TECHNISCHE ADVISEURS
Art. 2. - De groep der bedrijfshoofden e de groep der arbeiders mogen zich laten vergezellen van technische adviseurs wier maximum aantal niet de helft van het aantal der effectieve leden van elke organisatie, welke in het paritair comité vertegenwoordigd is, te boven gaat. De. groep die beslist heeft zich door technische adviseurs te laten bijstaan zal de voorzitter van het paritair comité er 48 uren vooraf van verwittigen ; deze zal de andere groep er van kennis geven. De technische adviseurs zijn niet stemgerechtigd.
LEDEN
Art. 3. - Het verhinderd effectief lid voorziet in zijn vervanging.
Wanneer een plaatsvervangend lid een effectief lid vervangt, verwittigt hij hiervan de voorzitter bij de aanvang van de vergadering.
Art. 4. - Op verzoek van het paritair comité of van de voorzitter brengen de referendarissen adviezen uit van juridische of technische aard betreffende de punten die op de agenda van de vergadering staan.
OPROEPINGEN
Art. 5. - Het paritair comité vergadert op initiatief van de voorzitter. Hij is evenwel gehouden het paritair comité bijeen te roepen wanneer een zesde van al de leden het aan vraagt.
Art. 6. - Het comité vergadert op bijeenroeping van de voorzitter uiterlijk binnen de 15 dagen na ontvangst van de bij artikel 15 bedoelde aanvraag.
Behoudens dringende gevallen worden de oproepingen 10 werkdagen voor de datum van de vergadering verzonden ; zij worden gericht al de effectieve en plaatsvervangende leden ; zij vermelden de agenda van de vergadering en de bij artikel 7 bedoelde verklarende nota wordt er bijgevoegd.
AGENDA
Art. 7. - Bij elke aanvraag tot oproeping wordt een in het Frans en in het Nederlands opgestelde nota gevoegd waarbij in 't kort het of de punten worden uiteengezet die op de agenda werden gesteld.
BESLISSINGEN
Art. 8. - Op verzoek van een der in het paritair comité vertegenwoordigde partijen, kunnen de genomen beslissingen het onderwerp uitmaken van een mededeling aan de pers welke in vergadering wordt opgesteld en goedgekeurd.
NOTULEN
Art. 9. - De notulen van de vergaderingen worden ten verzoeke van de voorzitter opgesteld, door hem en door de secretaris ondertekend. Zij vermelden de gedane voorstellen, de korte inhoud van hun motivering, de aangenomen resoluties en de verklaringen waarvan de opneming wordt gevraagd.
Art. 10. - De notulen worden binnen de 15 dagen die op de vergadering vo1gen, aan de effectieve en plaatsvervangende leden toegezonden.
De aanvragen tot wijziging moeten schriftelijk binnen de 15 dagen na de ontvangst van de notulen ingediend worden.
Indien zulke aanvragen worden ingediend, wordt de tekst er van normaal bij de aanvang van de eerstkomende vergadering goedgekeurd.
HOOFDSTUK II. –subcomités, beperkte comités
Art. 11. - Het paritair comité kan in zijn schoot op verzoek van een der partijen en met hun instemming, subcomités oprichten om de studie van een bijzondere kwestie voor te bereiden, en waarover het bij het paritair comité verslag, zal uitbrengen.
Art. 12. - De voorzitter, ondervoorzitter secretaris, adjunct-secretaris van het paritair comité maken van deze subcomités deel uit.
Art. 13. - Het paritair comité stelt het aantal der afgevaardigden vast en wijst ze in elk geval aan.
Art. 14. - De subcomités werken volgens dezelfde regelen als die voorzien in artikelen 2 tot en met 10.
VERZOENING
Art. 15. - Overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van het Koninklijk Besluit van 6 november 1969 tot vaststelling van de algemene regels voor de werking van de paritaire comités en de paritaire subcomités, kan het paritair comité sommige van zijn leden in beperkt comité afvaardigen om de directie en het werkliedenpersoneel van een onderneming te verzoenen betreffende elk geschil dat niet kon worden opgelost op het niveau van de onderneming.
Art. 16. - §1. Indien op het vlak van de onderneming een meningsverschil ontstaat of dreigt te ontstaan tussen de werkgever en de werklieden, moeten hetzij de werkgever, hetzij de
werklieden een beroep doen op de vertegenwoordigers van hun respectieve organisaties om op dit niveau de zaak verder te onderzoeken.
§2. Indien geen overeenstemming bereikt wordt, doet de meest gerede partij een beroep op de verzoeningsinstantie van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid, door een schriftelijke aanvraag te richten aan de Voorzitter van dit paritair comité.
§3. De aanvraag zal de aard en het voorwerp van het geschil verduidelijken, alsmede de standpunten der partijen en, indien nodig, de dringendheid tot het samenroepen van de verzoeningsinstantie.
Art. 17. - Het verzoeningscomité bestaat uit de Voorzitter en de secretaris van het paritair comité en uit 8 leden gekozen om de helft onder de effectieve of plaatsvervangende leden die de werkgevers en om de helft onder de effectieve of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen.
Art. 18. - Er wordt in de vervanging van de Voorzitter voorzien door de ondervoorzitter van het paritair comité en in deze van de secretaris door de adjunct- secretaris van het paritair comité.
Art. 19. - §1. In elk geval zal de Voorzitter van het comité zo spoedig mogelijk overgaan tot het vastleggen van de vergadering van het verzoeningscomité en tot de oproeping van de partijen. Tesamen met de uitnodiging zal hij een kopie van de aanvraag tot verzoening versturen.
§2. Ingeval de dringendheid wordt ingeroepen, zal de vergadering van het verzoeningscomité in principe gehouden worden binnen de drie werkdagen na het indienen van de aanvraag.
De betrokken partijen kunnen overeenkomen om deze termijn te verlengen en zullen er de Voorzitter van het comité over inlichten.
§3. Buiten het aangehaald geval van dringendheid, zal de vergadering van het verzoeningscomité plaats hebben binnen de 2 weken na de indiening van de aanvraag. De betrokken partijen kunnen overeenkomen om deze termijn te verlengen en zullen er de Voorzitter van het comité over inlichten.
§4. Zonder afbreuk te doen aan de aanbevelingen betreffende het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten, zal het uitblijven van een oproepingsbrief tot de vergadering van het verzoeningscomité binnen de termijnen, aan de partijen de mogelijkheid bieden om de voorziene procedures over te slaan en een aanzegging van staking of van lock-out in te dienen.
Art. 20. - In geval het verzoeningscomité geroepen wordt een geschil te onderzoeken, mag het lid-werkgever of arbeider dat tot de betrokken onderneming behoort, niet als lid van het bureau zetelen.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in het huishoudelijke reglement
Art. 21. - Dit huishoudelijk reglement kan door een beslissing van het paritair comité gewijzigd worden, dat er slechts geldig zal kunnen over beraadslagen en beslissen indiende voorgenomen wijzigingen op de agenda worden gesteld.
De aldus aangebrachte wijzigingen zullen slechts kunnen gelden binnen de termijn van een maand vanaf de datum der vergadering waarin zij aangebracht werden.
BIJLAGE
Het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid is van mening dat het wenselijk en nuttig is voor de partijen, de regels te harmoniseren die toegepast worden bij het aanvaarden of afwijzen van een voorstel van collectieve arbeidsovereenkomst voor een onderneming of een groep van ondernemingen.
Te dien einde beveelt het aan de partijen aan om de volgende regelingen te aanvaarden:
1) Xxxxxxx een voorstel, voortspruitend uit een ondernemingsonderhandeling, ter raadpleging aan de arbeiders voorgelegd wordt, gebeurt de aanvaarding van het voorstel met eenvoudige meerderheid ;
2) Xxxxxxx een voorstel van het verzoeningsbureau of van de voorzitter ervan ter raadpleging aan de arbeiders van een onderneming voorgelegd wordt, kan dit voorstel slechts verworpen worden met een meerderheid van 2/3 ;
3) Zowel in de ondernemingsonderhandeling als het verzoeningsbureau of tijdens een verzoeningsvergadering, maken de partijen hun bedoeling kenbaar om het voorstel bij hun mandaatgevers ofwel voor te leggen, ofwel te verdedigen.
Teneinde voldoende soepelheid te laten om te sluiten van een overeenkomst tot een goed einde te brengen, zullen de partijen elkaar voorafgaandelijk op de hoogte brengen van de wijze waarop de raadplegingen zullen plaats grijpen en de eventuele afwijkingen op de reeds geciteerde regels, dit in volle respect voor de regels eigen aan de partijen de gebruiken en gewoonten van de ondernemingen en/of van de streek.
VERKLARING VAN DE VOORZITTER
Verklaring van de Voorzitter van het Paritair Comité voor de Scheikundige Nijverheid -na raadpleging van de nationale woordvoerders van de in het paritair comité vertegenwoordigde werkgevers-en werknemersorganisaties omtrent de draagwijdte en interpretatie van het Huishoudelijk Reglement
Onder verwijzing naar onder meer de artikelen 16, 17 en 20 van het Huishoudelijk Reglement.
"Art. 16. - §1. Indien er op het vlak van de onderneming een meningsverschil ontstaat of dreigt te ontstaan tussen de werkgever en de werklieden, moeten hetzij de werkgever, hetzij de werklieden een beroep doen op de vertegenwoordigers van hun respectieve organisaties om op dit niveau de zaak verder te onderzoeken.
§2. Indien geen overeenstemming bereikt wordt, doet de meest gerede partij een beroep op de verzoeningsinstantie van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid, door een schriftelijke aanvraag te richten aan de voorzitter van dit paritair comité.
§3. De aanvraag zal de aard en het voorwerp van het geschil verduidelijken, alsmede de standpunten der partijen en, indien nodig de dringendheid tot het samenroepen van de verzoeningsinstantie."
"Art. 17. - Het verzoeningscomité bestaat uit de voorzitter en de secretaris van het paritair comité en uit 8 leden gekozen om de helft onder de effectieve of plaatsvervangende leden die de werkgevers en om de helft onder de effectieve of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen."
"Art. 20. - In geval het verzoeningscomité geroepen wordt een geschil te onderzoeken, mag het lid-werkgever of arbeider dat tot de betrokken onderneming behoort, niet als lid van het bureau zetelen.”
treedt de vertegenwoordiger van de Federatie der Chemische Nijverheid bij onderhandelingen op het vlak van de onderneming normalerwijze op als "raadgever" van de betrokken werkgevers. Slechts in uitzonderlijke gevallen treedt de vertegenwoordiger van de Federatie der Chemische Nijverheid van België op als "onderhandelaar" en woordvoerder van de betrokken werkgevers. In dit laatste geval kan de vertegenwoordiger van de Federatie der Chemische Nijverheid dan ook niet zetelen als lid van het Verzoeningsbureau ;
treedt de gewestelijke vertegenwoordiger van de in het paritair comité voor de Scheikundige Nijverheid vertegenwoordigde vakorganisaties bij onderhandelingen op het vlak van de onderneming normalerwijze op als "onderhandelaar" en woordvoerder van de betrokken werklieden. Als dusdanig kan de gewestelijke vertegenwoordiger van een vakorganisatie dan ook niet zetelen als lid van het Verzoeningsbureau.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 januari 1991
De Voorzitter van het Paritair Comité voor de Scheikundige Nijverheid.
3. BIJZONDERE CAO VAN 21 MAART 1979
K.B. 28.6.1979 - B.S. 11.8.1979
Art. 1. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke sinds 8 november 1978 onder het paritair comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren.
Art. 2. - Alle collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het nationaal paritair comité voor de scheikundige nijverheid, welke nog van kracht zijn op 8 november 1978, worden van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ondernemingen welke voor laatstgenoemde datum onder een ander paritair comité ressorteerden.
Art. 3. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 8 november 1978 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Elk van de ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van drie maanden na te leven; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid en aan elk van de ondertekenende partijen betekend.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop het aangetekend schrijven aan de voorzitter is toegestuurd.
HOOFDSTUK II: LONEN EN PREMIES
SECTORALE BRUTO MINIMUMLONEN VANAF 01/12/2021
ARBEIDSDUUR | UURLONEN | |
START | NA 12 MAAND | |
UREN PER WEEK | € / UUR | € / UUR |
40u | 12,3065 | 12,4525 |
39u30 | 12,4625 | 12,6100 |
39u | 12,6220 | 12,7715 |
38u30 | 12,7860 | 12,9375 |
38u | 12,9540 | 13,1075 |
1. MINIMUMUURLOON
CAO van 02/12/2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het minimumuurloon.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 §1. Het bedrag van het “minimumaanvangsuurloon voor werknemers met minder dan 12 maanden anciënniteit” wordt verhoogd met € 0,10 bruto en bedraagt € 12,3065 bruto op 1 december 2021 in de 40-uren week.
Het bedrag van het “minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit” bedraagt € 12,4525 bruto op 1 december 2021 in de 40 uren week.
§2. Het bedrag van het “minimumaanvangsuurloon voor werknemers met minder dan 12 maanden anciënniteit” zoals vastgelegd in §1, eerste lid van dit artikel wordt verhoogd met € 0,10 bruto en bedraagt € 12,4065 bruto op 1 april 2022 in de 40 uren week.
Het bedrag van het “minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit”, zoals vastgelegd in §1, tweede lid van dit artikel, bedraagt € 12,5525 bruto op 1 april 2022 in de 40 uren week.
§3. De afronding zal gebeuren volgens artikel 7 van de CAO van 12 februari 2014 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen (nr. 120793/CO/116).
§4. Het minimumuurloon stemt overeen met het laagst toepasbaar niveau.
§5. De minimumuurlonen uit onderhavige CAO gelden eveneens voor werknemers onder de 21 jaar. Er worden geen degressieve percentages toegepast.
§6. Deze bijzondere inspanning voor de verhoging van het bruto minimum aanvangsuurloon en van het bruto minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit, zoals bepaald in §1 en §2 van dit artikel, kan niet richtinggevend zijn voor de onderhandelingen in de geconventioneerde ondernemingen.
Art. 3 - Studentenloon
De werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor studentenarbeid hebben recht op een bruto minimumaanvangsuurloon , dat wordt vastgesteld op € 12,1210 bruto in de 40 uren week.
Art. 4 - De minimumuurlonen voortvloeiend uit artikel 2 en 3 van deze CAO stemmen overeen met een daadwerkelijke wekelijkse arbeidsduur van 40 uren. Wanneer de wekelijkse arbeidsduur van 40 uren daadwerkelijk per week verminderd is, met perequatie van het loon wordt bovenstaande minimumbedrag evenredig geperequateerd.
De in het vorig lid van dit artikel voorziene perequatie zal als volgt gebeuren: de perequatie van de lonen, uitgedrukt in euro, wordt toegepast vóór de eventuele afronding voorzien in artikel 7 van de CAO van 12 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen (nr. 120793/CO/116).
Voorbeelden van perequaties (volgende indexatie na de conventionele verhoging van 1 april 2022):
€ 12,4065 x 1,02 = € 12,65463, afgerond tot € 12,6546 en daarna tot het hogere halve duizendste, nl. tot €12,6550 (40h).
De eventuele perequatie gebeurt vóór de afronding. Voor een perequatie in 39 uur:
€ 12,65463 x 40/39 = € 12,97911 afgerond tot € 12,9791 en daarna tot het hogere halve duizendste, nl. tot € 12,9795.
€ 12,65463 x 40/38,5 = € 13,14767 afgerond tot € 13,1477 en daarna tot het hogere halve duizendste, nl. tot € 13,1480.
Art. 5 - De minimumuurlonen vermeld in artikel 2 en 3 dienen bij iedere loonuitbetaling aan de werknemers gewaarborgd te worden. Deze minimumuurlonen omvatten het basisuurloon en de eventuele vaste productiepremies, met uitsluiting van alle andere premies.
Art. 6 - De minimumuurlonen vastgesteld in artikel 2 en 3 zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de CAO van 12 februari 2014 (nr. 120793/CO/116) gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot
koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, en stemmen overeen met spilindexcijfer 110,66 (basis 2013 = 100).
Art. 7 - Opheffingsbepaling
De CAO van 17 september 2019 betreffende het minimumuurloon gesloten in het Paritair comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 154423/CO/116) wordt integraal opgeheven en vervangen door onderhavige CAO.
Art. 8 - Duur
Deze CAO is gesloten voor onbepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 december 2021.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
2. UURLONEN NIET GECONVENTIONEERDE ONDERNEMINGEN
CAO van 02/12/2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het uurloon in de niet geconventioneerde ondernemingen
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Onder “niet geconventioneerde ondernemingen” wordt verstaan de ondernemingen die aangaande de eventuele verhoging van de koopkracht voor de periode 2021-2022 niet gebonden zijn door een CAO, gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten.
Art. 2. § 1. De bruto uurlonen en de ploegenpremies voor zover zij uitgedrukt zijn in forfaitaire bedragen, op 31 december 2021, effectief uitbetaald in ondernemingen die aangaande de eventuele verhoging van de koopkracht voor de periode 2021-2022 niet gebonden zijn door een CAO gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten, zullen verhoogd worden met 0,4% bruto op 1 januari 2022. Voor de bruto-uurlonen gebeurt dit steeds met een minimum van €0,10 bruto / uur.
Deze verhoging met 0,4% gebeurt evenwel na verrekening en/of in voorafname van eventuele verhogingen van het uurloon en/of andere voordelen, met uitzondering van deze ten gevolge van de CAO van 12 februari 2014 (nr. 120793/CO/116), gesloten in het Paritair Comité voor de
scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan de index, of ondernemingsbarema’s die toegekend worden aan de werknemers tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De hierboven vermelde verhoging met 0,4% gebeurt eveneens na verrekening van eventuele verhogingen van het uurloon van de werknemers ten gevolge van de verhoging van de sectorale minima zoals voorzien in de CAO 2 december 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het minimumuurloon.
De afronding van het uurloon zal gebeuren volgens artikel 7 van de CAO van 12 februari 2014 (nr. 120793/CO/116) gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen.
§2. Dit artikel met betrekking tot de inspanning voor de niet-geconventioneerde ondernemingen kan in geen enkel geval als voorbeeld of precedent gebruikt worden voor de onderhandelingen bij de geconventioneerde ondernemingen.
Paritaire commentaar
De verhoging van 0,4% bruto gebeurt individueel en is recurrent uiterlijk op 1 januari 2022.
Art. 3 - Opheffingsbepaling
De CAO van 17 september 2019 betreffende het uurloon in niet geconventioneerde ondernemingen gesloten in het Paritair comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 154425/CO/116) wordt integraal opgeheven en vervangen door onderhavige CAO.
Art. 4 - Deze CAO is gesloten voor onbepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2020.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
3. MINIMUM PLOEGENPREMIES
MINIMUM PLOEGENPREMIES VANAF 01/12/2021
ARBEIDSDUUR | PLOEGENPREMIES | |
OCHTEND EN NAMIDDAG | NACHT | |
UREN PER WEEK | € / UUR | € / UUR |
40u | 0,7344 | 2,4684 |
39u30 | 0,7436 | 2,4996 |
39u | 0,7532 | 2,5316 |
38u30 | 0,7630 | 2,5645 |
38u | 0,7730 | 2,5983 |
CAO betreffende de ploegenpremies gesloten op 2 december 2021 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1 - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2. - De bedragen van de minimum ploegenpremies in de 40 uren week, bedragen op 1 december 2021:
o Morgenploeg: € 0,73440
o Namiddagploeg: € 0,73440
o Nachtploeg: € 2,46840
De afronding zal gebeuren volgens artikel 4 van deze CAO.
Art. 3 - De minimum ploegenpremies vastgelegd in artikel 2 stemmen overeen met een daadwerkelijke wekelijkse arbeidsduur van 40 uren.
Wanneer de wekelijkse arbeidsduur van 40 uren daadwerkelijk per week verminderd is met perequatie van het loon, worden bovenstaande minimum ploegenpremies evenredig geperequateerd.
Deze perequatie gebeurt zonder afronding, conform artikel 4 hierna: het resultaat van de perequatie van de ploegenpremies, in euro, wordt uitgedrukt tot de vierde decimaal.
Voorbeeld van perequatie 40 uur per week = € 0,73440
Perequatie naar 38 uur per week: € 0,73440 x 40/38 = € 0,77305
Na de perequatie worden de cijfers na de vierde decimaal niet in acht genomen en wordt het toegepast bedrag: € 0,77305.
Art. 4 - De ploegenpremies vastgelegd in artikel 2, die overeenstemmen met spilindexcijfer 100,23 (basis 2013 = 100), zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de CAO van 12 februari 2014 (nr. 120793/CO/116) gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen; de ploegenpremies worden uitgedrukt tot de vierde decimaal, maar het resultaat wordt niet afgerond.
Paritaire commentaar
Alle bedragen in deze CAO zijn inclusief index van 2 % (index van toepassing op 1 december 2021).
Art. 5 - De gunstiger stelsels die in de ondernemingen bestaan, blijven behouden.
Art. 6 - Deze CAO is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij vervangt de CAO 17 september 2019 (nr. 154418/CO/116) gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de ploegenpremies en treedt in werking op 1 december 2021.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
BIJLAGE VAN HET NATIONAAL AKKOORD VAN 27/04/1993
Aanbeveling van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid met betrekking tot de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties.
Hoewel de Arbeidswet van 16 maart 1971 nachtarbeid verbiedt, staat zij afwijkingen toe, onder andere, behalve voor vrouwen en jeugdige werknemers, voor het uitvoeren van werken die wegens de aard niet mogen onderbroken of uitgesteld worden. In de scheikundige nijverheid wordt door de aard van de werken ploegenarbeid met nachtprestaties traditioneel veelvuldig toegepast.
De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 en het advies nr. 943 getuigen van de wil van de sociale partners om ploegenarbeid met nachtprestaties te omkaderen met sociale begeleidingsmaatregelen. In de geest van deze interprofessionele conventionele bepalingen formuleert het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid de volgende aanbevelingen:
1. Artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 luidt als volgt :
De in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werknemers moeten zijn tewerkgesteld op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Zij mogen evenwel worden tewerkgesteld binnen het raam van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk :
- in de bedrijfstakken, de ondernemingen en voor de categorieën van werknemers waarvoor deze vorm van arbeidsovereenkomst strookt met het gebruik;
- voor de uitvoering van een tijdelijk werk.
De uitvoering van dat tijdelijk werk mag niet meer dan zes maanden in beslag nemen. Die termijn kan echter door een collectieve arbeidsovereenkomst worden verlengd.
Indien er in de onderneming een vakbondsafvaardiging bestaat, moet die collectieve arbeidsovereenkomst ten minste met alle in de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigde organisaties worden gesloten.
In de bedrijven waar ploegenarbeid met nachtprestaties wordt verricht zonder arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, beveelt het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid aan dat de werkgever, samen met de syndicale afvaardiging en/of in de ondernemingsraad (of, bij ontstentenis, in het comité VGV) nagaat of dit overeenstemt met de uitzonderingen van de CAO nr. 46 en het advies nr. 943. De werkgever verstrekt hiertoe alle nuttige informatie. Bij betwisting passen de partijen de procedure toe voorzien in de sectoriele collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot het statuut van de syndicale afvaardigingen.
2. Wat betreft de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de CAO nr. 46 over de vrijwilligheid bevelen de ondertekenende partijen duidelijkheid aan bij de opstelling van de arbeidsovereenkomst, in het bijzonder over de mogelijk toekomstige tewerkstelling in een regime van ploegenarbeid met nachtprestaties.
3. In de bedrijven waar geen regeling bestaat over de gelijkwaardige rechten, voorzien in artikel 19 van de CAO nr. 46 bevelen de ondertekenende partijen aan dat de werkgever, samen met de syndicale afvaardiging of in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, in het comité VGV, de concrete toepassing nagaat van de gelijkwaardige rechten in het bedrijf op het stuk van:
- vakbondsvertegenwoordiging en deelneming aan het vakbondsleven,
- algemene en beroepsopleiding,
- hygiëne, veiligheid en geneeskundige verzorging,
- sociale infrastructuur.
Bij wijze van voorbeeld: praktische modaliteiten van de algemene vergaderingen, personeelsdienst, syndicale vorming, eerste hulp bij ongevallen, maaltijden, kleedkamers, sanitair.
Ploegenarbeid met nachtprestaties zal de uitoefening van het mandaat van syndicaal afgevaardigde, geregeld in de CAO van 23 oktober 1974 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen en gewijzigd bij de CAO van 12 december 1979, niet hinderen.
Ook de leden van de ondernemingsraad en het comité VGV kunnen hun mandaat vervullen in de voorziene wettelijke omstandigheden.
4. De progressiviteit van de belasting enerzijds en de niet-indexering van de belastingsschijven anderzijds bezwaart op onbillijke wijze de vergoedingen voor ploegenarbeid met nachtprestaties. Het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid verzoekt de regering om een fiscaal-vriendelijker behandeling van de ploegenpremies in de inkomstenbelasting en dit door de loskoppeling van de inkomsten uit ploegenpremies van de globale bedrijfsinkomsten.
5. Artikel 12 van de CAO nr. 46 over het vervoer, zal het voorwerp uitmaken van een onderzoek op bedrijfsvlak. Het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid beveelt de overheid aan bijzondere aandacht te besteden aan de afstemming van de uurroosters van het openbaar vervoer op de werkroosters in de nijverheidsgebieden.
6. Het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid beveelt de werkgevers en de werknemers van de bedrijven waar ploegenarbeid met nachtprestaties wordt verricht en waar noch een ondernemingsraad, noch een comité VGV, noch een syndicale afvaardiging bestaat, aan, CAO nr. 46 toe te passen, in de geest van deze aanbeveling. Eventuele klachten zullen ter behandeling worden voorgelegd aan de respectievelijke werknemers- en werkgeversorganisaties.
7. Het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid beveelt in alle gevallen de naleving van CAO nr. 46 naar de geest aan, meer in het bijzonder wat het voorkomen van afdankingen betreft door het actief nastreven van de herplaatsing of zo nodig van het vrijwillig ontslag.
4. ARBEIDSDUUR EN OVERLOON
CAO 04.05.1977 - K.B. 24.02.1978 - B.S. 03.06.1978
Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen welke ressorteren onder het Nationaal Paritair Comité voor de Scheikundige Nijverheid.
Art. 2 - De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgesteld in toepassing van het nationaal interprofessioneel akkoord van 6 april 1973.
Art. 3 - In de bij artikel 1 bedoelde ondernemingen blijft de wekelijkse arbeidsduur, vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, ingekort tot veertig uur.
Art. 4 - Het overloon voorzien in de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt toegepast in geval van overschrijding van de conventionele grens van de wekelijkse arbeidsduur vastgesteld bij artikel 3.
Art. 5 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 6 februari 1974, gesloten in het nationaal paritair comité voor de scheikundige nijverheid, tot inkorting van de wekelijkse arbeidsduur, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 september 1974, Belgisch Staatsblad van 5 november 1974.
Art. 6 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 4 mei 1977 en is gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan slechts worden opgezegd met een voorbericht van drie maanden dat per aangetekende brief moet worden gericht aan de Voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
5. WERK OP ZONDAG EN FEESTDAGEN
CAO 04.05.1977 - K.B. 21.2.1978 - B.S. 10.06.1978
Art. 1. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren.
Art. 2. - De arbeid welke op zon- en feestdagen tussen 0 en 6 uur wordt verricht door de werklieden die met opeenvolgende ploegen worden tewerkgesteld, wordt betaald tegen een bedrag dat 100 % hoger is dan het gewone loon.
Art. 3. - De toekenning van inhaalrust aan de werklieden die krachtens artikel 66, 11° van de arbeidswet van 16 maart 1971, op zondag worden tewerkgesteld, mag geen aanleiding geven tot de invoering van een arbeidsregeling welke drie weken ononderbroken arbeid omvat gevolgd door een volle week rust.
Art. 4. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 22 oktober 1969, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende sommige arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 juni 1970, Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1970.
Art. 5. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 4 mei 1977 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.
Zij kan slechts worden opgezegd met een voorbericht van drie maanden dat per aangetekende brief moet worden gericht aan de Voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
6. WAARBORG DER 10 BETAALDE FEESTDAGEN
Beslissing van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid van 02/12/1957
TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1.- Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters die ressorteren onder het Paritair Comité van de scheikundige nijverheid.
TOEPASSINGSMODALITEITEN
Art. 2. - In toepassing van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, wordt de betaling van 10 wettelijke feestdagen gewaarborgd.
BETALING DER PRESTATIES GELEVERD OP EEN FEESTDAG
Wanneer er op een feestdag gewerkt wordt, zullen de arbeiders 2 maal hun loon uitbetaald krijgen en een dag betaald verlof ter compensatie worden toegekend.
7. MOEDERSCHAP
XXX met betrekking tot bepaalde waarborgen in geval van moederschap, gesloten op 31 mei 2011 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (KB 04/10/201 – BS 01/12/2011 - geregistreerd onder het n°104415/CO/116).
TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1. - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art 2. - Deze CAO wordt gesloten in uitvoering van artikel 14 van de CAO betreffende het Nationaal Akkoord 2009-2010 voor arbeiders van de scheikundige nijverheid, gesloten op 1 april 2009 en artikel 17 van de CAO betreffende het Nationaal Akkoord 2011-2012 voor arbeiders van de scheikundige nijverheid, gesloten op 4 mei 2011, in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
BASISLOONWAARBORG
Art. 3. Voor arbeidsters die omwille van hun zwangerschap genoodzaakt worden om gedurende deze periode, een andere lagere functie binnen de onderneming in te vullen zal het basisloon van de originele functie gewaarborgd blijven.
Deze regeling doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
Art. 4. - Terugkomst uit zwangerschaps- of moederschapsverlof. Na afloop van het zwangerschaps- of moederschapsverlof heeft de werkneemster het recht terug te keren naar haar functie of naar een gelijkwaardige of vergelijkbare functie conform haar arbeidsovereenkomst.
GELDIGHEID EN OPZEGGING
Art. 5. - Deze CAO vervangt de CAO van 27 mei 2009 met betrekking tot een basisloonwaarborg voor zwangere arbeidsters (KB 21 februari 2010; BS 19.05.2010) en is gesloten voor een onbepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2011.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij Koninklijk Besluit wordt gevraagd.
8. EINDEJAARSPREMIE
XXX van 21 juni 2017 betreffende de eindejaarspremie, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (geregistreerd op 18/09/2017 onder het n°141282/CO/116).
TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1. - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna "de werknemer(s)" genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met "werknemers" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
TOEKENNINGSMODALITEITEN
Art. 2. - Door de werkgever wordt een eindejaarspremie toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werknemers die:
a) op 31 december van het lopend jaar minstens drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming;
b) krachtens een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met de onderneming, op het ogenblik van de betaling van de premie.
Art. 3. - Het minimum basisbedrag van de eindejaarspremie is sedert 1990 vastgesteld op 173,33 maal het basisuurloon in voege op 1 december van het beschouwde jaar.
Deze vermenigvuldiger is gekoppeld aan een wekelijkse arbeidsduur van 40 uren, en wordt evenredig verminderd ingeval de lonen geperequateerd werden op basis van een wekelijkse arbeidsduur die lager is dan 40 uren.
Commentaar - In de ondernemingen waar de arbeidsduurverkorting gebeurt per dag of per week en waar de bezoldigingen berekend worden op basis van de werkelijke prestaties, wordt de volledige eindejaarspremie (die ook geldt om een eventuele prorata te berekenen) als volgt geperequateerd:
- stelsel 39 u30 (30 ' arbeidsduurverkorting per week, + 9 betaalde compensatierustdagen):
173,33 X 39,5 = 171,163 X basisuurloon
40
- stelsel 39 u (60 ' arbeidsduurverkorting per week, + 6 betaalde compensatierustdagen):
173,33 X 39 = 168,997 X basisuurloon
40
- stelsel 38 u30 (90 ' arbeidsduurverkorting per week, + 3 betaalde compensatierustdagen):
173,33 X 38,5 = 166,830 X basisuurloon
40
- stelsel 38 u. (120' arbeidsduurverkorting per week, geen betaalde compensatierustdagen):
173,33 X 38 = 164,664 X basisuurloon
40
In de bedrijven die de arbeidsduurverkorting toekennen onder de vorm van betaalde compensatierustdagen, blijft de eindejaarspremie gelijk aan 173,33 maal het basisuurloon.
Art. 4. - De werknemers die voldoen aan de in artikel 2 vermelde voorwaarden, hebben recht op de premie naar rato van één twaalfde van het basisbedrag per maand werkelijke arbeidsprestaties tijdens het beschouwde dienstjaar, lopende van 1 januari tot 31 december. Meerdere arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur uitgevoerd in eenzelfde burgerlijk jaar komen in aanmerking voor de eventuele berekening van de pro rata temporis.
Art. 5. - In geval van indiensttreding vóór de 16e van de maand, wordt deze maand, voor de toepassing van deze CAO, als een maand anciënniteit beschouwd en wordt zij met een maand effectieve arbeidsprestaties gelijkgesteld.
De maand waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, wordt, voor de toepassing van deze CAO, als een maand anciënniteit beschouwd en met een volledige maand arbeidsprestaties gelijkgesteld, voor zover de arbeidsovereenkomst na de 15de van de maand een einde neemt.
AFWIJKINGEN
Art. 6. - De werknemers waarvan de arbeidsovereenkomst tijdens het beschouwde dienstjaar wordt beëindigd, met uitsluiting van deze welke zelf ontslag hebben genomen vooraleer zij minstens één jaar anciënniteit in de onderneming tellen op het einde van de
arbeidsovereenkomst, en met uitsluiting van deze welke door de werkgever worden ontslagen om dringende reden, genieten de premie naar rato van het aantal maanden werkelijke arbeidsprestaties tijdens dit dienstjaar, voor zover zij drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming op het einde van de door de wettelijke vooropzeg gedekte periode, zonder evenwel rekening te houden met eventuele schorsingen van de arbeidsovereenkomst tijdens deze vooropzeg.
Voor de berekening van voornoemde anciënniteit wordt, enkel voor de toepassing van dit artikel, rekening gehouden met de periode gedekt door de eventueel toegekende wettelijke compensatoire opzeggingsvergoeding bepaald door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Genieten eveneens van de premie naar rato van het aantal maanden werkelijke arbeidsprestaties tijdens dit dienstjaar, voor zover zij drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming bij de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst, de werknemers wiens arbeidsovereenkomst wegens overmacht ten einde komt.
Art. 7. - De tijdens het dienstjaar gepensioneerde werknemers, alsmede de rechtverkrijgenden van een tijdens het dienstjaar overleden arbeider, genieten de premie onder dezelfde voorwaarden als vermeld in artikel 6.
Onder "rechtverkrijgenden" wordt verstaan:
• de overlevende echtgeno(o)t(e);
• bij ontstentenis, de kinderen van de overledene;
• bij ontstentenis, de ouders van de overledene.
GELIJKSTELLINGEN
Art. 8. - Worden gelijkgesteld met werkelijke arbeid:
• de afwezigheden te wijten aan een beroepsziekte, een arbeidsongeval of ongeval overkomen op de weg naar of van het werk, tot een maximumduur van twaalf maanden en voor zover zij zijn erkend door het verzekeringsorganisme;
• de afwezigheden wegens ziekte, gerechtvaardigd door een medisch getuigschrift en erkend door het verzekeringsorganisme, tot een totale maximumduur van zes maanden;
• de afwezigheden wegens zwangerschapsverlof, gerechtvaardigd door een medisch getuigschrift en erkend door het verzekeringsorganisme;
• de wettelijke vakantiedagen, de wettelijke feestdagen, de gerechtvaardigde afwezigheden "kort verzuim", verlof om dwingende redenen (CAO nr. 45 van de NAR), de afwezigheden in het kader van de wetgeving betreffende het educatief verlof en de sociale promotie, de syndicale verlofdagen en de dagen van gedeeltelijke werkloosheid tot zestig dagen.
• het anciënniteitsverlof respectievelijk voorzien door de sectorale CAO’s van 24 mei 2005 (KB 10 oktober 2005 ; BS 25.11.2005) en van 27 juni 2007 (KB 19 februari 2008; BS 8.04.2008) overeenkomstig het artikel 7 van het Nationaal Akkoord 2007-2008 gesloten op 14 maart 2007 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
• de periode van geboorteverlof (ook "vaderschapsverlof" genoemd) als bepaald in artikel 30, §2 van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978;
• de periode van adoptieverlof als bepaald in artikel 30ter van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978.
BETALINGSPERIODE
Art. 9. - De eindejaarspremie wordt uitbetaald vóór 25 december van het jaar waarop zij betrekking heeft.
GELDIGHEID EN OPZEGGING
Art. 10. - De bepalingen van deze CAO doen geen afbreuk aan de gunstigere arbeidsvoorwaarden die in de ondernemingen bestaan.
Art. 11. - Deze CAO is gesloten voor onbepaalde duur. Zij treedt in werking vanaf 1 januari 2017. Zij vervangt de CAO van 16 september 2015 (nr. 129836/CO/116000, KB 13/05/2016; BS 14/06/2016), tot toekenning van een eindejaarspremie, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij Koninklijk Besluit wordt gevraagd.
9. KOPPELING DER LONEN AAN DE INDEX
CAO van 12 februari 2014 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 1. Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Onder "arbeiders" wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters.
Art. 2. De effectief betaalde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Commentaar
Sedert 1 januari 1994 en in toepassing van het KB van 24.12.1993 (BS 31.12.1993) wordt de “afgevlakte” index, die gebruikt wordt voor de aanpassing van de lonen, berekend op basis van het prijsindexcijfer dat daartoe berekend wordt, de zogenaamde “gezondheidsindex”.
Theoretische indexcijfers
Art. 3. Overeenkomstig de CAO nr. 110 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 12 februari 2014 worden de indexcijfers, vermeld in de CAO van 8 februari 2006, gesloten in het Paritair Comité
voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen (registratienummer 78955/CO/116), naar de nieuwe basis 2013=100 omgerekend.
Commentaar
De coëfficiënt 0,8280 dient toegepast worden op de theoretische indexcijfers van artikel 3 die overeenstemmen met de laatst bereikte spilindex (spilindex 118,69 in de basis 2004=100). Dit vertrekpunt laat toe de theoretische indexcijfers te berekenen per schijven van 2%, met toepassing van de afrondingen die voorzien zijn in de CAO nr. 110 van de NAR. Deze theoretische indexcijfers laten vervolgens de berekening toe van de spilindexcijfers van artikel 4.
Vanaf het indexcijfer 99,24 worden de van kracht zijnde lonen met 2% verhoogd telkens het indexcijfer van de consumptieprijzen met 2% toeneemt. De indexcijfers die een loonsverhoging teweegbrengen zijn dus theoretisch:
97,30 99,24 99,24 X 1,02 = 101,22 101,22 X 1,02 = 103,24 103,24 X 1,02 = 105,30 105,30 X 1,02 = 107,41 107,41 X 1,02 = 109,56 109,56 X 1,02 = 111,75 111,75 X 1,02 = 113,99 113,99 X 1,02 = 116,27 116,27 X 1,02 = 118,60 118,60 X 1,02 = 120,97 120,97 X 1,02 = 123,39 123,39 X 1,02 = 125,86 125,86 X 1,02 = 128,38 128,38 X 1,02 = 130,95 | 130,95 X 1,02 = 133,57 133,57 X 1,02 = 136,24 136,24 X 1,02 = 138,96 138,96 X 1,02 = 141,74 141,74 X 1,02 = 144,57 144,57 X 1,02 = 147,46 147,46 X 1,02 = 150,41 150,41 X 1,02 = 153,42 153,42 X 1,02 = 156,49 156,49 X 1,02 = 159,62 159,62 X 1,02 = 162,81 162,81 X 1,02 = 166,07 166,07 X 1,02 = 169,39 169,39 X 1,02 = 172,78 172,78 X 1,02 = 176,24 176,24 X 1,02 = 179,76 |
Referte-indexcijfers naar de stijging (spilindexcijfers)
Art. 4. - Nochtans, ten einde de achterstand van de lonen ten opzichte van het indexcijfer van de consumptieprijzen te vermijden, worden de loonsverhogingen werkelijk toegepast wanneer de volgende indexcijfers, die zich halverwege in de schijf van 2% bevinden, worden bereikt, hetzij:
(97,30 + 99,24) : 2 = 98,27 (overschreden in april 2012 door de afgevlakte index)
(99,24+101,22) : 2 = 100,23 (101,22+103,24) : 2 = 102,23 (103,24+105,3) : 2 = 104,27 (105,3+107,41) : 2 = 106,36 (107,41+109,56) : 2 = 108,49 (109,56+111,75) : 2 = 110,66 (111,75+113,99) : 2 = 112,87 (113,99+116,27) : 2 = 115,13 (116,27+118,60) : 2 = 117,44 | (136,24+138,96) : 2 = 137,60 (138,96+141,74) : 2 = 140,35 (141,74+144,57) : 2 = 143,16 (144,57+147,46) : 2 = 146,02 (147,46+150,41) : 2 = 148,94 (150,41+153,42) : 2 = 151,92 (153,42+156,49) : 2 = 154,96 (156,49+159,62) : 2 = 158,06 (159,62+162,81) : 2 = 161,22 |
(118,60+120,97) : 2 = 119,79 (120,97+123,39) : 2 = 122,18 (123,39+125,86) : 2 = 124,63 (125,86+128,38) : 2 = 127,12 (128,38+130,95) : 2 = 129,67 (130,95+133,57) : 2 = 132,26 (133,57+136,24) : 2 = 134,91 | (162,81+166,07) : 2 = 164,44 (166,07+169,39) : 2 = 167,73 (169,39+172,78) : 2 = 171,09 (172,78+176,24) : 2 = 174,51 (176,24+179,76) : 2 = 178,00 |
Deze cijfers worden "referte-indexcijfers naar de stijging" of “spilindexcijfers” genoemd. Wanneer deze indexcijfers zijn bereikt, worden de lonen met 1,02 vermenigvuldigd.
Referte-indexcijfers naar de daling
Art. 5. - In geval van daling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, worden de lonen verminderd, wanneer de volgende indexcijfers zijn bereikt:
97,30 99,24 101,22 103,24 105,30 | 107,41 109,56 111,75 113,99 116,27 | 118,60 120,97 123,39 125,86 128,38 | 130,95 133,57 136,24 138,96 141,74 | 144,57 147,46 150,41 153,42 156,49 | 159,62 162,81 166,07 169,39 172,78 | 176,24 |
Deze indexcijfers worden "referte-indexcijfers naar de daling" genoemd.
In geval van daling van het indexcijfer, wordt derhalve een halve schijf van 2% geneutraliseerd. Het nieuwe loon wordt bekomen door het bestaand loon te delen door 1,02.
Art. 6. - De loonsverhogingen of -verminderingen worden toegepast vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze tijdens dewelke het indexcijfer van de consumptieprijzen dat aanleiding geeft tot een wijziging van de lonen, werd bereikt.
Art. 7. - De uurlonen in euro worden aangeduid met vier decimalen; de eventuele afronding van het product van de vermenigvuldiging voorzien in artikel 4 zal uitgevoerd worden volgens de rekenkundige afronding, met name als volgt:
I. - er wordt geen rekening gehouden met de vijfde decimaal indien deze lager is dan vijf;
II. - indien de vijfde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf, dan wordt de vierde decimaal met een eenheid verhoogd;
III. - daarna, indien de vierde decimaal niet gelijk is aan nul of vijf, zal het resultaat van deze rekenkundige afronding worden aangepast tot de hogerliggende nul of vijf, zijnde tot het hogere halve duizendste.
Voorbeelden
10,5720 x 1,02 =10,78344 afgerond tot 10,7834
en daarna tot het hogere halve duizendste, tot 10,7835 (40 uur).
10,6490 x 1,02 = 10,86198 afgerond tot 10,8620 (40 uur).
De eventuele perequatie gebeurt vóór de afronding.
Voor een perequatie in bijvoorbeeld 39 uur :
10,86198 x 40/39 = 11,14049 afgerond tot 11,1405.
Voor een perequatie in bijvoorbeeld 38 uur 30 :
10,78344 x 40/38,5 = 11,20357 afgerond tot 11,2036
en daarna afgerond tot het hogere halve duizendste, namelijk tot 11,2040.
Art. 8. - Deze CAO vervangt deze van 8 februari 2006 (registratienummer 78955/CO/116), gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen.
Art. 9. - Deze CAO heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
10. BETALING VAN HET LOON
Beslissing van 5 februari 1992 betreffende de afwijking van de betaling van het loon tenminste tweemaal in de maand, genomen op grond van artikel 9, vijfde lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. (K.B. 07.12.1992, B.S. van 23.12.1992).
Art. 1 - Deze beslissing is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 2 - Deze beslissing wordt genomen op grond van artikel 9, vijfde lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
Zij heeft tot doel de afwijking mogelijk te maken van de verplichting die voorzien is door artikel 9, eerste lid van voornoemde wet om het loon op gezette tijden, tenminste tweemaal in de maand, met een tussenpoos van ten hoogste zestien dagen, uit te betalen.
Art. 3 -
a) Deze beslissing verleent, onder de hierna vermelde voorwaarde, toelating om het loon eenmaal per maand uit te betalen.
b) Om van de onder punt a) vermelde toelating te genieten moet volgende procedure worden toegepast :
indien er in de onderneming een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten tussen de werkgever en de representatieve vakorganisaties die voorziet in de éénmalige betaling per maand van het loon, moet het arbeidsreglement van de betrokken onderneming in die zin aangepast worden, overeenkomstig de procedure voorzien in de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.
Art. 4 - Deze beslissing is geldig voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 5 februari 1992. Aan de bevoegde instanties wordt gevraagd aan deze beslissing bij koninklijk besluit de algemeen verbindende kracht te willen verlenen.
11. WAARDERINGSPREMIE NIET-GECONVENTIONEERDE ONDERNEMINGEN
Cao van 23 november 2021 gesloten in het paritair comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de waarderingspremie in de niet-geconventioneerde ondernemingen.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Onder “niet geconventioneerde ondernemingen” wordt verstaan de ondernemingen die aangaande de eventuele verhoging van de koopkracht voor de periode 2021-2022 niet gebonden zijn door een CAO, gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten.
Art. 2 - Waarderingspremie
Een éénmalige waarderingspremie van € 200 netto wordt toegekend onder de vorm van een coronapremie, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 3 van onderhavige CAO.
Art. 3 - Modaliteiten
De waarderingspremie wordt uiterlijk op 31 december 2021 uitgereikt. De waarderingspremie zal worden toegekend aan alle werknemers in dienst op 1 november 2021.
De waarderingspremie wordt toegekend, pro rata:
In functie van het arbeidsregime tijdens de referteperiode;
- Effectieve prestaties en gelijkstellingen volgens de sectorale
xxx xxxxxxxxxxxxxxxx (CAO van 21/6/2017 betreffende de eindejaarspremie, registratienummer 141282/CO/116) over de referteperiode.
De referteperiode is het kalenderjaar 2021. Premies die reeds expliciet toegekend werden in het kader van corona in 2021 kunnen aangerekend worden. Het eventuele saldo moet worden bijgepast.
Onverminderd het recht van de werkgever om bij de berekening van deze waarderingspremie gunstigere modaliteiten toe te passen.
De waarderingspremie in de vorm van consumptiecheques wordt in principe elektronisch toegekend.
Indien de waarderingspremie op papier wordt toegekend bedraagt de maximale nominale waarde van de consumptiecheque 10 EUR per consumptiecheque. In toepassing van het reglement op het bijhouden van sociale documenten en de RSZ-reglementering zal de werkgever de vereiste gegevens in verband met de toegekende coronapremie vermelden op de individuele rekening van de werknemer en in de RSZ-aangifte.
De coronapremie kan geheel noch gedeeltelijk voor geld omgeruild worden. Het gebruik van de coronapremie in een elektronische vorm brengt geen kosten voor de werknemer teweeg. In geval van diefstal of verlies is de werknemer ertoe gehouden zo spoedig mogelijk de werkgever en/of de erkende uitgever te informeren. Alle transacties uitgevoerd voor de aangifte van het verlies of diefstal zijn onherroepelijk, zonder mogelijkheid van beroep van de werknemer tegen de werkgever en/of de erkende vennootschap.
Art. 4 - Duur
Deze CAO is gesloten voor een bepaalde duur.
Deze CAO treedt in werking op 1 januari 2021 en loopt af op 31 december 2021.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
HOOFDSTUK III: ARBEIDSDUUR
1. ARBEIDSDUURVERMINDERING
Collectieve Arbeidsovereenkomst van 7 november 2001 (geregistreerd op 31/11/2001 onder het n°59857/CO/116)
MODALITEITEN
Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen welke onder de bevoegdheid ressorteren van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Onder “werklieden” wordt verstaan: de werklieden en de werksters.
Art. 2 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de bevestiging van de toegepaste modaliteiten van de arbeidsduurverkorting, voortvloeiende uit artikel 8 van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 24 februari 1988, tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden, tot 38 uur per week gemiddeld berekend op jaarbasis met behoud van het brutolooninkomen.
Art. 3 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger regelingen vastgesteld voor een onderneming, voor een groep van ondernemingen, voor een gewest of een subsector al dan niet neergelegd ter griffie van de Administratie van de collectie arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art. 4 - Het overloon voorzien voor de overuren in de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt toegepast bij overschrijding van de grens van de wekelijkse arbeidsduur vastgelegd op 40 uur, overeenkomstig artikel 29, § 2, eerste lid van voornoemde arbeidswet.
Art. 5 - Modaliteiten van de arbeidsduurverkorting :
§1. De in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidsduurverkorting met behoud van loon kan toegepast worden per dag of per week, alsook door het toekennen van compensatierustdagen. Zij kan ook op jaarbasis beschouwd worden.
Indien de verkorting per dag gebeurt, wordt het basisuurloon evenals de aan dit uurloon verbonden premies voor de arbeidsprestaties geherwaardeerd in verhouding tot de dagelijkse vermindering en wordt de eindejaarspremie evenredig aangepast.
Wanneer de arbeidsduurverkorting per week wordt toegepast en de niet gepresteerde tijd niet wordt betaald, wordt het basisuurloon evenals de aan dit uurloon verbonden premies voor de arbeidsprestaties ook geherwaardeerd in verhouding tot de arbeidsduurverkorting, evenzo de eindejaarspremie.
§2. Indien de arbeidsduurverkorting gebeurt door toekenning van compensatie- rustdagen, worden deze niet gewerkte dagen vergoed op basis van de van kracht zijnde wetgeving voor de betaling van de feestdagen.
Het recht op rustdagen wordt verkregen naar rata van een aantal werkelijk gepresteerde of gelijkgestelde dagen, volgens de hierna vermelde tabel :
• 38 ½ uur: 3 compensatierustdagen per jaar; het recht op 1 dag compensatierust wordt verkregen per periode van 84 dagen werkelijke of gelijkgestelde prestaties;
• 39 uur : 6 compensatierustdagen per jaar, het recht op 1 dag compensatierust wordt verkregen per periode van 42 dagen werkelijke of gelijkgestelde prestaties;
• 39 ½ uur : 9 compensatierustdagen per jaar, het recht op 1 dag compensatierust wordt verkregen per periode van 28 dagen werkelijke of gelijkgestelde prestaties;
• 40 uur : 12 compensatierustdagen per jaar; het recht op 1 dag compensatierust wordt verkregen per periode van 21 dagen werkelijke of gelijkgestelde prestaties.
Behoudens tegenstrijdige overeenkomst op bedrijfsvlak mogen deze dagen niet onderling gegroepeerd worden, noch aan de jaarlijkse vakantie gekoppeld worden.
§3. Worden met werkelijke prestaties gelijkgesteld :
• de dagen van jaarlijkse vakantie en de wettelijke feestdagen;
• het klein verlet, de syndicale vorming, het betaald educatief verlof en de compensatierustdagen zelf;
• de gerecupereerde overuren;
• de dagen gewijd aan het verrichten van externe syndicale opdrachten voorzien door artikel 17 punt e van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999 houdende coördinatie van het statuut van de syndicale afvaardigingen voor werklieden.
§4. Indien de compensatierustdagen, in gemeenschappelijk overleg collectief worden genomen:
a) mogen de werklieden, die er geen recht op hebben bij gebrek aan voldoende prestaties, met de werkgever overeenkomen om op deze dag(en) één (of meer) dag(en) wettelijke vakantie te nemen. In het tegenovergestelde geval zal de werkgever trachten ze die dagen tewerk te stellen. Het beroep op de werkloosheid blijft de laatste oplossing, en wordt slechts gebruikt nadat alle andere mogelijkheden uitgeput zijn.
b) Bij werkonbekwaamheid behouden de werklieden het recht op hun compensatierustdagen, indien hun werkonbekwaamheid begint voor de compensatierustdag. In dit geval nemen de werklieden hun compensatierustdag na de hervatting van het werk. De werklieden verliezen hun recht op hun compensatierust indien de eerste dag van hun werkonbekwaamheid samenvalt met de dag dat de compensatierust genomen wordt.
§5. Indien zij vrij mogen genomen worden op verzoek van de werklieden, is deze vrije beschikking onderworpen aan de noodwendigheden van de dienst, om zodoende de organisatie van het werk niet te verstoren.
Bij werkonbekwaamheid behouden de werklieden het recht op hun compensatierustdagen, indien hun werkonbekwaamheid begint voor de compensatierustdag.
In dit geval nemen de werklieden hun compensatierustdag na de hervatting van het werk.
De werklieden verliezen hun recht op hun compensatierust indien de eerste dag van hun werkonbekwaamheid samenvalt met de dag dat de compensatierust genomen wordt.
§6. De compensatierustdagen mogen van het ene op het andere jaar niet worden overgedragen, behoudens binnen volgende perken, en slechts in geval van overmacht: 2 compensatierustdagen. De werklieden beschikken over twee maand om hun compensatierust op te nemen.
§7. Hetgeen voorafgaat doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
Art. 6 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en is gesloten voor onbepaalde duur; zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2000 tot vaststelling van de modaliteiten in verband met de arbeidsduurverkorting, geregistreerd onder het nr. 55972/CO/116).
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
2. ANCIËNNITEITSVERLOF
CAO van 21 december 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het anciënniteitsverlof.
Art. 1 - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna "de werknemer(s)" genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met "werknemers" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Vanaf 1 januari 2022 wordt de regeling inzake anciënniteitverlof, voor de ondernemingen waarbij de gemiddelde arbeidsduur op jaarbasis 38 uur bedraagt, en voor zover deze ondernemingen geen gunstigere regelingen terzake toepassen, als volgt bepaald:
• 1 dag anciënniteitsverlof na minstens 15 jaar anciënniteit in de onderneming;
• 2 dagen anciënniteitsverlof na minstens 25 jaar anciënniteit in de onderneming (maximum 2 dagen anciënniteitsverlof per kalenderjaar).
Art. 3 - De in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst vermelde dag(en) anciënniteitsverlof zal (zullen), voor de berekening van de eindejaarspremie voorzien door de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten ter zake op 21 juni 2017, met werkelijke arbeid worden gelijkgesteld in het raam van artikel 8 (gelijkstellingen) van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 4 - De CAO van 27 juni 2007 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de toekenning van een dag anciënniteitsverlof (algemeen verbindend verklaard bij KB van 19.02.2008, BS 08.04.2008, nr. 84217/CO/116) wordt integraal vervangen door onderhavige CAO.
Art. 5 - Duur
Deze CAO is gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2022.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
3. NACHTARBEIDERS - RECUPERATIE VAN DE OVERUREN
CAO betreffende de recuperatie van de overuren door nachtarbeiders, gesloten op 30 mei 2001 in het paritair comité voor de scheikundige nijverheid (n° 58152/CO/116 - K.B. 24.4.2002
- B.S. 31.5.2002).
Art. 1 - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. Door “arbeiders” wordt verstaan de arbeiders en de arbeidsters.
Art. 2 - Deze CAO is gesloten overeenkomstig artikel 26bis,§ 1, vierde lid van de arbeidswet van 16 maart 1971 betreffende de referteperiode gedurende dewelke de inhaalbare overuren ingehaald dienen te worden door nachtarbeiders.
Onder nachtarbeiders dient te worden verstaan diegenen die gewoonlijk tewerkgesteld worden in een arbeidsregeling bedoeld in artikel 38 §4 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art. 3 - De referteperiode van een trimester voorzien door art. 26bis, § 1 van de arbeidswet voor het inhalen van inhaalbare overuren kan, voor nachtarbeiders, op maximum een jaar gebracht worden mits het volgen door de betrokken onderneming van de hierna vermelde procedure.
A. Het sluiten van een ondernemings-CAO die verwijst naar deze sectoriele cao. Deze CAO wordt voor neerlegging verzonden naar de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Een afschrift van deze CAO wordt ter kennisgeving verzonden naar de Voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid die er de ondertekenaars van deze cao van in kennis brengt.
B. Wanneer het een onderneming betreft die geen syndicale afvaardiging heeft, kan eveneens de hierna uiteengezette procedure toegepast worden:
Het ontwerp inzake uitbreiding van de referteperiode voor het inhalen van inhaalbare overuren opgesteld door de werkgever, verwijst naar deze sectorale CAO en wordt schriftelijk aan elke werknemer meegedeeld.
Gedurende acht dagen vanaf het tijdstip van die mededeling houdt de werkgever een register ter beschikking van de werknemers waarin zij hun opmerkingen kunnen optekenen.
Zodra die termijn is verstreken zendt de werkgever het ontwerp en het register ter inzage aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 116), die hem onmiddellijk de ontvangst ervan bevestigt en een afschrift van het ontwerp, alsmede van de opmerkingen die in het register voorkomen, overzendt aan de organisaties die in dit Paritair Comité vertegenwoordigd zijn.
Vanaf deze ontvangstbevestiging beschikken de in dit Paritair Comité vertegenwoordigde organisaties en de werknemers van de onderneming over een termijn van een maand om hun opmerkingen aan de Voorzitter van dit Paritair Comité te doen toekomen.
Indien geen opmerkingen werden gemaakt in het voormelde register en indien noch de werknemers noch de in het Paritair Comité vertegenwoordigde organisaties binnen de gestelde termijn opmerkingen hebben doen toekomen bij de Voorzitter, stelt deze de werkgever binnen acht dagen daarvan in kennis, waarna de voornoemde uitbreiding van de referteperiode werking mag treden.
Indien daarentegen het dossier opmerkingen bevat deelt de Voorzitter het onmiddellijk mede aan het Paritair Comité en stelt hij de werkgever, binnen dezelfde termijn van acht dagen als bedoeld in het zesde lid, in kennis van het feit dat er opmerkingen werden geformuleerd.
Bij ontstentenis van de bij het zesde en het zevende lid bepaalde kennisgeving binnen de vastgestelde termijn, mag de voornoemde uitbreiding van de referteperiode na het verstrijken van die termijn in werking treden.
Het Paritair Comité beschikt over een termijn van twee maanden vanaf de mededeling van het dossier aan het Paritair Comité om zich op een gemotiveerde wijze over het dossier uit te spreken. Zijn bevoegdheid is er strikt toe beperkt na te gaan of het ontwerp, dat hem werd voorgelegd, werd opgesteld overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld door deze sectoriele CAO.
Het ontwerp wordt verworpen in de navolgende twee gevallen :
• indien de meerderheid van de aanwezige leden zich daartoe uitspreken;
• indien alle aanwezige leden die hetzij de werkgeversorganisaties hetzij de werknemersorganisaties vertegenwoordigen zich daartoe uitspreken.
De Voorzitter stelt de werkgever binnen een termijn van acht dagen in kennis van de beslissing van het Paritair Comité.
Bij ontstentenis van een dergelijke kennisgeving treedt de vernoemde uitbreiding van de referteperiode na het verstrijken van een termijn van acht dagen volgend op het verstrijken
van de termijn van twee maanden waarbinnen het Paritair Comité zich moest uitspreken, in werking.
Art. 4. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2001.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de Voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie voor Tewerkstelling en Arbeid en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
4. CHAUFFEURS - ARBEIDSDUUR EN ZONDAGSRUST
- Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 16, eerste en derde lid, artikel 19, derde lid, 2°, artikel 20, § 2, vierde lid, en artikel 24, § 1, 1° en 2°, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985;
- Gelet op het koninklijk besluit van 16 september 1977 betreffende de arbeidsduur en de zondagsrust in de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité de scheikundige nijverheid ressorteren;
- Gelet op de richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen;
- Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
- Gelet op het advies nr. 38.422/1 van de Raad van State, gegeven op 26 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij:
Art. 1 - Toepassingsgebied
Dit besluit is van toepassing op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren en op hun werkgevers.
Art. 2 - Arbeidsduur
Worden voor de bepaling van de arbeidsduur van de werklieden die aan vervoerwerken worden tewerkgesteld, niet als tijd beschouwd gedurende dewelke de werkman ter beschikking is van de werkgever : de rusttijden ten belope van driemaal één half uur per dag, en de tijd voor het nemen van een maaltijd ten belope van één half uur per dag.
Art. 3 - De arbeidstijd die de werknemer die aan vervoerwerken wordt tewerkgesteld eventueel voor rekening van meer dan één werkgever zou presteren, zal de som zijn van de gepresteerde uren. De werkgever verzoekt de werknemer die aan vervoerwerken wordt tewerkgesteld schriftelijk hem een overzicht van de bij andere werkgevers gepresteerde arbeidstijd voor te leggen. Deze werknemer verstrekt deze gegevens schriftelijk.
Art. 4 - De dagelijkse grens van de arbeidsduur der werklieden die, wegens de afstand van de werkplaats, niet elke dag naar hun woon- of verblijfplaats kunnen terugkeren, wordt op elf uren gebracht.
Deze afwijking betreft evenwel enkel de werklieden die tewerkgesteld zijn aan werkzaamheden welke worden verricht buiten de bedrijfszetel waar zij normaal worden tewerkgesteld, inzonderheid aan monterings- en samenvoegingswerken, met uitsluiting van de werken van vervoer bedoeld in de artikelen 2 en 6.
Art. 5 - De bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 gestelde grenzen mogen overschreden worden voor de uitvoering van voorbereidend werk of nawerk dat noodzakelijk buiten de voor de algemene productie vastgestelde tijd moet worden verricht.
Als voorbereidend werk of nawerk worden beschouwd de werken die betrekking hebben op:
1. het klaarmaken van kleuren en gommengsels, het harsgieten;
2. het aansteken, onder druk brengen en afzetten van ketels, stoomgenerators en luchtverwarmers;
3. het aan de gang brengen en afzetten van drijfkracht, het op temperatuur brengen van machines, het voorverwarmen van fabricagetoestellen;
4. het aansteken van vuren ter voorbereiding van het koken der vernissen;
5. het vullen van de munitie met gesmolten springstof (aanvoer en op temperatuur brengen);
6. het klaarmaken van de continu-machines voor lucifers;
7. het afstellen, regelen, demonteren en onderhouden van machines;
8. het aftappen van harsreservoirs, alsmede het reinigen van de filters van verfreservoirs;
9. de laboratoriumtesten;
10. het verwisselen en het op de pers testen van vormen.
Art. 6 - De arbeidsduur van de werklieden die aan werken van vervoer, laden en lossen worden tewerkgesteld, mag de bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen overschrijden, op voorwaarde dat over een periode van maximum één trimester, gemiddeld niet langer dan veertig uren per week wordt gewerkt.
ZONDAGSRUST
Art. 7 - De inhaalrust waarop de werklieden recht hebben die krachtens artikel 12 of artikel 66, 11° van de arbeidswet van 16 maart 1971 's zondags worden tewerkgesteld, wordt verleend binnen vier weken die op deze zondag volgen.
Art. 8 - De duur van de bij artikel 7 bedoelde inhaalrust is gelijk aan die van de verrichte zondagsarbeid.
Art. 9 - De werkgevers die werklieden bij opeenvolgende ploegen tewerkstellen worden er toe gemachtigd het werk der nachtploegen te verlengen tot zondagmorgen 6 uur.
Art. 10 - Het koninklijk besluit van 16 september 1977 betreffende de arbeidsduur en de zondagrust in de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren, wordt opgeheven.
Art. 11 - Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12 - Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 24 augustus 2005.
XXXXXX
Van Koningswege :
Voor de Minister van Werk, afwezig :
De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven,
J. XXXXX XXXXXXX
5. TIJDSKREDIET MET MOTIEF
CAO van 2 december 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het tijdskrediet met motief.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 §1 Overeenkomstig artikel 4, §4 van de CAO nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, wordt voor de werknemers die 5 jaar anciënniteit bereikt hebben in de onderneming en die voldoen aan alle voorwaarden van CAO nr. 103, voor de duurtijd van onderhavige CAO, de opnamevormen voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering uitgebreid tot:
- 51 maanden voor de zorgmotieven (artikel 4, §1, a° tot c° en artikel 4, §2)
- 36 maanden voor het motief opleiding (artikel 4, §1, d°).
§2. De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 6 van voornoemde CAO nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse werknemers die in ploegen zijn tewerkgesteld.
Art. 3- Duur
Deze CAO is gesloten voor bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2022 en eindigt op 30 juni 2023. Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve
Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
6. LANDINGSBANEN 2022 - recht op uitkeringen
CAO van 2 december 2021 met betrekking tot het recht op uitkeringen bij landingsbaan, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - In uitvoering van de CAO nr. 156 van de Nationale Arbeidsraad wordt de leeftijdsgrens voor wat de toegang tot het recht op uitkeringen betreft :
• op 55 jaar gebracht voor de werknemers die in toepassing van artikel 8, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking;
• op 55 jaar gebracht voor de werknemers die in toepassing van artikel 8, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 hun arbeidsprestaties verminderen met een vijfde.
en die:
• ofwel, voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5, 2° en 3° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014;
• ofwel, voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5, 1° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014, indien de betrokken onderneming erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering en naar aanleiding hiervan een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten die uitdrukkelijk verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 156 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 3 - De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 9 van CAO nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse werknemers die in ploegen zijn tewerkgesteld.
Art. 4 - Duur
Deze CAO is gesloten voor een bepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2022 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2022.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Paritaire commentaar bij deze cao
Het recht op uitkeringen bij landingsbaan wordt eveneens geregeld via een CAO gesloten op 2 december 2021 voor de periode van 1 januari 2023 tot 30 juni 2023. Het recht op uitkeringen bij landingsbanen zal na 30 juni 2023 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
7. LANDINGSBANEN 2023 - recht op uitkeringen
CAO van 2 december 2021 met betrekking tot het recht op uitkeringen bij landingsbaan, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - In uitvoering van de CAO nr. 157 van de Nationale Arbeidsraad wordt de leeftijdsgrens voor wat de toegang tot het recht op uitkeringen betreft :
• op 55 jaar gebracht voor de werknemers die in toepassing van artikel 8, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking;
• op 55 jaar gebracht voor de werknemers die in toepassing van artikel 8, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 hun arbeidsprestaties verminderen met een vijfde.
en die:
• ofwel, voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5, 2° en 3° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014;
• ofwel, voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5, 1° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014, indien de betrokken onderneming erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering en naar aanleiding hiervan een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten die uitdrukkelijk verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 157 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 3 - De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 9 van CAO nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse werknemers die in ploegen zijn tewerkgesteld.
Art. 4 - Duur
Deze CAO is gesloten voor een bepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2023 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2023.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Paritaire commentaar bij deze cao
Het recht op uitkeringen bij landingsbaan zal na 30 juni 2023 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
8. LANDINGSBANEN - geen recht op uitkeringen
CAO van 2 december 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende landingsbanen zonder uitkering
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Overeenkomstig artikel 8, §3 van de CAO nr. 103 wordt voor de werknemers die voldoen aan alle voorwaarden van CAO nr. 103, in afwijking van artikel 8, §1, de leeftijd op 50 jaar gebracht voor de werknemers die hun voltijdse betrekking verminderen ten belope van een dag of twee halve dagen per week en die voorafgaand aan deze vermindering een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar hebben doorlopen.
Art. 3 - De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 9 van CAO nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse werknemers die in ploegen zijn tewerkgesteld.
Art. 4 - Duur
Deze cao is gesloten voor een onbepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2022.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité
voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
12. KLEIN VERLET
CAO van 13 september 1978, gesloten in het PC voor de scheikundige nijverheid (K.B. van 8.2.79, B.S. 12.4.79). Deze officieuze coördinatie houdt rekening met het K.B. van 28.8.63 (B.S. 11.9.63), gewijzigd door de K.B.’s van 9.7.70 (B.S. 14.7.70), 22.7.70 (B.S. 18.9.70), 18.11.75
(B.S. 15.1.76), 16.1.78 (B.S. 11.2.78), 12.8.81 (B.S. 1.9.81), 8.6.84 (B.S. 16.6.84) en van 27.2.89
(B.S. 14.3.89) en twee K.B.’s van 7.2.91 (B.S. 15 en 16.2.91).
Twee K.B.’s hebben nieuwe bepalingen ingevoerd, m.b.t. enerzijds de gelijkstelling van de overgrootouders en achterkleinkinderen (K.B. van 22.3.99, B.S. 2.4.99), en anderzijds de gelijkstelling van de persoon met wie de werknemer wettelijk samenwoont met de echtgeno(o)t(e) van de werknemer (K.B. van 9.1.2000, B.S 2.2.2000 - zie Opmerkingen, 7°).
Art. 1 - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Nationaal paritair comité voor de scheikundige nijverheid.
Onder “werklieden” wordt verstaan: de werklieden en werksters.
Art. 2 - Ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, die hierna zijn opgesomd, hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden het recht, met behoud van hun normaal loon, van hun werk afwezig te zijn voor de hierna bepaalde duur:
[K.B. van 12.8.81 : De deeltijdse werknemers hebben het recht, met behoud van hun normaal loon, van het werk afwezig te zijn gedurende de dagen en perioden bedoeld in het eerste lid die samenvallen met de dagen en perioden waarop zij normaal zouden hebben gewerkt. Zij mogen de afwezigheidsdagen kiezen onder dezelfde beperkingen als deze bedoeld in het eerste lid.]
Art. 3 - Deze cao vervangt deze van 4 mei 1977, gesloten in het Nationaal paritair comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het kort verzuim, algemeen verbindend verklaard bij
K.B. van 21 februari 1978, B.S. van 10 juni 1978.
Art. 4 - Deze CAO wordt gesloten voor een onbepaalde tijd en treedt in werking op 13 september 1978. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd, mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Nationaal paritair comité voor de scheikundige nijverheid.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden.
Reden afwezigheid | Duur van de afwezigheid |
Huwelijk werknemer | drie opeenvolgende werkdagen (de zaterdag of eender welke gewone inactiviteitsdag wordt beschouwd als werkdag) te kiezen door de werknemer tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daarop volgende week. |
Huwelijk van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de werknemer of van zijn echtgenoot, van een broer, zuster, xxxxxxxxx, xxxxxxxxxx, schoonbroer, schoonzuster, de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder, van een kleinkind van de werknemer. | Dag dag van het huwelijk |
Priesterwijding of intreden in bet klooster van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de werknemer of van zijn echtgenoot, van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster van de werknemer. | de dag van de plechtigheid |
Geboorteverlof | 15 dagen geboorteverlof als het kind wordt geboren vanaf 1 januari 2021 en vóór 1 januari 2023, 20 dagen geboorteverlof als het kind wordt geboren vanaf 1 januari 2023. Deze dagen mogen door de werknemer vrij worden gekozen binnen vier maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling. Zij dienen niet noodzakelijk in één keer te worden opgenomen, maar kunnen naar keuze van de werknemer worden gespreid over de periode van vier maanden vanaf de bevalling. |
Overlijden van de echtgenoot, van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de werknemer of van zijn echtgenoot | 10 dagen, betaald door de werkgever, waarvan 3 dagen op te nemen tussen de dag van het overlijden en de begrafenis en 7 dagen binnen het jaar na het overlijden. |
Overlijden van de van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de werknemer | 3 dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode welke begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis |
Overlijden van een broer, zuster, xxxxxxxxx, halfzuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, grootmoeder, van een kleinkind, van een overgrootvader, een overgrootmoeder, van een achterkleinkind, schoonzoon of schoondochter die bij de werknemer inwoont. | 2 dagen door de werknemer te kiezen in de periode welke begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis. |
Overlijden van een broer, zuster, xxxxxxxxx, xxxxxxxxxx, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, grootmoeder, van een kleinkind, van een overgrootvader, een overgrootmoeder, van een achterkleinkind, schoonzoon of schoondochter die niet bij de werknemer inwoont. | De dag van de begrafenis |
Plechtige communie van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de werknemer of van zijn echtgenoot. | 1 dag te nemen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daarop volgende week. |
Deelneming van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de werknemer of van zijn echtgenoot aan het feest van de vrijzinnige jeugd, daar waar dit feest plaats heeft. | 1 dag te nemen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daarop volgende week. |
Verblijf van de dienstplichtige werknemer in een rekruterings- en selectiecentrum of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een rekruterings- en selectiecentrum. | de nodige tijd met een maximum van drie dagen |
Verblijf van de werknemer- gewetensbezwaarde op de Administratieve Gezondheidsdienst of in een van de verplegingsinrichtingen, die overeenkomstig de wetgeving houdende bet statuut van de gewetensbezwaarden, door de Koning zijn aangewezen. | De nodige tijd met een maximum van drie dagen |
Bijwonen van een bijeenkomst van een familieraad, bijeengeroepen door de vrederechter. | De nodige tijd met een maximum van één dag |
Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank. | De nodige tijd met een maximum van vijf dagen |
Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen. | De nodige tijd |
Uitoefening van het ambt van bijzitter in één van de hoofdbureaus bij de verkiezing van het Europees Parlement. | De nodige tijd met een maximum van vijf dagen |
Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau voor stemopneming bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen. | De nodige tijd met een maximum van vijf dagen |
Adoptie van een kind | Het adoptieverlof van maximum zes weken per adoptieouder wordt als volgt opgetrokken voor de betrokken ouder of voor beide ouders samen: één week vanaf 1 januari 2019; 2 weken vanaf 1 januari 2021; 3 weken vanaf 1 januari 2023; 4 weken vanaf 1 januari 2025; 5 weken vanaf 1 januari 2027 |
Verschijnen van de werknemer voor de Militieraad of Militaire Parade | 1 dag |
OPMERKINGEN
1) De dagen afwezigheid op het werk wegens voormelde gebeurtenissen zullen slechts vergoed worden indien de arbeid(st)er, zonder deze gebeurtenissen, normaal op het werk aanwezig zou geweest zijn.
2) Behalve in geval van overmacht, zal de arbeid(st)er slechts kunnen genieten van de betaling van het loon voor de dagen afwezigheid op voorwaarde dat hij (zij) zijn werkgever hiervan op de hoogte heeft gebracht binnen een redelijke termijn.
3) Het bewijs van de gebeurtenis die de afwezigheid rechtvaardigt moet door de belanghebbende geleverd worden en moet een officieel document zijn.
4) De vergoeding zal slechts toegekend worden indien de belanghebbende de dagen afwezigheid werkelijk aan de normale voorziene redenen besteed heeft.
5) Voor de toepassing van de nummers : 2, 3, 5, 8 en 9, wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.
Voor de toepassing van de nummers 6 en 7, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader en de overgrootmoeder van de echtgeno(o)t( e) van de werknemer gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader en de overgrootmoeder van de werknemer.
6) De wegens verwantschap gelijk te stellen gevallen zullen aan de directie van de onderneming voorgelegd worden.
7) Wettelijke samenwoning : Voornoemd K.B van 28.8.63 werd ook gewijzigd door het K.B. van 8 januari 2000 (B.S. van 2 februari 2000). Sedert 1 januari 2000, datum van de inwerkingtreding van de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning, wordt de persoon met wie de werknemer wettelijk samenwoont, zoals geregeld door artikelen 1475 e.v. van het Burgerlijk Wetboek gelijkgesteld met de echtgeno(o) t(e) van de werknemer, voor alle bestaande gevallen van afwezigheid met behoud van de bezoldiging ter gelegenheid van familiegebeurtenissen in de familie van de echtgeno(o)t(e) van de werknemer.
13. KLEIN VERLET - WETTELIJKE SAMENWONING
CAO van 21 december 2021 betreffende klein verlet bij wettelijke samenwoning.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Klein verlet bij wettelijke samenwoning
De CAO van 13 september 1978, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 5663/CO/116, KB 08.02.1979, BS 12.04.1979), wordt aangevuld als volgt:
Wettelijke samenwoning: drie opeenvolgende werkdagen (de zaterdag of eender welke gewone inactiviteitsdag wordt beschouwd als werkdag) te kiezen door de werknemer tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daarop volgende week. Bij een huwelijk door de partijen binnen de 10 jaar sinds de verklaring van wettelijke samenwoning, zullen deze verrekend worden met de dagen klein verlet voor het huwelijk. In geval van een nieuwe wettelijke samenwoning wordt het recht op deze 3 opeenvolgende werkdagen betaalde afwezigheid slechts toegestaan nadat er 10 jaar verstreken zijn sinds de voorgaande gebeurtenis van de wettelijke samenwoning.
Art. 3 - Duur
Deze CAO is gesloten voor onbepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 december 2021.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
14. WERKBAAR WERK
CAO van 21 december 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende werkbaar werk.
Art. 1 - Voorwerp
Deze CAO heeft tot doel om, in toepassing van CAO nr. 104 van de Nationale Arbeidsraad en volgens de modaliteiten voorzien in artikel 12 van de CAO van 16 november 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het Nationaal Akkoord 2021- 2022 (nr. 168.661/CO/116) een regeling rond werkbaar werk in te voeren.
Art. 2 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 3 - In toepassing van CAO nr. 104, mits akkoord van de werkgever om van volcontinu regime of vaste nachtploeg naar een dagfunctie te gaan en vanaf de leeftijd van 55 jaar, wordt voorzien in een tijdelijk en gedeeltelijk behoud van de ploegenpremie en dit volgens onderstaande modaliteiten:
- Mits betrokken werknemer 10 jaar anciënniteit heeft bij de werkgever in een volcontinu regime of een vaste nachtploeg; gedurende 2 maanden behoud van 50% van de ploegenpremie en de daaropvolgende 2 maanden behoud van 25% van de ploegenpremie;
- Mits betrokken werknemer 20 jaar anciënniteit heeft bij de werkgever in een volcontinu regime of een vaste nachtploeg; gedurende 4 maanden behoud van 50% van de ploegenpremie en de daaropvolgende 4 maanden behoud van 25% van de ploegenpremie;
- Mits betrokken werknemer 30 jaar anciënniteit heeft bij de werkgever in een volcontinu regime of een vaste nachtploeg; gedurende 6 maanden behoud van 50% van de ploegenpremie en de daaropvolgende 6 maanden behoud van 25% van de ploegenpremie.
Deze regeling doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
Art. 4 - Voor zover de modaliteiten van artikel 19, §2, 22° van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet
van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden gerespecteerd, valt de vergoeding uit artikel 3 van deze CAO onder het stelsel van de zachte landingsbanen.
Gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan vallen voor de totaliteit van de vergoeding onder de regeling van de zachte landingsbanen voor zover de modaliteiten van voornoemd artikel 19, §2, 22° van het koninklijk besluit van 28 november 1969 worden gerespecteerd.
Art. 5 - Duur
Deze CAO is gesloten voor bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2021 en eindigt op 31 december 2022.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
HOOFDSTUK IV: DEMOGRAFIE FONDS
1. OPRICHTING VAN EEN DEMOGRAFIE FONDS
XXX gesloten op 20 april 2016 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid tot oprichting van het Fonds voor bestaanszekerheid demografie voor de arbeiders uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences en de vaststelling van de statuten
Preambule
Overwegende dat de sociale gesprekspartners voor de scheikundige nijverheid beslist hebben één gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid demografie voor de arbeiders en de bedienden uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences op te richten.
Overwegende dat de sociale gesprekspartners voor de scheikundige nijverheid vaststellen dat dit binnen het kader van de Wet van 7 januari 1958 betreffende Fondsen voor Bestaanszekerheid, onder haar huidige vorm, niet mogelijk is.
Overwegende dat de sociale gesprekspartners voor de scheikundige nijverheid zullen overgaan tot de oprichting van één gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid demografie voor de arbeiders en de bedienden uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences eens dit binnen het wettelijk kader wel mogelijk wordt gemaakt.
Overwegende dat de sociale gesprekpartners voor de scheikundige nijverheid voor de tussenperiode overgaan tot de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid demografie voor de arbeiders uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences en een Fonds voor bestaanszekerheid demografie voor de bedienden uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences.
Overwegende dat de sociale gesprekspartners voor de scheikundige nijverheid voor deze tussenperiode de toekenning van de financiële middelen aan en de ondersteuning van
“demografieplannen”, binnen het bestaande wettelijke kader, maximaal willen toevertrouwen aan het Fonds voor bestaanszekerheid demografie voor de bedienden uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences.
Wordt overeengekomen hetgeen volgt:
Art. 1. - Deze overeenkomst heeft tot doel een fonds voor bestaanszekerheid demografie op te richten waarvan de statuten worden vastgesteld en als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst overgenomen.
Zij wordt gesloten in toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.
Art. 2. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Onder “arbeiders” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Art. 3. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij treedt in werking op 1 januari 2016.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van partijen worden beëindigd mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van 6 maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs. De voorzitter stelt de partijen op de hoogte van deze opzegging
Deze cao zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij Koninklijk Besluit wordt gevraagd.
2. FINANCIERING VAN DEMOGRAFIEPLANNEN
XXX gesloten op 20 april 2016 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de financiering van demografieplannen binnen sector van de chemie, kunststoffen en life sciences
Definities
Art. 1. - Voor de toepassing van deze CAO wordt verstaan onder
• Fonds demografie: Het Fonds voor Bestaanszekerheid demografie voor de arbeiders uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 20 april 2016 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid tot oprichting van het Fonds voor bestaanszekerheid demografie voor de arbeiders uit de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences en de vaststelling van de statuten
• CAO: collectieve arbeidsovereenkomst
• Demografieplan: een plan afgesloten op ondernemingsvlak in het kader en conform de bepalingen van onderhavige CAO
• onderneming: de juridische entiteit
• KMO’s: Kleine en Middelgrote onderneming zoals gedefinieerd door het beheerscomité van het Fonds voor Bestaanszekerheid demografie voor de arbeiders van de chemie, kunststoffen en lifes sciences of scheikundige nijverheid
• PC: Xxxxxxxx Xxxxxx 000
Toepassingsgebied
Art. 2. - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “arbeiders” wordt verstaan: arbeiders en arbeidsters
Doel
Art. 3. §1. Deze CAO wordt gesloten in uitvoering van artikel 8 van de CAO van 17 juni 2015 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende Nationaal Akkoord 2015-2016.
De partijen erkennen dat deze CAO een volledige en correcte uitvoering geeft aan boven vernoemde artikel.
§2. Deze CAO heeft tot doel:
Om in het kader van de demografische uitdagingen en de gevolgen van het verlengen van de loopbaan de werkbaarheid in de sector van de scheikundige nijverheid te behouden en te verbeteren zullen op loopbaanbasis, nieuwe ondernemingsspecifieke en leeftijdsbewuste maatregelen gestimuleerd worden met bijzondere aandacht voor oudere werknemers, werknemers in ploegenstelsels en werknemers met zwaar en/of belastend werk, rekening houdend met een efficiënte arbeidsorganisatie.
Hiertoe zullen demografieplannen, die voldoen aan de voorwaarden opgenomen in onderhavige CAO, kunnen genieten van een financiering door het Fonds demografie.
Het demografieplan Inhoud
Art. 4. - Opdat een demografieplan kan genieten van een financiering door het Fonds demografie moet dit demografieplan voldoen aan volgende cumulatieve voorwaarden:
§1. het demografieplan vermeldt expliciet te zijn afgesloten in uitvoering van onderhavige CAO
§2. het demografieplan moet één of meer elementen van de volgende actiegebieden omvatten:
Actiegebied 1: Werk
• de mogelijkheden voor een aanpassing van de arbeidstijd en de arbeidsomstandigheden,
• overstap faciliteren van zwaar naar lichter werk,
• overstap faciliteren naar andere ploegensystemen of naar een dagfunctie,
• insourcing van activiteiten in dagjobs,
• combinatie van een shiftfunctie met een dagfunctie over een bepaalde periode,
• peter en meterschap
Actiegebied 2: Gezondheid
• acties ten voordele van de gezondheid van de werknemer,
• de preventie en het wegwerken van fysieke en psychosociale belemmeringen om aan het werk te blijven,
• medische check-ups vanaf 45 jaar
Actiegebied 3: Competenties
• de ontwikkeling van de competenties en kwalificaties van de werknemers, met inbegrip van de toegang tot opleidingen,
• de loopbaanontwikkeling en loopbaanbegeleiding binnen de onderneming,
• de mogelijkheden om via interne mutatie een functie te verwerven die is aangepast aan de evolutie van de mogelijkheden en de competenties van de werknemer,
• de systemen van erkenning van verworven competenties,
• opleidingen in het kader van xxxxx- en meterschappen
Actiegebied 4: Loopbaanbeleid
• coaching, onder andere van oudere naar jongere werknemers (of andersom),
• levensfasebewust personeelsbeleid,
• diversiteit op de werkvloer,
• loopbaanbegeleiding
Het demografieplan kan verschillende maatregelen uit één actiegebied omvatten. Verschillende actiegebieden kunnen in één demografieplan worden gecombineerd.
De bovenstaande opsomming van concrete maatregelen binnen de actiegebieden is indicatief en niet limitatief. Dit betekent dat ook andere dan de hierboven geciteerde maatregelen die opgenomen worden in een demografieplan, die behoren tot één van de vier actiegebieden en die passen binnen het doel als omschreven in artikel 3 van onderhavige CAO door het beheerscomité van het Fonds demografie kunnen worden aanvaard.
§3. het demografieplan omvat minstens voor 0,15% van de bruto lonen van de onderneming van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de indiening van het demografieplan, aan maatregelen uit “actiegebied 1: Werk”
§4. het demografieplan is in de onderneming tot stand gekomen:
a) na overleg en goedkeuring binnen de ondernemingsraad,
b) bij ontstentenis van een ondernemingsraad, na overleg en goedkeuring van de syndicale delegatie
c) bij ontstentenis van een ondernemingsraad of een syndicale delegatie, na overleg en goedkeuring van het Comité Preventie en Bescherming op het werk
d) bij ontstentenis van overlegorganen binnen de onderneming, in overleg met de werknemers
Er is hierbij sprake van “goedkeuring” indien er een gewone meerderheid is binnen respectievelijk de werknemers- en de werkgeversafvaardiging.
§5. de maatregelen opgenomen in het demografieplan zijn “nieuwe maatregelen”. Een nieuwe maatregel is een maatregel die voldoet aan minstens volgende cumulatieve voorwaarden:
• de maatregel werd alsdusdanig erkend bij de goedkeuring in het in de onderneming bevoegde overlegorgaan conform 4.4. van onderhavig artikel
• de maatregel is ten vroegste in voege vanaf 1/1/2016
§6. het demografieplan moet worden goedgekeurd door het beheerscomité van het Fonds demografie.
Financiering van een demografieplan door het Fonds demografie
Art. 5. - Het Fonds demografie staat in voor de toekenning van de financiering van een demografieplan.
Art. 6. - De financiering van het demografieplan is maximaal gelijk aan 0,15% van de bruto lonen van de onderneming die het demografieplan heeft ingediend, van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de indiening van het demografieplan
Art. 7. - Bij vaststelling van financiële reserves na de afsluiting van de rekening voor het betrokken kalenderjaar, kan het beheerscomité van het Fonds demografie beslissen om binnen de door haar vastgestelde regels deze reserves toe te wijzen aan reeds, door het beheerscomité van het Fonds demografie goedgekeurde demografieplannen.
Art. 8. - Voor de periode lopende van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 kan de financiering van een demografieplan verhoogd worden tot maximaal 0,30% van de bruto lonen van de onderneming van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de indiening van het demografieplan indien:
• het demografieplan maatregelen omvat uit minstens twee verschillende actiegebieden
• het demografieplan maatregelen omvat uit “actiegebied 1: Werk” voor minstens 0,15% van de bruto lonen van de onderneming
Deze voorwaarden zijn cumulatief.
De bovenvermelde extra financiering tot maximaal 0,30% van de bruto lonen, wordt mogelijk gemaakt door een financiële enveloppe die door het Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid en het Fonds tot bevordering van de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven van risicogroepen en bedienden in de scheikundige beschikbaar wordt gesteld aan het Fonds demografie.
Art. 9. - Voor KMO’s zullen er binnen het beheerscomité van het Fonds demografie bijzondere afspraken betreffende de financiering uitgewerkt worden tegen uiterlijk 30 juni 2016.
Deze afspraken zullen integraal deel uitmaken van onderhavige CAO.
Art. 10. - De financiering kan nooit meer bedragen dan de werkelijke kost van het ingediende en goedgekeurde demografieplan.
Art. 11. - Maatregelen van een demografieplan kunnen tot maximaal 4 jaar gefinancierd worden.
Art. 12. -Het beheerscomité van het Fonds demografie werkt de concrete procedure voor het indienen van een demografieplan voor financiering verder uit tegen uiterlijk 30 juni 2016.
Deze procedure zal integraal onderdeel uitmaken van onderhavige CAO.
Bijdrage en inning
Art. 13. - De heffing en de inning van de bijdragen ter financiering van demografieplannen in de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences wordt verzekerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 14. - Het bedrag van de bijdrage wordt vastgesteld op 0,15% op de bruto lonen van de arbeiders vanaf 1 januari 2016.
Deze bijdrage zal als volgt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden geïnd:
• Voor het eerste kwartaal 2016: nihil
• Voor het tweede kwartaal 2016: nihil
• Voor het derde en het vierde kwartaal 2016: 0,30% per kwartaal
• Vanaf het eerste kwartaal 2017: 0,15% per kwartaal
Deze middelen zullen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden overgemaakt aan het Fonds demografie.
Duur
Art. 15. - Deze CAO is afgesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2016. Deze CAO wordt grondig geëvalueerd tegen uiterlijk 31 december 2019.
Deze CAO kan door elk van partijen worden beëindigd mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van 6 maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs. De voorzitter stelt de partijen op de hoogte van deze opzegging.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij Koninklijk Besluit wordt gevraagd.
HOOFDSTUK V: WERKZEKERHEID
1. WERKZEKERHEID
CAO van 16 september 2015 betreffende werkzekerheid gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1. - Deze CAO is toepasselijk op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “arbeiders” wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.
Art. 2. - De ondernemingen stellen alles in het werk met het oog op het vermijden van ontslag wegens economische redenen. Indien zich op dat gebied moeilijkheden voordoen wordt vooraf een stelsel van gedeeltelijke werkloosheid ingevoerd, indien mogelijk per beurtrol.
Nochtans in het geval dat ontslag wegens economische redenen nodig zou blijken, worden de vertegenwoordigers van de vakorganisaties vooraf geïnformeerd en geconsulteerd. Bij deze gelegenheid zullen de partijen de maatregelen onderzoeken die zouden kunnen genomen worden om de nadelen van deze ontslagen t.a.v. de werklieden te milderen, bijvoorbeeld: stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, werkverdeling, tijdskrediet, wijze van toepassing van de wet betreffende tijdelijke arbeid en uitzendarbeid, vermindering van overuren.
Art. 3. - Deze CAO wordt gesloten voor een onbepaalde duur. Zij vervangt de CAO van van 7 mei 2003 (nr. 66820/CO/116000, KB 9 oktober 2003; BS 19.11.2003), gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en treedt in werking op 17 juni 2015.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij Koninklijk besluit wordt gevraagd.
2. OPEENVOLGENDE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VAN BEPAALDE DUUR
XXX met betrekking tot opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur, gesloten op 12 juli 2007 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (KB 01/07/2008 - BS 24/07/2008, geregistreerd onder het n° 85017/CO/116).
TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1. - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters.
Art. 2. - Deze CAO wordt gesloten in uitvoering van artikel 16 van de CAO betreffende het nationaal akkoord 2007-2008 voor arbeiders van de scheikundige nijverheid, gesloten op 14 maart 2007 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 3. - Wanneer een arbeider na afloop van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur, voor dezelfde functie en zonder onderbreking van meer dan 4 weken wordt aangenomen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur zal er geen nieuwe proefperiode worden overeengekomen en de reeds opgebouwde anciënniteit in het kader van de overeenkomsten van bepaalde duur behouden blijft.
De voornoemde regel is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur gesloten na 14 maart 2007 voor wat betreft het overeenkomen van een nieuwe proefperiode.
De voornoemde regel is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur gesloten vanaf 1 januari 2007 voor wat betreft het de anciënniteit die behouden blijft.
GELDIGHEID EN OPZEGGING
Art. 4. - Deze CAO is gesloten voor een onbepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2007, behalve artikel 3, 2de alinea dat in werking treedt op 14 maart 2007.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt
gevraagd.
3. UITZENDARBEID
A. AANWERVINGEN
XXX met betrekking tot aanwerving van een uitzendkracht en de gevolgen voor de proefperiode, gesloten op 27 mei 2009 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (geregistreerd onder het n° 93617/CO/116)
TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1. - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters.
Art. 2. - Deze CAO wordt gesloten in uitvoering van artikel 15 van de CAO betreffende het Nationaal Akkoord 2009-2010 voor arbeiders van de scheikundige nijverheid, gesloten op 1 april 2009 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 3. - In geval een uitzendkracht wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst bij dezelfde gebruiker, vanaf dan de werkgever genoemd, en dit voor dezelfde functie als waarin hij gedurende minstens 6 maanden zonder tussentijdse onderbreking van meer dan 4 opeenvolgende weken heeft gewerkt, zal er geen proefperiode in de arbeidsovereenkomst voorzien worden.
De voornoemde regel is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten gesloten vanaf 1 april 2009 voor wat betreft het overeenkomen van een proefperiode.
GELDIGHEID EN OPZEGGING
Art. 4. - Deze CAO is gesloten voor een onbepaalde duur en treedt in werking op 1 april 2009.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij Koninklijk Besluit wordt gevraagd.
B. UITZENDARBEID
CAO van 21 december 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de uitzendarbeid en het gebruik van dagcontracten.
Art. 1 - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art.2 - De sociale partners bevelen aan om het gebruik van dagcontracten in het kader van uitzendarbeid, waar organisatorisch mogelijk, te beperken.
Art.3 - In geval een uitzendkracht wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst bij dezelfde gebruiker, wordt de anciënniteit opgebouwd als uitzendkracht bij die gebruiker overgenomen volgens de volgende modaliteiten:
• de anciënniteit als uitzendkracht wordt gelijkgesteld met een maximum van 18 maanden voor alle voordelen op ondernemingsvlak waarbij rekening wordt gehouden met anciënniteit, behalve voor de eindejaarspremie.
• per blok van 20 dagen effectieve prestaties bij dezelfde gebruiker, heeft de werknemer recht op 1 maand anciënniteit met een maximum van 18 maanden.
Art. 4 - De CAO van 27 september 2017 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende uitzendarbeid (nr. 142411/CO/116, KB 25.02.2018, BS 12.03.2018) wordt integraal vervangen door onderhavige CAO vanaf 1 december 2021.
Art. 5 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking op 1 december 2021.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
HOOFDSTUK VI: BESTAANSZEKERHEID
1. BESTAANSZEKERHEID
CAO van 23/11/2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de bestaanszekerheid
Art. 1 - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Artikel 4 van deze CAO is enkel van toepassing op de werknemers waarvoor de uitbreiding en/of de verhoging van de bedragen vermeld in artikel 2 geen aanleiding geeft tot toepassing van de capitatieve bijdragen zoals voorzien in artikelen 119 en 120 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I).
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid
De werknemers die ten minste zes maanden anciënniteit in de onderneming hebben en die gedeeltelijk werkloos worden gesteld ingevolge economische of technische redenen of ingevolge overmacht in hoofde van de onderneming hebben recht, ten laste van hun werkgever en gedurende een periode van maximum zestig dagen per jaar, op een aanvullende werkloosheidsuitkering vastgelegd vanaf 1 december 2021 op € 11,5 per dag gedeeltelijke werkloosheid.
Art. 3 - Vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard
De werknemers die door hun werkgever worden ontslagen om economische of technische redenen, of redenen van structurele aard hebben recht, ten laste van hun werkgever, op een vergoeding waarvan het bedrag als volgt wordt vastgelegd:
- € 70 na 1 jaar dienst;
- € 140 na 2 jaar dienst;
- € 200 na 5 jaar dienst, verhoogd met een bedrag van € 20 per jaar dienst boven de 5 jaar.
Art. 4 - Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard
Onverminderd de vergoeding bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, zoals bepaald in artikel 3 hierboven, wordt volgende bijzondere regeling van aanvullende werkloosheidsuitkering voorzien volgens onderstaand schema voor werknemers, die om economische of technische redenen of redenen van structurele aard worden ontslagen.
Werknemers met een anciënniteit van 5 tot minder dan 10 jaar in de onderneming ontvangen het in artikel 2 voorzien dagbedrag van aanvullende werkloosheidsuitkering voor de eerste 26 dagen bewezen dagen effectieve werkloosheid, die aanvangt vanaf het verstrijken van de opzeggingstermijn of vanaf het verstrijken van de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode.
Voor de werknemers met een anciënniteit van 10 tot minder dan 15 jaar in de onderneming wordt dit gebracht op de eerste 52 bewezen dagen effectieve werkloosheid.
Voor werknemers met een anciënniteit van 15 tot minder dan 20 jaar in de onderneming wordt dit gebracht op de eerste 78 bewezen dagen effectieve werkloosheid.
Voor werknemers met een anciënniteit van 20 jaar en meer wordt dit gebracht op de eerste 104 bewezen dagen effectieve werkloosheid.
Het recht op deze aanvullende werkloosheidsuitkering wordt behouden in geval van werkhervatting.
Bestaande gunstigere regelingen op bedrijfsvlak blijven behouden.
Art. 5 - Zwangere werkneemsters
Zwangere werkneemsters krijgen, naast de bestaande inkomensgarantie bij eventuele wijziging van functie zoals voorzien in de cao betreffende de waarborgen in geval van moederschap, gesloten op 31 mei 2011 in het Paritair comité voor de scheikundige nijverheid (nr. 104415/C0/116), bij verplichte werkverwijdering (volledige schorsing), een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever van € 11,50 per niet gewerkte dag tijdens de zwangerschap, vanaf 1 december 2021.
Art. 6 - De in de ondernemingen bestaande voor de werknemers gunstiger stelsels blijven behouden.
Art. 7 - Opheffingsbepalingen
De CAO van 17/09/2019 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de bestaanszekerheid (registratienummer: 154419/CO/116) wordt integraal opgeheven en vervangen door onderhavige CAO.
Art. 8 - Duur
Deze CAO treedt in werking op 1 december 2021. Ze is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
HOOFDSTUK VII: VERVOER
1. PATRONALE BIJDRAGE
CAO van 18/01/2022 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het vervoer van de werknemers
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna “de werknemer(s)” genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Behalve in het geval waarin de werkgevers zelf het vervoer van hun werknemers organiseren en financieren wordt de bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten gedragen door de werknemers vanaf 1 februari 2022 vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikelen 3 tot en met 6 van deze CAO.
Art. 3 - Bijdrage van de werkgevers
§1. Gemeenschappelijk openbaar treinvervoer
Wat het door de NMBS georganiseerde vervoer betreft, zal de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het gebruikte vervoerbewijs berekend worden op basis van de tabel met forfaitaire bedragen opgenomen in art. 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad.
§2. Gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer
Voor wat betreft het gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer, wordt de tussenkomst van de werkgever in de prijs van de abonnementen bepaald volgens de modaliteiten als opgenomen in art. 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad.
§3. Gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer
Voor wat betreft het gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer wordt de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het vervoersbewijs bepaald volgens de modaliteiten als opgenomen in art. 5 en art. 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad.
§4. Gemeenschappelijk openbaar vervoer op het grondgebied van een andere lidstaat
Voor wat betreft het gemeenschappelijk openbaar vervoer op het grondgebied van een andere lidstaat wordt de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het vervoersbewijs
bepaald volgens de modaliteiten als opgenomen in art. 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad.
Art. 4 - Voor wat betreft het gebruik van een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer voor een afgelegde afstand die minstens 5 kilometer moet bedragen, blijft de tussenkomst van de werkgever gekoppeld aan de vroegere tabel (vastgesteld in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMBS ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden) op basis van het gemiddelde van 70%, zoals opgenomen in bijlage en aangepast op 1 februari van ieder jaar (jaar N+1) aan de nieuwe tarieven.
Art. 5 - Zolang de NMBS geen tarieven voor een weekkaart bekendmaakt, zullen de kolommen “tarieven weekkaart” en “tussenkomst weekkaart” van de tabel “tussenkomst van de werkgevers bij gebruik van een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer” (in bijlage), op 1 februari van elk jaar (jaar N+1) (als de NMBS nieuwe tarieven bekend maakt) op de volgende manier worden bekomen:
“Tarieven weekkaart”
De tarieven van de weekkaart van het vorige jaar (jaar N) worden per afstand(en) verhoogd met het percentage van de prijsstijging voor dezelfde afstand(en) van de maandkaart van het huidige jaar (jaar N + 1) afgerond op 2 decimalen o.b.v. wiskundige afronding. Het percentage van de prijsstijging van de maandkaart wordt op zijn beurt verkregen door de tarieven van de maandkaart van het jaar N per afstand(en) te vergelijken met de tarieven van de maandkaart van het jaar N + 1 per afstand(en) (percentage met 2 decimalen o.b.v. wiskundige afronding).
“Tussenkomst weekkaart”
De tussenkomsten van de werkgever in de prijzen van de weekkaart zijn gebaseerd op het gemiddelde van 70 %.
Art. 6 - Zolang de NMBS tarieven van maandkaarten, 3 maandkaarten en jaarkaarten beperkt tot 150km bekendmaakt, zal de tabel van de NMBS aangevuld worden met tarieven vanaf 151km tot en met 200km en de daar bijhorende tussenkomsten van de werkgever, op 1 februari van elk jaar (jaar N+1) (als de NMBS nieuwe tarieven bekend maakt), die op de volgende manier worden bekomen:
“Prijzen vanaf 151km tot en met 200km voor de maandkaart, 3 maandkaart en jaarkaart”
De tarieven van de maandkaarten, 3 maandkaarten en jaarkaarten beperkt tot 150km worden aangevuld door de tarieven van de voornoemde kaarten vanaf 151km tot en met 200km van het vorige jaar (jaar N) te verhogen met het percentage van de gemiddelde prijsstijging bekeken over alle afstanden tot en met 150km van de respectievelijke kaart van het huidige jaar (jaar N + 1), afgerond op 2 decimalen o.b.v. wiskundige afronding.
Het percentage van de gemiddelde prijsstijging van het tarief van de hogergenoemde kaart wordt op zijn beurt verkregen door de tarieven bekeken over alle afstanden tot en met 150km van de maandkaart, 3 maandkaart en jaarkaart van het jaar N (beperkt tot 150km) te vergelijken met de tarieven bekeken over alle afstanden tot en met 150km van de maandkaart, 3 maandkaart en jaarkaart van het jaar N + 1 (percentage met 2 decimalen o.b.v. wiskundige afronding).
“Tussenkomst maandkaart, 3 maandkaart en jaarkaart”
De tussenkomsten van de werkgever in de prijzen van de maandkaart, 3 maandkaart, jaarkaart zijn gebaseerd op het gemiddelde van 70 %.
“Prijzen vanaf 151km tot en met 200km voor de weekkaart”
De tarieven van de weekkaart, bekomen door toepassing van artikel 5, worden vanaf 151km tot en met 200km aangevuld op de volgende manier: De tarieven vanaf 151km tot 200km van het jaar N worden verhoogd met het percentage van de gemiddelde prijsstijging bekeken over alle afstanden tot en met 150km van de maandkaart van het jaar N + 1, zoals verkregen in toepassing van dit artikel.
Art. 7 - De bepalingen van deze CAO doen geen afbreuk aan de gunstiger arbeidsvoorwaarden die in de ondernemingen bestaan.
Art. 8 - De bijdrage van de werkgevers in de vervoerskosten van de werknemers wordt ten minste maandelijks betaald.
Art. 9 - De bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten van de werknemers is afhankelijk van de aflevering door de werknemers van, naargelang het geval, één of meerdere van de hierna vermelde attesten:
a) het speciaal getuigschrift uitgegeven door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor de treinkaart voor vervoer per trein;
b) een officieel document dat de afgelegde afstand vermeldt, voor het regelmatig gebruik van een of meerdere andere gemeenschappelijke openbaar vervoermiddelen dan de trein;
c) een verklaring, ondertekend door de werknemers, waaruit blijkt dat zij regelmatig een ander vervoermiddel gebruiken dan deze vermeld onder a) en b) hierboven over een afstand die minstens 5 km bereikt.
Art. 10 - In aanvulling op de tussenkomst in de kostprijs van een treinabonnement, zoals bepaald in deze CAO, zal de werkgever vanaf 1 februari 2022, bijdragen in de parkingskosten van een maandabonnement op de NMBS-parkings a rato van €10 per maand (werkgeverskost), mits voorlegging van stavingstukken, en pro rata de abonnementsformule.
Art. 11 - Deze CAO is gesloten voor onbepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 februari 2022.
Deze CAO vervangt de CAO van 19 januari 2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het vervoer van de werknemers (registratienummer: 163522/CO/207).
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
2. TABELLEN VOOR TERUGBETALING
Bijlage 1: Financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer.
XXX XXX 19-9 -
Financiële bijdrage va
Bijlage 2: Tussenkomst van de werkgevers bij gebruik van een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer.
Tussenkomst van de werkgevers bij gebrui
3. TERUGBETALING PARKINGKOSTEN NMBS
CAO gesloten op 21 december 2021 in het Paritair comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de terugbetaling van de parkingkosten NMBS.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Terugbetaling parkingkosten NMBS
In aanvulling op de tussenkomst in de kostprijs van een treinabonnement, zoals bepaald in de CAO van 19 januari2021 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het vervoer van de werknemers (nr. 163521/CO/116), zal de werkgever vanaf 1 december 2021, bijdragen in de parkingskosten van een maandabonnement op de NMBS- parkings a rato van €10 per maand (werkgeverskost), mits voorlegging van stavingstukken, en pro rata de abonnementsformule.
Art. 3 - Duur
Deze CAO is gesloten voor bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 december 2021 en eindigt op 31 januari 2022.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
HOOFDSTUK VII : SWT EN AANVULLEND PENSIOEN
1. BEREKENINGSWIJZE
XXX gesloten op 7 mei 2003 betreffende de berekening van de aanvullende vergoeding te betalen aan de arbeiders door de werkgever in geval van voltijds of halftijds conventioneel brugpensioen (XXX’x nr. 17 en nr. 55 van de NAR) - (KB 01/10/2003 - BS 19/11/2003, geregistreerd onder het n° 66592/CO/116).
TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1. - Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters.
DOEL
Art. 2. - Deze CAO heeft als doel sommige modaliteiten vast te leggen voor de berekening van het netto-referteloon dat dient tot de bepaling van :
a) de aanvullende vergoeding voortvloeiend uit de ondernemings-cao of uit de toetredingsakte van de in artikel 1 van deze CAO beoogde ondernemingen, betreffende het voltijds conventioneel brugpensioen, gesloten overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk besluit van 7 december 1992 (B.S. 11 december 1992) betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen
b) de aanvullende vergoeding voortvloeiend uit de ondernemingscao of uit de toetredingsakte van de in artikel 1 van deze CAO beoogde ondernemingen, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen, gesloten overeenkomstig de bepalingen van het K.B. van 30 juli 1994 (B.S. 10 augustus 1994) betreffende het halftijds brugpensioen, aangepast door het KB van 3 april 1997 (B.S. 13 mei 1997).
BEREKENING VAN HET NETTO-REFERTELOON
Art. 3. - Voor de berekening van het netto-referteloon tot bepaling van de aanvullende vergoeding voortvloeiend uit de bepalingen van de in artikel 2 van deze CAO vermelde ondernemings-cao’s of toetredingsaktes zal, vanaf 1 januari 2004, de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage van de arbeiders berekend worden op 100% in plaats van 108% van hun bruto-maandloon vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde ondernemings-cao’s of toetredingsaktes.
GELDIGHEID EN OPZEGGING
Art. 4. - Deze CAO wordt gesloten voor een onbepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2004.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
2. SWT STELSELS
CAO van 21 december 2021 met betrekking tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zwaar beroep 35 jaar gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Invoering stelsel voor bedrijfstoeslag voor werknemers met een zwaar beroep vanaf de leeftijd van 60 jaar met 35 jaar loopbaan
§1. In toepassing van de CAO nr. 143 van de Nationale Arbeidsraad, wordt het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar mits 35 jaar beroepsloopbaan voor werknemers met een zwaar beroep ingevoerd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024.
§2. Er wordt een regeling van aanvullende vergoeding voorzien voor de werknemers die voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2024:
1° ontslagen worden behoudens wegens dringende reden zoals bedoeld in de wetgeving betreffende de arbeidsovereenkomsten, en die bovendien;
2° de leeftijd van 60 jaar of ouder bereiken uiterlijk op 31 december 2024 en op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
3° het vereiste beroepsverleden bereiken op het einde van hun arbeidsovereenkomst zoals voorzien in artikel 3, §3 (= 35 jaar beroepsverleden als loontrekkende) van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;
4° voldoen aan alle wettelijke bepalingen terzake.
Art. 3 - Duur
§1. Deze CAO wordt gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2022 en eindigt op 31 december 2024.
§2. Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Paritaire commentaar
De stelsels van SWT zoals voorzien in deze CAO zullen na 31 december 2024 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
CAO van 21 december 2021 met betrekking tot de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag zwaar beroep 33 jaar, lange loopbaan en medisch SWT gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Invoering stelsel voor bedrijfstoeslag voor
- werknemers met een zwaar beroep vanaf de leeftijd van 60 jaar met 33 jaar loopbaan.
- werknemers met een lange loopbaan vanaf 60 jaar met 40 jaar loopbaan.
- mindervalide werknemers en werknemers met ernstige lichamelijke problemen vanaf 58 jaar met 35 jaar beroepsloopbaan.
§1. In toepassing van de CAO’s nr. 150, 151 en 152 van de Nationale Arbeidsraad, worden volgende stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag ingevoerd van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023:
- Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar met minstens 40 jaar beroepsloopbaan;
- Stelsel van werkloosheid vanaf 60 jaar mits 33 jaar loopbaan voor werknemers met een zwaar beroep. Dit stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag is alleen maar van toepassing op de ondernemingen die hiermee op hun niveau instemmen, hetzij onder de vorm van een CAO hetzij onder de vorm van een toetredingsakte tot deze sectorale
CAO;
- Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor mindervalide werknemers en werknemers met ernstige lichamelijke problemen vanaf 58 jaar met 35 jaar
beroepsloopbaan.
§2. Er wordt een regeling van aanvullende vergoeding voorzien voor de werknemers die voor de periode van 1 januari 2022 tot 30 juni 2023:
1° ontslagen worden behoudens wegens dringende reden zoals bedoeld in de wetgeving betreffende de arbeidsovereenkomsten, en die bovendien;
2° de leeftijd van 60 jaar of ouder (58 jaar medisch SWT) bereiken uiterlijk op 30 juni 2023 en op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
3° het vereiste beroepsverleden bereiken op het einde van hun arbeidsovereenkomst zoals voorzien in artikel 3, §1 (= 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende), §6 (= 35 jaar beroepsverleden als loontrekkende); § 7 (= 40 jaar beroepsverleden als loontrekkende) van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;
4° voldoen aan alle wettelijke bepalingen ter zake.
Art. 3 - Toetredingsprocedure voor stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf de leeftijd van 60 jaar mits 33 jaar loopbaan voor werknemers met een zwaar beroep.
De toetredingsprocedure voor stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf de leeftijd van 60 jaar mits 33 jaar loopbaan voor werknemers met een zwaar beroep wordt als volgt vastgesteld:
A. Indien de toetreding gebeurt via een CAO dient deze CAO te vermelden dat hij gesloten is in uitvoering van deze sectorale CAO; hij wordt voor neerlegging verzonden naar de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Een afschrift van deze CAO wordt ter kennisgeving verzonden naar de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid die er de ondertekenaars van deze CAO van in kennis brengt;
B. Indien de toetreding via toetredingsakte gebeurt, is de procedure als volgt:
o De toetreding gebeurt door de betekening van een toetredingsakte, waarvan een model in bijlage aan deze CAO wordt toegevoegd.
o Deze toetredingsakte dient door de werkgever aan elke werknemer schriftelijk te worden meegedeeld. Gedurende acht dagen vanaf die schriftelijke mededeling stelt de werkgever een register ter beschikking van de werknemers waarin zij hun opmerkingen mogen schrijven.
o Deze toetredingsakte dient te vermelden dat zij opgemaakt is in uitvoering van deze sectorale CAO. Zij wordt - na de hierboven vermelde termijn van acht dagen en samen met het register - voor neerlegging verzonden naar de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Een afschrift van deze toetredingsakte evenals van het voornoemde register, wordt ter kennisgeving verzonden naar de Voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid die er de ondertekenaars van deze sectorale CAO van in kennis brengt.
Art. 4 - Duur
§1. Deze CAO wordt gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2022 en eindigt op 30 juni 2023.
§2. Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Paritaire commentaar
De stelsels van SWT zoals voorzien in deze CAO zullen na 30 juni 2023 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
Bijlage aan de CAO van 21 december 2021 , gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar mits 33 jaar loopbaan voor werknemers met een zwaar beroep.
Model van toetredingsakte overeenkomstig artikel 3 van deze sectorale CAO.
Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar voor de werknemers met 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende en die ofwel minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de CAO nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 in de Nationale Arbeidsraad, ofwel gewerkt hebben in een zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 3, §1 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, evenals minstens 5 jaar anciënniteit in de onderneming hebben.
I. Identiteit van de onderneming
1.1. Naam en voornaam of naam van de onderneming ……………………….
1.2. Woonplaats of sociale zetel...........
straat/laan ......................... nr. ..........
postnummer ......... gemeente ..........
1.3. Zetel technische bedrijfseenheid (exploitatiezetel) straat/laan ...................... nr. .............
postnummer ......... gemeente ..........
1.4. Telefoon..................
1.5. Identiteit van de ondertekenaar .......................
functie ................................................
1.6. Nr. Paritair Comité ......
1.7. Het ondernemingsnummer (KBO) ..............
II. Toetredingsverklaring
Deze toetredingsakte wordt onderschreven in uitvoering van art. 3 van de sectorale CAO met betrekking tot de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag met ofwel minimaal 20 jaar gewerkt te hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de CAO nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 in de Nationale Arbeidsraad, ofwel gewerkt hebben in een zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 3, §1 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van
werkloosheid met bedrijfstoeslag, gesloten op 21 december 2021 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en waarvan een kopij bijgevoegd is bij deze toetredingsakte.
De ondergetekende werkgever verklaart toe te treden bij voornoemde sectorale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 21 december 2021 in de schoot van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en die de periode van 1 januari 2022 tot 30 juni 2023 dekt.
III. Verbintenissen
De ondergetekende werkgever bevestigt dat deze toetredingsakte ter raadpleging aan de werknemers werd voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van voornoemde CAO.
IV. Procedure
Een exemplaar van deze toetredingsakte wordt, na de in punt III hierboven vermelde raadpleging, samen met het register vermeld in art. 3 van de bovenvermelde sectorale CAO, voor neerlegging verzonden naar de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Een afschrift van deze toetredingsakte wordt, samen met een afschrift van het voornoemd register, ter kennisgeving verzonden naar de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid die er de ondertekenaars van deze sectorale CAO van in kennis brengt.
4. AANVULLENDE VERGOEDING SWT
Art. 1 - Voorwerp
Deze CAO heeft tot doel, de regeling van aanvullende vergoeding in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ten gunste van sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, overeenkomstig de modaliteiten voorzien in de CAO nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, in te voeren.
Art. 2 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 3 - Voor de werknemers bedoeld in onderhavige CAO gelden dezelfde voorwaarden en procedures als deze bepaald in de voornoemde CAO nr. 17.
De betrokken werknemers zullen desgevallend door de werkgever uitgenodigd worden tot een onderhoud zoals voorzien in artikel 10 van de voornoemde CAO nr. 17. Er zal, desgevallend, tot de ontslagprocedure worden overgegaan.
Art. 4 - Aanvullende vergoeding
De aanvullende vergoeding wordt overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde CAO nr. 17 toegekend. De aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever zal berekend worden zoals bepaald in de artikelen 6 en 7 van de voornoemde CAO nr. 17.
Bijgevolg zal deze aanvullende vergoeding gelijk zijn aan 50% van het verschil tussen de werkloosheidsuitkering en het netto referteloon van de werknemers.
Voor de berekening van het voornoemd netto referteloon tot bepaling van de hogervermelde aanvullende vergoeding wordt evenwel de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage van de werknemers berekend op 100% in plaats van 108% van hun begrensd bruto maandloon.
De aanvullende vergoeding wordt maandelijks uitbetaald. Het bedrag wordt, overeenkomstig artikel 8 van de voornoemde CAO nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad:
o gebonden aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake werkloosheidsuitkeringen;
o herzien overeenkomstig de herwaarderingscoëfficiënt door de Nationale Arbeidsraad jaarlijks vastgesteld, in functie van de evolutie van de regelingslonen.
Art. 5 - Overstap van tijdskrediet naar SWT
In geval een werknemer overstapt van een vorm van loopbaanvermindering in het kader van tijdskrediet (CAO nr. 103) naar een conventioneel vorm van stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zal de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, als bepaald in de voor de sector geldende desbetreffende stelsels collectieve arbeidsovereenkomsten, berekend worden op basis van een voltijds loon. Deze aanvullende vergoeding wordt geproratiseerd met de verhouding van de periodes voltijdse en deeltijdse tewerkstelling over de gehele loopbaan in de onderneming.
Deze regeling doet geen afbreuk aan gelijkwaardige of gunstiger modaliteiten die op het vlak van de onderneming bestaan.
Art. 6 - Werkhervatting
De betrokken werknemers in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag verbinden zich ertoe hun laatste werkgever onmiddellijk in te lichten indien zij een activiteit hernemen.
In geval van werkhervatting bij een andere werkgever of als zelfstandige zal de bovengenoemde aanvullende vergoeding, overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde CAO nr. 17, doorbetaald worden. Indien zij het werk niet hernemen, zullen zij om de drie maand het bewijs voorleggen dat zij van de werkloosheidsuitkeringen blijven genieten.
Art. 7 - Duur
Deze cao is gesloten voor een onbepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2022.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum
waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
5. VRIJSTELLING AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID BIJ SWT
CAO van 21 december 2021 met betrekking tot de vrijstelling aangepaste beschikbaarheid voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2022 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Vrijstelling aangepaste beschikbaarheid
De sector treedt toe tot CAO nr. 153 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2022.
Art. 3 - Duur
§1. Deze CAO wordt gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2022 en eindigt op 31 december 2022.
§2. Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Paritaire commentaar bij deze cao
De vrijstelling aangepaste beschikbaarheid wordt eveneens geregeld via een CAO gesloten op 21 december 2021 voor de periode van 1 januari 2023 tot 31 december 2024. De vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid zal na 31 december 2024 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
CAO van 21 december 2021 met betrekking tot de vrijstelling aangepaste beschikbaarheid voor de periode van 1 januari 2023 tot 31 december 2024 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - Vrijstelling aangepaste beschikbaarheid
De sector treedt toe tot CAO nr. 155 van de Nationale Arbeidsraad voor de periode van 1 januari 2023 tot 31 december 2024.
Art. 3 - Duur
§1. Deze CAO wordt gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2023 en eindigt op 31 december 2024.
§2. Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Paritaire commentaar bij deze cao
De vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid zal na 31 december 2024 door de sector automatisch verlengd worden van zodra juridisch mogelijk, zodanig dat maximaal rechtszekerheid wordt geboden voor de werknemers en zij hun eindeloopbaan kunnen plannen.
3. HET AANVULLEND PENSIOEN
1. Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010. Oprichting van het fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid en de vaststelling van de statuten (KB 21/02/2011 BS 22/03/2011). Geregistreerd onder het n° 101253/CO/116)
Art. 1 - In toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, sluit het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid een collectieve arbeidsovereenkomst tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid waarvan de statuten worden vastgesteld en als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst overgenomen.
Art. 2 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Onder “arbeiders” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Art. 3 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 5 augustus 2010 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
De collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door één van de ondertekenende partijen mits een opzegging van 6 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, die een kopie van de opzegging aan ieder van de ondertekende partijen overmaakt.
BIJLAGE - STATUTEN
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010 tot oprichting van het fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid en de vaststelling van de statuten.
HOOFDSTUK I – BENAMING EN ZETEL
Art. 1 - Er wordt met ingang van 5 augustus 2010 een fonds voor bestaanszekerheid opgericht onder de benaming “Fonds voor Bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid”, hierna “het fonds” genaamd.
Art. 2 - De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 0000 Xxxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxxx 00, tweede verdieping. De zetel kan, bij beslissing van het beheerscomité, naar een andere plaats in België worden overgebracht.
HOOFDSTUK II - DOEL
Art. 3 - Het fonds heeft als doel:
- op te treden als inrichter van het sectoraal pensioenstelsel zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010 tot invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid;
- het ontvangen, beheren en toewijzen van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnde bijdragen zoals beschreven in hoofdstuk V – Financiering; en,
- het toewijzen van de financiële middelen en hun opbrengsten, onder aftrek van de werkingskosten, aan de financiering van het sectoraal pensioenstelsel van de scheikundige nijverheid.
Art. 4 - Het fonds kan alle daden stellen die rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, verband houden met zijn doel, de ontwikkeling ervan bevorderen of de totstandkoming ervan vergemakkelijken.
Het fonds kan ervoor opteren om één of meerdere aspecten van zijn taken aan derden uit te besteden.
HOOFDSTUK III – DUUR
Art. 5 - Het fonds is opgericht voor onbepaalde duur.
HOOFDSTUK IV – VOORDELEN
Art. 6 - De door het fonds verleende voordelen betreffen het toewijzen van de financiële middelen en hun opbrengsten, onder aftrek van de werkingskosten, aan de financiering van het sectoraal pensioenstelsel van de scheikundige nijverheid zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010 tot invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid.
HOOFDSTUK V – FINANCIERING
Art. 7 - Het bedrag van de bijdragen, welke werkgevers deze bijdragen moeten betalen en voor welke arbeiders ze van toepassing zijn, wordt vastgesteld door collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Voor wat betreft de bijdragen, welke werkgevers deze bijdragen moeten betalen en voor welke arbeiders ze van toepassing zijn vanaf 1 januari 2011, gaat het om de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010 tot invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid.
Art. 8 - De inning en invordering van de bijdragen worden verzekerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid.
HOOFDSTUK VI – BEHEER
Art. 9 - Het fonds wordt beheerd door een beheerscomité, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de werkgeversorganisatie en uit vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties die in het paritair comité vertegenwoordigd zijn.
Het beheerscomité bestaat uit tien effectieve leden en uit een gelijk aantal plaatsvervangende leden, die allen lid moeten zijn van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
De ene helft van de leden wordt aangeduid door en onder de leden van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, op voordracht van de beroepsorganisatie die de werkgevers vertegenwoordigt. De andere helft van de leden wordt aangeduid door en onder de werknemersorganisaties. die de arbeiders vertegenwoordigen.
De plaatsvervangende leden vervangen de afwezige effectieve leden van de organisatie die hen voorgedragen heeft met dezelfde bevoegdheden.
Het beheerscomité kiest een voorzitter en een ondervoorzitter onder zijn leden, en dit telkens voor een termijn van twee jaar. Het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap worden beurtelings toevertrouwd aan een lid van de werkgeversafvaardiging en een lid van de werknemersafvaardiging.
Het beheerscomité duidt eveneens de persoon of de personen aan die belast zijn met het secretariaat.
Art. 10 - De leden van het beheerscomité worden benoemd voor een periode gelijk aan deze van hun mandaat van lid van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. Hun mandaat is hernieuwbaar, onder dezelfde voorwaarden als waaronder zij worden aangeduid.
De hoedanigheid van beheerder vervalt door overlijden of ontslag. Elke beheerder die ophoudt lid te zijn van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid wordt van rechtswege als ontslagnemend beschouwd. Het ontslag kan gegeven worden door de organisatie die de beheerder voorgedragen heeft.
Het nieuwe lid voltooit het mandaat van degene die hij vervangt.
Het mandaat wordt niet bezoldigd.
Art. 11 - Het beheerscomité vergadert op bijeenroeping van de voorzitter. De voorzitter is gehouden het beheerscomité minstens één keer per jaar bijeen te roepen en telkens wanneer minstens de helft van de beheerders erom verzoekt. De oproepingen vermelden de agenda.
Art. 12 - Het beheerscomité kan slechts beslissen in aanwezigheid van minstens drie beheerders behorende tot de werknemersafvaardiging en minstens drie beheerders behorende tot de werkgeversafvaardiging.
Art. 13 - Alle beslissingen van het beheerscomité dienen eenparig te worden goedgekeurd door alle beheerders die aan de vergadering deelnemen.
Art. 14 - Het beheerscomité heeft tot opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen welke nodig blijken voor zijn goede werking. Het beheerscomité bezit de meest uitgebreide machten voor het beheren en het besturen van het fonds.
Voor het optreden in rechte en voor al de handelingen, andere dan die waarvoor het beheerscomité bijzondere opdrachten heeft gegeven, wordt het fonds geldig vertegenwoordigd door zijn Voorzitter en Ondervoorzitter samen.
Art. 15 - De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan uit hoofde van hun beheer ten opzichte van de verbintenissen aangegaan door het fonds.
Art. 16 - Het beheerscomité kan zijn eigen interne werking verder regelen in een huishoudelijk reglement.
HOOFDSTUK VII – REKENINGEN
Art. 17 - Het boekjaar neemt een aanvang op 1 januari van elk jaar en sluit op 31 december van hetzelfde jaar.
Art. 18 - Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten. De afsluiting en de balans moeten op boekhoudkundig gebied voldoende gespecificeerd worden.
Art. 19 - Het beheerscomité, alsmede de bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid aangewezen revisor, brengen jaarlijks ieder een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.
Art. 20 - De jaarrekening, samen met voornoemde schriftelijke verslagen, moeten uiterlijk in de loop van het tweede kwartaal van het volgende jaar ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid worden voorgelegd.
HOOFDSTUK VIII – ONTBINDING EN VEREFFENING
Art. 21 - Het fonds kan worden ontbonden door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun
machten en bezoldigingen en wijst de bestemming van het vermogen aan.
2. CAO van 21 maart 2018 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid
Art. 1 - Definities
Voor de toepassing van deze cao wordt verstaan onder:
1) Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel: het pensioenstelsel dat door de CAO van 5 augustus 2010 werd ingevoerd en het voorwerp uitmaakt van deze CAO.
2) Arbeiders: de arbeiders en arbeidsters van de Werkgevers die ressorteren onder het Xxxxxxxx Xxxxxx xx. 000 voor de scheikundige nijverheid, hierna "de werknemer(s)" genoemd. Met "werknemers" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
3) CAO: collectieve arbeidsovereenkomst.
4) CAO van 5 augustus 2010: de CAO van 5 augustus 2010 tot invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (registratienummer 101254/CO/116), gewijzigd door de CAO van 10 november 2011 (registratienummer 107053/CO/116), door de CAO van 18 april 2012 (registratienummer 109442/CO/116) en door de CAO van 17 februari 2016 (registratienummer 132744/CO/116).
5) CAO van 16 maart 2016: de CAO van 16 maart 2016 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (registratienummer 133528/CO/116).
6) FBZ: het Fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid, met zetel te 0000 Xxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxxx 00, 0xx xxxxxxxxxx.
0) XXX: de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
8) Onderneming: juridische entiteit.
9) Ondernemingspensioenstelsel: het aanvullend pensioenstelsel dat op ondernemingsniveau binnen de Werkgever van toepassing is.
10) PC: het Xxxxxxxx Xxxxxx xx. 000 voor de scheikundige nijverheid.
11) Reglement 2018: het Reglement van het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel voor de scheikundige nijverheid dat als bijlage bij deze CAO is gevoegd en er integraal deel van uit maakt (Bijlage 1).
12) RSZ: Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid.
13) WAP: de Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.
14) Werkgever: werkgever die ressorteert onder het PC. De notie Werkgever verwijst naar de juridische entiteit en niet naar de technische bedrijfseenheid.
Art. 2 - Toepassingsgebied
2.1. Deze CAO is van toepassing op de Werkgevers en de Arbeiders met uitzondering van de Werkgevers en de Arbeiders waarvan sprake in de artikelen 2.2. en 2.3. hieronder.
2.2. Deze cao is (behoudens voor wat betreft artikel 4) niet van toepassing op de Werkgevers die op 31 december 2017 niet onder het toepassingsgebied vielen van het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel als gedefinieerd in de cao van 16 maart 2016.
2.3. Deze cao is (behoudens voor wat betreft de artikelen 3 en 4) ook niet van toepassing op Werkgevers:
- die na 1 januari 2018 worden opgericht als (gezamenlijke) dochtervennootschap of ontstaan ten gevolge van herstructureringen, fusies, splitsingen of overnames, en waarbij een onderdeel of een zusteronderneming reeds voor dit evenement niet onder het toepassingsgebied van de cao viel (voor de toepassing van dit artikel worden de termen "herstructureringen, fusies, splitsingen of overnames" ruim geïnterpreteerd); en,
- die op de in artikel 3 van deze cao voorziene wijze aantonen dat alle werknemers die geviseerd worden door het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel, onderworpen zijn aan één of meerdere Ondernemingspensioenstelsels die gelijkwaardig of beter zijn dan het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel (de zogenaamde "voorwaarde van gelijkwaardigheid").
De voorwaarde van gelijkwaardigheid wordt als volgt getoetst:
• De gelijkwaardigheid wordt getoetst per onderneming.
• De gelijkwaardigheid wordt getoetst op het niveau van het pensioenreglement.
• De gelijkwaardigheid wordt getoetst voor een voltijds tewerkgestelde aangeslotene.
Voor Ondernemingspensioenstelsels waarbij de werkgeversbijdragen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) uitgedrukt worden in functie van het salaris van de betrokken werknemer moet het pensioenkapitaal opgebouwd door werkgeverstoelagen op 65 jaar voor een voltijdse werknemer die op 25 jaar in dienst treedt minimaal gelijk zijn aan 977,51 maal het uurloon.
Voor Ondernemingspensioenstelsels waarbij de werkgeverstoelagen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) gelijk zijn aan forfaitaire bedragen moet het pensioenkapitaal opgebouwd door werkgeverstoelagen op 65 jaar voor een voltijdse werknemer die op 25 jaar in dienst treedt, minimaal gelijk zijn aan 13.302,80 EUR.
Bij de berekening van het pensioenkapitaal dat opgebouwd wordt door werkgeverstoelagen in het Ondernemingspensioenstelsel van de Werkgever gaat men verder uit van de methodologie en hypothesen zoals vermeld in de technische nota “Hoe de gelijkwaardigheid van een ondernemingspensioenstelsel met het aanvullend sectoraal pensioen chemie toetsen?” die als bijlage bij deze cao wordt gevoegd (Bijlage 3).
De voorwaarde van gelijkwaardigheid wordt uitsluitend getoetst aan de hand van de gedefinieerde criteria, met uitsluiting van alle andere mogelijke toetsingsgronden (zoals bijvoorbeeld verschillen wat betreft minimale aansluitingsleeftijd, minimale duur voor het verkrijgen van verworven rechten, ...).
2.4. Deze CAO is eveneens van toepassing op Werkgevers die initieel buiten het toepassingsgebied van deze CAO vielen op basis van artikel 2.2. of 2.3., maar waarvan tijdens de duurtijd van deze CAO overeenkomstig artikel 4 is komen vast te staan dat binnen die Werkgevers niet langer alle werknemers die geviseerd worden door het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel,
onderworpen zijn aan één of meerdere Ondernemingspensioenstelsels die gelijkwaardig of beter zijn dan het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel.
Art. 3 - Verklaring en Attest
3.2 Deze verklaring en dit attest moeten correct en volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend zijn door respectievelijk de Werkgever en de aangeduide actuaris van de pensioeninstelling van de Werkgever.
Bij gebrek aan tijdig overmaken van deze verklaring en dit attest volgens de modaliteiten hierboven, wordt de Werkgever verondersteld definitief gekozen te hebben om deel te nemen aan het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel.
De Werkgever zal op eenvoudig verzoek van het FBZ alle gegevens overmaken die het FBZ moet toelaten de juistheid van de geattesteerde gegevens te controleren.
Art. 4 - Opvolging van gelijkwaardigheid
4.1
Werkgevers die buiten het toepassingsgebied van deze CAO vallen op basis van artikel 2.2. of 2.3., hebben de verplichting om ervoor te zorgen dat alle werknemers die geviseerd worden door het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel, voor de gehele duurtijd van deze CAO onderworpen blijven aan één of meerdere Ondernemingspensioenstelsels die gelijkwaardig of beter zijn dan het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel.
4.2
Werkgevers zoals bedoeld in artikel 4.1. die tijdens de duurtijd van deze CAO of de CAO van 5 augustus 2010 of de CAO van 16 maart 2016, een Ondernemingspensioenstelsel stopzetten of wijzigen waardoor niet langer voldaan is aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid, zijn verplicht het FBZ daarvan uiterlijk 3 maanden vooraf in kennis te stellen per aangetekend schrijven (de datum van de poststempel geldt als bewijs) naar het FBZ per-adres: Xxxxxxx Xxxxxxxxxx 00, 2e verdieping te 0000 Xxxxxxx.
Deze Werkgevers worden aangesloten bij het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel vanaf het ogenblik dat niet meer is voldaan aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid.
Werkgevers die de meldingsplicht zoals omschreven in het eerste lid niet naleven waardoor zij niet tijdig konden aangesloten worden bij het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel, zullen met retroactief effect aangesloten worden bij het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel vanaf de datum waarop niet langer voldaan was aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid. Voor het verleden zullen deze Werkgevers een éénmalige koopsom betalen die het volgende compenseert:
• de niet betaalde werkgeversbijdragen;
• het globale rendement dat zou toegekend geweest zijn op de individuele rekeningen vermeerderd met 2% per jaar;
• het niet-belastbaar karakter van de winstdeelnames die zouden toegekend geweest zijn.
In ieder geval zal de éénmalige koopsom ten minste gelijk zijn aan deze die voortvloeit uit de toepassing van het jaarlijks WAP-rendement vermeerderd met 2% per jaar berekend vanaf het ogenblik dat de premies betaald hadden moeten worden.
4.3
Het FBZ kan, bij vermoeden van misbruik, tijdens de duurtijd van deze CAO op eigen initiatief controles uitvoeren bij de Werkgevers zoals bedoeld in artikel 4.1. teneinde na te gaan of zij nog aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid voldoen. Indien het FBZ vaststelt dat een Werkgever niet langer aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid voldoet, kan de Werkgever verplicht aangesloten worden bij het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel met retroactief effect vanaf de datum waarop niet langer voldaan was aan- de voorwaarde van gelijkwaardigheid (zie artikel 4.2. voor de gevolgen i.v.m. het verleden).
Art. 5 - Doel
5.1
Deze cao wordt gesloten in uitvoering van artikel6 en 7 van de binnen het PC op 17 juni 2015 gesloten cao betreffende het Nationaal Akkoord 2015-2016 (met registratienummer 128208/CO/116). De Partijen erkennen dat deze cao een correcte en volledige uitvoering van artikel 6 en 7 van de cao van 17 juni 2015 inhoudt.
5.2
De aanspraken op het aanvullend pensioen worden bepaald overeenkomstig het Reglement 2018.
Art. 6 - Opting out is niet voorzien
Het PC maakt geen gebruik van de mogelijkheid, voorzien in artikel 9 van de WAP, om Werkgevers toe te laten om de uitvoering van het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel zelf te organiseren via een Ondernemingspensioenstelsel.
Art. 7 - De inrichter
Als inrichter van het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel blijft aangeduid en gemachtigd het FBZ.
Art. 8 - Groepsverzekering en de Pensioeninstelling
Het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel wordt uitgevoerd via een groepsverzekering die door de inrichter werd onderschreven.
Art. 9 - De pensioentoelage
De pensioentoelage wordt gedefinieerd in het Reglement 2018.
Art. 10 - Inning van de bijdragen van de werkgever voor de financiering van het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel
10.1. De inning van de bijdragen van de werkgever voor de financiering van het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel gebeurt door de RSZ en zal door de RSZ overgemaakt worden aan de inrichter.
10.2. De bijdrage bedraagt 0,85% van het aan de RSZ onderworpen loon, met een minimum van 57,41 EUR per trimester.
De RSZ zal eveneens de sociale zekerheidsbijdrage (8,86%) over deze bijdragen innen.
10.3. De inrichter zal de aldus geïnde bijdragen, desgevallend verminderd met de door de inrichter verschuldigde beheers- of andere kosten, onverwijld doorstorten aan de pensioeninstelling.
10.4 Indien de in het collectieve financieringsfonds aanwezige gelden niet volstaan om het verschil te financieren tussen, enerzijds, de door de RSZ doorgestorte sommen en, anderzijds, de kost van de pensioenrechten die op de individuele pensioenrekening moeten gebracht worden in functie van de loon- en tewerkstellingsgegevens, zal het netto bedrag dat op de individuele pensioenrekeningen gestort en gekapitaliseerd wordt, verlaagd worden teneinde voldoende fondsen te creëren in het financieringsfonds.
Art. 11 - Externe omstandigheden
Indien wetgeving, rechtspraak of andere externe omstandigheden ertoe leiden dat de globale kost die samenhangt met de uitvoering van deze cao wijzigt, engageren de ondertekenaars zich om een cao te sluiten die het pensioenreglement op dusdanige wijze aanpast dat het globale budget gelijkwaardig blijft.
Art. 12 - Duurtijd en opzeggingsmodaliteiten van deze cao
Deze CAO treedt in werking op 1 januari 2018 en vervangt vanaf 1 januari 2018 integraal de cao van 16 maart 2016. Deze cao wordt gesloten voor een onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van zes maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Bijlagen die integraal deel uitmaken van deze CAO:
1. Reglement 2016 van het Aanvullend Sectoraal Pensioenstelsel voor de scheikundige nijverheid;
2. Model van Verklaring en Attest van buiten toepassing, zoals bedoeld in artikel 3.1. en 3.2. van deze CAO;
3. Technische nota “Hoe de gelijkwaardigheid van een ondernemingspensioenstelsel met het aanvullend sectoraal pensioen chemie toetsen?”
CAO van 21 maart 2018 betreffende het
HOOFDSTUK IX: MEDISCH TOEZICHT
CAO van 15 februari 2022 met betrekking tot het gezondheidstoezicht na tewerkstelling, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Art. 1 - Toepassingsgebied
Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders (hierna “de werknemer(s)” genoemd) van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met “werknemers” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2 - §1. De ex-werkgever neemt de nodige maatregelen opdat werknemers die bij de werkgever gedurende de 5 jaar voorafgaand aan het einde van hun loopbaan onderworpen zijn aan het verplichte periodiek gezondheidstoezicht voor risicofuncties in verband met activiteiten met fysische, chemische of biologische agentia, na het einde van hun loopbaan bij de werkgever kunnen blijven genieten van een toezicht op hun gezondheidstoestand bij de arbeidsgeneeskundige dienst.
§2. Dit toezicht is volledig vrijblijvend in hoofde van de ex-werknemer. De ex-werknemer heeft het recht om jaarlijks een afspraak te maken bij de arbeidsgeneeskundige dienst:
• Bij SWT: gedurende de duurtijd van SWT en tot 5 jaar na het pensioen
• Bij pensioen: tot 5 jaar na het pensioen,
• Tot 5 jaar na het ontslag bij andere ontslagen met uitzondering van ontslag om dringende reden.
§3. De werknemer wordt van deze mogelijkheid op de hoogte gebracht tijdens het exitgesprek bij het einde van de loopbaan (zie art. 3).
§4. Dit onderzoek zal hetzelfde zijn als het periodiek onderzoek tijdens de loopbaan. Indien blijkt dat het feitelijk onmogelijk is om een identiek onderzoek uit te voeren, behoudt de ex- werknemer in ieder geval het recht op een voortgezet toezicht dat een gezondheidsbeoordeling mogelijk maakt, gezien de eerdere ’risicofuncties in verband met activiteiten met fysische, chemische of biologische agentia.
§5. De kosten van het onderzoek vallen ten laste van de ex-werkgever.
§6. De arbeidsgeneeskundige dienst maakt de resultaten van het onderzoek over aan de huisarts van de ex-werknemer (met diens toestemming) zodat deze in zijn globaal medisch dossier terecht kunnen komen.
Art. 3 - Een gesprek met de arbeidsgeneesheer wordt aangeboden bij vertrek uit de onderneming waarbij op vraag van de werknemer de huisarts betrokken kan worden om de actieve overdracht van het medisch dossier te bevorderen en waarbij uitleg wordt gegeven over het hierboven vermelde gezondheidstoezicht na de tewerkstelling.
Art. 4 - Bij overstap van een functie waarop verplicht periodiek gezondheidstoezicht waarvan hierboven sprake van toepassing is naar een functie waarop dit toezicht niet van toepassing is en mits akkoord van de betrokken werknemer wordt het gezondheidstoezicht verder toegepast en dit gedurende maximum 5 jaar.
Art. 5 - Bepalingen
Deze bepalingen zijn van toepassing op de werknemers die minstens 5 jaar anciënniteit hebben bij de werkgever, die gedurende minstens 5 jaar onderworpen waren aan een verplicht periodiek gezondheidstoezicht en die vanaf 1 januari 2022 de onderneming verlaten of overstappen naar een functie zonder verplicht periodiek medisch toezicht.
Art. 6 - Duur
Deze CAO treedt in werking op 1 januari 2022. Ze is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
HOOFDSTUK X: SYNDICALE AFVAARDIGING (SA)
1. STATUUT VAN DE SA
CAO van 12/02/2008: Coördinatie van het statuut van de syndicale afvaardigingen voor werklieden (KB 27/10/2008 - BS 04/03/2009, geregistreerd onder het n° 87319/ CO/116).
I. TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1. - Deze collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in uitvoering van en overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 5 gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen, regelt het statuut van de syndicale afvaardigingen van de werklieden in de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Zij verbindt de werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in voormeld paritair comité.
Met “werklieden” worden eveneens de werksters bedoeld.
II. ALGEMENE BEGINSELEN
Art. 2. - De ondertekenende organisaties bevestigen de hierna volgende beginselen:
• de werklieden erkennen de noodzakelijkheid van een wettig gezag van de ondernemingshoofden en zij maken ervan een erepunt hun werk plichtsgetrouw uit te voeren;
• de werkgevers eerbiedigen de waardigheid van de werklieden en zij maken ervan een erepunt hen met rechtvaardigheid te behandelen. Zij verbinden zich ertoe hun vrijheid van vereniging en de vrije ontplooiing van hun organisatie in de onderneming direct noch indirect te hinderen.
Art. 3. - De Belgische federatie van de chemische industrie en de life sciences vzw verbindt zich ertoe aan haar aangeslotenen aan te bevelen op de werklieden geen enkele druk uit te oefenen om hen te beletten bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet aangesloten werklieden geen andere voorrechten dan aan de aangesloten werklieden toe te kennen.
De ondertekenende werknemersorganisaties verbinden er zich toe, onder eerbiediging van de vrijheid van vereniging, aan hun aangeslotenen aan te bevelen in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen, welke met de geest van deze collectieve arbeidsovereenkomst stroken, na te leven.
Art. 4. - De ondertekenende organisaties verbinden zich ertoe:
• respectievelijk de ondernemingshoofden en de syndicale afgevaardigden te verzoeken in alle omstandigheden blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening, die bepalend is voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming;
• erover te waken dat dezelfde personen de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement naleven en hun inspanningen bundelen ten einde de naleving ervan te verzekeren.
Art. 5. - De ondertekenende werknemersorganisaties verbinden er zich toe:
• zich onderling akkoord te stellen op het vlak van de ondernemingen, voor de aanwijzing of verkiezing van een syndicale afvaardiging in de ondernemingen, rekening houdend met het aantal leden waaruit zij moet zijn samengesteld en dat aan elke representatieve organisatie toekomt op basis van haar representativiteit.
• ervoor te zorgen dat de aangewezen afgevaardigden of voor verkiezing voorgedragen kandidaten zouden worden gekozen voor het gezag waarover zij bij het uitvoeren van hun opdrachten moeten beschikken, evenals voor hun bevoegdheid.
Art. 6. - De werkgevers erkennen dat de werklieden van de onderneming bij hen zijn vertegenwoordigd door een syndicale afvaardiging waarvan de leden worden aangewezen of verkozen onder de werklieden, aangesloten bij één van de ondertekenende werknemersorganisaties.
Onder “onderneming” wordt verstaan de technische bedrijfseenheid.
III. OPRICHTING EN SAMENSTELLING VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGINGEN Art. 7. -
a) Een syndicale afvaardiging van het werkliedenpersoneel wordt ingesteld volgens de hierna omschreven regelen wanneer één of meer werknemersorganisaties, ondertekenaars van deze collectieve arbeidsovereenkomst, in onderling overleg overeenkomstig artikel 5, het ondernemingshoofd daarom verzoeken;
b) De syndicale afvaardiging is samengesteld uit gewone afgevaardigden.
Bij de samenstelling van de syndicale afvaardiging wordt rekening gehouden met de verschillende groepen van het werkliedenpersoneel.
Plaatsvervangende syndicale afgevaardigden worden aangewezen of verkozen zonder dat hun aantal dat van de gewone afgevaardigden mag overtreffen. De plaatsvervangende syndicale afgevaardigden mogen slechts de gewone afgevaardigden vervangen bij afwezigheid.
De syndicale afvaardiging omvat maximum volgend aantal gewone leden:
2 indien de onderneming 30 tot 50 werklieden tewerkstelt;
3 indien de onderneming 51 tot 99 werklieden tewerkstelt;
4 indien de onderneming 100 tot 249 werklieden tewerkstelt;
5 indien de onderneming 250 tot 499 werklieden tewerkstelt;
6 indien de onderneming 500 tot 749 werklieden tewerkstelt;
7 indien de onderneming 750 tot 999 werklieden tewerkstelt;
8 indien de onderneming 1.000 tot 1.499 werklieden tewerkstelt;
9 indien de onderneming 1.500 tot 1.999 werklieden tewerkstelt;
10 indien de onderneming 2.000 tot 2.499 werklieden tewerkstelt;
11 indien de onderneming 2.500 tot 3.499 werklieden tewerkstelt;
12 indien de onderneming 3.500 tot 4.499 werklieden tewerkstelt;
13 indien de onderneming 4.500 tot 5.499 werklieden tewerkstelt;
14 indien de onderneming 5.500 tot 6.499 werklieden tewerkstelt;
15 indien de onderneming 6.500 en meer werklieden tewerkstelt.
c) In de ondernemingen welke minstens 30 jonge werklieden van minder dan 19 jaar tewerkstellen, kan de syndicale afvaardiging één bijkomende afgevaardigde van minstens 19 en maximum 25 jaar omvatten, voor de problemen welke deze categorie werklieden aanbelangen.
d) In de ondernemingen waar de syndicale afvaardiging uit 15 gewone leden bestaat, is de afgevaardigde van de jonge werklieden in dit aantal begrepen.
Art. 8. - Wanneer, overeenkomstig artikel 7, aan de voorwaarden tot instelling van een syndicale afvaardiging wordt voldaan, kan de werkgever zich, op grond van ernstige redenen, verzetten tegen de aanwijzing of de kandidaatstelling van een afgevaardigde. In dit geval doet de werkgever aan de betrokken werknemersorganisatie de redenen van zijn verzet kennen, binnen een termijn van 8 werkdagen na ontvangst van de vraag.
Bij ontstentenis van overeenstemming tussen de partijen wordt het geschil onmiddellijk voorgelegd aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
In geval van niet bevinding legt de meest gerede partij het geschil voor aan de arbeidsrechtbank van de uitbatingsplaats van de onderneming.
Art. 9. - De ondertekenende werknemersorganisaties stellen zich op het vlak van de onderneming akkoord over de aanwijzing of de verkiezing van de syndicale afvaardiging.
In geval van aanwijzing stellen ze zich onderling akkoord over de verdeling van de mandaten. In geval van verkiezing stellen zij zich onderling akkoord over de voorwaarden van kiesrecht, de modaliteiten van stemming en de regelen welke moeten gevolgd voor de toewijzing van de mandaten.
IV. STATUUT VAN DE LEDEN VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGING Art. 10. -
a) Bij hun aanwijzing of verkiezing moeten de syndicale afgevaardigden aan volgende voorwaarden voldoen :
1. in regel zijn met vigerende wetgeving inzake de tewerkstelling ;
2. ten minste 21 jaar zijn op de tijdstip van de verkiezing of de aanwijzing, behoudens voor de afgevaardigde van de jonge werklieden, die minstens 19 jaar moet zijn en niet ouder dan 25 jaar mag zijn ;
3. ten minste sedert 1 jaar in de onderneming zijn tewerkgesteld;
4. aangesloten zijn bij de werknemersorganisatie welke de kandidatuur voordraagt ; niet in opzeggingstermijn vertoeven.
b) De syndicale afgevaardigden genieten van de normale voordelen en de bevorderingen van de categorie werklieden waartoe zij behoren.
V. DUUR VAN HET MANDAAT VAN DE LEDEN VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGING
Art. 11. - De leden van de syndicale afvaardiging worden aangewezen of verkozen voor de periode tussen twee sociale verkiezingen waartoe door de regering wordt besloten.
De mandaten worden stilzwijgend verlengd voor een nieuwe periode.
Het eerste mandaat loopt ten minste tot de volgende sociale verkiezingen.
De vervanging van een vrijgekomen gewoon mandaat, bij ontstentenis van een plaatsvervanger, gebeurt door de betrokken werknemersorganisatie volgens de procedure voorzien in artikel 8 en dit ter beëindiging van het mandaat.
Art. 12. - Het mandaat van syndicaal afgevaardigde eindigt :
1. bij het verstrijken ervan;
2. door ontslag als syndicaal afgevaardigde;
3. ingeval van ontheffing door de werknemersorganisatie welke hem heeft
4. aangewezen of doen verkiezen;
5. wegens vertrek uit dienst in de technische bedrijfseenheid; wegens het overgaan van de categorie “werklieden” naar de categorie “bedienden”. Worden als bedienden beschouwd, diegenen waarvan de effectieve functies door de wet en/of de rechtspraak zijn erkend als van overwegend intellectuele aard;
6. xxx xxxxx het mandaat van de afgevaardigde van de jonge werklieden verstrijkt;
7. bij het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd;
8. wegens handelingen, onverenigbaar met het uitoefenen van het mandaat;
VI. BESCHERMING VAN DE GEWONE EN PLAATSVERVANGENDE AFGEVAARDIGDEN Art. 13. -
1. De leden van de syndicale afvaardiging mogen niet worden ontslagen om redenen welke eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
De werkgever die voornemens is een syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringende reden, te ontslaan, verwittigt vooraf door alle middelen de syndicale afvaardiging evenals de werknemersorganisatie welke de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen.
Deze kennisgeving wordt aan de betrokken werknemersorganisatie bevestigd bij middel van een aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag volgend op de datum van verzending.
2. De betrokken werknemersorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van het voorgenomen ontslag weigert te aanvaarden.
Deze mededeling gebeurt bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen neemt aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
3. Het uitblijven van dit aangetekend schrijven binnen de vastgestelde termijn moet worden beschouwd als een aanvaarding van de geldigheid van het voorgenomen ontslag.
4. Indien de werknemersorganisatie weigert de geldigheid van het voorgenomen ontslag te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid of aan de bemiddeling van de voorzitter van dit paritair comité voor te leggen.
De maatregel tot ontslag mag niet worden uitgevoerd gedurende de duur van deze procedure.
5. Indien het verzoeningsbureau tot geen unaniem aanvaardbare beslissing is kunnen komen binnen dertig dagen na de aanvraag om tussenbeide te komen, wordt het geschil betreffende de geldigheid van de redenen welke door de werkgever worden ingeroepen om het ontslag te rechtvaardigen, aan de arbeidsrechtbank voorgelegd.
6. In geval van ontslag van een syndicale afgevaardigde wegens dringende reden worden de syndicale afvaardiging en de betrokken werknemersorganisatie daarvan vooraf op de hoogte gesteld, voor zover de wettelijke termijnen kunnen worden geëerbiedigd.
7. Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in de volgende gevallen :
• wanneer hij een syndicale afgevaardigde ontslaat zonder de hierboven uiteengezette procedure na te leven;
• wanneer op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen tot ontslag, rekening houdend met de bepaling van punt 1, lid 1, van dit artikel, door het verzoeningsbureau of de arbeidsrechtbank niet wordt erkend en voor zover de werkgever de syndicale afgevaardigde heeft ontslagen;
• wanneer de werkgever een afgevaardigde wegens dringende reden heeft ontslagen en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;
• wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd wegens ernstige tekortkoming van de werkgever, erkend door de arbeidsrechtbank, welke voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst.
De forfaitaire vergoeding, inbegrepen de opzeggingsvergoedingen verschuldigd krachtens de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is gelijk aan de bruto-bezoldiging van twee jaar.
Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de syndicale afgevaardigde de vergoeding ontvangt bepaald bij artikel 21, § 7, van de wet van 20 september 1948, houdende organisatie van het bedrijfsleven en ten gevolge van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
VII. BEVOEGDHEID VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGING
Art. 14. - De bevoegdheid van de syndicale afvaardiging heeft onder meer betrekking op :
1. de arbeidsverhoudingen;
2. de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden in de onderneming zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden welke op andere vlakken zijn gesloten;
3. de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve
arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomst;
4. de naleving van de algemene beginselen bepaald bij artikelen 2 tot en met 5.
Art. 15. -
a) Xxxx individuele of collectieve klacht wordt ingediend volgens de gewone hiërarchische weg bij het ondernemingshoofd of bij zijn vertegenwoordiger, door de betrokken werkman of werklieden, eventueel vergezeld door een lid van de syndicale afvaardiging.
b) De syndicale afvaardiging heeft het recht door het ondernemingshoofd of door zijn vertegenwoordiger te worden gehoord naar aanleiding van elk geschil of betwisting van collectieve aard welke zich in de onderneming voordoet; zij heeft hetzelfde recht wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan.
c) De syndicale afvaardiging heeft het recht te worden gehoord door het ondernemingshoofd of door zijn vertegenwoordiger naar aanleiding van iedere betwisting betreffende :
1. de niet-naleving van de algemene beginselen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst;
2. de toepassing van de sociale wetgeving, van de Arbeidsreglementen van de onderneming, van de collectieve arbeidsovereenkomsten en van de individuele arbeidsovereenkomsten;
3. de toepassing op de werklieden van de onderneming van de lonen en de regelen van de beroepsclassificatie binnen het kader van de van kracht zijnde wettelijke of conventionele bepalingen.
Art. 16. - Ten einde de in artikel 15 bedoelde geschillen of betwistingen te voorkomen, moet de syndicale afvaardiging vooraf door de werkgever worden ingelicht over de veranderingen welke de contractuele of gebruikelijke arbeids- en beloningsvoorwaarden kunnen wijzigen, met uitzondering van inlichtingen van individuele aard.
Zij moet inzonderheid worden ingelicht over de wijzigingen welke voortvloeien uit de wet, de collectieve arbeidsovereenkomsten of de bepalingen van algemene aard welke in de individuele arbeidsovereenkomsten zijn opgenomen, voornamelijk de bepalingen welke een weerslag hebben op de loonschalen en de regelen van de beroepsclassificatie.
VIII. UITOEFENING VAN HET MANDAAT VAN SYNDICAAL AFGEVAARDIGDE Art. 17. -
a) De leden van de syndicale afvaardiging beschikken over de nodige tijd en faciliteiten voor de collectieve of individuele uitvoering van hun syndicale opdrachten en activiteiten, voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
b) De syndicale afgevaardigden kunnen, naar gelang van de omstandigheden en met het akkoord van de werkgever, een voorbereidende vergadering houden voor de belangrijke problemen welke met de werkgever moeten worden behandeld.
De hiertoe nodige tijd wordt per geval met de werkgever overeengekomen. Indien de werkgever hiermee niet kan instemmen, moet hij zijn beslissing motiveren.