Introductie
Pensioenreglement 2021 |
Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM |
Tekst per 28 juni 2023 Versie 7.0 |
Introductie
Dit pensioenreglement is mede gebaseerd op het protocol pensioenregeling KLM-Grondpersoneel dat op 2 december 2020 is overeengekomen en op 17 december 2020 is ondertekend.
De pensioenovereenkomst is per 1 januari 2021 gewijzigd in een collectieve ‘toegezegde bijdrageregeling’ (Collective Defined Contribution-regeling of CDC-regeling).
In de CDC-regeling wordt pensioenopbouw nagestreefd met een vaste premie voor de werkgever. De bestaande overschotten- en tekortenregeling is komen te vervallen. Wanneer de premie ontoereikend is in een bepaald jaar, wordt de opbouw verlaagd zodat de premie weer toereikend is (conform artikel 4 lid 3 en lid 4 van dit reglement).
De werkgever is nooit gehouden tot betaling van meer dan de vaste premie.
De werkgever is evenmin gehouden tot bijstorting wegens de financiële positie van het Fonds. Dit kan tot gevolg hebben dat het Fonds in een uiterste situatie de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten moet korten (conform artikel 33 van dit reglement).
In dit pensioenreglement is de wijze waarop het Fonds uitvoering geeft aan de (gewijzigde) pensioenovereenkomst uiteengezet.
Inhoudsopgave
1 Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2 Deelnemerschap
2 Pensioenaanspraken van de deelnemers
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers Artikel 4 Ouderdomspensioen op de pensioendatum Artikel 5 Nabestaandenpensioen
Artikel 6 Facultatief nabestaandenpensioen
Artikel 7 Anw-hiaatpensioen
Artikel 8 Wezenpensioen
Artikel 9 Arbeidsongeschiktheidspensioen Artikel 10 Wijziging arbeidsongeschiktheid
3 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderschapsverlof en non-activiteit
Artikel 11 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Artikel 12 Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid (vervallen)
Artikel 13 Voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of geboorteverlof Artikel 14 Non-activiteit
4 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
Artikel 15 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers
5 Premievrije aanspraken
Artikel 16 Premievrije aanspraken bij einde deelnemerschap
6 Keuzemogelijkheden bij ingang ouderdomspensioen
Artikel 17 Met pensioen
Artikel 18 Deeltijdpensioen
Artikel 19 Wijziging verhouding nabestaanden- en ouderdomspensioen Artikel 19A Variatie in de hoogte ouderdomspensioen
Artikel 19B Gedeeltelijke afkoop ouderdomspensioen op de (vervroegde) pensioendatum of deeltijdpensioendatum
7 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging samenlevingsverband
Artikel 20 Bijzonder nabestaandenpensioen
Artikel 21 Bijzonder ouderdomspensioen en conversie van pensioen bij scheiding
8 Waardeoverdracht, bijsparen voor extra pensioen- aanspraken (vervallen), uitzending en sociale verzekering
Artikel 22 Waardeoverdracht
Artikel 23 Bijsparen voor extra pensioenaanspraken (vervallen) Artikel 24 Uitzending en sociale verzekering
9 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 25 Indexering
10 Financiering
Artikel 26 Premie en deelnemersbijdragen
11 Uitbetaling van pensioenen en afkoop kleine pensioenen
Artikel 27 Uitbetaling van pensioenen
Artikel 28 Kleine pensioenen
12 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds
Artikel 29 Verplichtingen van de deelnemers
Artikel 30 Verstrekken van informatie door het Fonds
13 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering
Artikel 31 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering
14 Slotbepalingen
Artikel 32 Bijzondere gevallen
Artikel 33 Korting van aanspraken en rechten, verlaging van opbouw en aanpassing van ambitie
Artikel 34 Misdrijf
Artikel 35 Strijdigheid met Pensioenwet en fiscale wetgeving
15 Fiscale aanpassingsclausule en inwerkingtreding
Artikel 36 Fiscale aanpassingsclausule
Artikel 37 Inwerkingtreding
OVERGANGSREGELINGEN EN BIJLAGEN
Overgangsregeling 1
Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen in het Fonds en voor wie per 1 januari 2006 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
Overgangsregeling 2
Voor diegenen die op 31 december 2005 uit hoofde van het Protocol overtolligheid boordwerktuig- kundigen deelnamen aan het Fonds en voor wie per 1 januari 2006 dit reglement van toepassing is.
Overgangsregeling 3 (Gewijzigd per 1 augustus 2014)
Voor diegenen die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 31 december 2005 in dienst zijn van KLM en voor het bereiken van de leeftijd van 51 jaar en 6 maanden als medewerker van het Grondpersoneel in dienst getreden zijn bij KLM en onafgebroken in actieve dienst blijven van de KLM tot de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden
Overgangsregeling 4
Voor degenen die op basis van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement (Reglement 2002) recht hadden op een invaliditeitspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw in verband met gedeeltelijke dan wel volledige arbeidsongeschiktheid en die in aansluiting daarop op 1 januari 2006 deelnemer zijn geworden aan dit pensioenreglement.
Overgangsregeling 5
Voor werknemers die op 1 juli 2007 deelnamen in het Fonds én gedeeltelijk arbeidsongeschikt waren in de zin van de WAO.
Overgangsregeling 6
Overgangsregeling verrekening WAO/WIA met ouderdomspensioen per 1 april 2012.
Overgangsregeling 7
Overgangsregeling met betrekking tot de einddatum van een Anw-hiaatpensioen dat is ingegaan voor 1 januari 2013 c.q. 1 januari 2017 dan wel op of na 1 januari 2017 maar voor 1 april 2018.
Overgangsregeling 8
Overgangsregeling met betrekking tot de vaststelling van de AOW-gerechtigde leeftijd zoals die geldt voor de toepassing van de artikelen 9 (Arbeidsongeschiktheid) en 11 (Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid) met ingang van 1 april 2018 en met betrekking tot de vaststelling van de pensioendatum met ingang van 1 januari 2018.
Overgangsregeling 9
Overgangsregeling met betrekking tot conversie per 1 januari 2020 van aanspraken op levenslang ouderdomspensioen onder Pensioenreglementen 2002 en 2006 met een pensioenrichtleeftijd anders dan 68 jaar naar pensioenrichtleeftijd 68 jaar, gevolgd door interne waardeoverdracht van geconverteerd levenslang ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 68 jaar onder reglement 2002, met daarvan afgeleid nabestaanden- en wezenpensioen, naar reglement 2006.
Bijlage 1 Factoren met betrekking tot eerder met pensioen gaan
Bijlage 2 Factoren bij afkoop kleine pensioenen Bijlage 3 Overgangsregeling Individueel Pensioensparen Bijlage 4 Cijferbijlage
Bijlage 5 Versiebeheer
Bijlage 6 Uitvoeringsbesluit voorlopige overlijdensrisicodekking nettopensioen
Bijlage 7 Uitvoeringsbesluit in verband met Artikel 34 van het reglement: Strijdigheid met Pensioenwet en fiscale wetgeving (vervallen)
Bijlage 8 Factoren met betrekking tot pensioenopbouw bij non-activiteit
Bijlage 9 Uitvoeringsbesluit in verband met cao-afspraken inzake deeltijdregelingen voorafgaand aan pensioen
Bijlage 10 Uitvoeringsbesluit in verband met afspraken uit Sociaal Plan 2020 - 2024
1 Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Afkoopgrens:
Het bedrag waaronder kleine pensioenen mogen worden afgekocht volgens artikel 66 van de Pensioenwet. Het bedrag is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement.
Algemene loonronde:
Het percentage van de algemene salarisverhoging(en) die bij KLM op grond van de CAO zijn toegekend vanaf 2 januari van het voorafgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar.
AOW-gerechtigde leeftijd:
De dag waarop de AOW-uitkering ingaat, als bedoeld in artikel 7a van de AOW.
Zie ook Overgangsregeling 7 en 8.
AOW-uitkering:
De AOW-uitkering voor een gehuwde pensioengerechtigde, als bedoeld in artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Arbeidsongeschikte deelnemer:
De deelnemer die ten minste 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben als betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
Arbeidsvoorwaardelijke bijdrage:
De individueel vastgestelde inkomensafhankelijke bijdrage van de deelnemer, uitgaande van de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur, zoals door KLM met de werknemersorganisaties bij CAO [Protocol arbeidsvoorwaardelijke bijdrage grondpersoneel i.h.k.v. de herstructurering] is overeengekomen. Deze bijdrage werkt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 door in de bijdragegrondslag, de bruto pensioengrondslag en de premiegrondslag.
Bestuur:
Het bestuur van het Fonds.
Bijdragefranchise:
Dat deel van het inkomen waarover door de deelnemer geen premiebijdrage wordt betaald. De hoogte van de bijdragefranchise is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement.
Per 1 januari van elk jaar wordt de bijdragefranchise afgeleid van die van het voorgaande jaar door aanpassing met de algemene loonronde.
Bijdragegrondslag:
Twaalf maal het vaste maandsalaris van de deelnemer, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur, vermeerderd met:
- 8% in verband met de vakantietoeslag; en
- door KLM opgegeven toeslagen; en
- twaalf maal het door KLM opgegeven bedrag aan vaste onregelmatigheidstoeslag en/of overbruggingstoeslag en/of fictieve ploegendienstbetaling bij uitzending, naar de stand van 1 januari van het betreffende jaar;
en, indien van toepassing, verlaagd met:
- de voor de deelnemer vastgestelde arbeidsvoorwaardelijke bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor genoemde elementen van de bijdragegrondslag.
De som van deze bedragen bedraagt per 1 januari 2023 maximaal € 128.810,-. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling aangepast. De (gemaximeerde) som wordt vervolgens verminderd met:
- de bijdragefranchise zoals vastgesteld per 1 januari van het betreffende jaar.
Bij aanvang van de deelneming na 1 januari geldt voor het betreffende jaar als bijdragegrondslag twaalf maal het op het tijdstip van aanvang van de deelneming geldende vaste maandsalaris, verminderd met de eventuele component die daarin begrepen moet worden geacht voor na 1 januari doorgevoerde algemene salarisverhogingen, vermeerderd met:
- 8% in verband met de vakantietoeslag; en
- door KLM opgegeven toeslagen; en, indien van toepassing, verlaagd met:
- de voor de deelnemer vastgestelde arbeidsvoorwaardelijke bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor genoemde elementen van de bijdragegrondslag bij aanvang van de deelname na 1 januari.
De som van deze bedragen bedraagt per 1 januari 2023 maximaal € 128.810,-.Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling aangepast. De (gemaximeerde) som wordt vervolgens verminderd met:
- de bijdragefranchise zoals vastgesteld per 1 januari van het betreffende jaar.
Bijzonder nabestaandenpensioen:
Het nabestaandenpensioen dat aan een gewezen partner in de zin van dit reglement levenslang wordt uitbetaald.
Bijzonder ouderdomspensioen:
Dat deel van het ouderdomspensioen dat aan een gewezen partner in de zin van dit reglement wordt uitgekeerd vanaf pensionering tot aan overlijden of tot aan het eerdere overlijden van de gewezen partner.
BRP:
Basisregistratie personen. De gegevens uit het BRP zijn leidend inzake de toepassing van de artikelen 1 (Begripsomschrijvingen), 5 (Nabestaandenpensioen), 6 (Facultatief nabestaanden-
pensioen), 7 (Anw-hiaatpensioen), 8 (Wezenpensioen), 11 (Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid), 20 (Bijzonder nabestaandenpensioen) en 21 (Bijzonder ouderdomspensioen en conversie van pensioen bij scheiding).
Bruto pensioengrondslag:
Twaalf maal het vaste maandsalaris van de deelnemer per 1 januari van het betreffende jaar, vermeerderd met:
- 8% vakantietoeslag;
en, indien van toepassing, vermeerderd met:
- door KLM opgegeven toeslagen;
- twaalf maal het door KLM opgegeven bedrag aan vaste onregelmatigheidstoeslag en/of over- bruggingstoeslag en/of fictieve ploegendienstbetaling bij uitzending, per 1 januari van het betreffende jaar; en
- het percentage van het variabel inkomen van het voorafgaande jaar, rekening houdend met de in het lopende jaar van toepassing zijnde maxima voor de berekening van het variabele inkomen; en
- het percentage van de variabele uitkering van het voorafgaande jaar; en
- 8,33% eindejaarsuitkering voor deelnemers met een vaste uitkering;
en, indien van toepassing, verlaagd met:
- de voor de deelnemer vastgestelde arbeidsvoorwaardelijke bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor genoemde pensioengevende elementen van de bruto pensioengrondslag.
uitgaande van de in de CAO afgesproken normale arbeidsduur.
Voor de deelnemer met standplaats buiten Nederland: de bruto pensioengrondslag die zou gelden indien de standplaats van de deelnemer Nederland zou zijn geweest.
Bij aanvang van de deelneming wordt voor de vaststelling van de bruto pensioengrondslag uitgegaan van het ‘at target’ percentage variabel inkomen/variabele uitkering voor dat jaar. Voorts wordt bij aanvang van de deelneming na 1 januari voor de vaststelling van de bruto pensioengrondslag uitgegaan van 12 maal het op het tijdstip van aanvang van de deelneming geldende vaste maand- salaris, en/of onregelmatigheidstoeslag, verminderd met:
- de eventuele component die daarin begrepen moet worden geacht voor na 1 januari doorgevoerde algemene salarisverhogingen;
- (indien van toepassing) de voor de deelnemer vastgestelde arbeidsvoorwaardelijke bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor genoemde pensioengevende elementen van de bruto pensioengrondslag bij aanvang van de deelname na 1 januari.
CAO:
De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor KLM-Grondpersoneel Nederland.
Datum beëindiging van een door KLM erkend samenlevingsverband:
Onder de datum beëindiging van een door KLM erkend samenlevingsverband wordt verstaan:
- de door KLM aan de deelnemer en aan het Fonds opgegeven datum van beëindiging van de erkenning van het samenlevingsverband van een niet arbeidsongeschikte deelnemer; of
- de datum van beëindiging van het erkende samenlevingsverband van een gewezen deelnemer, een arbeidsongeschikte of een gepensioneerde, zoals vermeld in een schriftelijke overeenkomst met het oog op beëindiging van het erkende samenlevingsverband; of
- de datum van beëindiging van het erkende samenlevingsverband van een gewezen deelnemer, een arbeidsongeschikte of een gepensioneerde, zoals schriftelijk aan het fonds medegedeeld door één gewezen partner of beide gewezen partners gezamenlijk.
Deelnemer:
Deelnemer aan het Fonds is op grond van dit reglement:
- de persoon die op of na 1 januari 2006 in dienst treedt bij KLM met een onder de CAO vallend dienstverband; en
- de persoon die op of na 1 januari 2006 in dienst treedt bij KLM met een individuele arbeids- overeenkomst met de KLM, waarin is overeengekomen dat deze persoon als deelnemer aan het Fonds wordt toegelaten; en
- de persoon met een onder de XXX xxxxxxx dienstverband of een individuele arbeidsovereenkomst met overeengekomen deelname aan het Fonds die op 31 december 2005 in dienst was van KLM en op die datum jonger was dan 56 jaar.
Deelnemersbijdrage
De bijdrage die voor de deelnemer in enig jaar geldt voor de verwerving van aanspraken van ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen, eventueel verhoogd met de bijdrage voor het facultatief nabestaandenpensioen en/of het Anw- hiaatpensioen. Een en ander zoals bepaald in artikel 26 (premie en deelnemersbijdragen)
Deelnemersjaar:
Elke ononderbroken periode van een jaar waarin aan deze pensioenregeling is deelgenomen. Het aantal deelnemersjaren wordt in jaren, maanden en dagen vastgesteld.
Deeltijdpensioendatum:
De gekozen datum waarop het pensioen gedeeltelijk vervroegd ingaat.
Deeltijdpensioenpercentage:
Het percentage van het op de deeltijdpensioendatum opgebouwde pensioen, dat op die datum ingaat.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur. Wijzigingen van dit percentage in de loop van een kalenderjaar worden in aanmerking genomen vanaf de dag van wijziging.
Deeltijdwerknemer:
Deelnemer met een kortere dan de in de CAO afgesproken normale arbeidsduur.
Fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode:
De loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode die voor een deelnemer die minder dan 35% arbeids- ongeschikt is zou hebben gegolden als de arbeidsongeschiktheid 35%-80% zou hebben bedragen.
Fonds:
De Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM.
Franchise:
Het deel van de bruto pensioengrondslag waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt. De hoogte van de franchise is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement.
De franchise is per 1 januari van enig jaar gelijk aan het fiscaal minimale bedrag zoals bedoeld in artikel 18a, zevende lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Gepensioneerde:
De persoon die op grond van dit reglement een ouderdomspensioen, een (bijzonder) nabestaanden- pensioen of een wezenpensioen van het Fonds ontvangt.
Gewezen deelnemer:
De persoon van wie de deelname aan het Fonds is geëindigd en die een pensioenaanspraak tegen- over het Fonds heeft behouden.
Kind:
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
a. het kind tot wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat;
b. het kind dat is erkend door een partner in de zin van dit reglement, mits:
- het kind minderjarig is op het moment van erkenning;
- de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
- het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
- de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt;
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur van het Fonds vereist is, als de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren of een huwelijk met elkaar sluiten.
c. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur van het Fonds door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (adoptiekinderen en pleegkinderen),
mits het kind de hoedanigheid van kind in de zin van dit reglement tijdens het deelnemerschap heeft verkregen.
KLM:
De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
Loondoorbetaling:
Een loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Gedurende 104 weken komt de loondoorbetaling tijdens ongeschiktheid tot werken als gevolg van ziekte, zwangerschap of bevalling voor rekening van de werkgever.
Loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode:
De periode waarover een deelnemer die arbeidsongeschikt is recht heeft op een aan het loon gerelateerde WGA-uitkering. Deze periode duurt, afhankelijk van het arbeidsverleden, minimaal 3 en maximaal 38 maanden.
Xxxxxxxxxx xxxxx pensioengrondslag voor pensioenopbouw met ingang van 1 januari 2015:
De bruto pensioengrondslag waarover pensioen kan worden opgebouwd bedraagt per
1 januari 2023 maximaal € 128.810,-. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling aangepast. De hoogte van de maximale bruto pensioengrondslag is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement.
Nabestaandenpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de partner.
Netto pensioengrondslag:
De bruto pensioengrondslag van enig jaar verminderd met de franchise per 1 januari van dat jaar.
Non-activiteit:
Een periode van non-activiteit zoals bedoeld in de CAO.
Overbruggingspensioen (OBP):
Het overbruggingspensioen zoals gedefinieerd en opgebouwd op grond van het Pensioenreglement 2002 van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM.
Partner:
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde. Het huwelijk moet voor of tijdens het deelnemerschap zijn aangegaan;
b. de man of vrouw met wie de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan. Het geregistreerd partnerschap moet voor of tijdens het deelnemerschap zijn aangegaan;
c. de man of vrouw met wie de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde een door KLM erkend samenlevingsverband heeft, zoals omschreven in de "Regeling Erkenning Samenlevingsverbanden" van KLM. De erkenning van het samenlevingsverband moet tijdens het deelnemerschap hebben plaatsgevonden en is geldig met ingang van de datum die KLM
als zijnde de datum van erkenning van het samenlevingsverband aan de deelnemer en aan het fonds heeft doorgegeven.
Voor de toepassing van dit reglement kan een deelnemer, een gewezen deelnemer of een gepensioneerde nooit meer dan één partner hebben.
Pensioendatum:
De dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Pensioenrichtleeftijd:
68 jaar (de dag waarop de 68-jarige leeftijd wordt bereikt).
Premiedekkingsgraad:
De premiedekkingsgraad geeft aan in hoeverre de ontvangen pensioenpremie in een jaar voldoende is om de nieuwe pensioenaanspraken te financieren.
De premiedekkingsgraad wordt nader gedefinieerd in de uitvoeringsovereenkomst
Premiegrondslag:
Twaalf maal het vaste maandsalaris van de deelnemer, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur, vermeerderd met:
- 8% in verband met de vakantietoeslag; en
- door KLM opgegeven toeslagen; en
- twaalf maal het door KLM opgegeven bedrag aan vaste onregelmatigheidstoeslag en/of overbruggingstoeslag en/of fictieve ploegendienstbetaling bij uitzending, naar de stand van 1 januari van het betreffende jaar;
en, indien van toepassing, verlaagd met:
- de voor de deelnemer vastgestelde arbeidsvoorwaardelijke bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor genoemde elementen van de premiegrondslag.
De premiegrondslag is niet gemaximeerd.
Bij aanvang van de deelneming na 1 januari geldt voor het betreffende jaar als premiegrondslag twaalf maal het op het tijdstip van aanvang van de deelneming geldende vaste maandsalaris, verminderd met de eventuele component die daarin begrepen moet worden geacht voor na 1 januari doorgevoerde algemene salarisverhogingen, vermeerderd met:
- 8% in verband met de vakantietoeslag; en
- de door KLM opgegeven toeslagen;
en, indien van toepassing, verlaagd met:
- de voor de deelnemer vastgestelde arbeidsvoorwaardelijke bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor genoemde elementen van de premiegrondslag bij aanvang van de deelname na 1 januari.
Prijsindexcijfer:
De door het Centraal Beheer voor de Statistiek (CBS) vastgestelde afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens (niveau basisjaar: 2015) over de periode van 12 maanden eindigend op
31 oktober van het voorafgaande jaar.
Als dit prijsindexcijfer niet meer wordt gehanteerd door het CBS, wordt het vervangen door een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.
Scheiding:
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Statuten:
De statuten van het Fonds.
Tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid:
De periode waarover een deelnemer recht heeft op een WGA-uitkering in verband met een arbeids- ongeschiktheid van 35%-80%. Deze periode begint niet eerder dan twee jaar na de eerste ziektedag van betrokkene.
Tijdvak van gehele arbeidsongeschiktheid:
De periode waarover een deelnemer een IVA-uitkering ontvangt in verband met volledige (80-100%) en duurzame arbeidsongeschiktheid, of de periode waarover een deelnemer een WGA-uitkering ontvangt in verband met volledige (80-100%), maar niet-duurzame arbeidsongeschiktheid. Deze periode begint niet eerder dan twee jaar na de eerste ziektedag van betrokkene.
Uitvoeringsovereenkomst:
De uitvoeringsovereenkomst zoals gesloten tussen het Fonds en de KLM.
UWV:
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Variabel inkomen:
Het deel van het inkomen dat jaarlijks als eenmalige uitkering wordt toegekend op basis van het TCP- systeem zoals vermeld in de CAO.
Variabele uitkering:
Het deel van het inkomen dat jaarlijks als eenmalige uitkering wordt toegekend op basis van de behaalde collectieve target zoals vastgesteld door de Directie van KLM.
Vaste premie:
De vaste premie is de premie die door de werkgever jaarlijks wordt afgedragen voor de financiering van de pensioenregeling. Deze premie bedraagt een (vast) percentage van de premiegrondslag. met dien verstande dat de deelnemersbijdrage voor de verzekering van het FNP en Anw-hiaat geen onderdeel van de vaste premie is.
Vervroegde pensioendatum:
Op zijn vroegst de dag waarop de 55ste verjaardag van de deelnemer valt.
Werknemersorganisaties:
De door KLM erkende werknemersorganisaties betrokken bij de CAO van het grondpersoneel.
Wettelijk nabestaandenpensioen:
De uitkering uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet (Anw) inclusief alle toeslagen.
WIA-uitkering:
- de uitkering op grond van de WIA-regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), of
- de uitkering op grond van de WIA-regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
WIA-uitkeringsgrens:
Het maximale bedrag aan inkomen waarover een WIA-uitkering kan worden toegekend. De hoogte van de WIA-uitkeringsgrens per 1 januari van een jaar is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement. De WIA-uitkeringsgrens volgt het maximum dagloon bedoeld in artikel 17 lid 1 en artikel 18 van de Wet financiering sociale verzekering.
Artikel 2 Deelnemerschap
Begin deelnemerschap
1. Het deelnemerschap begint:
- op 1 januari 2006 of de latere datum waarop de op basis van de CAO afgesloten arbeids- overeenkomst is ingegaan, of
- op 1 januari 2006 of de latere datum waarop de individuele arbeidsovereenkomst met KLM, waarin is overeengekomen dat de betrokkene deelnemer van het Fonds wordt, is ingegaan.
Einde deelnemerschap
2. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met KLM, maar in ieder geval op het moment van bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Uitzonderingen einde deelnemerschap
3. Het deelnemerschap wordt geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband zolang de persoon:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeids- ongeschiktheid (artikel 11 van dit reglement);
b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door KLM met de werknemersorganisaties overeengekomen regeling in de sfeer van de arbeids- voorwaarden;
c. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door het Bestuur met toestemming van KLM genomen beslissing (artikel 15 lid 3 van de statuten inzake voortzetting deelnemerschap op verzoek van de deelnemer).
4. Het Fonds, namens de werkgever, informeert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelname over de inhoud van de pensioenregeling.
2 Pensioenaanspraken van de deelnemers
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers
Karakter pensioenregeling
1. De pensioenregeling die is vastgelegd in dit reglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
Pensioenaanspraken
2. Overeenkomstig de bepalingen van de statuten en dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
a. ouderdomspensioen
b. arbeidsongeschiktheidspensioen
c. nabestaandenpensioen
d. wezenpensioen
Facultatief nabestaandenpensioen en Anw-hiaatpensioen
3. De partner in de zin van dit reglement van de deelnemer heeft recht op nabestaandenpensioen over toekomstige diensttijd (Facultatief nabestaandenpensioen) en op Anw-hiaatpensioen.
De deelnemer en partner kunnen gezamenlijk schriftelijk aan het Fonds meedelen dat zij dit nabestaandenpensioen met betrekking tot de toekomstige diensttijd en/of het Anw- hiaatpensioen niet willen verzekeren.
Deeltijdwerknemer
4. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage.
Eerder met pensioen
5. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan dan op de pensioendatum.
Wijzigen verhouding nabestaanden- en ouderdomspensioen
6. De (gewezen) deelnemer kan op de (vervroegde) pensioendatum of op de deeltijdpensioen- datum eenmalig de verhouding tussen het nabestaandenpensioen en het ouderdomspensioen wijzigen.
Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
7. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid worden het deelnemerschap en de pensioenopbouw, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid, voortgezet.
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de pensioendatum
Ingangs- en einddatum ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
Hoogte ouderdomspensioen
2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen op de pensioenrichtleeftijd is gelijk aan de som van de per jaar opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. De opbouw bedraagt met ingang van 1 januari 2021 1,875% per deelnemersjaar van de in het betreffende jaar geldende netto
pensioengrondslag, met dien verstande dat de feitelijke opbouw in enig jaar lager kan zijn zoals beschreven in lid 3 van dit artikel.
Verlaging opbouw
3. Het Bestuur is bevoegd het pensioenopbouwpercentage in enig jaar zelfstandig te verlagen ingeval:
a. de vaste premie – verhoogd met de deelnemersbijdrage voor facultatieve onderdelen van de pensioenregeling – lager is dan de kostendekkende premie zoals beschreven in de uitvoeringsovereenkomst; en/of
b. de in enig jaar ex-ante vastgestelde premiedekkingsgraad lager is dan de daaraan gestelde ondergrens en indien en voor zover onttrekkingen aan de premiereserve ontoereikend zijn om de premiedekkingsgraad te verhogen tot aan de ondergrens. Een en ander zoals beschreven in de uitvoeringsovereenkomst.
Een en ander conform het bepaalde in artikel 33 (Korting van aanspraken en rechten, verlaging van opbouw en aanpassing van ambitie ).
Samenloop
4. Als een gerechtigde op een ouderdomspensioen een loondoorbetaling of een uitkering op grond de WIA of een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt die voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM, dan wordt deze met het ouderdomspensioen verrekend.
Artikel 5 Nabestaandenpensioen
Recht op nabestaandenpensioen
1. De partner in de zin van dit reglement van de deelnemer heeft recht op nabestaandenpensioen.
Ingang en einde uitkering nabestaandenpensioen
2. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de ontvanger van een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de gepensioneerde.
Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
Hoogte nabestaandenpensioen
3. Het nabestaandenpensioen bedraagt:
Overleden deelnemer:
- 70% van het tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van een deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen, waarbij het uit Overgangsregeling 3 verkregen ouderdomspensioen en de verhoging van het ouderdomspensioen als gevolg van de omzetting van aanspraken op levenslang ouderdomspensioen naar de pensioenrichtleeftijd buiten beschouwing blijft.
Overleden gepensioneerde:
- 70% van het ingegane ouderdomspensioen op het moment van overlijden van een gepensioneerde, waarbij het uit Overgangsregeling 3 verkregen ouderdomspensioen en de verhoging van het ouderdomspensioen als gevolg van de omzetting van aanspraken op levenslang ouderdomspensioen naar de pensioenrichtleeftijd buiten beschouwing blijft, of het (percentage) nabestaandenpensioen waarvoor is gekozen op de (vervroegde) pensioendatum.
Overleden gewezen deelnemer:
- 70% van het premievrije ouderdomspensioen op het moment van overlijden van een gewezen deelnemer, waarbij het uit Overgangsregeling 3 verkregen ouderdomspensioen en de verhoging van het ouderdomspensioen als gevolg van de omzetting van aanspraken op levenslang ouderdomspensioen naar de pensioenrichtleeftijd buiten beschouwing blijft.
Vermindering in verband met bijzonder nabestaandenpensioen
4. Als er op basis van dit of voorgaande pensioenreglementen van het Fonds aanspraken zijn toegekend op een bijzonder nabestaandenpensioen, dan worden deze in mindering gebracht op het nabestaandenpensioen dat is berekend volgens dit reglement.
Korting wegens groot leeftijdsverschil
5. Als bij de berekening van de aanspraken op nabestaandenpensioen de in voorgaande pensioenreglementen van het Fonds bedoelde korting wegens groot leeftijdsverschil is toegepast, zal het ongekorte bijzondere nabestaandenpensioen in mindering worden gebracht op het nabestaandenpensioen berekend volgens dit reglement.
Artikel 6 Facultatief nabestaandenpensioen
Recht op facultatief nabestaandenpensioen
1. De partner in de zin van dit reglement van de deelnemer heeft recht op nabestaandenpensioen over de toekomstige diensttijd (Facultatief nabestaandenpensioen).
Afzien van facultatief nabestaandenpensioen
2. Er bestaat geen recht op nabestaandenpensioen over de toekomstige diensttijd vanaf het moment dat de deelnemer en de partner gezamenlijk aan het Fonds -op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier (afstandsverklaring)- hebben aangegeven dat zij het facultatieve nabestaandenpensioen niet of niet langer willen verzekeren.
Geen recht op facultatief nabestaandenpensioen
3. Er bestaat geen recht op facultatief nabestaandenpensioen als de deelnemer overlijdt binnen een jaar na:
- het sluiten van het huwelijk; of
- het aangaan van het geregistreerd partnerschap; of
- na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM.
Deze uitsluiting geldt niet als het voor het Bestuur aannemelijk is of wordt gemaakt dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer leed ten tijde van de hiervoor genoemde gebeurtenissen.
Intrekken afstandsverklaring
4. De deelnemer die gezamenlijk met de partner heeft afgezien van de verzekering van het facultatief nabestaandenpensioen (lid 2 van dit artikel) kan deze afstandsverklaring intrekken. Het verzoek tot intrekking wordt door de deelnemer en de partner gezamenlijk gedaan op een door het Fonds beschikbaar gesteld formulier.
De in lid 3 van dit artikel genoemde termijn van uitsluiting bij overlijden binnen een jaar gaat in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de afstandsverklaring aan het Fonds is gedaan.
Hoogte facultatief nabestaandenpensioen
5. Het facultatieve nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer vanaf de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden zou hebben opgebouwd als het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd zou zijn bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd.
Hierbij wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde bruto pensioengrondslag en wordt geen rekening gehouden met de verlaging van opbouw zoals bedoeld in artikel 4 lid 3. Het in de bruto pensioengrondslag begrepen percentage variabele uitkering en/of variabel inkomen wordt vervangen door het over de laatste drie jaar gemiddelde percentage variabele uitkering en/of variabel inkomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de maximumbedragen in het jaar van overlijden. Indien sprake is van een verlaging van genoemde bruto pensioengrondslag vanwege het van toepassing zijn van de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage (voor zover pensioengevend),
blijft deze verlaging buiten beschouwing bij de vaststelling van de bruto pensioengrondslag voor het facultatief nabestaandenpensioen.
Ingangsdatum en einddatum
6. Het facultatieve nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het facultatieve nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
Vervallen aanspraken
7. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid , komt de aanspraak op het facultatieve nabestaandenpensioen te vervallen.
Artikel 7 Anw-hiaatpensioen
Recht op Anw-hiaatpensioen
1. De partner in de zin van dit reglement van de deelnemer heeft recht op Anw-hiaatpensioen.
Afzien van Anw-hiaatpensioen
2. De in lid 1 genoemde partner heeft geen recht op een Anw-hiaatpensioen vanaf het moment dat de deelnemer en de partner gezamenlijk aan het Fonds - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier (afstandsverklaring) - hebben aangegeven dat zij het Anw-hiaatpensioen niet of niet langer willen verzekeren.
Geen recht op Anw-hiaatpensioen
3. Er bestaat geen recht op Anw-hiaatpensioen als de deelnemer overlijdt binnen een jaar na:
- het sluiten van het huwelijk; of
- het aangaan van het geregistreerd partnerschap; of
- na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM.
Deze uitsluiting geldt niet als het voor het Bestuur aannemelijk is of wordt gemaakt dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer leed ten tijde van de hiervoor genoemde gebeurtenissen.
Intrekken afstandsverklaring
4. De deelnemer die gezamenlijk met de partner heeft afgezien van de verzekering van het Anw- hiaatpensioen (lid 2 van dit artikel) kan deze afstandsverklaring intrekken. Het verzoek tot intrekking wordt door de deelnemer en de partner gezamenlijk gedaan op een door het Fonds beschikbaar gesteld formulier.
De in lid 3 van dit artikel genoemde termijn van uitsluiting bij overlijden binnen een jaar gaat in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de afstandsverklaring aan het Fonds is
gedaan.
Hoogte Anw-hiaatpensioen
5. De hoogte van het Anw-hiaatpensioen is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement. Het (onafgeronde) verzekerde Anw-hiaatpensioen wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de sinds de laatste vaststelling opgetreden procentuele verandering van de Anw-uitkering. Het verzekerde Anw-hiaatpensioen wordt telkens op het dichtstbijzijnde veelvoud van € 50,- per jaar afgerond.
Ingangsdatum en einddatum
6. Het Anw-hiaatpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Bij overlijden van de deelnemer op of na 1 april 2018 wordt het Anw-hiaatpensioen uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, maar uiterlijk tot de dag waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd.
Bij ingang voor 1 april 2018: Zie Overgangsregeling 7 van dit reglement.
Vervallen aanspraken
7. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering, vervallen de aanspraken op het Anw-hiaatpensioen.
Voortzetting na pensionering
8. De deelnemer heeft het recht om na pensionering de verzekering van het Anw-hiaatpensioen voort te zetten tot uiterlijk de dag waarop de gepensioneerde de AOW-gerechtigde leeftijd verhoogd met 10 jaar bereikt, met als uiterste datum de 78ste verjaardag van de deelnemer. Na overlijden van de gepensioneerde op of na 1 april 2018 gaat het Anw-hiaatpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden. Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, maar uiterlijk tot de dag waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Bij ingang voor 1 april 2018: Zie Overgangsregeling 7 van dit reglement.
Artikel 8 Wezenpensioen
Recht op wezenpensioen
1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer, de gepensioneerde en de kinderen van de nagelaten partner.
Hoogte wezenpensioen
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het op 31 december 2015 opgebouwde ouderdomspensioen plus 14% van het vanaf 1 januari 2016 opgebouwde ouderdomspensioen.
Als de deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt het wezenpensioen vastgesteld op het bij overlijden opgebouwde wezenpensioen plus 14% van het
ouderdomspensioen dat de deelnemer zou hebben opgebouwd als het deelnemerschap vanaf overlijden ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd zou zijn bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd. Indien sprake is van een verlaging van de bruto pensioengrondslag vanwege het van toepassing zijn van de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage (voor zover pensioengevend), blijft deze verlaging voor de vaststelling van het bereikbare ouderdomspensioen ter berekening van het wezenpensioen buiten beschouwing.
Begrenzing uitkering wezenpensioen na overlijden
3. Als er recht bestaat op (facultatief) nabestaandenpensioen, is het gezamenlijke bedrag van het wezenpensioen, het (facultatief) nabestaandenpensioen en het uitgekeerde wettelijke nabestaandenpensioen niet hoger dan 100% van de gemaximeerde bruto pensioengrondslag.
Als dat wel het geval is, dan worden de wezenpensioenen zodanig gekort (en wel voor ieder kind met een gelijk gedeelte), dat het gezamenlijke bedrag 100% van de gemaximeerde bruto pensioengrondslag bedraagt.
Ingangsdatum/Einddatum uitkering wezenpensioen
4. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of van een gerechtigde tot een arbeidsongeschiktheidspensioen gaat het wezenpensioen in op de dag volgend op die van het overlijden.
Bij overlijden van een gepensioneerde gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot:
- de eerste dag van de maand volgend op de 18-de verjaardag van het kind;
- de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind als en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het:
• voortgezet onderwijs;
• beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet Studiefinanciering 2000,
maar uiterlijk tot en met de maand van overlijden van het kind.
Het Bestuur kan, volgens door het Bestuur opgestelde richtlijnen (Uitvoeringsbesluit toekenning wezenpensioen en studie) eveneens tot verlenging van de wezenpensioenuitkering besluiten voor kinderen die een dagopleiding volgen die niet valt onder het voortgezet onderwijs of onderwijs als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000.
Artikel 9 Arbeidsongeschiktheidspensioen
Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen
1. De deelnemer die recht heeft op een WIA-uitkering heeft ook recht op een arbeids- ongeschiktheidspensioen van het Fonds.
Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen
2. Er bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen:
- als - en voor het gedeelte dat - de WIA-uitkering niet tot uitkering komt;
- als de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap of tijdens de periode van twee jaar vóór de aanvang van het deelnemerschap een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering heeft ontvangen. In de arbeidsovereenkomst kan dit anders zijn overeengekomen.
- als de arbeidsongeschiktheid is ontstaan door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
Ingangsdatum
3. Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deelnemer die recht heeft op een IVA- uitkering gaat in bij ingang van de IVA-uitkering, maar niet eerder dan na afloop van het tweede ziektejaar.
4. Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deelnemer die recht heeft op een WGA- uitkering gaat in:
- aansluitend op de beëindiging van de loongerelateerde uitkeringsperiode op grond van de WGA; of
- op de eerdere datum van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de loongerelateerde uitkeringsperiode op grond van de WGA.
Pensioengrondslag
5. Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van de niet gemaximeerde bruto pensioengrondslag (zie artikel 1: Begripsomschrijvingen) van de deelnemer aan het einde van het tweede ziektejaar. Indien sprake is van een verlaging van de bruto pensioengrondslag vanwege het van toepassing zijn van de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage (voor zover pensioengevend), blijft deze verlaging buiten beschouwing bij de vaststelling van de bruto pensioengrondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.
6. Het in de bruto pensioengrondslag begrepen percentage variabele uitkering en/of variabel inkomen wordt voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen vervangen door het gemiddelde percentage variabele uitkering en/of variabel inkomen over de laatste drie jaar, rekening houdend met de maximum bedragen van het betreffende jaar.
7. De bruto pensioengrondslag wordt jaarlijks per 1 januari tot de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen geïndexeerd met de algemene loonronde.
Hoogte arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid
8. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%) de som van:
- 10% van de bruto pensioengrondslag tot maximaal het bedrag van de WIA-uitkeringsgrens en
- 80% van het deel van de bruto pensioengrondslag dat uitgaat boven het bedrag van de WIA uitkeringsgrens.
Hoogte arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
9. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (35- 80%) het volgende percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeids- ongeschiktheid.
Arbeidsongeschiktheidsklasse op basis van UWV-opgave: | Percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid: |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
Hoogte arbeidsongeschiktheidspensioen bij inkomen uit arbeid of onderneming
10. Het Fonds kan voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgaan van een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse dan is opgegeven door UWV. Dit gebeurt als de deelnemer meer (nieuw) inkomen uit arbeid of onderneming heeft dan overeenkomt met de door UWV opgegeven arbeidsongeschiktheids- klasse.
Het Fonds stelt dan jaarlijks een arbeidsongeschiktheidspercentage vast aan de hand van de verhouding tussen:
- het actuele inkomen uit arbeid of onderneming en
- het met de algemene loonronde verhoogde inkomen aan het einde van het tweede ziektejaar.
Einddatum
11. Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt per de datum:
- waarop het ouderdomspensioen ingaat (Overgangsregeling 1 van dit reglement inzake opgebouwde aanspraken onder het voorgaande reglement);
- waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd;
- van overlijden van de deelnemer;
- van beëindiging van het recht op WIA-uitkering door het UWV;
- waarop het door het Fonds berekende arbeidsongeschiktheidspercentage vanwege (nieuw) inkomen uit arbeid of onderneming minder bedraagt dan 35%.
Artikel 10 Wijziging arbeidsongeschiktheid
Medisch onderzoek
1. De arbeidsongeschikte deelnemer is verplicht op verzoek van het Bestuur mee te werken aan een medisch onderzoek door een door het Bestuur aan te wijzen geneeskundige.
Als betrokkene deze medewerking niet binnen een door het Bestuur te bepalen termijn verleent, kan het Bestuur de uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeiende rechten en aanspraken vervallen verklaren.
Wijziging arbeidsongeschiktheidsklasse
2. Als de door het UWV of het Fonds vastgestelde arbeidsongeschiktheidsklasse wijzigt, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast als die wijziging het gevolg is van:
a. een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid; of
b. een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat
- deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan het arbeidsongeschiktheidspensioen werd toegekend en
- na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
3 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderschapsverlof en non-activiteit
Artikel 11 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
Voortzetting deelnemerschap en pensioengrondslag
1. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid worden het deelnemerschap en de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet op basis van de bruto pensioengrondslag die gold aan het einde van het tweede ziektejaar. Indien sprake is van een verlaging van de bruto pensioengrondslag vanwege het van toepassing zijn van de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage (voor zover pensioengevend), blijft deze verlaging buiten beschouwing bij de vaststelling van de bruto pensioengrondslag voor de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid.
Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag is onverkort van kracht.
2. Er bestaat geen recht op voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid als deze arbeidsongeschiktheid naar oordeel van het Bestuur is ontstaan door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
3. Het in de bruto pensioengrondslag begrepen percentage variabele uitkering en/of variabel inkomen wordt voor de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid vervangen door het over de laatste drie jaar gemiddelde percentage variabele uitkering en/of variabel inkomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de maximum bedragen van het betreffende jaar.
4. Gedurende de periode van voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid wordt de bruto pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari aangepast aan de algemene loonronde. Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag is onverkort van kracht.
Pensioenopbouw in geval van een IVA-uitkering (Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt)
5. De pensioenopbouw wordt vanaf de aanvang van de IVA-uitkering voor 80% voortgezet.
6. De voortzetting van de pensioenopbouw eindigt uiterlijk op de pensioendatum of op de eerdere datum:
- waarop het ouderdomspensioen ingaat;
- van beëindiging van de IVA-uitkering.
Pensioenopbouw in geval van een WGA-uitkering 80-100% (Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt)
7. De pensioenopbouw wordt vanaf de aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode voor 80% voortgezet. Dit is een vast percentage en onafhankelijk van de feitelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
8. De vaste pensioenopbouw van 80% eindigt bij beëindiging van de loongerelateerde WGA- uitkeringsperiode (maximum duur is bereikt) of op de eerdere datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de loongerelateerde uitkeringsperiode;
- waarop het ouderdomspensioen ingaat;
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
9. Vanaf de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen (Artikel 9 lid 4) wordt de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte gedeelte voortgezet. De voortzetting vindt plaats op basis van een percentage uit de tabel van lid 13 dat behoort bij de door UWV opgegeven arbeidsongeschiktheidsklasse.
10. De voortzetting van de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte gedeelte eindigt uiterlijk per de datum:
- waarop het ouderdomspensioen ingaat;
- waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd;
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
Pensioenopbouw in geval van een WGA-uitkering 35-80% (Gedeeltelijk arbeidsongeschikt)
11. De pensioenopbouw wordt vanaf de aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode voor 93% voortgezet. Dit is een vast percentage en onafhankelijk van de feitelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
12. De vaste pensioenopbouw van 93% eindigt bij beëindiging van de loongerelateerde WGA- uitkeringsperiode (maximum duur is bereikt) of op de eerdere datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de loongerelateerde WGA- uitkeringsperiode; of
- waarop het ouderdomspensioen ingaat; of
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
13. Vanaf de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 9 lid 4), wordt de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte gedeelte voortgezet. De voortzetting vindt plaats op basis van het percentage uit de navolgende tabel dat behoort bij de door UWV opgegeven arbeidsongeschiktheidsklasse.
Arbeidsongeschiktheid van: | Percentage voortgezette pensioenopbouw: |
80-100% 65-80% | 80 58 |
55-65% | 48 |
45-55% | 40 |
35-45% | 32 |
25-35% | 24 |
15-25% | 16 |
0-15% | 8 |
14. De voortzetting van de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte gedeelte eindigt uiterlijk per de datum:
- waarop het ouderdomspensioen ingaat;
- waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd;
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid minder dan 35%
15. KLM stelt voor de deelnemer die volgens een keuring door UWV of een daaraan gelijk te stellen keuring minder dan 35% arbeidsongeschiktheid is, een fictieve loongerelateerde WGA- uitkeringsperiode vast.
16. Vanaf de aanvang fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode wordt de pensioenopbouw voor 100% voortgezet. Dit is een vast percentage en onafhankelijk van de feitelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
17. De vaste pensioenopbouw van 100% eindigt bij beëindiging van de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode (maximum duur is bereikt) of op de eerdere datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de fictieve loongerelateerde WGA- uitkeringsperiode; of
- waarop het ouderdomspensioen ingaat; of
- van overlijden; of
- van revalidatie.
18. Na beëindiging van de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode wordt de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte gedeelte voortgezet. De voortzetting is een percentage uit de tabel van lid 13. Voor de bepaling van de arbeidsongeschiktheidsklasse stelt KLM het arbeidsongeschiktheidspercentage vast.
19. De voortzetting van de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte gedeelte eindigt uiterlijk per de datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM;
- waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd;
- waarop het ouderdomspensioen ingaat;
- van overlijden;
- van revalidatie.
Wijziging arbeidsongeschiktheidsgegevens UWV
20. Op de voortzetting van de pensioenopbouw zijn de regels inzake wijziging arbeids- ongeschiktheid (artikel 10 van dit reglement) van toepassing. Dit betekent onder meer dat bij een gewijzigde opgave van de arbeidsongeschiktheidsgegevens door UWV, de voortzetting van de pensioenopbouw dienovereenkomstig wordt aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
a. een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid;
b. een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid mits:
- deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WIA-uitkering werd toegekend en
- na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
Deze bepaling is niet van toepassing over de periode dat de pensioenopbouw met een vast percentage wordt voortgezet (lid 7 en 11 van dit artikel).
Aanpassing arbeidsongeschiktheidsklasse door het Fonds
21. Het Fonds kan bij de vaststelling van de voortgezette pensioenopbouw tijdens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgaan van een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse dan opgegeven door UWV. Dit gebeurt indien de deelnemer feitelijk meer (nieuw) inkomen uit arbeid of onderneming heeft dan overeenkomt met de door UWV opgegeven arbeids- ongeschiktheidsklasse. Hiertoe stelt het Fonds jaarlijks een arbeidsongeschiktheidspercentage vast aan de hand van de verhouding tussen:
- het actuele inkomen uit arbeid of onderneming en
- het met de algemene loonronde verhoogde inkomen aan het einde van het tweede ziektejaar.
Premievrijstelling
22. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid is geen premie verschuldigd:
- tijdens de periode waarover de deelnemer een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt;
- over de periode vanaf de beëindiging van de fictieve loongerelateerde WGA- uitkeringsperiode indien en zolang er sprake is van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
Pensioenopbouw over het arbeidsgeschikte gedeelte
23. Na ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen dan wel na afloop van de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode vindt de pensioenopbouw over het arbeidsgeschikte gedeelte plaats op basis van:
- een bij dat arbeidsgeschikte gedeelte behorende nieuwe bruto pensioengrondslag; én
- rekening houdend met een eventueel nieuw deeltijdpercentage.
24. Voor de vaststelling van de netto pensioengrondslag over het arbeidsgeschikte gedeelte wordt de franchise zodanig vastgesteld dat deze, samen met de franchise voor het arbeidsongeschikte gedeelte, niet hoger is dan de franchise die in de Begripsomschrijvingen (artikel 1 van dit reglement) is vermeld.
Facultatief nabestaandenpensioen tijdens arbeidsongeschiktheid
25. Recht op facultatief nabestaandenpensioen heeft de partner met wie de arbeidsongeschikte deelnemer tijdens de voortzetting van het deelnemerschap
- gehuwd was, een geregistreerd partnerschap of een door de KLM erkend samenlevings- verband had; én
- ook op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid voor dit facultatieve nabestaanden- pensioen ten behoeve van deze partner verzekerd was.
26. De arbeidsongeschikte deelnemer die op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid niet verzekerd was voor een facultatief nabestaandenpensioen, heeft de mogelijkheid om zich ten behoeve van de partner alsnog voor dit facultatieve nabestaandenpensioen te verzekeren. In dat geval:
- dienen de arbeidsongeschikte en de partner dit gezamenlijk aan het Fonds -op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier- kenbaar te maken; én
- is de arbeidsongeschikte deelnemer voor de verzekering van het facultatief nabestaandenpensioen een jaarlijkse bijdrage verschuldigd van 1% van de bijdragegrondslag die bij de berekening van de voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid in dat jaar in aanmerking wordt genomen.
Anw-hiaatpensioen tijdens arbeidsongeschiktheid
27. De partner van een arbeidsongeschikte deelnemer heeft recht op Anw-hiaatpensioen indien de deelnemersbijdrage voor het Anw-hiaatpensioen (artikel 26 van dit reglement) tot het overlijden van de deelnemer aan het Fonds is doorbetaald.
28. De arbeidsongeschikte deelnemer die op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid niet verzekerd was voor het Anw-hiaatpensioen, heeft alsnog de mogelijkheid om zich ten behoeve van de partner voor dit Anw-hiaatpensioen te verzekeren. In dat geval:
- dienen de arbeidsongeschikte en de partner dit gezamenlijk aan het Fonds -op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier- kenbaar te maken; én
- is de arbeidsongeschikte deelnemer voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen de volledige maandelijkse bijdrage verschuldigd als bedoeld in artikel 26 lid 2 onder c.
Artikel 12 Voortzetting pensioenopbouw tijdens onvrijwillige werkloosheid ontstaan voor 1 januari 2011
Vervallen
Artikel 13 Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of geboorteverlof
Voortzetting pensioenopbouw
1. Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof of geboorteverlof als omschreven in de CAO, heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van het ouderschapsverlof of geboorteverlof voort te zetten.
2. Als de deelnemer kiest voor voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof, dan zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet en de deelnemersbijdrage op dezelfde wijze worden vastgesteld als wanneer de deelnemer niet met ouderschapsverlof of geboorteverlof was gegaan. Het bepaalde in
artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag is onverkort van kracht.
3. Als er sprake is van een volledig ouderschapsverlof of geboorteverlof waarbij het salaris tijdelijk wordt stopgezet en de deelnemer kiest voor voortzetting van de pensioenopbouw, dan wordt de tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof verschuldigde deelnemersbijdrage in mindering gebracht op de eerste salarisbetaling na afloop van de periode van volledig ouderschapsverlof of geboorteverlof.
Geen voortzetting pensioenopbouw
4. Als de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, blijft de risicodekking van het (facultatieve) nabestaandenpensioen, het Anw- hiaatpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen tijdens die periode gehandhaafd.
5. Tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof is voor de risicodekking bedoeld in lid 4 geen deelnemersbijdrage verschuldigd.
6. Als de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof kiest, dan wordt de resterende arbeidsduur als deeltijd beschouwd.
7. Als de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof kiest, dan is de deelnemer geen deelnemersbijdrage (artikel 26 lid 2 onderdeel a) verschuldigd voor dat gedeelte waarover de deelnemer ouderschapsverlof of geboorteverlof geniet.
Artikel 14 Non-activiteit
Voortzetting pensioenopbouw
1. Tijdens een tijdvak van non-activiteit als omschreven in de CAO kan de pensioenopbouw van de deelnemer worden voortgezet overeenkomstig hetgeen daarover in de CAO is vastgelegd. Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van de bruto pensioengrondslag is onverkort van kracht.
2. De hoogte van de voor de voortzetting verschuldigde bedragen wordt bepaald op basis van door het Bestuur vastgestelde grondslagen en factoren zoals vermeld in Bijlage 8 bij dit reglement.
Geen voortzetting pensioenopbouw
3. Als de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens non-activiteit kiest, blijft de risicodekking van het (facultatieve) nabestaandenpensioen en het Anw-hiaatpensioen tijdens die periode (maximaal 18 maanden) gehandhaafd alsof de deelnemer niet met non-activiteit was gegaan.
4. Tijdens de non-activiteit is voor de risicodekkingen als bedoeld in lid 3 geen deelnemersbijdrage verschuldigd.
4 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
Artikel 15 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers
Vaststelling bruto pensioengrondslag
1. Voor een deeltijdwerknemer wordt de bruto pensioengrondslag vastgesteld alsof de in de CAO afgesproken normale arbeidsduur zou gelden.
Pensioenopbouw in verhouding
2. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de in de CAO afgesproken normale arbeidsduur.
3. De pensioenaanspraken van de deeltijdwerknemer worden berekend door de pensioen- aanspraken bij normale arbeidsduur voor de periode van deeltijdwerk te vermenigvuldigen met het in die periode geldende deeltijdpercentage. Dit geldt niet voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen en Anw-hiaatpensioen.
Arbeidsongeschiktheid
4. Voor de berekening van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deeltijdwerknemer wordt de bruto pensioengrondslag bij normale arbeidsduur vermenigvuldigd met het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage.
5. Voor de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte deeltijdwerknemer het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid zou hebben behouden.
Facultatief nabestaandenpensioen
6. Bij de berekening van het facultatieve nabestaandenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende deeltijdpercentage heeft behouden tot de dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd zou zijn bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd.
Fictieve loongerelateerde periode
7. Bij overlijden tijdens de (fictieve) loongerelateerde WGA-periode wordt verondersteld dat de op dat moment geldende pensioenopbouw van toepassing is gebleven tot de dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd zou zijn bereikt, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd.
Begrenzing uitkering na overlijden
8. Bij de toetsing van het totale bedrag van (facultatief) nabestaandenpensioen, wezenpensioen en uitgekeerd wettelijk pensioen (artikel 8 lid 3 van dit reglement), worden voor de deeltijdwerknemer de bruto pensioengrondslag bij normale arbeidsduur en het uitgekeerde wettelijke pensioen vermenigvuldigd met het bij overlijden geldende deeltijdpercentage.
5 Premievrije aanspraken
Artikel 16 Premievrije aanspraken bij einde deelnemerschap
Premievrije aanspraken
1. Als het deelnemerschap eindigt anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op:
- een premievrij ouderdomspensioen
- een premievrij nabestaandenpensioen
- een premievrij wezenpensioen
De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen, facultatief nabestaandenpensioen en Anw- hiaatpensioen komen te vervallen.
Hoogte premievrij ouderdomspensioen
2. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen;
Hoogte premievrij nabestaandenpensioen
3. Het premievrije nabestaandenpensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde nabestaandenpensioen.
Hoogte premievrij wezenpensioen
4. Het premievrije wezenpensioen is voor elk gerechtigd kind gelijk aan het op het moment van einde deelnemerschap opgebouwde wezenpensioen.
Vervallen zeer kleine pensioenaanspraken
5. Premievrije aanspraken op ouderdomspensioen die niet meer dan € 2,- per jaar bedragen, alsmede de van dit ouderdomspensioen afgeleide aanspraken op nabestaanden- en wezenpensioen, komen per de beëindiging van het deelnemerschap te vervallen ten gunste van het fonds.
Informatie
6. Aan de gewezen deelnemer wordt mededeling gedaan van de verleende aanspraken. De gewezen deelnemer ontvangt jaarlijks een opgave van de premievrije aanspraken.
6 Keuzemogelijkheden bij ingang ouderdomspensioen
Artikel 17 Met pensioen
Vervroeging
1. Naar keuze van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder ingaan dan op de pensioendatum.
a. Het pensioen kan op zijn vroegst ingaan op de dag waarop de 55ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt.
b. Het ouderdomspensioen kan alleen eerder ingaan als en voor het gedeelte dat het dienstverband van de deelnemer met KLM is geëindigd.
Herrekening hoogte pensioen
2. Op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt het pensioen op de pensioenrichtleeftijd vervroegd onder gelijktijdige verlaging van dit pensioen. De actuariële waarde van de aanspraken zal -met gebruikmaking van sekseneutrale factoren- voor en na vervroeging aan elkaar gelijk zijn. De vervroegingsfactoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
Termijnen voor het kenbaar maken van de keuze
3. De deelnemer dient de keuze voor een eerdere ingangsdatum -conform de bepalingen in de CAO- op zijn vroegst negen maanden maar ten minste zes maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum aan KLM kenbaar te maken. KLM dient de keuze van de deelnemer ten minste 6 maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum aan het Fonds kenbaar te maken.
De gewezen deelnemer dient de keuze voor een eerdere ingangsdatum ten minste twee maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum aan het Fonds kenbaar te maken.
Gemaakte keuze voor eerste ziektedag en samenloop
4. Voor de deelnemer die voor de eerste ziektedag al de keuze als bedoeld in lid 1 van dit artikel kenbaar gemaakt heeft en die
- een loondoorbetaling ontvangt, of
- een uitkering krachtens de WIA ontvangt, of
- een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, die voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM,
blijft de gekozen vervroegde pensioendatum van kracht.
De in dit lid bedoelde loondoorbetaling of uitkering wordt met het vanaf de vervroegde pensioendatum uit te keren pensioen verrekend.
Artikel 18 Deeltijdpensioen
Keuzemogelijkheden deelnemer
1. Naar keuze van de deelnemer kan het ouderdomspensioen gedeeltelijk (vervroegd) ingaan. Deze keuze kan niet door de gewezen deelnemer gemaakt worden.
2. Tenzij in het pensioenreglement (inclusief bijlagen) anders is bepaald, mogen het gekozen deeltijdpensioenpercentage en het deeltijdpercentage voor het gedeelte dat de deelnemer bij KLM in dienst blijft, samen niet meer bedragen dan het percentage waarvoor de deelnemer in dienst was bij KLM.
3. Een eenmaal gekozen deeltijdpensioenpercentage geldt tot de datum van volledige pensioeningang en kan niet tussentijds gewijzigd worden.
4. Op de deeltijdpensioendatum heeft de deelnemer de keuzemogelijkheid van gedeeltelijke afkoop van het deeltijdpensioen als vermeld in artikel 19B.
Termijnen voor het kenbaar maken van de keuze
5. De deelnemer dient de keuze voor deeltijdpensioen - conform de bepalingen in de CAO - op zijn vroegst negen maanden maar ten minste zes maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum aan KLM kenbaar te maken.
6. KLM dient de keuze van de deelnemer voor deeltijdpensioen ten minste zes maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum aan het Fonds kenbaar te maken.
Berekening deeltijdpensioen
7. Het deeltijdpensioen wordt berekend door het ouderdomspensioen dat op de pensioendatum zou ingaan (artikel 4 van dit reglement) te vermenigvuldigen met het deeltijdpensioenpercentage.
8. Dit gedeelte van het ouderdomspensioen wordt vervolgens vervroegd overeenkomstig de regels die gelden bij eerdere pensionering (artikel 17 lid 2 van dit reglement).
Ingangsdatum deeltijdpensioen
9. Het deeltijdpensioen kan ingaan op elke willekeurige dag van een maand.
10. Het deeltijdpensioen kan op zijn vroegst ingaan op de dag waarop de 55ste verjaardag van de deelnemer valt.
11. Het deeltijdpensioen gaat uiterlijk in op de dag gelegen een maand voorafgaande aan de dag waarop de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Pensioenopbouw
12. Voor het gedeelte dat de deelnemer na het opnemen van deeltijdpensioen bij KLM in dienst blijft, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet.
Deeltijdpensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
13. De gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheids- pensioen, kan over zijn arbeidsgeschikte gedeelte deeltijdpensioen opnemen.
14. Op de keuze voor deeltijdpensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zijn de in dit artikel genoemde voorwaarden van toepassing.
15. Bij het opnemen van deeltijdpensioen in combinatie met arbeidsongeschiktheidspensioen geldt tevens dat:
- het deeltijdpensioenpercentage en het arbeidsongeschiktheidspercentage samen niet meer bedragen dan het percentage waarvoor de deelnemer bij KLM in dienst was. Hierbij wordt rekening gehouden met het deeltijdpercentage dat voorafgaand aan de ingang van het deeltijdpensioen respectievelijk arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing was;
- de WGA-uitkering niet met het deeltijdpensioen over het arbeidsgeschikte gedeelte wordt verrekend;
- bij een toename van de arbeidsongeschiktheid, de verhoging van het arbeids- ongeschiktheidspensioen en de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeids- ongeschiktheid alleen betrekking kan hebben op dat deel van het arbeidsgeschikte gedeelte waarover geen deeltijdpensioen is opgenomen.
Artikel 19 Wijziging in de verhouding tussen nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen
Wijziging verhouding
1. Op de (vervroegde) pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer of op de deeltijd- pensioendatum heeft de deelnemer eenmalig de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het nabestaandenpensioen enerzijds en het ouderdomspensioen anderzijds te wijzigen. De hoogte van het nabestaandenpensioen enerzijds en de hoogte van het ouderdomspensioen anderzijds kunnen op de (vervroegde ) pensioendatum of deeltijdpensioendatum gewijzigd worden in één van de hierna omschreven verhoudingen.
a. nabestaandenpensioen: ouderdomspensioen | = | 100 : | 100; |
b. nabestaandenpensioen: ouderdomspensioen | = | 85 : | 100; |
c. nabestaandenpensioen: ouderdomspensioen | = | 70 : | 100; |
d. nabestaandenpensioen: ouderdomspensioen | = | 50 : | 100; |
e. nabestaandenpensioen: ouderdomspensioen | = | 0 : | 100. |
De actuariële waarde van de aanspraken zal - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - voor en na omzetting aan elkaar gelijk zijn. De uitruilfactoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
2. Het nabestaandenpensioen van de (gewezen) deelnemer die op de (vervroegde) pensioendatum of het nabestaandenpensioen van de deelnemer die op de deeltijdpensioendatum geen partner heeft, zal op de (vervroegde ) pensioendatum of deeltijdpensioendatum volledig worden omgezet in ouderdomspensioen.
Bijzonder ouderdoms- en/of nabestaandenpensioen
3. Als er aanspraken zijn toegekend op een bijzonder ouderdomspensioen en/of bijzonder nabestaandenpensioen of wanneer er sprake is van conversie van pensioenrechten, zal hiermee bij de in dit artikel bedoelde omzetting rekening worden gehouden. Deze omzetting vindt in dat geval plaats op basis van door het Bestuur vast te stellen regels.
Termijn voor het kenbaar maken van de keuze
4. De in lid 1 van dit artikel genoemde keuze dient tenminste 2 maanden vooraf - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de deelnemer als de partner.
Informatie
5. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
Herziening factoren
6. De in lid 1 bedoelde factoren worden door het Bestuur periodiek opnieuw vastgesteld.
Artikel 19A Variatie in de hoogte ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer kan - tenzij op de pensioendatum de keuze wordt gemaakt voor gedeeltelijke afkoop van het ouderdomspensioen als vermeld in artikel 19B - het Bestuur verzoeken het ouderdomspensioen bij ingang tijdelijk (tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd of voor een periode van minimaal één jaar als de einddatum van de tijdelijke periode niet samenvalt met de AOW-gerechtigde leeftijd en maximaal tot 10 jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd) te verhogen dan wel te verlagen. Per de AOW-gerechtigde leeftijd en/of de andere einddatum van de tijdelijke periode wordt het ouderdomspensioen gelijkwaardig verlaagd dan wel verhoogd.
2. Als er sprake is van samenloop in de zin van artikel 4 lid 4 van dit reglement, waarbij een loondoorbetaling of een uitkering op grond van de WIA of een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering met het ouderdomspensioen wordt verrekend, moet de verlaagde uitkering als bedoeld in lid 1 minimaal even hoog zijn als genoemde arbeidsongeschiktheidsuitkering.
3. De laagste uitkering kan niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering. Het gedeelte dat overeenkomt met tweemaal de AOW-uitkering vermeerderd met vakantietoeslag, blijft tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd bij de bepaling van de hoogste uitkering buiten beschouwing.
4. De keuze voor variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen moet gemaakt worden bij de volledige ingang van het ouderdomspensioen en kan nadien niet meer gewijzigd worden.
5. De van het ouderdomspensioen af te leiden pensioenen kunnen bij de variabilisering worden betrokken. Het Bestuur stelt hiervoor rekenregels op.
6. De actuariële waarde van de aanspraken zal -met gebruikmaking van sekseneutrale factoren- voor en na de variabilisering aan elkaar gelijk zijn. De factoren voor de variabilisering staan in Bijlage 1 bij dit reglement.
7. Het bestuur kan aanvullende voorwaarden stellen aan de mogelijkheid tijdelijke verhoging of verlaging van het ouderdomspensioen toe te passen.
Artikel 19 B Gedeeltelijke afkoop ouderdomspensioen op de (vervroegde) pensioendatum of deeltijdpensioendatum
Keuzemogelijkheid gedeeltelijke afkoop
1. Het Fonds gaat op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer op de (vervroegde) pensioendatum en op verzoek van de deelnemer op de deeltijdpensioendatum over tot afkoop van een deel van de waarde van diens aanspraken op levenslang ouderdomspensioen respectievelijk een deel van de waarde van het overeenkomstig artikel 18 lid 7 en 8 berekende deeltijdpensioen. Gedeeltelijke afkoop is mogelijk indien de (deeltijd)pensioendatum is gelegen op of na 1 juli 2023 en vindt plaats in de vorm van de uitkering van een bedrag-ineens aan de (gewezen) deelnemer. De uitkering van de gedeeltelijke afkoop van het levenslange ouderdomspensioen vindt op de (vervroegde) pensioendatum of deeltijdpensioendatum plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.
Afkooppercentage
2. Naar keuze van de (gewezen) deelnemer bedraagt de gedeeltelijke afkoop als bedoeld in lid 1 maximaal 10% van de waarde van de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen respectievelijk deeltijdpensioen, met dien verstande dat toepassing van het door de (gewezen) deelnemer gekozen percentage plaatsvindt nadat de in artikel 19 genoemde wijziging in de verhouding ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen is doorgevoerd. Als gevolg van de gedeeltelijke afkoop wordt - op basis van het door de (gewezen) deelnemer gekozen percentage gedeeltelijke afkoop - vanaf de pensioeningangsdatum de maandelijkse uitkering van het ouderdomspensioen, dan wel vanaf de deeltijdpensioeningangsdatum de maandelijkse uitkering van het deeltijdpensioen, dienovereenkomstig verlaagd.
Afkooptarief
3. De gedeeltelijke afkoop ouderdomspensioen dan wel deeltijdpensioen, bedoeld in de vorige leden van dit artikel, wordt berekend op basis van door het Bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde sekseneutrale grondslagen die voldoen aan de vereisten van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. In Bijlage 2 van dit reglement zijn de afkoopfactoren voor de berekening van de uitkering van de gedeeltelijke afkoop van het pensioen opgenomen.
Termijn voor het kenbaar maken van keuzes
4. De (gewezen) deelnemer dient het afkoopverzoek als genoemd in lid 1 en het op grond van lid 2 genoemde afkooppercentage ten minste twee maanden voorafgaande aan de (vervroegde) pensioendatum dan wel deeltijdpensioendatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar te maken.
Geen afkoop mogelijk
5. In afwijking van het bepaalde in dit artikel gaat het Fonds niet tot gedeeltelijke afkoop over indien:
- de (gewezen) deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid tot variatie in de hoogte van het jaarlijkse ouderdomspensioen als genoemd in artikel 19A;
- de uitkering van het levenslange ouderdomspensioen dan wel deeltijdpensioen op jaarbasis als gevolg van de gedeeltelijke afkoop lager is dan het bedrag van de afkoopgrens (zie Bijlage 4).
Uitstel uitbetaling gedeeltelijke afkoop levenslang ouderdomspensioen
6. Bij ingang van het levenslang ouderdomspensioen in de maand dat de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, vindt - op verzoek van de (gewezen) deelnemer en in afwijking van lid 1 - de uitbetaling van de gedeeltelijke afkoop levenslang ouderdomspensioen plaats in de maand januari van het daaropvolgende jaar.
7. Indien de pensioengerechtigde overlijdt vóórdat de uitbetaling van de gedeeltelijke afkoop levenslang ouderdomspensioen in de maand januari van het daaropvolgende jaar heeft plaatsgevonden, dan wordt het verzoek als bedoeld in lid 6 geacht niet te zijn ingediend en wordt de verlaging van de maandelijkse uitkering van het levenslange ouderdomspensioen als vermeld in lid 2 met terugwerkende kracht vanaf de pensioendatum ongedaan gemaakt en nabetaald.
8. In geval de voormalige partner die recht heeft op een verevend levenslang ouderdomspensioen als vermeld in artikel 21 overlijdt vóórdat de uitbetaling van het verevende deel van de gedeeltelijke afkoop in de maand januari van het daaropvolgende jaar heeft plaatsgevonden, dan wordt het verevende deel van de gedeeltelijke afkoop levenslang ouderdomspensioen in de maand januari van het daaropvolgende jaar aan de pensioengerechtigde uitbetaald.
7 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging samenlevingsverband
Artikel 20 Bijzonder nabestaandenpensioen
Ontstaan recht op bijzonder nabestaandenpensioen
1. De gewezen partner van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde krijgt aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen bij:
- echtscheiding;
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
- beëindiging van het geregistreerd partnerschap;
- beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband.
Ingangs- en einddatum uitkering
2. Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner. Na het overlijden van de gewezen partner komt het bijzonder nabestaandenpensioen te vervallen.
Hoogte bijzonder nabestaandenpensioen
3. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen die zou zijn verkregen als het deelnemerschap was geëindigd op de datum van:
- echtscheiding; of
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of
- beëindiging van het geregistreerd partnerschap; of
- het door KLM erkende samenlevingsverband.
Wanneer de hiervoor genoemde beëindiging van een relatie plaatsvindt nadat het deelnemerschap is geëindigd, is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan de (geïndexeerde) aanspraak op nabestaandenpensioen die bij het einde van de deelneming is verkregen.
Jaarlijkse (voorwaardelijke) aanpassing
4. Het bijzonder nabestaandenpensioen wordt jaarlijks (voorwaardelijk) aangepast met de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar (artikel 25 lid 1 van dit reglement).
Beëindiging erkend samenlevingsverband
5. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na schriftelijke melding daarvan door KLM aan het Fonds.
Afwijkende regeling
6. Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing als de (gewezen) partners bij (huwelijkse) voorwaarden of een schriftelijke overeenkomst anders overeenkomen.
Een afwijking van het in lid 3 is alleen geldig als het Fonds schriftelijk heeft verklaard dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Informatie
7. De gewezen partner ontvangt een schriftelijke opgave van de verleende aanspraak. De gewezen partner ontvangt vervolgens een keer in de vijf jaar een opgave van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen.
Artikel 21 Bijzonder ouderdomspensioen en conversie van pensioen bij scheiding
Recht op bijzonder ouderdomspensioen
1. Na scheiding heeft de (gewezen) huwelijkspartner of (gewezen) geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding. Voorwaarde hiervoor is dat minimaal een van beide echtgenoten of geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding dit op een wettelijk voorgeschreven formulier aan het Fonds heeft gemeld.
Daarnaast kunnen beide echtgenoten of geregistreerde partners alsnog gezamenlijk na twee jaar na het tijdstip van scheiding bij het fonds een verzoek indienen tot het onverkort van toepassing laten zijn van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding.
Uitsluiting verevening
2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing als de (gewezen) partners de toepasselijkheid van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij (huwelijkse) voorwaarden of een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding.
Geen verevening onder afkoopgrens
3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde pensioenverevening vindt alleen plaats als het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding hoger is dan de afkoopgrens. Dit bedrag staat in de cijferbijlage bij dit reglement.
Ingangsdatum bijzonder ouderdomspensioen
4. Het bijzonder ouderdomspensioen gaat in op de datum waarop het (vervroegde) ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer ingaat. Als het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer een verlaging ondergaat, enkel als gevolg van een vervroegde pensioendatum, zal het bijzonder ouderdomspensioen evenredig verlaagd worden.
Einddatum bijzonder ouderdomspensioen
5. Het bijzonder ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer.
6. Als de gerechtigde voor het bijzonder ouderdomspensioen eerder overlijdt dan de (gewezen) deelnemer wordt het bijzonder ouderdomspensioen uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gerechtigde. Met ingang van de eerste van de maand volgend op het overlijden van de gerechtigde wordt het bijzonder ouderdomspensioen als ouderdomspensioen aan de deelnemer uitgekeerd.
Overlijden voor de (vervroegde) pensioendatum
7. Als de (gewezen) deelnemer overlijdt voor de (vervroegde) pensioendatum vervalt het bijzonder ouderdomspensioen.
8. Als de gerechtigde voor het bijzonder ouderdomspensioen overlijdt voor de (vervroegde) pensioendatum wordt het bijzonder ouderdomspensioen als ouderdomspensioen aan de (gewezen) deelnemer toebedeeld.
Jaarlijkse (voorwaardelijke) aanpassing
9. Tijdens het deelnemerschap en na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen ieder jaar voorwaardelijk aangepast met maximaal de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar, een en ander conform het bepaalde in artikel 25 lid 1 van dit reglement.
Conversie
10. Op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen de (gewezen) partners bij (huwelijkse) voorwaarden of een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding conversie overeenkomen. Conversie is alleen mogelijk voor (gewezen) deelnemers.
Het in lid 1 van dit artikel bedoelde bijzonder ouderdomspensioen wordt dan samen met het bijzonder nabestaandenpensioen (artikel 20 van dit reglement) omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner.
11. Het eigen recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner gaat in op de dag waarop de gewezen partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner.
12. Het recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner wordt jaarlijks (voorwaardelijk) aangepast met maximaal de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar, een en ander conform het bepaalde in artikel 25 lid 2 van dit reglement.
13. Het Bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen.
Kosten
14. Het Bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de gewezen partners in rekening te brengen.
Informatie
15. De gewezen partner ontvangt een schriftelijk mededeling van de verleende aanspraak of het verleende recht. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
8 Waardeoverdracht, bijsparen voor extra pensioenaanspraken, uitzending en sociale verzekering
Artikel 22 Waardeoverdracht
Waardeoverdracht bij indiensttreding
1. De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij KLM premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, krijgt een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, als:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking of deelneming bij de vorige werkgever:
b. deze premievrije aanspraken zijn opgebouwd in een dienstbetrekking die op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
c. de deelnemer schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxx van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft overgedragen.
Automatische inkomende waardeoverdracht klein pensioen
2. De deelnemer voor wie op grond van een automatische waardeoverdracht op basis van de Wet waardeoverdracht klein pensioen door het pensioenfonds een overdrachtswaarde wordt ontvangen, verkrijgt een aanvullende pensioenaanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken.
3. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van pensioen- aanspraken conform dit reglement, volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Waardeoverdracht na uitdiensttreding
4. De premievrije aanspraken op pensioenen verkregen bij beëindiging van het dienstverband (artikel 16 van dit reglement), met uitzondering van de aanspraken als bedoeld in artikel 28 lid 1 (Automatische uitgaande waardeoverdracht klein pensioen), worden op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet, vervangen door een overdrachtswaarde als:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking of deelneming bij KLM;
b. de premievrije aanspraken zijn ontstaan op grond van een deelnemerschap dat op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
c. de deelnemer na aanvang van het deelnemerschap in een nieuwe pensioenregeling schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij de nieuwe pensioenuitvoerder heeft gedaan;
d. dit bedrag besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet;
e. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die pensioenuitvoerder;
f. de partner instemt met de overdracht van de waarde van het nabestaandenpensioen.
5. De in het vorige lid van dit artikel genoemde uitkering-ineens wordt berekend volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioen- regeling.
Waardeoverdracht vanuit een andere KLM-regeling/Interne waardeoverdracht
6. Op een waardeoverdracht vanuit een andere KLM-pensioenregeling naar deze pensioen- regeling en op een interne waardeoverdracht bij herleving van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling zijn de bepalingen van dit artikel alsmede de bepalingen van de Pensioenwet (artikel 76, Plicht tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever) van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23 Bijsparen voor extra pensioenaanspraken
De regeling voor Bijsparen voor extra pensioenaanspraken is per 1 januari 2013 beëindigd. Op de per 31 december 2012 opgebouwde premievrije aanspraken blijven de regels van de Overgangsregeling Individueel Pensioensparen (Bijlage 3 bij dit reglement) voor zover nog relevant van toepassing.
Artikel 24 Uitzending en sociale verzekering
Vergoeding door het Fonds
1. Het Fonds keert vergoedingen uit als en voor het gedeelte dat door uitzending van de deelnemer naar het buitenland uitkeringen van de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Nabestaandenwet (Anw) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) worden gederfd, anders dan door eigen toedoen van de deelnemer en/of diens partner.
Hoogte aanvullend ouderdomspensioen
2. Voor elk jaar dat de deelnemer naar het buitenland uitgezonden is geweest, verstrekt het Fonds met ingang van 1 januari 2002 een aanvullend ouderdomspensioen ter grootte van 2,0% van de Bijdragefranchise. Deze vergoeding geldt niet voor uitzendingen die aanvangen op of na
1 januari 2021.
Ingangs- en einddatum aanvullend ouderdomspensioen
3. Het aanvullend ouderdomspensioen gaat in op het moment dat het ouderdomspensioen (Artikel 4) ingaat en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer.
Aanvullend nabestaandenpensioen
4. Als de deelnemer verzekerd was voor een facultatief nabestaandenpensioen (artikel 6 van dit reglement), verstrekt het Fonds een aanvullend nabestaandenpensioen als de nagelaten partner een Anw-uitkering zou hebben gekregen indien deze voor de Anw verzekerd zou zijn geweest. Deze vergoeding geldt niet voor uitzendingen die aanvangen op of na 1 januari 2021.
Hoogte aanvullend nabestaandenpensioen
5. Het aanvullend nabestaandenpensioen bedraagt voor een nabestaande met kinderen onder de 18 jaar 100% van de Bijdragefranchise en voor een nabestaande zonder kinderen onder de 18 jaar 80% van de Bijdragefranchise.
Ingangs- en einddatum aanvullend nabestaandenpensioen
6. De uitbetaling van dit aanvullend nabestaandenpensioen gaat bij overlijden van de deelnemer op of na 1 april 2018 in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, maar uiterlijk tot de dag waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Bij ingang voor 1 april 2018: Zie Overgangsregeling 7 van dit reglement.
Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
7. Het Fonds keert een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (Artikel 9) uit ter grootte van de WIA-uitkering die van toepassing zou zijn geweest indien de deelnemer in Nederland voor de WIA verzekerd zou zijn geweest.
Verrekening buitenlandse sociale uitkeringen
8. Uitkeringen uit buitenlandse sociale verzekeringen, die door de deelnemer en/of diens partner als gevolg van uitzending naar het buitenland worden verkregen, worden op de Fondspensioenen in mindering gebracht.
9. Voor de toepassing van dit artikel worden uitkeringen-ineens uit buitenlandse sociale verzekeringen en uitkeringen met een overeenkomstig karakter herleid tot pensioen volgens de bij het Fonds in gebruik zijnde actuariële grondslagen.
9 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 25 Indexering
Indexering opgebouwde pensioenaanspraken deelnemers, premievrije pensioenen gewezen deelnemers en ingegane pensioen
1. De opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije pensioenen van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks, mede op basis van de geldende wettelijke bepalingen, in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije pensioenen van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen worden aangepast.
Gedeeltelijke indexering
2. Als de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen naar het oordeel van het Bestuur en mede op basis van de geldende wettelijke bepalingen, niet volledig aangepast kunnen worden, worden deze aangepast met een gelijk percentage van de maximale indexatiemaatstaf als bedoeld in lid 1.
Extra indexering en herstel opbouwkorting
3. Het Bestuur is bevoegd om, met inachtname van de geldende wettelijke bepalingen, in enig jaar
a. de toegepaste verlaging van de opbouw als bedoeld in artikel 4, te herstellen, en/ of;
b. extra indexaties te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen, mits dit niet leidt tot een hoger pensioen dan bij volledige indexatie verkregen zou zijn.
Voorwaardelijkheidsverklaring
4. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in dit artikel is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
10 Financiering
Artikel 26 Premie en deelnemersbijdragen
1. Voor de financiering van de basispensioenregeling is met ingang van 1 januari 2021 een vaste premie beschikbaar van 25,5% van de premiegrondslag.
De vaste premie wordt gevormd door een werkgeversbijdrage en de deelnemersbijdrage zoals bedoeld in lid 3 a van dit artikel.
De premie inclusief de deelnemersbijdrage wordt door KLM afgedragen aan het Fonds.
2. Daarnaast draagt KLM de door deelnemers verschuldigde premie af voor het facultatief nabestaandenpensioen (artikel 6) en het Anw-hiaatpensioen (artikel 7).
Hoogte deelnemersbijdrage
3. Voor ieder kalenderjaar is de bijdrage van de deelnemers gelijk aan:
a. 5,2% van de bijdragegrondslag in dat jaar voor de verzekering van het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen;
b. een percentage van de bijdragegrondslag in dat jaar voor de verzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen als voor deze verzekering is gekozen; en
c. een maandelijkse bijdrage voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen als voor deze verzekering is gekozen.
Voor een gedeelte van een kalenderjaar wordt de deelnemersbijdrage naar evenredigheid vastgesteld.
De onder b en c bedoelde percentages en bedragen zijn opgenomen in de cijferbijlage bij dit reglement.
Inhouding door KLM op salaris
4. De deelnemersbijdragen zijn per maand verschuldigd en worden voldaan door middel van inhouding door KLM op het salaris of op de het salaris vervangende uitkering.
Deelnemersbijdrage bij deeltijdwerken
5. Als de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage als bedoeld in lid 3 onder a en b vastgesteld in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de in de CAO afgesproken normale arbeidsduur.
11 Uitbetaling van pensioenen en afkoop kleine pensioenen
Artikel 27 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen, de uitkering van het bedrag-ineens in verband met gedeeltelijke afkoop op grond van artikel 19B en de uitkering-ineens als bedoeld in artikel 28 lid 3 t/m 5 geschiedt aan de uitkeringsgerechtigde.
Wijze van uitbetaling
2. Het pensioen wordt - met inachtneming van het bepaalde in lid 3 en 4 en onder inhouding van belasting en/of premies en andere wettelijk verschuldigde afdrachten - uitgekeerd door het Fonds op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen.
3. Het pensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling. De maandelijkse uitkering is gelijk aan het jaarlijkse pensioen gedeeld door 12,96.
4. De jaarlijkse vakantie-uitkering wordt in mei uitgekeerd en bedraagt 8% van het totaal van de over de voorafgaande maanden mei tot en met april uitgekeerde maandelijkse pensioen- uitkeringen.
Wijze van uitbetaling uitkering (bedrag-)ineens
5. Het Fonds keert de uitkering bedrag-ineens (artikel 19B) en de uitkering-ineens (artikel 28 lid 2 t/m 5) - onder inhouding van belasting en/of premies en andere wettelijk verschuldigde afdrachten - uit op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen.
Overige bepaling
6. Ten onrechte ontvangen uitkeringen moeten worden terugbetaald.
Artikel 28 Kleine pensioenen
Automatische uitgaande waardeoverdracht klein pensioen
1. De premievrije kleine pensioenaanspraken verkregen bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap worden betrokken in een automatische waardeoverdracht (op grond van artikel 70a Pensioenwet) als de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van de overdracht lager is dan de afkoopgrens (zie Bijlage 4).
Afkoop indien automatische uitgaande waardeoverdracht niet kan worden gerealiseerd
2. Nadat in een periode van minimaal vijf jaar gerekend vanaf einde deelnemerschap, vijf maal door het pensioenfonds een poging tot automatische waardeoverdracht niet tot een daadwerkelijke waardeoverdracht heeft kunnen leiden, zal het bestuur - op z’n vroegst vanaf 1 januari 2024 en na instemming van de gewezen deelnemer - alsnog de in lid 1 bedoelde pensioenaanspraken tussentijds vervangen door een uitkering-ineens.
Afkoop klein nabestaandenpensioen
3. Het Bestuur zal een nabestaandenpensioen dat op het tijdstip van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan de afkoopgrens (zie bijlage 4) op de ingangsdatum vervangen door een uitkering- ineens.
Afkoop klein bijzonder nabestaandenpensioen
4. Het Bestuur zal de aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 20 van dit reglement op de scheidingsdatum vervangen door een uitkering-ineens als de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis minder bedraagt dan de afkoopgrens
(zie bijlage 4).
Afkoop op de pensioenrichtleeftijd
5. Het Bestuur zal de premievrije pensioenaanspraken verkregen bij uitdiensttreding voor 1 januari 2017 op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, na instemming van de
gewezen deelnemer, vervangen door een uitkering-ineens, op voorwaarde dat de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioenrichtleeftijd lager is dan de afkoopgrens (zie bijlage 4).
Afkoopvoetfactoren
6. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het Bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen. De afkoopvoetfactoren zijn opgenomen in Bijlage 2 van dit Reglement.
12 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het fonds
Artikel 29 Verplichtingen van de deelnemers
Verplichting tot medewerking aan goede uitvoering reglement
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak of recht op uitkering van een pensioen heeft, of voor een uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken.
Alle gegevens en bewijsstukken die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht moeten worden overlegd. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor gegevens en bewijsstukken inzake arbeidsongeschiktheid en wijzigingen daarvan, en gegevens inzake (nieuw) inkomen uit arbeid of onderneming tijdens arbeidsongeschiktheid.
Verstrekking geen of onjuiste gegevens
2. Als de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege heeft gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, of geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen of uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste, of bij ontbreken daarvan, naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens.
Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend.
Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (gewezen) partner en kinderen van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde.
Geneeskundig onderzoek
3. Als het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht, is de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen. Hierbij worden de door wet daarvoor gestelde grenzen in acht genomen.
Cessie recht op schadevergoeding
4. Als de deelnemer een derde aansprakelijk kan stellen voor de financiële gevolgen van ziekte of ongeval van de deelnemer, dan moet de deelnemer het recht op schadevergoeding aan het Fonds cederen en een hierop betrekking hebbende akte van cessie ondertekenen. Cessie vindt plaats tot maximaal het schadebedrag dat het Fonds lijdt.
Als het recht op schadevergoeding niet aan het Fonds wordt gecedeerd, heeft de deelnemer geen recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 9 van dit reglement) en een voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid (artikel 11 van dit reglement).
De deelnemer is ook voor het overige verplicht alle medewerking te verlenen om de financiële gevolgen voor het Fonds in verband met de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid zo mogelijk te verhalen. Dit artikellid wordt toegepast indien de wet hierin voorziet.
Uitkeringsvoorbehoud
5. Er vindt geen uitkering plaats zolang naar het oordeel van het Bestuur niet aan de bepalingen in de voorgaande leden van dit artikel is voldaan.
Artikel 30 Verstrekken van informatie door het Fonds
Informatie aan deelnemer
1. a. Jaarlijks wordt aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken verstrekt, als een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
Informatie aan pensioengerechtigde
b De pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, inclusief eventuele aanspraken op nabestaandenpensioen.
Informatie aan gewezen deelnemer
c. De gewezen deelnemer ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
Opgave op verzoek deelnemer
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt het Fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het Fonds kan een vergoeding vragen voor de aan de opgave verbonden kosten.
Statuten en pensioenreglement
3. De (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde ontvangen op verzoek de geldende statuten en het geldende pensioenreglement en de uitvoerings- overeenkomst tussen het Fonds en de KLM.
13 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering
Artikel 31 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering
Afkoop pensioen niet mogelijk
1. Het pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan niet worden afgekocht, vervreemd of worden prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
De pensioenen zijn niet vatbaar voor overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer, de gewezen deelnemer of enig andere belanghebbende enig recht aan een derde toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling (artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990).
Beslag op pensioen alleen als wettelijk toegestaan
2. Beslag op pensioen is slechts mogelijk als - en voor het deel dat - dit wettelijk is toegestaan.
Volmacht tot invordering is herroepelijk
3. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
4. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een der voorgaande leden, is nietig.
Bij verlagen nabestaandenpensioen toestemming partner noodzakelijk
5. De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van een partner van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en het Fonds worden verminderd, behalve in die gevallen waarin de Pensioenwet of daarop gebaseerde regelgeving afkoop van genoemd pensioen toestaat.
Bij verlagen ouderdomspensioen toestemming partner noodzakelijk, tenzij
6. Het in lid 5 bepaalde geldt ook met betrekking tot aanspraak op ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer, tenzij deze en de partner het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten dan wel deze wet niet van toepassing is.
14 Slotbepalingen
Artikel 32 Bijzondere gevallen
Afwijken van het reglement
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien:
- in een individueel geval een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer door deze afwijking geen vermindering ondergaan;
- KLM voor een bepaalde deelnemer of een groep van deelnemers daarom verzoekt, daarbij de afwijkende regeling verband moet houden met de arbeidsovereenkomst van betrokkene(n) en eventuele meerkosten door KLM worden gedragen.
Wijzigen pensioenregeling
2. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen in overleg tussen de KLM en de werknemersorganisaties worden aangepast, indien:
- nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
- in het overleg tussen de KLM en de werknemersorganisaties is vastgesteld, dat de KLM zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven.
3. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
4. Het pensioenfonds heeft een regeling geschillen en klachten. Deze wordt gepubliceerd op de website van het pensioenfonds.
Artikel 33 Korting van aanspraken en rechten, verlaging van opbouw en aanpassing van ambitie
Korting opgebouwde aanspraken en rechten
1. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. Het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten
aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. Het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 Pensioenwet of artikel 132 Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 Pensioenwet of artikel 139 Pensioenwet.
Het Fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De verlaging kan op zijn vroegst:
- drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover geïnformeerd zijn;
- een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn,
worden gerealiseerd.
Verlaging pensioenopbouw
2. Ingeval – zoals omschreven in artikel 4, lid 3 - de vaste premie lager is dan de kostendekkende premie en/of de premiedekkingsgraad onder een in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen niveau komt, kan de pensioenopbouw door het pensioenfonds worden verlaagd.
Het bestuur besluit hiertoe nadat:
a. is gebleken dat er onvoldoende middelen aanwezig zijn in een mede hiervoor gevormde premiereserve om de korting te voorkomen; en
b. hierover vooraf met KLM en werknemersorganisaties is overlegd en voor de geconstateerde problematiek geen passende oplossing is gevonden.
Aanpassing ambitie
3. Het Fonds is bevoegd om het opbouwpercentage zoals vastgelegd in het pensioenreglement naar rato aan te passen indien blijkt dat de vaste premie, zoals bepaald in artikel 26 lid 1, na verloop van een termijn van 5 jaar waarvoor deze is vastgesteld, voor de daarop volgende termijn van 5 jaar naar verwachting niet kostendekkend (op grond van artikel 128 van de Pensioenwet) zal zijn. Een dergelijk besluit zal het Fonds niet eerder nemen dan nadat hierover vooraf met KLM en werknemersorganisaties is overlegd en voor de geconstateerde problematiek geen passende oplossing is gevonden.
Artikel 34 Misdrijf
Geen recht op pensioen na misdrijf
Er bestaat geen recht op, facultatief nabestaandenpensioen, Anw-hiaatpensioen of bijzonder nabestaandenpensioen of wezenpensioen indien de ingang van bedoeld pensioen een gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
Artikel 35 Strijdigheid met Pensioenwet en fiscale wetgeving
De bepalingen van dit reglement gelden niet als - en voor het gedeelte dat - zij in strijd zijn met de Pensioenwet of fiscale wet- en regelgeving.
15 Fiscale aanpassingsclausule en inwerkingtreding
Artikel 36 Fiscale aanpassingsclausule
Het Fonds heeft het recht de bevoegde inspecteur der belastingen te verzoeken om afgifte van een voor bezwaar vatbare beschikking, waarin deze verklaart dat het onderhavige pensioenreglement kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een zodanig verzoek is gedaan en onherroepelijk komt vast te staan dat het voorgelegde pensioenreglement niet als zodanig kwalificeert, heeft het Fonds het recht dit pensioenreglement en de op basis daarvan toegekende aanspraken onverwijld en met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van dit pensioenreglement aan te passen, zodanig dat dit pensioenreglement wél kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 37 Inwerkingtreding
Dit reglement is oorspronkelijk vastgesteld op 20 december 2005 en op 1 januari 2006 in werking getreden onder de naam "Pensioenreglement 2006 ". Het reglement is op 1 juni 2021 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 gewijzigd in verband met de aanpassing van de opbouw en de overgang naar een CDC-regeling. Bij deze wijziging is het reglement hernoemd naar “Pensioenreglement 2021”.
Dit reglement is gewijzigd op 30 juni 2022 in verband met de invoering van de mogelijkheid tot gedeeltelijke afkoop van ouderdomspensioen op de (vervroegde) pensioendatum en deeltijdpensioendatum. De bepalingen rond deze gedeeltelijke afkoopmogelijkheid treden in werking zodra de wet tot wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in werking treedt. Bij de wijziging van dit reglement is ervan uitgegaan dat dit het geval is per 1 juli 2023. Wanneer de uiteindelijke datum van inwerkingtreding hiervan afwijkt, geldt deze (afwijkende) datum.
Het reglement is laatstelijk gewijzigd per 28 juni 2023. Hierbij zijn onder andere de per 1 januari 2024 geldende flexibiliserings- en afkoopfactoren aan de Bijlagen 1 en 2 en de koopsomfactoren voor de pensioenopbouw bij non-activiteit per 1 januari 2024 aan Bijlage 8 toegevoegd.
Handtekening:
vicevoorzitter van werkgeverszijde van het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
Handtekening:
vicevoorzitter benoemd door de werknemers en de pensioengerechtigden van het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
OVERGANGSREGELINGEN
Overgangsregeling 1
Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen in het Fonds en voor wie per 1 januari 2006 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
Artikel 1
Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen in het fonds en voor wie per 1 januari 2006 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, worden de op grond van het voorgaande reglement opgebouwde pensioenaanspraken per 31 december 2005 premievrij gemaakt. Op deze aanspraken zijn de bepalingen van dit pensioenreglement zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing. De aanspraken worden zowel gedurende het deelnemerschap als na beëindiging daarvan geïndexeerd conform artikel 25, lid 1 van dit pensioenreglement en met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 37 van dit pensioenreglement.
De premievrije aanspraken zullen worden uitgekeerd volgens de bepalingen van het voorgaande pensioenreglement, tenzij de (gewezen) deelnemer verzoekt om omzetting van de aanspraken in pensioenrechten volgens dit reglement. De omzetting zal plaatsvinden conform artikel 22 lid 5 van dit reglement en kan door de (gewezen) deelnemer worden verzocht bij beëindiging van de deelneming als bedoeld in artikel 16, bij invalidering als bedoeld in artikel 11 en bij pensionering.
Artikel 2
De werknemer die op 31 december 2005 deelnam in het fonds en voor wie per 1 januari 2006 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, kan per 1 januari 2006 eenmalig kiezen om zijn pensioenopbouw tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2011 te laten plaatsvinden op basis van het voorgaande pensioenreglement. De werknemer die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, dient zijn keuze vóór 1 januari 2006 schriftelijk bij het fonds te hebben ingediend.
Alsdan vindt tot 1 januari 2011 de pensioenopbouw plaats volgens de bepalingen van Pensioenreglement 2002 met inachtneming van de volgende afwijkende bepalingen:
> Vanaf 1 januari 2006 wordt geen overbruggingspensioen meer opgebouwd;
> Vanaf 1 januari 2006 wordt geen prepensioen meer opgebouwd;
> Als normpensioendatum geldt vanaf 1 januari 2006 de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de deelnemer valt;
> Het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen bedraagt vanaf 1 januari 2006 2%;
> De per 31 december 2005 opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen worden geacht per 1 januari 2006 volgens de dan geldende fondsgrondslagen te zijn omgezet in ouderdomspensioen op basis van 2% per dienstjaar met een ingangsleeftijd 65 en 70% nabestaandenpensioen. De deelnemerstijd wordt opnieuw bepaald op basis van de omrekening van de opgebouwde aanspraken met dien verstande dat de deelnemerstijd niet meer zal bedragen dan de deelnemerstijd onder Reglement 2002;
> Het fictieve ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd op 65 jaar en behorend bij de in het vorige lid berekende fictieve deelnemerstijd, wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 25 lid 1. Het op 1 januari 2011 onder dit artikel opgebouwde ouderdomspensioen zal worden verminderd met het hiervoor bedoelde fictieve ouderdomspensioen;
> Artikel 11 van dit pensioenreglement is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
deze overgangsregeling geacht wordt voort te duren indien en in zoverre er sprake is van arbeidsongeschiktheid;
> Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken worden geïndexeerd conform artikel 25
lid 1 van dit pensioenreglement;
> Het per 31 december 2005 opgebouwde overbruggingspensioen en prepensioen worden per die datum premievrij gemaakt. Deze aanspraken worden zowel gedurende het deelnemerschap als na beëindiging daarvan geïndexeerd conform artikel 25 lid 1 van dit pensioenreglement.
Vanaf 1 januari 2011 worden - behoudens en in zoverre er sprake is van arbeidsongeschiktheid - de bepalingen van dit pensioenreglement onverkort van toepassing op de werknemers die gebruik maken van deze overgangsregeling.
Overgangsregeling 2
Voor diegenen die op 31 december 2005 uit hoofde van het Protocol overtolligheid boordwerktuigkundigen deelnamen aan het Fonds en voor wie per 1 januari 2006 dit reglement van toepassing is.
Indien en voor zover voormalige boordwerktuigkundigen op basis van het Protocol overtolligheid boordwerktuigkundigen aanspraak kunnen maken op pensioenopbouw onder dit reglement, zijn de bepalingen van dit reglement, vanaf het in bedoeld Protocol bepaalde moment en met inachtneming van de bepalingen in het Protocol, op hen van toepassing. Dit houdt o.a. in dat voor de pensioenopbouw een fictieve bruto pensioengrondslag en een fictief deeltijdpercentage wordt vastgesteld en dat verrekening plaatsvindt van eventuele pensioenaanspraken die gedurende de periode van voortgezette pensioenopbouw bij een andere werkgever of via de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering worden opgebouwd of, voor het geval betrokkene van pensioenopbouw heeft afgezien, hadden kunnen worden opgebouwd.
Overgangsregeling 3
Voor diegenen die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 31 december 2005 in dienst zijn van KLM en voor het bereiken van de leeftijd van 51 jaar en 6 maanden als medewerker van het Grondpersoneel in dienst getreden zijn bij KLM en onafgebroken in actieve dienst blijven van de KLM tot de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden.
Let op! Per 1 augustus 2014 is Overgangsregeling 3 gewijzigd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in de leden 12 t/m 15.
1. Aan deelnemers die:
> geboren zijn op of na 1 januari 1950 en;
> op 31 december 2005 in dienst waren van KLM en;
> voor het bereiken van de leeftijd van 51 jaar en 6 maanden als medewerker van het Grondpersoneel in dienst getreden zijn bij KLM;
wordt op 1 januari 2006, een voorwaardelijk extra ouderdomspensioen in de zin van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 (Staatsblad 2005,391) toegekend, waarvoor zij pas in aanmerking komen als zij onafgebroken in actieve dienst blijven van de KLM tot de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden.
2. Voor dit voorwaardelijk extra ouderdomspensioen van de deelnemer is een kapitaal beschikbaar. Dit kapitaal is afhankelijk van het aantal dienstjaren en wordt gevonden door het in onderstaande tabel genoemde percentage te vermenigvuldigen met de voor het kalenderjaar 2005 geldende bruto pensioengrondslag, vermeerderd met de eventuele ploegendienst- pensioengrondslag. Indien van toepassing wordt de bruto pensioengrondslag vermenigvuldigd met het parttimepercentage op 31 december 2005.
Geboortejr. | Aantal dienstjaren bij het bereiken van leeftijd 61,5 | ||
>30 jr | 20>jr>29 | 10>jr>19 | |
1950 | 50% | 37.5% | 25% |
1951 | 45.2% | 33.9% | 22.6% |
1952 | 40.4% | 30.3% | 20.2% |
1953 | 35.6 % | 26.7% | 17.8% |
1954 | 30.8 % | 23.1% | 15.4% |
1955 | 26.0 % | 19.5% | 13% |
3. Dit kapitaal wordt beschikbaar gesteld omdat de deelnemer over de diensttijd in dit Fonds minder pensioen heeft opgebouwd dan op grond van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 is toegestaan.
4. Het Fonds berekent de fiscale ruimte op basis van de regels die daarvoor door de Staatssecretaris van Financiën zijn opgesteld in het Besluit van 11 december 2002, nr.CPP2002/1448M. Indien de fiscale ruimte over het verleden op basis van dit besluit onvoldoende is om het onder lid 2 bedoelde bedrag volledig aan te wenden voor een
voorwaardelijk extra ouderdomspensioen, dan wordt het bedrag voor zover het binnen de fiscale ruimte past aangewend voor voorwaardelijk extra ouderdomspensioen.
5. Het Fonds zet het onder lid 2 en lid 4 berekende bedrag op 1 januari 2006 om in een voorwaardelijke extra ouderdomspensioen, ingaand op de leeftijd van 65 jaar. De omzetting vindt plaats op basis van door het bestuur overeenkomstig de Actuariële en bedrijfstechnische nota vast te stellen Fondsfactoren.
6. Het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen wordt gedurende het deelnemerschap aangepast conform artikel 25 lid 1 van dit reglement.
7. Het in dit artikel bedoelde voorwaardelijke extra ouderdomspensioen wordt pas gefinancierd op het moment dat de deelnemer de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden bereikt, en wordt derhalve pas opgebouwd op het moment dat en voor zover het is gefinancierd.
8. Bij beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum, en bij arbeidsongeschiktheid in de zin van dit pensioenreglement bestaat alleen recht op een extra ouderdomspensioen indien en voor zover dit op dat moment gefinancierd is.
9. Indien de deelnemer voordat hij de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden bereikt, maar niet eerder dan de eerste dag van de maand waarop de deelnemer 60 jaar wordt, conform de bepalingen van dit reglement met (deeltijd)pensioen gaat, dan wordt de voorwaardelijke extra aanspraak op ouderdomspensioen, op dat moment (naar rato) gefinancierd, met dien verstande dat de te financieren aanspraak met 0,4% gekort wordt voor iedere maand dat dit extra ouderdomspensioen eerder wordt gefinancierd dan de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden.
Na deze korting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
10. Deelnemers voor wie geldt dat het levenslange pensioen of overbruggingspensioen indien zij deelnemer zouden zijn onder Reglement 2002 versie 6.0 op basis van artikel 37 van dat reglement zou worden gekort, vallen niet onder deze overgangsregeling.
11. Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging. Als aan u is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer u binnen die vijftien jaar met pensioen zou gaan, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk
op het moment van uw pensionering. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.
Aanvulling Overgangsregeling 3 per 1 augustus 2014
12. De ingangsdatum van het voorwaardelijke extra ouderdomspensioen wordt gewijzigd van de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt (lid 5) in de dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd*) wordt bereikt.
13. Het voorwaardelijke extra ouderdomspensioen ingaande op de AOW-gerechtigde leeftijd wordt gekort met 0,4% voor iedere maand gelegen tussen 1 augustus 2014 en het bereiken van de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden.
14. Het gekorte voorwaardelijke extra ouderdomspensioen (als bedoeld in lid 13) wordt per 1 augustus 2014 in een keer volledig gefinancierd. Het onvoorwaardelijke extra ouderdomspensioen dat ontstaan is na de financiering wordt gedurende het deelnemerschap aangepast conform artikel 25 lid 1 (Indexering) van dit reglement.
15. Alle (overige) bepalingen van het Pensioenreglement 2006 zijn van toepassing op het in het voorgaande lid bedoelde onvoorwaardelijk extra ouderdomspensioen, met dien verstande dat het extra ouderdomspensioen niet in aanmerking komt voor (gedeeltelijke) inruil voor een nabestaandenpensioen (artikel 19).
Het bestuursbesluit tot wijziging van Overgangsregeling 3 per 1 augustus 2014 is genomen in de bestuursvergadering van 3 juli 2014 en de reglementaire aanpassing is vastgesteld in de vergadering van 26 september 2014.
*) Dit is de AOW-gerechtigde leeftijd als bedoeld in het Regeerakkoord Rutte II d.d. 29 oktober 2012, inhoudende:
Geboortedatum | AOW leeftijd | ||
op of na | voor | jaar | maand |
1-2-1953 | 1-9-1953 | 66 | 4 |
1-9-1953 | 1-5-1954 | 66 | 8 |
1-5-1954 | 67 | 0 |
Overgangsregeling 4
1. Voor degenen die op basis van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement (Reglement 2002) recht hadden op een invaliditeitspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw in verband met gedeeltelijke dan wel volledige arbeidsongeschiktheid en die in aansluiting daarop op 1 januari 2006 deelnemer zijn geworden aan dit pensioenreglement.
en
2. Voor diegenen die op of na 1 januari 2006, maar voor 1 januari 2018, recht hebben verkregen op een invaliditeitspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw in verband met gedeeltelijke dan wel volledige arbeidsongeschiktheid.
Voor een arbeidsongeschikte deelnemer als bedoeld onder 1. zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1. Op 1 januari 2006 wordt het bereikbare overbruggingspensioen, ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen uit de basispensioenregeling op leeftijd 63 (pensioenvooruitzicht) onder Reglement 2002 bepaald.
2. Op 1 januari 2006 wordt het premievrije overbruggingspensioen en ouderdomspensioen onder Overgangsmaatregel 1 van Reglement 2006 en het bereikbare ouderdomspensioen onder Reglement 2006 op leeftijd 63 (pensioenvooruitzicht) bepaald, waarbij het ouderdomspensioen op 65 actuarieel gereduceerd wordt.
3. Indien het onder 1 bepaalde pensioenvooruitzicht hoger is dan het onder 2 bepaalde pensioenvooruitzicht, wordt een individuele ingangsdatum van het ouderdomspensioen (“de individuele pensioendatum”) berekend. Op deze individuele pensioendatum is het pensioenvooruitzicht onder Reglement 2006 actuarieel gelijk aan het pensioenvooruitzicht onder Reglement 2002.
4. Indien het onder 1 bepaalde pensioenvooruitzicht lager is dan de onder 2 bepaalde, wordt de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (“de individuele pensioendatum”) bepaald op 63 jaar, waarbij het onder 2 berekende pensioenvooruitzicht hoort.
5. Op het ingegane invaliditeitspensioen blijven de bepalingen van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement van toepassing. De aan het invaliditeitspensioen gekoppelde premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid vindt met inachtneming van deze Overgangsbepaling plaats op basis van het onderhavige pensioenreglement, met dien verstande dat de pensioenopbouw in afwijking van artikel 11 van dit pensioenreglement voor 100% wordt voortgezet.
Voor een arbeidsongeschikte deelnemer als bedoeld onder 1. en 2. zijn de volgende bepalingen van toepassing:
6. Per 1 januari 2018 wordt een (nieuwe) individuele ingangsdatum van het ouderdomspensioen (“de individuele pensioendatum”) vastgesteld. Deze datum is mede vastgesteld aan de hand van de individuele vrijval die ontstaan is als gevolg van de verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar.
7. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer als bedoeld in deze overgangsmaatregel treedt de individuele pensioendatum in de plaats van de in Reglement 2006 opgenomen pensioendatum.
8. Het invaliditeitspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de individuele pensioendatum of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
Deze overgangsmaatregel is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2018 en is vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 november 2018.
Overgangsregeling 5
Voor werknemers die op 1 juli 2007 deelnamen in het Fonds én gedeeltelijk arbeidsongeschikt waren in de zin van de WAO
Deze Overgangsregeling is van toepassing op werknemers die op 1 juli 2007 deelnamen in het Fonds en op die datum gedeeltelijk arbeidsongeschikt waren in de zin van de WAO en in verband daarmee een WAO-uitkering ontvingen. Deze werknemers komen in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf het moment dat zij volledig arbeidsongeschikt raken in de zin van de WAO of indien het dienstverband met de KLM tijdens de periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd.
Voor de toepassing van dit reglement wordt voor bovenbedoelde deelnemers met arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld degene die arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest en wordt met een WIA- uitkering gelijkgesteld de uitkering krachtens de WAO. Daarbij geldt in afwijking van het pensioenreglement het volgende:
1. De WIA-uitkeringsgrens/het Drempelbedrag voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt in afwijking van artikel 1 van dit pensioenreglement het in bijlage 4 genoemde bedrag.
2. Artikel 9 lid 8 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid:
> 11% van de som van de bruto pensioengrondslag en de volgens opgave van KLM laatst uitbetaalde ploegendienstbetaling, eindejaarsuitkering, variabele uitkering en/of het variabele inkomen, voor zover deze lager is dan de WIA-uitkeringsgrens/het drempelbedrag, geldend op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen, en
> 65% van het deel van de som van de bruto pensioengrondslag en de volgens opgave van KLM laatst uitbetaalde ploegendienstbetaling, eindejaarsuitkering, variabele uitkering en/of het variabele inkomen dat uitgaat boven bedoelde uitkeringsgrens/drempel.
3. Artikel 9 lid 9 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen onderstaand percentage van het in het tweede lid genoemde arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid.
Arbeidsongeschiktheid van: | Percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid: |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
25-35% | 30 |
15-25% | 20 |
4. Artikel 11 lid 7 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens deze overgangsregeling ontvangt, wordt het deelnemerschap en de opbouw van pensioenen geacht voor 100% voort te duren tot de pensioendatum op basis van de direct voor de ingangsdatum van de WAO-uitkering geldende bruto pensioengrondslag.
5. Artikel 11 lid 22 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Xxxxxx een betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, is deze vrijgesteld van de in artikel 26, leden 3a en 3b genoemde deelnemersbijdragen voor het deel dat overeenkomt met de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
6. Voorts geldt in aanvulling op artikel 9 van het Pensioenreglement dat een onder deze overgangsregeling vallende werknemer die gedurende zijn dienstverband met KLM volledig arbeidsongeschikt wordt in de zin van de WAO, aanspraak heeft op een WAO-hiaatuitkering ter grootte van het verschil tussen loondervingsuitkering en de vervolguitkering ingevolge de WAO. Deze WAO-hiaatuitkering wordt uitgekeerd zolang ingevolge deze Overgangsregeling recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidspensioen naar een mate van ongeschiktheid van 80% of meer. De WAO-hiaatuitkering wordt aangepast aan de ontwikkeling van het WAO-dagloon.
7. In geval van deeltijdpensionering op grond van artikel 18 van dit reglement blijft artikel 9 lid 11 van dit reglement buiten toepassing en heeft de werknemer vanaf de ingangsdatum van het deeltijdpensioen recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen en voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid overeenkomstig het gestelde onder 1 tot en met 6 van deze overgangsregeling. In afwijking van het reglement geldt hierbij dat:
- de WAO-uitkering niet met het deeltijdpensioen wordt verrekend, tenzij de WAO-uitkering na ingang van het deeltijdpensioen wijzigt als gevolg van een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid. In dat geval wordt het deel van de WAO-uitkering dat verband houdt met de toename van de mate van arbeidsongeschiktheid met het deeltijdpensioen verrekend;
- vanaf de ingang van het deeltijdpensioen een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid niet van invloed is op de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw.
Deze Overgangsregeling is op 27 september 2007 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2007 vastgesteld en is laatstelijk gewijzigd op 20 december 2011.
Overgangsregeling 6
Overgangsregeling verrekening WAO/WIA met ouderdomspensioen
De WAO-/WIA-uitkering die door het UWV wordt verstrekt vanaf de eerste dag van de maand waarin de rechthebbende de 65-jarige leeftijd bereikt, wordt, anders dan in dit reglement is bepaald met betrekking tot verrekening (Artikel 4 lid 4), niet verrekend met de ouderdomspensioenuitkering van het fonds.
Deze overgangsmaatregel heeft terugwerkende kracht tot 1 april 2012.
Zodra de in de begripsomschrijvingen opgenomen pensioendatum in de reglementen van het fonds wordt aangepast, of als het Bestuur anders beslist, zal deze overgangsmaatregel in heroverweging kunnen worden genomen.
Overgangsregeling 7
Overgangsregeling met betrekking tot de einddatum van een Anw-hiaatpensioen dat is ingegaan voor 1 januari 2013 c.q. 1 januari 2017 dan wel op of na 1 januari 2017 maar voor
1 april 2018
Als een Anw-hiaatpensioen is ingegaan voor 1 januari 2013 geldt ten aanzien van de einddatum van een Anw-hiaatpensioen (Artikel 7 leden 6 en 8 en artikel 24 lid 6 van dit reglement) het volgende:
Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt.
Als een Anw-hiaatpensioen is ingegaan op of na 1 januari 2013 maar voor 1 januari 2017 geldt ten aanzien van de einddatum van een Anw-hiaatpensioen (Artikel 7 leden 6 en 8 en artikel 24 lid 6 van dit reglement) het volgende:
Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, maar uiterlijk tot de dag waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt zoals die wettelijk van toepassing was op het moment van ingang van het Anw-hiaatpensioen, met als uiterste datum de 67e verjaardag van de nabestaande.
Als een Anw-hiaatpensioen is ingegaan op of na 1 januari 2017 maar voor 1 april 2018 geldt ten aanzien van de einddatum van een Anw-hiaatpensioen (Artikel 7 leden 6 en 8 en artikel 24 lid 6 van dit reglement) het volgende:
Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, maar uiterlijk tot de dag waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt zoals die wettelijk van toepassing was op het moment van ingang van het Anw-hiaatpensioen, met als uiterste datum de dag waarop de leeftijd van 67 jaar en drie maanden wordt bereikt.
Overgangsregeling 8
Overgangsregeling met betrekking tot de vaststelling van de AOW-gerechtigde leeftijd zoals die geldt voor de toepassing van de artikelen 9 (Arbeidsongeschiktheid) en 11 (Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid) vanaf 1 april 2018 en met betrekking tot de vaststelling van de pensioendatum vanaf 1 januari 2018.
1. Als de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen ligt:
- vóór 1 januari 2018 is de einddatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en ingangsdatum van het ouderdomspensioen gelijk gesteld aan de Individuele Pensioenleeftijd op basis van overgangsregeling 4. Indien de feitelijk AOW gerechtigde leeftijd daarbij vóór de Individuele Pensioenleeftijd ligt wordt de feitelijk AOW gerechtigde leeftijd aangehouden voor vaststelling van de einddatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
-tussen 1 januari 2018 tot 1 april 2018 is de einddatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en ingangsdatum van het ouderdomspensioen gelijk aan de AOW gerechtigde leeftijd zoals die voor de deelnemer wettelijk van toepassing was op het moment van ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen gemaximeerd op de feitelijk AOW gerechtigde leeftijd.
-op of na 1 april 2018 is de einddatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en ingangsdatum van het ouderdomspensioen gelijk aan de feitelijk AOW gerechtigde leeftijd die meebeweegt met toekomstige aanpassingen van de AOW-gerechtigde leeftijd, gemaximeerd op de pensioenrichtleeftijd.
2. Voor pensioenaanspraken opgebouwd tot en met 31 december 2013 geldt als pensioenrichtleeftijd de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de deelnemer valt. Voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 geldt als pensioenrichtleeftijd de dag van het bereiken van de 67-jarige leeftijd.
Voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2018 geldt als pensioenrichtleeftijd de dag van het bereiken van de 68-jarige leeftijd.
Overgangsregeling 9
Overgangsregeling met betrekking tot conversie per 1 januari 2020 van aanspraken op levenslang ouderdomspensioen onder Pensioenreglementen 2002 en 2006 met een pensioenrichtleeftijd anders dan 68 jaar naar pensioenrichtleeftijd 68 jaar, gevolgd door interne waardeoverdracht van geconverteerd levenslang ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 68 jaar onder reglement 2002, met daarvan afgeleid nabestaanden- en wezenpensioen, naar reglement 2006.
Bij de collectieve omzetting naar pensioenrichtleeftijd worden de wettelijk gestelde voorwaarden in acht genomen die gelden voor de omzetting naar één pensioenrichtleeftijd, zonder individueel bezwaarrecht. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
1. Alleen omzetting van ouderdomspensioen. Van het ouderdomspensioen afgeleide pensioenen
(nabestaanden- en wezenpensioen) blijven gelijk in Euro’s. Het overbruggingspensioen, prepensioen en de AOW-compensatie worden (vooralsnog) niet betrokken in de conversie.
2. De omzetting vindt collectief actuarieel gelijkwaardig plaats. De omzetting vindt plaats op basis van de actuariële grondslagen die ook gehanteerd worden voor het vaststellen van de technische voorziening van de pensioenaanspraken op de berekeningsdatum (1 januari 2020) van de omzetting. De omzetting heeft daarmee geen effect op de dekkingsgraad.
3. De omzettingsfactoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk, maar verschillen per leeftijd.
4. Individueel vervroegen naar de oorspronkelijke ingangsleeftijd blijft mogelijk. In de flexibiliseringsfactoren die worden gehanteerd bij de individuele vervroeging naar de ingangsdatum van het pensioen vóór de wijziging worden geen selectiefactoren in aanmerking genomen.
5. Ter voorkoming van voorzienbare effecten zal de individuele (terug)vervroeging van pensioen in het eerste jaar na de collectieve omzetting plaats vinden op basis van dezelfde actuariële grondslagen als die zijn gehanteerd bij de collectieve omzetting naar de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. De uitkomst van het ouderdomspensioen bij vervroeging van de ingang van het ouderdomspensioen blijft voor en na conversie voor de deelnemer hetzelfde gedurende deze periode.
6. Bij de interne waardeoverdracht van geconverteerd levenslang ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 68 jaar en het daarvan afgeleide nabestaanden- en wezenpensioen van Pensioenreglement 2002 naar Pensioenreglement 2006 worden de aanspraken per
1 januari 2020 één op één overgedragen en blijven zowel in hoogte als in onderliggende waarde gelijk. Met ingang van 1 januari 2020 vallen de bedoelde aanspraken onder de bepalingen van Pensioenreglement 2006.
7. De ouderdomspensioenen van de deelnemers die op of voor 1 januari 2021 met
(deeltijd)pensioen gaan, worden niet meer omgezet en blijven dus gericht op de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd.
Voor de tijdelijke pensioenen en de AOW-compensatie vindt per 1 januari 2020 geen interne waardeoverdracht plaats. Deze aanspraken blijven vallen onder de bepalingen van Pensioenreglement 2002.
Deze overgangsregeling is vastgesteld op 26 maart 2020 en werkt terug tot 1 januari 2020.
Bijlage 1 Factoren met betrekking tot eerder met pensioen gaan en uitruil ouderdoms- en nabestaandenpensioen
Sekseneutrale vervroegingsfactoren van het levenslange ouderdomspensioen |
(artikel 17 van dit reglement) |
De factor waarmee het op de gewenste leeftijd opgebouwde levenslange (aanvullend) ouderdomspensioen (OP) op pensioenrichtleeftijd 65, 67 of 68 moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat uitgekeerd wordt vanaf de gewenste leeftijd. De hoogte van de afgeleide pensioenen blijft ongewijzigd.
Indien een leeftijd ligt tussen de in de tabellen genoemde leeftijden wordt de factor op de tussenliggende leeftijden naar rato vastgesteld.
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
Leeftijd | OP 65 | OP 67 | OP 68 |
55 | 0,6559 | 0,5923 | 0,5613 |
56 | 0,6799 | 0,6136 | 0,5813 |
57 | 0,7056 | 0,6364 | 0,6028 |
58 | 0,7334 | 0,6611 | 0,6259 |
59 | 0,7632 | 0,6877 | 0,6509 |
60 | 0,7953 | 0,7165 | 0,6780 |
61 | 0,8300 | 0,7476 | 0,7073 |
62 | 0,8674 | 0,7813 | 0,7390 |
63 | 0,9080 | 0,8178 | 0,7735 |
64 | 0,9521 | 0,8575 | 0,8111 |
65 | 1,0000 | 0,9009 | 0,8521 |
66 | 1,0524 | 0,9482 | 0,8969 |
67 | 1,1100 | 1,0000 | 0,9460 |
68 | 1,1736 | 1,0570 | 1,0000 |
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025. Bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer heeft het bestuur de mogelijkheid om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen:
Leeftijd | OP 65 | OP 67 | OP 68 |
55 | 0,6236 | 0,5592 | 0,5284 |
56 | 0,6486 | 0,5808 | 0,5484 |
57 | 0,6756 | 0,6043 | 0,5701 |
58 | 0,7050 | 0,6298 | 0,5938 |
59 | 0,7368 | 0,6576 | 0,6196 |
60 | 0,7715 | 0,6880 | 0,6479 |
61 | 0,8093 | 0,7211 | 0,6787 |
62 | 0,8505 | 0,7572 | 0,7124 |
63 | 0,8957 | 0,7969 | 0,7494 |
64 | 0,9454 | 0,8404 | 0,7900 |
65 | 1,0000 | 0,8883 | 0,8347 |
66 | 1,0600 | 0,9413 | 0,8842 |
67 | 1,1258 | 1,0000 | 0,9390 |
68 | 1,0649 | 1,0000 |
Factoren voor variatie in hoogte ouderdomspensioen
Op grond van het bepaalde met betrekking tot variatie in hoogte van het ouderdomspensioen (artikel 19A) kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer, van wie het ouderdomspensioen vervroegd ingaat, het ingaande ouderdomspensioen tijdelijk worden verhoogd dan wel verlaagd.
De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om de AOW buiten beschouwing te laten. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken – met gebruikmaking van sekseneutrale factoren – na omzetting gelijk zijn aan die er voor. De hoogte van de afgeleide pensioenen blijft ongewijzigd.
De volgende gelijkheid geldt
OP3 = (OP * factor1 + OBP * factor2;65 -/- AOW * 2 * factor2;AOW -/- verschil voor/na omslagleeftijd * factor2;omslag ) / factor1
OP3 is het OP vanaf de tweede omslagdatum.
OP2 is het OP tussen de eerste omslagdatum en de tweede omslagdatum. OP1 is het OP tussen de feitelijke pensioendatum en de eerste omslagdatum. OP is het OP voor toepassing van de keuze voor variatie van het OP.
OBP is het OBP voor toepassing van de keuze voor variatie van het OP. Verschil voor/na omslagleeftijd is het verschil in OP voor en na de omslagleeftijd.
De eerste omslagdatum is de vroegste datum van de AOW-datum en de omslagdatum. De tweede omslagdatum is de laatste datum van de AOW-datum en de omslagdatum. Factor2;65 is factor 2 bij eindleeftijd 65.
Factor2;AOW is factor 2 bij eindleeftijd de leeftijd van de deelnemer op de AOW-leeftijd.
Bij toepassing van deze gelijkheid geldt als randvoorwaarde dat de verhouding tussen het maximum van OP1, OP2 en OP3 en het minimum van OP1, OP2 en OP3 binnen de bandbreedte 100% : 75% blijft. Bij deze toets mag tot de AOW-gerechtigde leeftijd een bedrag ter grootte van tweemaal de AOW buiten beschouwing gelaten worden.
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
Vervroegde Leeftijd | Factor1 | Factor2 Eindleeftijd 65 | Factor2 Eindleeftijd 66 | Factor2 Eindleeftijd 67 | Factor2 Eindleeftijd 68 |
55 | 28,0676 | 9,6594 | 10,5596 | 11,4442 | 12,3129 |
56 | 27,2729 | 8,7313 | 9,6434 | 10,5395 | 11,4196 |
57 | 26,4747 | 7,7930 | 8,7169 | 9,6250 | 10,5167 |
58 | 25,6751 | 6,8459 | 7,7808 | 8,7010 | 9,6048 |
59 | 24,8736 | 5,8907 | 6,8358 | 7,7671 | 8,6831 |
60 | 24,0701 | 4,9272 | 5,8823 | 6,8241 | 7,7513 |
61 | 23,2673 | 3,9564 | 4,9210 | 5,8730 | 6,8111 |
62 | 22,4640 | 2,9780 | 3,9519 | 4,9138 | 5,8625 |
63 | 21,6621 | 1,9920 | 2,9753 | 3,9469 | 4,9057 |
64 | 20,8625 | 0,9986 | 1,9907 | 2,9722 | 3,9412 |
65 | 20,0654 | 0,0000 | 0,9982 | 1,9892 | 2,9685 |
66 | 19,2731 | 0,0000 | 0,0000 | 0,9977 | 1,9874 |
67 | 18,4862 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,9973 |
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025. Bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer heeft het bestuur de mogelijkheid om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen:
Vervroegde Leeftijd | Factor1 | Factor2 Eindleeftijd 65 | Factor2 Eindleeftijd 66 | Factor2 Eindleeftijd 67 | Factor2 Eindleeftijd 68 |
55 | 23,7612 | 8,9427 | 9,7191 | 10,4736 | 11,207 |
56 | 23,1413 | 8,1326 | 8,9279 | 9,7007 | 10,4514 |
57 | 22,5178 | 7,3044 | 8,1193 | 8,9112 | 9,6800 |
58 | 21,8919 | 6,4589 | 7,2930 | 8,1045 | 8,8925 |
59 | 21,2631 | 5,5955 | 6,4492 | 7,2800 | 8,0878 |
60 | 20,6314 | 4,7141 | 5,5874 | 6,4380 | 7,2652 |
61 | 19,9987 | 3,8140 | 4,7081 | 5,5786 | 6,4256 |
62 | 19,3640 | 2,8945 | 3,8097 | 4,7010 | 5,5684 |
63 | 18,7286 | 1,9533 | 2,8917 | 3,8047 | 4,6932 |
64 | 18,0932 | 0,9884 | 1,9520 | 2,8887 | 3,7991 |
65 | 17,4580 | 0,0000 | 0,9880 | 1,9504 | 2,8851 |
66 | 16,8242 | 0,0000 | 0,0000 | 0,9875 | 1,9487 |
67 | 16,1921 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,9872 |
68 | 15,5609 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 |
Factoren voor andere eindleeftijden (maximaal 10 jaar na de AOW-leeftijd van de deelnemer) zijn door het Bestuur reeds vastgesteld en opvraagbaar.
Uitruilfactoren ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen
(Artikel 19 van dit reglement)
Op de (vervroegde) pensioendatum of deeltijdpensioendatum heeft de deelnemer eenmalig de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het ouderdomspensioen enerzijds en het nabestaandenpensioen anderzijds te wijzigen. De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsafhankelijke sekseneutrale factoren. De omzetting leidt tot een verhouding tussen het nabestaandenpensioen en het ouderdomspensioen van 0%, 50%, 70%, 85% of 100%. Onder nabestaandenpensioen wordt bij deze keuzemogelijkheid zowel het nabestaandenpensioen voor de huidige partner als het bijzonder nabestaandenpensioen voor de ex-partner(s) verstaan.
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
Vervroegde Leeftijd | OP in NP | NP in OP |
55 | 5,1927 | 0,1724 |
56 | 5,0198 | 0,1782 |
57 | 4,8513 | 0,1842 |
58 | 4,6889 | 0,1905 |
59 | 4,5310 | 0,1969 |
60 | 4,3771 | 0,2037 |
61 | 4,2286 | 0,2106 |
62 | 4,0840 | 0,2179 |
63 | 3,9440 | 0,2254 |
64 | 3,8085 | 0,2332 |
65 | 3,6769 | 0,2413 |
66 | 3,5504 | 0,2496 |
67 | 3,4284 | 0,2582 |
68 | 3,3099 | 0,2672 |
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025. Bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer heeft het bestuur de mogelijkheid om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen:
Vervroegde Leeftijd | OP in NP | NP in OP |
55 | 5,5155 | 0,1622 |
56 | 5,3370 | 0,1675 |
57 | 5,1629 | 0,1731 |
58 | 4,9935 | 0,1788 |
59 | 4,8281 | 0,1848 |
60 | 4,6665 | 0,1910 |
61 | 4,5097 | 0,1975 |
62 | 4,3566 | 0,2042 |
63 | 4,2078 | 0,2113 |
64 | 4,0636 | 0,2186 |
65 | 3,9234 | 0,2262 |
66 | 3,7880 | 0,2340 |
67 | 3,6570 | 0,2422 |
68 | 3,5289 | 0,2507 |
Omzettingsfactoren voor overbruggingspensioen (OBP)
Factor OBP in OPNP is de factor waarmee het op de gewenste leeftijd tijdelijke OBP (exclusief verevend OBP) – dat ingaat op de normpensioenleeftijd 63 jaar – moet worden vermenigvuldigd om de aanspraak op OBP om te zetten in een aanspraak op levenslang OP inclusief 70% NP.
Factor OBP in OP is de factor waarmee het op de gewenste leeftijd verevende tijdelijke OBP – dat ingaat op de normpensioenleeftijd 63 jaar – moet worden vermenigvuldigd om de aanspraak op OBP om te zetten in een aanspraak op levenslang OP. Factor OBP in OBP is de factor waarmee het op de gewenste leeftijd tijdelijke OBP – dat ingaat op de normpensioenleeftijd 63 – moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat uitgekeerd wordt vanaf de gewenste leeftijd. Het uitgestelde OBP bedraagt maximaal 100% van het fiscaal maximale OBP.
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
Leeftijd | OBP in OPNP | OBP in OP | OBP in OBP |
63 | 0,0781 | 0,0920 | 1,0000 |
64 | 0,0813 | 0,0964 | 2,0116 |
65 | 0,0848 | 0,1013 | |
66 | 0,0886 | 0,1066 | |
67 | 0,0927 | 0,1124 |
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025. Bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer heeft het bestuur de mogelijkheid om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen:
Leeftijd | OBP in OPNP | OBP in OP | OBP in OBP |
63 | 0,0894 | 0,1043 | 1,0000 |
64 | 0,0937 | 0,1101 | 1,9917 |
65 | 0,0982 | 0,1164 | |
66 | 0,1031 | 0,1233 | |
67 | 0,1084 | 0,1309 | |
68 | 0.1141 | 0.1392 |
Bijlage 2 Factoren bij afkoop pensioen
Afkoopfactoren pensioen
(artikel 19B en artikel 28 van dit reglement)
Sekseneutrale afkoopfactoren van het levenslange ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen AFKOOP INGEGAAN OUDERDOMSPENSIOEN
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
Leeftijd | OP* |
55 | 28,0676 |
56 | 27,2729 |
57 | 26,4747 |
58 | 25,6751 |
59 | 24,8736 |
60 | 24,0701 |
61 | 23,2673 |
62 | 22,4640 |
63 | 21,6621 |
64 | 20,8625 |
65 | 20,0654 |
66 | 19,2731 |
67 | 18,4862 |
68 | 17,7040 |
* De factor waarmee het ouderdomspensioen, dat is ingegaan, moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025. Bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer heeft het bestuur de mogelijkheid om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen:
Leeftijd | OP* |
55 | 23,7612 |
56 | 23,1413 |
57 | 22,5178 |
58 | 21,8919 |
59 | 21,2631 |
60 | 20,6314 |
61 | 19,9987 |
62 | 19,3640 |
63 | 18,7286 |
64 | 18,0932 |
65 | 17,4580 |
66 | 16,8242 |
67 | 16,1921 |
68 | 15,5609 |
* De factor waarmee het ouderdomspensioen, dat is ingegaan, moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
AFKOOP KLEIN INGEGAAN NABESTAANDENPENSIOEN
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
Leeftijd | factor** | Leeftijd | factor** |
40 | 40,2294 | 58 | 26,7883 |
41 | 39,5401 | 59 | 25,9933 |
42 | 38,8434 | 60 | 25,1956 |
43 | 38,1390 | 61 | 24,3976 |
44 | 37,4266 | 62 | 23,5982 |
45 | 36,7075 | 63 | 22,7980 |
46 | 35,9806 | 64 | 21,9979 |
47 | 35,2478 | 65 | 21,1985 |
48 | 34,5079 | 66 | 20,4017 |
49 | 33,7609 | 67 | 19,6083 |
50 | 33,0073 | 68 | 18,8175 |
51 | 32,2473 | 69 | 18,0333 |
52 | 31,4823 | 70 | 17,2539 |
53 | 30,7116 | 71 | 16,4800 |
54 | 29,9356 | 72 | 15,7133 |
55 | 29,1547 | 73 | 14,9523 |
56 | 28,3697 | 74 | 14,1998 |
57 | 27,5805 | 75 | 13,4558 |
** De factor waarmee het nabestaandenpensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025, Bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer heeft het bestuur de mogelijkheid om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen:
Leeftijd | factor** | Leeftijd | factor** |
40 | 33,2633 | 58 | 22,8239 |
41 | 32,7265 | 59 | 22,2024 |
42 | 32,1844 | 60 | 21,5774 |
43 | 31,6367 | 61 | 20,9509 |
44 | 31,0832 | 62 | 20,3221 |
45 | 30,5251 | 63 | 19,6905 |
46 | 29,9612 | 64 | 19,0570 |
47 | 29,3930 | 65 | 18,4227 |
48 | 28,8197 | 66 | 17,7875 |
49 | 28,2407 | 67 | 17,1524 |
50 | 27,6567 | 68 | 16,5174 |
51 | 27,0675 | 69 | 15,8851 |
52 | 26,4744 | 70 | 15,2531 |
53 | 25,8767 | 71 | 14,6226 |
54 | 25,2742 | 72 | 13,9947 |
55 | 24,6673 | 73 | 13,3676 |
56 | 24,0567 | 74 | 12,7440 |
57 | 23,4419 | 75 | 12,1228 |
** De factor waarmee het nabestaandenpensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
AFKOOP KLEIN NIET INGEGANE PENSIOENEN
Pensioenleeftijd 68 jaar
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
Leeftijd | OP*** | Meever- zekerd NP**** | Leeftijd | OP*** | Meever- zekerd NP**** |
20 | 12,3026 | 3,3644 | 45 | 14,9179 | 4,9443 |
21 | 12,4175 | 3,4237 | 46 | 15,0030 | 5,0012 |
22 | 12,5321 | 3,4839 | 47 | 15,0860 | 5,0563 |
23 | 12,6464 | 3,5448 | 48 | 15,1666 | 5,1093 |
24 | 12,7603 | 3,6065 | 49 | 15,2463 | 5,1600 |
25 | 12,8738 | 3,6688 | 50 | 15,3264 | 5,2087 |
26 | 12,9867 | 3,7319 | 51 | 15,4073 | 5,2549 |
27 | 13,0990 | 3,7955 | 52 | 15,4897 | 5,2976 |
28 | 13,2105 | 3,8599 | 53 | 15,5740 | 5,3372 |
29 | 13,3214 | 3,9245 | 54 | 15,6619 | 5,3729 |
30 | 13,4315 | 3,9894 | 55 | 15,7547 | 5,4052 |
31 | 13,5407 | 4,0548 | 56 | 15,8533 | 5,4331 |
32 | 13,6489 | 4,1202 | 57 | 15,9580 | 5,4572 |
33 | 13,7560 | 4,1855 | 58 | 16,0703 | 5,4757 |
34 | 13,8618 | 4,2511 | 59 | 16,1906 | 5,4896 |
35 | 13,9662 | 4,3165 | 60 | 16,3188 | 5,4991 |
36 | 14,0692 | 4,3817 | 61 | 16,4563 | 5,5023 |
37 | 14,1705 | 4,4468 | 62 | 16,6016 | 5,5005 |
38 | 14,2699 | 4,5116 | 63 | 16,7564 | 5,4924 |
39 | 14,3676 | 4,5761 | 64 | 16,9213 | 5,4779 |
40 | 14,4638 | 4,6400 | 65 | 17,0968 | 5,4572 |
41 | 14,5582 | 4,7031 | 66 | 17,2856 | 5,4284 |
42 | 14,6509 | 4,7653 | 67 | 17,4888 | 5,3920 |
43 | 14,7417 | 4,8263 | 68 | 17,7040 | 5,3488 |
44 | 14,8307 | 4,8862 |
*** De factor waarmee het opgebouwde ouderdomspensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
**** De factor waarmee het meeverzekerd (bijzonder) nabestaandenpensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025. Bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer heeft het bestuur de mogelijkheid om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen.
Leeftijd | OP*** | Meever- zekerd NP**** | Leeftijd | OP*** | Meever- zekerd NP**** |
20 | 9,8183 | 2,7810 | 45 | 11,6142 | 3,9328 |
21 | 9,8935 | 2,8239 | 46 | 11,6903 | 3,9761 |
22 | 9,9682 | 2,8672 | 47 | 11,7680 | 4,0184 |
23 | 10,0424 | 2,9111 | 48 | 11,8476 | 4,0594 |
24 | 10,1163 | 2,9557 | 49 | 11,9306 | 4,0993 |
25 | 10,1896 | 3,0007 | 50 | 12,0186 | 4,1382 |
26 | 10,2624 | 3,0462 | 51 | 12,1118 | 4,1758 |
27 | 10,3346 | 3,0921 | 52 | 12,2111 | 4,2115 |
28 | 10,4062 | 3,1386 | 53 | 12,3164 | 4,2456 |
29 | 10,4775 | 3,1853 | 54 | 12,4301 | 4,2776 |
30 | 10,5488 | 3,2322 | 55 | 12,5543 | 4,3081 |
31 | 10,6199 | 3,2796 | 56 | 12,6900 | 4,3360 |
32 | 10,6909 | 3,3269 | 57 | 12,8377 | 4,3615 |
33 | 10,7618 | 3,3744 | 58 | 12,9993 | 4,3841 |
34 | 10,8324 | 3,4220 | 59 | 13,1754 | 4,4040 |
35 | 10,9029 | 3,4695 | 60 | 13,3662 | 4,4212 |
36 | 10,9731 | 3,5170 | 61 | 13,5731 | 4,4346 |
37 | 11,0432 | 3,5646 | 62 | 13,7957 | 4,4447 |
38 | 11,1129 | 3,6119 | 63 | 14,0354 | 4,4509 |
39 | 11,1828 | 3,6592 | 64 | 14,2941 | 4,4525 |
40 | 11,2531 | 3,7062 | 65 | 14,5729 | 4,4497 |
41 | 11,3237 | 3,7527 | 66 | 14,8755 | 4,4414 |
42 | 11,3951 | 3,7988 | 67 | 15,2050 | 4,4277 |
43 | 11,4668 | 3,8442 | 68 | 15,5609 | 4,4096 |
44 | 11,5397 | 3,8890 |
*** De factor waarmee het opgebouwde ouderdomspensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
**** De factor waarmee het meeverzekerd (bijzonder) nabestaandenpensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
De factoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie
Bijlage 3 Overgangsregeling Individueel Pensioensparen
De regeling voor Bijsparen voor extra pensioenaanspraken (Artikel 23 van dit reglement) is per 1 januari 2013 beëindigd. Op de per 31 december 2012 opgebouwde premievrije aanspraken blijven de regels van deze overgangsregeling voor zover nog relevant van toepassing.
1. Alleen degenen die op 1 januari 2007 deelnamen aan het tot dan toe van kracht zijnde Reglement Pensioensparen door middel van het betalen van een periodieke maandelijkse premiebetaling, kunnen het deelnemerschap aan deze regeling pensioensparen ook na 1 januari 2007 voorzetten. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met de KLM, maar in ieder geval op de pensioendatum of bij overlijden van de deelnemer. De door de deelnemer beschikbaar gestelde premie wordt door de KLM in mindering gebracht op het bruto loon.
2. Aan de onder lid 1 genoemde deelnemers wordt in 2007 eenmalig de keuzemogelijkheid gegeven om hun maandpremie zodanig te verhogen dat het bedrag dat met de oude fondsfactoren aan extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen kon worden ingekocht, in stand blijft, indien en voor zover de individuele fiscale bijspaarruimte dat mogelijk maakt. De berekening van de individuele fiscale bijspaarruimte vindt plaats op basis van de regels die daarvoor door de Staatssecretaris van Financiën zijn opgesteld in het Besluit van 11 december 2002, nr. CPP2002/1448M. Bij de berekening wordt rekening gehouden met het eventuele voorwaardelijke extra ouderdomspensioen uit hoofde van Overgangsregeling 3. Na deze eenmalige keuzemogelijkheid heeft betrokkene niet meer de mogelijkheid om de periodieke maandelijkse premie te verhogen dan wel te verlagen.
3. De deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om de periodieke maandelijkse premie stop te zetten. Deze keuze dient tenminste 2 maanden vooraf - op een door de KLM of het Fonds ter beschikking gesteld wijzigingsformulier - door de deelnemer aan de KLM kenbaar gemaakt te worden. Na ontvangst van dit formulier zet de KLM de maandelijkse premiebetaling stop. Het is voor de deelnemer daarna niet meer mogelijk om individueel pensioen bij te sparen.
4. De premie die door het Fonds in de loop van enige maand wordt ontvangen, wordt na aftrek van 1% administratiekosten (met een minimum van € 50,- per jaar waarin een premie wordt afgedragen) aangewend voor de inkoop van een extra ouderdomspensioen en een daarbij behorend extra nabestaandenpensioen van 70% van het extra ouderdomspensioen.
5. De omzetting van deze maandpremies in extra pensioenaanspraken, vindt plaats op basis van de nu volgende fondsfactoren:
leeftijd deelnemer in jaren | Factor |
45 | 8,4211 |
46 | 8,6806 |
47 | 8,9477 |
48 | 9,2223 |
49 | 9,5049 |
50 | 9,7961 |
51 | 10,0958 |
52 | 10,4045 |
53 | 10,7225 |
54 | 11,0504 |
55 | 11,3886 |
56 | 11,7378 |
57 | 12,0981 |
58 | 12,4710 |
59 | 12,8566 |
60 | 13,2564 |
61 | 13,6713 |
62 | 14,1030 |
63 | 14,5526 |
64 | 15,0227 |
65 | 15,5152 |
66 67 | 16,0332 16.5803 |
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2016 tot de eerstvolgende aanpassing door het Bestuur.
6. De door middel van de beschikbaar gestelde premies ingekochte aanspraak op extra ouderdomspensioen gaat gelijktijdig in met het ouderdomspensioen uit de basispensioenregeling en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde. Op dit extra ouderdomspensioen zijn de bepalingen van het basispensioenreglement van toepassing die gelden voor het ouderdomspensioen.
7. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de nagelaten partner recht op een extra nabestaandenpensioen ter grootte van 70% van het extra ouderdomspensioen tenzij de gepensioneerde op de (vervroegde of verlate) pensioendatum de verhouding tussen het aangekochte extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen heeft gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van het basispensioenreglement. Op dit extra nabestaandenpensioen zijn de bepalingen van het basispensioenreglement van toepassing die gelden voor het nabestaandenpensioen.
8. De regeling van voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het basispensioenreglement is niet van toepassing op het individuele pensioensparen. Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene een invaliditeitspensioen krachtens het basispensioenreglement ontvangt, kan deze vrijwillig het individuele pensioensparen voortzetten. De door betrokkene betaalde maandpremie wordt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in mindering gebracht op het bruto loon, en bij volledige arbeidsongeschiktheid op het arbeidsongeschiktheidspensioen van het Fonds.
9. De ingekochte aanspraken op extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen worden tijdens het deelnemerschap tot aan de (vervroegde of verlate) pensioendatum of tot aan de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, ieder jaar per 1 januari aangepast op basis van de bepaling van artikel 25 lid 1 van het basispensioenreglement.
De ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen worden ieder jaar per 1 januari aangepast overeenkomstig de bepaling van artikel 25 lid 1 van het basispensioenreglement.
10. Op de uitvoering van deze Overgangsregeling Individueel Pensioensparen zijn de artikelen van het basispensioenreglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
11. Voor de deelnemers die per 31 december 2006 aanspraken jegens het Fonds hebben op grond van één of meerdere vrijwillige aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 23 van het basispensioenreglement of de daarmee overeenkomende bepalingen van de Reglementen 1976, 1987, 1995, 2001 en 2002, worden deze per 1 januari 2007 ondergebracht in deze Overgangsregeling. Vanaf 1 januari 2007 wordt deze aanspraak op een aanvullende verzekering behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling.
Voor de gewezen deelnemers die per 31 december 2006 een premievrije aanspraak jegens het Fonds hebben op grond van één of meerdere vrijwillige aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 23 van het basispensioenreglement of de daarmee overeenkomende bepalingen van de Reglementen 1976, 1987, 1995, 2001 en 2002, worden deze per 1 januari 2007 ondergebracht in deze Overgangsregeling. Vanaf 1 januari 2007 wordt deze premievrije aanspraak op een aanvullende verzekering behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling.
Voor de gepensioneerden die per 31 december 2006 een ingegaan extra pensioen bij het Fonds hebben op grond van één of meerdere vrijwillige aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 23 van het basispensioenreglement of de daarmee overeenkomende bepalingen van de Reglementen 1976, 1987, 1995, 2001 en 2002, worden deze per 1 januari 2007 ongewijzigd ondergebracht in deze Overgangsregeling. Vanaf 1 januari 2007 wordt dit op grond van een aanvullende verzekering bij het Fonds ingegane pensioen, behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling.
12. Deze Overgangsregeling komt per 1 januari 2007 in de plaats van het tot dan toe van kracht zijnde Reglement Pensioensparen.
Bijlage 4
Cijferbijlage per 1 januari 2023
(bedragen in €)
2023 | 2022 | 2021 | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | |
Maximum bruto pensioengrondslag | 128.810 | 114.866 | 112.189 | 110.111 | 107.593 | 105.075 | 103.317 |
Bijdragefranchise | 20.668 | 18.908 | 18.908 | 18.908 | 18.082 | 17.815 | 17.639 |
Franchise | 16.322 | 14.802 | 14.544 | 15.451 | 14.776 | 14.313 | 14.075 |
WIA- uitkeringsgrens | 66.957 | 59.706 | 58.307 | 57.232 | 55.927 | 54.617 | 53.706 |
WIA-uitkerings- grens Overgangs- regeling 5 | 70.751 | 63.090 | 61.612 | 60.476 | 59.097 | 57.713 | 56.750 |
Anw-hiaatpensioen | 17.050 | 15.500 | 15.300 | 15.100 | 14.800 | 14.500 | 14.350 |
Xxxxxxxxxxx | 594,89 | 520,35 | 503,24 | 497,27 | 484,09 | 474,11 | 467,89 |
Deelnemersbijdragen
2023 | ||||
Percentage van de bijdragegrondslag, Artikel 26, lid 3.b. *) | 1,0% | |||
Leeftijd | t/m 29 jaar | 30 t/m 39 jaar | 40 t/m 49 jaar | 50 jaar en ouder |
Maandelijkse bijdrage. Artikel 26, lid 3.c. **) | 26,50 | 33,10 | 39,70 | 46,20 |
*) Dit percentage geldt per 1 januari 2023 en kan periodiek door het Bestuur opnieuw worden vastgesteld.
**) Deze bedragen gelden vanaf 1 januari 2023 en worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het percentage waarmee het verzekerde bedrag van het Anw-hiaatpensioen conform artikel 7, lid 5, wordt aangepast.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
: 1.0
: 1 januari 2021
: 1 juni 2021
: Invoering CDC-regeling
In verband met de invoering van de CDC-regeling per 1 januari 2021 is aan dit reglement een Introductie toegevoegd waarin de kenmerken van de CDC-regeling worden omschreven onder vermelding van de reglementsartikelen waarin het CDC-karakter van de regeling te vinden is. Daarnaast zijn ten opzichte van het voorgaande pensioenreglement van 2006 ingaande 1 januari 2021 enige andere wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste zijn:
- het opbouwpercentage is verlaagd naar 1,875% (tot 1 januari 2021: 1,895%) onder gelijktijdige verlaging van de franchise (zie Bijlage 4);
- in artikel 24 (uitzending en sociale verzekering) is vastgelegd dat het Fonds geen aanvullend ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen verstrekt voor uitzendingen naar het buitenland die
aanvangen op of na 1 januari 2021.
Bijlage 5 Versiebeheer
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
: 2.0
: 1 januari 2021
: 4 november 2021
: Reglementsaanpassingen i.vm. reductie arbeidsvoorwaarden
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Begripsomschrijving arbeidsvoorwaardelijke bijdrage is toegevoegd en de begripsomschrijvingen van bijdragegrondslag, bruto pensioengrondslag en premiegrondslag zijn aangepast in verband met de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage.
Artikel 6 Facultatief nabestaandenpensioen
In lid 5 (hoogte facultatief nabestaandenpensioen) is vastgelegd dat de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage buiten beschouwing blijft.
Artikel 8 Wezenpensioen
In lid 2 (hoogte wezenpensioen) is vastgelegd dat arbeidsvoorwaardelijke bijdrage buiten beschouwing blijft.
Artikel 9 Arbeidsongeschiktheidspensioen
In lid 5 (pensioengrondslag) is vastgelegd dat arbeidsvoorwaardelijke bijdrage buiten beschouwing blijft.
Artikel 11 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
In lid 1 (voortzetting deelnemerschap en pensioengrondslag) is vastgelegd dat de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage buiten beschouwing blijft.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
: 3.0
: 1 januari 2022
: n.v.t.
: Jaarovergang 2021-2022
Alle wettelijke bedragen, tabellen etc. in dit reglement zijn geactualiseerd naar de situatie per 1 januari
2022.
Versienummer : 4.0
Tekst per: : 30 juni 2022
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d. : 30 juni 2022
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie : Invoering gedeeltelijke afkoop (bedrag ineens),
aanpassing flexibiliseringsfactoren en herstel van enige onvolkomenheden
Bedrag ineens/10% afkoop
• Belangrijkste wijziging betreft het nieuwe artikel 19B waarin de gedeeltelijke afkoop op de (deeltijd)pensioendatum wordt geregeld.
• De structuur van het reglement is aangepast.
- De regels voor de variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen (oud artikel 17 lid 5) zijn overgeheveld naar het nieuwe artikel 19A.
- De kop van hoofdstuk 7 (Omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen) is vervallen.
- In verband met de mogelijkheid van de gedeeltelijke afkoop op de deeltijdpensioendatum, is in het artikel over deeltijdpensioen (artikel 18) in
het nieuwe lid 4 van artikel 18 een verwijzing opgenomen naar het nieuwe artikel 19B. Aldus zijn keuzemogelijkheden van de deelnemer in één hoofdstuk (hoofdstuk 6) opgenomen en logischer gerangschikt: pensioeningang artikel 17, deeltijdpensioeningang artikel 18, uitruil OP in NP of omgekeerd artikel 19, variatie hoogte OP artikel 19A óf gedeeltelijke afkoop OP artikel 19B.
• Het uitbetalingsartikel (artikel 27) is aangevuld in verband met de uitbetaling van een eenmalige afkoopsom zowel afkoop klein pensioen als de 10% afkoop op de pensioendatum.
• De factoren voor gedeeltelijke afkoop op de pensioendatum per 01-01-2023 zijn toegevoegd aan Bijlage 2.
Aanpassing flexibiliseringsfactoren
• Alle per 01-01-2023 toepasselijke flexibiliserings- en afkoopfactoren zijn toegevoegd aan de Bijlagen 1 en 2.
Xxxxxxx van enige onvolkomenheden
• In de omschrijving van het begrip ‘Kind’ in artikel 1 dient de passage ‘mits het kind de hoedanigheid van kind in de zin van dit reglement tijdens het deelnemerschap heeft verkregen’ op een nieuwe regel te beginnen. De betreffende passage moet namelijk betrekking hebben op alle onderdelen a, b en c van het kindbegrip.
• In artikel 26 lid 1 is abusievelijk vermeld dat de vaste premie 25,5% van de pensioengrondslag
bedraagt. Dit moet - overeenkomstig de uitvoeringsovereenkomst - de premiegrondslag zijn. In de begripsomschrijving van Xxxxx xxxxxx (artikel 1) staat correct vermeld dat het een percentage van de premiegrondslag betreft.
• Het gehele document is gecontroleerd op verwijzingen naar andere artikelen van het reglement, verwijzingen naar (artikelen van) overgangsregelingen of bijlagen dan wel verwijzingen naar
statuten. Waar nodig zijn deze aangepast.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
: 5.0
: 1 januari 2023
: 15 december 2022, aanvulling 12 januari 2023
:
Wijzigingen in verband met het harmoniseren van de indexatieambitie voor actieve deelnemers, gepensioneerden en gewezen deelnemers. Met ingang van 1 januari 2023 wordt de indexatie maatstaf gebaseerd op de prijsindex. De wijziging is voor het eerst van toepassing op het indexatiebesluit per 1 januari 2023 en heeft geen terugwerkende kracht.
Ten gevolge hiervan zijn de volgende artikelen gewijzigd:
Artikel 20 lid 4,
21 lid 9 en lid 12,
25 lid 1, lid 2 (vervallen), lid 3 gewijzigd en hernummerd naar lid 2, lid 4 en 5 alleen hernummerd naar
respectievelijk lid 3 en lid 4.
Artikel 37.
Overgangsregeling 1: artikel 1 en artikel 2
Bijlage 3 Overgangsregeling Individueel Pensioensparen: lid 9.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
: 6.0
: 23 februari 2023
: 23 februari 2023
:
Uitbreiding van de mogelijkheid tot afkoop van kleine netto pensioenen. Ten gevolge hiervan zijn de artikelen 28 en 37 gewijzigd.
Aanscherping van de mogelijkheid tot variabilisering (lage uitkering niet lager dan te verrekenen WIA). Artikel 19A.
Ook is de cijferbijlage 2023 bijgewerkt.
Versienummer Tekst per:
Vastgesteld in Bestuursvergadering d.d.
Wijzigingen ten opzicht van vorige versie
: 7.0
: 28 juni 2023
: 28 juni 2023
:
Diverse bedragen en percentages (onder andere in Bijlage 4) zijn geactualiseerd.
In de artikelen 6, 8 en 15 zijn verduidelijkingen aangebracht met betrekking tot het bereikbare facultatieve nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
In artikel 33 is het eerste lid aangepast met betrekking tot de termijn waarbinnen bij pensioengerechtigden een pensioenverlaging kan worden toegepast.
In de Bijlagen 1 en 2 zijn de per 1 januari 2024 geldende flexibiliserings- en afkoopfactoren opgenomen en in Bijlage 8 de koopsomfactoren voor de pensioenopbouw bij non-activiteit per 1 januari 2024. Hierbij is aangegeven dat bij een rentewijziging van 1 procentpunt of meer het bestuur
de mogelijkheid heeft om de tarieven per 1 juli 2024 te wijzigen.
Bijlage 6 Uitvoeringsbesluit voorlopige overlijdensrisicodekking nettopensioen
(Vervallen als gevolg van de invoering van een netto pensioenregeling per 1 januari 2015)
Het Fonds, overwegende dat:
1. op grond van wettelijke regels (Witteveenkader) de pensioenopbouw van de deelnemers aan de pensioenregelingen van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM ingaande 1 januari 2015 moet worden verlaagd;
2. werknemers met een pensioengevend loon van € 100.000 of hoger (fulltime dienstverband) hun verlaagde pensioenopbouw met ingang van 1 januari 2015 op vrijwillige basis kunnen aanvullen door vanuit het nettoloon te sparen voor een netto pensioen in de zin van artikel 117a Pensioenwet;
3. een eventuele netto pensioenregeling voor de (arbeidsongeschikte) deelnemers aan de pensioenregelingen van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM pas in de loop van 2015 kan worden ingevoerd;
4. na overlijden van de deelnemer in de periode vanaf 1 januari 2015 tot de eventuele invoering van de netto pensioenregeling, het inkomen van de nabestaande partner (en kinderen) zonder nadere voorziening niet kan worden aangevuld;
past ingaande 1 januari 2015 de volgende uitvoeringsregels toe voor een voorlopige dekking van het overlijdensrisico in het netto pensioen:
Begripsomschrijvingen
In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:
Deelnemerstijd
De deelnemerstijd vanaf de voor de deelnemer geldende aanvangsdatum van de voorlopige dekking tot de (individuele) pensioen(richt)datum vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage op de overlijdensdatum. De deelnemerstijd wordt afgerond op twee decimalen.
Voor de bepaling van de deelnemerstijd van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt de bepaling van de deelnemerstijd mede gebaseerd op het deeltijdpercentage bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid.
Netto factor
Een factor van 0,48.
Pensioengevend loon
Het (fictieve) pensioengevend loon op jaarbasis boven de aftoppingsgrens van € 100.000 (fulltime dienstverband) waarover in de basispensioenregeling van het pensioenfonds geen pensioen kan worden opgebouwd.
Kring der verzekerden voorlopige overlijdensrisicodekking
1. De deelnemers (waaronder begrepen arbeidsongeschikte deelnemers) aan de pensioenregelingen van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM met een pensioengevend loon boven de aftoppingsgrens van € 100.000 zijn automatisch verzekerd, tenzij:
- de deelnemer geen partner in de zin van de basispensioenregeling heeft;
- de deelnemer en de partner - op een door het pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier
- te kennen hebben gegeven van deelname aan de voorlopige overlijdensrisicodekking nettopensioen af te zien.
Hoogte verzekerd netto partnerpensioen
2. Het verzekerde netto partnerpensioen bedraagt per jaar 1,313% van het pensioengevend loon op de overlijdensdatum vermenigvuldigd met de deelnemerstijd en de netto factor.
Hoogte verzekerd netto wezenpensioen
3. Het verzekerde netto wezenpensioen bedraagt per jaar 0,263% van het pensioengevend loon op de overlijdensdatum vermenigvuldigd met de deelnemerstijd en de netto factor.
Beëindiging voorlopige overlijdensrisicodekking
4. De verzekering eindigt:
- door overlijden van de deelnemer;
- door voortijdige beëindiging van het deelnemerschap, anders dan door arbeidsongeschiktheid;
- op de (individuele) pensioen(richt)datum van de deelnemer;
- op de dag dat de deelnemer geen partnerrelatie meer heeft in de zin van de basispensioenregeling;
- door eventuele inwerkingtreding van de netto pensioenregeling;
- door intrekking van dit uitvoeringsbesluit.
Premiebetaling
5. Over de periode van voorlopige overlijdensrisicodekking is de deelnemer maandelijks een risico- premie verschuldigd. Deze premie wordt op de website van het pensioenfonds gepubliceerd. Bij parttime werken wordt de premie naar rato van het deeltijdpercentage vastgesteld.
Uitkering en uitkeringsduur netto pensioen
6. Het netto partnerpensioen en het netto wezenpensioen worden na het overlijden van de (arbeidsongeschikte) deelnemer aan de nabestaande partner en kinderen in maandelijkse termijnen uitgekeerd indien en zolang het partnerpensioen en wezenpensioen volgens de basispensioenregeling worden uitgekeerd. Op het netto pensioen wordt geen loonheffing ingehouden.
Indexatie ingegaan pensioen
7. De op grond van dit uitvoeringsbesluit ingegane netto pensioenen worden ondergebracht in de netto pensioenregeling zodra deze in werking is getreden en alsdan voorwaardelijk geïndexeerd op grond van de daarin vastgelegde voorwaardelijke indexeringsregeling.
Hardheidsbepaling
8. Het bestuur kan in bepaalde gevallen tegemoet komen aan onbedoelde en/of onbillijke effecten die uit de toepassing van dit uitvoeringsbesluit voortvloeien.
Slotbepaling
9. Dit uitvoeringsbesluit is mede gebaseerd op het ontwerpbesluit van de staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 september 2014 waarbij het Besluit uitvoering Pensioenwet wordt aangepast door de invoeging van het hoofdstuk 9 inzake nettopensioen. Dit uitvoeringsbesluit wordt aangepast indien het definitieve besluit van de staatsecretaris dan wel andere wettelijke regels daartoe aanleiding geven.
Dit uitvoeringsbesluit is door het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM vastgesteld op 15 december 2014 en treedt in werking op 1 januari 2015.