RAAD
Handelingen 35 - 36 - 37
RAAD
VLAAMSE
ZITTING
1 9 8 6 4 9 8 7
Vergaderingen van juni 1987
BOUWEN SOCIALE APPARTEMENTEN TE BLANKENBERGE KILOMETERBEPERKING CONTROLEOPDRACHTEN OVAM EVENTUELE AANLEG TE BORNEM
GEVOLGEN ARREST ARBITRAGEHOF STATUUT REISBUREAUS TOEKOMST ‘REGIONALE LUCHTHAVENS
AMBTSGEBIED INTERCOMMUNALES
OPRICHTING VHM EN VLM EN INSTELLING VLAAMSE CONCERTATIECOMMISSIE SOCIALE HUISVESTING
BESCHERMING NAMEN OPENBARE WEGEN EN PLEINEN XXXXX XXXXXXXXXX SCHELDE EN RIJN
UITVOERINGDECREET MILIEUHEFFINGEN
UITBLIJVEN VIERDE UITVOERINGSBESLUIT DECREET 25 JUNI 1984 HERVORMING MUZIEKONDERWIJS
ACTUELE VRAGEN
BEVORDERING VLAAMSE TAAL EN CULTUUR IN FRANS-VLAANDEREN OBJECTIVITEIT CONFRONTATIEUITZENDINGEN BRT
CONCLUSIES DOORLICHTING BRT
VOORONTWERPEN UITVOERINGSBESLUITEN ERKENNING NIET-OPENBARE TELEVISIEVERENIGINGEN
RESULTATEN DIRV-ACTIE
CONCRETE STEUN GESCHREVEN PERS
FINANCIELE MOEILIJKHEDEN INSTELLING KIND EN GEZIN
Inhoud : omslag 2-3 Trefwoordenregister : omslag 4
Inhoud
Nr. 35 Woensdag 24 juni 1987
Berichten van verhindering, blz. 1453
Ontwerpen van decreet
Vraag van de xxxx X. Xxxxxxx tot de xxxx
X. Xxxxx, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Economie en Werkgelegenheid, over het gevolg dat de Vlaamse Executieve heeft
Regeling van de werkzaamheden, blz. 1503
Indiening en verwijzing, blz. 1453
Voorstellen van decreet
voorbehouden aan het standpunt van de SERV betreffende de toekomst van de
regionale luchthavens, blz. 1459
Indiening en verwijzing, blz. 1453
Voorstellen van resolutie
Indiening en verwijzing, blz. 1453
Verslagen
Indiening, blz. 1453
Mededeling van het Rekenhof
Indiening en verwijzing, blz. 1454
Arresten van het Arbitragehof
Indiening, blz. 1454
Schriftelijke vragen
Indiening, blz. 1454
Mededelingen van de Voorzitter
Voorstel tot verdaging van een agenda- punt, blz. 1454
Commissie van Onderzoek over het Ge- westplan Halle-Vilvoorde-Asse, blz. 1454
Vragen (R.v.O. art. 70)
Vraag van de xxxx X. Xxxxxxxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxxxxx, Gemeenscha smi- nister van Huisvesting, over het uitb ijven van kredieten van de Nationale Maat- schappij voor de Huisvesting voor het bouwen van sociale appartementen te Blankenberge, blz. 1455
Vraag van de xxxx X. Xxxxxxx tot de heer
J. Lenssens, Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Leefmilieu, over drinkwatertekorten in het zuiden van het Arrondissement Aalst en het Pajotten- land, blz. 1455
Vraag van de xxxx X. Xxx Xxxxx tot de heer J. Xxxxxxxx, Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Leefmilieu, over de kilometerbeperking voor controleop- drachten van OVAM, blz. 1456
Vraag van de xxxx X. Xxxxxx tot de heer
J. Pede, Gemeenschapsminister van Bin- nenlandse Aangelegenheden en Ruimte- lijke Ordening, over de plannen inzake de eventuele aanleg van een golfterrein te Bornem en dit in tegenstrijd met het al- daar geldende BPA, blz. 1457
Vraag van de xxxx X. Xx Xxxx tot de xxxx
X. Xxxxxx, Gemeenschapsminister van Cultuur, over het verval van de Sint-Ja- cobskerk te Leuven, blz. 1457
Vraag van de xxxx X. Xx Xxxx tot de xxxx
X. Xxxxxx, Gemeenschapsminister van Cultuur, over de gevolgen van het arrest van het Arbitragehof betreffende het de- creet houdende het statuut van de reisbu- reaus, blz. 1458
Vraag van de xxxx X. Xxx Xxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsminister van Cultuur, over de werking van de Vlaamse Mediaraad, blz. 1459
Omslag 2
R eling van de werkzaamheden, blz. 14 0
e
Ontwerp van decreet betreffende de werkwijze van, de controle op en de vast- stelling van het ambtsgebied van inter- communales
197 (1986-1987)-Nrs. 1 tot 5
Algemene bespreking, blz. 1460
Sprekers : de heren P. Tant, verslag- xxxxx, X. Xxxxxxx, X. Xxx xxxxxx, X. Xxxxxxxx, Minister X. Pede
Artikelsgewijze bespreking, blz. 1470 Sprekers : de heren X. Xxxxxxxx, X. Xxx Xxxxxxx, Minister X. Pede
Ontwerp van decreet houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschap- pij en van een Vlaamse Landmaatschappij en tot instelling van een Vlaamse Concer- tatiecommissie voor de sociale huisvesting 201 (1986-1987)-Nrs. 1 tot 4
Algemene bespreking, blz. 1474
Sprekers : de heren X. Xx Xxxxxxx, versla gever, X. Xxx Xxxxxxx, X. Oli- vier, . Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxx
Motie van Orde
Persoonlijk feit, blz. 1485
Spreker : de xxxx X. Xxx Xxxxxxx
Ontwerp van decreet houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschap- pij en een Vlaamse Landmaatschappij en tot instelling van een Vlaamse Concerta- tiecommissië voor de sociale huisvesting
201 (1986-1987)-Nrs. 1 tot 4
Algemene bespreking (Voortzetting), blz. 1486
Sprekers : Minister X. Xxxxxxxxx, de xxxx X. Xxx Xxxxxxx
Artikelsgewijze bespreking, blz. 1490 Sprekers : de xxxx X. Xxx Xxxxxxx, Minister X. Xxxxxxxxx, de xxxx X. Xxxxxxx
Motie van Orde
Voorafgaande vraag tot afwijzing van de behandeling, blz. 1499
Sprekers : de heren C. Xxxxxxxxx, X. Xx Xxxx, X. Xxx Xxxxxxx, X. De Se- ranno
Voorstel van decreet van de xxxx X. Xxxxxxxxx houdende wijziging van het de- creet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen
155 (1985-1986)-Nrs. 1 tot 3
Algemene bespreking, blz. 1502 Spreker : de xxxx X. Xxx Xxxxxxx
Artikelsgewijze bespreking, blz. 1502
Nr. 36 Donderdag 25 juni 1987 Morgenvergadering
Berichten van verhindering, blz. 1505
Interpellaties (R.v.O.. art. 72)
Interpellatie van de xxxx X. Xxxx tot de heer J. Xxxxxxxx, Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Leefmilieu, over de inschatting van de xxxxx xxx xx xxxxxx- xxxx van respectievelijk de Schelde en de Rijn, blz. 1505
Sprekers : de heren X. Xxxx, X. Xxx- xxx, xxxxxxx X. Xxxx, Minister X. Lenssens
Interpellatie van de xxxx X. Xx Xxxxxxxxx tot de heer J. Xxxxxxxx, Gemeenschaps- minister van Volksgezondheid en Leefmi- lieu, over de uitvoering van het decreet op de milieuheffingen, blz. 1511
Sprekers : de xxxx X. Xx Xxxxxxxxx, Minister X. Lenssens
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxxx tot de heer X. Pede, Gemeenschapsmimster van Binnenlandse Aangelegenheden en Ruimtelijke Ordening, over het uitblijven van het vierde uitvoeringsbesluit bij het decreet van 25 juni 1984 houdende aanvul- ling van de wet van 29 maart 1962 houden- de organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw, blz. 1515
Sprekers : de heren X. Xxxxxxxx, X. Xx Xxxx, Minister X. Pede
Indiening van moties, blz. 1519
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Gemeenschaps- minister van Onderwijs en Vorming, over de hervorming van het muziekonderwijs, blz. 1519
Sprekers : de heren X. Xxxxxxx, X. Xxxxxx, X. Xxxxxxxx, xxxxxxx X. Xxxx, de heren X. Xxxxx, X. Xxx- xxxxx, Minister X. Xxxxxxxxxxxx
Indiening van moties, blz. 1530
Voorstel van resolutie
Indiening en verwijzing, blz. 1530
Regeling van de werkzaamheden, blz. 1530
Nr. 37 Donderdag 25 juni 1987 Middagvergadering
Berichten van verhindering, blz. 1531
Actuele vragen (R.v.O. art. 71)
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxxxx tot de heer J. Lenssens, Gemeenschapsminis- ter van Volksgezondheid en Leefmilieu, over bodemverontreiniging door zware metalen bij de huisvuilverbrandingsoven te Edegem, blz. 1531
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxx tot Gemeenschapsminister J. Xxxxxxxx, Ge- meenschapsminister van Volksgezondheid en Leefmilieu, over de aanleg van een superstort te Genk-Bilzen, blz. 1532
Actuele vraag van mevrouw M. Vogels tot de heer X. Xxxxxxxx, Gemeenschaps- minister van Volksgezondheid en Leefmi- lieu, over de sluiting van het Instituut-Le- maire, de eventuele overname door de werknemers en de programmatie van RVT-bedden in de Regio Halle, blz. 1532
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxxx- man tot de heer J. Pede, Gemeenschaps- minister van Binnenlandse Aangelegenhe- den en Ruimtelijke Ordening, over de be- zoldigingsregeling en wervingsvoorwaar- den van GECO ’s, blz. 1533
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Gemeenschaps- minister van Onderwijs en Vorming, over het uitblijvend statuut van de leraars mid- denstandsopleiding en de nieuwe vor- mingsexperimenten, blz. 1534
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxxx- xxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeen- schapsminister van Externe Betrekkin- gen, over de mogelijke bijsturing op korte termijn van de geplande werken in het gebied ,,Webbekoms- en Schulensbroek”, blz. 1535
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxxx tot . de xxxx X. Xxxxx, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsmi- nister van Economie en Werkgelegen- heid, over de aanstelling.van permanente medewerkers van de Werkgroep Recon- versie Limburg, blz. 1535
Interpellaties (R.v.O. art. 72) Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot
de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Gemeenschaps- minister van Onderwijs en Vorming, over de noden van het Koninklijk Muziekcon- servatorium van Brussel, blz. 1536
Sprekers : de xxxx X. Xxxxxxx, Minis- ter X. Xxxxxxxxxxxx
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsminis- ter van Externe Betrekkingen, de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsminister van Cul- tuur, en de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Ge- meenschapsminister van Onderwijs en Vorming, over de visie van de Vlaamse Executieve inzake de bevordering van on- ze taal en cultuur in Frans-Vlaanderen en de uitbouw van de brugfunctie tussen ons land en de Regio Nord-Pas-de-Calais, blz. 1539
Sprekers : de xxxx X. Xxxxxx, Minis- ter X. Xxxxxx
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsmi- nister van Cultuur, over de subsidiëring
van de verzekeringen van de erkende lan- delijk georganiseerde sportverenigingen, blz. 1544
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsminis- ter van Cultuur, over de objectiviteit be- treffende de zogenaamde confrontatieuit- zendingen van de BRT, blz. 1544
Sprekers : de heren X. Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxxx, X. Xxx Xxxxxx, X. Xxxxx,
X. Xx Xxxx, X. Xxx Xxxxxxx, X. Xxx- xxxxxx, Minister X. Xxxxxx
Geschillenraad voor niet-openbare televi- sieverenigingen
Verdaging benoeming 9 leden, blz. 1551
Ontwerp van decreet houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschap- pij en van een Vlaamse Landmaatschappij en tot instelling van een Vlaamse Concer- tatiecommissie voor de sociale huisvesting
201 (1986-1987)-Nrs. 1 tot 6
Aangehouden stemmingen, blz. 1551 Sprekers : de heren J. Van Elewyck,
0. Xxxxxxxxx, X.X. Xxxxxxxx, X. Tael- man
Hoofdelijke stemming, blz. 1558 Sprekers : de heren X. Van Elewyck,
0. Xxxxxxxxx, X. Xxxxx, X. Peper- mans
Ontwerp van decreet betreffende de werkwijze van, de controle op en de vast- stelling van het ambtsgebied van inter- communales
- 197 (1986-1987)-Nrs. 1 tot 6
Aangehouden stemmingen, blz. 1560 Sprekers : de heren X. Xxxxxxxx, X. Xxx Xxxxxxx, X. Xxxxxxx
Hoofdelijke stemming, blz. 1563 Sprekers : de xxxx X. Xxxxx, mevrouw
M. Vogels
Voorstel van decreet van de xxxx X. Xxxxxxxxx houdende wijziging van het de- creet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen
155 (1985-1986)-Nrs 1 tot 3
Hoofdelijke stemming, blz. 1564 Spreker : de xxxx X. Xxx Xxxxxxx
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xx Xxxx tot de xxxx X. Xxxxx- xxxx, Gemeenschapsminister van Huis- vesting, over een discriminatie in verband met de beperking van de reële huurprijs voor sociale woningen
Hoofdelijke stemming, blz. 1565 Spreker : de xxxx X . Xxx Xxxxxxx
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot de heer X. Pede, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ruimtelijke Orde- ning, over de jongste ontwikkelingen in het dossier Voeren
Hoofdelijke stemming, blz. 1566 Spreker : de xxxx X. Xxxxxxx
Interpellaties (R.v.O. art. 72) (Voortzet- ting)
Interpellaties van de xxxx X. Xx Xxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsminis- ter van Cultuur, over de conclusies te trekken uit de doorlichting van de BRT, blz. 1568
Sprekers : de heren X. Xx Xxxx, X. Xxx Xxxxxxx, X. Xxxxx, Minister X. Xxxxxx
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsmi- nister van Cultuur, over het uitblijven van uitvoeringsbesluiten betreffende de subsi- diëring van particuliere sportinfrastruc- tuur, blz. 1573
Sprekers : de xxxx X. Xxxxxxxxx, Mi- nister X. Xxxxxx
Interpellatie van de heer L. Van den Bos- sche tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeen- schapsminister van Cultuur, over de voor- ontwerpen van besluiten in uitvoering van het decreet betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma ’s in de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de erkenning van niet- openbare televisieverenigingen, blz. 1576 Sprekers : de heren L. Van den Bos- sche, X. Xx Xxxx, X. Van Elewyck,
Minister X. Xxxxxx
Interpellatie van mevrouw M. Vogels tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsminis- ter van Cultuur, over de toepassing van besluiten van rangschikking van land- schappen of monumenten en de daarop gemaakte uitzonderingen, blz. 1581
Sprekers : mevrouw X. Xxxxxx, Mi- nister X. Xxxxxx
Interpellatie van de xxxx X. Xxx Xxxxx tot de xxxx X. Xxxxx, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsmi- nister van Economie en Werkgelegen- heid, over de resultaten van de DIRV-ac- tie, blz. 1584
Sprekers : de xxxx X. Xxx Xxxxx, Minister X. Xxxxx, de xxxx X. Xxxxx
Interpellatie van de heer L. Van den Bos- sche tot de xxxx X. Xxxxx, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschaps- minister van Economie en Werkgelegen- heid, en de xxxx X. Xxxxxx, Gemeen- schapsminister van Cultuur, over het uit- blijven van initiatieven inzake concrete steun aan de geschreven pers, rekening houdend met de voortgang in het dossier van de niet-openbare televisie, blz. 1589 Sprekers : de heren L. Van den Bos-
xxxx, X. Xx Xxxx, Minister X. Xxxxx
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxx tot xxxxxxx X. Xxxxxxxx, Gemeenschapsmi- nister van Gezin en Welzijnszorg, over de financiële moeilijkheden van de instelling Kind en Gezin, blz. 1596
Sprekers : de xxxx X. Xxxxxx, Minis- ter X. Xxxxxxxx
van de werkzaamheden, blz.
Omslag 3
37e vergadering Donderdag, 25 juni 1987
Middagverga. dering
VOORZITTER : de xxxx X. xxxx
De notulen van de jongste vergade- ring worden ter tafel gelegd.
De vergadering wordt geopend om 14 uur.
De Voorzitter : Dames en heren, de vergadering is geopend.
BERICHTEN VAN VERHINDE- RING
X. Xxxxxxxxxxx, X. Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxxxxxxx ambtsverplichtingen.
ACTUELE VRAGEN. (R.v.O. art.
Actuele-vraag van de xxxx X . Xxx- xxxx tot de heer X . Xxxxxxxx, Ge- meenschapsminister van Xxxxxxx- zondheid en Leefmilieu, over bo- demverontreiniging door zware me- talen bij de huisvuilverbrandingsoven t e E d e g e m .
De Voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de xxxx Xxxxxxx tot de heer Xxxxxxxx, Gemeen- schapsminister van Volksgezondheid en Leefmilieu, over bodemverontrei- niging door zware metalen bij de
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
huisvuilverbrandingsoven te Ede- gem.
De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X . Xxxxxxx (op de tribu- ne) :Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Minister, collega ’s, de laatste dagen hebben wij in verschillende kranten persartikels aangetroffen handelend over bodemverontreini- ging in Edegem, meer bepaald vlak bij de intercommunale verbrandings- oven van het kanton Kontich. In dit- zelfde artikel wordt steeds gewag ge- maakt van een wetenschappelijk rap- port dat blijkbaar om diverse rede- nen gedurende ongeveer twee jaar in de lade is blijven liggen.
Mijnheer de Minister, graag had ik van u vernomen of de situatie werke- lijk zo ernstig is als blijkt uit de aan- gehaalde cijfers. Inderdaad, er wordt beweerd dat een hoge graad van cad- mium in de bodem aanwezig zou zijn. Was het volgens u niet nodig reeds vroeger, misschien vanuit de ge- meente zelf, de mensen hieromtrent te informeren en te waarschuwen ? Wie is de opdrachtgever van het rap- port ? Moet in deze zaak worden op- getreden ?
De Voorzitter : Minister Xxxxxxxx heeft het woord.
Minister X . Xxxxxxxx (op de tribune) : Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, collega ’s, uit de ingewonnen informatie blijkt dat het bewuste rapport eigenlijk een eindwerk is van een student-land- bouwingenieur daterend uit 1985.
Dit thema werd door de bewuste
Berichten van verhindering Huisvuilverbrandingsoven te Edegem Superstort te Genk-Bilzen
xxxx gekozen op suggestie van een Schepen van de gemeente Edegem.
Uit de verzamelde gegevens en de analyse van de betrokken student bleek dat er een lichte aanrijking van cadmium was waargenomen in de zo- ne rond de bewuste stallatie en in mindere mate in het centrum van de gemeente.
Deze morgen heb ik telefonisch ver- nomen dat in opdracht van de ge- meente het Provinciaal Instituut voor Hygiëne in 1986 metingen heeft uit- gevoerd waaruit ook bleek dat er een aanrijking was van milligram per kilogram droge stof rond de installa- tie en milligram per kilogram dro- ge stof in het centrum van de ge- meente. De conventionele norm van gevaar voor verbruik van planten ge- kweekt in met cadmium vergiftigde grond is 3 milligram, zodat hier geen enkel probleem bestaat.
Ik heb echter opnieuw opdracht ge- geven de emissies van de schoorsteen van de verbrandingsinstallatie op te nemen evenals bodemmonsters ten einde door bijkomende analyse de bevestiging te krijgen dat inderdaad op dit ogenblik geen gevaar bestaat.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxx tot Gemeenschapsminister J . Lens- sens, Gemeenschapsminister van
1531
Volksgezondheid en Leefmilieu, over de aanleg van een superstort te Genk-Bilzen
De Voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Moors tot de Gemeenschapsminister Xxxxxxxx, Gemeenschapsminister van Volksge- zondheid en Leefmilieu, over de aan- leg van een superstort te
De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega ’s, sinds ge- ruime tijd is er sprake van de inrich- ting van een superstort voor indus- trieel afval in de provincie Limburg. Er zijn heel wat studies gebeurd. Veertien dagen geleden werd door de burgemeester van Genk bekend gemaakt dat men schijnbaar tot een akkoord was gekomen, dat met OVAM overleg werd gepleegd en dat overeen gekomen om terreinen te ruilen met de Dienst voor de Scheep- vaart om die manier over te gaan tot de definitieve inplanting van een der- gelijk superstort.
Ik vraag u of inderdaad door OVAM een beslissing werd genomen tot de inrichting van een superstort ? Komt het op de grens, zoals het nu wordt gezegd, van de steden Genk en Bil- zen ? Welke maatregelen treft men om de inrichting van dit superstort zo min mogelijk hinderlijk te ma- ken ?
van economische, sociale, ecologi- sche en hydrogeologische gegevens.
Daaruit is de site Genk, industrieter- rein, als optimale inplantingsplaats naar voren gekomen. Ik bevestig eveneens dat het stadsbestuur van Genk zijn goedkeuring heeft ge- hecht, principieel althans, aan een ruil van terreinen, samen met de Dienst van de Scheepvaart, een pa- rastatale instelling, de Fordwerken van Genk en de stad Genk zelf.
Deze besprekingen zullen eerstdaags wellicht leiden tot een verwerving door de OVAM van het betrokken terrein, zodat in de korst mogelijke tijd de stortplaats zal kunnen worden ingericht volgens de strenge normen uit onze reglementering waardoor, mede door de optimale ligging, de hinder voor de bevolking eigenlijk zo minimaal zal zijn dat hij te verwaarlo- zen is.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Actuele vraag van mevrouw M. Vo- gels tot de heer X . Xxxxxxxx, Ge- meenschapsminister van Volksge- zondheid en Leefmilieu, over de slui- ting van het Instituut Lemaire, de eventuele overname door de werkne- mers en de programmatie van RVT- bedden in de Regio Halle
met de vraag hoe men een planning kan opmaken als men rationaliseert op basis van financiële omschake- lingsstimuli.
Een voorbeeld hiervan is zeker het Instituut Lemaire dat eigendom is van de Prévoyanse Sociale. Het be- staat sinds 1937 als sanatorium voor TBC-leiders en is in 1973 omge- bouwd tot een tehuis voor verzorging van langdurig zieken en geriatrische patiënten. De instelling is sinds enke- le jaren uit de rode cijfers, opnieuw winstgevend en er bestonden concre- te plannen voor nieuwbouw. Ter za- ke werd bij uw diensten op 5 decem- ber 1986 een subsidiëringsaanvraag ingediend. Deze werd vrij snel door uw diensten goedgekeurd, wellicht vanuit de idee dat er in de streek inderdaad een grote behoefte is aan RVT-bedden.
Op 8 december 1986 krijgen we het bewuste koninklijke besluit van Mi- nister Xxxxxxx. Vijf dagen later, on- danks alle sociale doelstellingen en
150 werkplaatsen, besluit de Instel- ling plots haar deuren te sluiten en te opteren voor de 178 miljoen slui- tingspremie.
Xxxxxxxx de Minister, hoe kan u in feite nog een planning opmaken in de ziekenhuissector ? Heeft u ter za- ke in dit dossier al enig standpunt ingenomen ? De recente evoluties to- nen aan dat er bij de werknemers van de instelling plannen bestaan om de instelling over te nemen. Kunnen zij rekenen op dezelfde subsidiërings-
De Voorzitter :
heeft het woord.
Minister Xxxxxxxx
De Voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van Mevrouw Vogels
voorwaarden wanneer zij aan nieuw- bouw zouden denken ?
Minister X . Xxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik kan aan de heer Moors zeg- gen dat de principiële optie om in Bilzen-Genk een stort voor indus- trieel afval op te richten werd geno- men.
De site werd gekozen na een uitvoe- rig onderzoek in 1985, op ons ver- zoek door deskundigen en onder lei- ding van het LISEC. De betrokken gemeentebesturen hebben elk de kans gehad een deskundige aan te duiden die mee de evaluatie zou ma- ken. Aldus werden 24 sites in mid- den-Limburg geëvalueerd op grond
tot de heer J. Xxxxxxxx, Gemeen- schapsminister van Volksgezondheid en Leefmilieu, over de sluiting van het Instituut Lemaire, de eventuele overname door de werknemers en de programmatie van de RVT-bedden in de regio Halle.
Mevrouw Xxxxxx heeft het woord.
Mevrouw X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega ’s, de ma- nier waarop de rationalisatie in de ziekenhuissector wordt aangepakt met het koninklijk besluit van 8 de- cember 1986, heeft al heel wat inkt doen vloeien, vooral dan in verband
De Voorzitter : Minister Xxxxxxxx heeft het woord.
Minister X . Xxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, volgens de geldende reglementering kunnen rust- en verzorgingsbedden vooralsnog enkel ontstaan door om- schakeling van acute ziekenhuisbed- den of zogenaamde V-bedden. De in- stelling in kwestie, het Instituut-Le- maire, heeft inderdaad op 5 decem- ber 1986 een beslissing overgemaakt waarbij zij 61 geriatrische bedden en
90 V-bedden integraal wenst om te schakelen naar 347 rust- en verzor- gingsbedden, waarvan ze er een aan-
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Superstort te Genk-Bilzen
Sluiting Instituut Lemaire 1532
Lenssens
tal zelf zou beheren en de andere in portefeuille zou houden en nog een derde deel ter beschikking van de Gemeenschap zou worden gesteld. Ik heb bij ministerieel besluit mijn prin- cipiële goedkeuring aan dit voorstel gehecht op 18 december 1986, maar intussen heeft de betrokken beheer- der op een latere datum de beslissing van 5 december 1986 opnieuw in vraag gesteld en in beraad gehouden. Sedertdien heb ik geen enkel voorstel ontvangen. Zoals u weet heeft men in principe tijd tot 30 juni aanstaande om van bepaalde stimuli te genieten.
In verband met de planning in de kenhuissector kan ik u meedelen dat het koninklijk besluit van 8 december 1986, houdende de nieuwe normen voor erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, mij niet belet de programmatie uit te voeren. Dit be- sluit heeft vooral tot doel een her- groeperingsproces van de ziekenhuis- infrastructuur op gang te brengen. Daartoe werden stimuli uitgewerkt met de bedoeling de beheerders van ziekenhuizen aan te zetten zich te hergroeperen, samenwerkingsver- banden te sluiten, om op die manier meer leefbaar te blijven in de toe- komst en betere kwaliteitsgezond- heidszorg te kunnen verstrekken.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Actuele vraag van de heer G. Tem- merman tot de heer X . Pede, Ge- meenschapsminister van Binnenland- se Aangelegenheden en Ruimtelijke Ordening, over de bezoldigingsrege- ling en wervingsvoorwaarden van GECO ’s
De Voorzitter : Aan de orde is de vraag van de xxxx X. Xxxxxxxxx tot de heer X. Pede, Gemeenschaps- minister van Binnenlandse Aangele- genheden en Ruimtelijke Ordening, over de bezoldigingsregeling en de wervingsvoorwaarden van GECO ’s.
De heer Xxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxxx (op de tri- bune) : Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Minister, u heeft met een recent ministerieel besluit een ge- meenteraadsbeslissing van de stad Gent goedgekeurd waarbij de rege- ling voor het aanwerven van de zoge- naamde GEKO’s wordt vastgelegd, met uitzondering van het fameuze ar- tikel 7 waarin werd bepaald dat de betrokken personeelsleden die reeds eerder in dienst waren als tewerkge- stelde werkloze, de BTK-medewer- ker enzovoort, zouden kunnen over- stappen in een GEKO-contract zon- der te moeten voldoen aan de diplo- mavoorwaarden die voor gelij kaardi- ge betrekkingen worden gesteld. De gemeenteraad had bij het opstellen van zijn voorwaarden in grote mate, zoniet volledig, rekening gehouden met de bepaling van het ministerieel besluit en ook met de richtlijnen die u ter zake heeft verstrekt. Men was vertrokken van de gedachte dat, ver- mits de Ministers zowel nationaal als gewestelijk hadden gesteld dat in dienst zijnde tewerkgestelde werklo- zen zouden mogen overstappen naar het nieuwe systeem, men daaruit mocht afleiden dat de diplomavoor- waarden misschien niet als eerste eis moest worden vervuld. Het feit dat u dit niet heeft willen aanvaarden
en er bestaan heel zeker een aantal
redenen om bij te treden heeft zeer ernstige gevolgen, vooral voor de werklieden die in de 1.060 GE- KO-werknemers van Gent voorko- men. Zij maken daarvan meer dan één vierde uit. De stad heeft aan deze personen een voorlopig contract van zes maanden gegeven dat op 30 juni verstrijkt, dus over enkele dagen. Het was de bedoeling al degenen waarvan intussen was vastgesteld dat ze aan de geneeskundige voorwaar- den enzomeer voldeden, op 1 juli een contract van onbepaalde duur te ge- ven. Uw huidig standpunt zorgt dus voor enige paniek. Er heerst een gro- te ongerustheid omtrent de vraag of deze personen al dan niet in dienst zullen kunnen blijven. Ik wil ervoor pleiten om de mogelijkheid te onder- zoeken een ietwat gematigder stand- punt in te nemen, zeker wat de werk- lieden betreft. Ik heb begrip voor de standpunten die u inneemt als het gaat over mensen van een bepaald niveau, waarvan men moet aanne-
men dat zij tenminste een basisdiplo- ma moeten bezitten.
Ik zou graag vernemen of er een mo- gelijkheid bestaat om een tussenweg te vinden teneinde de honderd werk- nemers die anders over enkele dagen moeten worden afgedankt, toch nog in dienst te kunnen houden.
De Voorzitter : Minister Xxxx heeft het woord.
Minister X . Pede : Mijnheer de Voor- zitter, dames en heren, in verband met de gemeenteraadsbeslissing van de stad Gent waarop de heer Tem- merman heeft gealludeerd, kan ik mededelen dat ik bij ministerieel be- sluit van 26 mei 1987 het artikel 5 heb goedgekeurd ; voor artikel 7 heb ik de goedkeuring weerhouden. In artikel 5, betreffende de aanwer- vingsvoorwaarden, staat dat men moet voldoen aan bepaalde vereisten om tot het stelsel van de gesubsi- dieerde contractuelen te kunnen overgaan ; het zijn vereisten in ver- band met diploma, medische ge- schiktheid, goed zedelijk gedrag en proefperiode. Dit gaf geen aanleiding tot het niet goedkeuren omdat het volstrekt in overeenstemming is met de richtlijnen. In artikel 7 is er een afwijking voorzien voor de tewerkge- stelde werklozen en de personen werkend in het derde arbeidscircuit die op 31 december 1986 tewerk ge- steld waren in de stad Gent. Zij mochten overgaan naar het nieuwe systeem van de GEKO’s. Hiervoor zijn afwijkingen voorzien wat betreft het diploma. Ik kon dit niet goedkeu- ren omdat het niet in overeenstem- ming is met de bedoeling van het ko- ninklijk besluit, van de richtlijnen, en het goed bestuur.
U hebt gevraagd hoe daaraan een op- lossing kan worden gegeven. In Gent zou men de voorwaarden moeten wij- zigen in die zin dat men ofwel diplo- ma ’s vereist, ofwel nuttige ervaring als basiskennis. Het is precies voor het werkliedenpersoneel dat de nutti- ge ervaring kan gelden. Bedienden moeten ten minste een diploma heb- ben van lager secundair onderwijs. Wanneer men de nuttige ervaring had voorzien, dan kon men zowel voor de tewerkgestelde werklozen, als bijzonder tijdelijk kader, als DAC
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Sluiting Instituut Lemaire
Bezoldigingsregeling en wervingsvoorwaarden GECO ’s
1533
Pede
als basis nemen de ervaring die werd opgedaan gedurende de periode dat zij werkzaam waren bij de stad Gent onder het vervangingsstatuut.
Indien men bij de stad Gent contact zou nemen met het Kabinet om die zaken te regelen, dan zou tot een op- lossing kunnen worden gekomen, ze- ker voor het werkliedenpersoneel, maar niet voor het bediendenperso- nee1 waarop u hebt gealludeerd.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Ge- meenschapsminister van Onderwijs en Vorming, over het uitblijvend sta- tuut van de leraars middenstandsop- leiding en de nieuwe vormingsexperi-
De Voorzitter : Aan de, orde is de actuele vraag van de xxxx Xxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Ge- meenschapsminister van Onderwijs en Vorming, over het uitblijvend sta- tuut van de leraars middenstandsop- leiding en de nieuwe vormingsexperi- menten.
De xxxx Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega ’s, mijn vraag heeft betrekking op twee aspecten van de middenstandsopleiding, te weten het sociaal standpunt van de lesgevers en nieuwe initiatieven qua begeleiding. Enerzijds moet een onderscheid wor- den gemaakt tussen de part-time les- gevers en degenen met een full-time betrekking. Dit behelst het kleinere pakket van 250 mensen die instaan voor een groot percentage van het aantal lesuren dat in de midden- standsopleiding wordt gegeven. Zij werken momenteel zonder statuut. Het is dus hoogdringend dat desbe- treffend initiatieven worden geno- men teneinde de werkzekerheid van deze mensen te waarborgen.
Zoals bekend zijn er ook uitbeta- lingsmoeilijkheden voor deze 250 personeelsleden. Zij nemen zelfs schrijnende vormen aan. Ik meen dus dat men zo spoedig mogelijk hieraan moet verhelpen.
Bovendien wil ik u, mijnheer de Mi- nister, verzoeken dat bij een herzie- ning van het statuut in ieder geval een onderscheid blijft gemaakt tussen de personen die full-time werken en degenen die part-time werken. Het gaat inderdaad om twee verschillen- de zaken. Dit systeem moet behou- den blijven omwille van het specifie- ke karakter van het onderwijs dat in dit soort opleidingen wordt verstrekt.
U trekt 45 miljoen uit voor de opvang van de gevolgen van de verlenging van de leerplicht en u wenst daarbij, bij wijze van experiment, naar een nieuw begeleidingsmodel te gaan dat wordt toegespitst op de centra voor middenstandsopleiding, gelegen in een reconversiezone. Op zichzelf roept dat geen bezwaar op. Het zal wel een toeval zijn dat vier van deze centra in Limburg gelegen zijn - maar dat moet u maar als een paren- thesis beschouwen.
Er rijst een andere vraag die belang- rijker is. Ofwel kiest u voor nieuwe begeleiders en nieuwe consulenten, ofwel kiest u voor het besteden van extra middelen aan de uitrusting van de centra voor ding. Die keuze moet u alleszins ma- ken. Het zal u wel bekend zijn dat de uitrustingsmogelijkheden in die centra momenteel niet van aard zijn om te beweren dat daar geen behoef- ten meer zijn.
Mijnheer de Minister, graag zou ik van u vernemen welke richting uw voorkeur geniet.
De Voorzitter : Minister Xxxxxxxx- mans heeft het woord.
Minister X. Xxxxxxxxxxxx (op de tri- bune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte collega ’s, de xxxx Xxxxxx heeft terecht de aandacht gevestigd op het sociaal statuut van de lesge- vers in de centra voor middenstands- opleiding. Dit probleem is opnieuw in de actualiteit gekomen naar aanlei- ding van de laattijdige uitbetalingen.
Het dateert niet van vandaag, inte- gendeel, het sleept reeds lang aan, Maar dat is geen verontschuldiging, het kan alleen een aansporing zijn om er snel werk van te maken.
Omtrent het sociaal statuut werden reeds besprekingen gevoerd. Wij hebben aan de sector zelf en ook aan het Instituut voor Voortdurende Vor- ming van de Middenstand gevraagd daaromtrent een voorstel te formule- ren. Ik ervaar dat daarover in de sec- tor geen eensluidende mening be- staat. Vele onderdelen van het pro- bleem zijn toegespits op de niet altijd identieke situatie van de lesgevers. U hebt zelf gezegd dat een aantal lesgevers voltijds zijn aangesteld en dat anderen deeltijds werken. Ook de situatie binnen dewelke zij hun opdracht vervullen is niet altijd de- zelfde en de juridische wensen bin- nen hun statuut zijn nogal uiteenlo- pend. Ik herhaal dat daaromtrent ge- sprekken aan de gang zijn, maar dat in de sector een verscheidenheid aan meningen inzake de inhoud van het statuut blijft bestaan.
Inzake de laattijdige betalingen ver- wijs ik naar een antwoord dat ik een zestal maanden geleden aan collega Xxxxxxxxxx heb gegeven. Dit hangt voor een deel samen met de manier waarop deze betalingen worden uit- gevoerd, namelijk via het Instituut voor Voortdurende Vorming van de Middenstand, dat zijn middelen krijgt van de Vlaamse Executieve. Welnu, in het kalenderschema komen nogal wat storingen voor, waardoor de minste vertraging die in deze tussen- stappen optreedt, als gevolg heeft dat de lesgevers hun vergoeding met een paar maanden vertraging krijgen, wat hen voor grote problemen plaatst, ze- ker wanneer de plaatselijke centra het voorschot, dat zij in dat geval ver- wachten, niet kunnen uitkeren. Op 29 juni zal aan dat probleem een drin- gende bespreking worden gewijd.
Inzake de vormingsexperimenten verwijst u naar twee typische voor- beelden. Wat de vormingsexperi- menten voor consulenten betreft heeft de Vlaamse Executieve nog geen beslissing genomen. Volgens een voorstel dat in de sector werd geformuleerd, zullen de middelen
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Bezoldigingsregeling en wervingsvoorwaarden GECO ’s
Uitblijvend statuut leraars middenstandsopleiding 1534
X. Xxxxxxxxxxxx
daarvoor niet worden geput uit de 45 miljoen die zouden vrijkomen con- form de afspraken in verband met de verlengde leerplicht, maar wel uit het Fonds voor Onderwijs en Vorming.
Een tweede experiment, inzake het wegwerken van leerachterstand, is een experiment dat reeds loopt en waarvoor wij verlenging hebben ge- vraagd. Wij hopen daaromtrent vol- gende week de goedkeuring van de Vlaamse Executieve te krijgen. Deze centra hebben overigens ook eigen vragen. De sleutels voor de reconver- siegebieden zijn in de schoot van de Vlaamse Executieve vastgelegd. Bui- ten de reconversiegebieden voorzien wij voldoende middelen om extra uit- rusting ter beschikking te stellen.
De Voorzitter : Xxxxxxx ’s, wij zijn met de formule ,,actuele vragen” nog in een experimenteel stadium, maar ik herinner eraan dat de vraagsteller en de Minister samen maar over vijf minuten beschikken. Als de vraag- steller vier minuten in beslag neemt, dan laat hij maar één minuut aan de Minister om te antwoorden.
Het incident is gesloten.
Actuele vraag van de heer F. Van- denbroucke tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeenschapsminister van Externe Betrekkingen, over de mogelijke sturing op korte termijn van de ge- plande werken in het gebied ,,Web- bekoms- en Schulensbroek ”
De Voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Vanden- broucke tot de xxxx Xxxxxx, Ge- meenschapsminister van Externe Be- trekkingen, over de mogelijke bijstu- ring op korte termijn van de geplande werken in het gebied ,,Webbekoms- en Schulensbroek”.
De heer Xxxxxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitte, mijnheer de Minister, geachte colle-
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
ga ’s, op de grens van Brabant en Limburg ligt een zeer mooi natuurge- bied waar alle belangrijke bijrivieren van de Demer samenvloeien, name- lijk het gebied Webbekoms- en Schu- lenbroek. De ecologische waarde van dit gebied wordt ernstig bedreigd door een aantal grote werken met be- trekking tot het aanleggen van twee wachtbekkens, het verleggen van ri- vieren enzovoort, werken die deels gepland zijn en deels reeds bezig zijn.
Vorige zondag is over deze werken een zeer uitvoerig en gedetailleerd memorandum gepubliceerd door de Belgische Vereniging Natuur- en Vo- gelreservaten, door de Regionale Vereniging Natuur- en Landgoed en een aantal plaatselijke actiegroepen. Ik vind dat zij uitgaan van een zeer realistische benadering waar zij zeg- gen dat deze werken voor een deel reeds een feit zijn, maar mits een be- langrijke bijsturing toch de ecologi- sche waarde van het gebied gevrij- waard worden.
Nu is mijn vraag ik maak gebruik van deze procedure omdat wij me- kaar lange tijd niet meer zullen zien of u, mijnheer de Minister, op korte termijn in staat bent om een overlegplatform te organiseren met de betrokken verenigingen die uit- voerig werk hebben gedaan en of u zelf het mogelijk acht om op korte termijn tot een belangrijke bijsturing te komen van de geplande werken.
De Voorzitter : Minister Xxxxxx heeft het woord.
Minister X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, ik heb met aandacht de vraag van de heer Xxxxxxxxxxxxx beluis- terd. Ik heb enige moeilijkheid om erop te antwoorden omdat ik hele- maal geen kennis heb van het memo- randum waarvan de vraagsteller spreekt. Ik weet wel dat in het merstroomgebied belangrijke werken zijn gepland om overstromingen die al zoveel schade hebben berokkend aan mensen en eigendommen te ver- mijden. Bepaalde gemeenten en ste- den staan onder voortdurend gevaar voor overstroming. Ik heb de indruk dat de aanleg van wachtbekkens door niemand wordt betwist. Trouwens de plannen voor deze werken die al voor
Uitblijvend statuut leraars middenstandsopleiding Werken gebied en Schulensbroek” Medewerkers Werkgroep Reconversie Limburg
een deel in uitvoering zijn, zijn tot stand gekomen na zeer breed overleg tussen mijn diensten en de sector na- tuurbehoud. Men was tot een con- sensus gekomen en daarop werd een beslissing genomen. Als men nu eventueel totaal nieuwe gegevens zou hebben voor het dossier, dan is het altijd mogelijk om daarover een ge- sprek te voeren om na te gaan of men tot een bijgestuurde oplossing moet komen. Ik heb vernomen dat men de voorbije weken en zelfs ren nog een bezoek heeft gebracht om overleg te plegen. Ik zal mij daar- over informeren en indien er reële behoefte aan is, zullen we niet nala- ten, waar het kan, een bijsturing te doen.
De heer Xxxxxxxxxxxxx vraag ik om excuus dat ik nu niet ten gronde een antwoord kan verstrekken omdat ik de inhoud van uw dossier niet ken evenmin als het memorandum en ook niet weet wat de resultaten zijn van het recente werkbezoek ter plaatse.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Actuele vraag van de xxxx X. Xxxxxx tot de xxxx X. Xxxxx, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeen- schapsminister van Economie en Werkgelegenheid, over de aanstel- ling van permanente medewerkers van de Werkgroep Reconversie Lim- burg
De Voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Xxxxxx, tot de xxxx X. Xxxxx, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeen- schapsminister van Economie en Werkgelegenheid over de aanstelling van permanente medewerkers van de Werkgroep Reconversie Limburg.
De heer Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, artikel 7 van de gemeenschap- pelijke verklaring in verband met
conversie en expansie in Limburg
1535
Dhoore
voorziet het aanwerven van twee per- manente medewerkers ten behoeve van de permanente werkgroep voor- zien in artikel 6.
Mijnheer de Voorzitter van de Vlaamse Regering, deze aanwerving is uiterst belangrijk. Aangezien het document op 29 april 1987 werd on- dertekend, dus bijna twee maanden geleden, vraag ik u of wij binnenkort de aanstelling van deze twee perma- nente medewerkers mogen verwach- ten ?
De Voorzitter : Minister Xxxxx heeft het woord.
Minister X. Xxxxx (op de tribune) : Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, het artikel 7 van het toekost-contract onderte- kend op 29 april 1987 voorziet inder- daad de aanwerving van twee perma- nente medewerkers, waarvan één aan te duiden door de Executieve en de andere, op voordracht van de Gouverneur van Limburg, door de Executieve te benoemen.
Ik ben in het bezit van een kandida- tuur voorgedragen door de Xxxxxx- xxxx. Over enkele dagen zullen wij over dit dossier een beslissing kunnen nemen.
Op het laatste ogenblik waren welis- waar een paar moeilijkheden opge- doken, maar ik hoop dat die binnen enkele dagen zullen zijn opgelost.
Ik wil dit toch even toelichten. Inder- daad, deze twee personen hebben niet te maken met de personeelsbe- zetting van de LIM. In de provincie is er ter zake nogal wat verwarring. De investeringsmaatschappij LIM wordt morgen officieel opgericht.
Zij zal zelf haar personeel aanduiden, zonder enige politieke of enige ande- re tussenkomst vanwege de Vlaamse Regering.
Xxxxxxxx Xxxxxx, wat eigenlijk uw vraag betreft, hoop ik dat het slechts een kwestie is van enkele dagen.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 iuni 1987
art. 72)
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Ge- meenschapsminister van Onderwijs en Vorming, over de noden van het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de xxxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxxxxxxxxxx, Gemeen- schapsminister van Onderwijs en Vorming, over de noden van het Ko- ninklijk Muziekconservatorium van Brussel.
De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, er zijn ver- schillende soorten interpellaties. Men kan controlerende of invraag- stellende interpellaties of proteste- rende of aanklagende interpellaties houden. Er zijn echter ook interpel- laties die eerder alarmerend willen zijn en de aandacht van de Minister op een bepaald feit vestigen. Mijn interpellatie behoort tot de laatste groep.
Het Koninklijk Muziekconservato- rium van Brussel bestaat meer dan 170 jaar. Het was ,,per definitie” een volledig Franstalig milieu, elitair en prestigieus. Het Conservatorium is nog steeds gehuisvest in het architec- turaal hoogstaand en als merkwaar- dig gebouw erkend pand aan de Xx- xxxxxxxxxxxxxxxx 00 en aan de hoek van de Regentschapsstraat en de Kleine Zavel. Dus volop in het artis- tiek centrum van de hoofdstad. Bij koninklijk besluit van 9 september 1966 werden binnen het Koninklijk Muziekconservatorium twee autono- me afdelingen opgericht. Een Neder- landstalige en een Franstalige, nu af- hangende van de Gemeenschapsmi- nister van Onderwijs. In de eerste ja- ren resorteerden de afdelingen res- pectievelijk onder de Nederlandstali- ge en Franstalige Ministeries van Cultuur. De twee afdelingen bleven vanaf het begin in dezelfde gebouwen ondergebracht. De Nederlandstalige afdeling heeft als het ware haar plaats moeten veroveren op het Franstalig milieu.
In het begin bleven de lokalen hele-
Medewerkers Werkgroep Reconversie Limburg Noden Koninklijk Muziekconservatorium Brussel
maal gemengd en zelfs nadat in 1970 de bevoegdheid over het beheer van het hoofdgebouw en de bijgebouwen werd toevertrouwd aan twee direc- teurs, één voor de Nederlandstalige en één voor de Franstalige afdeling, bleef dat zo. Pas vanaf 1980 werd er een protocol opgesteld met een ge- lijkwaardige toewijzing van de loka- len aan de twee afdelingen. De Vlaamse en Franse klassen liggen door dit protocol nogal door elkaar verspreid en een aantal lokalen, on- der meer de prestigieuze concertzaal, is gemeenschappelijk. Bij komende gebouwen werden ingepalmd langs- heen de Kleine Zavel, de Wolstraat, de Karmelietenstraat, de Konings- straat en de Regentschapsstraat.De- ze nieuwe lokalen werden gehuurd, behalve het gebouw in de Konings- straat dat staatseigendom is. De uit- breiding gebeurde om te voldoen aan de nieuwe onderwijsbehoeften die vooral ontstonden door de aangroei van het aantal studenten.
Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet of de Vlaamse Gemeenschap vol- doende beseft dat dit Vlaamse Con- servatorium van Brussel een belang- rijke rol te spelen heeft in het Neder- lands culturele leven van de hoofd- stad. Mijn interpellatie wijst erop dat wij als Brusselse Vlamingen daar heel wat aandacht voor hebben. Wij ver- wachten dan ook van Minister Kelch- termans en van heel de Vlaamse Re- gering dat zij hun volle verantwoor- delijkheid zouden nemen om aan de noden van dit conservatorium tege- moet te komen.
De nood is groot. Het eerste pro- bleem betreft de huisvesting. Het hoofdgebouw in de Regentschap- straat is goed maar niet meer ver- zorgd. Een aantal herstellingswerken zijn zeker en vast vereist.
De panden in de Wolstraat zijn een echte schande. Ik heb ze in mijn toe- lichting ,,rattenesten” of ,,hondeko- ten” genoemd. Ze zijn langs geen kanten beschikbaar om er nog les in te geven en toch gebeurt het.
De gemeenschappelijke concertzaal is nogal vervallen. De
strijd is nog niet zo lang achter de rug. Tijdens die wedstrijd verbleven er, in die concertzaal veertien dagen
1536
Anciaux
lang, ongeveer achthonderd mensen gedurende acht uur per. dag. Ik vind het dan ook hoogst verwonderlijk dat er nu plots een brandweerrapport zou bestaan waardoor het Franstalig fonds van schoolgebouwen heeft be- slist deze concertzaal, die gemeen- schappelijk is, te sluiten.
Xxxxxxxx de Minister, gaat dit wel op ? Is het Franstalig fonds van schoolgebouwen uiteindelijk be- voegd om daar zomaar een beslissing te nemen vermits het hier toch gaat over een lokaal als ik me zo mag uitdrukken dat behoort aan de twee Gemeenschappen ?
Buiten het eveneens in slechte staat verkerende Errera-huis dat, zoals ik reeds zei, staatseigendom is, zijn de andere panden gehuurde panden.
Mijnheer de Minister, ik vind het bij- zonder erg dat dit prestigieus conser- vatorium in dergelijke lokalen is ge- huisvest. Positief is natuurlijk te noe- men dat wij het gehuurde gebouw ge- situeerd aan de Kleine Zavel kunnen behouden en dat het conservatorium vanaf oktober 1987 zal kunnen ge- bruik maken van de gerestaureerde Boesdaalhoeve in Sint-Genesius-Ro- de. Aan dit laatste is er evenwel ook een negatieve kant want het is toch ten zeerste te betreuren dat het Vlaamse muziekconservatorium van de hoofdstad voor een deel zijn acti- viteiten zal moeten vervullen buiten de hoofdstad en dit in samenwerking met de muziekacademie van Alsem- berg die ook in de Boesdaalhoeve zal gehuisvest zijn vanaf 1 september 1987.
Een ander negatief punt is dat het muziekconservatorium het bijge- bouw van de Karmelietenstraat zal verliezen.
Mijn voornaamste bemerking betreft echter de vergaande verkrotting van de lokalen van het muziekconserva- torium. De toestand is zodanig dat men wel degelijk kan zeggen dat er hier een onwaardige toestand blijft bestaan. Deze situatie bestaat reeds verschillende jaren. Het is de hoogste tijd dat de Vlaamse Regering aan de- ze schande een einde maakt en een
beleid ontwikkelt zodanig dat het prestige van de Vlaamse Gemeen- schap en de .Nederlandse cultuur in Brussel terug volwaardig aan bod zou kunnen komen.
Xxxxxxxx de Minister, vervolgens springt het probleem van het perso- neelskader in het oog. Voor het Ne- derlandstalig conservatorium bestaat er eigenlijk geen personeelskader . Het is onbegrijpelijk en onaanvaard- baar dat wij langs Nederlandstalige kant nog altijd personeelsleden heb- ben met een tijdelijk statuut. Dit is onaanvaardbaar omdat langs Frans- talige kant de situatie helemaal an- ders is. Ik zei u reeds dat zij beide in dezelfde gebouwen zitten en de loka- len bijna kris-kras door mekaar zijn gespreid. Op 20 maart 1984 heeft de Executieve van de Franse Gemeen- schap een besluit genomen tot opstel- ling van een personeelskader en zelfs tot uitbreiding van de personeelsfor- matie.
Aan Vlaamse zijde echter durft men geen initiatief nemen en wordt er be- weerd dat dit nog een nationale be- voegdheid is. Mijnheer de Minister, als er voor de Franse Gemeenschap geen bevoegdheid meer is van de Belgische Regering, dan geldt dat ook voor de Vlaamse Gemeenschap.
Het blijkt dat de administratie God beware ons een advies geeft dat tot een unitaire structuur leidt. Dit gaat helemaal niet op. Het wordt dan ook tijd een initiatief te nemen opdat de Vlaamse personeelsleden van het Nederlandstalig Muziekcon- servatorium in Brussel een volwaar- dig statuut zouden bekomen. Waar- om zou u zich niet al was het maar om te beginnen het personeelska- der van 1956 helemaal toeëigenen, om nadien te bekijken of een uitbrei- ding noodzakelijk is.
Een derde probleem maar zeker niet minder belangrijk is dat van het zogenaamde minerval, met name het inschrijvingsgeld dat van de bui- tenlandse studenten wordt gevraagd. Ik wens nogmaals te herhalen, omdat het in deze context niet zonder be- lang is, dat de Vlaamse en Franstali- ge Muziekconservatoria van Brussel zich in hetzelfde gebouw bevinden. Nergens anders is de concurrentie
tussen twee conservatoria zo uitda- gend gesteld. Bij een beslissing van de Vlaamse Regering werd het Vlaamse conservatorium verplicht een inschrijvingsgeld van 40.000 frank aan buitenlandse studenten te vragen, terwijl men zich aan Fransta- lige zijde baseert op een ander ko- ninklijk besluit, zodat daar een in- schrijvingsgeld van slechts 5 .XXX xxxxx wordt gevraagd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men onmoge- lijk kan concurreren wanneer men acht maal meer inschrijvingsgeld moet vragen voor een muziekonder- richt, een conservatoriumonderricht dat in dezelfde gebouwen plaats- vindt.
Mijnheer de Minister, ik weet dat hier naar de autonomie wordt verwe- zen. Autonomie is autonomie, met name eigen bevoegdheid. Zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap beschikken over eigen autonomie. Het gaat echter niet op dat de beslis- singen langs Vlaamse zijde steeds op een nadelige wijze worden getroffen en dat langs Franstalige zijde wordt geprofiteerd van meer voordelige ta- rieven omdat zij zich baseren op meer voordelige situaties. Mijnheer de Minister, de aangebrachte argu- mentatie gaat niet op. U en uw dien- sten argumenteren dat de conserva- toria zouden behoren tot het hoger niet-universitair onderwijs met volle- dig leerplan van het korte type en dat bijgevolg het koninklijk besluit van 30 augustus 1985 moet worden toegepast, waardoor een specifiek in- schrijvingsgeld van 40.000 frank wordt vastgelegd. Dit gaat toch niet op. De conservatoria ook de Voorzitter van de Commissie van Toezicht van het Conservatorium, de Vice-Gouverneur van de provincie Brabant bepleit dit worden voor- alsnog administratief en wettelijk ge- rangschikt onder het onderwijs met beperkt leerplan. Zij dienen bijge- volg niet te vallen onder het vermeld koninklijk besluit. Zij kunnen zo- als men aan Franstalige zijde doet even goed vallen onder het konink- lijk besluit van 4 oktober 1967, zoda- nig dat kan worden besloten tot een inschrijvingsgeld van 5 .OOO frank.
Mijn vraag is : waarom kan u zich ter zake niet steunen op dezelfde wette-
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Noden Koninklijk Muziekconservatorium Brussel 1537
Anciaux
lijke basis als deze van de Executieve van de Franse Gemeenschap.
Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, vandaar mijn alarmerend pleidooi voor het prestige van onze Neder- landse cultuur, dat voor een stuk in Brussel afhangt van de verdere ont- plooiing van het Vlaams Muziekcon- servatorium. (Applaus bij de leden van de VU)
De Voorzitter : Minister Xxxxxxxx- mans heeft het woord.
Minister X. Xxxxxxxxxxxx (op de tri- bune) : Mijnheer de Voorzitter, col- lega ’s, de vragen, gesteld door colle- ga Anciaux zijn terecht, zeker wat de huisvestingsproblematiek betreft.
Het Koninklijk Muziekconservato- rium in Brussel is inderdaad gehuis- vest in gebouwen en dit geldt voorzeker voor een aantal onderde- len van het gebouw die aan de beschrijving, gegeven door collega Anciaux, beantwoorden. Zij zijn niet geschikt, of alleszins onvoldoende geschikt, om in redelijke omstandig- heden het kunstonderwijs, dat daar op hoog niveau wordt gegeven, te do- ceren.
Persoonlijk voel ik mij daar terecht verantwoordelijk voor. Helaas, ik kan er niet veel aan doen, tenzij, op mijn beurt, er de aandacht op vesti- gen van degenen die ter zake de be- voegdheid hebben. Tijdens het voor- bije jaar heb ik dit meer dan eens gedaan. Ik verwijs trouwens naar de briefwisseling in dit dossier. De scho- lenproblematiek hier in het Brusselse ook voor het Koninklijk Muziekcon- servatorium, behoort nog tot de be- voegdheid van de nationale Minister, vermits zij nog ressorteert onder het Scholenfonds dat, vooralsnog, natio- naal is. Uitsluitend via een beslissing op dat niveau kan men de bouwvalli- ge toestand of de verkrotting tegen- gaan.
Het is juist dat de twee afdelingen, de Nederlandstalige en de Franstali- ge afdeling, in hetzelfde gebouw zijn gehuisvest. U gaf daarvan de evolu- tie. Er werd een protocol opgesteld, wat niet van aard is om een verticale
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
of horizontale opdeling in het ge- bouw, tussen Nederlandstaligen en Franstaligen, mogelijk te maken. Aan de directeur, waarmee wij reeds gesprekken hadden, hebben wij voorgesteld in ieder geval in die rich- ting initiatieven te nemen, ten einde tot een duidelijke opsplitsing in het gebouw te komen. Op dat ogenblik kunnen wij, van Nederlandstalige kant, via het Scholenfonds, gemak- kelijker een dossier samenstellen dat het ene luik voor zijn rekening neemt.
U hebt gezegd dat door het Fransta- lige Scholengebouwenfonds een rap- port wordt aangebracht vanwege de brandweer inzake de grote zaal van het Koninklijk Muziekconservato- rium. Ik moet toegeven dat dit rap- port mij niet bekend is ; uw suggestie gehoord hebbende, zal ik dit rapport onmiddellijk opvragen, om nadien met mijn collega van de Franstalige Gemeenschap tot een overleg te ko- men. Het lijkt mij ondenkbaar dat dit zuiver eenzijdig kan gebeuren, te meer omdat wij inzake dit gemeen- schappelijk gedeelte ook een ge- meenschappelijke inspraak verwach- ten ; wij hebben ter zake ook de be- voegdheid.
Samen met de directeur hebben wij alternatieven voorgesteld hetzij inza- ke huur, hetzij inzake andere gebou- wen. Ik kan zijn gedachtengang be- grijpen : de liefde voor de plaats en voor de aan dit gebouw verbonden historiek is zo groot, dat hij slechts node andere alternatieven van huis- vesting binnen Brussel zal aanvaar- den. Zijn voorkeur is in dit gebouw te kunnen blijven, weliswaar in een gerenoveerd gebouw. In afwachting van de renovatie via het Scholen- fonds zouden we de Boesdaalhoeve ter beschikking kunnen stellen. De directeur heeft dit voorstel aanvaard. Ik erken dat dit niet de meest ideale oplossing is. Het zou beter zijn in het centrum van de stad te blijven.
Xxxxxxxx Xxxxxxx, u hebt de situatie geschetst van het personeelskader voor het administratief personeel. Wij betreuren het dat men in 1956 dit personeelskader niet heeft over- genomen. Dit zijn echter vijgen na Pasen. Ik erken dat de toestand niet kan blijven voorduren. De Neder-
Noden Koninklijk Muziekconservatorium Brussel
landstalige afdeling werd vóór twintig jaar, in 1966, opgericht.
Ik neem mij voor om met de nodige juridische onderbouw een beslissing te nemen inzake het personeelskader voor het Nederlandstalig gedeelte, wat voor de Franstaligen reeds is ge- beurd. Wij hebben vaak meer respect voor de wettelijke beperkingen maar ook dat heeft zijn grenzen.
Wij baseren ons voor het inschrij- vingsgeld op het koninklijk besluit van 30 augustus 1985, dat u heeft aangehaald, tot uitvoering van de ar- tikelen 59, 60 en 61 van de wet van
21 juni 1985 betreffende het onder- wijs. U interpreteert het al dan niet rechtmatig inschrijvingsgeld voor de Franstalige Gemeenschap anders. Ik heb begrip voor de oneerlijke concur- rentie binnen de muren van het ge- bouw, ook al zijn er niet onmiddellijk Vlaamse belangen mee gemoeid. On- rechtstreeks verminderen de kansen van het Koninklijk Muziekconserva- torium. Wij moeten dan ook tot een- vormigheid komen. De Franse Exe- cutieve zou een andere interpretatie moeten geven aan het inschrijvings-
VU-Raadslid X. Xxxxxxx interpelleert over de noden van het Koninklijk Mu- ziekconservatorium van Brussel
1538
X. Xxxxxxxxxxxx hebt gezegd, namelijk dat het respect voor de wettelijke beschikkingen uit-
land en de Regio Nord-Pas-de-Ca- lais.
geld. Ik zeg u graag toe dat wij dit
door onze juridische dienst zullen la- ten onderzoeken. Indien men mij een voldoende verantwoording kan ge- ven voor het afwijken van het ko- ninklijk besluit van 30 augustus 1985 en voor het gebruiken van het besluit van 4 oktober 1967 u suggereert dat de Franstaligen dit als uitgangs- punt gebruiken zullen beide taal- gemeenschappen hetzelfde inschrij- vingsgeld hanteren.
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxx (op de tribune) : Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, collega ’s, ik dank Minister Xxxxxxxxxxxx voor het antwoord dat hij hier heeft gegeven. Enige repliek ben ik hem wel schul- dig.
Wat de problemen van huisvesting betreft, staan wij op eenzelfde Wij denken er beiden hetzelfde over. Wellicht hebt u, mijnheer de Minis- ter, formeel gelijk dat u, helaas, niet direct kunt optreden vermits het Schoolgebouwenfonds nog nationaal
eindelijk ook zijn grenzen kent. Ze- ker wanneer wordt geconstateerd dat aan Franstalige kant niet op dezelfde wijze wordt gereageerd.
Uw antwoord inzake het inschrij- vingsgeld voldoet mij eveneens. Ik meen dat er voldoende juridische gronden door mijzelf en mijn inter- pellatie zijn aangebracht om het ko- ninklijk besluit van 4 oktober 1967 te kunnen inroepen.
Wanneer u geen directe oplossing kunt geven aan het probleem van de huisvesting en u zich moet beperken tot overtuigende initiatieven naar de nationale Minister van Onderwijs, vraag ik u met aandrang om inzake de personeelsformatie en het inschrij- vingsgeld vlug initiatieven te nemen in de zin zoals door uzelf en door mij naar voor werden gebracht. (Applaus bij de VU)
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
De heer Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, ik krijg hier nu hopelijk wat meer ruimte om in te gaan op een probleem dat, af te leiden uit de gunstige reacties naar aanleiding van mijn spurtende mai- denspeech over Frans-Vlaanderen en van mijn uiteenzetting onlangs bij de begroting van de heer Xxxxx, ieder- een nauw aan het hart ligt. Ik zie trouwens dat Minister Xxxxx er de andere Ministers ervan overtuigt met veel aandacht naar mij te luisteren. Heel de Executieve toonde toen haar belangstelling voor deze problema- tiek. Daarom hoop ik dat wij er van- daag wat fundamenteler kunnen op ingaan. Ik heb voor deze interpellatie drie Ministers aangeschreven. Ik had trouwens voorspeld dat ik op deze zaak zou terugkomen indien ze zon- der praktische gevolgen bleef.
In een brief aan de voorzitter van de Frans-Vlaamse Vereniging Men- schen-lyk-wieder schrijft Minister Xxxxxx dat hij bij de hulde aan
Xxxxx Xxxxxxx voor zijn tachtig jaar
is. Dit wijst eens te meer op de onzin- nige situatie waarin wij ons op dit
ogenblik inzake de staatshervorming
gemerkt had dat de problematiek van Frans-Vlaanderen de aanwezigen
nauw aan het hart lag. Hij zei tegen
bevinden. Het gaat helemaal niet op dat wij, als Vlaamse Gemeenschap, en u , mijnheer de Minister, als Vlaamse Gemeenschapsminister in- zake onderwijs en vorming, bevoegd- heid hebben over het reilen en zeilen, het wel en het wee van dit kunston- derwijs, maar niet kunnen beslissen over de lokalen waarin dit kunston- derwijs mo et worden gegeven. Dit is natuurlijk een absurde situatie. Ik hoop dat u samen met mij eens te meer met dit voorbeeld zult inzien dat wij werk moeten maken van een
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeen- schapsminister van Externe Betrek- kingen, de xxxx X. Xxxxxx, Gemeen- schapsminister van Cultuur, en de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Gemeen- schapsminister van Onderwijs en Vorming, ove r de visie van de Vlaamse Executieve inzake de bevor- dering van onze taal en cultuur in Frans-Vlaanderen en de uitbouw van de brugfunctie tussen ons land en de Regio Nord-Pas-deCalais
de voorzitter van deze vereniging, de heer Xxxxxxx, een jong Xxxxx-Xxx- xxxx, dat hij zijn collega ’x Xxxxxx en Kelchtermans op de hoogte zou bren- gen van deze fundamentele sympa- thie en zich samen met hen daarvoor zou inzetten.
Ik stel vast dat hier vandaag drie Mi- nisters naar deze interpellatie komen luisteren. Samen met de interesse van burgemeester Xxxxx van Xxxxxx- xxx getuigt dit bijna van een interesse over alle partijgrenzen heen.
volkomen federalisering van het on- derwijs.
Ik noteer ook met genoegen dat de Boesdaal-hoeve een tijdelijke oplos- sing is. Beiden hebben we als nega- tief erkend dat de Boesdaal-hoeve zich niet in de Brusselse-agglomera- tie bevindt.
Ik ben bijzonder tevreden over uw antwoord inzake de personeelsfor- matie. Ik wil benadrukken wat u zelf
De Voorzitter : Aan de orde is de Men moet niet met Frans-Vlaande- ’ interpellatie van de heer Xxxxxx tot ren in contact treden om de stemmen de xxxx Xxxxxx, Gemeenschapsmi- van trouw die daar blijven klinken nister van Externe Betrekkingen, de op te merken. In de jongste 20 jaar heer Xxxxxx, Gemeenschapsminister heb ik zo een honderd groepen bege- van Cultuur, en de xxxx Xxxx Xxxxx- leid naar Frans-Vlaanderen. Dat termans, Gemeenschapsminister van maakt zo een 4.500 à 5.000 mensen. Onderwijs en Vorming, over de visie Die kennismaking met dit zuidelijk van de Vlaamse Executieve inzake deel van de uiteen gescheurde Neder- de bevordering van onze taal en cul- landen verliep telkens aangrijpend, tuur in Frans-Vlaanderen en de uit- zeker als men terugdenkt aan de mi- bouw van de brugfunctie tussen ons litaire aanhechting door de verove-
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
__
Noden Koninklijk Muziekconservatorium
Luyten
ringen van Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx in 1678 na de slag bij Kassel. Ik kan dit illustreren met de woorden van een zeer groot Frans-vlaanderenspe- cialist die u allen kent vanuit uw anti- kannunikenopstelling, namelijk Xxxxx Xxxxx. In zijn bekend boek over Frans-Vlaanderen, waarin ook heel wat Frans-Vlamingen aan het woord komen, citeert hij de Frans-Vlaming Mon De Coussemaker die in 1853 schreef naar aanleiding van de op- richting Comité Flamand de France schreef : ,,Un fait remarquable et qui excite llétonnement de tous les étran- gers, c ’est le maintien de la langue flamande dans les arrondissements de Dunkerque et de Hazebroek”. Meer dan een eeuw na deze vaststel- ling blijven vreemdelingen zich ver- wonderen over het feit dat in de Franse Westhoek nog steeds het Ne- derlandse dialect wordt gesproken. Nederlanders en Vlamingen kunnen Frans-Vlaanderen niet als een vreemd grensland benaderen. Dat zegt de grote specialist Xxxxx Xxxxx. Die stemmen van trouw zijn inder- daad blijven naklinken. Xxxxxxx Xx Xxxxx dichtte hierover als volgt : Oh Holland, vreedzaam land, waarin de vrijheid woont ; wat zoek ik die ver- geefts bij uwe nageburen waar Frans- man en Castillaan de rust en vrede scheuren, waar ‘t hoofd der burgerij voor vreemde heren beeft”. Deze woorden vatten de tragiek van de zwaarste eeuw uit onze geschiedenis goed samen.
Het is inderdaad verwonderlijk dat, wanneer men 300 jaar later deze ne- derlaag bij de Kasselberg herdenkt deze gebieden bij Frankrijk werden aangehecht, een jonge Frans-Vla- ming , volledig in het Frans opgevoed en die op eigen houtje Nederlands is gaan leren, een gedicht schrijft dat eindigt als volgt hij beschrijft de nederlaag waar de doden op een rij liggen ,,Een boer schreeuwde in zijn huis : tweemaal dood ; eenmaal in zijn lichaam en eenmaal in zijn geest. Wij zijn nu vreemden.” Deze woorden werden neergeschreven 300 jaar na de. aanhechting van Frans- Vlaanderen.
Geregeld hebben wij deze stemmen
van trouw horen voortklinken in een situatie dat zij wel luider mochten klinken, zoals in de nieuwe groeiende situatie in Europa waarin de tegen- stand vanwege het centralistisch Frankrijk niet zo brutaal meer was.
Gelukkig is deze situatie inderdaad enigszins veranderd, zodat drie jaar geleden een wetvoorstel in het Fran- se Parlement werd ingediend, met als titel : ,,Proposition de loi sur la pro- motion des langues et cultures de France.” Dit wetsvoorstel werd door tientallen parlementsleden onderte- kend. En het is misschien in de mode dat in de tijd van post-kolonisatie zo- wat aan beschuldigende zelfreflectie wordt gedaan en soms gaat zulks voor bepaalde Europese landen te ver. Frankrijk kon terecht in de ,,Ex- posé des motifs” van dit bewust wets- voorstel letterlijk het volgende schrij- ven : ,,Le temps est venu d ’un statut des langues et cultures de France qui leur reconnaisse une existente réelle. Le temps est venu de leur ouvrir grande les portes de l ’école, de la radio et de la télévision permettant
. . .
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx : Mijnheer Xxxxxx, voor het geval u het niet moest weten, is de voertaal van de Vlaamse Raad Nederlands en ik be- treur dat u daarvan afziet.
De xxxx X. Xxxxxx : Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxx, ik citeer letterlijk uit een toespraak van uw grote geestes- vriend, Xxxxxxxx Xxxxxxxxx, tijdens zijn kiescampagne voor de Franse presidentsverkiezingen. Ik meen de xxxx Xxxxxxxxx moeilijk Nederlands in de mond te kunnen leggen. Ik ci- teer verder : ,,La France est le der- nier pays de 1 ’Europe à refusér à ses composants les droits culturels élémentaires reconnus dans les con- ventions internationales qu ’elle a, el- le-même, signées. ”
De xxxx X. Xxxxxxx : Ik denk dat de waardigheid van de Vlaamse Raad hoegenaamd niet in het gedrang komt wanneer wij bewijzen dat wij auteurs in hun oorspronkelijke taal kunnen citeren. (Applaus)
De xxxx X. Xxxxxx : Het is misschien omdat de heer Xxx Xxxxxxx niet de- zelfde bekommernis heeft als zijn
oud-partijgenoot, Xxxxxx x Xxxx- xxxx, partijgenoot Cools,-in verband met Frans-Vlaanderen, dat hij rond deze zaak wil badineren, ten- zij mijn persoon hem zou storen, maar dit ligt dan aan zijn karakter.
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx : Helemaal niet. Ik begreep niet waarom u plots in een andere taal ging spreken:
De xxxx X. Xxxxxx : Omdat ik ge- woonweg Xxxxxxxx Xxxxxxxxx citeer- de toen hij een oude Franse opstel- ling verliet, waarbij men de regionale talen in Frankrijk plattrapte. Dit was de reden van het citaat.
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx : Nu heb ik het begrepen.
De xxxx X. Xxxxxx : Indien u beter naar mijn toespraak had geluisterd, had u het vlugger begrepen.
Ik wil verder een andere Fransman in het Nederlands citeren, dit om de heer Xxx Xxxxxxx niet verder te sto- ren. Voor degenen die er geen la- chertje willen van maken, zou ik toch even naar dit deel van onze Neder- landen willen verwijzen met het woord van de grote Fransman en fe- deralist, professor Xxx Xxxxxxx, pro- fessor in Straatsburg, later professor in Pau, in de hoop dat u dan mis- schien voor hun fundamentele pro- blemen wat meer xxxxx xxxx opbren- gen.
In een uiteenzetting voor het Insti- tuut Xxxxx Xxxxxxx, te Charleroi ver- gelijkt professor Xxxxxxx zijn situatie met Zuid-Tirool, waar de Tiroolse burgemeester niet meevierde de dag dat de Italianen in 1918 zijn binnen- gevallen in Zuid-Tirool. Hij beschrijft de tragiek van het afzetten van de burgemeester en dat gebeurt in Italië iets sneller dan hier omdat hij de Italiaanse vlag op 4 november niet had gehesen.
,,Dit is juist het verschrikkelijke van te behoren tot een minderheid. Men is lid van een minderheid in eternum. Het gaat er niet om een ogenblik heldhaftig te zijn om het einde van een militaire bezetting af te wachten. Van dit standpunt uit krijgt de vijand, de overwonnen vijand, een betere behandeling. Voor de nieuwe mede- burgers van de minderheid zal de be-
Luyten
zetting nooit een einde nemen. Psy- chologisch is het wreed zijn hele le- ven lang alles averechts te moeten doen. Zich te vernederen wanneer men het hart hoog zou moeten dra- gen. Te jubelen wanneer men zou willen wenen. Zich te schamen over zijn eigen helden en die van de vijand plechtig te herdenken. Kortom : alles averechts. Welke zenuwen, welke karakters zijn daartegen bestand ? Wij Europeanen, in het tijdvak van Apollo 8, vinden zoiets normaal. Xxx aanvaarden het en het belet ons niet te slapen. Bovenal is het onheus over dit alles te praten. Omwille van de diplomatieke hoffelijkheid worden deze vraagstukken op wetenschappe- lijke congressen doodgezwegen. In- tussen kunnen de betrokken volke- ren vergaan. Dat is trouwens het lot dat men hen toewijst.”
Dit is dan wel een ernstige tekst van een grote Europese federalist profes- sor Xxx Xxxxxxx.
De mentaliteit in Frankrijk is dus ver- anderd. We kunnen dus rustig ook onze complexen verliezen, heren Mi- nisters, op dat vlak. Die zijn inder- daad lang aanwezig geweest. Ik wil niet cynisch doen maar als ik de lief- desverklaring lees. Ik heb hier een speech van oud-minister Xxxxxxx van Cultuur op de 26e Frans-Vlaamse cultuurdag in Waregem en de recente speech van Minister Xxxxxx op de 12e Frans-Vlaamse Veertiendaagse te Nieuwpoort. Ik heb deze teksten, waartussen 14 jaar ligt, met veel aan- dacht gelezen. Mijnheer de Minister, door al die plechtige eendagsverkla- ringen u kan ik er nog niet van beschuldigen, u is nog maar pas Xx- xxxxxx, ik geef u dus nog krediet - met de realiteit te vergelijken u kunt straks de realiteit nader om- schrijven via de vragen die ik u heb gesteld begin ik inderdaad te zeg- gen : wat zijn wij toch een kleinmoe- dig volk. We zien dat intussen tegen alle pessimisme in, wat diezelfde De- leu beschrijft van bijna een totale neergang na de tweede wereldoorlog, vele krachten opnieuw vanonder de asse naar boven komen. Ik kan hier talloze voorbeelden aanhalen, maar uit de vele ga ik er eentje nemen. De
brochure van uw gespreksgenoten van ,,Le Departement du Nord-Pas- de-Calais”, om het toerisme in het noorden van Frankrijk aan te beve- len,is het Nederlands. Op het ogen- blik dat onze BRT nog altijd niet
,,Vlaams” heet, geef ik u even de ti- tels van de hoofdstukken. De streek van Duinkerken heet : Zee-Vlaande- ren. De streek van Hazebroek heet Vlaanderen. De streek van Rijsel heet Rijsels Vlaanderen. De Frans- Vlamingen zijn dus blijkbaar niet meer beschaamd. In een prachtig uit- gegeven brochure die bijna zo mooi is als de uwe, die niet in de Belgische ambassades mag liggen, is de naam Vlaanderen blijkbaar een eretitel die deze mensen uit het noorden van Frankrijk met trots door de eeuwen heen zijn blijven dragen.
Wij hebben dus veel mooie verklarin- gen. Ik stel mij dan echter de vraag wat wij voor hen doen, voor onze collega ’s uit Frans-Vlaanderen ? Men verwijst mij dan naar de Taalunie.
,,Nu hangt het van de Taalunie af” zegt de Minister in de Commissie van Cultuur. In uw speech lees ik vooral over de grensoverschrijdende regio- nale contacten. Ik situeer mijn be- kommernis met een concreet voor- beeld. Radio Uilenspiegel zendt nu al verschillende dagen per week uit. Er worden ook lessen in Nederlands gegeven. Zij ontvangen honderden reacties van mensen die hun teksten van de radiofonische cursus Neder- lands opsturen. Zij hebben geen mensen om die te corrigeren. Wij danken in Poperinge en in Veurne leerkrachten af via Sint-Annaplan- nen. Wij hebben echter blijkbaar zo weinig visie op een Nederlandse cul- tuurpolitiek voor een gebied dat De- leu noemt : vier miljoen mensen die ooit tot onze politieke leefruimte hebben behoord de zuidelijke Ne- derlanden dat wij ook geen mid- delen hebben. Ik hoop dat u mij straks een juist cijfer zal kunnen ge- ven betreffende de begroting van de Taalunie. Ik veronderstel dat u het met mij eens is dat het ontzettend weinig is om een cultuurpolitiek te voeren. Ik verwijs dienaangaande naar Frankrijk. In de bibliotheek is er een boek getiteld : ,,L ’action cultu- relle de la France dans le monde”. Frankrijk geeft tientallen miljarden
per jaar uit voor het verspreiden van zijn taal in de wereld. De auteur van het boek, Directeur-generaal van het Ministerie voor Ontwikkelingssa- menwerking, kan er inderdaad trots op gaan dat samen met Canada, Bel- gië en Franstalig Zwitserland onge- veer 4.5 procent van al wat er gedaan wordt voor het verspreiden van de Franse taal buiten zijn grenzen ge- beurt via de Franse samenwerking. Ik raad u de lectuur van dit boek aan.
Heren Ministers, ik ga u mijn vragen niet opnieuw voorlezen ; u heeft ze trouwens ontvangen. Ik vraag er xx- xxxx een ernstig antwoord op, zodat de grote liefdesverklaringen die tel- kens opnieuw in Waregem worden gedaan, realiteit worden. Op een ogenblik dat de atmosfeer totaal is veranderd moest men vaststellen dat in een streek die men de Franse Westhoek noemt bij een recente en- quête bleek dat 80 procent van de inwoners dikwijls in het Frans, want zij kennen hun eigen taal niet meer zich Vlaming of Flamand noemde. Dat gebied dat officieel tot
de Taalunie behoort 14 miljoen Noord-Nederlanders en 6 miljoen Vlamingen kan een brugfunctie vervullen ten opzichte van het zuiden van Europa waar duizenden perso- nen klaarstaan om zich concreter op te stellen als wij een actieve cultuur- politiek voeren, waartegen Frankrijk ook blijkbaar geen bezwaar meer heeft. Ik zou hierop willen aandrin- gen omdat in de Franse Westhoek heel wat jongeren zich de moeite hebben getroost terug te keren naar hun oude cultuur maar zich de vraag stellen wat wij voor hen doen. Het verzet van oud-centralistische staten bij nieuwe wendingen in de geschie- denis houdt nooit op. Als die jonge- ren soms worden geïntimideerd dan stellen zij zich de vraag of het wel de moeite waard was. Ik ken een jonge- man van 18 jaar die de cursussen van professor Xxxx in Rijsel is gaan vol- gen en voor zijn concreet optreden
als Xxxxx-Xxxxxxx werd geïntimi- deerd. Ook hij vroeg zich af of hij zich niet vergist had gezien het feit dat hij van ons geen respons krijgt. Ik vind het erg dat op een ogenblik dat men spreekt van het opbouwen van Europa, van grensoverschrijden- de contacten, in de na-xxxxxxxx xxx
Xxxxxx
het oud-Frans centralisme en bij de weinig nieuwe echo die men krijgt van de huidige atmosfeer, slechts
650.000 frank wordt besteed voor on- ze cultuurpolitiek aldaar. Ik durf dat niet vergelijken met wat in ,,L ’action culturelle de la France dans le mon- de” is vermeld. Ik moet dan met be- schaamde kaken antwoorden aan ve- le jonge Frans-Vlamingen dat wij in- derdaad niet beter zijn dat de Hollan- ders tegenover ons na 1830. Met de standvastigheid, een goede zaak waardig, heb ik mijn interpellatie ge- richt tot de jonge Minister van Cul- tuur die op een aantal terreinen al blijk heeft gegeven inventief te zijn en niet gedragen door de complexen van vroeger. Ik heb hem ruime docu- mentatie bezorgd opdat hij, samen met zijn collega ’s voor Externe Be- trekkingen en voor Onderwijs, zou onderhandelen om na te gaan wat er kan worden gedaan. Het zou van vol- wassenheid van onze Vlaamse Raad getuigen indien een werkgroep Frans-Vlaanderen kon worden opge- richt. Hij zou adviezen kunnen ver- strekken zodat eindelijke een dyna- misch beleid kan worden gevoerd ten aanzien van miljoenen mensen die ons gunstig gezind zijn, ook degenen die allang geen Nederlands meer kennen. In Rijsel hangen meer leeu- wenvlaggen dan in veel steden van
,,Binnen-Vlaanderen”, zoals ik Bel- gisch Vlaanderen dikwijls noem. (Applaus bij de VU)
De Voorzitter : Minister Xxxxxx heeft het woord.
Minister X. Xxxxxx (op de tribu- ne) :Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in overleg en na afspraak met collega ’s Dewael en Kelchter- mans, werd afgesproken dat ik zou antwoorden op de interpellatie die ei- genlijk meer een vraagstelling is.
De heer Xxxxxx had een viertal vra- gen in verband met het beleid ten aanzien van de Regio Nord-Pas-de- Calais. Ik zal trachten zo zakelijk mo- gelijk te antwoorden, beginnende met de vierde vraag, omdat het ant- woord daarop meteen ook de eerste en de tweede vraag beantwoordt. Op het einde zal ik dan antwoorden op de derde vraag.
Ik heb het initiatief genomen om in contact te komen met de Regio Nord-Pas-de-Calais omdat ik ervan overtuigd ben dat als wij ter zake nog vooruitgang willen boeken, ook met andere structuren en andere institu- ten moeten kunnen overleg plegen en tot concrete afspraken komen. Het is de bedoeling om tot een coör- dinerende en grensoverschrijdende samenwerking te komen tussen de beide regio ’s. Dat is mijn expliciete duidelijke verantwoordelijkheid. Wij hebben contact opgenomen met de Voorzitter van de Conseil Régional- Région Pas-de-Calais, de heer Jose- phe, op 3 december jongstleden. De eerste ontmoeting werd nog eens be- vestigd in het kader van een tegenbe- zoek aan Vlaanderen vanwege de heer Xxxxxxx, ter gelegenheid van Flanders ’ Technology. Wij hebben besloten om tot een zeer pragmati- sche samenwerking en aanpak te ko- men, dit via de oprichting van een gemengde commissie. Deze commis- sie zal worden geïnstalleerd en voor de eerste keer bijeenkomen volgende week op 2 juli.
De taak van de gemengde commissie ligt op drie vlakken. Ten eerste, het opmaken van een inventaris van raakpunten en gemeenschappelijke problemen. Ik meen, mijnheer Luy- ten, dat een aantal bekommernissen die u hebt geuit in deze inventaris kunnen worden opgenomen. Zonder vooruit te lopen op de werkzaamhe- den van deze gemengde commissie weet ik, door de twee contacten die ik heb gehad met de heer Xxxxxxx, dat men ook veel belangstelling heeft voor het onderricht in de Nederland- se taal. Als wij de voorzitter van de Conseil Régional mogen geloven, dan moet daar iets uit de bus komen en moet naar nieuwe actiepunten kunnen worden geëvolueerd.
Na die inventaris zullen wij ook een selectie moeten maken van concrete en haalbare samenwerkingsprojecten binnen het bevoegdheidsdomein van beide regio ’s. Wij moeten natuurlijk voorzichtig zijn in verband met aan- gelegenheden die tot de bevoegdheid behoren van andere instanties. Bin- nen onze eigen bevoegdheden kun- nen wij een selectie maken van pro- blemen uit de inventaris en proberen
gezamenlijk niet alleen oplossingen te vinden, maar ook de nodige beslis- singen te nemen.
Verder zal worden onderzocht in welke mate die praktische samenwer- kingsmodaliteiten kunnen worden geïntegreerd in een grensoverschrij- dend akkoord inzake samenwerking, gebaseerd op de Europese Kader- overeenkomst, afgesloten te Madrid op 21 mei 1980. Deze overeenkomst kwam in de Raad van Europa tot stand met de bedoeling de grensover- schrijdende samenwerking te stimu- leren en te ontwikkelen.
Ik herhaal de drie belangrijke pun- ten : het opmaken van een inventa- ris ; het selecteren van de punten waarvoor wij gezamenlijk tot een op- lossing kunnen komen en het berei- ken van een interregionaal buiten- lands akkoord. Ik moet er u terloops op wijzen dat aan Franstalige zijde reeds een akkoord bestaat met de Noordfranse regio Pas de Calais. Daar is men begonnen met het afslui- ten van een algemeen akkoord. Wij zouden het andersom doen ; wij zou- den eerst trachten tot samenwerking te komen en indien deze normaal en vlot verloopt zouden wij ze bekrach- tigen door een interregionaal interna- tionaal akkoord op basis van de Con- ventie van Madrid.
Mijnheer Xxxxxx, ik moet er u op wijzen dat het onze bedoeling is niet enkel te praten over de gemeen- schapsmateries waartoe cultuur en onderwijs behoren, maar dat wij ook de gewestmateries die tot de be- voegdheid van deze regio behoren in het gesprek wensen te betrekken. Om aan deze wens concrete gestalte te geven heb ik in de Vlaamse Execu- tieve voorgesteld dat elke Minister, in het kader van zijn bevoegdheid, een vertegenwoordiger zou aandui- den om deel uit te maken van de gemengde Commissie . Zij zouden worden bijgestaan door een paar per- sonen uit West-Vlaanderen omdat met dat gebied, dat er onmiddellijk aan paalt, reeds een vorm van cultu- rele samenwerking bestaat. Vooral technische bijstand door de GOM West-Vlaanderen kan hier belangrijk zijn.
Ik herhaal dat deze gemengde Com-
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Bevordering Vlaamse taal en cultuur in Frans-Vlaanderen 1542
X. Xxxxxx
missie voor de eerste keer zal verga- deren op 2 juli eerstkomend. Het is de bedoeling dat, naarmate de werk- zaamheden vorderen en bepaalde terreinen worden betreden, neven- groepen worden samengesteld om bepaalde detailproblemen nader te onderzoeken. Zo is het niet uitgeslo- ten dat een speciale werkgroep wordt gevormd om concrete voorstellen te formuleren inzake de intensifiëring van het onderricht in de Nederlandse taal in Noord-Frankrijk. Deze ge- mengde Commissie moet de motor worden van een veelheid aan werking op diverse terreinen. Ik hoop samen met u dat, nu wij tot structuren kun- nen komen, dank zij een pragmati- sche aanpak echte vooruitgang kan worden geboekt.
Xxxxxxxx Xxxxxx, u informeert naar de activiteiten van de Taalunie ter bevordering van onze taal en cultuur in de richting van Frans-Vlaanderen. De Taalunie is bevoegd voor de Ne- derlandistiek extra muros op het ni- veau van het universitair onderwijs. Dat weet u wellicht zelf, vermits u in zeker opzicht deel uitmaakt van de Taalunie. Naar Frans-Vlaanderen toe wordt er steun verleend aan twee universiteiten in Noord-Frankrijk, namelijk de Université de Lille en de Faculté Libre des Lettres et des Sciences, eveneens te Rijsel.
L’Université de Lille III wordt door de Taalunie gesteund via de sectie Nederlandse taal. Deze steun loopt sedert 1948 voor het onderricht Ne- derlands als hoofdvak. Daarenboven wordt er ook nog aan La Fondation Continue d ’Education Permanente steun verleend voor de verspreiding van de Nederlandse taal en cultuur in de regio. Er zijn dus twee elemen- ten van steun aan die universiteit, na- melij k voor het Nederlands als hoofdvak en, in het kader van een voortgezette permanente vorming, voor de verspreiding van de Neder- landse taal en cultuur. De middelen die daarvoor vandaag ter beschikking worden gesteld zijn uitgedrukt in Bel- gische frank de volgende.
Er is 200.000 frank ingeschreven voor de bijkomende lesuren van de docen- ten.
Er is 185.000 frank ingeschreven als vergoeding voor reiskosten van de docenten.
Er is 32.000 frank uitgetrokken voor de bibliotheek van Nederlandse werken.
Ook is er 85.000 frank voor het Cen- trum voor permanente vorming in de Nederlandse taal en cultuur voor- zien.
Er wordt verder steun verleend aan de Faculté Libre des Lettres et des Sciences te Rijsel in de vorm van be- toelaging voor het onderricht Neder- lands als keuzevak. Het gaat hier om
400.000 frank per academiejaar voor de docent Nederlands, 30.000 frank per jaar voor een excursie van de stu- denten naar België en/of Nederland en 18.500 frank voor de bibliotheek van Nederlandse boeken.
Alles samen maakt dat bijna één mil- xxxx xxxxx. De beoordeling van dit bedrag laat ik aan u over, dit is niet zo bijzonder veel, maar u moet weten dat er vanuit andere hoeken in Vlaanderen ook nog steun wordt ver- leend aan initiatieven die in Noord- Frankrijk worden ontwikkeld.
Er zijn initiatieven van de Taalunie zelf. De Taalunie heeft indertijd be- slist dat alles zou gebeuren via het Comité voor Frans-Vlaanderen dat wordt gesubsidieerd. Het Comité moet ervoor zorgen dat de nodige animatie gebeurt in Frans-Vlaande- ren. Er is ook hulpverlening bij het inrichten van taalcursussen en voor het inrichten van de jaarlijkse Frans- Vlaamse cultuurdagen. Er wordt steun gegeven aan het Vlaams toneel bij optredens in Noord-Frankrijk. Ook wordt subsidie gegeven aan ver- enigingen en voor tijdschriften. Er wordt ook een eigen cultureel tijd- schrift verspreid.
De subsidie die het Comité voor Frans-Vlaanderen krijgt, bedraagt momenteel ongeveer 700.000 frank. Dat is 35 procent van de totale wer- kingskosten.
De interpellant vraagt ook nog of men Nederland wat meer zou kunnen stimuleren om iets meer te doen ter bevordering van de Nederlandse
taal- en cultuurspreiding in Frans- Vlaanderen. Hij weet dat ik daar als Minister niet kan optreden, maar uit inlichtingen die ik heb gekregen van mijn ter zake bevoegde collega ’s in wier naam ik hier ook spreek, blijkt dat de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren een voorstel van meerja- renplan heeft opgesteld over de wer- king van de Taalunie.
Het plan met deze voorstellen zou na de zomervakantie, wellicht in spe- tember, op ministerieel niveau in de Taalunie ter discussie komen, waar de nodige beslissingen ter zake zullen worden genomen. Voor zover ik weet zou men van Vlaamse zijde aan- dacht vragen voor het stimuleren van noodzakelijke acties voor Frans- Vlaanderen.
Mijnheer Xxxxxx, om te besluiten, zullen wij in het kader van de interna- tionale samenwerking vanuit Vlaan- deren aan die gebieden over de grens bij voorrang aandacht moeten beste- den om tot een samenwerking te kun- nen komen. Dat is ook een mogelijk- heid om de eenmaking in Europa vlugger te laten vooruitgaan. Daar- aan moet nog meer aandacht worden besteed wanneer aan de andere kant van de grens een groot gedeelte tot hetzelfde oorspronkelijk cultuurge- bied behoort. Wij moeten daar zelfs nog meer aandacht aan besteden wanneer men er aan beide kanten van de grens belang bij heeft dat men de taal leert en onderhoudt van de andere kant van de taalgrens. Het is in die optiek dat wij deze samenwer- kingsprocedure willen opzetten, niet enkel op een officiële maar ook op een pragmatische wijze, in de hoop dat wij samen met de Noordfransen tot concrete resultaten kunnen ko- men.
Ik hoop dat wij tijdens de eerstvol- gende maanden in de commissies van de Vlaamse Raad geregeld verslag zullen kunnen uitbrengen over het verloop van de werkzaamheden en resultaten die wij ter zake al dan niet kunnen bereiken. (Applaus bij de meerderheid)
De Voorzitter : De heer Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxx (op de tribu-
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Bevordering Vlaamse taal en cultuur in Frans-Vlaanderen
1543
Luyten
ne) de Voorzitter, heren Ministers, ik heb zoëven cijfers ge- hoord die ik reeds gedeeltelijk ken.
Ik heb ook intenties horen
ren zoals op andere plaatsen, onder andere bij onze goede vriend merency, één van onze trouwen die ter zake in zijn stijl zijn best doet.
Ik zou hieraan willen toevoegen dat wij op dat vlak niet veel gewoon zijn. Wij zijn een volkje dat zelf zopas uit het slijk komt en dan is men snel zelf- voldaan. Dat is het grote gevaar dat ons met ons stukje autonomie op vele vlakken bekruipt.
Mijnheer de Minister, ik zal u een bepaald krediet geven. U zal begrij- pen dat ik met verplichte argwaan dit dossier zal volgen. Ik meen dat ik reeds voldoende heb getoond dat ik hier geen politiek taakje kom spelen. Xxxxx sedert twintig à dertig jaar in- teresseert dit punt mij.
Een volk is moreel waard naar de mate wat het doet voor zijn zwak- sten. Dit is ook waar in verband met onze autonomie. Wanneer wij refere- ren naar diegenen, waarvan ik trouw de stem heb geciteerd, behoren zij inderdaad tot ons volk.
In de kathedraal van Bayonne, tij- dens een hongerstaking van Franse Basken, die voor hun onderwijs de woorden van Xxxxxxxxx probeerden waar te maken, heb ik gezegd dat als Europa iets betekent het wel die so- lidariteit van volkeren is die in grote mate hetzelfde voelen tegenover de- zelfde problemen. Daarom zou ik u willen zeggen dat u meer en sneller dan wij kunnen hopen op dat vlak de oude Vlaamse complexen zou verlie- zen. Het is vergelijkbaar omdat het bijvoorbeeld naar dezelfde staat gaat vanuit volkeren die ook door de ge- schiedenis en in dezelfde periode van Xxxxxxxx XXX in dit Europa van op- eenvolgende oorlogen van mekaar werden gescheiden. De Eerste Minis- ter van de Catalaanse Generalidad gaat bij de herdenking van een dich- ter die daar honderd jaar geleden een van de bekende Catalaanse hymnen heeft gemaakt, naar Frans Catalonië. Ik heb nog nooit een Vlaamse Minis- ter in Xxxxx Xxxxxxxxxx gezien. Ik
nodig dus bij deze onze Ministers uit om de cultuurdag die nu in Belle on- der het patronaat van de socialisti- sche burgemeerster aldaar doorgaat in plaats van in Waregem, bij te wo- nen. Durf doen wat de Spaanse Cata- lanen als vanzelfsprekend beschou- wen. Een gematigd man als de Eerste Minister van de regionale Bas- kische regering die nu lid is van het Europees Parlement, beschouwde de contacten met Xxxxx Xxxxxxxxx als vanzelfsprekend. Wij moeten op dat vlak als Vlamingen een stuk van onze complexen verliezen.
Laat mij toe even ironisch uw cijfers in de verf te zetten door middel van een document van de vereniging France Louisiana. Kunt u Louisiana even citueren in verband met de Franse geschiedenis ? Deze vereni- ging werkt met zeer veel steun van de Franse Regering. Zij schrijft dat er momenteel zevenennegentig vol- tijdse leerkrachten in Louisiana actief zijn om het Frans te onderwijzen. Als u dan sommetjes citeert, al dan niet van het Comité voor Xxxxx Xxxxxxx- ren, van 300.000 frank dan is de zin voor ironie hier duidelijk beklem- toond. Ik hoop op beterschap voor de toekomst.
U maakt, mijnheer de Minister, deel uit van een Regering waarvan eerste Minister Geens heeft gezegd dat er
,,binnenkort” Vlaamse commerciële vestigingen in het buitenland zullen zijn.
Die uitspraak dateert van 1984. De woorden vliegen hier in dit halfrond zeer vlug. Neem eens contact, mijn- heer de Minister, met professor Xxxxx. Vraag hem de lijst van de na- men van de afgestudeerden van die universiteit. Daar zitten jongens tus- sen die, zoals professor Xxxxx het zei naar aanleiding van een interview in 1984 op de BRT, als geïnterviewde soms beter Nederlands spreken dan de interviewer. Ik ken toevallig de jongeman waarover het gaat. Hij kende, toen hij achttien jaar was, geen woord Nederlands. Er zijn in het Noorden van Frankrijk al tiental- len afgestudeerden. Wanneer de woorden van Minister Xxxxx om commerciële bruggen te leggen ern- stig worden genomen, zet deze men-
sen dan in op cultureel vlak. Ik her- haal dat velen onder hen beter Ne- derlands kennen dan vele Vlamin- gen.
Ik herhaal ook met ironie dat Xxxxx- rijk in Louisiana zevenennegentig full leerkrachten tewerkstelt om het Frans te onderwijzen. Ik hoop dat de jonge Minister van Cultuur en als Westvlaming het dossier Xxxxx
Xxxxxxxxxx in de toekomst op een ernstige manier zal benaderen.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Interpellatie van de heer A. Diege- nant tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeen- schapsminister van Cultuur, over de subsidiëring van de verzekeringen van de erkende landelijk georgani- seerde sportverenigingen
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Xxxxxxxxx tot de heer Dewael, Gemeenschaps- minister van Cultuur, over de subsi- diëring van de verzekeringen van de erkende landelijk georganiseerde sportverenigingen.
Aangezien de heer Xxxxxxxxx hier niet aanwezig is wordt, volgens het Reglement, zijn interpellatie als inge- trokken beschouwd.
Interpellatie van de xxxx X. Xxxx- xxxxx tot de xxxx X. Xxxxxx, Gemeen- schapsminister van Cultuur, over de objectiviteit betreffende de zoge- naamde confrontatieuitzendingen van de BRT
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Xxxxxxxxx tot de heer Dewael, Gemeenschaps- minister van Cultuur, over de objec- tiviteit betreffende de zogenaamde confrontatieuitzendingen van de BRT.
De heer Coveliers heeft het woord.
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Bevordering Vlaamse taal en cultuur in Frans-Vlaanderen
Confrontatieuitzendingen BRT 1544
De xxxx X. Xxxxxxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, me- vrouw en heren Ministers, collega ’s, in het organieke reglement van de nog altijd ondanks de lofwaardige pogingen van de heer Xxx Xxxxxxxx Belgische radio- en televisie staat
als slogan de objectiviteit. Het is na- tuurlijk moeilijk om deze objectiviteit te benaderen vooral omdat het be- grip op zichzelf reeds subjectief is.
Wanneer men het Nederlands woor- denboek Xxx Xxxxx erop naslaat zou objectief betekenen ,,zich beperkend tot de feiten, niet beïnvloed door ei- gen gevoel of door vooroordelen”.
Dus de berichtgeving, de duiding en de para-informatie of pseudo-infor- matie op de BRT zou zich moeten beperken tot de feiten en mag niet beïnvloed zijn door het eigen gevoel of door vooroordelen.
Het is duidelijk dat een dergelijk ab- soluut begrip niet bestaat. In de ge- schiedenis zijn er grote filosofen ge- weest die dat hebben bevestigd ; on- der andere Xxxxxxxx Xxxx stelt dui- delijk dat ondanks de subjectiviteit van de kennis toch de objectiviteit algemeen geldend is. Men is zelfs zo ver gegaan om in de moderne ethica niet meer te spreken over objective en subjectieve relaties maar over sub- jectieve en intersubjectieve relaties. Daarmee wil men aantonen dat de intersubjectieve relatie door twee verschillende subjecten eigenlijk als objectief wordt ervaren maar daarom in feite nog niet objectief is.
Minister X. Xxxxxx : Integendeel.
De xxxx X. Xxxxxxxxx : Men kan niet ontkennen, mijnheer de Minister, dat de media bijzonder belangrijk zijn. De oprichting van de commerciële te- levisie bewijst onder meer dat een aantal maatschappijen en een aantal kringen, waar onder meer het winst- principe erg belangrijk is, zich onder andere richten tot de media niet alleen de geschreven pers maar ook de audiovisuele media om te trachten via deze media de massa te beïnvloeden in het koopgedrag om op die manier meer winst te kunnen maken.
Audiovisuele media zijn bovendien vrij gemakkelijk toegankelijk voor ie- dereen. Het is een meer passieve
nier van informatie verkrijgen dan een geschreven krant . Bij een krant moet men minstens nog altijd de moeite doen om ze te lezen terwijl bij een audio-visueel medium men enkel aan een knop moet draaien en men in feite overrompeld wordt door wat uit dit medium komt.
Het is dus duidelijk dat de subjectivi- teit die bestaat bij iedereen, dus ook bij de journalist een belangrijk probleem is vooral wanneer die per- soonlijke subjectiviteit moeilijk over- een te stemmen is met de essentie van het instituut waarin hij werkt.
Dat probleem stelt zich minder bij de geschreven pers omdat iedereen in dit land, maar ook er buiten, weet dat de geschreven pers vanuit een be- paalde gezichtshoek de feiten weer- geeft en omdat iedereen aan de hand van een titel, van een krant of een weekblad weet vanuit welke gezichts- hoek de feiten worden benaderd en dus ook de normen van de subjectivi- teit en van de objectiviteit in functie daarvan worden bepaald.
Dat zou echter niet het geval mogen zijn bij de Belgische radio- en televi- sie en zal zeker niet het geval mogen zijn bij de toekomstige Vlaamse ra- dio- en televisie. Men mag dus niet uitgaan van één bepaalde gezichts- hoek. Ofwel moet men ervoor zorgen dat men van alle gezichtshoeken kan uitgaan. Ofwel moet men trachten de objectiviteit te benaderen zoals daar- toe een poging wordt gedaan bij de BBC. Ofwel stelt men dat het boven de mogelijkheden gaat en dan moet men het ,,zogenaamde” pluralisme
in feite is het geen pluralisme maar een verdelende verdraagzaamheid toepassen en alle gezichtshoeken ver- tegenwoordigen, eventueel verdeeld volgens bepaalde systemen, zoals in de Kamer van Volksvertegenwoordi- gers tot in het idiote toe, met het systeem D ’hondt, wordt toegepast bij een aantal verdelingen.
van
Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, wij constateren dat bij de Bel- gische Radio en Televisie een aantal zaken zijn scheefgegroeid. Ik ben niet de enige om daarover te spre- ken. Ik citeer het laatste nummer van Kultuurleven waarin de
thesis wordt besproken
Burgelman. Hij komt tot de- zelfde conclusie. Ik citeer het in het Nederlands, want ik ken de gevoelig- heden van sommige mensen als men in een andere taal citeert : ,,Hij kwam tot de conclusie dat de vorm van een openbare omroep naar BBC-model in België bepaald was door politieke machtsstrategieën en dat de ring die daarvan een gevolg was structureel persoonlijk en inhoudelijk verstrekkende gevolgen had, het om- gekeerde dus van het officiële dis- Dit werd door deze doctor duidelijk geanalyseerd. Men is inder- daad vertrokken van de idee om tot een zogenaamde objectiviteit te ko- men, wat in dit land echter niet mo- gelijk blij kt. Wij beschikken niet over de intellectuele, financiële en mense- lijke middelen om tot deze objectivi- teit te komen. Soms loopt dat de
klassieke spuigaten uit.
Het is over deze overstromingsramp dat ik het nu even wil hebben. Ik ben de mening toegedaan dat bij deze principes toch een minimum aan schijn aan objectiviteit moet worden eerbiedigd. In sommige manifest po- litieke programma ’s, maar ook in an- dere programma ’s, zelfs tot en met de amusementsprogramma ’s, ge- beurt dat niet. Een journalist die na- dien het politieke gebeuren wil com- mentariëren moet vooreerst aanwe- zig zijn wanneer het hier gebeurt of moet zich op zijn minst toch op de hoogte houden, wat hem in de gele- genheid stelt uit te stijgen boven het debat dat nu wordt gevoerd om ,,van op de berg” af te kunnen kijken naar de mensen en niet vanuit een dal van onwetendheid. die berg kan hij dan trachten niet te spelen voor aanbrenger van vraagjes en dus voor reclame van iemand die hij in een reclamespot wil brengen, maar inte- gendeel te komen tot een confronta- tie, wat precies niet gebeurt. Integen- deel, vanuit één bepaald oogpunt brengt men een aantal facetten naar voren die dan nog duidelijk naar een bepaalde slotsom, naar een bepaalde commentaar worden geleid. Mijn- heer de Minister, ik heb een aantal vragen gesteld over het specifieke programma. U zal erop antwoorden of niet. Ik ga mijn vragen niet op- nieuw herhalen want ik heb ze reeds opgestuurd en iedereen heeft
Coveliers
ze kunnen lezen. Het is dan ook tijd- verlies ze hier nogmaals te herhalen. U kan erop antwoorden zoals u op de interpellatie van de heer Xxx xxx Xxxxxxx heeft geantwoord en stellen dat u zich daar niet mee bemoeit. (Ontkennend gebaar van Minister De- w ael). U hebt inderdaad gezegd en zal wellicht straks ook zeggen dat de BRT, een parastatale, dat maar zelf moet doen. Ik kan daar inkomen, maar dan moet u ook de verantwoor- delijkheid voor die stelling nemen. Dan moet ‘u zich helemaal niet met de BRT bemoeien.
Minister X. Xxxxxx : Heb ik dat wel gedaan ?
De xxxx X. Xxxxxxxxx : Mijnheer de Minister, indien u dat wel doet, zal ik het u zeggen.
Ik heb gezegd dat u de verantwoor- delijkheid moet nemen van uw keu- ze ! De vraag is of u zich kan be- moeien met de kwestie ,,commerciële spots of niet ?” ; dat laat ik nog bui- ten beschouwing.
Vervolgens, mijnheer de Minister, zelfs indien u dat standpunt inneemt, blijft u toch politiek verantwoorde- lijk, wanneer ieder gebrek aan ele- mentair fatsoen, in hoofde van een bepaald programma of in hoofde van een bepaald persoon achterwege blijft. Ter zake blijft u verantwoorde- lijk, zelfs indien u zegt dat de BRT uw zaak niet is, net zoals de Minister van Justitie, wanneer hij zegt dat hij met de rechtbanken als zodanig niet te maken heeft. Wanneer een magi- straat buiten de schreef loopt, is hij wel aansprakelijk. Hij is verantwoor- delijk wanneer bepaalde basisnor- men worden overtreden. Inderdaad, dan moet daartegen worden opgetre- den.
Wanneer u zegt dat u zich niet met de BRT inlaat, dat daar een bepaalde zuil, alsook een ander zuiltje inzake informatie de macht heeft en dat u het overige wegwuift, kan dit mijns
vermits uw mening daar niet wordt verkondigd.
Mijnheer de Minister - ik weet dat u er niet van houdt, maar het is nog altijd wet het Cultuurpact bestaat nog altijd ; het wordt wel regelmatig met de voeten getreden, maar het blijft een poging tot verdraagzaam- heid; die voortvloeit uit de manier om compromissen te sluiten in dit land en die in feite het echte pluralis- me belet. Dit cultuurpact wordt on- dermeer in de instellingen die tot uw bevoegdheid behoort, met de voeten getreden.
Mijnheer de Minister, collega ’s, in een eerste reactie op de manifeste onrechtvaardigheid die wel eens ge- beurt bij de confrontatie-uitzendin- gen, heb ik aan de Administrateur- generaal van de BRT gezegd dat het weinig zin heeft hem brieven te schrijven, vermits men het antwoord bij voorbaat kent.
Wellicht zal ik na deze interpellatie moeten vaststellen dat ook zij daar niet veel zal aan veranderen. De Mi- nister zegt immers dat het hem feite- lijk niet erg interesseert.
Minister X. Xxxxxx : Dat heb ik niet gezegd.
De xxxx X. Xxxxxxxxx : Ik weet niet wat u zal zeggen ; ik zal daar straks over oordelen. Men zal zich de vraag moeten stellen wat er in feite kan worden ondernomen.
Mijnheer de Voorzitter, de tijd die collega Xxxxxx in zijn breed retho- risch betoog over Frans-Vlaanderen te veel heeft genomen, zal ik minder nemen.
Tot besluit een boutade : één van de voorvaderen van de cynische rede was Xxxxxxxx xxx Xxxxxx, een be- langrijk man. Hij was de man die met de lamp zocht naar mensen ; hij riep op een bepaald moment mensen ; de mensen kwamen ; wanneer zij bij hem kwamen, verdreef hij ze, zeg- gende : ik heb mensen gevraagd, geen vuiligheid.
moeten zeggen : ik heb eigenlijk een confrontatie gevraagd en geen recla- mespot.
De xxxx X. Xxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, ik heb ver- nomen dat de confrontatiedebatten niet zo belangrijk zijn. Slechts 50 tot
60.000 mensen volgen ze. In dit huis zijn we vaak slechts met drie om over belangrijke problemen te discussië- ren. Wij kunnen dan ook een verge- lijking maken.
Ik wil de heer Xxxxxxxxx bijtreden als hij hier het debat wil aangaan over
,,het debat”. Ik vind het belangrijk dat Kamerleden en Senatoren kun- nen discussiëren over de vorm die het politieke debat in onze samenleving kan aannemen. Xxxx Xxxxxxx heeft ooit in een televisiedebat verklaard dat over een televisiedebat meer wordt nagekaart in de pers dan over een Kamer- en Senaatsdebat.
Ik zal het probleem niet dramatiseren maar deel de verontwaardiging van de heer Xxxxxxxxx en hoop dat hij ook onze ongerustheid deelt. De Volksu- nie heeft naar mijn weten slechts één of tweemaal niet mogen deelnemen aan een debat over het Voerpro- bleem. Ik nodig ze uit na te gaan hoe vaak de fractie, die ik vertegenwoor- dig, heeft mogen deelnemen aan dit debat. Sinds de zomer werden ten minste zeven debatten gewijd aan het Voerprobleem. De partij, waarvan ik de vertegenwoordiger ben, is nooit zelfs niet één keer uitgenodigd om eraan deel te nemen. Dit doet
vragen rijzen.
Ik zou niet graag in de plaats zijn van de heer Xxx xxx Xxxxx. Ik meen dat hij heel vaak onder druk staat. Ik heb meegemaakt dat hij mij op een maandagvoormiddag heel vriendelijk uitnodigde om de daaropvolgende zondag deel te nemen aan een debat over de ziekenfondsen maar dat hij me jammer genoeg op donderdagna- middag moest mededelen dat ik niet kon deelnemen, evenmin als de xxxx Xxxxxxx of dokter Xxxxxxx. Er zal wel druk zijn uitgeoefend.
inziens niet. Dan moet u aan ieder- een zeggen : wanneer u niet kan ak-
Ik stel mij de vraag in hoeverre wij, De journalisten in ons land moeten indien wij zo verder gaan, het risico niet streven naar het onbereikbare
koord gaan met de zuilen, moet u geen radio en TV-taks meer betalen,
lopen dat, wanneer wij de knop van de televisie omdraaien, wij zullen
doel van de objectiviteit. Zij moeten streven naar eerlijkheid, wat reeds zo
Dierickx
moeilijk te bereiken is, ook in ons gezegend vaderland.
Ik heb daarnet al gezegd dat mijn fractie, waarvan sommige journalis- ten beweren dat precies zij zou moe- ten deelnemen aan de confrontatie- debatten over de Voerstreek omdat ze de enige partij is met een ander geluid, nooit werd uitgenodigd.
Hoe vaak hebben Vlaamse journalis- ten zoals Xxxxx Xxxxxxx en Xxxx Xxxxxx, van wie de standpunten be- kend zijn, aan de debatten van RTL en RTBF over de Voerproblemen kunnen deelnemen ? Hoe vaak heeft in de BRT een vertegenwoordiger van een dwarsliggende partij aan het debat mogen deelnemen ?
Dit is een fundamenteel probleem. De afstand in communicatiemiddelen tussen machthebbers en ,,alternatief- stellers” is groter geworden sinds de Franse revolutie. Ik zal er echter niet dieper op ingaan.
Mijnheer de Voorzitter, in een tijd van commerciële televisie, in een tijd van persconcentraties, in een tijd waarin de enige linkse krant van ons land, ,,De Morgen”, elke dag be- dreigd is, in een land waar men sanc- ties neemt tegen journalisten, zoals Xxxxxx Xxxxx, die eens eventjes bui- ten de schreef gaan, moeten wij in dit debat nadenken over het politieke debat in dit land. Ik zou durven zeg-
gen : als Xxxxxx Xxxxx er niet was, zouden wij hem moeten uitvinden.
Mijnheer de Voorzitter, in dit land, ook in Vlaanderen, moeten wij leren argumenten te weerleggen en de po- litieke strijd niet te voeren door de communicatiemiddelen af te snijden. Als er argumenten naar voren wor- den gebracht, moeten zij weerlegd worden en moet de techniek van de machthebbers niet bestaan in het ont- zeggen van de toegang tot grote com- municatiemiddelen.
Ik vind het debat bijzonder interes- sant, mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat het niet onheilspellend zal wor- den. (Applaus bij de VU)
De Voorzitter : De heer Van Rom- puy heeft het woord.
De xxxx X. Xxx Xxxxxx (op de tri- bune) : Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, me- vrouw de Minister, heren Ministers, collega ’s, ik vind het debat dus niet interessant en ik vind het debat zelfs misplaatst in die zin dat ik het een zeer gevaarlijke vorm van interpella- tie vind.
Ik constateer dat een parlementslid in de voorlaatste paragraaf van de toelichting bij zijn interpellatie sanc- ties komt vragen ten aanzien van een bepaald journalist omdat hij niet heeft mogen deelnemen aan een be- paalde uitzending - en u bent ge- frusteerd, mijnheer Xxxxxxxxx, omdat niet in die uitzendingen bent geko- men. Ik vind het verkeerd dat wij hier, als Parlement, als een soort tuchtraad gaan functioneren voor ra- dio en televisie. Het is normaal dat politieke partijen hun ongenoegen over de BRT laten kennen en mijn partij heeft dat herhaalde malen ge- daan en dat men ook individueel
zijn ongenoegen kenbaar maakt
ik heb dat ook gedaan, ik behoor tot de BRT-criticasters, ik heb inter- views gegeven aan HUM0 xxxx- xxxxx, waar ik mijn mening heb ge- zegd. Maar als wij hier in de Vlaamse Raad de samenstelling van program- ma ’s gaan beoordelen en de Minister hierover interpelleren want eigen- lijk verwacht u dat de Minister in- structies zou moeten geven aan de Raad van Beheer om bepaalde uit- zendingen te bekritiseren of de objec- tiviteit ervan te betwisten en vragen wij dus van hem een concreet ant- woord in die zin dat Xxxxxxx Xxx xxx Xxxxxx zou moeten worden gesanc- tioneerd omdat hij mijnheer Cove- liers op die bepaalde uitzendingen niet heeft uitgenodigd ! Gaan wij al- dus de weg niet op van de echte po- litisering van de BRT aangezien u zelf vraagt rechter te spelen, terwijl uw fractie zich heeft verzet tegen de invoering van een commerciële tele- visie.
In de Commissie Media is een ge- vaarlijke tendens ontstaan, ook bij de bespreking van het doorlichtingsrap- port, om meer en meer de weg op te gaan om een soort van Raad van Be- heer te spelen. Wij willen ons men- gen in het werk van een journalist die een uitzending van één uur
per week verzorgt en wij willen weten of hij daar een hele week mag aan werken. Wat hebben wij daarmee te maken ? Als wij op dergelijke wijze verder gaan, zullen wij inderdaad de BRT nog meer politiseren zoals dit misschien voor een bepaald aspect al het het geval is. Dit is toch niet de taak van het Parlement. Daarvoor is er een Raad van Beheer en een Tuchtcommissie. Ik ben het eens met de heer Xx Xxxx die voorstelt een deontologische kamer op te richten. Als wij hier echter elke week de Mi- nister gaan interpelleren om te zeg- gen dat wij bij voorbeeld in de uitzen- ding Confrontatie maar u kunt er andere nemen, er zijn er zoveel waar de politiek ter sprake komt niet aan onze trekken zijn gekomen, zul- len wij hier zelf het BRT-programma moeten samenstellen en ons hier in de Raad moeten bezighouden met het weekoverzicht van de BRT. Wel- nu, dan bevinden wij ons bijna in een communistisch systeem en dan zijn wij inderdaad in de echte politisering. (Applaus bij de CVP en PW)
De Voorzitter : De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxx (op de tribune) : Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, ik wens ook enkele korte bedenkingen te maken. Ik sluit mij aan bij wat collega Xxx Xxxxxx heeft gezegd naar aanlei- ding van deze ongewone interpella- tie.
Ik stel vast dat we in deze openbare vergadering en in een vorige een dis- cussie hebben gehad over de objecti- viteit bij de BRT. De eerste keer was dat voor het geval-Buyle, de tweede keer voor een Confrontatieuitzen- ding. Dit bewijst duidelijk dat ook een openbare omroep geen voldoe- ning schenkt inzake objectiviteit. In dit verband wil ik verwijzen naar de discussie die wij hebben gehad naar aanleiding van het kabeldecreet waar er sprake was van commerciële tele- visie en waarbij de oppositie, zowel de Volksunie als de SP zich vooral kantten tegen commerciële televisie omdat ze vreesden dat commerciële invloeden de objectiviteit op de hel- ling zou zetten en subjectiever zou zijn dan de openbare omroep. Toen wij met de Commissie voor de Media
Denys
een bezoek brachten aan RTL, heeft de RTL-verantwoordelijke ons aan de hand van het rapport-Mordant aangetoond dat commerciële televi- sie als men de inhoud van de jour- naals nagaat objectiever is dan de openbare omroep. Eén van de oorza- ken daarvan is volgens mij dat men objectiviteit niet in normen, niet in een reglementering kan vastleggen. Het publiek zelf vraagt, meer dan dat men denkt, naar objectiviteit en de commerciële televisie houdt rekening met het publiek om de eenvoudige reden dat ze aangewezen is op de financiering door het publiek.
Los van deze beschouwingen meen ik dat het probleem van de beoorde- ling van de objectiviteit buiten de sfeer van de BRT moet worden ge- houden. Waarom maken wij, zoals eerder al gezegd, geen gebruik van de Geschillenraad die werd opgericht om de pluriformiteit van de commer- ciële televisie te controleren.
Ik wil het dan nog even hebben over die bewuste Confrontatie-uitzending. U weet, collega Xxxxxxxxx, dat onze partij daarbij ook niet werd ge- vraagd. Het zou schijnheilig zijn te zeggen dat dat niet hoefde, want elke politieke partij komt graag op televi- sie. Laat ons dat eerlijk bekennen. Maar de formule van confrontatie met vier, vijf zes sprekers, lijkt mij voorbijgestreefd. Wie al een confron- tatie-uitzending heeft meegemaakt weet dat elke deelnemer slechts twee drie keer aan bod kan komen. Wat mij geen goede formule lijkt. De RTL-formule waarbij één politicus wordt geconfronteerd met diverse journalisten lijkt mij beter omdat hij dan op een meer genuanceerde wijze het partijstandpunt aan de kijkers kan mededelen. De controle op de objectiviteit moet ruimer gebeuren. Men zou bij voorbeeld op jaarbasis kunnen nagaan of alle fracties ver-
houdingsgewijze evenveel aan bod zijn gekomen. Ook de Nederlandse formule ,,Den Haag vandaag” vind ik goed. Het parlementaire werk wordt er op een uitstekende en geva- riëerde wijze in weergegeven.
Mijnheer de Minister, in de toelich- ting van de heer Xxxxxxxxx heb ik ge-
lezen dat Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx aan- gesteld is voor één enkel programma, namelijk Confrontatie. Ik stel mij hierbij de volgende vraag : waarom maakt de xxxx Xxxxxxxxxxxx van zijn tijd geen gebruik om bij voor- beeld in analogie met een program- ma als ,,Den Haag vandaag” een pro- gramma ,,Wetstraat vandaag” tot stand te brengen ? Waarom spreidt hij zijn confrontatieprogramma niet van de de zondagvoormiddag niet uit van tien uur tot dertien uur ? Ik meen dat de xxxx Xxxxxxxxxxxx hiervoor voldoende mogelijkheden heeft. Al- dus zouden de problemen zoals wij ze nu kennen, gedeeltelijk zijn opge- lost.
Mijnheer de Voorzitter, ziedaar en- kele bedenkingen die ik wens te ma- ken naar aanleiding van deze inter- pellatie.
De Voorzitter : De heer De Beul heeft het woord.
De xxxx X. Xx Xxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega ’s, in ver- band met de confrontatieuitzending, die uiteindelijk het voorwerp van de- ze interpellatie is geworden, wens ik aan de Minister de volgende vraag te stellen.
De Minister kent hoogstwaarschijn- lijk ook het boekje : ,,De Voorschrif- ten, Gebruiken en Aanbevelingen in- zake Radio- en Televisieberichtge- ving”. Het betreft de officiële richtlij- nen door de Raad van Bestuur van de BRT gegeven aan het personeel en het maakt duidelijk hoe het perso- neel in een aantal omstandigheden moet optreden.
Bij een vorige gelegenheid heb ik u reeds gezegd, mijnheer de Minister, dat dit boekje uitermate gespeci- fieerd is. Teneinde uit te maken of de bewuste confrontatieuitzending al dan niet een discriminerend karakter heeft, volstaat het de desbetreffende regels in dit boekje te lezen en ze aan de bewuste uitzending te toetsen.
Mijnheer de Minister, onder hoofd- stuk 6 : ,,Aanvullende schikkingen voor magazines, interviews en debat- ten” lees ik het artikel 40 : ,,Als er bij een uitzending vertegenwoordi-
gers van verschillende opiniestromin- gen aan bod moeten komen, behoort de verantwoordelijke erop te letten dat zijn keuze evenwichtig en echt representatief is. Als er om een geldi- ge reden afwezigheid, weigering, en- zovoort een strekking niet zou kun- nen vertegenwoordigd zijn, moeten de luisteraars of kijkers daar expliciet van verwittigd worden.”
Welnu, mijnheer de Minister, af- gaande op dit artikel wat ter zake strikt toepasselijk is is het duidelijk dat die bewuste zondag een discrimi- natie is gebeurd, niet alleen door de betrokken journalist maar ook door zijn hiërarchische oversten, en mis- schien wel in de eerste instantie door zijn hiërarchische oversten. Inder- daad, zij waren perfect op de hoogte van het gebeuren.
Mijnheer de Minister, ik zou van u een concreet antwoord willen horen. Indien het Reglement inderdaad overtreden is, volstaat het dan uw Regeringscommissaris in de Raad van Bestuur de leden van deze Raad op dit feit opmerkzaam maakt en zegt dat zij hun eigen reglementen moeten toepassen, en eventueel, in- dien zij het nodig achten en ik wil mij niet in hun plaats stellen een sanctie treffen. Wij stellen immers vast dat tegen een bepaald perso- neelslid voor een paar minuten over- schrijding van het nieuwsjournaal sancties worden getroffen. Misschien is een dergelijke discriminatie dan ook wel een sanctie waard.
Ik wil mij nu speciaal richten tot col- lega Xxx Xxxxxx. Mijnheer Xxx Xxxxxx, ik hoop dat u het inderdaad met mij eens bent dat het decreet op de BRT een paar aanpassingen nodig heeft, onder meer om een Deontolo- gische Kamer op te richten, en waar- om ook niet, naar het voorbeeld van het Kabeldecreet, een Geschillen- raad, derwijze dat buitenstaanders die zich geviseerd en gediscrimineerd voelen, klacht zouden kunnen neer- leggen en dat een neutrale objectieve instantie over deze klacht zou kun- nen oordelen.
Xxxxxxxx Xxx Xxxxxx, wat ik in het geheel van u niet kan aannemen, is dat u meent ons lessen te moeten ge- ven in overdrijving of in onbehoor-
De Beul
lijkheid omdat wij deze zaak hier ten berde zouden brengen. Ik meen pre- cies dat men de zaken moet zeggen op de plaats waar zij thuishoren, en ik heb dit hier in alle kalmte gedaan. Maar wat mijn partij nog nooit heeft gedaan en bij ons leeft ook van tijd tot tijd enig ongenoegen ten over- staan van de BRT is vanuit het Parlement een taxi te nemen en met een aantal senatoren naar de BRT te rijden om de BRT te gaan bezetten. Dat hebben wij nog nooit gedaan ! (Applaus bij de leden van de opposi- tie)
De Voorzitter : De heer Van Ele- wyck heeft het woord.
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, heren Ministers, collega ’s, het was niet on- ze bedoeling in dit debat het woord te voeren. Maar zowel de heer Xxx Xxxxxx als de heer Xxxxx hebben eigenlijk om een repliek gevraagd.
Waarom worden er, collega Xxx Xxxxxx , hier in de openbare verga- dering van de Vlaamse Raad zoveel vragen gesteld over de wijze waarop de BRT in sommige gevallen al dan niet functioneert ? Dit komt omdat binnen de bestuurorganen van de BRT de druk van de Regeringscom- missaris groter is dan ooit tevoren. Daardoor wordt in feite een stuk van de beheersautonomie van de BRT weggenomen. Het ligt voor de hand dat vanaf dat ogenblik vanzelfspre- kend ook de politieke verantwoorde- lijkeheid moet ingeroepen worden.
Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, u hebt ge- meend te moeten zeggen dat wij in de Commissie voor het Mediabeleid van onze Raad te veel met allerlei BRT-dingen bezig zijn. Ik moet u er- aan herinneren dat elk van die beslis- singen in die Commissie met een vol- ledige consensus van alle leden is ge- nomen. Uzelf maakt deel uit van die Commissie. U moet uzelf niet komen tegenspreken in de ’ openbare verga- dering. Dat is een slechte gewoonte. Indien u slechte gewoonten wilt afle- ren dan willen wij u daarbij helpen. De vraag blijft echter of u ze nog zou kunnen afleren.
Ik begrijp collega Xxxxx wanneer hij voorstelt bepaalde problemen naar de Geschillenraad te verwijzen. Die Geschillenraad diende vandaag door de Raad te worden aangesteld. Weet u wie er sinds twee maanden niet in orde is met zijn kandidaten ? De CVP en de PVV. Daarom kan de Geschillenraad ook nu niet worden aangesteld. Dat is de waarheid. Wie maakt het hier dus eigenlijk onmoge- lijk dat nieuwe structuren functione- ren ?
Ten slotte, collega Xxxxx, kwam u eigenlijk tussen in een interpellatie die verder op de agenda staat. Dat mag u van mij gerust ; u mag nu al het woord voeren over een interpel- latie die als elfde punt aan de agenda staat. Inzake de commerciële televi- sie echter hebt u gezegd dat het jour- naal zoveel beter en objectiever zal zijn dan op de BRT. Als ik het voor- ontwerp van uitvoeringsbesluit lees, dan zal er voor de nieuwsdienst van de commerciële televisie zeker één beroepsjournalist zijn. Het ligt nogal voor de hand dat dàt journaal veel beter zal gemaakt zijn dan al de ande- re samen. ,,En gij gelooft dat” zegt men in Antwerpen.
De xxxx X. Xxxxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het woord voor een rechtzetting.
De Voorzitter : De heer Xxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, ik meen dat als men te- veel wil bewijzen, men niets bewijst en ik heb de indruk dat collega Xxx Xxxxxxx daarstraks iets teveel heeft willen bewijzen. Dat is natuurlijk zijn goed recht maar ik betwist formeel dat de CVP ook maar de minste ob- structie zou hebben gemaakt om de Geschillenraad te laten tot stand ko- men. Wij waren de eerste om onze kandidaten voor te dragen. Er was echter een moeilijkheid, met name dat een nationalisatiebewijs werd ge- vraagd van een kandidaat, daar waar dit reeds was vermeld op zijn bewijs van goed gedrag en zeden. Daarmee is alles gezegd. Ik wil mij helemaal niet mengen in de al te strenge admi- nistratieve verplichtingen maar ik vond het een ietwat overtollige zorg. Alle bewijzen zijn binnen en wij ho-
pen zelfs deze namiddag tot de stem- ming te kunnen overgaan, althans wat de CVP-kandidaat betreft. Dit feit aangrijpen om te beweren dat wij aan obstructie doen vind ik toch licht- jes overdreven. (Onderbreking van de heer Xxx Xxxxxxx)
De Voorzitter : Mijnheer Xxx Xxx- xxxx, wij gaan het straks hebben over de Geschillenraad. Alles op zijn tijd.
De xxxx X. Xxxxxxx : Gaan wij van- daag de Geschillenraad samenstel- len ?
De Voorzitter : Ik zal daarover straks een mededeling doen.
Minister Xxxxxx heeft het woord.
Minister X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, naar aanleiding van deze interpellatie zijn nu in totaal zeven sprekers tus- sengekomen, maar ik weet niet of het debat wel reeds helemaal is uitgeput. Een BRT-confrontatie volgende zon- dag zou wellicht nuttig zijn om één en ander verder uit te praten.
Collega ’s, voor de zoveelste maal verwijs ik naar de letter en de geest van het BRT-decreet dat voorziet dat de voogdij-overheid zich op het vlak van de informatie met de grootste omzichtigheid beweegt en zich dus niet moeit of inlaat met de uitzendin- gen zelf. Dit is volgens mij een goed principe en ik heb steeds, zoals mijn voorgangers trouwens, ter zake het principe gehuldigd dat het aan de Raad van Bestuur, aangesteld door deze Vlaamse Raad, toekomt er zorg te dragen dat de objectiviteitsver- plichting, door het decreet van 28 de- cember 1979 aan de BRT opgelegd, ook effectief wordt nagekomen. Uit het debat is duidelijk gebleken dat er van mij geen enkele andere houding kan of mag verwacht worden. Wan- neer ik collega De Beul hoor argu- menteren, met het inderdaad voor mij bekende boekje, dat de objectivi- teitszin in de bewuste confrontatie- uitzending duidelijk niet gerespec- teerd werd en dat ik dus maar via Regeringscommissaris moet in- terveniëren in de Raad van Bestuur, dan plaats ik daar collega Xxx Xxx- wyck tegenover die net de omgekeer-
Dewael
de stelling verkondigt en zegt dat de druk van de voogdij via de Rege- ringscommissaris in die Raad van Be- stuur nog nooit zo groot is geweest.
Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, ik wil mij beperken tot het citeren en, ik ben van die lijn trouwens nog nooit afgeweken van het antwoord dat de BRT over de bewuste confron- tatie-uitzending aan mij heeft overge- maakt : ,,In paragraaf 4 stelt de inter- pellant dat slechts één persoon blijkt te beslissen over de inhoud en de deelnemers aan de uitzendingen van Confrontatie. Dat is niet zo. Zowel de inhoud van het programma als de keuze van de panelleden voor de dis- cussie daarover worden in hiërar- chisch verband bepaald, te weten door de eindredacteur, de hoofdre- dacteur en de bestuursdirecteur van de Informatie.
Verder heet het dat de Volksunie re- gelmatig uit de debatten wordt ge- weerd. Ook dat stemt niet overeen met de werkelijkheid. Het aan bod komen van de diverse politieke be- langen in de uitzending is maar één van de gehanteerde selectienormen. Het eerste geldt het informatief gege- ven op zichzelf dat op de meest effi- ciënte wijze bij de kijker moet over- komen. Met betrekking tot de deel- neming van politici wordt er van uit- gegaan dat alle partijpolitieke gezind- ten binnen een redelijke termijn aan het woord moeten kunnen komen. Wat de Volksunie betreft, was dat nog het geval op 2 mei jongstleden toen de Voorzitter van die partij sa- men met zijn collega ’s van de andere drie grote Vlaamse partijen debat- teerde over de Voerkwestie. Voor het jongste debat over dezelfde zaak in Confrontatie op 31 mei en waar- over de interpellant een open brief schreef aan de Administrateur-gene- raal van de BRT, werden politici aan- gesproken die het nauwst betrokken waren bij het aspect van de zaak- Voeren dat op dat ogenblik aan de orde was. Het waren de volksverte- genwoordigers Suykerbuyk en Galle, die het hadden over de voorliggende thesis : wetten en decreten toepas- sen, ofwel opnieuw legifereren.
De interpellant vraagt nog of een be-
xxxxxx xxxxxxx die bij de produktie van Confrontatie is betrokken, geen andere opdracht heeft bij de BRT. Indien journalist Xxxxxxx Xxx xxx Xxxxxx wordt bedoeld, kan de inter- pellant worden meegedeeld dat deze persoon nog andere opdrachten ver- vult en momenteel bij voorbeeld eer- ste coördinator is van de uitzendin- gen in het kader van het Europees Jaar voor het Leefmilieu.
Afgezien van deze feitelijke situatie, is het zo dat bevoegden van de infor- matiesector bij de BRT de stellige overtuiging hebben dat voor de dege- lijke voorbereiding van een dossier dat in Confrontatie wordt behandeld, met alle aspecten die daarbij in acht moeten worden genomen, de inscha- keling van één journalist per week een strikt minimum is. In andere om- roepen, die ter zake beter zijn toege- rust, wordt aan een dergelijke uitzen- ding het werk van een ganse equipe besteed.”
Tot zover de antwoordelementen die mij door de BRT werden verstrekt. Dit antwoord kan u overtuigen of niet. Feit is, dat indien ik de antwoor- den van de BRT in dit verband zou interpreteren of appreciëren, een dergelijke houding van de voogdijmi- nister zeker niet zou worden aan- vaard. Het debat heeft dit overduide- lijk aangetoond. (Applaus bij de PVV en de CVP)
De Voorzitter : De heer Coveliers heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, ik heb zelfs geen vijf minuten nodig om te zeggen dat ik verheugd ben over de meeste tussenkomsten in dit debat, zelfs de uiteenzetting van de xxxx Xxxxxxxx vond ik een bijzonder waar- devolle bijdrage. In de wetenschap dat in ieder orkest wel eens iemand vals speelt, vergeef ik zelfs de heer Xxx Xxxxxx het slechts gedeeltelijk voorlezen van mijn vraag aan de Mi- nister. Het was uiteraard een passage die hem van pas kwam.
Dit debat heeft bewezen dat wat ik bij het begin van mijn uiteenzetting over de objectiviteit en de subjectivi- teit heb gezegd, juist is en dat het enige criterium precies de journalist
zelf is. Het probleem betreft niet al- leen de aanwerving van de journalis- ten, want dit gebeurt in vergelijking met andere aanwervingen in ons land op een vrij objectieve manier, of in- tersubjectief. Inzake de bevordering is echter duidelijk de politieke in- vloed aanwezig.
Ik heb ook het antwoord gekregen van de xxxx Xxxxxxxx. In de toe- komst zal ik een andere manier vin- den om mijn ongenoegen te uiten dan het schrijven van een brief aan de Directeur-generaal. Immers, het ant- woord is zo voorspelbaar. Wanneer de xxxx Xxxxxxxx in zijn brief schrijft dat de hiërarchische oversten op de hoogte waren van de samenstelling van het programma dan is dat en ik druk mij eufemistisch uit on- juist. Ofwel waren die hiërarchische oversten de zaterdag vóór de uitzen- ding niet in staat zich te herinneren dat zij er voordien mee akkoord wa- ren. In ieder geval wens ik hier dui- delijk te stellen dat mij zaterdag door de hiërarchische oversten telefonisch is medegedeeld dat zij het niet wis- ten. Als zij dat nadien plotseling wèl wisten, dan is dat niet objectief en past dit niet in het kader van de BRT.
Ik herhaal dat de journalist de beste garantie zou moeten zijn. Een aantal mensen, in tegenstelling met ande- re die het wèl doen -, voldoen op dit ogenblik niet aan de hen opgeleg- de norm. (Applaus bij de VU)
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, collega ’s, de heer Xxxxxxxxx heeft daarnet gezegd dat ,,zelfs” de interventie van de vertegenwoordiger van de Groenen niet oninteressant was.
Mijnheer de Minister, u hebt een juist antwoord gegeven. Ik begrijp de moeilijkheid waarin een persorgaan zich soms bevindt om een keuze te maken. Wij willen niet verontwaar- digd doen. Wij willen geen steen wer- pen, zeker niet naar de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxx, want ik kan mij voor- stellen hoe die man wordt te lijf ge- gaan. Eén zaak moeten wij echter vaststellen, namelijk dat sinds Agalev
Dierickx
in de Kamer is vertegenwoordigd dus sinds einde 1981 deze partij nog geen enkele keer misschien door toevallige omstandigheden heeft kunnen deelnemen aan een de- bat over de Voerproblematiek of over de communautaire problemen als dusdanig. Mijnheer de Minister, als daar een politieke reden zou voor bestaan, is dit toch wel erg onrust- wekkend.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
GESCHILLENRAAD VOOR N I ET- O P ENBAR E TELEVISIE- VERENIGINGEN
Verdaging van de benoeming van 9 leden
De Voorzitter : Dames en heren, overeenkomstig artikel 14, 4, 2e lid van het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma ’s in de radiodistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare tele- visieverenigingen is aan de orde de benoeming van de op grond van evenredige vertegenwoordiging door de fracties voorgedragen 9 leden van de Geschillenraad voor niet-openba- re televisieverenigingen.
Dames en heren, nogmaals moet ik vaststellen dat voor sommige kandi- daten de gevraagde documenten niet zijn ingediend. Derhalve moet ik u voorstellen ons vandaag over deze aangelegenheid niet uit te spreken.
Ik betreur ten zeerste dergelijke si- tuatie. Dit is een gang van zaken die niet kan worden geduld. Op die ma- nier is het mogelijk dat een enkele fractie de samenstelling van een Ge- schillenraad mogelijk maakt.
De heer Xxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij graag aan bij uw protest, ik bevestig hier dat
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
wat de SP-fractie betreft de kandida- turen binnen en volledig in orde zijn. Ik zou graag vernemen wie in gebre- ke is gebleven.
De Voorzitter : De PVV-fractie is ingebreke gebleven, mijnheer Xxx Xxxxxxx. (Protest op talrijke banken)
De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxx : Mijnheer de Voorzitter, de PVV-fractie is inder- daad in gebreke gebleven, maar dit is gebeurd buiten onze wil. (Protest)
De namen van de twee PVV-kandi- daten zijn reeds lange tijd ingediend, maar gezien een van hen reeds drie weken in het buitenland vertoeft, verkeren wij in de onmogelijkheid om de administratieve rompslomp te vervullen.
De Voorzitter : Is de Raad het ermee eens dat wij ons vandaag over de be- noeming van 9 leden van de geschil- lenraad voor niet-openbare televisie- verenigingen niet uitspreken ? (In- x xxxxxxx)
Aldus is besloten.
ONTWERP VAN DECREET hou-
dende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en van een Vlaamse Landmaatschappij en tot in- stelling van een Vlaamse Concerta- tiecommissie voor de sociale huisves- ting
201 (1986-1987)-Nrs. 1 tot 6
Aangehouden stemmingen
De Voorzitter : Aan de orde zijn de aangehouden stemmingen over de ar- tikel 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13,
14,15,16 en 17 en de amendementen op deze artikelen van het ontwerp van decreet houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschap- pij en van een Vlaamse Landmaat- schappij en tot instelling van een Vlaamse Concertatiecommissie voor de sociale huisvesting.
De heer Vàn Elewyck heeft het woord.
Confrontatieuitzendingen BRT
Geschillenraad niet-openbare televisieverenigingen Oprichting VHM en VLM
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, voor al onze amende- menten vragen wij de hoofdelijke stemming.
De Voorzitter : Ik neem aan dat alle amendementen gesteund zijn. (Ja)
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het amen- dement van de heer Xxx Xxxxxxx C.S. dat ertoe strekt het opschrift van Hoofdstuk 1 te wijzigen.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
138 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
46 leden hebben ja geantwoord ; 89 leden hebben neen geantwoord ;
3 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord :
Baert X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X. Content X. Xxxxxxxxx H. De Batselier N. De Beul X.
Xx Xxxxxxxxx X. Xx Xxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xxxxxxx L. (Mevr.) Dierickx X.
Xxxxx X. Xxxx X. Xxxxx x. Xxxxxxx X. Xxxxxxxx X.
Xxxxxxx 0. (Mevr.) Xxxxxx X.
Xxxx N. (Mevr.) Xxxxxxx X. Xxxxx X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Peuskens X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X.
1551
Voorzitter
Schoeters X. Xxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx L. Valkeniers X. Xxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X.
Xxx Xxx Xxxxxx P. Van Durme W. Xxx Xxxxxxx X. Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Xxx Xxxxxxxxxx X. Vogels M. (Mevr.)
NEEN hebben geantwoord : Akkermans X.
Xxxxxx X.
Xxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxxxxx-Xxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxx X. (Mevr.) Cardoen X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxx W. De Clercq X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx M. De Groot X.
Xx Xxxxx-Xxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxx X. Xxxxx X. Xxxxxx X.
Xx Xxx X.
Xx Xxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxx X. Flamant X. Xxxxx G. Ghesquière X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X.
Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Lenssens X. Xxxxxxxx X.
Xxxxxx-Xxx Xxxx X. Xxxxx X.
Xxxxxxx X. Ottenbourgh X.
Xxxxxxxx-Xxx Xxxxxx M. Pede X.
Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Piot X.
Xxxx M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels X. Xxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Tant X.
Xxxxxxxxxx-Xxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxx X.
Xxxxxxxxxx X.
Van den Brande L. Van den Broeck 0. Xxxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxxx E. Xxx xx Xxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. Vangronsveld X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxx Xxxxx X.
Van houtte X. Xxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxxxxx X. Xxx Xxxxx X.
Xxx Xxxxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. Xxx Xxxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxxxx L.
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens 0.
Xxxxxxxx J.P.
Willockx F.
Het amendement is niet aangeno- men.
De leden die zich hebben onthouden, worden verzocht de redenen voor hun onthouding kenbaar te maken.
De heer 0. Meyntjens : Mijnheer de
Voorzitter, ik ben afgesproken met Minister Xxxxxxxx.
De xxxx X .X. Xxxxxxxx : Ik ben afge- sproken met de heer Xxxx.
De Voorzitter : Bij artikel 2 heeft de heer Xxx Xxxxxxx een amendement ingediend, stuk nummer 201 5, dat ingevolge de uitslag van de vorige stemming niet is aangenomen.
Bij artikel 2 moeten wij ons echter wel uitspreken over een amendement van de heer Xxx Xxxxxxx C.S. in bij- komende orde.
Aan de orde is de hoofdelijke stem- ming over het amendement in bijko- mende orde bij artikel 2 van de heer Xxx Xxxxxxx C.S.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
135 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
46 leden hebben ja geantwoord ; 86 leden hebben neen geantwoord ;
3 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Baert X.
Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X. Content X. Xxxxxxxxx H.
De Batselier N. De Beul X.
Xx Xxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xxxxxxx L. (Mevr.) Dierickx X.
Xxxxx X. Xxxx X. Xxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxx X.
Xxxxxxx 0. (Mevr.) Xxxxxx X.
Xxxx N. (Mevr.) Matthys P.
Voorzitter
Namens de SP-fractie werd voor de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet betreffende het ambtsgebied van de intercommunales een verklaring afge- legd door de xxxx X. Xxxxx
Xxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxx X. Flamant X. Xxxxx G. Ghesquière X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Lenssens X. Xxxxxxxx X.
Xxxxxx-Xxx Xxxx X. Xxxxx X.
Xxxxxxx X. Ottenbourgh X.
Xxxxxxxx-Xxx Xxxxxx M. Pede X.
Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Piot X.
Xxxx M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels X. Xxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Tant X.
Xxxxx X. | Xxxxxxx X. | Xxxxxxxxxx-Xxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxx X. | ||
Xxxxxxxxxx Pepermans X. Peuskens X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Schoeters X. Xxxxxx X. Xxxxxxx R. | G. | Xxxxxx X. Xxxxxxxx-Xxxxxxx Bosmans X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxx X. (Mevr.) Cardoen G. | C. | Van den Brande L. Van den Broeck 0. Xxxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx P. Xxx xx Xxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. Vangronsveld X. Xxxxxxxxxxxx X. |
Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx L. Valkeniers X. Xxxxxxxxxxxxx F. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxx Xxx Xxxxxx P. Van Durme W. Xxx Xxxxxxx X. | Xxxxxxxxxxxx Chabert X. Xxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxx W. De Clercq X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx M. Xx Xxxxx E. | F. | Xxx Xxxxx X. Van houtte X. Xxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxxxxx X. Xxx Xxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. Xxx Xxxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. |
Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Xxx Xxxxxxxxxx X. Vogels M. (Mevr.) Xxxxxxxx X.
NEEN hebben geantwoord : Akkermans X.
Xxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xx Xxxxx-Xxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxx X. Xxxxx X. Xx Xxx X.
Xx Xxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxxx L.
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens 0.
Xxxxxxxx X.X. Xxxxxxxx F.
Voorzitter
Bijgevolg is het aangenomen.
amendement niet
ingevolge de uitslag van de eerste stemming niet werden aangenomen.
Wij moeten ons dus uitspreken over
Moens X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Peuskens V.
Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxx, uw volgend amendement bij artikel 2 is dus inge- volge de uitslag van de eerste stem- ming ook niet aangenomen.
Hetzelfde geldt voor het allerlaatste amendement bij paragraaf 3.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 2 aangenomen.
Bij artikel 3 heeft de heer Xxx Xxx- wyck C.S. een amendement ingediend dat ingevolge de uitslag van de eerste stemming niet is aangenomen.
Geen verdere opmerkingen ? (Neen)
Dan is artikel 3 aangenomen.
Bij artikel 4 heeft de heer Van Ele- wyck C.S. twee amendementen xxxx- xxxxx die ingevolge de uitslag van de eerste stemming niet zijn aangeno- men.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 4 aangenomen.
Bij artikel 6 heeft de heer Xxx Xxx- wyck C.S. een amendement ingediend dat ingevolge de uitslag van de eerste stemming niet is aangenomen.
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, dit is slechts ten dele het geval, behalve het vervangen van het cijfer 11 door 13.
De Voorzitter : Geen verdere opmer- kingen meer ? (Neen)
Dan is artikel 6 aangenomen.
Bij artikel 7 heeft de heer Xxx Xxx- wyck C.S. een amendement ingediend dat ingevolge de uitslag van de eerste stemming niet is aangenomen.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Xxx is artikel 7.aangenomen.
Bij artikel 8 heeft de heer Xxx Xxx- wyck verschillende amendementen ingediend, waarvan de eerste twee
een amendement bij paragraaf 4,
laatste lid.
De xxxx X . Xxx Xxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, u zal zich herinneren dat dit amendement ertoe strekt die maatschappijen toe te laten contrac- tuelen in dienst te nemen. Wij komen daarmede tegemoet aan een wens, door de heer Xxxxx tijdens de alge- mene bespreking ontwikkeld.
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het amen- dement van de heer Xxx Xxxxxxx C.S. bij paragraaf 4, laatste lid.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
133 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
43 leden hebben ja geantwoord ; 87 leden hebben neen geantwoord ;
3 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Baert X.
Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X.
C o n t e n t X . Xxxxxxxxx H.
De Batselier N. De Beul X.
Xx Xxxxxxxxx X. Xx Xxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xxxxxxx L. (Mevr.) Dierickx X.
Xxxxx X.
Xxxx X. Xxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxx X.
Xxxxxxx 0. (Mevr.) Maes N. (Mevr.) Xxxxxxx X.
Xxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Schoeters X. Xxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxxx F. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X.
Xxx Xxx Xxxxxx P. Van Durme W. Xxx Xxxxxxx X. Van Ooteghem 0. Vogels M. (Mevr.) Xxxxxxxx X .
NEEN hebben geantwoord : Akkermans X.
Xxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxxxxx-Xxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xxxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxx X. (Mevr.) Cardoen X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Xxxxx X. Xxxxxxx W. De Clercq X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx M. De Groot X.
Xx Xxxxx-Xxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx X. Xxxxxx X.
Xxxxx X. Xxxxx X. Xxxxxx X. Xx Xxx X.
Xx Xxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxx X. Xxxxxxxxx X. Xxxxx X. Flamant X. Xxxxx G. Ghesquière F.
Voorzitter
Grootjans X. Xxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxx X. Lenssens X. Xxxxxxxx X.
Xxxxxx-Xxx Xxxx X. Xxxxxxx X. Ottenbourgh X.
Xxxxxxxx-Xxx Xxxxxx M. Pede X.
Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Piot X.
Xxxx M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels X. Xxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx X.
Tant X.
Xxxxxxxxxx-Xxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxx X.
Xxxxxxxxxx X.
Van den Brande L. Van den Broeck 0. Xxxxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxxxxx E. Xxx xx Xxxxx X. Xxx Xxxxxxx X. Vangronsveld X. Xxxxxxxxxxxx X. Xxx Xxxxx X.
Van houtte M. Vankeirsbilck E. Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F. Vreven A. Waltniel L.
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens 0.
Pillaert J.P. Willockx F.
Bijgevolg is het amendement niet aangenomen.
De Voorzitter : Ik neem aan dat een
zelfde stemming geldt voor het laat- ste amendement van de heer Van Elewyck C.S. bij artikel 8. (Ja)
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 8 aangenomen.
Bij artikel 9 is er een amendement van de heer Van Elewyck C.S. dat vervallen is ingevolge de uitslag van de eerste stemming.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 9 aangenomen.
Bij artikel 11 zijn er twee amende- menten van de heer Van Elewyck waarover moet worden gestemd.
De heer J . Van Elewyck : Wij aan- vaarden dezelfde uitslag als die welke daarnet werd uitgebracht, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter : Geen verdere opmer- kingen meer ? (Neen)
Dan is artikel 11 aangenomen.
Er is een amendement van de heer Van Elewyck tot het weglaten van hoofdstuk II.
Wenst u daarover een stemming, mijnheer Van Elewyck ?
De heer J . Van Elewyck : Wij vragen daarover een stemming, mijnheer de Voorzitter omdat zo ’n Concertatie- commissie ook bij besluit van de Exe- cutieve kan worden opgericht en dus niet in een decreet moet worden opgenomen.
De Voorzitter : Wij gaan nu over tot de stemming.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
137 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
33 leden hebben ja geantwoord ; 87 leden hebben neen geantwoord ;
17 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Baldewijns E.
Beckers A. Content W.
De Batselier N. De Bremaeker J. De Loor H.
Detiège L. (Mevr.) Dierickx L.
Galle M. Gryp E. Knuts H. Laridon A. Leclercq J.
Lefeber 0. (Mevr.) Matthys P.
Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A. Schoeters M. Seeuws W. Swinnen R. Temmerman G. Tobback L. Vandenbroucke F. Vandenhove M. Vanderheyden V.
Van Der Niepen P.
Van Durme W. Van Elewyck J. Vogels M. (Mevr.) Wyninckx J.
NEEN hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J.
Bascour J. Beerden G. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cortois W. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J.
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Oprichting VHM en VLM 1555
Voorzitter
Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
De Seranno J. Desutter M. Devolder J. Dewael P. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquiere F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J. Marchand C.
Merckx-Van Goey T. Moors C.
Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Piot F.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Taelman W.
Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E.
Van den Brande L. Van den Broeck 0. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J.
Van houtte M. Vankeirsbilck E. Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R.
Van Rompuy E. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F. Vreven A. Waltniel L.
Zich ONTHOUDEN hebben : Baert F.
Belmans J.
Caudron J. Coveliers H. De Beul A. Desaeyere W. Desseyn J. Luyten W.
Maes N. (Mevr.)
Meyntjens 0. Pillaert Schiltz H. Valkeniers J.
Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Van Steenkiste F. Willockx F.
Dientengevolge is het amendement verworpen.
Bij artikel 12 is er een amendement van de heer Van Elewyck C.S. dat komt te vervallen door de uitslag van de eerste stemming.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 12 aangenomen.
Bij artikel 13 zijn er drie amende- menten. Er zijn er twee die oorspron- kelijk werden ingediend door de he- ren Flamant en Taelman en die over- genomen werden door de heer Van Elewyck.
De heer J . Van Elewyck : Wij vragen de hoofdelijke stemming, mijnheer de Voorzitter, te meer omdat de heer Taelman heeft aangekondigd dat de stemming van de PVV-fractie over het geheel afhankelijk zal zijn van het lot dat die amendementen wordt be- schoren.
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de amen- dementen van de heer Van Elewyck.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
138 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
46 leden hebben ja geantwoord ;
88 leden hebben neen geantwoord;
4 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Baert F.
Baldewijns E. Beckers A. Belmans J. Caudron J. Content W. Coveliers H . De Batselier N. De Beul A.
De Bremaeker J. De Loor H. Desaeyere W. Desseyn J.
Detiège L. (Mevr.) Dierickx L.
Galle M.
GryP E. Knuts H. Laridon A.
Leclercq J .
Lefeber 0. (Mevr.). Luyten W.
Maes N. (Mevr.) Matthys P. Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A. Schiltz H. Schoeters M. Seeuws W. Swinnen R. Temmerman G. Tobback L.
Vandenbroucke F. Vandenhove M. Vanderheyden V. Van Der Niepen P. Van Durme W. Van Elewyck J. Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Van Steenkiste F. Vogels M. (Mevr.) Wyninckx J .
Voorzitter
NEEN hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J. Bascour J. Beerden G. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A . Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cooreman E. Cortois W. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J.
Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
De Seranno J. Desutter M .
Devolder J . Dewael P. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J. Marchand C.
Merckx-Van Goey T. Moors C.
Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Piot F.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.)
Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Swaelen F. Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E. Van den Brande L.
Van den Broeck 0. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A . Vanhaverbeke A. Van Hecke J.
Van houtte M. Vankeirsbilck E. Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F. Vreven A. Waltniel L.
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens 0.
Pillaert J.P. Taelman W. Willockx F.
Derhalve zijn de amendementen ver- worpen.
De heer W. Taelman : Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij onthouden om- dat ik mij gisteren ertoe verbonden heb, na de uitleg van de Minister, het amendement in te trekken.
De Minister heeft ons de verzekering gegeven dat hij prioritair aan de con- certatiecommissie de opdracht zal ge- ven een eventuele fusie te bekijken. De resultaten van dat onderzoek zul- len terug te vinden zijn in het decreet dat de Minister zal voorleggen. Wij hebben met het antwoord van de Mi- nister vrede genomen.
Onze ideeën ter zake blijven absoluut gelden en wij hopen dat, op basis van dat onderzoek door die concertatie- commissie, zal blijken dat wij uitein-
delijk kunnen rationaliseren in het huisvestingsbeleid.
De Voorzitter : Mijnheer Van Ele- wyck, moet over uw amendement, dat voorstelt punt 2 van artikel 13 te vervangen door een andere tekst, worden gestemd ?
De heer J . Van Elewyck : Neen, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter : Dan is dezelfde stem- ming geldig.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 13 aangenomen.
De Voorzitter : Bij artikel 14 is er een amendement van de heer Van Elewyck dat is vervallen ingevolge de uitslag van de eerste stemming.
Geen verdere opmerkingen meer ?.
(Neen)
Dan is artikel 14 aangenomen.
Hetzelfde geldt voor het amende- ment bij artikel 15.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 15 aangenomen.
Hetzelfde geldt voor het amende- ment bij artikel 16.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 16 aangenomen.
Bij artikel 17 werd door de heer Van Elewyck C.S. een amendement inge- diend dat voorstelt om het artikel te schrappen.
De heer Van Elewyck : Mijnheer de Voorzitter, wij vragen de hoofdelijke stemming.
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het be- houd van artikel 17.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
Voorzitter
134 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
100 leden hebben ja geantwoord ; 31 leden hebben neen geantwoord ;
3 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J.
Baert F. Bascour J. Beerden G. Belmans J. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Caudron J. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cooreman E. Content W. Coveliers H. De Beul A. De Clercq C. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymakers J. Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
Desaeyere W. De Seranno J. Desseyn J. Devolder J. Dewael P. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenssens J. Luyten W.
Maes N. (Mevr.) Marchand C.
Merckx-Van Goey T. Moors C.
Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels- Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Piot F.
Schiltz H.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Swaelen F. Taelman W.
Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Valkeniers J. Vandebosch E.
Van den Brande L. Van den Broeck 0. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J. Vanhorenbeek L. Van houtte M. Vankeirsbilck E. Vannieuwenhuyze R. Van Ooteghem 0.
Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Steenkiste F. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F. Vreven A. Waltniel L. Willems G.
NEEN hebben geantwoord : Baldewijns E.
Beckers A. Content W.
De Batselier N. De Bremaeker J. De Loor H.
Detiège L. (Mevr.)
Dierickx L. Galle M. Gryp E. Knuts H. Laridon A. Leclercq J.
Lefeber 0. (Mevr.) Matthys P. .
Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A. Seeuws W. Swinnen R. Temmerman G. Tobback L. Vandenbroucke F. Vandenhove M. Vanderheyden V.
Van Der Niepen P. Van Durme W. Van Elewyck J. Vogels M. (Mevr.)
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens 0.
Pillaert J .P.
Willockx F.
Geen verdere opmerkingen meer ? (Neen)
Dan is artikel 17 aangenomen.
Hoofdelijke stemming
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het ont- werp van decreet houdende oprich- ting van een Vlaamse Huisvestings- maatschappij en van een Vlaamse Landmaatschappij en tot instelling van een Vlaamse Concertatiecom- missie voor de sociale huisvesting.
De heer Van Elewyck heeft het woord voor een stemverklaring.
De heer J . Van Elewyck (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, dames en heren Ministers, geachte collega ’s, gisteren werd tijdens de Openbare Vergadering van de Vlaamse Raad een interessant debat gehouden over dit ontwerp van decreet. Zowel tij- dens de algemene bespreking als tij- dens de artikelsgewijze bespreking is gebleken dat ook van op de meerder- heidsbanken verscheidene collega ’s niet instemden met meerdere bepa- lingen uit dit ontwerp van decreet.
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Oprichting VHM en VLM 1558
Van Elewyck
Wij hebben gepoogd hun zorg in amendementen te vertolken. Zij zijn er vandaag echter in gelukt de zorg die zij zelf tot uiting brachten niet te delen. Zo heeft collega Denys zijn fractie er niet kunnen van overtuigen dat de politieke benoemingen in een overgangsfase overbodig zijn. Hij heeft ook niet kunnen waarmaken wat hij gisteren zelf vroeg, met name dat in de overgangsperiode voor die prima benoemingen contractuelen zouden worden aangesteld. Wij be- treuren dat collega Denys daarmee expliciet heeft gezegd dat hij voor- stander is van zuiver politieke benoe- mingen, zelfs in de overgangsfase.
Tijdens de algemene bespreking van dit ontwerp van decreet hebben wij gestéld dat de sociale huisvesting niet echt wordt geregionaliseerd. Er wordt geen politieke oplossing be- reikt. Het zoeken naar een oplossing wordt overgelaten aan een concerta- tiecommissie die nu zal moeten doen wat de Executieve ’ niet kon doen. Door het inschrijven van vervaldata in het ontwerp van decreet, ook voor de erkende maatschappijen, organi- seert men in feite de chaos. Dit is een slecht decreet. De SP-fractie zal dan ook tegenstemmen. (Applaus bij de leden van de SP)
De Voorzitter : De heer Meyntjens heeft het woord voor een stemverkla- ring.
De heer 0. Meyntjens (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, dames en heren Ministers, geachte collega ’s, in onze uiteenzetting van gisteren hebben wij er op gewezen dat de Vlaamse Executieve door de timing, de benoeming en de oprichting van de Concertatiecommissie alle be- voegdheden tot zich heeft getrokken. Daardoor kan een vrije discussie met al diegenen die bij de huisvestings- problematiek betrokken zijn niet aan bod komen.
Er werd wel een stap in de goede richting gezet, maar wij blijven plei- ten voor de fusionering. De Volksu- niefractie is van mening dat er aan dit ontwerp van decreet heel ’wat kan worden verbeterd. Wij willen af- wachten wat dit zal brengen. Daarom
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
zullen wij ons bij dit ontwerp onthou- den. (Applaus bij de VU)
De Voorzitter : De heer Denys heeft het woord voor een stemverklaring.
De heer A. Denys (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, dames en heren Ministers, geachte collega ’s, ik ontken niet dat dit ontwerp van de- creet bij ons een dubbel gevoelen heeft veroorzaakt : ten eerste, een gevoel van tevredenheid, maar ten tweede, ook een gevoel van onzeker- heid. Tevredenheid omdat uiteinde- lijk de regionalisering van de huisves- tingssector hiermee een voldongen feit is geworden en omdat wij uitein- delijk uit de sfeer van dubbelzinnig- heid zijn geraakt. Onzekerheid ech- ter omdat wij vandaag nog geen ze- kerheid hebben over de structuur, waarvoor men uiteindelijk zal opte- ren. Ook onzekerheid in het kader van het sociaal huisvestingsbeleid dat in de komende jaren zal worden ge- voerd.
Ik ontken niet dat wij graag gelijktij- dig met de regionalisering ook de de- finitieve structuur van het huisves- tingsbeleid hadden gekend. Wij dachten en zijn nog steeds van oor- deel dat het hergroeperen van alle activiteiten in één fusiemaatschappij de beste oplossing hiertoe zou zijn. Samen met de deskundigen hebt u ons gezegd dat er nog een aantal fac- toren bestaan, die u niet toelaten vandaag definitief een oordeel te vel- len.
Wij aanvaarden deze overgangsfase, dit op twee voorwaarden.
Ten eerste, omdat u gisteren in Openbare Vergadering hebt gezegd, dat u prioritair zal streven opdat de consultatiecommissie een onderzoek zal richten naar de kosten-batenana- lyse van een fusiemaatschappij ;
ten tweede, omdat u uiteindelijk zegt dat, bij de definitieve uitvoering, re- kening zal worden gehouden met de meest efficiënte en de meest ratione- le structuur.
Op basis daarvan, zullen wij het ont- werp van decreet integraal goedkeu- ren.
Oprichting VHM en VLM
De Voorzitter : De heer Pepermans heeft het woord.
De heer J . Pepermans (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, colle- ga ’s, van dit technisch ontwerp mag worden gezegd dat er daaromtrent heel wat heisa werd gemaakt. Het getuigt echter wel van een zekere grilligheid om een voorlopige, twee jaar durende, structuur op te zetten. Daarmee etaleert men de onmoge- lijkheid om vooralsnog definitieve structuren uit de hoge hoed van de Executieve te schudden.
In de twee jaar die men zichzelf gunt om tot meer wijsheid te komen, kun- nen wij, als groenen, alleen maar ho- pen dat dit tijdsbestek zal volstaan om de diverse tendensen te bevredi- gen.
De tussenkomst van collega Van Ele- wyck, met referentie naar de Boeren- bond, was in dit verband suggestief genoeg.
Wat ons, als Groenen, voornamelijk ergert, is dat in dit ontwerp van de- creet een monstertje is voorzien, dat de naam draagt van concertatie-com- missie. De samenstelling van deze commissie toont aan dat de adviezen in feite geen adviezen zijn, maar een eerste presentatie.
Als groene pluralisten hebben wij een andere mening over een advies- orgaan. Wij wensen de grote partijen geluk om de diverse belangen- groepen in evenwicht te brengen en de benoemingen te regelen. In geen geval kunnen wij ons in dergelijke ontwerpen erkennen.
Wij zullen dan ook met de dood in het hart, maar met enthousiasme te- genstemmen, niettegenstaande het feit dat wij de noodzaak van een der- gelijk sociaal huisvestingsbeleid on- derkennen.
De Voorzitter : Collega ’s, wij gaan over tot de hoofdelijke stemmingen over het geheel van het ontwerp.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
1559
Voorzitter
133 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
85 leden hebben ja geantwoord ; 31 leden hebben neen geantwoord ;
17 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J. Beerden G. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cooreman E. Cortois W. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J. Demeester-De Meyer Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
De Seranno J. Desutter M. Devolder J. Dewael P. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquiere F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J. Marchand C.
Merckx-Van Goey T.
Moors C. Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Piot F.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlyrick A. Suykerbuyk H. Swaelen F.
Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E. Van den Brande L.
Van den Broeck 0. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J. Vankeirsbilck E. Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Waltniel L. Willems G.
NEEN hebben geantwoord : Baldewijns E.
Beckers A. Content W.
De Batselier N. De Bremaeker J. Dierickx L.
Galle M. Gryp E. Knuts H. Laridon A. Leclercq J .
Lefeber 0. (Mevr.) Matthys P.
Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A.
Zich ONTHOUDEN hebben : Baert F.
Belmans J.
Caudron J. Coveliers H. De Beul A. Desaeyere W. Desseyn J. Luyten W.
Maes N.(Mevr.) Meyntjens 0.
Pillaert J.P. Schiltz H. Valkeniers J. Vanhorenbeek L.
Van Ooteghem 0. Van Steenkiste F. Willockx F.
Dientengevolge neemt de Raad het ontwerp van decreet aan ; het zal aan de worden over-
gezonden.
De heer J . Van Elewyck : Zelfs voor dit ontwerp van decreet is de meer- derheid niet in aantal !
ONTWERP VAN DECREET be-
treffende de werkwijze van, de con- trole op en de vaststelling van het ambtsgebied van intercommunales
197 (1986-1987)-Nrs. 1 tot 6
Aangehouden stemmingen
De Voorzitter : Aan de orde zijn de aangehouden stemmingen over het nieuwe artikel en de artikelen 7 en 10 en de amendementen op deze artikelen van het ontwerp van de- creet betreffende de werkwijze van, de controle op en de vaststelling van het ambtsgebied van intercommuna- les.
Ik neem aan dat alle amendementen gesteund zijn. (Ja)
Wij moeten ons eerst uitspreken over het amendement van de heer Desut- ter die een artikel wenst in te lassen.
De heer Desutter heeft het woord voor een verklaring vóór de stem- ming .
De heer M. Desutter : Mijnheer de Voorzitter, de Minister heeft in zijn antwoord verwezen naar het advies
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Oprichting en VLM
Ambtsgebied intercommunales 1560
Desutter
van de Raad van State van 9 novem- ber 1984. Ik heb verwezen naar het arrest van het Arbitragehof van 28 juni 1985. Een arrest is belangrijker dan een advies. Mijn amendement geeft meer rechtszekerheid. Ik ben het met de Minister eens dat het geen absolute noodzaak is het op te nemen in het decreet. Ik ben dan ook bereid het amendement in te trekken.
De Voorzitter : Op artikel 7 heeft de heer Van Elewyck een amendement ingediend om de tekst van de eerste paragraaf te vervangen door een an- dere.
De heer Van Elewyck heeft het woord voor een verklaring vóf de stemming.
De heer J . Van Elewyck : Wij heb- ben het amendement van de heer Tant overgenomen en vragen de hoofdelijke stemming.
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het amen- dement van de heer Van Elewyck bij artikel 7.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
132 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
40 leden hebben ja geantwoord
89 leden hebben neen geantwoord ;
3 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Baert F.
Baldewijns E.
Beckers A. Belmans J. Caudron J. Content W. Coveliers H. De Batselier N. De Beul A.
De Bremaeker J. De Loor H.
Desaeyere W. Desseyn J. Dierickx L. Galle M. Gryp E. Knuts H. Laridon A. Leclercq J.
Lefeber 0. (Mevr.) Luyten W.
Maes N. (Mevr.) Matthys P. Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A. Schiltz H. Seeuws W. Temmerman G.
Vandenbroucke F. Vanderheyden V. Van Der Niepen P. Van Durme W. Van Elewyck J. Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Van Steenkiste F. Vogels M. (Mevr.)
NEEN hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J. Bascour J. Beerden G. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cooreman E. Cortois W. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J. Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
De Seranno J.
Desutter M. Devolder J. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J. Marchand C.
Merckx-Van Goey T.
Moors C. Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Piot F.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Swaelen F.
Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E.
Van den Brande L. Van den Broeck 0. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J.
Van houtte M. Vankeirsbilck E. Van Nevel A.
Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F. Vreven A. Waltniel L. Willems G.
Voorzitter
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens 0.
Pillaert J.P.
Willockx F.
Dientengevolge is het amendement niet aangenomen.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 7 aangenomen.
Op artikel 10 heeft de heer besutter een amendement ingediend.
De heer Desutter heeft het woord voor een verklaring vóór de stem- ming .
De heer M. Desutter : Ik verwijs naar een advies van de Raad van State van 15 september 1982 over het ont- werp van wet ter wijziging van de gemeentewet. De beslissing moet worden gemotiveerd op straf van ver- nietiging .
De Minister was een andere mening toegedaan. Ik meen dat ik gelijk heb en zal me bij de stemming over het artikel onthouden. Ik trek het amen- . dement in.
De heer J . Van Elewyck : Mijnheer de Voorzitter, wij nemen het amen- dement van de heer Desutter over.
De heer H. Schiltz : Mijnheer de Voorzitter, ik wens precies hetzelfde te zeggen. Het is geen politieke kwes- tie. De recente strekking in het admi- nistratief recht schrijft de motive- ringsplicht van de openbare besturen meer en meer in ter vrijwaring van de burger en de enkeling. Ik betreur het dat de Vlaamse Regering deze trend niet volgt door het niet politiek gekleurde maar juridisch waardevolle amendement niet te aanvaarden.
De Voorzitter : Neemt u het amende- ment over, mijnheer Van Elewyck ?
De heer J . Van Elewyck : Ja, mijn- heer de Voorzitter.
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het amen- dement van de heer Van Elewyck, bij artikel 10.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
131 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
41 leden hebben ja geantwoord ; 86 leden hebben neen geantwoord ;
4 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Baert F.
Baldewijns E .
Beckers A. Belmans J. Caudron J. Content W. Coveliers H .
De Batselier N. De Beul A.
De Bremaeker J. De Loor H. Desaeyere W. Desseyn J. Dierickx L.
Galle M.
GryP E. Knuts H. Laridon A. Leclercq J .
Lefeber 0. (Mevr.) Luyten W.
Maes N. (Mevr.) Matthys P. Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A. Schiltz H. Seeuws W. Temmerman G.
Vandenbroucke F. Vanderheyden V. Van Der Niepen P. Van Durme W. Van Elewyck J. Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Van Steenkiste F. Vogels M. (Mevr.) Wyninckx J .
NEEN hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J. Bascour J. Beerden G. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cortois W. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J. Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J. Devolder J . Dewael P. Dhoore L. Didden M.
Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J. Marchand C.
Merckx-Van Goey T. Moors C.
Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Piot F.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Swaelen F.
Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E.
Voorzitter
Van den Brande L. Van den Broeck 0. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J.
Van houtte M. Vankeirsbilck E. Van Nevel A.
Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vreven A. Waltniel L. Willems G.
Zich ONTHOUDEN hebben : Desutter M.
Meyntjens 0. Pillaert J.P. Willockx F.
Dientengevolge is het amendement niet aangenomen.
Geen verdere opmerkingen meer ?
(Neen)
Dan is artikel 10 aangenomen.
Hoofdelijke stemming
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het ont- werp van decreet betreffende de werkwijze van; de controle op en de vaststelling van het ambtsgebied van intercommunales.
De heer Galle heeft het woord voor een verklaring voor de stemming.
De heer M. Galle (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte Vlaamse Regering, collega ’s, namens de SP wens ik te zeggen dat wij des- tijds tegen de nationale wet op de intercommunales hebben gevochten, gestreden met hand en tand, onder meer omdat ze de officiële intrede bevestigde van de privé in intercom-
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
munaal verband, terwijl de privé vroeger maar medewerker was. Dit is een uitvloeisel daarvan. Eigenlijk zouden wij nog eens de nationale Mi- nister van destijds moeten aanvallen, maar hij is nu geen Minister meer.
Mijnheer de Minister, u hebt veel amendementen van ons aanvaard en daardoor is uw tekst behoorlijk ge- worden. Omdat het evenwel een uit- vloeisel is van de nationale wet zullen wij weliswaar niet tegen het ontwerp van decreet stemmen, maar ons ont- houden.
De Voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord voor een verklaring voor de stemming.
Mevrouw M. Vogels (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Minister, heren Ministers, collega ’s, onze fractie zal zich niet onthouden, maar wel tegen dit ontwerp van de- creet stemmen, omdat dit ontwerp ten gronde niets verandert aan het fundamenteel ondemocratisch karak- ter van alle intercommunales, ook van zuivere intercommunales, die nergens kunnen gecontroleerd wor- den door de bevolking.
Zoals de heer Galle reeds gezegd heeft is dit decreet ook maar een uit- vloeisel van een wet die op 13 novem- ber laatstleden in het nationaal Parle- ment werd goedgekeurd, waartegen wij destijds ook hebben gevochten en hebben tegengestemd. Als logisch gevolg zullen wij ook vandaag met overtuiging tegenstemmen.
De Voorzitter : Begin van de stem- ming .
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
131 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
100 leden hebben ja geantwoord ; 5 leden hebben neen geantwoord ;
26 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Akkermans P.
Ambtsgebied intercommunales
Ansoms J. Baert F. Bascour J. Beerden G. Belmans J. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Caudron J. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cooreman E. Cortois W. De Beul A. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J. Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
Desaeyere W. Desseyn J. Devolder J. Dewael P. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J.
Maes N. (Mevr.) Marchand C.
Merckx-Van Goey T. Meyntjens 0.
Moors C. Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Pillaert J.P. Piot F.
1563
Voorzitter
Schiltz H.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Swaelen F.
Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E. Van den Brande L.
Van den Broeck 0. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J. Vanhorenbeek L. Van houtte M. Vankeirsbilck E. Van Nevel A.
Vannieuwenhuyze R. Van Ooteghem 0.
Van Parys T. Van Rompaey R.
Van Rompuy E. . Van Steenkiste F. Van Wambeke H. Verberckmoes f.
Verhaegen Vermeieren F. Vreven A. Waltniel L. Willems G.
NEEN hebben geantwoord : Dierickx L.
Gryp E.
Pepermans J. Van Durme W.
Vogels M. (Mevr.)
Zich ONTHOUDEN hebben : Baldemwijns E.
Beckers A. Content W. Coveliers H. De Bremaeker De Loor H. Desutter M. Galle M. Knuts H. Laridon A. Leclercq J.
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Lefeber 0. (Mevr.) Matthys P.
Moens G. Mommerency G. Peuskens V. Schellens A. Seeuws W. Swinnen R. Temmerman G. Tobback L. Vandenbroucke F. Vanderheyden V.
Van Der Niepen P. Van Elewyck J. Willockx F.
Dientengevolge neemt de Raad het ontwerp van decreet aan ; het zal aan de Vlaamse Executieve ter bekrachti- ging worden overgezonden.
VOORSTEL VAN DECREET van
de heer A. Bourgeois houdende wij- ziging van het decreet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen
155 1 tot 3
Hoofdelijke stemming
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het voor- stel van decreet van de heer Bour- geois houdende wijziging van het de- creet van 28 januari 1977 tot bescher- ming van de namen van de openbare wegen en pleinen.
De heer Van Elewyck heeft het woord.
De heer J . Van Elewyck : Ik wil van- daag, nu het halfrond wat dichter be- zet is dan gisteren, herhalen dat ik betreur dat de verslaggever van dit voorstel van decreet bij de bespre- king in Openbare Vergadering meen- de te moeten afwezig blijven. Ik vind dit onheus tegenover de Raad en te- genover de Executieve. Ik geloof dat dit feit niet voor herhaling vatbaar moet zijn.
De SP-fractie heeft zich in de Com- missie voor de Cultuur uitgesproken voor dit voorstel van decreet. Wij zullen dit voorstel dan ook vandaag goedkeuren.
Ambtsgebied
Bescherming namen openbare wegen en pleinen
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
133 leden hebben aan de stemming deelgenomen
133 leden hebben ja geantwoord.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J. Baert F. Baldewijns E. Bascour J. Beckers A. Beerden G.
J.
Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Caudron J. Cauwenberghs F.
Chabert J. . Coens D.
Content W. Cooreman E. Cortois W. Coveliers H . De Batselier N. De Beul A.
De Bremaeker J. De Clercq C. Declercq T. Decoster M.
De Groot E. De Loor H.
De Loore-Raeymaekers J. Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
Desaeyere W. Desseyn J. Desutter M. Devolder J. Dewael P.
1564
Voorzitter
Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dierickx L. Dupré J. Flamant E. Galle M. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F.
Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Knuts H. Laridon A. Leclercq J.
Lefeber 0. (Mevr.) Lenaerts L. Lenssens J.
Luyten W.
Maes N. (Mevr.) Marchand C. Matthys P.
Merckx-Van Goey T. Meyntjens 0.
Moens G. Mommerency G. Moors C.
Neyts-Uyttebroeck A.M. Olivier M.
Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Pepermans Peuskens V. Pillaert J.P. Piot F. Schellens A. Schiltz H. Seeuws W.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Swaelen F. Swinnen R.
Tant P. Temmerman G. Tobback L.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E.
Van den Brande L. Van den 0.
Vandenbroucke F.
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Vanderheyden V. Vandermarliere J. Vandermeulen P. Van Der Niepen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Durme W. Van Elewyck J. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J. Vanhorenbeek L. Van houtte M Vankeirsbilck E. Van Nevel A.
Vannieuwenhuyze R. Van Ooteghem 0.
Van Parys T.
Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Steenkiste F. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F. Vogels M. (Mevr.) Vreven A.
Waltniel L. Willems G.
Dientengevolge neemt de Raad het voorstel van decreet aan het zal aan de Vlaamse Executieve ter bekrachti- ging worden overgezonden.
MOTIES tot besluit van de interpel- latie van de heer h. De Loor tot de heer P. Akkermans, Gemeenschaps- minister van Huisvesting, over een discriminatie in verband met de be- perking van de reële huurprijs voor sociale woningen
Hoofdelijke stemming
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met re- denen omklede motie van de heren Deweirdt en Seeuws, enerzijds, en de eenvoudige motie van de heer Ver- haegen anderzijds, tot besluit van de interpellatie van de heer De Loor tot de heer Akkermans, Gemeenschaps- minister van Huisvesting, over een discriminatie in verband met de be- perking van de reële huurprijs voor sociale woningen.
Bescherming namen openbare wegen en pleinen Huurprijs sociale woningen
Wij stemmen over de eenvoudige motie van de heer Verhaegen, die voorrang heeft.
De heer Van Elewyck heeft het woord.
De heer J . Van Elewyck : Mijnheer de SP-fractie kant zich tegen de poli- tiek gevoerd door deze Executieve. Wij zullen de eenvoudige motie ver- werpen, maar wij wijzen erop dat wie deze motie goedkeurt in feite ja zegt aan de opvatting van de Executieve volgens dewelke in Vlaanderen voor- taan een gezin alleen bestaat uit met elkaar gehuwde personen. Dat is de klok zowat een eeuw achteruitzetten.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
130 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
87 leden hebben ja geantwoord ; 40 leden hebben neen geantwoord ;
3 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J.
Bascour J. Beerden G. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P. Cardoen G. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cooreman E. Cortois W. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J. Demeester-De Meyer W. Deneir ’ A.
Denys A.
Depré J.
1565
Voorzitter
De Roo J.
De Seranno J. Desutter M. Devolder J. Dewael P. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J. Marchand C.
Merckx-Van Goey T. Moors C.
Olivier M. Ottenbourgh Panneels-Van Baelen Pede J.
Peetermans E. Peeters R . Piot F.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Sprockeels G. Steverlynck A. Suykerbuyk H. Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E. Van den Brande L.
Van den 0.
Vandermarliere J. Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J. Van houtte M. Vankeirsbilck E. Van Nevel A.
Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Steenkiste F. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F.
Vreven A. Waltniel L. Willems G.
NEEN hebben geantwoord : Baert F.
Baldewijns E. Beckers A.
J.
Caudron J. Content W. Coveliers H. De Batselier N. De Beul A.
De Bremaeker J. De Loor H. Desaeyere W. Galle M.
Gryp E. Knuts H. Laridon A. Leclercq J.
Lefeber 0. (Mevr.) Luyten W.
Maes N. (Mevr.) Matthys P. Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A. Schiltz H. Swinnen R. Temmerman G. Tobback L. Valkeniers J.
Vandenbroucke F. Vanderheyden V. Van Der Niepen P. Van Durme W. Van Elewyck J. Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Vogels M. (Mevr.) Wyninckx J.
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens 0.
Pillaert J.P.
Willockx F .
Dientengevolge neemt de Raad de motie aan. De met redenen omklede motie van de heren Deweirdt en Seeuws is bijgevolg verworpen.
MOTIES tot besluit van de interpel- latie van de heer H. Schiltz tot de heer J . Pede, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ruimtelijke Ordening, over de jongste ontwikkelingen in het dossier Voeren
Hoofdelijke stemming
De Voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met re- denen omklede moties van de heer De Beul en de heren Galle en Van den Bossche, enerzijds, en de een- voudige motie van de heren Tant en Denys en mevrouw Smitt, anderzijds, tot besluit van de interpellatie van de heer Schiltz tot de heer Pede, meenschapsminister van Binnenland- se Aangelegenheden en Ruimtelijke Ordening, over de jongste ontwikke- lingen in het dossier Voeren.
Wij stemmen eerst over de eenvoudi- ge motie van de heren Tant en Denys en mevrouw Smitt, die voorrang heeft.
De heer Schiltz heeft het woord voor een stemverklaring.
De heer H. Schiltz (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, vermits de eenvoudige motie voor- rang heeft, rijst er geen verder pro- bleem, zou ik graag gezegd hebben dat wij onze motie introkken ten gunste van de motie ingediend door de heer Galle, motie die naar ons gevoelen precieser de weg aan- duidt die moet worden gevolgd.
Na een aantal jaren bijna potsierlijke affronten en vernederingen en na ja- ren besluiteloosheid van de centrale Regering, weten wij nu wat wij reeds lang wisten, met name dat de wet zegt wat zij zegt : dat de bestuurstaal in Vlaanderen het Nederlands is en dat bijgevolg alle mandatarissen van uitvoerend en wetgevend bestuur de taal van het gebied machtig moeten zijn. Dit is een evidentie die in elk beschaafd land zonder enige vorm van discussie zou worden aanvaard.
Dit weten wij nu, niet dank zij een manhaftige Regering die haar
woordelij kheid heeft opgenomen, maar ingevoge de intellectuele eer- lijkheid van een handvol magistraten.
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Huurprijs sociale woningen
Dossier Voeren 1566
Schiltz
Inderdaad, zover zijn wij in dit land gekomen dat grondwettelijke en wet- telijke evidenties niet meer door de uitvoerende macht worden geprocla- meerd maar dat men een beroep moet doen op voor het leven be- noemde magistratien om dit nog ge- zegd te krijgen.
Het is evenwel onze mening dat hier- mede het probleem niet is opgelost en dat met andere woorden de toe- stand ter plaatse na deze uitspraak, zijnde wat hij is, de Vlaamse Rege- ring vanzelfsprekend een bijzondere taak is toebedeeld. (Rumoer op de CVP-banken) Sommige collega ’s vin- den het onprettig hierover te praten ; dat is dan hun zaak. Ik herinner mij alleen dat tijdens de vorige legisla- tuur de Vlaamse Executieve, uit be- zorgdheid voor een deel van het Vlaamse gebied, een speciale
cel had opgericht, in samenwerking tussen de Executieve en de Bestendi- ge Deputatie van Limburg waarvan de meerderheid van de leden behoor- de tot uw fractie, collega ’s van de CVP die thans lawaai maken, om ge- zamenlij k een weloverwogen be- stuurspolitiek ten aanzien van de ge- meente Voeren te ontwikkelen.
Tijdens een recent debat dat hier werd gevoerd, is niet gebleken dat de huidige Executieve veel initiatief wenst aan de dag te leggen en haar taak als legitieme vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschap ten aanzien van de gemeente Voeren op een duidelijke wijze wil belichamen. Wij betreuren dit en wij spreken de wens uit dat de Executieve, zoals het in de ontwerpmotie van de heer Gal- le is gesteld, al haar bestuurlijke be- voegdheden zou aanwenden op het terrein om het inderdaad niet te laten bij een uitspraak van magistraten maar om deze uitspraak van de magi- straten tot een sociologische realiteit om te vormen. (Applaus bij de Zeden van de VU en de SP)
De Voorzitter : Begin van de stem ming.
Heeft iedereen .gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat ;
133 leden hebben aan de stemming deelgenomen ;
89 leden hebben ja geantwoord ; 41 leden hebben neen geantwoord ;
3 leden hebben zich onthouden.
Ik kondig hiermede de uitslag van de stemming aan.
JA hebben geantwoord : Akkermans P.
Ansoms J. Bascour J. Beerden G. Beysen E.
Boeraeve-Derycke C. Bosmans F.
Bosmans J. Bourgeois A. Breyne P.
Buyse M. (Mevr.) Cardoen G. Cauwenberghs F. Chabert J.
Coens D. Cooreman E. Cortois W. De Clercq C. Declercq T. Decoster M. De Groot E.
De Loore-Raeymaekers J. Demeester-De Meyer W. Deneir A.
Denys A. Depré J. Deprez P. De Roo J.
De Seranno J. Desutter M. Devolder J. Dewael P. Dhoore L. Didden M. Diegenant A. Dupré J. Flamant E. Geens G. Ghesquière F. Grootjans F. Hermans P. Kelchtermans L. Kelchtermans T. Lenaerts L. Lenssens J. Marchand C.
Merckx-Van Goey T. Moors C.
Olivier M. Ottenbourgh Y.
Panneels-Van Baelen M. Pede J.
Peetermans E. Peeters R. Piot F.
Smet M. (Mevr.) Smitt C. (Mevr.) Steverlynck A. Suykerbuyk H. Swaelen F.
Tant P.
Tyberghien-Vandenbussche M. Uyttendaele R.
Vandebosch E.
Van den Brande L. Van den Broeck 0. Vandermarliere J . Vandermeulen P. Vandersmissen E. Van de Velde L. Van Eetvelt V. Vangronsveld A. Vanhaverbeke A. Van Hecke J.
Van houtte M. Vankeirsbilck E. Van Nevel A.
Vannieuwenhuyze R. Van Parys T.
Van Rompaey H. Van Rompaey R. Van Rompuy E. Van Wambeke H. Verberckmoes F. Verhaegen G. Vermeiren F. Vreven A. Waltniel L. Willem G.
NEEN hebben geantwoord : Baert F.
Baldewijns E.
Beckers A.
J.
Caudron J. Content W. Coveliers H.
De Batselier N. De Beul A.
De Bremaeker J. De Loor H. Desaeyere W. Dierickx L.
Galle M. Gryp E. Knuts H. Laridon A. Leclercq J.
Lefeber 0. (Mevr.)
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Dossier Voeren 1567
Voorzitter
Luyten W.
Maes N. (Mevr.) Moens G. Mommerency G. Pepermans J. Peuskens V. Schellens A. Schiltz H. Seeuws W. Swinnen R.
Temmerman G. Tobback L. Valkeniers J. Vandenbroucke F. Vanderheyden V. Van Durme W. Van Elewyck J. Vanhorenbeek L. Van Ooteghem 0. Van Steenkiste F. Vogels M. (Mevr.) Wyninckx J.
Zich ONTHOUDEN hebben : Meyntjens
Pillaert J.P.
Willockx F.
Dientengevolge neemt de Raad de motie aan. De met redenen omklede moties van de heer De Beul en de heren Galle en Van den Bossche zijn bijgevolg verworpen.
Vakantiewensen
De heer A. Denys : Mijnheer de Voorzitter, hoewel deze openbare vergadering nog niet beëindigd is wens ik toch van de talrijke aanwe- zigheid gebruik te maken om u in naam van de vier fractieleiders bij het einde van dit parlementair jaar te be- danken voor de wijze waarop u de openbare vergaderingen hebt geleid.
Ondanks uw bolwassingen van daar- even, beschouw ik u als een goed Voorzitter die met autoriteit maar zonder autoritair te zijn deze verga- deringen leidt.
Wij danken u daarvoor, wensen u een prettige vakantie en hopen u na
terug te zien. (Algemeen applaus)
Tevens wens ik ook het personeel dat, meen ik althans, bewezen heeft ons in diverse omstandigheden op een uitstekende wijze te kunnen bij- staan, te danken en ook hen een pret- tige’ vakantie toe te wensen (Alge- meen applaus)
De Voorzitter : Ik dank u allen voor die vriendelijke woorden. Op mijn beurt dank ik u allen voor het werk dat wij hier samen hebben verricht.
Tevens dank ik de heer Griffier en al de personeelsleden van de Vlaam- se Raad, de Kamer van Volksverte- genwoordigers en de Senaat voor hun gewaardeerde medewerking.
Ik wens u allen een prettige vakantie.
INTERPELLATIES (R.v.O. art.
Interpellatie van de heer A. De Beul tot de heer P. Dewael, schapsminister van Cultuur, over de conclusies te trekken uit de doorlich- ting van de BRT
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer De Beul tot de heer Dewael,
van Cultuur, over de conclusies
te trekken uit de doorlichting van de BRT.
De heer De Beul heeft het woord.
De heer A. De Beul (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, collega’s, het is niet con amore wat wij deze interpellatie aan de agenda hebben laten plaatsen. In feite vloeit deze interpellatie voort uit een gevoel van frustratie en mis- kenning en ook omdat wij ons, mijn- heer de Minister, een beetje gerold voelen. Inderdaad, in de Commissie voor het Mediabeleid hebben wij tot hiertoe op een vrij constructieve wij- ze samengewerkt en dat over de ver- schillende partijen heen, ondanks on-
pens bepaalde materies die aan de agenda stonden
Wij betreuren dan ook, nadat de Commissie voor het Mediabeleid be- sloot de BRT mee door te lichten, het Marwick-rapport behoorlijk te ontleden en te bespreken en overeen- gekomen werd dat iedere fractie zijn aanbevelingen schriftelijk zou formu- leren zodat deze dan nog vóór het reces zouden kunnen worden bespro- ken en meegedeeld aan de BRT, te moeten vaststellen dat slechts twee fracties hun aanbevelingen hebben geformuleerd en neergelegd, met na- me de SP en de VU terwijl de CVP en de PVV op dit vlak een soort van politiek vluchtmisdrijf hebben ge- pleegd. Wij wensen het aldus te om- schrijven en voelen ons ter zake een beetje gerold. Wij betreuren dit neuver ten zeerste. Dat is dan ook de reden, mijnheer de Minister, waarom wij menen in Openbare Ver- gadering op deze aangelegenheid te moeten terugkomen.
Een eerste vaststelling is dat de BRT haar bespreking van het tingsrapport en het afwegen van de
PVV-fractievoorzitter A. Denys for- muleerde, namens de vier fractielei- ders, de vakantiewensen bij het einde
van het parlementair jaar
het reces in dezelfde blakende vorm ze meningsverschillen ten gronde no-
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
Dossier Voeren
De Beul
gevolgen die de BRT daaraan moet voorbehouden precies niet zo ernstig neemt. Ik heb de indruk dat het er tijdens de vergadering die aan de kust is doorgegaan met de top van de BRT nogal vrij badinerend moet zijn aan toegegaan, om de geijkte termi- nologie van de Administrateur-gene- te gebruiken. De resultaten van
de bespreking zijn allesbehalve den- derend. Men kan eigenlijk de globale discussie herleiden tot de afweging wie nu eigenlijk voor de uitvoering moet zorgen van de conclusies die men aan de doorlichting wil verbin- den. Dat is blijkbaar het enige waar- mee de BRT zich vóór het reces wen- ste bezig te houden.
Een tweede vaststelling is dat tijdens de jongste vergadering van de Com- missie Mediabeleid gebleken is dat de meerderheid een aantal decreten die strekken tot herziening van het BRT-decreet van 28 december 1979 in feite niet wenst te bespreken en dat zij de stelling verkondigt dat alle wijzigingen aan het BRT-decreet die- nen geglobaliseerd en naar het najaar moeten worden verwezen dat heb ik tenminste begrepen tot na het indienen van hun aanbevelingen in verband met de BRT volgens een nieuwe afspraak medio september.
Derde vaststelling : uit de houding van de Minister menen wij te moeten afleiden en daarin zit wel enige logica dat het ook zijn bedoeling is om tot een herziening van het BRT-decreet te komen. Bij uw aan- treden heeft u een evaluatie en door- lichting van een aantal decreten in het vooruitzicht gesteld en ik meen dat het decreet op de BRT daaraan zeker niet is ontsnapt. Wij vinden dat positief maar des te meer betreuren wij op dit ogenblik dat er vóór het reces geen mogelijkheid is geweest om over een eventuele globale her- ziening van het BRT-decreet een ern- stige gedachtenwisseling te hebben met alle betrokken fracties. Het neuver van de meerderheid, CVP en PVV, geeft ons de indruk dat zij geen voorafgaandelij k gesprek willen. Wij vrezen dat wanneer de Executieve uit verlof terugkomt vrij spoedig zal blij- ken dat er een ontwerp-tekst is,
Vlaamse Raad
goedgekeurd door de Executieve, wat er op neerkomt dat hij te nemen of te laten is, maar dan eerder te nemen zonder amendering, zodat wij zullen geconfronteerd worden met een soort dictaat. Indien het niet zo is, mijnheer de Minister, dan krijgen wij nu graag in uw antwoord de for- mele bevestiging dat wij het verkeerd voorhebben. U moet toegeven dat al- les erop wijst dat het die richting uit- gaat. Is het dan al niet uw bedoeling, dan heb ik toch de indruk dat sommi- ge geledingen van de meerderheid het wel zo menen.
Mijnheer de Minister, u zal het met mij eens zijn dat in de aanbevelingen ingediend zowel door de SP als door de VU voorstellen zijn vervat waar- mee ook een aantal leden van de meerderheid kunnen akkoord gaan.
Andermaal vraag ik dan ook waarom het niet mogelijk is nu al discussie aan te gaan zodat alle wantrouwen wordt uitgesloten.
Mijnheer de Minister, wij kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat men op het ogenblik aan de kant van de meerderheid tijd wenst te winnen om de aangelegenheid intern grondig te bestuderen en een eigen voorstel naar voren te brengen. Dat is natuur- lijk het goed recht van de meerder- heid of van de Minister. Maar er is een belangrijker reden, namelijk dat inzake het mediabeleid in een patsituatie is terechtgekomen. Het geeft er de schijn van dat zolang er geen akkoord is ofwel over de enige commerciële TV-zender die zich richt tot heel Vlaanderen, ofwel over de regionale TV-zenders, er blijkbaar niets mag bewegen. Ik heb de indruk dat de Minister wacht op een soort van van de commerciële om- roep waarbij de wil van die mensen wordt vastgelegd en waar hij zich wil- lens nillens zal moeten naar schik- ken. Dan pas zal kunnen worden uit- gemaakt wat feitelijk nog kan gebeu- ren bij de BRT. Als het niet zo is, kan de Minister dat hier ontkennen. Ik zal hem dan eventueel achteraf met zijn uitspraak kunnen confronte- ren. Het is in ieder geval een indruk die bij heel wat mensen aanwezig is.
Ook dat betreuren wij ten zeerste.
Ik zal onze aanbevelingen niet stuk
voor stuk doornemen en hier aan u voorleggen. Zij werden in de com- missie neergelegd en in die mate zijn het officiële stukken geworden.
Er is wel nog één zaak, mijnheer de Minister, waarvoor ik uw speciale aandacht wil vragen, namelijk voor de verhouding bij de BRT tussen de Raad van Beheer, de Vaste Commis- sie en de functie van de
teur-generaal. U zult hebben vastge- steld dat in de eerste punten van onze aanbevelingsnota wij daarover vrij concrete en zeer precieze voorstellen hebben geformuleerd. Zij moeten een einde maken aan de dubieuze verhouding Raad van Beheer Vast Commissie Administrateur-gene-
Ik meen dat onze voorstellen niet onredelijk zijn en perfect haal- baar binnen de formule parastatale B voor de BRT. Het zou in ieder geval een serieuze verbetering zijn. Wij vragen u dan ook, niet dat u op het geheel van onze aanbevelingen zou reageren, maar wel dat u zou te kennen geven of u met onze visie be- treffende de nieuwe bevoegdheden die wij hebben voorzien voor de le- den van de Vaste Commissie in ver- houding tot de situatie van de nistrateur-generaal, kan akkoord gaan, of in welke mate u ons kan volgen. Wij menen dat het één van de eerste punten is dat bij een herzie- ning van het BRT-decreet aan bod moet komen. U weet zeer goed dat aan deze precieze punten politiek veel belang zal worden gehecht. Een oplossing ervan kan het wantrouwen wegnemen van bepaalde fracties en zou het mogelijk maken dat de BRT op een volledig nieuwe wijze wordt bestuurd en geleid. Vandaar dat wij op een concreet antwoord ter zake aandringen. Wat de overige punten van onze aanbeveling betreft, hopen wij in september met de teksten ter zake van de CVP en de PW te wor- den geconfronteerd. Wij hopen dat zij dan hun woord zullen gestand doen. Voor de eerste punten ver- wachten wij dat uw antwoord con- creet uitsluitsel zal geven, wat onze houding tegenover de herziening van het decreet ten zeerste zal beïnvloe- den. (Applaus bij de VU)
De Voorzitter : De heer Hugo Van Rompaey heeft het woord.
De heer H. Van Rompaey (op de tribune) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Minister, mijnheer de Minister, geachte collega ’s, ’ de heer De Beul zegt dat hij zijn uiteenzetting niet con amore houdt, omdat hij zich gefrusteerd voelt.
De heer A. De Beul : Zelfs gerold !
De heer H. Van Rompaey : Ik wil even con amore optreden om de heer De Beul van dat frustratiegevoel te verlossen, door hem even te helpen bij het opfrissen van zijn geheugen en dit in zover hij meent naar onze fractie te moeten uithalen.
Mijnheer De Beul, u had het over de afspraak. Ik vind het fijn dat u ook beklemtoont dat wij de jongste jaren in alle geval vaak constructief hebben kunnen samenwerken in de Commis- sie voor het Mediabeleid. U maakt één fout : in de afspraak mist u één schakel. Wij hadden inderdaad afge- sproken dat wij de grondige discussie betreffende het doorlichtingsrapport in de Commissié zouden aanvatten op het ogenblik dat wij een zicht zou- den hebben op de reflectie van de Raad van Bestuur van de BRT op dit rapport. Ons was inderdaad aange- kondigd dat het verblijf te
poort dit als resultaat zou geven. Wij hebben zelf vastgesteld dat de BRT daar haar huiswerk niet in die mate heeft afgewerkt dat het voor ons een voldoende breed uitgangspunt kon zijn om in het debat dat wij zouden voeren te worden ingeschakeld. Dat is de enige reden waarom wij uitein- delijk hebben voorgesteld om de dis- cussie naar de tweede helft van de maand september te verschuiven.
Betreffende de bewuste aanbevelin- gen wens ik klaar en duidelijk te stel- len dat ik niet ver afwijk van wat op een bepaald ogenblik ook de visie van de Commissie voor het Mediabe- leid was. zij stelde dat de optie om aanbevelingen te formuleren niet moest worden begrepen als een po- ging van de Commissie om zich on- nuttig of overdreven te mengen in de specifieke bevoegdheid van de Raad van Bestuur. Het document dat men van ons vraagt is eerder een uitge- werkt standpunt van de fractie be- treffende het doorlichtingsrapport. Dat is gebleken uit de gedachtenwis-
seling die wij hebben gehouden over de andere aspecten die mede aan de orde zijn gekomen, onder meer de problematiek van de derden en het al dan niet bestaan van de niet-open- bare televisie. Welnu, de afspraak was dat de fracties een zo ruim en zo genuanceerd mogelijk standpunt zou- den naar voren brengen. Wij hebben ons verbonden en wij zullen dat ook uitvoeren om dat document ter sprake te brengen tijdens de ver- gadering van de Commissie in de tweede helft van september.
U betreurt ten slotte dat het media- dossier zich in een patsituatie be- vindt. Ik ben zo vrij te beklemtonen dat het nogal logisch is dat onze frac- tie het werk, dat reeds een bepaalde fase heeft bereikt, wil voltooien. Ik bedoel hiermee dat, conform het re- geerprogramma, de optie werd geno- men om in ons land de dubbele struc- tuur dat wil zeggen de openbare televisie met daarnaast niet-openbare televisie uit te bouwen. Het de- creet is goedgekeurd en het is evident dat wij ons inspannen om die belang- rijke optie te realiseren. Met andere woorden, er doet zich hier geen pat- situatie voor. Wij bevinden ons nu in de fase dat wij concrete antwoorden gaan krijgen op de uitnodiging, voor- al aan de geschreven pers, om het plan in daden om te zetten.
Wij willen ter zake geen masochisten zijn. Wij hebben de optie genomen en met overtuiging willen wij dit ver- der realiseren. Wij zijn ervan over- tuigd dat in de herfst een belangrijke vooruitgang in het dossier zal worden geboekt.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb deze drie beschouwingen hier te berde wil- len brengen om aan te tonen hoe de CVP-fractie over dit probleem denkt. (Applaus bij de CVP)
De Voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer A. Denys (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega ’s, ik ben het volledige eens met de uiteenzet- ting die collega Van Rompaey heeft gehouden over de interpretatie van de procedure-afspraken die in de Commissie werden gemaakt. Dit is in tegenstelling met wat hier werd ge-
zegd door collega De Beul en met wat in de pers door de VU-fractie werd gesuggereerd. Het verzoek om het debat inzake de BRT-aanbevelin- gen uit te stellen en open te laten tot
13 september, is in elk geval geen maneuver van onzentwege om onze verantwoordelijkheid te ontlopen ten aanzien van de BRT en aldus éénzij- dig in de kaart te spelen van de nog op te richten commerciële televisie.
Mag ik er op wijzen dat onze fractie steeds vragende partij is geweest in- zake de doorlichting van de BRT ? En mag ik er ook aanstonds aan toe- voegen dat wij hiermede niet de be- doeling hebben om de BRT af te bouwen ; integendeel wel op een ge- zonde manier te rationaliseren ? Der- mate dat deze straks in een verruimd medialandschap gewapend is, om binnen zijn opdracht en met de be- perkte financiële middelen, de con- currentie aan te kunnen.
Sommige kortzichtige geesten heb- ben het verkeerderlijk voorgesteld dat ons pleidooi tot het doorbreken van het monopolie inzake Vlaamse TV, een pleidooi tegen de BRT was.Ik zou van deze tussenkomst wil- len gebruik maken om met deze mis- vatting komaf te maken.
Het is onze diepste overtuiging, dat net zoals het bij de BRT-radio is geweest de concurrentie die zal voortspruiten uit het doorbreken van het monopolie, een heilzame invloed zal hebben op de werking en de pro- gramma ’s van de BRT-televisie. Ons verzoek tot uitstel heeft daar dus niets mee te maken. Het heeft ook niets te maken met een gebrek aan visie over de manier waarop de BRT in de toekomst moet evolueren. Wij hebben daar nu reeds een aantal ideeën over. Alleen willen wij niet te voorbarig zijn met onze ideeën en willen wij als politici eerst de kans geven aan de mensen op het terrein, zoals de Raad van Bestuur van de BRT en de top van de administratie, om zelf de nodige conclusies te trek- ken uit het doorlichtingsrapport. Een doorlichtingsrapport, dat wij niet vol- ledig onderschrijven, maar waarvan wij hoe langer hoe meer overtuigd geraken dat er veel waardevolle en toepasbare zaken in terug te vinden
zijn.
Vlaamse Raad .
Denys
Mijnheer de Voorzitter, om niet de indruk te wekken, dat wij al te
en te betuttelend optre- den, hebben wij dus verkozen om eerst de BRT te laten uitpakken met haar conclusies.
Of we er goed aan doen om hiermede te wachten tot 15 september, weet ik niet, en zal voor een stuk afhangen van de wijze waarop de BRT intussen gebruik maakt van deze tijdspanne om zelf de conclusies te trekken uit het rapport.
Ik moet in alle eerlijkheid toegeven, dat wat wij daaromtrent opvangen weinig bemoedigend is. Het BRT- conclaaf te Nieuwpoort bracht weinig positiefs, en naar ik verneem, is men binnen de BRT-administratie weinig ijverig om tot daden over te gaan. De saneringsijver is er alleszins min- der sterk dan de stakingsijver,
de BRT vorige week ongetwijfeld de koploper is geweest door reeds de donderdagavond hiermede te starten en uiteraard, zoals de andere openbare diensten, dan nog de ganse
vrijdag verder te staken.
In ieder geval staat het voor onze fractie vast : tegen 15 september zul- len wij met onze aanbevelingen uit- pakken, en indien tegen deze datum de BRT niets geconcretiseerd heeft van de positieve aanbevelingen, waar iedereen grosso modo over eens is, dan moet onverwijld worden overge- gaan tot het aanstellen van een exter- ne media-manager. Iemand van bui- ten het huis, los van de structuur, met enkel verantwoording ten op- zichte van de Minister van Cultuur, die de hervorming doorvoert die on- vermijdelijk is als we willen komen tot een krachtige gezonde openbare omroep. Het is in die zin dat wij van de komende maanden gebruik ma- ken : niet alleen onze visie toetsend aan de problemen op het terrein, maar ook om nauwgezet toe te zien hoe ernstig de BRT het meent met zijn eigen sanering.
De Voorzitter : Minister Dewael heeft het woord.
Minister P. Dewael (op de tribune) :
. Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, collega De Beul weet dat het
niet mijn gewoonte is debatten of vragen uit de weg te gaan. Ik zal niet herhalen wat hier terecht door de col- lega ’s Van Rompuy en Denys reeds naar voren werd gebracht. Ik denk evenwel dat wij elk debat op zijn tijd moeten voeren en dat het op dit ogenblik niet opportuun is reeds over de grond van de zaak, namelijk welke conclusies te trekken uit de doorlich- ting van de BRT, verder uit te wij- den.
Collega De Beul heeft terecht gezegd dat het regeerakkoord de evalutie voorziet van alle vigerende decreten, dus ook het decreet van 1979 met betrekking tot de omroep.
Bovendien is er en dit versterkt bewust standpunt nog het kabel- decreet eind januari van dit jaar door uw Raad aanvaard dat ons unieke kansen biedt om tot een ver- ruiming van ons mediabeleidschap te komen.
Wij moeten ons dus ook de vraag stellen hoe de verhouding tussen de BRT en de nieuwe privaatrechtelijke initiatieven die in aantocht zijn, er uit zal zien. Moeten wij hier niet den- ken aan een aanpassing, op bepaalde punten, van het BRT-decreet ? Die vraag kunnen wij enkel beantwoor- den op het ogenblik dat wij een ander belangrijk element in dit dossier tot zijn finaliteit hebben kunnen door- trekken. Daarmee bedoel ik meer bepaald de doorlichting, waarvan, zoals u weet, het rapport werd inge- stemd. In de Commissie Mediabeleid hebben wij dit verslag trouwens uit- voerig besproken. Door middel van vragen aan het Bureau hebben wij het ook kunnen toetsen.
Wij zullen echter nog twee fasen moeten doorlopen. In eerste instan- tie lijkt het mij niet meer dan logisch dat wij aan de bestuursorganen van de BRT zelf de kans geven de gepas- te conclusies uit dit rapport te trek- ken. Tot op heden is dat nog niet gebeurd.
In dit verband zal ik mij nu ook niet bezondigen aan enige appreciatie. Collega De Beul heeft dat wel ge- daan toen hij. stelde dat tijdens de vergadering te Nieuwpoort op het eerste gezicht niet zoveel nieuwighe-
den naar voren gekomen en men daar eigenlijk maar gebrekkig werk zou hebben afgeleverd. Ik denk dat het nog een beetje te vroeg is om deze conclusie te trekken.
Ik ben het echter eens met collega Denys dat wij niet eeuwig kunnen wachten en wij zeer duidelijk aan de openbare omroep en aan haar Raad van Bestuur moeten laten weten dat binnen een bepaalde termijn resulta- ten mogen verwacht worden.
De BRT is één zaak, de Commissie voor de Media is er evenwel een an- dere. In die Commissie en daar heeft de heer De Beul inderdaad ge- lijk werd de afspraak gemaakt dat de verschillende fracties hun aanbe- velingen zouden kenbaar maken. Tot op heden hebben enkel de VU en de SP-fractie deze aanbevelingen ook effectief neergelegd. De CVP en de PW-fractie hebben aangekondigd dat zij dit eerlang zullen doen, zoda- nig dat wij tijdens de maand septem- ber zouden kunnen hervatten.
Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, rekening houdend met deze twee elementen enerzijds het feit dat men in de BRT de finaliteit van de bespreking van de doorlichting nog niet heeft bereikt en, anderzijds, dat nog niet alle fracties in de Com- missie Media hun aanbevelingen en suggesties hebben neergelegd meen ik dat het niet gepast is op dit ogenblik reeds, namens de Executie- ve, bepaalde conclusies naar voren te schuiven.
De Executieve wenst dus één en an- der af te wachten en zal in functie van het globale resultaat haar hou- ding bepalen. Dat is ook de reden waarom wij, bij voorbeeld, hebben. gesteld dat het op dit ogenblik geen zin heeft de discussie over de derden te voeren. Daar is in de Commissie voor de Media op een bepaald ogen- ‘blik op aangedrongen. Wij hebben als Executieve ook gepleit voor glo- balisatie. Wij hebben daar immers nood aan ; het is weinig zinvol het probleem schuifje per schuifje aan te pakken.
Maar, mijnheer De Beul, het dossier globaliseren en een standpunt inne- mene op een ogenblik dat men over
Dewael
alle nuttige elementen beschikt, is iets helemaal anders dan de zaak op de lange baan te willen schuiven. Ik wil hier uitdrukkelijk zeggen dat het geenszins de bedoeling is van de Exe- cutieve dit debat op de lange baan te schuiven en dat het concretiseren van de commerciële televisie en het invul- len van het kabeldecreet daar hele- maal los van staan.
U weet dat de voorontwerpen van uitvoeringsbesluiten zich momenteel bij de Mediaraad bevinden. Ook dat dossier kent zijn normaal verloop. Ik herhaal dat dit geen enkele invloed heeft op het afronden van de bespre- kingen die wij in de Commissie heb- ben aangevat over de doorlichting van de BRT.
Ik wil de hee De Beul geruststellen de Executieve en ikzelf hebben geenszins de bedoeling om, in ver- band met deze zeer belangrijke mate- rie, de Commissie voor een voldon- gen feit te plaatsen. Dit zou wel zijn gebeurd mochten wij op de zaak vooruitgelopen zijn en mochten wij nu reeds voorbarige conclusies heb- ben getrokken om de Commissie voor de Media er vervolgens mee te confronteren. Ik meen dat de huidige aanpak de enig mogelijke is ; we moeten enerzijds, wachten op de aanbevelingen van de fracties en, an- derzijds, op de conclusies van de BRT zelf. Pas op dat ogenblik kun- nen wij onze houding bepalen. Wij zullen geen voldongen feiten voor- stellen die te nemen of te laten zijn. Wij wensten in de Commissie voor de Media en in alle Commissies ove- rigens, op een open manier met de commissieleden te dialogeren. Ik heb dit in het verleden meermaals bewe- zen en wil dat in de toekomst ook doen. Ik meen dat in een belangrijk dossier als dat van de openbare om- roep alle fracties aan bod moeten kunnen komen, en dat wij alles moe- ten doen om, daar waar mogelijk, een consensus te bereiken. (Applaus bij de PVV en de CVP)
De Voorzitter : De heer De Beul heeft het woord.
De heer A. De Beul (op de tribune) :
Mijnheer de Voorzitter, ik kan het
antwoord van de Minister begrijpen. Het stelt mij gedeeltelijk gerust, wat dan toch een positief resultaat is.
Ik zal mijn spreektijd gebruiken om te antwoorden aan de collega ’s Van Rompaey en Denys. De heer Van Rompaey zegt dat wij ons niet op de gemaakte afspraak moeten beroepen daar de BRT niet veel heeft naar voor gebracht. De afspraak was, mijnheer Van Rompaey, dat wij op een bepaalde datum onze aanbeve- lingen zouden neerleggen wat ook de BRT op dat ogenblik zou hebben ge- daan en of inhoudelijk de reflectie van de BRT al dan niet waardevol zou zijn. U moet dat niet proberen te ontkennen.
De heer H. Van Rompaey : Wat is het standpunt van de Beheerraad van de BRT, mijnheer De Beul ?
De heer A. De Beul : U hebt het schriftelijk gekregen, mijnheer Van Rompaey. Ik zeg u zelf dat het niet veel zaaks is. Wij hebben echter op voorhand gezegd dat, ook indien het nïet veel zaaks zou zijn, wij onze aan- bevelingen toch zouden neerleggen.
De heer H. Van Rompaey : U heeft kopieën ontvangen van de Voorzitter van de Commissie voor de Media die aan de Administrateur-generaal de vraag heeft gesteld wat de draagwijd- te is van het document dat wij hebben ontvangen betreffende het overleg in Nieuwpoort. U heeft het antwoord gelezen, namelijk dat dit niet het standpunt is van de Raad van Be- stuur. De Raad van Bestuur heeft als zodanig nog geen fundamenteel de- bat gehouden over het doorlichtings- rapport. De afspraak was dat wij on- ze discussie zouden aanvatten wan- neer wij over dat standpunt zouden beschikken. Dat is de enige reden waarom wij dit uitstellen.
De heer A. De Beul : Collega Van Rompaey, ik wens dit formeel te ont- kennen.
Er was een afspraak dat ongeveer ge- lijktijdig èn de aanbevelingen van de fracties èn de reflectie van de BRT- top, dus niet de Beheerraad als dus- danig zouden worden ingeleverd en het voorwerp uit maken van een grondig debat.
Wij gaan daarover niet verder discus- sieren maar nemen een nieuwe ver- valdatum. Ter zake heeft collega
. . .
nys zich reeds verbonden. Hij heeft over de datum van 15 september ge- sproken.
Collega Denys en collega Van
paey, wanneer op 15 september de BRT-top zijn reflectie nog niet heeft afgesloten of wanneer die nog niet veel zaaks is geworden, wat gaat u dan doen ? Legt u de aanbevelingen dan neer ja of neen ?
De heer A. Denys : Ja, dat zullen wij doen.
De heer A. De Beul : Dat zullen wij goed onthouden. Het wordt in de no- tulen opgenomen en dan kunnn wij u daarmee tenminste confronteren. Dat is een klare afspraak die niet meer te betwisten is. Wij zullen zien na 15 september.
Minister P. Dewael : Mocht men te- gen die tijdspannen binnen de BRT daarmee niet rond zijn, dan zou het alleen reeds veel te kennen geven over de manier waarop de BRT func- tioneert.
De heer A. De Beul : Ik heb ter zake ook mijn bedenkingen. Ik heb de laatste weken de indruk gekregen dat de BRT-top inderdaad een badine- rend gezelschap is.
Ik kan daar niet aan doen maar moet de wetgever daarom wachten om zelf zaken voor te stellen en te proberen de toestand te keren door het decreet te verbeteren ?
Minister P. Dewael : Niet eindeloos.
De heer A. De Beul : De discussie die hier plaatsgrijpt is in zekere mate een onwezenlijke discussie want wij discussiëren over het al dan niet hou- den van afspraken en dergelijke.
Iedereen die bij het probleem is be- trokken, collega ’s Denys en Van Rompaey, weet toch waarover het gaat.
Mijnheer Denys, kunt u zich voor- stellen dat de CVP een nota zou hebben neergelegd waarin gepleit zou worden voor het behoud en voor de volwaardige uitbouw van
De Beul
het tweede TV-net van de BRT ? U kan zich dat perfect voorstellen.
Dat zou natuurlijk niet opportuun zijn want bij de onderhandelingen met de commerciële TV-omroep zou wel eens kunnen blijken dat die com- merciële omroep precies vraagt dat tweede TV-net te krijgen.
De reden waarom er geen aanbeve- lingen vanwege de meerderheid op tafel zijn gekomen is dat men de on- derhandelingen met de commerciële omroep afwacht. Men moet het
tat hebben ondergaan van de com- merciële omroep opdat men dan, in functie daarvan, zijn aanbevelingen zou kunnen formuleren.
De heer A. Denys : Ik heb u de reden gegeven.
De heer A. De Beul : Dat is de grond van de zaak, dat is de onmacht van de meerderheid op dit ogenblik en het is ook de patsituatie waarin het mediabeleid zich op dit ogenblik be- vindt.
De Voorzitter : De heer Hugo Van Rompaey heeft het woord.
De heer H. Van Rompaey : Mijnheer de Voorzitter, geachte collega ’s, mag ik collega De Beul erop wijzen dat onze fractie reeds op 23 april 1986 een uitspraak heeft gedaan over de grote lijnen die betrekking hebben op heel het mediadossier ?
De heer A. De Beul : Dat was een- voudiger om aanbevelingen neer te leggen.
De heer H. Van Rompaey : Wij heb- ben u gezegd dat wij deze nota wen- sen te expliciteren en te concretiseren uitgaande van de nieuwe elementen die aanwezig zullen zijn, onder meer het rapport van de Beheerraad van de BRT en onder meer ook het uitte- kenen van de specifieke problema- tiek van de derden.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
.
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
Interpellatie van de heer A. nant tot de heer P. Dewael,
schapsminister van Cultuur, over het uitblijven van uitvoeringsbesluiten betreffende de subsidiëring van parti- culiere sportinfrastructuur
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Diegenant tot de heer Dewael, Gemeenschaps- minister van Cultuur, over het uitblij- ven van uitvoeringsbesluiten betref- fende de subsidiëring van particuliere sportinfrastructuur.
De heer Diegenant heeft het woord.
De heer A. Diegenant (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Minister, geachte collega ’s, de vakantief is blijkbaar reeds ge- deeltelijk ingetreden, een uitsteken- de gelenheid dus om aan sport te gaan doen, maar ook om een en an- der over het sportbeleid te zeggen.
De problematiek die ik vandaag aan de orde wil brengen, de problemen die ik wil oproepen, zijn het gevolg van het bijzonder mank toepassen binnen Vlaanderen van het subsidia- riteitsbeginsel, althans in het sportbe- leid. Wanneer ik vandaag stel dat de particuliere sector die de sport in Vlaanderen organiseert onvoldoende middelen ter ondersteuning van zijn werking wordt toegewezen in ver- houding tot het budget dat de over- heid aan sport en aan sportbeleid be- steedt, dan is dat niet zozeer bij ge- brek aan middelen als dusdanig, maar ten gevolge van een bijzonder overdreven overheidsbeslag op de middelen, bestemd voor sportbeleid.
Collega Smitt is bijzonder bekom- merd om het welzijnsbeleid in Vlaan- deren. Dat siert haar. Het welzijns- beleid in Vlaanderen betrekt 14 mil- jard per jaar, waarvan 80 procent naar de particuliere sector gaat. Voor het sportbeleid in Vlaanderen is er één miljard uitgetrokken waarvan 80 procent door de overheid wordt be- steed, 20 procent gaat naar de onder- steuning van het beleid van de parti- culiere sector. Het is dus niet zozeer het gebrek aan middelen alhoewel die niet overdreven zijn maa r vooral het met voeten treden van het subsidiariteitsbeginsel dat nefaste ge- volgen heeft.
Doorlichting BRT
Ik wens vandaag twee punten onder de aandacht te brengen. Ten eerste, de federaties hebben vanaf het ont- staan van de subsidieregeling in de jaren vijftig een verzekeringsplicht gekregen als conditie van ondersteu- ning door de overheid. Dat is nog zo. Het decreet van 2 maart 1977 stelt dat 75 procent van een genormeerde verzekeringsplicht moet worden be- toelaagd. Vorig jaar was dat 24 pro- cent.
De federaties kregen voor enkele we- ken van de administratie voor de sport een schrijven dat het in 1987 nog minder zal zijn en dit nadat deze Raad bij de bespreking van de begro- ting unaniem de stelling had ingeno- men dat 24 procent reeds veel te laag was. Vandaar mijn vraag, mijnheer de Minister. Hoe kan deze circulaire die door uw administratie werd rond- gestuurd en namens u werd onderte- kend, in overeenstemming worden gebracht met de unanieme wens die in de Commissie voor de Sport en hier in de Raad werd uitgesproken ten aanzien van de subsidiëring van de verzekeringspost bij de landelijk erkende sportverenigingen ?
Een tweede element dat ik onder de aandacht wil brengen is de subsidië- ring van de infrastructuur. In alle sec- toren van het welzijnsbeleid sport maakt daar deel van uit subsi- dieert men de infrastructuur. Alleen in de sportsector is dat niet het ge- val ; en dit niettegenstaande het feit dat er sinds twee jaar een decreet bestaat om voor de particuliere sport- infrastructuur toelagen toe te kennen
genormeerd, kleinschalig en aangepast, geresponsabiliseerd ten aanzien van de intiatiefnemers en de gebruikers, zonder kost van de overheid qua onderhoud een sub- sidiëring in te voeren die lager ligt dan de subsidiëring die de centrale overheid aan de gedecentraliseerde besturen moet toekennen op basis van de daarvoor gestelde normen. Twee jaar nadien stellen wij vast dat de uitvoeringsbesluiten er nog niet zijn. Men zal zeggen dat in het de- creet is vermeld dat de Executieve de uitvoeringsdatum mag bepalen. Dit werd gesteld omdat men door dit decreet naar een bijsturing van het beleid in Vlaanderen toeging. Men
Diegenant
heeft lang moeten aandringen voor- aleer ook binnen de Executieve een consensus groeide om het sportbeleid als tak van het welzijnsbeleid beleids- filosofisch te conformeren met de an- dere takken van het welzijnsbeleid in Vlaanderen. Er is een schuchter be- gin. Voor 1986 waren er reeds kre- dieten. Ook in 1987 zag men kredie- ten op de begroting verschijnen, maar met 8 miljoen kan men niet veel doen. Hiervan zijn slechts 5 miljoen vastleggingskredieten. Het is een schuchter begin, maar de wil bleek aanwezig om het decreet te realise- ren. Mijnheer de Minister, hoever staat men nu met die uitvoeringsbe- sluiten ? Ik durf erop aandringen dat ze spoedig zouden verschijnen, dit uit democratische overwegingen en uit overwegingen van beleid. Wanneer de overheid zodanig veel heeft ge- bouwd in de sportsector, zodat alle kredieten worden gemonopoliseerd, zodanig zelfs dat men zich moet af- vragen of de Inspectie van Financiën een aantal jaren geleden het niet bij het rechte eind had toen ze schreef aan de Directeur-generaal dat de overheid aan het over-investeren was in verhouding tot kredieten die men normaliter voor de sportsector mag verwachten. Ik hoop dat de kredieten toenemen ; ik hoop vooral dat er een herverdeling tot stand komt, zodanig dat de organisatoren van het sportbe- leid, de vrije verenigingen, hun taak naar behoren kunnen opnemen ; dit is een taak van openbaar nut, een taak ter bevordering van de sportbe- drijvigheid door alle burgers in Vlaanderen.
Jammer genoeg stellen wij op dit ogenblik vast dat er een afremming is van de toename-participatie aan de sport.
Ik hoop dat, door meer zekerheid te bieden via een beter financieel on- dersteunde verzekering, door de ver- enigingen de kans te bieden een ei- gen sportinfrastructuur te bouwen, een nieuw impuls in de sportbedrij- vigheid in Vlaanderen tot stand zal komen.
Mijnheer de Minister, ik heb een dubbele interpellatie ingediend ; mo- ge de denominatie van deze tussen- komst u wijzen op de aandrang waar-
mede ik mijn dubbele vraag stel. Bij voorbaat dank voor uw antwoord.
De Voorzitter : Minister Dewael heeft het woord.
Minister P. Dewael : Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, ik bewonder het handigheidje waarmede collega Diegenant even is kunnen terugko- men op de interpellatie die eerder deze namiddag had moeten door- gaan, en naar aanleiding van dewelke hij mij wenste te ondervragen over specifieke subsidiëring van de verze- keringen van de erkende, landelijk georganiseerde sportverenigingen.
Collega Diegenant, ik zal daar in zijn globaliteit op antwoorden. U plaatste deze problematiek in de ruimere con- text van het subsidiariteitsbeginsel, en ik weet dat u daaraan veel belang hecht.
Subsidiëren is iets wat men enkel kan in functie van de daartoe voorziene, budgettaire mogelijkheden. Ik weet dat de begroting voor de sport nog niet van de grootte-orde is die u en ook ikzelf graag zouden willen.
Toch meen ik te mogen wijzen op de aanzienlijke inspanning die geleverd werd naar aanleiding van de opmaak van de begroting 1986. Daarbij viel een vrij fundamentele stijging te no- teren, een stijding die weliswaar in veel bescheidener mate toch enigszins werd aangehouden voor de begroting 1987. Wij kunnen uiteraard geen middelen uitgeven, wij kunnen niet subsidiëren, wanneer de daartoe voorziene begrotingsposten ontoerei- kend zijn.
Algemeen wens ik er op te wijzen dat op de begroting 1987 niet minder dan 48 procent van de kredieten wor- den besteed aan toelagen. Ook op dat vlak zijn er twee niet onbelangrij- ke beslissingen getroffen. Enerzijds werden binnen het infrastructuurpro- gramma de middelen voor de eigen infrastructuur afgebouwd, dit ten voordele van de subsidiëring van de locale besturen. Anderzijds werd, binnen het kader van de dit jaar op- gestarte sportpromotiecampagne, het subsidiariteitsbeginsel eveneens in ere hersteld.
Bijgevolg zal dat wat wij naar de toe-
komst toe op dit vlak zullen kunnen doen, in belangrijke mate zoniet uitsluitend door de beschikbare budgettaire middelen geconditio- neerd blijven. Dat heeft problemen gebaard inzake de subsidiëring van de post ,,verzekeringen” van de er- kende landelijke sportverenigingen.
U verwijst terecht naar deze proble- matiek omdat mijn voorganger het is tijdens de beleidsperiode van mijn voorganger dat deze situatie een aan- vang nam voor het eerst inhoud heeft moeten geven aan de formule- ring subsidiëring binnen de perken van de begroting.
In dat geval zijn er twee mogelijkhe- den : of men doet dit op een lineaire basis en treft men dus alle uitga- ven in dezelfde mate of men ver- trekt vanop een selectieve basis. Mijn voorganger heeft er de voorkeur aan gegeven vanop een selectieve basis te werken en hij heeft daarbij inder- daad de post ,,verzekeringen” gevi- seerd. Ik weet dat het geen perfecte oplossing is men kan het wellicht naar voren schuiven als de minst slechte oplossing maar in elk geval is het een oplossing die, als u de structuur van onze federaties bekijkt, het minst aantal federaties treft. Voornamelijk de grote federaties zijn hiervan het slachtoffer. Ik heb nage- gaan dat, als wij de besparing op een niet-selectieve en dus lineaire basis zouden hebben doorgevoerd, wel- licht alle federaties hiervan de reper- cussies zouden hebben ondervonden. Dan zou men wellicht naar de post
,,personeel” toe bepaalde gevolgen hebben moeten ondergaan. De vraag rijst dus welke keuze wij maken. Als wij een keuze maken in de richting van selectieve besparing, dan is dat gebeurd en heb ik de optie van mijn voorganger gehandhaafd omdat op deze basis slechts een beperkt aantal, weliswaar de grote, zou- den worden getroffen. Integendeel tot de lineaire besparing, waarbij alle federaties repercussies zouden moe- ten ondergaan en waarbij, bij voor- beeld, de post ,,personeel” aanzienlij- ke schade zou ondervinden.
Nu weet ik wel dat men binnen de Hoge Raad voor de Sport in dit ver- band toch heeft geopteerd voor de
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
Dewael
lineaire besparing boven de selectie- ve besparing.
Tevens heb ik in de Commissie voor de Sport van de begroting 1987 ge- zegd en u hebt ernaar verwezen een inspanning te zullen doen om via het bijblad een oplossing te vin- den. De aangewezen oplossing is na- tuurlijk meer budgettaire mogelijk- heden, meer financiële middelen. Ik ben evenwel gebonden aan datgene wat ter zake in mijn secties 52 en 53 voorhanden is. In elk geval heb ik het engagement aangegaan, en wil ik dat ook honoreren, om binnen de be- groting Sport via een aantal verschui- vingen ervoor te zorgen dat er meer inhoud kan worden gegeven aan de desbetreffende subsidiëring. Het bij- blad is er echter op dit ogenblik nog niet. Mijn administratie kan dus al- leen maar de begroting uitvoeren zo- als ze door deze Vlaamse Raad werd goedgekeurd. Vandaar de omzend- brief, waarnaar u verwijst, die inder- daad, namens mijzelf, uitgaat van BLOSO en waarmee aan de federa- ties wordt medegedeeld waf in de be- groting voorhanden is en zoals door de Vlaamse Raad is goedgekeurd. Uiteraard kan mijn administratie geen rekening houden met een bij- blad dat er nog niet is. Ik wijs even- wel nogmaals op het engagement dat ik in de Commissie heb aangegaan en waarbij ik een inspanning zal leve- ren om, via het bijblad, toch een meer wezenlijke invulling te geven, specifiek naar de post ,,verzekerin-
gen” toe.
Vervolgens hebt u mij ondervraagd over de stand van zaken met betrek- king tot het decreet op de particuliere sportinfrastructuur. Ter zake denk ik al uw bekommernissen te kunnen wegnemen, althans wat betreft de uitvoeringsbesluiten die vandaag nog aan de Executieve stonden geagen- deerd. Omwille van tijdsgebrek zijn wij er vanmorgen niet in geslaagd de normale agenda te beëindigen, zoda- nig dat dit punt naar volgende week werd verdaagd. Op zeer korte datum evenwel zullen de uitvoeringsbeslui- ten over dit decreet door de Execu- tieve worden goedgekeurd. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat wij daaraan
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
de budgettaire honorering kunnen verlenen die u verwacht. Ik weet dat wij binnen de begroting 1987 ter zake geen 8 miljoen, maar 5 miljoen heb- ben ingeschreven. Dit komt wellicht slechts in beperkte mate aan uw ver- wachtingspatroon tegemoet. Ik denk evenwel dat wij dit jaar, en ook de volgende jaren, moeten leren leven met een aantal budgettaire realiteiten die, hoe graag wij die ook zouden willen doorbreken, niet uit de weg kunnen worden gegaan.
Ik resumeer dus : Wat de post ,,ver- zekeringen” betreft, engageer ik mij vandaag opnieuw om binnen het bij- blad een oplossing te zoeken.
De uitvoeringsbesluiten betreffende de subsidiëring van particuliere spor- infrastructuur zullen wellicht volgen- de week door de Vlaamse Executieve worden goedgekeurd. Daarvoor is in de begroting 1987 een bedrag van 5 miljoen frank ingeschreven.
Tot daar dit antwoord waarmee ik aan de meeste bekommernissen van de heer Diegenant meen tegemoet gekomen te zijn.
De Voorzitter : De heer Diegenant heeft het woord.
De heer A. Diegenant : Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Minister voor zijn duidelijk antwoord op de vraag voor een betere subsidiëring voor wat de verzekeringspost van de federaties betreft. Ik wacht met belangstelling het bijblad af. En ik hoop dat de Exe- cutieve de uitvoeringsbesluiten . zal goedkeuren zodat reeds dit jaar de samenstelling van de dossiers een aanvang zal kennen en dat de be- scheiden 5 miljoen niet ver- loren gaan.
Mijnheer de Minister, ik ga akkoord met u dat wij binnen de begroting moeten werken. De precieze vraag is evenwel : wil men doorgaan met het opstapelen van overheidsinitiatieven en de particuliere initiatieven ver- smachten. Ik ben er immers van overtuigd dat als er meer geld voor sport zou vrijkomen er ook meer overheidsinitiatieven zouden kunnen komen.
U zegt dat 45 procent van de begro-
Subsidiëring particuliere sportinfrastructuur
ting naar toelagen gaat en u voegt er correct aan toe dat deze toelagen gro- tendeels naar de openbare sector gaan. Zelfs toelagen die historisch bedacht werden voor de particuliere sector ik denk aan de subsidiëring van het sportmateriaal gaan ook naar de openbare besturen ; de op- drachten die oorspronkelijk bedacht werden voor de privé-sector en door de overheid zouden ondersteund worden, worden in feite
tiatieven.
Ik wil nog even wijzen op het pro- bleem van de kadervorming. De fe- deraties streefden naar kwalitatief kaderpersoneel. Maar in Vlaanderen heeft de overheid zelfs geen regle- ment ter subsidiëring van de vorming door de sportverenigingen. De Vlaamse overheid heeft zichzelf, in het raam van de wet ter aanmoedi- ging van de sport van 1963 geen voeringsbesluiten gegeven voor sub- sidies aan het particulier initiatief in- zake kadervorming.
Wat heeft de overheid dan wel ge- daan ? Alle initiatieven die van de federaties moesten uitgaan en die spijtig genoeg mank liepen omdat ze zichzelf moesten bedruipen, werden overgenomen door de overheid.
Wij moeten het sportbeleid van de overheid in Vlaanderen herdenken. Ik ben de laatste om te zeggen dat initiatieven zoals die van BLOSO kwalitatief niet goed zijn. Ze zijn in- tegendeel wel goed maar finaal zullen dergelijke initiatieven tot weinig re- sultaten leiden omdat ze los van de bevolking staan, buiten de werkelijke initiatiefnemers voor sport, namelijk de federaties. Maar nogmaals dank ik de Minister voor zijn rechtlijnig antwoord.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Interpellatie van de heer L. Van den Bossche tot de heer P. Dewael, meenschapsminister van Cultuur, over de voorontwerpen van besluiten in uitvoering van het decreet
1575
fende het overbrengen van klank- en televisieprogramma ’s in de radiodis- tributie- en televisiedistributienetten en betreffende de erkenning van niet- openbare televisieverenigingen
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van den Bossche tot de heer Dewael, Ge- meenschapsminister van Cultuur, over de voorontwerpen van besluiten in uitvoering van het decreet betref- fende het overbrengen van klank- en televisieprogramma ’s in de radiodis- tributie- en televisiedistributienetten en betreffende de erkenning van niet- openbare televisieverenigingen.
De heer Van den Bossche heeft het woord.
De heer L. Van den Bossche (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Minister, mijnheer de Minister, collega ’s, ik wens deze in- terpellatie uitermate rustig te hou- den, zelfs in zekere mate schroomval- lig, omdat interpelleren over voor- ontwerpen niet direct de gewoonte is, en zeker de mijne niet. Uiteinde- lijk heb ik toch maar besloten deze interpellatie te houden omdat de Mi- nister de pers heeft te woord gestaan over ditzelfde voorontwerp, met an- dere woorden, dus in zekere mate het publiek heeft ingelicht, niet tot de laatste komma van zijn vooront- werpen, maar wel over de grote te- neur. Ik zal mij trouwens in deze in- terpellatie niet alleen qua toon maar ook qua items houden aan de grote lijnen van het voorontwerp en geen kritiek op de tekst leveren.
Ook om een tweede reden heb ik deze interpellatie willen houden, om- dat het uiteraard een belangrijke ma- terie betreft. Inderdaad, ik hoef de Minister niet te overtuigen van het belang van de uitvoering van het fa- meuze mediadecreet waarvoor zijn partij jarenlang heeft geijverd en uit- eindelijk heeft bekomen. Op alle banken is men het erover eens dat het decreet betreffende het overbren- gen van klank- en televisieprogram- ma ’s in de radiodistributie- en televi- siedistributtienetten fundamenteel het medialandschap in de toekomst zal beïnvloeden. De wijze waarop aan dit decreet in de werkelijkheid vorm wordt gegeven, is uitermate be-
langrijk en houdt mij van dichtbij be- zig.
Ter zake wens ik vijf opmerkingen te formuleren.
Mijn eerste opmerking is misschien een vormelijke opmerking, maar zij is niet volledig van gewicht ontbloot. De Mediaraad is pas geïnstalleerd ; op zijn eerstvolgende vergadering staat aan de agenda de goedkeuring van zijn eigen huishoudelijk regle- ment en de wijze waarop het zal werken. Vooraleer de Mediaraad in werking was, was hij door de Minis- ter reeds gevat met een vraag tot ad- vies omtrent de voorontwerpen van uitvoeringsbesluiten, vraag die drin- gend was en waarbij sommige leden van de Mediaraad, waarschijnlijk
,,par de zèle” of was het op uw initiatief, mijnheer de Minister ? snel, vooraleer hun eigen regle- ment was gestemd, in de experten- groep wensten klaar te komen met het advies, dit reeds vóór de vergade-
ring van de Mediaraad.
Mijnheer de Minister, uzelf weet zeer goed hoe moeilijk en hoe broos deze materie is, gezien de verschillende betrokken belangen in deze zaak. Uzelf heeft vijf maanden nodig gehad om voorontwerpen te formuleren. De Mediaraad willen verplichten op een drafje een advies uit te brengen lijkt mij foutief, ten minste wanneer men de Mediaraad au sérieux wenst te nemen ; hierop kom ik straks nog even terug.
Ten tweede, wat mij vooral opvalt is de afwezigheid van het vijfde uitvoe- ringsbesluit, misschien wel het be- langrijkste van allemaal, het uitvoe- ringsbesluit dat in feite de ,,cahier de charge” zou moeten zijn van de niet- openbare televisie. Wanneer ik hoor dat sommige van uw medewerkers openlijk omtrent een dergelijk uit- voeringsbesluit de grootste reserves aan de dag leggen en beweren dat het quasi onmogelijk is een dergelijk uitvoeringsbesluit op te stellen en bij voorbeeld te definiëren wat precies ontspanning is, wat informatie is, en- zovoort, slaat mij de angst om het hart. Ik vermoed dat het dan mis- schien in de bedoeling zou liggen he- lemaal geen besluiten over te maken of een uiterst vaag besluit. Laat mij
onmiddellijk opmerken dat de op- merking die nu komt van sommige van uw medewerkers, als zou het quasi het onmogelijke vragen zijn van uw Kabinet een dergelijk besluit te maken, zinloos is. Ik zal u een voor- beeld geven, met name TFl en de wijze waarop nog niet zo lang gele- den deze zender is geprivatiseerd. Het ,,cahier de charge” van TFl was uitermate gedetailleerd. Ik wil zelfs niet zover gaan om te pleiten dat u een gelijkaardige ,,cahier de charge” zou moeten opmaken. Ik wil alleen aantonen dat het perfect mogelijk is een dergelijk besluit te maken. Het beangstigt mij wel dat tot op heden de Mediaraad wel gevat werd voor de eerste vier uitvoeringsbesluiten, maar niet voor het vijfde. Naar mijn mening en ik meen ook dat het de mening is van de andere collega ’s van de Commissie voor de Media is het vijfde uitvoeringsbesluit het be- langrijkste. Er werd trouwens tijdens de bespreking van uw decreet vanop alle banken op dat uitvoeringsbesluit gealludeerd en iedereen heeft zijn wensen naar voren gebracht.
Ik wil u geen ,,procès d ’intention” aandoen. Ik ben alleen verbaasd ge- weest dat het er niet is. Ter zake wens ik misschien een beetje over de strikte grens van de normale parle- mentaire traditie heen een vraag te stellen waarop u mij gemakkelijk zou kunnen antwoorden door te zeggen dat ik u niet over de bedoelingen mag ondervragen. Ik vraag u of wij een dergelijk vijfde uitvoeringsbesluit al dan niet van u te verwachten hebben. Schrijft u zich in bij de opmerkingen die ik daarnet heb geciteerd en die door uw medewerkers her en der worden gelanceerd ? Ik voeg hieraan toe dat een dergelijk uitvoeringsbe- sluit én naar de letter én naar de geest van het decreet op de media noodzakelijk is.
Ik kom aan mijn derde opmerking. De rol die u in uw voorontwerpen van besluiten aan de Mediaraad voorbehoudt is er uiteindelijk één van het vijfde wiel aan de wagen. Het is wel degelijk een weinig belangrijke rol. Inderdaad, als men het goed leest, dan mogen zij af en toe advies geven. Met wat nu voorligt echter kan u dat advies perfect niet volgen.
Van den Bossche
Daar ga ik akkoord. Het is uw poli- tieke verantwoordelijkheid om te be- slissen. Het enige wat ik vraag is dat men daar ten minste zo fair zou zijn dat, ook in het politieke debat, als men van het advies afwijkt dit te mo- tiveren. Dat lijkt mij perfect moge- lijk. U neemt een beslissing gesteund op een aantal gronden. Het is dan ook goed aan iedereen mee te delen, ook aan uw eigen Mediaraad waar- mee u toch zult moeten werken, waarom u van hun advies afwij kt. De uiteindelijke beslissing blijft bij u. Dat betwist ik niet. Ik vraag alleen of het niet beter ware de verantwoor- dingsplicht in te voeren. Dat lijkt mij in een open maatschappij en in de open discussie die wij in de politiek meer en meer zouden moeten noodzakelijk.
Een tweede opmerking in die rol van de Mediaraad gaat over de lange ter- mijn waarvoor u uiteindelijk een ver- gunning aflevert. U weet dat daar verschillende zaken meespelen. Het is terecht, en ik kan daar inkomen, dat men u vanuit de maatschappij die kandidaat is om de vergunning te krijgen, zegt dat u niet mag vergeten dat er moet geïnvesteerd worden en dat die investeringen slechts over x aantal jaren afschrijfbaar zijn. Er wordt u dus een garantie gevraagd voor een genoeg aantal jaren om die investeringen te kunnen waarmaken. Dat geldt ook voor de winstgeneratie te meer de collega ’s die deze sector volgens zullen het met mij eens zijn, het eerste en misschien ook het tweede jaar ik laat het derde bui- ten beschouwing het initiatief geen winst zal genereren. De gebeurlijke winst die er moet worden uitgehaald zal dus een uitgestelde winst zijn die slechts na één of twee jaar zal begin- nen. Dat daarvoor dus vanuit de maatschappij een zekere periode wordt gevraagd ondersteun ik. Dat is ook de logica op het ogenblik dat u een uitvoeringsbesluit moet maken. Ik denk alleen dat de termijn die u nu hebt genomen relatief lang is. Ik weet wel dat men u vanuit
kringen de opmerking heeft gemaakt dat hij te kort is. Dat is een belang- hebbende partij. Ik zal mij daarop dus niet verder vastpinnen. Ik denk dat de waarheid tussen de twee ligt.
heid tussen de twee ligt. U had de termijn zeker kort kunnen nemen. Ik denk aan tien jaar. Ik klamp mij ech- ter niet vast aan een getal maar ik meen dat u het toch vrij breed hebt genomen te meer als men dat combi- neert met de stilzwijgende verlenging waarin u voorziet. In wan- neer in uw systeem de Minister niet zegt dat hij overweegt niet te verlen- gen wordt er telkens automatisch ver- lengd. Daarin zitten twee elementen. Ten eerste, het is alleen de Minister die kan overwegen niet te verlengen. Hij alleen kan de opmerking maken. Ten tweede, het gebeurt altijd stil- zwijgend. Waarom niet een procedu- re bepalen waarbij telkens opnieuw de discussie wordt heropend over het al dan niet verlengen de facto en waarbij een evaluatie moet gebeuren. Nu gebeurt de evaluatie in de stilte van het Kabinet van de Minister die op dat ogenblik de bevoegdheid voor cultuur zal hebben. Daardoor wordt enorm veel bevoegdheid naar de Mi- nister doorgeschoven. Hij alleen kan, gewoon door zijn stilzwijgen, verhin- deren dat er niet wordt verlengd. Zijn stilzwijgen betekent bijna eeu- wig de vergunning verlenen. Dat be- tekent vooral dat indien er overtre- dingen gebeuren de Minister de enige zal zijn die zich daaraan zal kunnen ergeren en als enige een initiatief zal kunnen nemen. Er is dus blijkbaar geen enkele mogelijkheid voor ande- re belanghebbenden om klacht neer te leggen op dat moment. Er is geen enkele mogelijkheid voor de
raad of voor welke Raad dan ook om
u erop te wijzen dat er blijkbaar over- tredingen gebeuren en zij u verzoe- ken beslissingen te treffen. Het stoort mij dat wat wij in het decreet hebben bepaald dagelijks kan overtreden worden door de zendgemachtigde en men als zendgemachtigde alleen maar moet zorgen goed overeen te komen met de meerderheid, wie die ook mag zijn. Het is geen argument
,,ad hominem” : meerderheden kun- nen wijzigen en het is mij om het even wie er deel van uitmaakt. Met bepaalde maatschappijen in Gent die het filmnieuws verzorgen hebben wij meegemaakt dat zij niets anders spe- len dan meerderheidsgetrouwheid en wanneer de partij waartoe ik behoor aan het bewind was in Gent dan was die getrouwheid ook naar ons toe
richt. Wanneer wij geen deelname meer hebben aan het bewind in Gent is er uiteraard geen enkel belang meer, bestaan wij niet meer, is er ook geen enkele nieuwswaarde meer in wat we al dan niet denken.
Mijnheer de Minister, u schrijft daar een systeem in waarbij het machts- misbruik van de meerderheid op in- formatie en media de facto wordt geïnstalleerd onafhankelijk of u deel uitmaakt van de meerderheid of an- deren. Als de geschiedenis van na de tweede wereldoorlog zich voortzet dan is er maar één partij die daardoor garanties heeft dat ze altijd zal ge- diend worden. Het is dus merkwaar- dig dat precies u een systeem moet uitdenken waardoor die partij er al- tijd zeker van is gediend te zijn. Ik meen trouwens dat het niet de op- dracht is van een medium om een meerderheid te dienen, ook niet van ‘een commercieel medium. Ze zijn zo- danig afhankelijk van de meerder- heid dat zij ertoe verplicht zullen zijn, want voor het overige mag je je alles permitteren. Als je maar zorgt dat je daar goed belandt, dan zal men je daar wel veel vergeven. Ik wil nog buiten beschouwing laten dat op dat ogenblik spelletjes kunnen worden gespeeld door bij voorbeeld de laat- ste twee jaren veel te investeren en de Minister dan te smeken de vergun- ning niet in te trekken omdat er uiter- mate veel werd geïnvesteerd. Dat systeem moet volgens mij worden herzien. Ik pleit in dezelfde richting als collega De Beul. Hij heeft als eer- ste de idee gelanceerd om de fameu- ze Geschillenraad, die u als eerste heeft geïntroduceerd, vrij breed uit te smeren. Zoals collega De Beul in- sinueerde kunnen wij de discussie omtrent de BRT-objectiviteit daar- aan toevertrouwen. Ik ga echter nog een stap verder. Waarom zou men er niet een autoriteit kunnen van maken die in dat media-landschap als recht- bank zetelt. Uiteindelijk heb ik liever dat overtredingen worden vastgesteld en gesanctioneerd door een recht- bank desbetreffend, door een orgaan dat rechtssprekende kracht geeft, dan door de Minister. Wij moeten opletten dat wij de uitvoerende macht daar geen greep laten doen
dat is wat ik vrees met uw vooront- werp van besluiten naar een
Van den Bossche
voegdheid van de rechterlijke macht, zoals reeds is gebeurd met de wetge- vende macht. Het is een uitbreiding langs twee kanten, het toekennen van een grotere greep aan de over- heid, wat nooit goed is en inherent is aan misbruiken. Het gaat er niet om dat ik u zou verdenken van welk misbruik dan ook. Dit is een interpel- latie over uw ministerschap heen, tenzij u de ambitie zou hebben 20 jaar lang Minister van Cultuur te blij- ven. Ik laat dat in het midden.
Mijn vierde opmerking sluit aan bij de vorige. Mijnheer de Minister, u voorziet evenmin een onafhankelijke redactie voor het nieuws. Dat lijkt mij nochtans een noodzaak. Te biechten.gaan bij de kranten zou col- lega Van Rompaey wel graag heb- ben. Als je het krantenspectrum in België kent dan ga je te rade voor 85 procent bij één filosofische richting, één religieuze richting, dan komt u daarbij gedeeltelijk te pas en ik mis- schien ook nog voor een restje. Dat is natuurlijk geen weergave van de politieke krachtsverhoudingen in Vlaanderen. Tot nader order scoort de partij van collega Van Rompaey geen 85 procent bij de verkiezingen en ik vrees dat ze het bij de volgende verkiezingen ook niet zullen halen. Dat is dus een scheeftrekking. De enige garantie die je hebt opdat het nieuws niet opnieuw zou betekenen dat men de belangen dient van wie dan ook is in zekere mate een onaf- hankelijke redactie van nalisten te installeren. Dat voorziet u niet en ik vind het uitermate jammer. Het is één van de essentiële punten waaraan ik aanstoot neem in uw uit- voeringsbesluiten. Er kan nog veel gebeuren tussen het voorontwerp en de uiteindelijke uitvoeringsbesluiten. Vandaar dat mijn interpellatie meer als een gedachtenwisseling moet wor- den beschouwd dan als een interpel- latie tegen de Minister. Ik hoop dat u deze zaak aandachtig zal volgen en er ook daadwerkelijk iets aan zult doen.
Mijnheer de Minister, de Vlaamse beeldindustrie ligt nauw aan mijn hart ; dit is ook voor u het geval, meen ik. U hebt percentages voor-
zien, maar wat u niet hebt voorzien is hoe bepaalde sectoren van de uit- zendingsactiviteiten die uitermate be- langrijk zijn, zoals de fictiesector, aan bod zullen komen. Ik zal het niet hebben over de percentages, maar wat ontbreekt is de garantie dat er een deel fictie van de eigen Vlaamse beeldindustrie zal komen in de niet- openbare TV. Zij zullen daardoor de neiging hebben zich te bevoorraden op eigen bodem maar voor weinig kosten. Deze producties zijn weinig interessant voor de creativiteit en voor de ontplooiing van de Vlaamse
Het maken van bij voorbeeld een count down zoals in Nederland geeft slechts werk aan en- kele cineasten, enkele grimeurs en geluidstechnici, maar dat is geen ech- te stimulans voor de beeldindustrie. Op dat vlak is er een lacune in uw voorontwerp en ik vraag mij af of zij gewild is of niet. U is natuurlijk ge- confronteerd met twee problemen, namelijk de onderkapitalisatie, waar- door geld moet worden gezocht bui- ten de krantenwereld. Het moet waarschijnlijk worden verkregen via achtergestelde leningen of inbreng van kapitaal. Het geld zal slechts ter beschikking worden gesteld tegen toeleveringscontracten met bepaalde grote buitenlandse reuzen. Het twee- de probleem is dat het veel duurder is om één uur fictie van eigen bodem aan te kopen dan één uur quizpro- gramma uit te zenden. Het verschil in prijs is uitermate groot. Wij hech- ten beiden zeer veel belang aan de ontplooiing van de Vlaamse beeldin- dustrie en de tewerkstelling, de crea- tieve en artistieke mogelijkheden die er verband mee houden. Daarom is het nodig dat minimum quota wor- den voorzien voor de fictieuitzendin- gen van de niet-openbare TV (Ap- plaus bij de SP).
De Voorzitter : De heer De Beul heeft het woord.
De heer A. De Beul (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega ’s, ik wens mij aan te sluiten bij de bekommerin- gen hier naar voren gebracht door collega Van den Bossche. De meeste daarvan lij ken mij erg fundamenteel.
Ook wij willen met nadruk pleiten
voor een concrete uitvoering van ar- tikel 9. Het was het moeilijke artikel in het kabeldecreet. Daarvan hing destijds het al dan niet aan de alarm- bel trekken af. Wij hebben het opge- lost, maar wij verkeerden op dat ogenblik in de mening dat het artikel in al zijn geledingen zo correct moge- lijk zou worden uitgevoerd. Wij be- treuren dan ook ten zeerste, ten eer- ste, dat wij moeten vaststellen dat er geen uitvoeringsbesluit is hoewel het uitdrukkelijk in paragraaf 1 van arti- kel 9 wordt bepaald voor de verhou- ding informatie, vorming en ontspan- ning. Die verhouding is er wel en ik vind dat nogal cru in een be- paalde vorm, namelijk in het voor- ontwerp van uitvoeringsbesluit wat de procedure tot erkenning betreft. Daar wordt als voorwaarde opgelegd een nota waarin de aanvrager om- schrijft op welke manier hij zal beant- woorden aan de voorwaarden gesteld in artikel 9 van het decreet van 28 januari 1987. Mijnheer de Minister, dit is strijdig met de bedoeling van het decreet waarin wordt bepaald dat u voorwaarden moet opleggen waar- aan men moet voldoen om de erken- ning te krijgen. U draait het om en zegt tegen degene die u om een er- kenning vraagt, zeg mij eens wat u daarmee wilt doen. Wij hopen dat u dat tenminste zult herzien.
Wat de discriminatie betreft is het inderdaad moeilijk om een uitvoe- ringsbesluit te maken, maar precies op dat punt zou u aan de betrokken niet-openbare televisieverenigingen kunnen vragen een charter te onder- tekenen waarbij zij bevestigen para- graaf 2, lste lid, van artikel 9, in ver- band met de niet-discriminatie, toe te passen. Ik geef toe dat zulks een relatieve waarde heeft, maar dat is volgens mij het minste wat men op dat vlak zou kunnen vragen.
Er is ook geen sprake van het laatste lid van artikel 9 in verband met de onafhankelijkheid van de redactie. In het eerste uitvoeringsbesluit staat daar wel iets over. Eén van de door u gestelde voorwaarden luidt : onde zijn personeel één of meerdere beroepsjournalisten tellen of één of meerdere personen die in de voor- waarde zijn deze titel te verwerven.” Dat is de meest eenvoudige voor-
De Beul
waarde die men op dat vlak kan stel- len. Men vraagt niet eens een be- hoorlijke redactie ; men vraagt één journalist en als dat niet kan mag het ook iemand zijn die dat certificaat of die erkenning wel zou kunnen halen. Het ontgoochelt mij dat voor die ene grote commerciële zender niet méér wordt gevraagd. Wij verwachten van de commerciële zender als hij er komt en ook van de regionale zen- ders, dat zij zullen werken met een redactie die zoals het in het de- creet staat handelt volgens de re- gels van de journalistieke plichten- leer en met gewaarborgde redactio- nele afhankelijkheid. U moet toege- ven dat de voorwaarden, gesteld in de voorontwerpen van uitvoeringsbe- sluit, vrij simpel en bijna onbestaande zijn.
Mijnheer de Minister, ik heb daar- straks gezegd dat ik mij gerold voelde door het spel dat in de Mediacommis- sie is gespeeld.
Welnu, ook wat de toepassing van artikel 9 betreft voel ik mij enigszins gerold, in die zin dat ik tijdens de bespreking van het kabeldecreet een amendement heb ingediend om de Geschillenraad bevoegdheid te geven voor de controle op de toepassing van gans het artikel 9. De meerder- heid heeft dat amendement verwor- pen. Nu stel ik vast dat ik gelijk had. Mijn vrees was gegrond, want er wor- den inderdaad geen expliciete voor- waarden opgelegd. Men voert artikel 9 onvolledig uit.
Als het er zou op aankomen te oor- delen over artikel 9 dan berust de bevoegdheid jammer genoeg uitslui- tend zoals de heer Van den Bos- sche reeds heeft gesteld bij de be- trokken Minister, die altijd tot de ene of de andere meerderheid behoort. De partijen die gerechtigd zijn te kla- gen en de discriminatie aan de kaak te stellen, kunnen nergens terecht, tenzij bij iemand van de meerder- heid. Indien dat een correct persoon is, is er kans dat er iets gebeurt, maar indien het iemand is die zich aan al- lerlei politieke druk gelegen laat, is de kans groot dat er niets gebeurt.
Mijnheer de Minister, de uitvoerings-
besluiten zijn nog niet definitief. Ik zou toch tot enige voorzichtigheid willen aanmanen en druk formeel de hoop uit dat u een poging zou wagen ik verwacht dat ook van de Media- raad om een vijfde uitvoeringsbe- sluit te formuleren en de rest van uw uitvoeringsbesluiten dienovereen-
komstig aan te passen.
De Voorzitter : De heer Van Ele- wyck heeft het woord.
De heer J . Van Elewyck (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Minister, mevrouw de Minis- ter, geachte collega ’s, gisteren heb ik hier een mondelinge vraag gesteld over de Mediaraad. Ik heb de Ge- meenschapsminister van Cultuur een reeks vragen gesteld telkens met ver- wijzing naar het decreet betreffende de Mediaraad. Uit het antwoord dat hij mij heeft gegeven, blijkt dat de Mediaraad op dit ogenblik niet ope- rationeel kan zijn. Voor de goede or- de verwijs ik naar artikel 7 van het desbetreffende decreet. Dat artikel bepaalt dat de Mediaraad bestaat uit een voorzitter, een algemene verga- dering en het comité van experten. De Mediaraad is op dit ogenblik nog niet samengesteld. De Mediaraad, zo heeft de Minister hier gisteren ver- klaard, heeft nog geen begroting en heeft nog geen reglement van inwen- dige orde voorgesteld. Dat reglement moet door de Executieve zijn goed- gekeurd vooraleer de Mediaraad kan overgaan tot de verkiezing van haar mandatarissen : de voorzitter, de on- dervoorzitters en dies meer. Krach- tens het decreet bestaat de Media- raad dus nog niet. Ik wil hier op de- zelfde rustige toon als collega Van den Bossche tijdens zijn interpellatie heeft gebruikt, de Minister er aan herinneren dat toen het ontwerp van decreet betreffende de Mediaraad hier werd besproken, elke fractie de nadruk heeft gelegd op het enorm belang dat ieder van ons hecht aan die raad en het goed functioneren er- van. U was er toendertijd nog niet bij, maar het zou uwerzijds fout zijn mocht u deze verzuchting van de Vlaamse Raad naast u neerleggen. Het is niet alleen goed in eigen hert te kijken ; het is ook goed er de han- delingen eens na te lezen betreffende de besprekingen van toen.
Ik wil u nu in dezelfde gemoedsrust waarmee deze bespreking wordt ge- voerd toch waarschuwen dat, mocht u uw zin doordrijven en zeggen dat op 30 juni of wanneer ook de advie- zen moeten zijn uitgebracht, anders pas ik artikel 3 toe omdat de adviezen niet bestaan, u eraan moet denken dat wanneer u naar de Raad van Sta- te gaat met adviezen die niet zijn ver- strekt omdat het orgaan nog niet ope- rationeel is, u niet zal kunnen ont- snappen aan bepaalde opmerkingen van de Raad van State. Als u nader- hand dan beslissingen zou nemen met verwijzing naar een advies van een nog niet bestaande Mediaraad, dan vraagt u eigenlijk om het indienen van klachten bij de Raad van State. Ik zeg dit nu niet om u meer belang te doen hechten aan mijn vraag van gisteren, dan u er hebt aan gehecht.
De heer P. Dewael : Ik hecht belang aan alle vragen.
De heer J . Van Elewyck : Ik dank u wel. Wij kennen mekaar stilaan.
Minister P. Dewael : Juist daarom.
De heer J . Van Elewyck : Ik dacht dat het nuttig en nodig was om u op dit ogenblik te waarschuwen en om te proberen te voorkomen dat u wat dit betreft domme dingen zou doen, want daar zou niemand enige baat bij hebben. (Applaus bij de SP)
De Voorzitter : Minister Dewael heeft het woord.
Minister P. Dewael (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, ik verontschuldig mij dat ik vandaag op een aantal interpellaties nogal bondig en beknopt antwoord. Dit is niet mijn gewoonte. Soms heeft u er mij op gewezen dat ik iets té uitvoerige antwoorden verstrek. Vandaag houd ik mij aan een zekere bondigheid en dit om zeer specifieke redenen.
De interpellatie van collega Van den Bossche handelt over voorontwerpen van uitvoeringsbesluiten waarover in de pers commentaren zijn versche- nen. Collega Van den Bossche heeft dat op een zeer rustige manier weer- gegeven. Het kan evenwel niet an- ders dan dat daarover in de pers com-
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Voorontwerpen uitvoeringsbesluiten niet-openbare televisieverenigingen 1579
Dewael
mentaren zijn verschenen, mits deze voorontwerpen aan de Mediaraad werden overgemaakt. Gezien de sa- menstelling van de Mediaraad kan men dit niet binnenskamers houden. Al bij al gaat het toch om intenties van een lid van de Executieve en over de manier waarop een lid van de Exe- cutieve aan het mediadecreet gestalte wil geven. Zoals alle interpellanten er hebben op gewezen, kunnen wij dit mediabeleid slechts voeren wan- neer de Executieve de uitvoeringsbe- sluiten nadat ze al dan niet in func- tie van de opmerkingen van de
zijn aangepast zal hebben goedgekeurd.
Ik denk dat het niet verstandig is over de inhoud ervan te debatteren daar- door zouden wij immers de rol van de Mediaraad, die wij toch belangrijk achten, miskennen.
Ik wil er bovendien de nadruk op leggen dat ik de Mediaraad, niette- genstaande het feit dat ik een tijd- spanne heb bepaald binnen dewelke zij mij advies moet uitbrengen, au sérieux neem. Ik heb geen enkele reactie gekregen op basis van de re- denering dat één maand niet zou vol- staan om mij ter zake een advies te geven. Wanneer men evenwel ernsti- ge redenen zou inroepen door het feit dat die maand ontoereikend wordt geacht, zou ik bereid zijn het toe- staan van een nieuwe tijdspanne te overwegen. Zover zijn wij echter nog niet. Ik heb vernomen het Co- mité van experten reeds éénmaal heeft vergaderd, iets wat deze avond overigens opnieuw gebeurt. De bij- eenkomst van de Mediaraad zelf is aangekondigd voor 30 juni. Laat ons op dit alles dus niet vooruitlopen.
Wat betreft het zogenaamde vijfde uitvoeringsbesluit, kan ik de collega ’s Van den Bossche en De Beul gerust- stellen. De waarschuwingen in dat verband illustreren ten volle dat het niet past vragen te stellen of te inter- pelleren op een ogenblik dat één en ander nog niet is afgerond.
Collega Van den Bossche, in de be- geleidende brief bij het overmaken van de voorontwerpen van besluit aan de Voorzitter van de Mediaraad,
heb ik het volgende gesteld. Ik ci- teer ., leg u nog geen voorontwerp van besluit van de Vlaamse Executie- ve betreffende de verscheidenheid in zendschema van de programma ’s van de niet-openbare gen, artikel 9, paragraaf 1 van het decreet, voor advies voor. Ter zake zou ik van de Mediaraad een advies willen ontvangen op welke manier de omschrijving dient te gebeuren van de soorten programma ’s zoals voor- zien in artikel 9, paragraaf 1 van het decreet van 28 januari 1987.” Ik ben dus wel degelijk van zin ook dat punt van het decreet uit te voeren. Zoals het een Minister, die zijn adviesraden au sérieux neemt, past heb ik aan de Mediaraad gevraagd mij te verduide- lijken hoe men dit precies zou kun- nen omschrijven vorming, ont- spanning of informatie om ter za- ke tot een legistiek zo verfijnd moge- lijke vertaling in een uitvoeringsbe- sluit te kunnen komen.
Wat dat betreft is de vrees dus in ieder geval voorbarig. Voor het ove- rige heb ik nota genomen van al uw wensen, bemerkingen en suggesties en ik zal op het ogenblik dat het ad- vies van de Mediaraad mij wordt overgemaakt die eveneens ,,au sérieux” nemen. Waar mogelijk zal ik ze trachten te verwerken in de ont- werpen van uitvoeringsbesluiten die aan de Vlaamse Executieve in een volgende fase zullen moeten worden overgemaakt.
Ik ben van oordeel dat collega De Beul zich hier ook vergist en wens daarbij nog te stellen dat de vrees voor de nieuwsredactie in mijn ogen ook voorbarig is.
Wij hebben inderdaad in de Commis- sie beslist ik herinner het mij zeer goed de Geschillenraad enkel be- voegd te maken voor artikel 9 2 en niet om te waken over artikel 9 1 betreffende de verscheidenheid in de programmatie. Wij hebben immers gesteld dat wij geen behoefte hebben aan kwaliteitscontrole. Inzake de in- formatieve programma ’s en de nor- men en criteria die ter zake in het decreet duidelijk worden bepaald, hebben wij de garantie van de Ge- schillenraad die daarover zal moeten waken.
Er was een duidelijke keuze om, wat betreft artikel 9 1 en de verschei- denheid in de programmatie, de schillenraad niet bevoegd te verkla- ren.
Collega Van Elewyck, ik heb u giste- ren een antwoord gegeven op een aantal van uw bekommernissen met betrekking tot de Mediaraad. U heeft mij gevraagd of er al een Reglement van orde bestaat, of de functies reeds zijn ingevuld en dergelijke meer. Ik heb u geantwoord dat de Mediaraad voor het eerst zal vergaderen op 30 juni aanstaande.
Laten wij ons hier niet bezondigen aan overdreven formalisme. Het is de bedoeling het decreet, houdende de oprichting van de Vlaamse
raad, te respecteren. Ik ben ervan overtuigd dat het hier gaat om vol- wassen mensen die zullen doen wat door het decreet en de decreetgever van hen wordt verwacht.
Op dit ogenblik heb ik die Mediaraad enkel geïnstalleerd. Als de raad ech- ter nog niet vergaderd heeft, dan kan hij uiteraard aan een aantal van die zaken nog geen uitvoering hebben verleend.
U waarschuwt mij en spreekt in vol- gende termen : ,,als u dat niet doet en hier geen rekening mee houdt, let er dan toch voor op want dan zouden die besluiten wel een aangetast kun- nen zijn met . . Ik zal uw waarschu- wing indachtig zijn.
Toch wens ik nog in alle duidelijkheid te zeggen dat overdreven formalis- men in deze context mij toch niet op hun plaats lijken. (Applaus bij de meerderheid)
De Voorzitter : De heer Van den Bossche heeft het woord.
De heer L. Van den Bossche (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, ik moet u zeggen dat de Mediaraad op heden niet operationeel is en kan zijn, daarover zijn wij het eens. Dat betekent dat de termijn van één maand slechts kan beginnen lopen van zodra hij geïnstalleerd is.
U vraagt van niet overdreven forma- listisch te zijn. In het recht is dat for- malisme ingevoerd om de minder-
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Voorontwerpen uitvoeringsbesluiten niet-openbare televisieverenigingen 1580
Van den Bossche
heid en de zwakken te beschermen. Dat is de enige reden waarom ik er op sta dat in het recht een zekere mate van formalisme wordt nage- streefd. Daar is het belangrijk. Bui- ten het recht hou ik evenmin als u van formalisme. De waarschuwing van collega Van Elewyck is niet ten onrechte. Indien zou blijken dat men de termijn laat lopen en toepasselijk maakt op een orgaan vooraleer het bestaat dan zou u natuurlijk achteraf droevige uitslagen kunnen krijgen van de Raad van State. Ik vind niet dat wij dat moeten riskeren.
Het gaat niet om een dreiging van collega Van Elewyck. Men moet zijn woorden interpreteren als uitgespro- ken in dezelfde toonaard waarmee de interpellatie doorgaat en ook de tus- senkomst van collega De Beul is ge- houden.
Wij waarschuwden er enkel voor geen al te grote ijver aan de dag te leggen en geen te kleine termijn te bepalen. Een termijn van een maand voor een Mediaraad, daar waar u voor uzelf vijf maanden hebt geno- men, is toch weinig. Ik vermoed dat u een uitmuntend Kabinet heeft maar blijkbaar heeft het toch vijfmaal meer tijd nodig dan een Mediaraad, die naar ik vermoed, niet dezelfde uit- muntendheid heeft als uw Kabinet. Indien ik mathematisch zou rekenen zou ik moeten zeggen dat die Media- raad vijfmaal zo goed is als uw Kabi- net. Quod non ?
Mijnheer de Minister, ik hoop dat deze interpellatie wel degelijk gevolg zal hebben in die zin dat u tijdig een aantal opmerkingen vanuit de oppo- sitie heeft gekregen en u met een aantal ervan rekening zal houden bij het maken van uw uiteindelijk ont- werp en bij het nemen van uw uitein- delij k besluit.
De nieuwsredactie ligt mij en collega De Beul zwaar aan het hart. Men zal daar een volwaardige televisie heb- ben met een volwaardig nieuws en men zal op de BRT reeds lang heb- ben uitgelegd wij hebben dat sa- men voorgesteld dat men met de redactie die daar is niet echt altijd de opdracht aankan. Onderschat dan
echter niet de opdracht die gelijkaar- dig is voor de niet-openbare televisie. Ook daar zal nood zijn én aan profes- sionalisme aan én aan een aantal per- sonen. Ik kan best aanvaarden dat u gelijk hebt wanneer u wenst geen
,,keizer koster” te zijn die zegt dat de dienst minimum 20 en maximum 25 journalisten moet hebben. That ’s so- mething else. Het wordt echter ridi- cuul te zeggen dat er maar één nood- zakelijk is om te worden erkend. Dat is natuurlijk de ridiculiteit tot deugd verheven. Indien u tot de CVP-frac- tie zou behoren zou ik u onmiddellijk zwaar verdacht hebben met het pro- beren de Standaargroep alle nieuws te laten geven op de niet openbare televisie. Wat dat inhoudt lezen wij dagelijks. Dat heeft niets met objec- tiviteit te maken. Hier wens ik de nadruk op te leggen.
Mijnheer de Minister, ik hoop dat u zeker op dat punt rekening zal moe- ten houden met het feit dat uw niet- openbare televisie, en de nieuwsop- dracht ervan, niet mag worden geri- diculiseerd, maar garanties moet bie- den voor iedereen, waar hij zich ook bevindt in het politieke spectrum, of hij tot de meerderheid of de minder- heid behoort, of hij groot of klein is. De objectiviteit moet worden nage- streefd en daaraan moeten wij allen samenwerken.
De Voorzitter : Minister Dewael heeft het woord.
Minister P. Dewael : Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het fout zou zijn en collega Van den Bossche weet dat, het is tijdens de bespreking van het kabeldecreet meermaals aan bod gekomen er altijd opnieuw van uit te gaan dat zij die verantwoor- delijk zullen zijn voor de uitbouw van de commerciële televisie kleine jon- gens zijn die op allerlei mogelijke ma- nieren moeten worden bevoogd en betutteld, en dat wij dus met andere woorden een aantal zaken zeer gede- tailleerd moeten inschrijven.
Dit is onder meer het geval inzake de nieuwsredactie. Als in het voor- ontwerp is vermeld ,,minstens één”, dan gaat men er van uit dat ,,één” niet voldoende is. Dat zal toch wel te gepasten tijde door de betrokke- nen zelf worden bepaald.
Inzake het aandeel in de eigen pro- dukties onderstreept collega Van den Bossche het belang van de fictie. Dat echter allemaal in percentages verta- len en bepalen is een aartsmoeilijke opdracht. Het feit dat privaatrechte- lijke televisie zal moeten leven van advertentieïnkomsten dus kijkers plezieren en overtuigen is de beste garantie om kwaliteit te garanderen.
De Voorzitter : Geachte collega ’s, al- vorens het incident voor gesloten te verklaren wens ik de heer Van den Bossche mede te delen dat ik vrij lang heb geaarzeld om zijn interpellatie te laten plaatsvinden omdat het hier in- derdaad gaat over voorontwerpen van besluiten. Uiteindelijk was ik van mening dat we hier te maken hebben met documenten die reeds tot het pu- blieke domein behoorden. Het zou dan ook zonderling zijn geweest dat men daarover overal kon praten be- halve in de Vlaamse Raad.
De heer L. Van den Bossche : Dank u wel.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Interpellatie van mevrouw M. Vogels tot de heer P. Dewael, Gemeen- schapsminister van Cultuur, over de toepassing van besluiten van rang schikking van landschappen of monu- menten en de daarop gemaakte uit- zonderingen
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Vogels tot de heer Dewael, Gemeenschapsmi- nister van Cultuur, over de toepas- sing van besluiten van rangschikking van landschappen of monumenten en de daarop gemaakte uitzonderingen.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw M. Vogels (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, collega ’s uw beleidsterrein is zeer wijd en van het medialand- schap naar het geklasseerde land- schap is een hele sprong.
Zowel de wet van 7 augustus 1931 op
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Voorontwe en uitvoeringsbesluiten niet-openbare televisieverenigingen Toepassing esluiten rangschikking landschappen of monumenten
1581
Vogels
het behoud van monumenten en landschappen als het decreet van 13 juli 1972 tot wijziging van de voor- noemde wet, voorzien dat de Koning om bepaalde redenen toelating kan verlenen om af te wijken van de be- perkingen die op een beschermd landschap rusten. Deze mogelijkheid is terecht, daar het instandhouden van een landschap soms maatregelen vereist die kunnen ingaan tegen alge- meen geldende beperkingen, die op de meeste beschermde landschappen van toepassing zijn. Ook is het soms mogelijk dat sommige kleine ingre- pen niet afdoen aan de waarde en het karakter van een beschermd landschap.
Uit de geest van de wet en de toepas- sing van artikel 6 van deze wet, door al uw voorgangers, blijkt duidelijk dat het uiteindelijke doel van de wet het beschermen en instandhouden van merkwaardige landschappen door deze afwijkingen niet mag ge- schaad worden. Tevens voorziet de wet dat een landschap kan gedeklas- seerd worden wanneer dit nodig is voor het landsbelang of in geval van heirkracht. Waarschijnlijk moeten wij u er niet van overtuigen dat in een dichtbevolkt landsgedeelte als het onze, de weinige beschermde landschappen die wij bezitten deze bijzondere zorg verdienen.
Om dezelfde redenen treden er dan ook vaak conflicten op tussen het al- gemeen belang en verschillende maatschappelijke of privébelangen die aanspraak maken op het gebruik van bepaalde landschappen. Het meest recente voorbeeld is dit van de promotoren van de golfsport in Vlaanderen, die gezien hun behoefte aan grote aaneengesloten oppervlak- ten, vaak in conflict komen met de belangen van de landbouw of met doelstellingen van de wet op het be- houd van monumenten en landschap- pen. Dit probleem zal u zeker niet onbekend zijn. Wij verwijzen hier naar uw houding in verband met het Floordambos te Melsbroek, waar u de ingezette beschermingsprocedure tot een goed einde gebracht hebt, on- danks de druk van machtige groepen die het golfproject steunden. Onze waardering daarvoor.
U kan dan waarschijnlijk ook wel on- ze verbazing begrijpen die ontstond toen we via de pers vernamen dat u de aanleg van een golfterrein in het beschermde landschap Bossenstein te Ranst wel toegelaten had. Het do- mein Bossenstein, dat gelegen is rondom het historisch waterslot, werd reeds in 1962 beschermd om zijn esthetische waarden. Het water- kasteel werd enkele jaren daarvoor in 1958 als monument beschermd. Het gaat hier om een uitzonderlijk geheel, waarvan de bescherming reeds op het einde van vorige eeuw gevraagd werd. Over het kasteel en zijn omgeving bestaat een uitgebrei- de literatuur, waarin vele deskundi- gen reeds een eeuw lang wijzen op het uitzonderlijk belang van het kas- teel en de daarbij horende site. Over de gang van zaken in verband met het toelaten van een golfterrein in dit beschermde gebied, zitten wij met heel wat vragen.
Via de pers vernamen we dat de aan- vrager van het golfterrein reeds in december van vorig jaar met de werken begonnen was. Deze zouden op bevel van uw Bestuur van Monu- menten en Landschappen stilgelegd worden. Tevens werd er klacht neer- gelegd tegen deze onwettelijke werk- zaamheden bij de Procureur des Ko- nings te Antwerpen. Als men inder- daad kennis neemt van de voorgeno- men plannen dan was dit een terechte stap, waarvan wij vermoeden dat hij door u gesteund werd. Uit deze plan- nen blijkt dat het beschermde land- schap voor ongeveer 80 procent zou ingenomen worden door golfterrei- nen. Dit brengt uiteraard zulkdanige reliëfwijzigingen mee dat de estheti- sche waarden van het landschap vol- ledig zou verdwijnen.
De eigenaar van het kasteel en het landschap zou zich na het stilleggen van de werken tot u gewend hebben om alsnog toelating te bekomen voor het aanleggen van het golfterrein. Toen wij de eerste berichten daar- over in de pers lazen waren wij ervan overtuigd dat de eigenaar de toela- ting nooit zou bekomen. Daarin wer- den wij gesterkt door uw houding in verband met het Floordambos. Ter plekke was er heel wat weerstand. De plaatselijke Landelijke Gilde liet
protest horen omdat door de even- tuele aanleg van het golfterrein weer heelwat grond aan de landbouw zou onttrokken worden. De eerbiedwaar- dige Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedeschoon deelde u haar bezwaren mee, daarbij vooral oog hebbend voor de uitzonderlijke esthetische waarde van de water- burcht en het daarbij horende land- schap. Volgens een artikel in de Ga- zet van Antwerpen van 4 juni laatst- leden zou de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen tot driemaal tot een negatief advies uitgebracht hebben. Ook het Ge- meentebestuur van Ranst, dat aan- vankelijk weinig problemen had met de aanleg van het golfterrein, wijzig- de zijn houding. Bovendien had u reeds in december een vraag tot ver- bouwing van een van de bijgebouwen tot clublokaal terecht geweigerd. Daarom waren wij verbijsterd en ver- rast toen we begin juni vernamen dat u op 22 mei de vergunning verleend had tot het uitvoeren van de werk- zaamheden, nodig om het golfterrein aan te leggen.
Resumerend betekent dit immers dat u de mogelijkheid die de wet u biedt om bepaalde erfdienstbaarheden die rusten op beschermde landschappen op te heffen, oneigenlijk gebruikt hebt door de aanleg van het golfter- rein dat in feite betrekking heeft op
80 procent van het geklasseerde ter- rein. Daardoor wordt het landschap volledig vernietigd. Indien u conse- quent was geweest, had u de proce- dure tot deklassering ingesteld en had u niet gebruik gemaakt van arti- kel 6. Blijkbaar hebt u dat niet ge- durfd, want in dit geval zou het dui- delijk geweest zijn dat een beschermd landschap moest wijken voor een golfterrein. Bovendien hebt u zich, ons inziens, bij uw besluit laten leiden door het belang van één persoon : de golfpromotor, en daarvoor het alge- meen belang, dat u in feite geacht wordt te verdedigen, opzij gescho- ven. Ergerlijk daarbij is vooral dat u het deskundig advies van de Konink- lijke Commissie voor Landschappen en Monumenten gewoon naast u hebt neergelegd.
Bovendien en dat is een derde ar- gument hebt u in feite door uw
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Toepassing besluiten rangschikking landschappen ’ of monumenten 1582
Vogels
besluit de facto ingegrepen in de ge- rechtelijke procedure die in dit ver- band lopende was, die bij de Procu- reur des Konings te Antwerpen ge- start was. Naar wij vernomen heb- ben, zou het dossier daar zo goed als afgerond zijn en zou binnen afzienba- re tijdf de bevoegde rechtbank kun- nen oordelen. Door uw besluit nu zal de klacht wellicht worden gesepo- neerd en grijpt u in feite in in de gerechtelijke procedure. U begrijpt dat dit bij ons een aantal vragen op- roept die wij u bij deze willen stellen.
1. Welke zijn de criteria die u han- teert om over te gaan tot een declas- sering van beschermde landschap- pen ?
2. Welke zijn de criteria die gehan- teerd worden om afwijkingen toe te staan op de erfdienstbaarheden die rusten op beschermde landschappen, zonder dat men tot een formele de- classering besluit ?
3. Welke zijn in beide voorgaande gevallen de adviezen die hiervoor vereist zijn en welke zijn de criteria die u gebruikt op deze adviezen
Ondervoorzitter A. De Beul (VU), hier in gesprek met (links) VU-fractievoorzitter
H. Schiltz, interpelleerde over de conclusies te trekken uit de doorlichting van de BRT
al dan niet in te gaan ?
4. Wat betreft uw recent besluit aan- gaande het domein Bossenstein te Ranst zou ik u willen vragen :
op welke gronden gaf de
lijke Commissie voor Landschappen en Monumenten u een negatief ad- vies ;
welke waren uw argumenten om met dit advies geen rekening te hou- den
acht u het aanleggen van een golf- terrein verenigbaar met het statuut van beschermd landschap ?
De Voorzitter : Minister Dewael heeft het woord.
Minister P. Dewael (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, in antwoord op de eerste vraag van me- vrouw Vogels wens ik duidelijk te stellen dat ik tot nu toe geen enkel landschap of monument heb gede- classeerd ten behoeve van de aanleg van een golfterrein of bijhorende ac- comodatie.
In de twee gevallen waarin ik een
golfbaan in een gerangschikt land-
schap toestond, met name het park van het kasteel te Aartselaar en de gronden rond het kasteel
te Ranst, ging het om het verlenen van een vergunning tot het uitvoeren van werken in een gerang- schikt landschap dat overeenkomstig en de interpellant heeft ernaar verwezen artikel 6 van de wet van
7 augustus 1931. In beide gevallen hanteerde ik inderdaad meerdere en verschillende criteria. De aard van het landschap in kwestie, de redenen die leiden tot de bescherming daar- van alsook de aard, de omvang en de gevolgen voor het landschap van de aangevraagde werken werden daarbij tegen mekaar afgewogen.
Die adviezen waarover ik, overeen- komstig de wet van 1931, moet be- schikken om een rechtsgeldige beslis- sing te kunnen nemen, zijn dus het advies van het gemeentebestuur of de gemeentebesturen van het grondge- bied waarin het landschap is gelegen en dat van de Koninklijke Commissie voor Landschappen en Monumenten.
Algemeen een aantal criteria opsom-
men die gehanteerd worden bij de appreciatie van deze adviezen is on- mogelijk. Ook hier dient geval per geval te worden onderzocht en speelt tenslotte het soevereine beslissings- recht van de Minister.
Wat nu het golfterrein op het domein Bossenstein te Ranst betreft, kan ik u het volgende meedelen : het advies van de Koninklijke Commissie voor Landschappen en Monumenten was ter zake negatief. De gemeente stond positief ten aanzien van dit golfpro- ject mits inachtname van een aantal voorwaarden die, naar mijn gevoe- len, echter van stedebouwkundige aard zijn en dus niet onder mijn be- voegdheid ressorteren.
De redenen die mij hebben aangezet om de gevraagde vergunning af te le- veren, kan ik als volgt resumeren : het landschap in kwestie werd in 1962 om esthetische redenen gerang- schikt ; zo blijkt uit het rangschik- kingsbesluit alsook uit een nota van de Koninklijke Commissie voor
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Toepassing besluiten rangschikking landschappen of monumenten
,
1583
Dewael
Landschappen en Monumenten die deze rangschikking inleidde. De ge- ringe natuurwetenschappelijke en historisch waarden van het landschap alsmede het feit dat de aanleg van een golfterrein mijns inziens weinig of geen afbreuk doet aan de estheti- sche kwaliteiten van deze gronden, waren belangrijke gegevens voor het verlenen van de toelating.
Een niet minder belangrijke be- weegreden was de volgende. Ten ge- volge van de rangschikking maar ook omwille van het feit dat dit goed gro- tendeels door één eigenaar voor landbouwdoeleinden werd aange- wend, bleef dit landschap tot op he- den in zijn geheel bewaard. Het voortbestaan ervan in zijn totaliteit kan heden ten dage evenwel niet lan- ger worden gegarandeerd door deze landbouwexploitatie. Alternatieven voor dit bedrijf zijn schaars en boven- dien rijst de vraag of die te verkiezen zijn boven het thans toegestane pro- ject. Ik denk dan vooral aan de ver- kaveling en verkoop.
Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat de machtiging die werd afgeleverd een tweede aanvraag betrof. Deze tweede aanvraag is in overleg met mijn diensten tot stand gekomen na- dat ik een eerste ontwerp had gewei- gerd. Ook de machtiging inzake het golfterrein te Aartselaar kwam op een analoge manier tot stand, met dien verstande evenwel dat beide wettelijk verplichte adviezen gunstig waren.
De Voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw M. Vogels : Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Minister voor zijn antwoord. Hij zegt dat hij nooit een beschermd terrein gedeclasseerd heeft voor de aanleg van een golfter- rein. De vraag is natuurlijk of men nog van niet-declassering kan spre- ken als men erfdienstbaarheden die
80 procent van het totale gebied be- dragen, opheft.
Ik ben het eens met de Minister dat het terrein een geringe natuurweten- schappelijke waarde heeft. Het is
vooral om esthetische redenen, om het dorpsgezicht in zijn geheel, dat het gebied beschermd werd. We zou- den ter zake van Nederland kunnen leren. Onze noorderburen zien de bescherming van landschappen in een veel ruimer perspectief en willen het historisch gegroeid karakter van een bepaald landschap gewaardeerd zien. Dat is voor hen even belangrijk als de strikt natuur-historische waar- de of de strikt ecologische waarde.
Mijnheer de Minister, u hebt gezegd dat er op dit moment geen alternatie- ven zijn. Maar de vraag is of een golf- terrein het ideale alternatief is, want hoe men het draait of keert, het aan- leggen van een golfterrein is ingaan op de noden van een kleine elite die wil meedoen aan een rage die de jongste jaren de kop heeft opgesto- ken. Ik blijf die bescherming ten zeerste betreuren, te meer omdat u de adviezen die u desbetreffend ge- vraagd heeft naast u heeft neerge- legd. U zegt dat de gemeente een positief advies heeft gegeven. Naar ik vernomen heb, zou de gemeente achteraf op dit positief advies zijn te- ruggekomen.
Minister P. Dewael : Dat is onjuist.
De vergadering w ordt geschorst om
19.09 uur.
De vergadering wordt hervat om
19.45 uur.
Interpellatie van de heer W. Van Durme tot de heer G. Geens, Voor- zitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Econo- mie en Werkgelegenheid, over de re- sultaten van de DIRV-actie
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Durme tot de heer Geens, Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
schapsminister van Economie en Werkgelegenheid, over de resultaten van de DIRV-actie.
De heer Van Durme heeft het woord.
De heer W. Van Durme (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Minister, geachte collega ’s, de Technologiebeurs te Gent is reeds weken achter de rug. Flanders ’ Tech- nology werd door de media extra ver- wend, alsof de beurs het grootste evenement van het jaar was. Een kleine tweehonderdduizend bezoe- kers hebben, als dan niet tot hun te- vredenheid, het ,,wonder” gezien. Sedertdien is er opnieuw een relatie- ve stilte in het DIRV-gebeuren opge- treden. Zijn Flanders ’ Technology en de DIRV-actie niet opgeblazen om tegemoet te komen aan een zekere verwachting die de bevolking in de technologie stelt ?
Als groenen stellen wij ons de vraag waarom de nieuwe technologieën een zo grote aantrekkingskracht hebben. Misschien komen ze tegemoet aan het eeuwig verlangen van de mens naar een soort wondermiddel dat de meest prangende problemen zal op- lossen. Misschien betekenen zij een wegvluchten uit de vrijheid, die ver- antwoordelijkheid vraagt, om zich als individu te sussen met de geruststel- lende gedachte dat de nieuwe
logieën zullen leiden tot het uitban- nen van honger en oorlog, van lijden en miserie en automatisch leiden naar een gelukkige wereld. De ,,High zou de reële menselijke situa-
tie dienen te verbeteren, maar deze link kan alsnog niet worden gelegd. Alleen reeds het feit dat bij voor- beeld in de Verenigde Staten meer dan vijftig procent van ‘het weten- schappelijk onderzoek op de oorlogs- industrie is gericht, moet ons met be- trekking tot het welzijn van de mens tot nadenken stemmen.
De techniek op zich kan een instru- ment zijn om de wereld leefbaarder te maken en daar zullen wij het allen over eens zijn. Het begrip gie” echter is uitgegroeid tot een my- the met een religieuze ondertoon. Er zijn natuurlijk, dankzij de ,,High
verbeteringen in onze
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Toepassing besluiten rangschikking landschappen of monumenten
Resultaten DIRV-actie 1584
Van Durme
levenssituatie ontstaan. Er zijn ook de schaduwzijden, onder meer het aansporen tot het consumeren en produceren van een aantal produkten die we helemaal niet nodig hebben.
Het wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van de nieuwe nologieën zijn voor de modale burger nog moeilijk op te volgen. En ook in dit halfrond zullen er weinigen zijn die de snelle evolutie kunnen volgen, deels omdat de materie sterk gespe- cialiseerd is, deels omdat ze ondoor- zichtig is. In het westen is de politie- ke democratie een feit, de strijd om de economische democratie is gaan- de, maar de technologische democra- tie is nagenoeg onbestaande. Er is niet alleen onvoldoende controle op en inzicht in het wetenschappelijk on- derzoek, er is vooral geen of onvol- doende controle op de aanwending ervan.
De ,,High roept veel ethische vragen op. Denken wij maar aan de bio-technologie, die ons voor gewe- tensproblemen stelt. Hoe is onze houding tegenover de prenatale diag- nostiek, die bij voorbeeld in India leidt tot het aborteren van vrouwelij- ke embryo ’s, omdat meisjes in dit land minder gewenst zijn. In hoever kunnen wij het experimenteren met menselijk leven toelaatbaar achten ? Kan de bio-technologie in die mate de menselijke samenleving wijzigen dat een Orwell-tijdperk onvermijd- baar is ? Deze en veel andere vragen kunnen wij niet ontwijken en daarom is het initiatief van Staatssecretaris Demeester om een aanzet tot discus- sie over bio-techniek tot stand te brengen, verdienstelijk. Ook in dit Vlaams Parlement kunnen wij onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de nieuwe technologieën niet ontlopen. Wij slagen er niet in daar- over een brede maatschappelijke dis- cussie op gang te brengen. Wij kun- nen er niet omheen dat de ,,High Tech” de mensen boeit en elementen inhoudt die ongetwijfeld positief zijn. Het zou echter verkeerd zijn te gelo- ven dat met de DIRV-actie van Vlaanderen een paradijs wordt ge- maakt. Wanneer de Voorzitter van
de Vlaamse Executieve op een ll-ju- li-viering de twee snelheden-theorie dik in de verf zet, dan komt dit onbe- haaglijk over. De beweringen van de Voorzitter van de Vlaamse Executie- ve zijn op zijn minst overtrokken. In plaats van de bevolking voor te hou- den dat wij een ander landsgedeelte overtreffen, zou men er volgens de groenen beter aan doe de verschillen- de snelheden in Vlaanderen te har- moniseren. En wat blijft er over van het triomfalisme als men vaststelt dat de Executieve weinig greep heeft op talrijke problemen, waaronder de werkloosheid, die alle beloften ten spijt, nagenoeg even hoog blijft ? Heeft dan de DIRV-actie een opmer- kelijke en aanwijsbare economische verbetering teweeggebracht ?
Voor de groenen is de centrale vraag of de technische ontwikkelingen de mens ten goede komen en of deze geen massale werkloosheid veroorza- ken: Wij sluiten de ogen niet voor een mogelijke samenleving, waarvan de hooggeschoolde toplaag de eigen- lijke macht uitmaakt, met daaronder wat Jan Cap de dagloners noemt, en als de rest de grootste groep : de werklozen. Kan de DIRV-actie der- gelijk samenlevingsmodel voorko- men ?
Een krant noemde de derde uitgave van Flanders ’ Technology ,,De kijk- doos van de toekomst”. Met zijn 868 exposanten is de beurs naar omvang althans, een succes geworden. Ruim
300 van de deelnemende bedrijven zijn in Vlaanderen gevestigd, doch slechts 18 procent daarvan kan men bij de industriële bedrijven rekenen. De beurs komt, volgens de hoofdre- dacteur van ,,Trends”, voor een groot deel neer op het verkopen van gebak- ken lucht. ,,De sfeer is enorm opge- klopt en werkelijke technologische vernieuwing vormt slechts een kleine fractie van het beursgebeuren”, aldus
,,Trends”. Komt de gehele DIRV-ac- tie niet neer op het verkopen van ge- bakken lucht ?
Na jaren DIRV-actie is er geen ern- stige evaluatie beschikbaar. In juni 1984 werd in de Vlaamse Raad door de meerderheidspartijen, een DIRV- resolutie goedgekeurd waarin wij het
volgende lezen : ,, De overheid zal de- ze vernieuwing begeleiden en oriën- teren in een globaal sociaal-econo- misch programma, waarbij optimaal rekening wordt gehouden met alle as- pecten van het welzijn van de Vlaam- se bevolking en waarin de doelstellin- gen, de beleidslijnen en de middelen van een industriële politiek, na over- leg met de gesprekspartners, vervat zijn”.
Het is verbazingwekkend hoe belof- ten fraai en vrijblijvend worden ge- formuleerd. Wat is er nu eigenlijk, drie jaar nadien, in huis gekomen van een globaal sociaal-economisch pro- gramma ? Aan welke aspecten van het welzijn werd voorrang gegeven ? Bij de start van de Regering Geens II is in het Regeerprogramma geen sprake meer van de DIRV-actie, ten- zij een zijdelingse verwijzing. In de loop van 1986 zijn er wel degelijk en- kele initiatieven genomen. Na de Technologiedagen uit de eerste Re- geerperiode van Geens kregen we de Projectdagen of P-dagen, die als doelstelling hebben nieuwe projecten op gang te brengen in achtergebleven regio ’s. Met andere woorden : de verschillende snelheden van de Vlaamse Regio ’s zouden bijgestuurd worden. Tot nu toe is dit initiatief zelfs niet uit de startblokken geraakt.
Om aan te tonen dat er naast de har- de economische aanpak ook een an- der, zachter Vlaanderen leeft, werd een Vlaanderen-Anders-Beurs ge- pland, die vrij vlug strandde, onder meer door de verzuiling en het pro- test tegen de prestigieuze aanpak, die een schril contrast vormt met de op- gelegde besparingen in de culturele en welzijnssector.
Men zou kunnen verwijzen naar de buitenlandse politiek van de Vlaamse Regering om te veronderstellen dat deze de DIRV-actie zou kunnen bevorderen. De Vlaamse Gemeen- schap is een ,,onthaalbureau van de Vlaamse Regering voor buitenlandse investeerders” rijk. Is het juist dat voor het onthaalbureau precies ge- teld één persoon moet instaan ? Hoe kan men in deze omstandigheden re- sultaten verwachten ?
Van Durme
Wij hebben in het verleden de DIRV-raad gekend als adviesorgaan voor Wetenschapsbeleid en de So- ciaal-Economische Raad van Vlaan- deren, respectievelijk gevormd door de technologische en economische commissies van de ter ziele gegane DIRV-raad. Welk effect hadden de- ze raden op de DIRV-actie ?
Wat stelt de DIRV-campagne dan ei- genlijk voor ? Er zijn weinig evalua- tie-elementen beschikbaar. In 1986 verscheen aan de hand van professor Daems ,,Structurele kenmerken van de Vlaamse industrie 1980-1985”, een studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Executieve. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de
actie weinig aarde aan de dijk bracht. België, ook Vlaanderen dus, bete- kent internationaal niet veel in de hoogtechnologische bedrijfstakken, zowel gemeten naar de produkte als naar het gebruik van nieuwe techno- logieën. Verrassend is het feit dat Vlaanderen nergens koploper is, vol- gens de studie althans. Vlaanderen en Wallonië scoren even laag in pro- duktie van nieuwe technologieën ten opzichte van Brussel. Vlaanderen en Brussel scoren even laag in het ge- bruik van nieuwe technologieën ten opzichte van Wallonië. Met andere woorden : er is over de gemeten pe- riode 1980-1985 weinig of geen in- vloed merkbaar van de DIRV-cam- pagne op de aangehaalde vlakken.
In het geheel van de DIRV-actie is de rol van het VEV merkwaardig. In oktober 1985 verklaarde VEV-voor- zitter Walter Vanden Avenne in De Standaard dat het VEV meer invloed uitoefent op de Vlaamse Regering dan ooit de vakbonden op nationaal vlak. Meer zelfs, volgens de VEV- voorzitter is het om het even voor Minister Geens wie het initiatief neemt : het VEV of het eigen kabi- net. Niet dat het zoveel verschil uit- maakt : in het kabinet van de Voor- zitter van de Executieve zijn voldoen- de VEV-vrijgestelden opgenomen. De DIRV-actie lijkt geleidelijk een VEV-actie te worden. De technolo- gie-groepen van het VEV worden voortdurend financieel en moreel on-
dersteund. Trouwens, de vereenzel- viging van het VEV met de DIRV- actie was duidelijk zichtbaar op de jongste technologie-beurs. Alle par- tijen, met voorop de Regeringen, stellen de tewerkstelling prioritair.
In de Vlaamse Raad van 22 maart 1983 stelde Voorzitter Geens de vol- ledige tewerkstelling in 1990 voorop en dit als basis van een industrieel beleid, gesteund op de nieuwe tech- nologische ontwikkelingen. Deze overmoedige visie werd na enkele maanden sterk afgezwakt tot, en ik citeer de Voorzitter : ,,streefdoel op korte termijn moet zijn de jaarlijkse afname van de industriële werkgele- genheid tussen 1974 en 1981 defini- tief te stoppen. Het zal echter al een hele krachttoer zijn om de verminde- ring af ‘te remmen en terug te bren- gen tot de helft.”
Natuurlijk de Vlaamse Executie- ve wijzen op het feit dat in Vlaande- ren de werkloosheid daalt. Dit is een betwistbare stellingname. Uit een door de Koning Boudewijnstichting uitgewerkte studie blijkt dat de uitga- ven voor de sector werkloosheid te- gen het jaar 2.000 zullen verdubbelen en een veel groter probleem zullen vormen dan dit van de pensioenen.
Voorzitter Geens pakt graag uit met werkloosheidscijfers, die moeten aantonen dat het aantal volledig uit- keringsgerechtigde werklozen ge- daald is en vooral dan bij de jonge- ren. In Vlaanderen is inderdaad het cijfer van het aantal uitkeringsge- rechtigde werklozen van december 1981 tot december 1986 met 4 pro- cent gedaald. Wanneer men echter over dezelfde periode de meer dan vijftigjarigen telt, die zich lieten uit- schrijven als werkzoekende, dan steeg de werkloosheid met 13 pro- cent. De jongerenwerkloosheid is in Vlaanderen met ongeveer 20 procent gedaald, op het eerste zicht een goed resultaat. Men dient echter dit cijfer te relativeren door de invloed van de daling van het geboortecijfer, het ge- bruik van de zogenaamde nepstatu- ten en de part-timejobs. Dit wordt trouwens bevestigd door het Planbu- reau, dat de stabilisering van de werkloosheidscijfers sinds 1983 gro-
tendeels toeschrijft aan de spectacu- laire groei van het aantal deeltijdse banen.
Over cijfers kan men redetwisten en iedereen zal met behulp van cijfers het laken naar zich toe trekken. Nochtans moet erkend worden dat de werkloosheid hoog blijft en dat een grote groep werklozen in de mar- ginaliteit dreigt terecht te komen. In
welke mate heeft de DIRV-actie in- . grijpend de werkloosheid kunnen te-
rugdringen ? De Groenen kunnen misschien de indruk geven tegen de nieuwe technologieën gekant te zijn. Zij hebben er wel hun bedenkingen bij, hoofdzakelijk omdat zij op de laatste technologiebeurs bij voor- beeld vaststelden dat het militaire in- dustrieel complex sterk aanwezig is. Ik meen dat het om een honderdtal bedrijven ging.
Minister G. Geens : Die heb ik niet gezien.
De heer W. Van Durme : Nochtans komen die cijfers van het Vredesin- stituut. Die 100 exposanten staan ge- rangschikt per bedrijf.
Ten einde het debat niet langer te laten uitlopen wil ik de Voorzitter van de Vlaamse Executieve volgende vragen stellen.
1. Welke zijn de resultaten van de DIRV-actie op het vlak van de werkgelegenheid en de industriële vernieuwing ?
2. Bestaat er een beleidsevaluatie van de DIRV-actie en welke zijn de resul- taten van de T-dagen, Technologie- dagen, en P-dagen, Projectdagen ?
3. Op welke manier kan het beleid instaan voor controle op het weten- schappelijk onderzoek en van de pro- duktie van nieuwe technologieën ? Bepaalt alleen vraag en aanbod wel- ke nieuwe technologieën zullen wor- den gemonetariseerd en gecommer- cialiseerd ? Heeft de democratie iets in de pap te brokkelen ?
4. In welke mate kan aan de mens nog de mogelijkheid worden gegeven een keuze te maken inzake de maat- schappij waarin hij wil leven ? Is er
Van Durme
ruimte voor een brede maatschappe- lijke discussie over de nieuwe techno- logieën en zal deze discussie georga- niseerd worden ?
De Voorzitter : Minister Geens heeft het woord.
Minister G. Geens (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, de heer Van Durme heeft ei- genlijk een aantal fundamentele pro- blemen aangehaald waarvoor ik hem dankbaar ben, temeer omdat hij niet op de gemakkelijke toer is gegaan door te zeggen dat de hele DIRV-ac- tie en Flanders ’ Technologie uitslui- tend een showelement zijn. Op dat vlak vond ik uw reactie veel
voller dan wat ik hier door andere oppositie-leden heb horen zeggen.
De heer A. De Beul : Daag ons niet uit.
Minister G. Geens : Ik vind het al- leen jammer dat de heer Van Durme, die blijkbaar aan zijn interpellatie heel wat werk heeft besteed, nooit heeft deelgenomen aan de werk- zaamheden van de Commissie Eco- nomie en Werkgelegenheid, waar wij deze problemen al herhaaldelijk fun- damenteel hebben besproken. Wij kunnen dat misschien bij een andere gelegenheid nogmaals doen.
Het is niet juist dat de ganse DIRV- actie een wondermiddel is. Niemand heeft dat ooit beweerd. Ik meen dat het Vlaamse bedrijfsleven dat ook nooit zo heeft gezien maar het weet wel dat het moet inspelen op de nieu- we technologieën om zich te kunnen handhaven in een ‘wereld waar er concurrentie bestaat. Als ik het heb over het bedrijfsleven dan spreek ik altijd van de ondernemers maar ook van de werknemers, hoofd- of hand- arbeiders.
Ik weet wel dat de Groenen de con- currentie zouden willen afschaffen. Op die manier zouden wij ons op kor- te tijd ongetwijfeld opnieuw situeren in de periode die wij soms in bepaal- de tekenverhalen afgeschilderd zien, maar wij moeten ervan uitgaan dat wij liever in een moderne wereld le- ven, midden andere moderne landen, en dat wij mee moeten evolueren.
Veel essentiëler is dat de nieuwe technologieën een produkt zijn van de menselijke geest ; het is een crea- tie van de mens. Wat men doet is in feite zoeken naar oplossingen voor problemen die zich voor de mensheid in haar geheel stellen. Wij weten toch allen dat het wetenschappelijk onder- zoek met zijn toepassingen er inder- daad in slaagt een groot aantal be- staande problemen op te lossen en nieuwe problemen die zich gaan voordoen eveneens uit de weg te rui- men. Men kan onmogelijk te goeder trouw zeggen dat wij op dit ogenblik in een hel leven. Wanneer ik de Groenen bezig hoor dan vraag ik mij soms af ad quid, moeder waarom le- ven wij ? Wij weten toch allen dat de mensheid bestendig vooruitgang maakt.
Ik kan een zeer lang verhaal maken met enorm veel cijfers over de ont- wikkeling van de economie in Vlaan- deren sedert het starten van de DIRV-actie. Men zou er zich van af kunnen maken door te zeggen cum hoc propter hoc maar ik zal het niet doen. Ik wil evenmin de hele ontwik- keling op rekening schrijven van de Vlaamse Regering of van de DIRV- actie. Ontwikkeling is het resultaat van wat onze mensen hebben verwe- zenlijkt en wat door de Vlaamse Overheid werd ondersteund en op gang gebracht.
Ik kan u wel een paar resultaten ge- ven, bij voorbeeld wat betreft de in- vesteringsdossiers, maar ik weet dat dit u niet overtuigt. Ik kan spreken over de werkloosheid, maar ook dat overtuigt u wellicht niet. Ik spreek over de werkgelegenheid. Ze be- draagt in Vlaanderen et nunc af- gerond 57.000 meer arbeidsplaatsen dan juist vóór de crisis in 1973. Sedert 1973 is er een bestendige daling van de werkgelegenheid in Vlaanderen. Vanaf 1983 is er opnieuw een toena- me. In de jaren 1984, 1985 en 1986 werden 76.207 nieuwe arbeidsplaat- sen gecreëerd, niet dankzij de over- heid, maar zij heeft eerder haar te- werkstelling verminderd. De nieuwe arbeidsplaatsen zijn er gekomen dankzij de privé-sector waar een nieuwe mentaliteit heerst, waar men inspeelt op de nieuwe technieken. In- gevolge de verbetering van het
cro-economisch klimaat werd er se- dert 1983 een reële vooruitgang ge- boekt.
U hebt specifiek vragen gesteld in verband met de T-dagen en de
gen. Tijdens de technologiedagen werden ongeveer 400 projecten voor- gesteld. De eerste bedoeling van de T-dagen was het wetenschappelijk onderzoek en het bedrijfsleven met elkaar confronteren op een fysieke manier en dit niet aldleen in
to, door het aanhoren van een aantal voordrachten hoe interessant die ook waren maar door het voorstel- len van bepaalde projecten. Tijdens de T-dagen werden ongeveer 40 pro- jecten per dag voorgesteld. Samen- vattend kan ik hier vermelden dat 25 procent ervan hebben geleid tot een concrete realisatie ; 17 procent blij- ken niet succesvol en voor bijna 50 procent wordt nog gewerkt aan de uiteindelijke valorisatie ; de overblij- vende 8 procent van de projecten had slechts een informatief karakter.
Hetzelfde kan worden gezegd over de P-dagen, waar het aantal projec- ten veel geringer was, maar waar ze met een grotere maturiteit werden voorgesteld. Ook hier werden reeds na enkele maanden bepaalde projec- ten ingediend. Ter illustratie hiervan kan ik een voorbeeld geven uit een sector die u altijd zeer erg heeft geïn- teresseerd. Morgen wordt een nieu- we onderneming opgericht, de NV Sanotechnics. Dit is een gevolg van de P-dagen in de Kempen. De maat- schappelijke zetel is in Vosselaar ge- vestigd en het bedrijf wil de exploita- tie van het JDS-procédé joint
gested sludge ontwikkelen, een procédé dat betrekking heeft op lieutechnologie, met name op de ver- wijdering van zware metalen, deter- genten en kleurstoffen uit
ters. Dit is één voorbeeld uit vele. Ik geef het u omdat het morgen officieel wordt gerealiseerd en gesitueerd is in een sector die ook de Groene partij interesseert. Wij hebben daar min- stens evenveel belangstelling voor en doen er ook wat aan, maar ik geef u graag een argument naar uw eigen volgelingen toe, mijnheer Van Dur- me.
U hebt mij gevraagd wat ik doe met
G. Geens
de wetenschap. Er is inderdaad een DIRV-raad gestart het doet mij genoegen dat u daar zoveel belang aan hecht. Toen ik hem vijf jaar gele- den heb opgericht nam niemand dit au sérieux, zoals ook niemand de DIRV-actie of Flanders ’ Technology au sérieux nam. Deze zaken hebben toch aanleiding gegeven tot bepaalde bewegingen. Ik kan daar een hele dag over praten, maar ik zal dat niet doen, want de heer Van den Bossche zit ongeduldig te wachten om zijn in- terpellatie te ontwikkelen.
Ik ben nog onder de indruk van een driedaags verblijf in Zweden, waar ik een werkbezoek heb afgelegd. Dit is een land waar de nieuwe technolo- gieën systematisch worden gepromo- veerd en toegepast. Het is het land met de hoogste levensstandaard ter wereld, waar bovendien op het ge- bied van milieubescherming het hoogste niveau wordt bereikt. De werkloosheid vertegenwoordigt er twee drie procent van de actieve bevolking. Ik zal niet beweren dat dit model voor ons toepasbaar is of moet worden toegepast ; ik geef dit alleen ter vergelijking. Wij kunnen van Vlaanderen zonder daaraan een pejoratieve betekenis te willen geven ook het van
Europa maken. Dat is een optie
waarover gediscussieerd kan worden en waarbij abstractie wordt gemaakt van tweehonderd jaar vooruitgang.
Ik ben er fier op in 1983 de vraag te hebben gelanceerd : ,,Waarom zou- den wij in het kader van het Vlaams wetenschappelijk economisch con- gres niet opnieuw, zoals in 1960, een project maken naar het jaar 1990, met als inzet het realiseren van full employment in Vlaanderen Ik heb nooit gezegd dat wij in 1990 de volle- dige tewerkstelling zouden bereiken, maar heb toen een oproep gedaan naar de economisten, ingenieurs, en zo meer, om een project te
ken waardoor het gestelde doel kon
worden bereikt. Ik heb daar nooit respons op gekregen en vind het jam- mer dat de wetenschap deze uitda- ging niet heeft aanvaard. Ik kan wel zeggen dat wij in Vlaanderen op dit ogenblik bij de jonge mannelijke
werklozen een werkloosheidspeil hebben bereikt dat rond de vier à vijf procent ligt, wat in economische ter- men gelijk staat met volledige te- werkstelling. Ik kan zelfs meer zeg- gen. Er zijn enorm veel industriëlen, om niet te zeggen de totaliteit -,
die er zich geregeld over beklagen dat zij onvoldoende geschikte ar- beidskrachten vinden voor de nieuwe produktieprocessen en dat wij onze jonge mensen geen toekomstgerichte opleiding geven. Ook dat is een pro- bleem.
In verband met de opmerking van de interpellant over militaire ontwikke- lingen wilde ik nog een en ander zeg- gen.
In de primitieve tijd maakte de mens pijl en boog. Dat waren zijn enige verdedigingsmiddelen. Daarmee kon hij op jacht gaan en kon hij overle- ven. Gelukkig heeft die mens dat in- dertijd uitgevonden anders zaten wij nu niet hier.
Aansluitend bij wat ik daarstraks heb gezegd, stel ik dat de nieuwe
logieën produkten zijn van de mense- lijke geest. Het is de mens die bepaalt wat ermee wordt gedaan. Hij bepaalt de oriëntatie van de aanwending. Dat zijn verschillende zaken. Het moet wel onze ambitie zijn om de nieuwe technologieën aan te wenden in posi- tieve richting, namelijk om de maat- schappij vooruit te helpen. Wij heb- ben initiatieven genomen in die zin. De voorzitter van het VEV werd hier geciteerd, maar laten wij het niet houden bij citaten. Ik heb daarstraks gezegd, dat als ik het heb over het Vlaams bedrijfsleven, dan bedoel ik de ondernemers en hun medewer- kers, de tewerkgestelden in de onder- neming. Wij hebben tot de sociale gesprekspartners in Vlaanderen ge- zegd : ,,Geef ons eens de feed-back van de nieuwe technologieën. Wat is de sociaal-economische weerslag van de invoering van nieuwe technolo- gieën Wij hebben daarvoor de Stichting Technologie Vlaanderen in het leven geroepen die uitstekend werk levert en die nagaat welke de sociale en menselijke gevolgen zijn van de nieuwe technologieën met de bedoeling op dat vlak suggesties te kunnen doen en oplossingen aan te reiken aan de politieke overheid.
Mijnheer de Voorzitter, dit wilde ik bij wijze van algemene gedachten- gang ontwikkelen. Ik zou mijn be- toog kunnen staven Ínet zeer veel cij- fers en feiten en niet alleen door be- weringen zoals de heer Van Durme heeft gedaan. Ik kan tegenover alle beweringen van de interpellant een aantal feiten stellen, maar ik kan ook daartegenover een filosofie opbou- wen.
Ik nodig de heer Van Durme uit om, wanneer de Commissie voor Econo- mie en Werkgelegenheid van de Vlaamse Raad haar werkzaamheden hervat, op de vergaderingen aanwe- zig te zijn en opmerkingen te formu- leren zoals hij hier heeft gedaan in zijn algemene interpellatie. (Applaus bij de meerderheid)
De Voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer A. Denys : Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Minister een vraag stellen over een onderneming die nogal symbolisch is voor de DIRV-actie, namelijk MIETEC in Oudenaarde. In de pers lezen wij dat daar tijdelijke werkloosheid heerst wegens gebrek aan bestellingen. Ik weet niet of de Minister daarvan op de hoogte is. Gaat het hier om een tijdelijke inzinking of is er een struc- turele oorzaak ? . .
De Voorzitter : Minister Geens heeft het woord.
Minister G. Geens : De firma MIE- TEC kan in het kader van de DIRV- actie worden gesitueerd.
Ik wil graag antwoorden op uw vraag, maar ik heb de nodige gege- vens daarvoor niet in het hoofd. Ik kan alleen zeggen dat MIETEC drie jaar geleden is opgestart. Het bedrijf is totnogtoe verlieslatend, wat over- eenstemt met de vooruitzichten. Een nieuw bedrijf begint niet met winst te maken. De ontwikkeling is echter beter dan voorzien, alsook de te- werkstelling. De produktie vindt een normale afzet. Het kan zijn dat er voor een bepaalde periode een tijde- lijke werkloosheid is ingevoerd, maar men mag niet zeggen dat dit een aan- duiding is van een onderneming in moeilijkheden. Als u het johgste jaar-
G. Geens
verslag leest van de Gewestelijke In- vesteringsmaatschappij voor Vlaan- deren zult u een aantal elementen aantreffen waaruit blijkt dat voor MIETEC wordt gezocht naar een mogelijkheid tot uitbreiding van de industriële basis. Wij willen dit doen op internationale schaal en die basis zal ook worden gevonden.
Zoals het bedrijf werd geconcipieerd, is het duidelijk uitgevallen.
De Voorzitter : De heer Van Durme heeft het woord.
De heer W. Van Durme : Ik dank de Voorzitter van de Executieve voor zijn uitgebreid antwoord.
Om tegemoet te komen aan de wens van de Voorzitter van de vergadering zou ik nog even zeer bondig op het militair spitstechnologisch onderzoek willen ingaan.
Inderdaad, het is een beetje hypo- criet te beweren dat de afgeleide toe- passingen eigenlijk nuttig zijn. Men zou in feite gemakkelijker de budget- ten, die in het militair onderzoek worden gestopt, rechtstreekts voor het gewone wetenschappelijk onder- zoek moeten kunnen aanwenden. Dit is natuurlijk een beleidsoptie die moet worden genomen.
Ik wil toch even herhalen dat wij niet tegen de nieuwe technologieën ge- kant zijn. Integendeel, men mag ons niet terugdringen naar grootvaders tijd. Wat evenwel mij, de Groenen en nog vele anderen bekommert is dat zovele mensen die werkloos zijn, waarvan een aantal de cursussen tot herscholing, georganiseerd door de RVA, niet kunnen volgen en in bij- na-armoede leven het slachtoffer dreigen te worden van een vernieu- wing die wij inderdaad niet kunnen of willen tegengaan.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Interpellatie van de heer L. Van den Bossche tot de heer G. Geens, Voor- zitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Econo- mie en Werkgelegenheid, en de heer P. Dewael, Gemeenschapsminister van Cultuur, over het uitblijven van initiatieven inzake concrete steun aan de geschreven pers, rekening hou- dend met de voortgang in het dossier van de niet-openbare televisie
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van den Bossche tot de heer Geens, Voorzit- ter van de Vlaamse Executieve, meenschapsminister van Economie en Werkgelegenheid, en de heer wael, Gemeenschapsminister van Cultuur, over het uitblijven van ini- tiatieven inzake concrete steun aan de geschreven pers, rekening hou- dend met de voortgang in het dossier van de niet-openbare televisie.
De heer Van den Bossche heeft het woord.
De heer L. Van den Bossche (op de tribune) Mijnheer de Voorzitter, mijnheerde Minister, mevrouw de Minister, geachte collega ’s, ik wil zeer bondig interpelleren over een toch wel belangrijk item, zijnde de pers en de rol die de Vlaamse Execu- tieve daarin kan spelen of geroepen is te spelen, gezien het nieuwe landschap. Door het mediadecreet
of men daar nu vóór of tegenstander van is ontstaat er een uitdaging op twee vlakken. Ten eerste, een ge- beurlijke invoering van een niet- openbare televisie op het nationaal vlak. Ten tweede, het invoeren van misschien wel een resem regionale te- levisiezenders die voor bepaalde re- gio ’s programma ’s verzorgen.
Dat betekent dat daardoor een in- greep gebeurt via de reclame die noodzakelijkerwijze moet worden verworven, opdat deze televisiesta- tions zouden kunnen overleven. De pers zal hoe dan ook de nadelige ge- volgen daarvan ondervinden. Na- buurlanden, die ons bij de invoering van reclame op de audiovisuele me- dia zijn voorafgegaan, hebben daar- over sedert jaar en dag cijfers gepu- bliceerd. Daaruit wordt duidelijk dat er een substantieel verlies aan recla- me-omzet is, dat zich in de eerste jaren zeer zwaar doorzet en zich
daarna licht herstelt, omdat er daar- na enige aangroei van de reclame- markt in zijn geheel is.
Tot op heden is in Vlaanderen de reclamemarkt in verhouding tot de bevolking vergeleken met andere Eu- ropese landen, relatief laag. Met eni- ge graad van waarschijnlijkheid zou men kunnen vermoeden dat er in die markt in Vlaanderen een zekere elas- ticiteit is. Hoe dan ook de uitvoering van de niet-openbare TV-mogelijk- heid stelt problemen voor de pers.
De pers zelf, die via het decreet ge- roepen is om een belangrijke rol te spelen zeker wat betreft de ene grote niet-openbare televisie, heeft zich dat onmiddellijk gerealiseerd. De groep die algemeen aanvaard wordt als zijn- de waarschijnlijk de enige kandidaat om de vergunning te bekomen, de VMM, heeft van bij het begin gesteld dat zij dat maar kan als men terzelf- dertijd aan de pers garandeert dat zij kan overleven in haar geheel, want de pers staat voor een reeks nieuwe uitdagingen.
Mijnheer de Minister, het tweede uit- gangspunt van mijn interpellatie is dat de pers inderdaad voor nieuwe uitdagingen staat en dit op allerlei vlakken. Ook door de invoering van de audio-visuele media is de rol van de geschreven pers een andere ge- worden dan vroeger.
Als wij kijken naar onze buurlanden, met name naar Frankrijk dan merkt men bij voorbeeld dat de magazine- vorm voor een krant meer en meer belangrijk wordt en merkt men ter- zelfdertijd dat de krantemarkt in zijn geheel een dalende markt is. Dat blijkt ook uit de laatste cijfers die vo- rig jaar zijn gepubliceerd in Vlaande- ren. Binnen die krantenmarkt gaan zich de volgende jaren een aantal nieuwe uitdagingen stellen om op die markt te kunnen blijven.
Wanneer wij Vlaanderen concreet bekijken qua kranten en weekbla- denmarkt dan zien we dat één be- paalde tendens van het politieke le- ven oververtegenwoordigd is, twee andere tendensen ondervertegen- woordigd zijn en nog twee tendensen niet zijn vertegenwoordigd. Dat bete- kent dat wij een zeer schrale pers-
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
Resultaten DIRV-actie
Steun aan geschreven pers 1589
Van den Bossche
markt hebben. Omwille van dat feno- meen zouden wij, uit democratisch oogpunt, de alarmbel moeten luiden.
Het is onlogisch dat een beweging als de Volksunie, die met enige stabili- teit ongeveer 18 procent van de pu- blieke opinie in Vlaanderen verte- genwoordigt, op die markt niet aan- wezig is. Het is onlogisch dat een CVP-christelijke stroming, die de laatste 10 à 15 jaar met stabiliteit 30 procent van de publieke opinie in Vlaanderen vertegenwoordigt, uit- eindelijk qua omzet 80 procent van die markt voor zijn rekening neemt.
Er is dus een en ander om zich vragen over te stellen. Daarbij komt nog dat, door de invoering van de reclame op de televisie, een aantal kranten en weekbladen inkomsten gaan verlie- zen en nog zwaarder onder druk gaan komen èn in hun uitbating èn en daar sluit ik mij aan bij de vorige interpellatie in de nieuwe investe- ringen die zij hoe dan ook moeten doen. Uiteindelijk is in de kranten- wereld de revolutie al verscheidene jaren volop bezig. Ik moet u niet ver- wijzen haar het zetten met lood 20 jaar geleden en de wijze waarop nu de meest moderne kranten worden gezet, rechtstreeks on line waarbij men rechtstreeks vanuit de computer kan doorwerken naar de
ne zelf. Dat betekent niet alleen een vermindering van de tewerkgestelde personeelsleden, maar het betekent ook vrij grote kapitaalinvesteringen. Het negatieve bedrijfsresultaat waar- mee een aantal kranten jaarlijks wordt geconfronteerd weegt dus dub- bel zwaar.
Waar de kranten nood aan hebben is kapitaal om die noodzakelijke inves- teringen te doen. Daardoor kan men de kostprijs drukken wat maakt dat zij gemakkelijker een evenwichtspunt bereiken ook bij dalende omzet bin- nen die dalende krantenmarkt, en wat ook zal maken dat zij gemakke- lijker overleven wanneer de
omzet waar zij voor een stuk van le- ven de meest rendabele kranten halen daar vrij snel veel van hun in- komsten uit daalt.
Ik weet dat er een aantal maatregelen
zijn genomen. Jaren geleden was er de perssteun op het niveau van de Eerste Minister. Die is ingevolge al- lerlei besparingsingrepen tot de helft gedaald, na gedurende vijf jaar sta- biel te zijn gehouden. Die perssteun werd dus niet geherwaardeerd aan de hand van de index. Daaruit komt dus op dit moment minder geld voort dan zes jaar geleden.
Vervolgens is er de wet die de invoe- ring van de reclame op radio en tele- visie mogelijk maakt en waarin staat dat er een vergoeding zal worden uit- betaald aan de kranten. Maar daarbij maar ik moet u dat niet uitleg- gen moet men rekening houden met het feit dat de vergoeding laattij- dig zal komen. Dit betekent met an-
dere woorden dat het likwiditeitspro- bleem zich voor de verschillende kranten al twee jaar zal gesteld heb- ben vooraleer zij de vergoeding zul- len ontvangen. Door het groter likwi- diteitsprobleem zullen er kredietlij- nen moeten worden aangesproken al- leen al om te overleven en de dagda- gelijkse kosten te betalen. Daardoor wordt een opening van bijkomende kredietlijnen om te investeren quasi onmogelijk temeer omdat op dat ogenblik de banken garanties zullen vragen die dezelfde krantenbedrijven niet kunnen bieden gezien zij niet be- paald welvarend zijn. Het is in dat perspectief dat VMM onmiddellijk publiekelijk heeft gevraagd een structureringsfonds voor de pers in Vlaanderen op te richten. Er werden ter zake cijfers genoemd. Ik zal me niet op een bepaald cijfers ,,acharne- ren”. Ik laat een concreet getal in het midden, maar het principe is gepo- neerd.
Bij de voorbereiding van het decreet heeft de Commissie voor de Media van de Vlaamse Raad uitvoerig ,,hae- rings” gehouden, waarop VMM aan- wezig was. De heer De Beul, een van de actiefste leden van de Com- missie, kan mij tegenspreken als ik zijn verklaring verkeerd samenvat, maar uiteindelijk heeft de heer Merckx daar heel duidelijk medege- deeld dat de pers geen vragende par- tij was voor dat commercieel station maar dat, indien het er toch kwam, de pers zou meedoen in functie van de slogan ,,if you can’ beat them, join
them”, dan zijn we er ten minste bij. Hij voegde er wel onmiddellijk aan toe dat om te kunnen overleven, de garantie van een investeringsfonds moest worden ingebouwd.
Wij hebben meegemaakt dat de Mi- nister op dat ogenblik ook de heer Denys is lid van de Commissie van de Media, ik kan hem niet tegenspre- ken, het gaat over een partijgenoot van hem helemaal niet afkerig was van het idee en zonder zich te enga- geren of beloftes af te leggen die hij niet kon waarmaken duidelijk liet blijken dat hij wel degelijk oor en oog had voor de problematiek. Hij liet bijna verstaan dat als het van hem afhing het toch wel in orde moest komen. Ik zeg niet dat hij zich enga- geerde op het concrete bedrag dat door VMM werd gevraagd.
Ondertussen is het duidelijk gewor- den dat u tot op heden op die lijn niet wenst mee te gaan en dat u zich wenst te verschuilen achter de fameu- ze VESOC-richtlijnen zeggende dat, aangezien ze er nu eenmaal zijn, ze beter kunnen worden gebruikt. Dat doen is naar mijn mening de kop in het zand steken en betekent botweg het weigeren van dat bijzonder teringsfonds voor de pers. Het bete- kent dus dat daardoor op relatief kor- te termijn nog een aantal persorga- nen of alweer in moeilijkheden zullen geraken of zullen verdwijnen. Wan- neer nog een persorgaan verdwijnt is dat minder erg in functie van het feit dat de perscommuniqués van deze of gene partij niet meer bij voorrang zullen worden behandeld, of dat een bepaalde commentator zijn pen slaafs in dienst zal stellen van een of andere partij dat stoort mij relatief wei- nig, ik zeg dat in alle eerlijkheid maar wat wel erg is is dat op de duur door één groep in de maatschappij wordt bepaald wat wel of geen nieuws is. Nu reeds kan men in de Vlaamse pers opmerken dat bepaal- de kranten andere klemtonen leggen of andere elementen in het nieuws brengen dan de rest van de kranten- wereld. De aanwezigheid van een aan ideeën in de pers is juist zijn rijkdom omdat dan eenieder het nieuws naar voren brengt dat volgens zijn criteria nieuws is, want nieuws kan niet worden geselecteerd volgens
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Steun aan de geschreven pers 1590
Van den Bossche
zuivere objectieve criteria. Deze cri- teria zijn niet in de sterren geschre- ven. Nieuws is nieuws garen en nieuws brengen, bepalen wat als nieuws belangrijk is. Het is uiteinde- lijk in de Griekse betekenis van het woord een politieke betekenis, geen partijpolitieke bezigheid, daar wordt het verengd tot iets droevigs.
Wanneer nu nog in de huidige schrale markt persorganen zouden wegvallen komt een van de fundamentele pijlers van de democratie in gevaar.
Volgens de Grondwet zijn er traditio- neel drie pijlers van de democratie : de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. In onze huidige maatschappij is er duidelijk een vier- de pijler bijgekomen, met name de pers in zijn geheel. Ik geef graag toe dat die pers niet meer alleen wordt opgevuld door de geschreven pers. Ook de audio-visuele elementen spe- len daarin een grote rol. Toch be- houdt de geschreven pers nog altijd een plaats in dat’spectrum. Wanneer men, ook in Vlaanderen, de demo- cratie op een ernstige manier wenst te beleven, moet men daarvoor ini- tiatieven nemen. Het is juist op dat punt dat ik u vandaag wens te onder- vragen. Uit alles blijkt dat het stil- zwijgen van de Executieve ten op- zichte van de vraag van VMM uitein- delijk een weigering schijnt in te hou- den, wat de Minister van Cultuur op bepaalde momenten ook moge heb- ben laten verstaan. Wat hij ook voor zichzelf meent, het wordt een weige- ring en dat lijkt mij onaanvaardbaar. Daarom vernam ik graag welk stand- punt de Executieve omtrent dat pro- bleem heeft ingenomen.
De Voorzitter : De heer De Beul heeft het woord.
De heer A. De Beul (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, collega’s, ik wens de Voor- zitter van de Executieve te herinne- ren aan het bestaan van twee artike- len van de Grondwet, met name arti- kel en artikel 14.
Artikel 6bis zegt : ,,Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend, moet zonder
tie verzekerd worden. Te dien einde waarborgen de wet en het decreet on- der meer de rechten en de vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden.
Artikel 14 geeft als rechten en vrijhe- den op : ,,De vrijheid om op elk ge- bied zijn mening te uiten de vrij- heid van drukpers dus.
Mijnheer de Voorzitter, ik citeer de- ze artikelen omdat artikel uit- drukkelijk zegt dat men die vrijheid moet waarborgen, ook voor de min- derheden. Ik verwijs bovendien naar een document dat in uw partij zeer goed bekend is, met name het PESS-document over ,,Ether en Inkt”, dat grotendeels het werk is van Johan F’leerackers, die een autoriteit is inzake mediabeleid, zeker in de fa- milie waartoe u behoort.
Ter zake zegt hij dat de vrijheid van drukpers, gewaarborgd in de Grond- wet, enigszins hypocriet is, indien men daarvoor in deze moderne tijd niet de nodige waarborgen versta daaronder de nodige middelen voorziet, opdat de diverse geledingen in onze maatschappij dat recht ook effectief zouden kunnen gebruiken.
Ieder van ons weet dat de vrijheid van drukpers bestaat men kan ze echter maar gebruiken indien men daartoe de middelen heeft. In het verre verleden, op het ogenblik dat het artikel 14 in onze Grondwet werd opgenomen, was het vrij eenvoudig van een druksel te maken, te betalen en te verspreiden. Dat was zeer ge- makkelijk, daarvoor moest men geen kapitaal hebben.
Ieder van ons weet eveneens dat thans het beoefenen van die vrijheid van meningsuiting, het drukken van zijn mening en het verspreiden ervan, een enorm dure zaak is.
Dat verklaart waarom collega Van den Bossche hier terecht de bemer- king heeft gemaakt dat de Vlaams- nationale strekking, hoewel met 16,
17 procent aanwezig in onze maat- schappij, sedert minimum 20 jaar er niet is in geslaagd een krant uit te geven. Wij moeten ons tot een een- voudig weekblad beperken. Dat heeft een aantal gevolgen die op
criminatie wijzen. Daarvan zal ik u een voorbeeld geven : het dagelijks overzicht van de dagbladpers. Wie een krant kan uitgeven, ook al zou dit een geleding of een strekking in onze maatschappij zijn die een gerin- gere omvang heeft dan de Vlaams- nationale, wordt in het persoverzicht geciteerd. Wij worden daar slechts eenmaal per week in vermeld, met name op donderdag, wanneer ons weekblad verschijnt.
Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, u moet toch aanvoelen dat ter zake iets misloopt. Samen met collega Van den Bossche pleiten wij dat ook de Vlaamse Regering iets voor de pers zou ondernemen. Men moet ons niet zeggen dat de steun aan de pers een zaak is voor het na- tionale niveau, omdat de Eerste Mi- nister daarvoor een post heeft inge- schreven op zijn begroting.
Mijnheer de Voorzitter, met de be- groting van de nationale Eerste Mi- nister is het op dat vlak slecht ge- steld. Inderdaad, de kredieten zijn, . ten opzichte van 1985, in 1986 ge- daald met circa 20 miljoen. De steun werd verminderd tot 54.360.000 frank. Men kan nog aanvoeren dat
er toch nog een gedeelte onrecht- streekse steun is, namelijk de steun verleend door lage posttarieven voor abonnementen, de voordelige voertarieven op de spoorwegen voor de journaliste, de lage
ven, en dergelijke. Dat is inderdaad maar uiteindelijk maakt men daarmee geen krant. Ook met de steun die aan de kranten wordt ver- leend op de begroting van de Eerste Minister kan men absoluut geen krant maken. Er is meer nodig. Ie- dereen van ons weet dat een aantal van onze dagbladen met vrij scherpe financiële moeilijkheden zitten, som- mige misschien iets minder maar mis- schien is dat ook maar tijdelijk, maar in ieder geval is het op de meeste kranten niet zo florissant. Met de uit- daging van de commerciële televisie en wat er mee verband houd voor ogen, zal het er zeker niet florissanter op worden. Vandaar de vraag vanuit de perswereld, nu men het beheer van de commerciële omroep bijna opdringt, om geld te krijgen, om me- de aan die opdracht te kunnen beant- woorden en tegelijkertijd ervoor te
De Beul
zorgen dat zij zich kunnen moderni- seren en aanpassen aan de huidige moderne vereisten van de techniek. Dat lijkt ons volkomen gerechtvaar- digd.
Ik zou dan ook niet kunnen begrijpen dat vanuit de Vlaamse Executieve wordt gezegd : ,,Dat intereseert ons niet,” of even erg : hebben daar geen cent voor over”. Kranten en weekbladen uitgeven en de techniek die daarbij te pas komt is thans ook een zaak van spitstechnologie.
die dag- en weekbladpers dan nog vraagt zich te engageren in een die over heel de wereld geldt als een instrument van de spitstechnolo- gie, namelijk de televisie-sector , dan zie ik niet in waarom u, mijnheer de Minister, die zich toch zoveel gelegen laat aan het bevorderen van de spits- technologie, het spel niet zou mee- spelen en dat u zou weigeren om pre- cies voor die sector met centen over de brug te komen. Dat kunnen wij niet begrijpen. A fortiori kunnen wij dergelijke houding niet goedkeuren. Wij pleiten er dus, samen met de heer Van den Bossche, voor dat u uw mening ter zake zou herzien én in het belang van het behoud van de verscheidenheid van de pers én in het belang van de opties die door uw ei- gen meerderheid zijn genomen in verband met het mediabeleid. (Ap- plaus bij de VU en de SP)
De Voorzitter : Minister Geens heeft het woord.
Minister G. Geens (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte ver- gadering, ik ga niet in en het is trouwens ook door de heer Van den Bossche uitdrukkelijk zo gevraagd
op het algemeen debat in verband met het mediabeleid. Trouwens, het heeft nog niet zo lang geleden in deze Raad plaats gevonden naar aanlei- ding van de goedkeuring van het zo- genaamde kabeldecreet. Ik ga vooral in op de concrete steun aan de ge- schreven pers, rekening houdend met de vooruitgang in het dossier van de niet-openbare televisie.
Betreffende die vooruitgang in het dossier van de niet-openbare televisie hebben wij een bepaald schema van
afwerking van het dossier opgesteld. Dit verloopt tot nog toe volgens ons plan. Ik hoop dat deze vooruitzichten ook verder zullen worden bewaar- heid. Men kan evenmin zeggen dat wij op dat stuk blijk geven van een grotere zorg voor dit dossier dan voor het mediadossier in zijn geheel. Dat is een voorafgaande bemerking.
Thans kom ik tot het probleem van de steun aan de geschreven pers, wel- licht, want ik heb hier veel steun ho- ren vragen voor de niet-geschreven pers, ofwel heb ik bepaalde interpel- lanten niet begrepen.
Het gaat dus over de geschreven pers. Er is een interministeriële werkgroep ad hoc opgericht door de Raad van Ministers van 13 februari jongstleden ; ik zeg wel : door de Raad van Ministers, want het gaat hier over een aangelegenheid die zo- wel tot de nationale als tot de Ge- meenschaps- en Gewestbevoegdheid behoort. Wij werden uitgenodigd in deze werkgroep aanwezig te zijn. Dit is ook gebeurd. De Vlaamse Ge- meenschap is daarin vertegenwoor- digd. Een ministeriële werkgroep heeft aan een groep technici ge- vraagd een dossier voor te bereiden. Dit dossier is klaar en bijgevolg zal het in de eerstvolgende dagen door de intermininsteriële werkgroep wor- den besproken. Dit document geeft een volledig overzicht van alle vor- men van overheidssteun aan de ge- schreven pers. Bovendien heeft de werkgroep van technici een afvaardi- ging ontvangen van de Belgische ver- eniging van dagbladuitgevers en van de nationale Federatie der Informa- tieweekbladen. Het opzet van de mi- nisteriële werkgroep is te komen tot een grondige evaluatie en coördinatie van de verschillende vormen van steunverlening aan de geschreven pers. Het komt er eerst en vooral op aan de bevoegdheden juist te verle- nen, uit te maken wie wat mag doen in het kader van de huidige constitu- tionele en institutionele regeling. Hierbij komt de bevoegdheid van de Gewesten ter sprake. Het Vlaamse Gewest is bevoegd voor de toepas- sing van de economische expansie- wetgeving op de persbedrijven. Het Vlaamse Gewest is dus bevoegd voor de technologische kant van de zaak, de drukkerij en niet de redactie, als
ik dit zo mag zeggen. Op een paar weekbladen na zijn de drukkerijen van de meeste Vlaamse kranten in het Vlaamse land gevestigd. Geluk- kig is dat zo want anders zou men in een toestand verkeren waarbij een Vlaams persbedrijf voor de expansie- wetgeving afhankelijk zou zijn van de Brusselse Executieve. Zoals de heren Van den Bossche en De Beul hebben onderstreept, heeft de geschreven pers de jongste jaren heel wat techno- logische investeringen gedaan. Se- dert 1982 werden in de perssector voor meer dan 2,5 miljard frank in- vesteringen gesubsidieerd door het Vlaamse Gewest. Deze investeringen zijn wellicht nog hoger, want een be- paald persbedrijf heeft steeds elke vorm van subsidiëring afgewezen. De overheidshulp die aan de investerin- gen werd toegekend schommelde rond het gemiddelde van de totale industrie in de periode 1982-1985. Nadien is deze hulp verminderd om- dat ook de hulp voor andere indus- triële activiteiten verminderde, om budgettaire redenen, maar ook om- dat de investeringskosten intussen waren gedaald, bij voorbeeld door de lagere rentevoeten. Wanneer het krediet goedkoper wordt, is het nor- maal dat de overheidstussenkomst vermindert, maar desondanks blijft de regeling die investeringen subsi- dieert, bestaan. Voor de twee vol- gende jaren wordt geraamd dat per jaar 1 miljard frank investeringen zouden nodig zijn, dit ingevolge de technologische ontwikkeling. Ik denk bij voorbeeld aan het invoeren van de computer wat niet overal is ge- beurd automatisatie, de nieuwe drukmogelijkheden onder meer via meerkleuren-offsetpers, enzovoort. Een aantal bedrijven zullen met in- vesteringen worden geconfronteerd ten einde hun competiviteit ten aan- zien van andere persbedrijven in stand te houden. Ik spreek niet over de competiviteit ten opzichte van de commerciële televisie. Het is evident dat de introductie van de commer- ciële televisie een belangrijk element betekent voor de bedrijfseconomie van de geschreven pers.
Hoe staat de sector zelf hier tegen- over ? Na een inloopperiode van drie à vijf jaar en onder wel bepaalde hy- pothesen, onder meer qua
G. Geens
gen van de reclameuitzendingen
inderdaad, men mag niet om het even wat en te allen tijde uitzen- den zal waarschijnlijk een ver- schuiving optreden in de reclamebud- getten van plus minus 2 miljard ten nadele van de geschreven pers. Per- soonlijk ga ik ervan uit dat de sector zelf de mogelijkheden van de recla- mebudgetten onderschat. Inderdaad, wanneer men een internationale ver- gelijking maakt, staan wij op dat stuk aan de uiterst lage kant. Het moet bovendien mogelijk zijn ook heel wat publiciteitsgeld van andere zenders te recupereren. Zoals gezegd, is dit een persoonlijke mening. Ik meen dat de persbedrijven dit probleem niet vol- doende dynamisch en agressief bekij- ken.
Twee miljard frank betekent 25 pro- cent van de reclameinkomsten van de geschreven pers. Mijnheer Van den Bossche, in uw interpellatie heeft u gezegd dat de reclameinkomsten een belangrijk percentage van de inkom- sten vertegenwoordigen.
De heer L. Van den Bossche : Voor gaat het om 34 procent en het laagste percentage bedraagt 18 procent van de inkomsten.
Minister G. Geens : Laat ons aanne- men dat het gemiddeld om 25 pro- cent gaat. Dit wil zeggen dat de ont- vangsten van de geschreven pers 7 procent lager zouden liggen dan het gemiddelde. Voor een sector die ge- middeld een vrij lage drempel van rentabiliteit heeft, kan dit erg aanko- men ; voor een aantal kan het zelfs de dood betekenen. Andere zullen hieronder niet lijden. Vandaar mijn grote vrees voor het monopoliseren van de geschreven pers door een be- paalde ideologische groep.
De heer De Beul heeft artikel 6bis en artikel 14 van de Grondwet in dit verband aangehaald. Ik vind dit een eigenaardige redenering. Het ver- wondert mij steeds wanneer men spreekt over de christendemocratie die 80 procent van de pers in handen zou hebben. Bij mijn weten hebben wij geen enkel dagblad in handen. (Protest van de heren De Beul en Van
den Bossche)
De heer A. De Beul : Dit is het licht van de zon ontkennen !
Minister G. Geens : In de groep van kranten die u bedoelt, zijn er duide- lijk een aantal die zich nogal pluralis- tisch opstellen. U is tegen een zoge- naamd mogelijk monopolie van de kranten en aan de andere kant is u tegen de concurrentie in de sector van de electronische pers. Dat be- grijp ik niet.
De heer A. De Beul : Mijnheer de Minister, indien de concurrentie ver- scheiden is. Wij zijn bij voorbeeld niet tegen de regionale niet-openbare televisieverenigingen. Maar naast het officiële monopolie gewoon een privé monopolie installeren is een aanflui- ting van de verscheidenheid. U moet het ene niet met het andere vermen- gen.
Minister G. Geens : Als ik u goed heb begrepen dan moet de Vlaamse Gemeenschap een dagblad uitgeven voor uw sector.
De heer A. De Beul : Neen, wij zeg- gen niet dat u dat moet uitgeven. De Grondwet spreekt van ,,waarbor- gen”.
Minister G. Geens : Als publiciteits- middel voor uw eigen partij zou het dan misschien eerder negatief dan positief uitvallen. Dat laat ik echter in het midden.
Het is evident dat dit een probleem stelt. Ik wil er echter van uitgaan dat dergelijke inkomstenvermindering in ‘de eerste plaats een uitdaging is voor de persbedrijven zelf. Gaan zij zoe- ken naar andere inkomsten ? Gaan zij trachten hun marktaandeel te re- cupereren ten opzichte van de inves- teringen in de reclame ? Gaan zij aan kostenvermindering doen, aan een verdere rationalisatie, en aan het in- voeren van nieuwe technologie, die kostenbesparend kunnen werken ? Het is evident dat dit de allereerste opgave is.
Dan spreekt men van de tussenkomst van de overheid. Die is inderdaad voorzien in artikel 17 van de wet van 6 februari 1987 betreffende de radio- distributie- en teledistributienetten
en betreffende de handelspubliciteit op radio en TV. Volgens dit artikel kan een gedeeltelijke compensatie worden bezorgd aan de geschreven pers. Ik denk dat men in een derge- lijke mogelijkheid moet voorzien maar dat zal het probleem niet oplos- sen. Wij moeten altijd marginaal re- kenen ; bij de optelling van wat ik kom te zeggen, zijn wij nog niet toe aan het dekken van het tekort dat eventueel ontstaat.
Wat is mijn optie ? Ten eerste, wij zullen, dat spreekt voor zich, de wet- geving op de economische expansie toepassen op dezelfde manier zoals voor de andere ondernemingen. Ten tweede, de geschreven pers moet bij de commerciële televisie worden be- trokken. Ik zeg dit niet omdat zij op die manier een deel van de winst zou recuperen. Wij gaan er trouwens al- len vanuit dat ook de commerciële televisie bij de aanvang geen winst zal maken. Ik doe het echter wel om- wille van het bedrijfseconomisch con- cept dat erin bestaat dat de geschre- ven pers kan samengaan met de com- merciële televisie in een vorm van samenwerking die men geïntegreerde reclamepaketten noemt. Dit zijn re- clameboodschappen die gebracht en uitgezonden worden én via de televi- sie én via de geschreven media. Dat is de enige mogelijkheid. Het is trou- wens de basis van het kabeldecreet dat de Vlaamse Raad heeft goedge- keurd waarbij het kapitaal van de on- derneming voor minstens de helft in handen moet zijn van de Vlaamse dagbladuitgevers.
Wanneer men een dergelijke strate- gie bedrijfseconomisch opzet dan is het nogal duidelijk dat daaruit een aantal aanpassingskosten zullen voortvloeien die zich in de tijd situe- ren en die tijdelijk, dat is mijn over- tuiging, zullen zijn. Hoe kan men die benaderen en hoe kan men die pro- blemen van de aanpassingskosten op- lossen ? Volgens mij kan dit langs een dubbele weg : enerzijds die van de overheid en, anderzijds, die van de persbedrijven zelf. Wanneer ik het heb over de overheid dan spreek ik over een geïntegreerde aanpak van de verschillende vormen van steun- verlening. Zij ressorteren gedeelte- lijk onder de bevoegdheid van de
G. Geens
Executieven ik heb opgesomd welke en onder de nationale auto- riteit. Ongeacht het probleem van de verdeling van de bevoegdheden zul- len wij moeten samenwerken. Van- daar trouwens ook deze
riële werkgroep.
De persbedrijven moeten hun be- drijfseconomische politiek daaraan aanpassen, ook langs een gedifferen- tiëerde benadering. Misschien is men daarvan nog het meest bevreesd, al- hoewel ik hoop dat het niet het geval is. Als het inderdaad zo is, dan is het probleem onoplosbaar en zal de ge- schreven pers het pleit verliezen. In- dien men integendeel een bedrijfs- economie ontwikkelt die rekening houdt met een geïntegreerde aanpak, dan is het op een vrij korte periode mogelijk deze aanpassing te realise- ren. Het is altijd aangewezen even na te denken over wat in het verleden is gebeurd. Ik heb nog de tijd gekend dat er weinig radio ’s waren en wan- neer die werden vermenigvuldigd dan was men van oordeel dat de kranten zouden verdwijnen, wat niet waar was. Een maatschappij in ont- wikkeling vindt voor dergelijke pro- blemen altijd een oplossing. Dat is evident. Ik ga er echter ook van uit, mijnheer De Beul, dat dit moet ge- beuren met respect van bepaalde be- drijfseconomische regels. Het kan niet zijn dat men de overheid vraagt een krant uit te geven voor een of andere ideologische groep. U zegt dat 100 jaar geleden het uitgeven niet veel geld kostte maar vergeet niet dat de mensen toen ook over weinig ka- pitaal beschikten. Het kost nu inder- daad veel meer, maar het steunt na- tuurlijk op een veel groter draagvlak. Alles is toch relatief.
Inzake de houding van de Executieve heeft men collega Dewael wellicht verkeerd begrepen. Het is niet juist dat de Vlaamse Executieve zou ak- koord gaan met een soort herstructu- reringsfonds. Daarover is nooit een uitspraak geweest.
De heer A. Denys : Ik meen niet dat de heren Dewael of Van den Bossche dat hebben gezegd.
Minister G. Geens : De heer Van
den Bossche heeft gezegd : ,,Ik heb daarover gesproken en Minister De- wael heeft niet neen gezegd”.
De heer L. Van den Bossche : Ik heb dat heel goed uitgelegd en ik meen dat collega Denys mij goed heeft be- grepen.
Minister G. Geens : Hij was er bij en ik niet.
De heer L. Van den Bossche : Ik wil beklemtonen dat Minister Dewael, ten eerste, duidelijk begreep dat de vraag terecht was en, ten tweede, liet begrijpen dat hij de mogelijkheid van een dergelijke oplossing wel noodza- kelijk vond, zonder zelfs over de be- dragen te spreken.
Minister G. Geens : Met het eerste punt is iedereen allicht akkoord. Het is evident dat er een probleem be- staat. Inzake het tweede punt ben ik het met u eens dat er alleszins een geïntegreerde aanpak moet zijn van- wege de overheid, zowel op nationaal als op gewestelijk vlak. Wij zullen on- ze verantwoordelijkheid wel opne- men maar er is tot nog toe door de Executieve op dat vlak geen beslis- sing genomen. Dit zal uiteraard bin- nenkort moeten gebeuren gelet op het feit dat wij een bepaalde kalender hebben opgesteld. Op een bepaald ogenblik vroeg u zich af welk initia- tief men eventueel van de VMM mag verwachten, maar daarover kan ik u vooralsnog geen uitsluitsel geven.
De Voorzitter : De heer Van den Bossche heeft het woord.
De heer L. Van den Bossche (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, de analyse die Minister Geens heeft ge- geven is een juiste analyse. Wat dat betreft heb ik geen problemen. Ik meen dat hij economisch de zaak heeft benaderd zoals ze in mekaar zit. Ik wil wel op twee andere dingen ingaan, zeer in het kort.
Ik vond de uitlating dat de christen- democratie in de pers blijkbaar niets te vertegenwoordigen heeft in schril contrast staan met de goede analyse op het economisch vlak. Zo goed ik daar de beschrijving vond, zo bene- den alle niveau vond ik de medede- ling dat het niet zo is.
Minister G. Geens : Ik had geen an- dere appreciatie verwacht.
De heer L. Van den Bossche : Ik vond uw antwoord enerzijds op ni- veau, maar anderzijds vond ik het droevig dat u een dergelijke uitlating hebt gedaan. Op een dergelijk ogen- blik zou ik liever achter de vuilkar lopen in Gent, dan hier aanwezig te zijn in de Vlaamse Raad. Ofwel vindt u dat wij zodanig inbeciel zijn dat wij dat niet weten, ofwel vindt u dat wij zodanig ridicuul zijn dat u gelijk wat hier moogt vertellen. Zes jaar gele- den zou ik mij kwaad hebben ge- maakt. Nu ben ik sarcastisch gewor- den voor dergelijke dingen. Mis- schien is dat niet gezond voor de de- mocratie en niet voor mij, maar wat u hier hebt gezegd is niet serieus. Het Volk, De Gentenaar, Het Nieuws- blad, Het Belang van Limburg, De Gazet van Antwerpen zijn blijkbaar geen kranten die aanleunen bij de christen-democratische strekking. Ik zal dat dus maar geloven en het rond- vertellen, maar ik vind het wel ridi- cuul. Moet ik u zeggen van waar het kapitaal komt van Het Volk ; moet ik u vragen wie de investering heeft betaald toen de drukkerij diende te worden vernieuwd en hoeveel miljoe- nen daarin werden gestopt ? Ik kan dat allemaal uit de doeken doen, want de perswereld is een kleine we- reld. Als men zegt dat De Standaard niets te maken heeft met de christen- democratie, schaf dan de letters AVV VVK af die bovenaan het blad staan.
Minister G. Geens : U mag mijn woorden niet verdraaien. Ik heb dat zo niet gezegd. Wij zullen daarover nu niet discussiëren, want dat zou de hele nacht kunnen duren.
De heer L. Van den Bossche : Resu- merend toch dit : ik heb niet beweerd dat de CVP als partij die kranten be- zit en de CVP die kranten beveelt wat ze moeten schrijven. Ik heb al- leen de stellige indruk dat de edito- rialisten nogal wat winden krijgen vanuit sommige hoeken. Ik zou niet aanvaard worden, gesteld dat ik een briljante pen had, als hoofdredacteur van een van de genoemde kranten. Ik verwijt dat niemand, maar ze be- horen toe aan die strekking. Zo kan
Van den Bossche
men moeilijk beweren dat Paul Goossens tot de rechterzijde be- hoort, hij behoort bij de linkerzijde.
Enkele woorden nu over de oplossin- gen. U hebt gezegd dat wij de wetge- ving op de economische expansie moeten toepassen. Ik heb dat niet in twijfel getrokken. U zult echter met mij moeten toegeven dat dat niet vol- staat voor het probleem dat op het ogenblik rijst. Als het behandelen van een dossier betreffende een post- bedrijf zo lang zou duren als het be- handelen van de andere dossiers, dan zou het persbedrijf al lang ter ziele zijn gegaan. Het probleem dat zich stelt is zeer acuut en ik zal het even in economische termen verwoorden.
Alle persbedrijven zijn ondergekapi- taliseerd of scherp gekapitaliseerd. Dat betekent dat zij qua eigen mid- delen geen echte ruimte hebben om te investeren. Daar kan men natuur- lijk zeggen dat de aandeelhouders maar nieuwe ruimte moeten creëren. Ik anticipeer daar onmiddellijk op met een bekend argument, namelijk dat de rentabiliteit van de investerin- gen in de pers zeer klein is, zelfs voor degenen die hebben geïnvesteerd in wat men de rendabele bladen noemt. Zelfs bij de Standaardgroep is de ren- tabiliteit bijzonder laag. Dat komt er op neer dat men zijn geld beter ge- woon op de bank kàn laten staan zon- der te investeren, want dit zal meer opbrengen dan investeren bij een krantengroep.
Het is bovendien risicodragend kapi- taal, dus daar moet het heil niet wor- den gezocht. Men kan enkel uitgaan van scherp gekapitaliseerde of onder- gekapitaliseerde bedrijven, die bo- vendien in een dalende trend zitten. Dan kan men aanvoeren dat men in die dalende markt innovaties moet doorvoeren om zijn omzet maximaal te houden. De dalende trend van de geschreven pers is niet Vlaams en ook niet Belgisch, maar internatio- naal en is te wijten aan het fiet dat het aanbod anders is en dat, waar de geschreven pers vroeger alleen de ganse ruimte van de informatie vul- de, deze nu ook door andere media wordt ingenomen. Ik wil aanvaarden dat de nood aan informatie en met
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
andere woorden ook het speelveld groter is, maar zij kunnen niet in de- zelfde grootte aanwezig blijven, dat is een zekerheid die uit alle weten- schappelijke cijfers blijkt. De uitda- ging wordt dus dubbel groot. Zij zijn maar nipt winstgevend of verliesla- tend zelfs de Standaard met zijn
70.000 exemplaren is verlieslatend en kan zich enkel rechthouden via het Nieuwsblad en de Gentenaar wat betekent dat de kapitaalspositie jaar- lijks nog scherper wordt.
U hebt gelijk wanneer u zegt dat zij kostenbesparend moeten werken. De kostenbesparing brengt met zich dat ook arbeidskrachten worden afgesto- ten. Dat is de werkelijkheid in het persbedrijf. Dit fenomeen beperkt zich niet tot de drukkerijwereld. Het automatiseringsproces neemt een aanvang bij de journalist, want hij is het die rechtstreeks op een automati- seringsketen, naar de gespecialiseer- de pers, toe zijn werk verricht.
De investering is dus breder dan de drukpers en gaat over zeer grote be- dragen. In beide gevallen gaat het over kapitaalintensieve uitdaging. Dat betekent dat een scherp gekapi- taliseerd of een ondergekapitaliseerd bedrijf dat problemen heeft met het in evenwicht produceren, ook voor de uitdaging staat dat het om te over- leven ook zwaar moet investeren.
De nood aan eigen middelen, maar ook de nood aan leningsmogelijkhe- den is zeer groot. Ik moet u niet uit- leggen dat men bij een bank alles kan krijgen als men maar voldoende garanties geeft. Alleen als de bank zeker is, of een aantal zekerheden van u krijgt of het geloof heeft dat u in de toekomst zal slagen, zal zij een lening toestaan. Die voorwaarden zijn niet aanwezig, want er is scherpe kapitalisatie.
Het in pand geven van het handels- fonds zelf is van geen enkele waarde, dat is de jongste jaren duidelijk ge- bleken. Met andere woorden, de kos- tenbesparing waarvoor u pleit en die ik kan onderschrijven kan maar door- gang vinden als men toegang heeft tot de kapitaalmarkt en die toegang krijgt men niet op de markt. Zo eenvoudig is het. Dus, of- wel zal men iets moeten doen van
Steun aan geschreven pers
overheidswege, ofwel zal het opzet niet lukken. Hen mededelen dat zij deelnemen en dus meegaand betrok- ken zijn, biedt geen oplossing, want de eerste jaren, tijdens de uitdaging moet worden beantwoord, zullen nog eens verlieslatend zijn. Op heden worden in de VMM alle deel- nemende titels uitgenodigd om een bedrag van x 60 = 60.000.000 te storten. Pas dan zullen zij aandeel- houders zijn. Er wordt niet gevraagd minimaal te volstorten, want er is nood aan kapitaal. Het gaat hier niet om het onderschrijven van een maat- schappelijk kapitaal ten belope van
60 miljoen, waarbij men gespreid over tien of vijftien jaar kan
ten. Neen, de liquiditeitsnood van VMM is veel groter dan dat bedrag en men moet het dus op korte termijn volstorten. Men moet dat bedrag dus op korte termijn volstorten. Dat be- tekent, waar er een tekort is aan ka- pitaal dat tekort nog eens wordt geac- centueerd op die manier. Daar gaat uw oplossing niet op. U zegt dat voor het persbedrijf er een gedifferentieer- de benadering nodig is en u spreekt over geïntegreerde reclamepaketten. Dat is voor een stukje juist, mijnheer de Minister, maar ook gedeeltelijk onjuist.
De Voorzitter : Mijnheer Van den Bossche, wilt u afronden ? Een we- derwoord mag geen interpellatie worden.
De heer L. Van den Bossche : Ik ga afronden, mijnheer de Voorzitter, ik ben trouwens aan het einde van mijn repliek.
Geïntegreerde reclamepaketten zijn alleen maar mogelijk voor zover een reclamecampagne nuttig, in techni- sche termen en reclamematig druk, kan worden ondersteund in de geschreven pers. Kijk maar naar wat een weekbladondersteuning is.
Op mijn uitdaging echter antwoordt u niet, en dat beangstigt mij ietwat. Op het einde van uw uiteenzetting is u gaan draaien waar in het begin heel rustig de analyse maakte van de sector en ik bijna woord voor woord kon beamen. Op het einde is u een soort flou artistique gaan optrekken met te zeggen dat er een geïntegreer- de aanpak moet zijn enzovoort. Dat
1595
Van den Bossche
is allemaal mooi. Het zal erop moe- ten neerkomen dat een fonds wordt gecreëerd in Vlaanderen ofwel zal er een stuk van de pers ver- dwijnen.
Ik hecht daar een laatste bedenking aan. Politiek leidt men af uit daden en niet uit woorden. Het is sympto- matisch dat u, mijnheer de Minister,
op het ogenblik in het bezit zijt van . de kalender die u wenst nageleefd te zien voor de niet-openbare televisie,
maar het is even en voor mij onrustwekkend dat u niet in het bezit is van een kalender of van enige garanties over wat er zal gebeu- ren met de geschreven pers. Met an- dere woorden, u weet wel met zeker- heid tegen wanneer de niet-openbare televisie er moet zijn, maar u weet niet wanneer u iets zult doen voor de geschreven pers en nochtans gaan de twee hand in hand. Dat is symptoma- tisch voor de houding van deze Exe- cutieve en daar treur ik om en in rechtvaardigheid en in democratie, en in vrijheid, want naarmate persor- ganen teniet zullen gaan, zal ook een stukje vrijheid afsterven en de PVV die de vrijheid in haar slogan draagt zal zich dat te laat realiseren, vrees ik. (Applaus bij de SP)
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten.
Interpellatie van de heer L. Hancké tot mevrouw R. Steyaert, Gemeen- schapsminister van Gezin en Wel- zijnszorg, over de financiële moei- lijkheden van de instelling Kind en Gezin
De Voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Hancké tot mevrouw Steyaert, Gemeenschaps- minister van Gezin en Welzijnszorg, over de financiële moeilijkheden van de instelling Kind en Gezin.
De heer Hancké heeft het woord.
De heer- L. Hancké (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Minister, geachte collega ’s, op 1 fe-
bruari van dit jaar werd de instelling van openbaar nut, Kind en Gezin, opgericht door het decreet van 29 mei 1984, effectief naar de Vlaamse Gemeenschap overgeheveld. Dat houdt ook in dat voortaan het bud- gettaire evenwicht van de instelling bij de Vlaamse Gemeenschap berust en dat voor dit jaar nog slechts 1/12e voor de post personeel en werking uit de nationale begroting komt.
Het minste wat kan worden gezegd is dat Kind en Gezin niet onder een gelukkig gesternte is geboren som- migen gewagen helaas al van een doodgeboren kind. Van bij de start moet de instelling inderdaad het hoofd bieden aan een uiterst moeilij- ke financiële situatie, die al de rest conditioneert : er moet personeel worden afgedankt, instellingen wor- den gesloten, dienstverlening en wer- king worden besnoeid. Bovendien kunnen de zo geroemde nieuwe op- tieken in de werking van Kind en Ge- zin geen doorgang vinden en is er geen ruimte voor nieuwe initiatieven. De tekst van het decreet dreigt daar- door dode letter te worden.
Als opdrachten voor de nieuwe in- stelling zag de Gemeenschapsminis- ter in 1984 : de verzekering van de ontplooiing van het kind binnen het gezin, waarin een klemtoonverschui- ving werd gelegd van somatische naar algehele welzijnszorg. Zo krijgt Kind en Gezin tot taak : het voorkomen van perinatale sterfte en prematuri- teit, de ontwikkeling van het kind op sociaal, fysisch en psychisch vlak, de begeleiding van toekomstige en jonge ouders, de informatie in verband met gezondheid en opvoeding van kinde- ren, de kinderopvang. Bovendien werden aan de instelling een aantal concrete probleemgebieden opge- legd : kindermishandeling, ongeval- len bij kinderen, adoptie van kinde- ren. Aan Kind en Gezin werden bij- gevolg een preventief beleid opge- legd, evenals GVO, de ondersteu- ning van zelfhulpgroepen, het optre- den naar aanleiding van crisissitua- ties. Daarbij zou bijzondere aandacht moeten uitgaan naar kansarme kin- deren, migrantenkinderen, zieke kin- deren en naar éénoudergezinnen. Ook de noodzaak naar wetenschap- pelijk onderzoek over de mutaties in
onze samenleving inzake demografie en gezin, werd beklemtoond. Die nieuwe oriëntering hebben we toen- tertijd onderschreven. Kind en Gezin werd door de Minister voorgesteld als ,,geenszins het eenvoudige ver- lengstuk van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn”, maar als ,,de basis van de piramide van de zorgver- lening” met een ,,sleutelrol”. Verder zei de Minister : ,,Kind en Gezin zal investeren in kinderen om hun meer kansen tot ontwikkeling te geven en aldus bij te dragen, tot de vorming en ontplooiing van de volwassen mens van de volgende eeuw”. Kort- om, de gewekte verwachtingen lagen zeer hoog.
Enkele maanden na de officiële op- richting staat de nieuwe raad van be- heer voor een quasi onmogelijke op- dracht. Zowel budgettair, als qua werking, personeel en nieuwe initia- tieven moet op een drastische wijze worden besnoeid. Het gevolg ? Kind en Gezin, dat zovele nieuwe terrei- nen moet gaan bestrijken, slaagt er nu zelfs niet meer in het overlevings- werk van het Nationaal Werk van Kinderwelzijn tevervullen. Er wordt geen grote sprong voorwaarts ge- daan ; integendeel er wordt nu op grote schaal afgebroken.
Aan de basis van de problemen lig- gen grote budgettaire moeilijkheden die het gevolg zijn van het St-Anna- plan. Ondanks de nakende start van de nieuwe instelling, ondanks de nieuwe opdrachten, legde het Sint- Annaplan niet minder dan 248,l mil- joen besparingen op een globaal na- tionaal budget van ongeveer 2 mil- jard, hetzij twaalf procent op perso- neels- en werkingskosten. Van een begroting van 2064 miljoen in 1986 werd afgedaald naar 1815,5 miljoen voor 1987, wat voor Kind en Gezin in Vlaanderen, met een bijkrediet van 50 miljoen, een bedrag van 1034,6 miljoen opleverde met een ge- raamd tekort van ongeveer 28 mil- joen na uitvoering van de besparin- gen. De begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor 1987 bedraagt voornamelijk subsidiëring, een bij- krediet eveneens inbegrepen, 1922,2 miljoen.
De benarde financiële situatie, als ge-
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
Steun aan geschreven pers
Hancké
volg van een inlevering van minstens
120 miljoen voor Kind en Gezin, heeft zijn nadelige weerslag op het terrein gehad. Laten we even overlo- pen wat in de afgelopen drie jaar is gebeurd met de erfenis van het Na- tionaal Werk voor Kinderwelzijn.
Wat de raadplegingen betreft : de pre- en postnatale raadplegingen zijn teruggelopen van 60 naar 46, waar- door de begeleiding van de zwangere vrouw, sedert een twintigtal jaar toch al het zwakke punt van het NWK, helemaal op de helling is komen te staan. Weliswaar zijn de raadplegin- gen voor het jonge kind met en zon- der comité op hetzelfde peil gehou- den, maar de situatie is nu wel erg precair geworden. Er is zelfs een zo- genaamd ,,noodplan” voor een mini- male preventieve dienstverlening in werking gezet. Dit noodplan houdt onder meer in : het beperken van huisbezoeken slechts tot de leeftijd van 14 maanden, het opgeven van GVO-activiteiten, mutatie van ver- pleegkundigen over verschillende provincies, het inzetten van vrijwilli- gers. Maar het terugschroeven tot een minimum heeft gevolgen.
Het ontstaan van nog meer risico ’s, mishandelingen en verwaarlozingen met nefaste gevolgen voor kinderen en gezinnen.
Een ontoereikend toezicht binnen de gezinnen en het wegvallen van de vertrouwensrelatie tussen verpleeg- kundigen en betrokkenen.
Een vermindering van het aantal be- zoeken, zodat van een continue so- ciale begeleiding geen sprake meer is. Zo kunnen risicogezinnen niet meer opgevolgd worden.
De overbelasting van de resterende sociaal verpleegkundigen, ingevolge dubbele diensten en verre verplaat- singen. Het spreekt vanzelf dat daar- uit toenemende spanningen binnen de diensten voortspruiten.
Wat de kinderdagverblijven betreft, is er een lichte stijging van 182 naar
188 van het aantal kinderkribben in drie jaar vast te stellen, maar het aan- tal peutertuinen is gedaald van 74
naar 59. Een overeenstemmende da- ling bestaat voor de diensten opvang- gezinnen van 87 naar 79, maar dan wel met verhoogde capaciteit, wat op zijn beurt verantwoordelijk is voor niet te controleren meeruitgaven.
In de residentiële opvang, is het aan- tal kinderdag- en nachtverblijven op peil gebleven, maar met een vermin- derde capaciteit, zijn de twee kinder- opvangcentra van het NWK tot één herleid.
Globaal moet een merkbare daling van de activiteiten worden vastge- steld.
Bovendien is inmiddels ook al bere- kend, dat wat het personeel betreft, zelfs de uitvoering van dit noodplan een tekort van 86 full-time verpleeg- kundigen aanwijst, waarvan 53 zich situeren in de Provincie Antwerpen. Om de werking van de instelling naar behoren te verzekeren, is er zelfs een berekend tekort van 138 full-time verpleegkundigen.
Het is inderdaad evident dat de be- langrijkste besparingen werden uitge- voerd op het personeel. Er werd wel- iswaar een nieuw personeelskader goedgekeurd dat hoort nu een- maal bij een nieuwe instelling en bo- vendien dateert het vorige organi- gram van 1972 maar de daarbij horende budgetten werden niet aan- gepast en tot aanwerving kan niet worden overgegaan. Integendeel, het overgaan op deeltijdse prestaties wordt niet opgevangen door nieuwe aanwervingen ; gepensioneerde ver- pleegkundigen 33 in 1987 wor- den niet vervangen en veel moet wor- den verwacht van vrijwilligers. Bo- vendien worden de besparingen ook uitgewerkt op het personeel met pre- cair statuut. Zo werd het contract van
149 medische assistenten niet meer verlengd en werd beslist dat afge- vloeide contractuelen van 1 decem- ber 1986 tot 31 maart 1987 werden vervangen door tewerkgestelde werklozen. Ik weet niet wat er met hen sedertdien is gebeurd.
Alle wervingen van stagiairs (33) werden stopgezet, alle contractuelen in de kinderopvangcentra (7) werden weggesnoeid ; 80 niet in het regulari- satie-examen geslaagde verpleegkun-
digen worden eveneens verwijderd, wat het totaal aantal ontslagen op 148 brengt.
Dat alles volstaat niet, want ook de werkingsuitgaven van de instelling lij- den sterk onder de malaise. Instellin- gen wachten bij voorbeeld al zeven maanden op hun subsidiëring en voor de eerste maanden van dit jaar wer- den slechts voorschotten toegekend. Er is permanent geldgebrek om draaiende te houden wat nu bestaat. Het budget ,,subsidiëring” is zelfs on- voldoende om de bestaande regle- mentering op betoelaging uit te voe- ren. Het wetenschappelijk onderzoek wordt verwezen naar de kredieten van de Lotto. De instelling heeft bo- vendien af te reken met een perma- nent liquiditeitsprobleem : zo moest om de wedden van mei te betalen,
33 miljoen geput worden uit het Vlaams deel van de Nationale Loterij en 18 miljoen uit nog verschuldigde nationale gelden, om met de beschik- bare liquiditeiten van 11 miljoen ongeveer 20 procent van wat nodig was het personeel de verschuldig- de wedden te geven.
Daar komt bij dat Kind en Gezin nu besloten heeft twee tehuizen voor re- sidentiële opvang te verkopen : de villa Chez Nous in St-Idesbald en het tehuis Georges Theunis in Oostduin- kerke. Wat dit laatste betreft, weze ter illustratie van de gevolgen van dit beleid, erop gewezen dat het home oorspronkelijk bestemd voor de op- vang van 400 à 500 zwakke kinderen, een capaciteit die enkele jaren gele- den werd teruggebracht tot 90. Nu wordt tot sluiting en verkoop overge- gaan, waardoor 128 personeelsleden zullen moeten worden gereaffec- teerd.
Laatste aspect van dit besparingsbe- leid. Nu zelfs de traditionele op- drachten van Kind en Gezin worden teruggeschroefd, is er geen ruimte meer voor nieuwe initiatieven en daarvoor heeft de Vlaamse Raad drie jaar geleden dringend het decreet moeten goedkeuren.
Ik denk aan het wegvallen van nieu- we en bestaande initiatieven, zoals het gehoors-screeningsprogramma Ewing en de collectieve GVO.
Er is ook het dreigend gevaar voor
Hancké
het ontstaan van een negatief imago van Kind en Gezin in de openbare opinie.
Bovendien ontstaan er nu wachtlij- sten voor erkenningen, die sedert 1985 principieel niet meer worden toegestaan. Er staan ongeveer een veertigtal peutertuinen op de wacht- lijsten ; voor andere zijn capaciteits- normen ingevoerd, die, ingeval ze niet bereikt worden, tot intrekking van de erkenning leiden. Er is dus een beleid tot afremming van kinder- kribben en peutertuinen aan de gang. Merkwaardig is het daarentegen vast te stellen dat dezelfde gestrengheid niet aan de dag wordt gelegd voor de onthaalmoeders, waar geen normen bestaan om de groei af te remmen De diensten voor opvanggezinnen beschikken over één maatschappelijk werker. per dertig gezinnen en dat aantal is nu beperkt. Maar dat belet deze diensten niet het aantal gezin- nen op te drijven, ver boven de norm van 30 per maatschappelijk werker. Met andere woorden : het aantal maatschappelijk werkers wordt wél, het aantal opvanggezinnen niet onder
ten over de wijze waarop de provin- ciale comités in artikel 17 van het decreet worden samengesteld. Bij de bespreking van de artikelen 8 en 17 van het decreet stelde ik indertijd een amendement voor met het oog op een billijke spreiding over filosofische en ideologische groepen. Het werd verworpen. Kennelijk had het moe- ten aanvaard worden. Want van de
5 voorzittersmandaten gaan er drie naar de kristelijke zuil, één wordt toegewezen aan de SP, één aan de PVV. De overige 50 mandaten in de provinciale comités gaan in meerder- heid naar de kristelijke zuil, aange- vuld door een aantal zogezegde neu- trale deskundigen. Ik acht zulks be- treurenswaardig, want Kind en Gezin is ook op dit vlak slecht gestart. Er is daar een gelegenheid gemist om Kind en Gezin in een nieuwe sfeer te laten werken. Sommige collega ’s zul- len nu beter de uitdrukking van de CVP-staat begrijpen : een partij, die electoraal niet meer vertegenwoor- digt dan procent, gaat met ruim de meerderheid der mandaten aan de haal. En zulks op een ogenblik, waar- op ook de Minister erkent dat het
gezin, omwille van de diepgaande evoluties en mutaties, die het onder-
teur eveneens tot dezelfde strekking behoren de Minister heeft hier zwaar overdreven brengen een bij- komend element van malaise binnen de instelling.
Er moet derhalve gesproken worden van een gemiste kans en van ene slechte start. Ik had graag vernomen of de Minister maatregelen treft om de toestand recht te zetten. (Ap- plaus)
De Voorzitter : Minister Steyaert heeft het woord.
Minister R. Steyaert (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lega ’s, ik spreek niet tegen dat Kind en Gezin in zijn startperiode voor grote moeilijkheden komt te staan. Ik kan echter niet aanvaarden dat men stelt dat de Vlaamse Gemeen- schap eigenlijk zwaar verantwoorde- lijk is voor al de problemen waarmee deze instelling momenteel te kampen heeft. Mijn antwoord zal dan ook als dusdanig niet slaan op een program- ma dat de Raad van Bestuur eerst de gelegenheid moet krijgen niet alleen om uit te dokteren, maar ook in uit- voering te brengen. Laten we niet
controle gehouden en er wordt per
dag en per kind dan ongeveer 400 frank uitgekeerd. Met andere woor- den : er wordt niet door iedereen in- geleverd en het is evident dat de kwa- liteit van de zorgen, via de laksheid ten voordele van de opvanggezinnen, niet meer gegarandeerd is.
Er bestaan eveneens wachtlijsten voor capaciteitsuitbreiding, waaraan opnieuw paal en perk werd gesteld door normverhogingen.
Nieuwe initiatieven blijven in de kou staan. Voor kindermishandeling was oorspronkelijk 30 miljoen voorzien ; het krediet is inmiddels terugge- bracht, eerst tot 10 en nu tot 5 mil- joen.
Experimenten met opvangcentra worden opgeschort.
gaat een nieuw, dynamisch, veelzij- dig beleid behoeft.
De balans, die ik heb moeten opma- ken, is negatief maar de sombere kleuren zijn niet overdreven. De budgettaire tekorten hebben alles te maken met de schuldige laksheid, waarmee de Vlaamse Gemeenschap zich bezuinigingen ten belope van 12 procent heeft laten opdringen in een pilootsector, zonder protesteren, zonder de menselijke achterkant van de cijfers te bekijken. De Vlaamse Gemeenschap heeft zich bovendien tevreden gesteld met een uiterst ge- brekkige uitvoering van het decreet, die zelfs beneden de opdrachten van de wet van 1919 blijft. Nieuwe initia- tieven, die de zin van het decreet uit- maakten, blijven uit.
vloeiing, afgebotte werkingskosten, gedwongen verkoop van tehuizen,
Het studiewerk wordt met vermin- derd effectief verricht en het aantal personeelsleden van eerste niveau is ontoereikend.
toegenomen werklast voor het te schaarse personeel kenmerken de huidige toestand. En de samenstel- ling van de provinciale comités, ge- voegd bij de vaststelling dat de Minis-
Tot Minister R. Steyaert (CVP) werd de laatste in de reeks interpellaties van deze vergadering gericht, met als the- ma de financiële moeilijkheden van
de instelling Kind en Gezin
Tenslotte wil ik mijn ongenoegen ui- ter, de voorzitter en de nieuwe
Steyaert
vergeten dat Kind en Gezin slechts op 1 februari 1987 van start is gegaan. Ik wil deze instelling de kans geven om dit programma geleidelijk aan op te bouwen en verdere stappen voor- waarts te zetten.
Ik voel mij niet bevoegd om nu reeds de werking te beoordelen. Maar ik geef wel graag antwoord, omdat er duidelijkheid moet zijn, over de mo- tieven die in mijn ogen de huidige situatie hebben veroorzaakt. Ik zal dan ook de maatregelen toelichten die ik op dit vlak reeds heb genomen of van plan ben te nemen om aan de toestand te verhelpen.
De overgang van de nationale para- statale Nationaal Werk voor
welzijn naar, wat de Vlaamse Ge- meenschap betreft, de instelling Kind en Gezin, verloopt, omwille van een aantal moeilijkheden, eerder stroef.
Deze moeilijkheden zijn de volgen- de.
Vooreerst is de Raad van Beheer en het Bureau van de instelling Kind en Gezin quasi volledig nieuw. Deze vernieuwing is door de Executieve bewust gewild gezien de nieuwe op- drachten van Kind en Gezin de heer Hancké heeft ze opgesomd
en de vernieuwde dynamiek die in de preventieve kinderzorg noodzakelijk dient ingebracht. Het spreekt echter vanzelf dat deze beheersinstanties de nodige inlooptijd dienen te krijgen in- zake het uitwerken van het beleid van de nieuwe instelling. Alle aan- dacht van de beheersinstanties gaat op dit ogenblik naar het verzekeren van de continuïteit van de dienstver- lening en naar het opstarten van de instelling. Dit behelst bij voorbeeld het uitwerken van een intern regle- ment, de samenstelling van de decre- taal voorziene adviescommissies, het uitwerken van een regeling inzake de meldingsplicht voor kinderopvang, de samenstelling van de provinciale comités en dergelijke meer. Wat deze provinciale comités betreft wil ik het geachte lid mededelen dat deze aan- gelegenheid al werd ter zake on- der een aantal personen van Kind en Gezin een aantal gedachten gewis- seld nog niet werd besproken, laat
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987
,
staan beslist, door de Raad van Be- heer van Kind en Gezin, en dat mij alsdusdanig nog geen voorstel werd overgemaakt. Bij de voordracht van Kind en Gezin zal ik erover waken dat de samenstelling van de Provin- ciale Comités beantwoordt aan de decretale bepalingen ter zake. Mijn houding zal niet anders zijn dan de houding die ik heb aangenomen tij- dens de samenstelling van de Raad van Bestuur. Ik ben trouwens gebon- den door decretale bepalingen.
Een tweede probleem dat zich bij- zonder scherp stelt is dit van de ver- sterking van de administratieve wer- king van Kind en Gezin.
De lange tijdspanne die nodig bleek om tot de splitsing van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn over te gaan ook daar treft de Vlaamse Gemeenschap geen schuld is op vele gebieden zeker niet bevorderlijk geweest.
Afvloeiingen van een aantal perso- neelskrachten, organisatorische pro- blemen die geen onmiddellijke oplos- sing meer konden krijgen, twijfels over de te volgens koers, gezien het perspectief op een nieuwe aanpak hebben beslist belemmerd gewerkt. Het is trouwens een feit dat op het allerlaatste ogenblik, door het bespa- ringsplan nationale beslissing
er inderdaad 57 sociaal-verpleegkun- digen werden ontslagen, een 30-tal verpleegkundigen gingen met pen- sioen en werden niet vervangen, een 20-tal stagiairs- sociaal-verpleegkun- digen werden ontslagen. Als dusda- nig vielen er op zeer korte termijn een lOO-tal sociaal-verpleegkundigen weg, wat vanzelfsprekend tot zware moeilijkheden moet leiden. Vooral de provincie Antwerpen, alsook an- dere provincies, werden daardoor zeer zwaar getroffen.
Ten gevolge daarvan heeft de huidige Raad van Bestuur een soort nood- plan uitgewerkt voor de eerstvolgen- de periode voor de vakantiemaan- den. Inmiddels wil men ook op het vlak van de reorganisatie en eventue- le vervanging van gepensioneerden en dergelijke, de zaak ten gronde aanpakken.
Ik moge ook vermelden dat het in
Financiële moeilijkheden Kind en Gezin
feite dank zij het initiatief van de Vlaamse Gemeenschap is dat in- dien ik mij niet vergis 47 personen als tewerkgestelde werklozen u heeft er trouwens op gealludeerd
tot 1 maart 1987 tewerk gesteld wer- den. Bovendien heeft de Executieve verleden week beslist deze termijn verder te laten lopen tot 31 december 1987.
Inmiddels zet ik mij er voor in dat een formule van definitieve tewerk- stelling zou worden gevonden.
Aan al deze problemen kon door de Vlaamse Executieve niet zomaar worden gedokterd, zolang de split- sing niet was voltooid. Onvermijde- lijk ontstonden daardoor voor de werking van de administratie, zowel met betrekking tot inspectie en toe- zicht als met betrekking tot de opvol- ging van de financiële aangelegenhe- den, een aantal problemen. Onmid- dellijk na de overheveling van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn op 1 februari 1987 heeft de Executie- ve een aantal noodzakelijke besluiten genomen die echter ook het akkoord behoefden van de nationale Minister van Openbaar Ambt. Dit akkoord werd bekomen op 15 juni en reeds op 17 juni werd het gehele perso- neelsdossier van Kind en Welzijn kader, statuut, weddeschalen door de Executieve goedgekeurd. Daar- door wordt het mogelijk in de onmid- dellijk toekomst een aantal noodza- kelijke maatregelen te treffen. Maar voor zover mij bekend, heb ik tot- nogtoe geen benoemingen van direc- teurs of andere personeelsleden ge- daan.
Ten slotte zijn er een aantal financië- le problemen.
Deze problemen zijn vooreerst the- saurieproblemen of liquiditeitspro- blemen. Deze worden veroorzaakt door het huidige betoelagingssysteem van de instelling, door de blokkering door het Rekenhof van een aantal toelagen, en door een begrotingste- kort van circa 90 miljoen vorig jaar.
Het betoelagingssysteem dat gang- baar was met betrekking tot het Na- tionaal Werk voor Kinderwelzijn en dat op dit ogenblik ook nog voor Kind en Gezin wordt toegepast voor-
1599
ziet in de uitbetaling via maandelijkse schijven van de begrotingtoelage die aan Kind en Gezin wordt toegekend. Dit betoelagingssysteem voldoet niet. Door het feit dat Kind en Gezin de subsidies voor het vierde kwartaal van het jaar aan de voorzieningen be- toelaagt ten laste van de begrotings- toelage van het daaropvolgend jaar stellen zich in het begin van elk jaar ernstige thesaurieproblemen. Met name moeten in het eerste kwartaal thesauriemiddelen voor een half jaar aanwezig zijn. Om dit probleem te verhelpen heb ik de Gemeenschaps- minister van Financiën en Begroting verzocht vanaf volgend jaar een nieuw betoelagingssysteem voor Kind en Gezin in te voeren.
Het betoelagingssysteem dat ik heb voorgesteld bevat de uitkering van de begrotingsdotatie in vier schijven, waarvan de eerste twee in januari en in april zouden plaatsvinden. Dit zou tot gevolg hebben dat de instelling in het begin van het jaar over quasi zes maanden thesauriemiddelen zou be- schikken, hetgeen haar zou toelaten voor het eerste kwartaal vlot uit te betalen. Het is altijd daar dat het schoentje wringt.
Ik verwacht binnen afzienbare tijd een antwoord van de Gemeenschaps- minister van Financiën en Begroting terzake. Ik heb aan de Gemeen- schapsminister medegedeeld dat het voor mij onaanvaardbaar is dat zowel Kind en Gezin zelf, wat zijn perso- neel en functionering betreft, als de betoelaagde voorzieningen in moei- lijkheden komen omwille van een niet-adequaat betoelagingssysteem en de ermee verbonden technische en administratieve vertragingen.
Verdere thesaurieproblemen zijn ontstaan door enerzijds de blokke- ring omwille van een aantal begro- tingstechnische redenen door het Re- kenhof van een toelage aan het vroe- gere Nationaal Werk, voor Kinder- welzijn ten belope van 70 miljoen, en van een begrotingstekort van het Na- tionaal Werk voor Kinderwelzijn in 1986 te belope van circa 90 miljoen.
Aan het Rekenhof werd gevraagd alsnog het visum te verlenen voor het
geblokkeerde bedrag of voor een ge- deelte ervan. Terzake werd nog geen antwoord bekomen. Maar ik blijf daarop aandringen. Wat betreft het begrotingstekort van 1986 heeft Kind en Gezin in de maand mei 1987 een aanvraag voor bijkrediet bij mijn Ad- ministratie ingediend. Het begro- tingstekort of de kredietoverschrij- ding heeft vooral te maken met de vernieuwde groei binnen de sector van de kinderopvang, vooral bij de diensten voor onthaalmoeders.
Op dit ogenblik wordt het verplicht advies van de Gemeenschapscommis- sarissen ingewonnen. Deze aangele- genheid zal nadien door de Executie- ve bij de behandeling van het bijblad worden besproken.
De blokkering enerzijds en over- schrijding van het krediet 1986 ander- zijds hebben tot gevolg dat voor een door het vroegere Nationaal Werk voor Kinderwelzijn uitgegeven be- drag van circa 150 miljoen geen the- sauriemiddelen aanwezig zijn. Ik ver- wacht dat deze aangelegenheid in het najaar een definitieve oplossing kan krijgen. Ik zal mij daar in ieder geval voor inzetten.
De thesaurieproblemen zijn aldus met begrotingsproblemen verbon- den. Ik heb hierboven gesproken van een overschrijding door het Natio- naal Werk voor Kinderwelzijn van het krediet 1986 ten belope van circa 90 miljoen. Dit tekort zal wellicht
zij het beperkter eveneens in 1987 doorlopen. Wat 1987 betreft heeft Kind en Gezin echter nog geen ver- zoek tot bijkrediet ingediend. Ik ben in gesprek met de verantwoordelijke op dit vlak.
Tot slot wens ik nogmaals te stellen dat ik van de Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting de verze- kering heb gekregen van een vlotte maandelijkse uitbetaling van de toe- lageschijven voor dit jaar aan Kind en Gezin. Zo zal begin juli een be- drag van 242,3 miljoen voor Kind en Gezin worden gestort, alsmede een bedrag van 260,6 miljoen voor perso- neel en functionering. Wat de vol- gende maanden betreft volg ik deze aangelegenheid op de voet.
De thesaurieproblemen waarmee
Kind en Gezin geconfronteerd is zul- len slechts ten gronde opgelost zijn, na deblokkering van het Rekenhof van zekere toelagen, na behandeling van het bijblad voor 1986 en 1987, en na inwerkingtreding van een nieuw betoelagingssysteem voor Kind en Gezin vanaf begin volgend jaar. Ik doe van mijn kant al het mogelijke om deze toestand zo snel als enigszins kan in gunstige zin te regelen.
Tenslotte zal de thesaurie-situatie slechts helemaal opgeklaard zijn wanneer ook de nationale overheid zoals toegezegd de nog ver- schuldigde toelagen voor 1985 en 1986 wat personeel en functionering betreft aan de instelling Kind en Ge- zin zal hebben uitgekeerd. Ondanks deze bijzonder pijnlijke situatie mo- gen de verwachtingen toch heel hoog gesteld blijven. De opdrachten van Kind en Gezin zijn in het decreet ver- meld en moeten worden waarge- maakt. Het realiseren vraagt natuur- lijk een zekere tijd. De beslissingen van het Sint-Annaplan waren niet te verwachten en stellen ons voor niet voorziene problemen. Men kan dan ook niet verwachten dat Kind en Ge- zin in enkele maanden tijd deze zwa- re moeilijkheden kan opvangen. Ik blijf echter vertrouwen stellen in de huidige Raad van Bestuur en ben er- van overtuigd dat hij deze zeer moei- lijke opdracht zal aankunnen. Wat mij betreft, zal ik het uiterste doen om de Raad van Bestuur hierbij be- hulpzaam te zijn. (Applaus le-
den van meerderheid)
De Voorzitter : De heer Hancké heeft het woord.
De heer L. Hancké (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Minister, geachte collega ’s, ik heb bij vorige gelegenheden al erkend, ook wanneer wij botsten, mevrouw de Minister, dat u een dynamische be- leidsvrouw is. Ik wens bij deze gele- genheid ook te zeggen dat ik waarde- ring heb voor het standpunt dat u op de Europese Ministerconferentie over het gezin heb geformuleerd. U moet echter begrijpen dat wij hier niet zijn om elkaar sympathie te be- tuigen. Als lid van de oppositie ben ik verplicht u in uw beleid te contro- leren. ’
Vlaamse Raad Handelingen nr. 37
25 juni 1987 Financiële moeilijkheden Kind en Gezin
1600
Hancké
Mag ik uw antwoord resumeren als een instemming met een aantal feiten die ik heb geciteerd ? Ik neem aan dat u de kritiek gericht tegen uw be- leid en de verantwoording daarvan niet voor uw rekening wilt nemen. Ik stel echter vast dat u ten gronde er- kent dat deze interpellatie kon wor- den gehouden. Indien het alleen maar moeilijkheden waren geweest van de inloopperiode dan zou ik die niet hebben gehouden omdat ik denk dat het normaal is dat bij een overhe- veling een aantal moeilijkheden ont- staan. Het gaat echter verder. U hebt dat ook erkend. U hebt gesproken over de afvloeiing van de sociaal-ver- pleegkundigen en het probleem van de tewerkgestelde werklozen. U hebt de cijfers bevestigd die ik na een moeizame studie heb kunnen recon- strueren. U hebt ook gewezen op wat ik heb genoemd het systeem van de onthaalmoeders waar de kredieten toch nog, ondanks algemene bespa- ringstendens, blijven toenemen.
Mijn kritiek is tweevoudig. U blijft die nieuwe instelling uitbouwen, on- der meer op het vlak van het perso- neelskader en -statuut, maar u hebt geen middelen om die uitbouw te fi- nancieren en u zult morgen niet in staat zijn om dat personeelskader op te vullen bij gebrek aan middelen. U heeft nu al moeite om wat bestond te laten draaien. Mijn tweede kritiek is dat de besparing van 248 miljoen die geheel onverhoeds ten laste kwam van deze instelling klakkeloos en gemakkelijk door de Vlaamse Ge- meenschap is aanvaard, alhoewel u wist dat deze nieuwe instelling met de nieuwe opdrachten die u had ge- formuleerd zou moeten starten en daarvoor niet minder maar integen- deel meer middelen moeten voorhan- den zijn. Dat de Vlaamse Gemeen- schap daarin zelf niet heeft kunnen
Vlaamse Raad
Handelingen nr. 37
25 juni 1987
of willen voorzien heeft de malaise natuurlijk veroorzaakt. De financiële malaise is één aspect maar ik heb in mijn uiteenzetting geprobeerd aan te duiden hoe zich dat op het terrein vertaalt. Ik vind die toestand drama- tisch.
Bovendien ben ik van mening dat u alleen maar met een behoorlijke in- jectie van nieuwe middelen in de eerstvolgende maanden in staat zal zijn de toestand enigszins recht te trekken.
Inzake de benoeming van de direc- teur en de samenstelling van de pro- vinciale comités wil ik aannemen dat u op dit ogenblik nog niets heeft on- dertekend.
Minister R. Steyaert : Nog niets heb ontvangen !
De heer L. Hancké : Dan ben ik be- ter ingelicht dan u.
Minister R. Steyaert : Ik zal toch we- ten wat er zich op mijn kabinet be- vindt.
De heer L. Hancké : Ik weet in elk geval welke lijsten er circuleren. Ik weet ook wat er besproken is. Het ligt bij iedereen in de mond dat de nieuwe directeur de Commissaris van de Vlaamse Executieve is. Ik wil wel aannemen dat u mij dit momenteel nog niet bevestigt, maar ik zal u bij gelegenheid daarover nogmaals aan- spreken. U weet dat de samenstelling van de Raad van Bestuur en van de provinciale comités een geschilpunt is tussen u en mij. Graag had ik deze nieuwe instelling in een nieuwe sfeer kunnen laten starten maar opnieuw stel ik vast dat de evenwichten die mij dierbaar zijn niet worden geres- pecteerd.
De Voorzitter : Minister R. Steyaert heeft het woord.
Financiële moeilijkheden Kind en Gezin Regeling werkzaamheden
Minister R. Steyaert : Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Hancké doen opmerken dat wat betreft de onvoorziene besparingen die op het nationaal vlak zijn gebeurd, wij dat niet zomaar hebben aanvaard. Wij hebben duidelijk laten horen vanuit de Vlaamse Gemeenschap dat wij dat niet konden accepteren. De beslis- sing werd genomen zonder ons en be- halve een hard protest konden wij daaraan niets wijzigen.
Ten tweede, wat uw standpunt inza- ke aanvulling van personeel betreft, het is juist dat wij meer dan eens in commissievergaderingen onze ziens- wijzen hebben besproken. Wij heb- ben op bepaalde vlakken onder ande- re over wat u verzuiling noemt, mijn- heer Hancké een verschillende visie. Er mag niet worden beweerd dat dit heeft meegespeeld bij de samenstel- ling van de Raad van Bestuur. Wat de verdere aanwijzingen betreft, wil ik u vragen te wachten tot de zaken zijn gebeurd en dan te oordelen.
De Voorzitter : Het incident is geslo- ten
R EGELI NG VAN DE W E R K- ZAAMHEDEN
De Voorzitter : Hiermede zijn wij aan het einde gekomen van onze werkzaamheden voor vandaag.
De vergadering is gesloten.
De vergadering wordt gesloten om
22.00 uur.
De Raad gaat tot nadere bijeenroe- ping uiteen.
. 1601
Trefwoordenregister
Actuele vragen
Zie Gebied ,,Webbekoms- en Schulens- broek”
GECO ’s
Huisvuilverbrandingsoven te Edegem Instituut Lemaire
Leraars middenstandsopleiding Superstort te Genk-Bilzen Werkgroep Reconversie Limburg
Ambtsgebied intercommunales Werkwijze, controle en vaststelling, blz. 1460, 1470, 1560, 1563
Arrondissement Aalst en Pajottenland
Drinkwatertekorten, blz. 1455
Confrontatieuitzendingen BRT
Objectiviteit, blz. 1544
Controleopdrachten OVAM
Kilometerbeperking, blz. 1456
Decreet
Uitvoering, blz. 1511
DIRV-actie
Resultaten, blz. 1584
Doorlichting BRT
Conclusies, blz. 1568
Erkende landelijk georganiseerde sport- verenigingen
Subsidiëring verzekeringen, blz. 1544
Erkenning niet-openbare televisievereni- gingen
Voorontwerpen uitvoeringsbesluiten, blz.
1576
Gebied ,,Webbekoms- en Schulensbroek ”
Bijsturing geplande werken, blz. 1535
GECO ’s
Bezoldigingsregeling en wervingsvoor- waarden, blz. 1533
Geschillenraad niet-openbare televisie- verenigingen
Verdaging benoeming 9 leden, blz. 1551
Geschreven pers
Uitblijven steuninitiatieven, blz. 1589
Golfterrein te Bornem
Aanleg in tegenstrijd met BPA, blz. 1457
Huisvuilverbrandingsoven te Edegem Bodemverontreiniging door zware meta- len, blz. 1531
Ingekomen stukken
e
Arresten van het Arbitragehof, blz. 1454 Mededeling van het Rekenhof, blz. 1454 Ontwe en van decreet, blz. 1453
Schrift ijke vragen, blz. 1454 Verslagen, blz. 1453
Voorstellen van decreet, blz. 1453 Voorstellen van resolutie, blz. 1453,153O
Instituut Lemaire
Interpellaties Confrontatieuitzendingen BRT Decreet milieuheffingen
DIRV-actie Doorlichting BRT
Erkende landelijk georganiseerde sport- verenigingen
Erkenning niet-openbare televisievereni- gingen
Geschreven pers Kind en Gezin
Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel
Muziekonderwijs
Organisatie ruimtelijke ordening en stede- bouw
Rangschikking landschappen of monu-
menten
Schelde en Rijn
Subsidiëring particuliere sportinfrastruc- tuur
Vlaamse taal en cultuur
Kind en Gezin
Financiële moeilijkheden, blz. 1596
Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel
Noden, blz. 1536
Leden
Berichten van verhindering, blz. 1453, 1505, 1531
Leraars middenstandsopleiding
Uitblijvend statuut, blz. 1534
Mededelingen Voorzitter
Commissie van Onderzoek over het Ge- westplan Halle-Vilvoorde-Asse, blz. 1454 Voorstel tot verdaging van een agenda- punt, blz. 1454
Moties besluit interpellatie
Dossier Voeren, blz. 1566
Huurprijs sociale woningen, blz. 1565 Indiening, blz. 1519, 1530
Motie van Orde
Persoonlijk feit, blz. 1485
Voorafgaande vraag tot afwijzing behan- deling, blz. 1499
Muziekonderwijs
Hervorming, blz. 1519
Namen openbare wegen en pleinen Wijziging beschermingsdecreet, blz. 1502, 1564
Ontwerp van decreet
Zie Ambtsgebied intercommunales VHM en VLM
Organisatie ruimtelijke ordening en stede- bouw
Uitblijven vierde uitvoeringsbesluit, blz. 1515
Rangschikking landschappen of monu- menten
Toepassing besluiten, blz. 1581
Schelde en Rijn
Sint- Jacobskerk te Leuven
Verval, blz. 1457
Sociale appartementen te Blankenberge
Uitblijven kredieten NMH, blz. 1455
Statuut reisbureaus
Gevolgen arrest Arbitragehof, blz. 1458
Stemmingen
Aangehouden stemmingen
Ambtsgebied intercommunales, blz. 1560
VHM en VLM, blz. 1551
Hoofdelijke stemmingen
Ambtsgebied intercommunales, blz. 1563
Dossier Voeren, blz. 1566
Huurprijs sociale woningen, blz. 1565 Namen openbare wegen en pleinen, blz. 1564
VHM en VLM, blz. 1558
Subsidiëring particuliere sportinfrastruc- tuur
Uitblijven uitvoeringsbesluiten, blz. 1573
Superstort te Genk-Bilzen
Aanleg, blz. 1532
Toekomst regionale luchthavens
Standpunt SERV, blz. 1459
VHM en VLM
Oprichting en instelling Concertatiecom- missie sociale huisvesting, blz. 1474, 1486,
1490, 1551, 1558
Vlaamse Mediaraad
Werking, blz. 1459
Vlaamse taal en cultuur
Bevordering in Frans-Vlaanderen, blz. 1539
Voorstel van decreet
Zie Namen openbare wegen en pleinen
Vragen
Zie Arrondissement Aalst en Pajotten- land
Controleopdrachten OVAM Golfterrein te Bornem
Sint-Jacobskerk te Leuven
Sociale appartementen te Blanken- berge
Statuut reisbureaus
Toekomst regionale luchthavens Vlaamse Mediaraad
Werkgroep Reconversie Limburg
Aanstelling permanente medewerkers, blz. 1535
Werkzaamheden
Regeling, blz. 1460, 1503, 1530, 1601
Sluiting, blz. 1532
Inschaffing vervuilingsernst, blz. 1505
Omslag 4
Vlaamse Raad - Secretariaat : Paleis der Natie, Natieplein 2, 1000 Brussel Tel. 513 99 50 tot 59