Artikel 1: Begripsbepalingen
Reglement van de Commissie voor geschillen inzake universitaire medezeggenschapsaangelegenheden
Artikel 1: Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. "Commissie": de commissie voor geschillen inzake universitaire
medezeggenschapsaangelegenheden bedoeld in artikel 9.39 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW);
b. "Stichting": Stichting Geschillencommissies Onderwijs;
c. "instelling": een universiteit als genoemd in de bijlage onder a en b van de WHW.
d. "college van bestuur": het college van bestuur bedoeld in art. 9.2 van de WHW;
e. "ondernemingsraad": de ondernemingsraad bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;
f. "gezamenlijke vergadering":
de gezamenlijke vergadering bedoeld in art. 9.30a lid 1 van de WHW;
j. "universiteitsraad": de universiteitsraad bedoeld in art 9.31 van WHW;
x. "secretaris": de ambtelijk (adjunct-) secretaris;
l. "secretariaat": het ambtelijk secretariaat van de Stichting en de Commissie.
Hoofdstuk 1: Instandhouding van de Commissie
Artikel 2: Instandhouding van de Commissie
De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) houdt de Commissie in stand.
Artikel 3: Kosten
De kosten van de Commissie en het secretariaat worden gedragen door de Stichting op basis van een overeenkomst gesloten tussen de Stichting en de VSNU.
Artikel 4: Het secretariaat
1. De Stichting draagt zorg voor het secretariaat van de Commissie en neemt alle maatregelen die nodig zijn ter bevordering van de onafhankelijkheid en de deskundigheid van het secretariaat. Aan het hoofd van het secretariaat staat een secretaris/hoofd van dit secretariaat. Benoembaar als secretaris van de Commissie is hij/zij die met goed gevolg een juridische opleiding aan een Nederlandse universiteit heeft voltooid.
2. De secretaris heeft tot taak:
a. het bijstaan van de Commissie;
b. de organisatie en het beheer van het secretariaat;
c. het onderhouden van contacten met derden namens de Commissie.
3. Tevens verleent de secretaris de Commissie alle ondersteuning welke deze voor de uitoefening van haar taak behoeft. De secretaris draagt hiertoe zorg voor een archief van de in deze van belang zijnde jurisprudentie en andere gegevens.
Artikel 5: Stichtingsbestuur en Commissie
1. Het bestuur van de Stichting neemt alle maatregelen die nodig zijn voor het goed functioneren van de Commissie. Deze maatregelen mogen rechtstreeks noch zijdelings invloed hebben of kunnen hebben op de uitspraken van de Commissie.
2. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit van haar werkzaamheden aan de VSNU en de Stichting.
Hoofdstuk 2: Samenstelling en verkiezing Commissie en vereisten voor lidmaatschap
Artikel 6: Samenstelling van de Commissie en vereisten voor lidmaatschap
1. De Commissie bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden.
2. Eén lid en één plaatsvervangend lid worden gekozen door de colleges van bestuur en één lid en één plaatsvervangend lid worden gekozen door de universiteitsraden.
3. De twee leden kiezen het derde lid, tevens voorzitter, en diens plaatsvervanger.
4. Niet verkiesbaar is degene die deel uitmaakt van een college van bestuur, een raad van toezicht, het bestuur van een faculteit, het bestuur van een opleiding, een universiteitsraad of een faculteitsraad.
5. De leden, die voorzitter en plaatsvervangend voorzitter zijn, hebben bij voorkeur de hoedanigheid van meester in de rechten.
Artikel 7: Rooster van aftreden
1. Het lid, gekozen door de colleges van bestuur en het plaatsvervangend lid, gekozen door de universiteitsraden, treden de eerste maal af per 01-08-2001, het lid, gekozen door de universiteitsraden en het plaatsvervangend lid, gekozen door de colleges van bestuur, treden de eerste maal af per 01-08-2002, de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter treden de eerste maal af per 01-08-2003.
2. Vervolgens treden de (plaatsvervangende) commissieleden om de 4 jaar af.
De Commissie stelt een rooster van aftreden op dat als bijlage aan dit reglement wordt gehecht.
3. De (plaatsvervangende) leden zijn bij aftreden éénmaal herbenoembaar.
4. Degene die een tussentijdse vacature vervult, komt voor het rooster van aftreden in de plaats van degene van wie hij/zij de vacature vervult.
Artikel 8: Kennisgeving van het reglement van de Commissie
1. Onmiddellijk na vaststelling van dit reglement zendt de secretaris daarvan een afschrift aan de VSNU die voor verspreiding onder de universiteiten zorg draagt.
2. Het college van bestuur verstrekt een exemplaar aan de aan de universiteit ingestelde medezeggenschapsorganen.
3. Het college van bestuur draagt er zorg voor, dat een exemplaar van het reglement steeds op een vrij toegankelijke plaats in de instelling ter inzage ligt.
Artikel 9: Geheimhouding
Het is de (plaatsvervangende) leden van de Commissie en de secretaris verboden:
a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen openbaar of aan derden bekend te maken;
b. de gevoelens bekend te maken welke in besloten vergaderingen of zittingen van de Commissie over geschillen zijn geuit.
Artikel 10: Vergaderingen van de Commissie
1. De Commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee (plaatsvervangende) leden dat nodig achten. De voorzitter bepaalt de plaats waar en het tijdstip waarop de vergaderingen worden gehouden, en doet de (plaatsvervangende) leden, behoudens in spoedeisende gevallen te zijner/harer beoordeling, ten minste acht dagen vóór de vergadering schriftelijk oproepen.
2. De voorzitter heeft de leiding van de vergaderingen.
Hoofdstuk 3 Geschillenprocedure
Artikel 11: Competentie van de Commissie
1. De Commissie neemt kennis van geschillen zoals omschreven in de artikelen 9.30, lid 6, 9.30a, lid 4, en 9.40, leden 1 en 4, WHW.
2. De Commissie kan op verzoek van het college van bestuur, dan wel van een medezeggenschapsorgaan, als bedoeld in art. 9.30, lid 6, 9.30a, lid 4, en 9.40, leden 1 en 4, WHW kennisnemen van andere medezeggenschapsgeschillen dan bedoeld in het eerste lid.
3. Het vorige lid is slechts van toepassing indien en voorzover het reglement van het desbetreffende medezeggenschapsorgaan daarin voorziet en de wet zich niet verzet tegen de bevoegdheid van de Commissie.
4. Ingeval aan de universiteit is gekozen voor een stelsel van gedeelde medezeggenschap, neemt de Commissie ook kennis van geschillen tussen het college van bestuur c.q. de decaan en de centrale c.q. facultaire medezeggenschapsorganen van studenten, indien en voor zover de medezeggenschapsregeling bedoeld in art. 9.30 lid 3 WHW dan wel het reglement van het desbetreffende medezeggenschapsorgaan voorziet in de bevoegdheid van de Commissie.
Artikel 12: Het verzoekschrift
1. Een geschil als bedoeld in artikel 11 van dit reglement wordt aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift dat in zesvoud aan de Commissie wordt gericht door hetzij het college van bestuur, hetzij de ondernemingsraad hetzij de gezamenlijke vergadering hetzij de universiteitsraad, hetzij een medezeggenschapsorgaan van studenten, ieder afzonderlijk hetzij één of meer onder hen tezamen, afhankelijk van wie daartoe ingevolge de artikelen 9.30, lid 6, 9.30a, lid 4, en 9.40, lid 1, WHW dan wel ingevolge de betrokken medezeggenschapsregeling of reglementen, bevoegd is.
a. Het verzoekschrift bevat de namen en adressen van de betrokken partijen.
b. Het verzoekschrift dient een gemotiveerd standpunt van de indiener(s) te bevatten.
c. Bij het verzoekschrift worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
2. De secretaris bevestigt zo spoedig mogelijk de ontvangst van het verzoekschrift aan de indiener(s) ervan.
Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het eerste lid, onder a, b en c, van dit artikel, wijst de secretaris de indiener op het gepleegde verzuim en nodigt hem/haar uit binnen een door de secretaris na overleg met de voorzitter te bepalen termijn dit verzuim te herstellen met de mededeling dat indien niet aan dit verzoek wordt voldaan, de Commissie het verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren.
Artikel 13: Het verweerschrift
1. Indien het verzoekschrift is ingediend door één der partijen, zendt de secretaris zo spoedig mogelijk na ontvangst daarvan een exemplaar, eventueel vergezeld van de in artikel 12, lid 2, bedoelde aanvullingen, aan de andere partij.
2. De secretaris verzoekt de andere partij daarbij uit een verweerschrift in zesvoud bij de Commissie in te dienen. De secretaris deelt daarbij de uiterste datum mee waarop het verweerschrift bij de Commissie moet zijn ingediend. De termijn voor het indienen van het verweerschrift bedraagt ten minste veertien en ten hoogste dertig dagen.
3. Op verzoek kan de secretaris na overleg met de voorzitter de in lid 2 bedoelde termijn verlengen.
4. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verweerschrift zendt de secretaris een exemplaar daarvan aan de wederpartij.
Artikel 14: Repliek en dupliek
De voorzitter kan de verzoeker in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren. In dat geval wordt de verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te dupliceren. De voorzitter stelt de termijnen voor repliek en dupliek vast.
Artikel 15: Vertrouwelijkheid van de stukken
Alle op het geschil betrekking hebbende stukken dienen ter vertrouwelijke kennisneming van de Commissie. Anderen dan partijen kunnen vanwege de Commissie deze stukken niet inzien of hiervan afschriften of uittreksels maken.
Artikel 16: Inwinnen van informatie
Ter voorbereiding van de behandeling van het geschil kunnen door of namens de Commissie bij de verzoeker(s), de wederpartij en anderen schriftelijk alle gewenste inlichtingen worden ingewonnen. Verzoek(st)er(s) en verweerder worden hiervan op de hoogte gesteld.
Artikel 17: Behandeling door de Commissie
1. De secretaris stelt na ontvangst van alle op het geschil betrekking hebbende stukken, de (plaatsvervangende) leden van de Commissie die het geschil zullen behandelen schriftelijk op de hoogte onder overlegging van de terzake doende stukken.
2. Indien de Commissie zich op grond van de ingediende stukken niet bevoegd acht, deelt de secretaris dit schriftelijk en met redenen omkleed mee aan partijen.
3. De Commissie kan een geschil schriftelijk behandelen, mits partijen hiermee instemmen.
Artikel 18: De hoorzitting
1. Indien zich niet een geval voordoet van artikel 17, leden 2 of 3, bepaalt de secretaris in overleg met de voorzitter dag, plaats en uur waarop het geschil op een hoorzitting zal worden behandeld.
2. De hoorzitting vindt uiterlijk zes weken na ontvangst van de relevante stukken plaats.
3. Een partij kan zich ter zitting door een gemachtigde doen vertegenwoordigen of zich door een raadsman/-vrouw doen bijstaan.
4. De Commissie verlangt van een gemachtigde die geen advocaat is en een partij ter zitting vertegenwoordigt, een schriftelijke machtiging.
5. De secretaris roept partijen op om op de hoorzitting te verschijnen teneinde desgewenst persoonlijk hun standpunt toe te lichten dan wel hun standpunt te doen toelichten door hun gemachtigden.
Artikel 19
1. De hoorzittingen van de Commissie zijn openbaar. Van een hoorzitting wordt proces-verbaal opgemaakt.
2. In het belang van de openbare orde of zedelijkheid, of om een gewichtige, in het proces- verbaal van de hoorzitting vermelde reden, of indien een partij dat verzoekt, kan de Commissie bepalen dat een hoorzitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren zal plaatshebben.
3. De voorzitter heeft de leiding van de zitting. Hij/zij geeft aan elk van de partijen de gelegenheid haar standpunt toe te lichten en sluit het onderzoek wanneer de Commissie van oordeel is dat het onderzoek is voltooid.
4. Zodra het onderzoek ter zitting is gesloten, deelt de voorzitter de partijen mede wanneer uitspraak wordt gedaan of wordt bekend gemaakt.
5. Indien voor de sluiting van het onderzoek ter zitting blijkt, dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan de Commissie bepalen dat de behandeling ter zitting op een door de Commissie te bepalen tijdstip zal worden voortgezet.
Artikel 20: Heropening onderzoek
Indien de Commissie van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan zij het heropenen. De Commissie bepaalt daarbij op welke wijze het onderzoek wordt voortgezet. De secretaris doet daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan partijen.
Artikel 21: Getuigen en deskundigen
1. Indien de Commissie dat ter beslissing van het geschil nodig acht, kan de Commissie getuigen en/of deskundigen ter zitting horen. Indien de Commissie van deze bevoegdheid gebruik maakt, deelt de voorzitter dit aan partijen mee.
2. Een partij kan op eigen kosten getuigen en/of deskundigen ter zitting meebrengen, met dien verstande dat zij de namen en woonplaatsen van die personen uiterlijk drie werkdagen voor de zitting schriftelijk opgeeft aan de secretaris en de wederpartij.
De Commissie kan afzien van het horen van door partijen meegebrachte of opgeroepen
getuigen indien zij van oordeel is dat het horen redelijkerwijze niet bijdraagt aan de beoordeling van het geschil.
3. Getuigen en deskundigen worden door de voorzitter ondervraagd. Vragen kunnen ook worden gesteld door de andere leden van de Commissie en, met toestemming van de voorzitter, door diens tussenkomst, door de partijen of hun gemachtigden.
Artikel 22: Intrekken van een geschil
De partij die bij de Commissie een geschil aanhangig heeft gemaakt, kan dit geschil schriftelijk en ter zitting ook mondeling intrekken. De secretaris deelt dit zo spoedig mogelijk mee aan de wederpartij.
Artikel 23: Wraken en verschonen
1. Voor de behandeling ter zitting dan wel ter zitting kan elk van de zittende leden van de Commissie door een of meer van de bij het geschil betrokken partijen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het desbetreffende lid zouden kunnen bemoeilijken. Ook kan op grond van zodanige feiten of omstandigheden een lid verzoeken zich te mogen verschonen.
2. De andere zittende leden van de Commissie beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking dan wel verschoning wordt toegestaan.
3. Bij staking van de stemmen is het verzoek toegestaan.
4. De beslissing op een verzoek om wraking is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan de verzoeker, de andere partijen en het commissielid wiens wraking was verzocht, medegedeeld.
5. Ingeval van misbruik kan de Commissie bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing mededeling gedaan.
6. De beslissing op een verzoek om verschoning is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan partijen en het commissielid dat om verschoning had verzocht, medegedeeld.
Artikel 24: Bemiddeling door de Commissie
1. Tijdens de hoorzitting dan wel onmiddellijk hierna, maar in ieder geval uiterlijk drie weken na het (laatste) horen van partijen, kan de Commissie, indien zij dit gewenst acht, een met redenen omkleed bemiddelingsvoorstel doen.
2. De Commissie geeft in dat geval partijen gelegenheid hierop binnen twee weken schriftelijk en gemotiveerd te antwoorden. De secretaris kan in overleg met de voorzitter deze termijn verlengen.
3. Gaan beide partijen met dit voorstel akkoord, dan wordt het geschil geacht te zijn geëindigd.
Artikel 25: Beraadslaging en uitspraak
1. De Commissie beraadslaagt en beslist in besloten vergadering.
Zij grondt haar uitspraak op het verzoekschrift, de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting.
2. De Commissie beslist met meerderheid van stemmen.
Artikel 26: Uitspraak
1. Gaan de partijen niet met het in artikel 24, lid 1, bedoelde voorstel akkoord, dan doet de Commissie binnen zes weken na ontvangst van het in artikel 24, lid 2, bedoelde antwoord uitspraak over het geschil.
2. Indien geen voorstel als bedoeld in artikel 24, lid 1, is gedaan, doet de Commissie uiterlijk zes weken na de sluiting van het onderzoek dan wel na afronding van de schriftelijke behandeling uitspraak over het geschil.
3. De uitspraak van de Commissie is gedagtekend en houdt in:
a. de namen en woonplaatsen van de partijen en de namen van de gemachtigden;
b. de gronden waarop de uitspraak berust;
c. het oordeel van de Commissie;
d. de namen van de leden van de Commissie die de uitspraak hebben vastgesteld.
4. De uitspraak wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend en aan partijen toegezonden.
5. De uitspraak van de Commissie is openbaar en ligt ter inzage bij het secretariaat.
Artikel 27
Indien door dwingende omstandigheden de Commissie niet in staat is geweest binnen de daarvoor gestelde termijn in voltallige vergadering bijeen te komen of uitspraak te doen, deelt de secretaris dit na overleg met de voorzitter aan partijen mede en wordt zo spoedig mogelijk een vergadering dan wel een hoorzitting belegd, ofwel een uitspraak gedaan.
Artikel 28: Beëindiging van een geschil
Een geschil eindigt:
a. door een uitspraak van de Commissie;
b. door een door partijen aanvaard bemiddelingsvoorstel;
c. door intrekking.
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen
Artikel 29: Nevenfuncties commissieleden
Op het secretariaat bevindt zich een lijst met nevenfuncties van (plaatsvervangende) commissieleden die op verzoek in afschrift aan partijen wordt toegezonden.
Artikel 30: Wijziging van het reglement
Dit reglement wordt door de Commissie slechts vastgesteld, c.q. gewijzigd, in overeenstemming met de VSNU en de Stichting.
Het reglement treedt in werking op 1 april 1999. Aldus vastgesteld te Woerden, op 1 april 1999.
mr R.J. Hoekstra mr X.X. Mertens
voorzitter secretaris
Rooster van aftreden commissieleden
(bijlage bij het reglement van de Commissie voor geschillen inzake universitaire medezeggenschapsaangelegenheden)
Per 01-08-2009 treden af:
- het lid, gekozen door de colleges van bestuur
- het plaatsvervangend lid, gekozen door de universiteitsraden
Per 01-08-2010 treden af:
- het lid, gekozen door de universiteitsraden
- het plaatsvervangend lid, gekozen door de colleges van bestuur
Per 01-08-2011 treden af:
- de voorzitter
- de plaatsvervangend voorzitter
Vervolgens treden de leden om de 4 jaar af. De leden zijn éénmaal herbenoembaar.