Pensioenreglement – Flex pensioen ES
Pensioenreglement – Flex pensioen ES
Inhoudsopgave
Artikel 3 Vaststelling grondslagen / Deeltijdfactor / Partnerschap 13
Artikel 4 CDC-karakter / Financiering 15
Artikel 5 Pensioenleeftijd / Ouderdomspensioen / Hoog-laagregeling 17
Artikel 6 Deeltijdpensionering 20
Artikel 7 Vervroeging en uitstel bij de keuze van de Pensioenleeftijd 21
Artikel 8 Nabestaandenpensioen 22
Artikel 9 Anw-hiaatverzekering 23
Artikel 10 Inruil pensioenaanspraken op de Pensioenleeftijd 26
Artikel 11 Bijzonder nabestaandenpensioen 27
Artikel 13 Arbeidsongeschiktheidspensioen 30
Artikel 14 Premievrije pensioenopbouw 32
Artikel 15 Voortijdige beëindiging van het dienstverband 33
Artikel 16 Waardeoverdracht / afkoop / vervallen klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming 35
Artikel 17 Afkoop klein nabestaandenpensioen of wezenpensioen bij ingang 36
Artikel 18 Afkoop klein bijzonder nabestaandenpensioen 37
Artikel 19 Waardeoverdracht 38
Artikel 21 Uitbetaling van pensioenen 39
Artikel 23 Algemene expatbepaling 41
Artikel 24 Reglementswijzigingen en kortingsbepaling 41
Artikel 25 Bijzondere bepalingen 42
Artikel 26 Pensioenverevening / Conversie 45
Artikel 27 Klachtenprocedure 45
Artikel 28 Opheffing van de Stichting 46
Artikel 29 Overgangsregelingen 46
Artikel 30 Toepasselijkheid, inwerkingtreding en toepasselijk recht 57
Bijlage 1. Actuariële factoren 58
Bijlage 2. Indexatiestaffel 71
laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2024
Tabel kernbedragen Flex pensioen ES
De actuele versie van deze tabel staat op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx
Datum | Bedrag | ||
AO-grensbedrag | (artikel 1, lid 6) | 01-04-2024 | € 66.486 |
Datum | Bedrag | ||
Franchise* - Wettelijke Franchise - Fondsspecifieke Franchise | (artikel 1, lid 11) | 01-01-2024 01-04-2024 | € 17.545 € 16.478 |
Datum | Bedrag | ||
Anw-hiaatverzekering | (artikel 9, lid 2) | 01-04-2024 | € 21.806 |
Datum | Bedrag | ||
Maximaal Fulltime Pensioengevend Salaris | (artikel 1, lid 16) | 01-01-2024 | € 137.800 |
Datum | Bedrag | ||
Afkoopgrens | (artikel 16 t/m 18) | 01-01-2024 | € 592,51 |
* De Franchise kan nooit minder bedragen dan het wettelijk minimum volgens de Wet op de Loonbelasting 1964. Per 1 januari 2024 is de Wettelijke Franchise hoger dan de Fondsspecifieke Franchise en wordt derhalve de Wettelijke Franchise gehanteerd.
Pensioenopbouw
Jaar | Ambitie | Realisatie |
2014 | 1,85 | 1,85 |
2015 | 1,85 | 1,85 |
2016 | 1,85 | 1,85 |
2017 | 1,85 | 1,85 |
2018 | 1,85 | 1,85 |
2019 | 1,85 | 1,85 |
2020 | 1,85 | 1,85 |
2021 | 1,85 | 1,85 |
2022 | 1,85 | 1,65 |
2023 | 1,85 | 1,85 |
2024 | 1,85 | 1,85 |
Werknemerspremies
1. Pensioenbijdrage (artikel 1, lid 19) uitgedrukt in de Pensioengrondslag
• 2% voor Philips
• 2% voor Signify
• 2% voor de Aangewezen Ondernemingen (in 2024: Versuni)
• 2% voor Philips Pensioenfonds
2. Premie Anw-hiaatverzekering (artikel 4, lid 4)
Xxxxxxxx | Xxxxxxxxxxx (vanaf 01-04-2024) |
-35 | € 3,63 |
35-40 | € 7,27 |
40-45 | € 12,72 |
45-50 | € 18,17 |
50-55 | € 27,26 |
55-60 | € 36,34 |
60-65 | € 39, 98 |
65-AOW-leeftijd | € 36,34 |
Vanaf AOW-leeftijd | Individuele premie |
Dit pensioenreglement is van toepassing op executives, senior directors en bestuurders van Philips, Signify en de Aangewezen Ondernemingen (in 2024: Versuni).
Definities
Alle gedefinieerde begrippen beginnen met een hoofdletter. In de Statuten van de Stichting Philips Pensioenfonds gedefinieerde begrippen hebben ook voor de toepassing van dit Pensioenreglement de aldaar gedefinieerde betekenis, tenzij anders bepaald. Overal waar in dit Pensioenreglement over ‘hij’, ‘hem’ respectievelijk ‘zijn’ wordt gesproken, wordt ook ‘zij’, ‘haar’ respectievelijk ‘haar’ bedoeld. Verder wordt in dit Pensioenreglement verstaan onder:
1.1 Aanspraakgerechtigde
De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
1.2 Actuariële factoren
De van tijd tot tijd, in beginsel jaarlijks, door het Algemeen Bestuur vastgestelde actuariële factoren. De bij vaststelling van dit Pensioenreglement geldende Actuariële factoren zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit Pensioenreglement.
1.3 Afkoopgrens
Het in de artikelen 66, lid 1, 67, lid 1 en 68, lid 1 van de PW bedoelde bedrag.
1.4 Algemeen Bestuur
Het (statutair) bestuur van de Stichting.
1.5 Anw
Algemene nabestaandenwet.
1.6 AO (Arbeidsongeschiktheids)-grensbedrag
Het bedrag zoals opgenomen in de tabel Kernbedragen in dit Pensioenreglement, dat jaarlijks op 1 april wordt verhoogd met het percentage van de Looninflatie, vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor die gold in de maand voorafgaande aan de eerste ziektedag.
1.7 AOP (Arbeidsongeschiktheidspensioen)-grondslag
De grondslag voor de berekening van een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 13, welke gelijk is aan het Pensioengevend Salaris als bedoeld in artikel 1, lid 21 zonder maximering, op 1 april voorafgaande aan de eerste ziektedag, verhoogd met de eventuele aanpassingen van de salarisschalen van executives respectievelijk senior directors respectievelijk uitvoerend bestuurders en welke hebben plaatsgevonden in de periode van 1 april voorafgaande aan de eerste ziektedag tot en met 1 april voorafgaande aan de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Onder eerste ziektedag wordt in dit verband verstaan de dag waarop de wachttijd voor de WIA is begonnen.
1.8 AOW
Algemene Ouderdomswet.
1.9 Deelnemer
Degene
1. die statutair bestuurder is van Koninklijke Philips N.V. of één van haar groepsmaatschappijen in Nederland. Deze statutair bestuurder wordt voor de toepassing van dit Pensioenreglement gelijk gesteld aan een werknemer als bedoeld onder 3, of,
2. die statutair bestuurder is van Signify N.V. of één van haar groepsmaatschappijen in Nederland. Deze statutair bestuurder wordt voor de toepassing van dit Pensioenreglement gelijk gesteld aan een werknemer als bedoeld onder 3,
3. die een dienstverband heeft met Philips, Signify respectievelijk een Aangewezen Onderneming en die bevoegdelijk is benoemd tot executive of senior director en/of die in de voor hem geldende arbeidsvoorwaarden als deelnemer is aangewezen,
4. die uitvoerend bestuurder is van de Stichting of,
5. voor wie ondanks de beëindiging van zijn overeenkomst van opdracht respectievelijk dienstverband als bedoeld in sub 1, 2, 3 of 4 in verband met arbeidsongeschiktheid nog pensioen wordt opgebouwd ingevolge dit Pensioenreglement.
De Gewezen Deelnemer die opnieuw in dienst treedt bij de Werkgever en vanaf dat moment opnieuw voldoet aan het sub 1, 2 , 3 of 4 bepaalde, wordt voor de toepassing van dit Pensioenreglement vanaf dat moment voor al zijn rechten en plichten jegens de Stichting uitsluitend aangemerkt als Deelnemer, tenzij hij hiertegen bezwaar maakt binnen twee maanden na de datum van indiensttreding. De statutair bestuurder wordt voor de toepassing van het vorenstaande gelijk gesteld met een werknemer als bedoeld onder sub 3.
1.10 Deeltijdfactor
Een factor waarvan de teller wordt gevormd door het aantal arbeidsuren van de in de arbeidsovereenkomst met de Werkgever vastgelegde werkelijke werktijd van de Deelnemer, en de noemer de in de voor hem geldende arbeidsvoorwaarden vastgelegde volledige werktijd. Indien in de arbeidsovereenkomst geen vast aantal arbeidsuren is opgenomen, wordt de teller van bovengenoemde breuk gevormd door het aantal werkelijk gewerkte arbeidsuren in de periode waarover de deeltijdfactor wordt vastgesteld. De deeltijdfactor kan niet groter zijn dan 1.
1.11 Franchise
De Franchise op enig moment is de hoogste van:
a. De Fondsspecifieke Franchise die jaarlijks op 1 april wordt verhoogd met de Looninflatie, en;
b. De Wettelijke Franchise, zijnde het fiscaal wettelijk minimum zoals bedoeld in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964.
1.12 Gewezen Deelnemer
Degene die Deelnemer was als bedoeld in artikel 1, lid 9, door wie op grond van dit Pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming vóór pensionering een pensioenaanspraak heeft behouden jegens de Stichting.
1.13 Gepensioneerde
De Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
1.14 Kind(eren)
Het kind met wie de (Gewezen) Xxxxxxxxx dan wel de Gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staat overeenkomstig het bepaalde in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Het stief- of pleegkind van de (Gewezen) Deelnemer dan wel de Gepensioneerde, die tot het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer dan wel de Gepensioneerde duurzaam als eigen kind worden onderhouden en opgevoed, een en ander ter beoordeling van de Stichting.
1.15 Looninflatie
De (cumulatieve) collectieve schaalaanpassingen als blijkend uit de bij Philips geldende cao in de periode van 2 april van het voorafgaande kalenderjaar tot en met 1 april van het lopende kalenderjaar.
1.16 Maximaal Fulltime Pensioengevend Salaris
Het Maximaal Fulltime Pensioengevend Salaris is gelijk aan het in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen bedrag.
1.17 Partner
a. De echtgenoot/echtgenote van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde;
b. Degene die met de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een geregistreerd partnerschap als bedoeld in Boek I van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan, welk partnerschap niet is geëindigd;
c. Degene die met de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, die niet gehuwd is en evenmin een geregistreerde partner heeft, een gezamenlijke huishouding voert, ongehuwd is, geen geregistreerde partner heeft en geen bloed- of aanverwant is in de eerste graad van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en die door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór diens Pensioenleeftijd schriftelijk bij de Stichting als Partner is aangemeld. Onder een gezamenlijke huishouding wordt verstaan een gezamenlijke huishouding als gedefinieerd in de Anw.
1.18 Partnerschap
a. Een huwelijk;
b. Een geregistreerd partnerschap als bedoeld in Boek I van het Burgerlijk Wetboek;
c. Een partnerrelatie waarbij de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert met een aangemelde partner als bedoeld in artikel 1, lid 17 sub c.
In alle gevallen dient het partnerschap vóór het bereiken van de Pensioenleeftijd te zijn aangevangen en dient, in geval van een partnerschap als bedoeld sub c), de Partner te zijn aangemeld. In geval van deeltijdpensionering is hierbij het eerste moment van pensionering bepalend.
1.19 Pensioenbijdrage
De door de Deelnemer als bedoeld in lid 9 sub a aan de Werkgever verschuldigde bijdrage voor het verzekeren van de pensioenaanspraken voortvloeiend uit dit Pensioenreglement, met uitzondering van de aanspraken genoemd in artikel 9.
1.20 Pensioengerechtigde
Persoon voor wie, op grond van dit Pensioenreglement, een pensioen is ingegaan.
1.21 Pensioengevend Salaris
Voor de toepassing van dit Pensioenreglement wordt jaarlijks per 1 april voor de Deelnemer een Pensioengevend Salaris vastgesteld, bestaande uit 12 maal het maandsalaris per 1 april gemaximeerd op het Maximaal Fulltime Pensioengevend Salaris dat vermenigvuldigd wordt met de Deeltijdfactor.
1.22 Pensioengrondslag
Het Pensioengevend Salaris als bedoeld in artikel 1, lid 21 verminderd met de Franchise die vermenigvuldigd wordt met de Deeltijdfactor.
1.23 Pensioenleeftijd
De leeftijd waarop het ouderdomspensioen feitelijk geheel of gedeeltelijk ingaat. De Pensioenleeftijd is gelijk aan de Pensioenrichtleeftijd, tenzij de (Gewezen) Deelnemer ingevolge het bepaalde in artikel 5 of 6 kiest voor een andere leeftijd.
1.24 Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de Werkgever en de Werknemer in de individuele (arbeids)overeenkomst is overeengekomen betreffende pensioen.
1.25 Pensioenreglement
Het onderhavige pensioenreglement, ook wel genoemd het Flex pensioen ES.
1.26 Pensioenrichtleeftijd
Dit is de leeftijd van 68 jaar.
1.27 Philips
Koninklijke Philips N.V., haar groepsmaatschappijen in Nederland en elke rechtspersoon of vennootschap die bij besluit van het Algemeen Bestuur voor de verzekering van ouderdoms- en andere pensioenen met Koninklijke Philips N.V. of (één van) haar groepsmaatschappijen is gelijkgesteld en waarmee een Uitvoeringsovereenkomst is gesloten.
1.28 Premie Anw-hiaatverzekering
De door de Deelnemer respectievelijk de Gepensioneerde voor de Anw- hiaatverzekering als bedoeld in artikel 9 verschuldigde premie.
1.29 Prijsinflatie
Het percentage waarmee het ‘Consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, afgeleid’ van het CBS over de maand januari van het lopende kalenderjaar is gestegen ten opzichte van de maand januari van het voorafgaande kalenderjaar.
1.30 PW
Pensioenwet.
1.31 Salarisgrondslag Premievrije Pensioenopbouw
De grondslag voor de berekening van de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw als bedoeld in artikel 14, welke gelijk is aan het Pensioengevend Salaris als bedoeld in artikel 1, lid 21 op 1 april voorafgaande aan de eerste ziektedag verhoogd met de eventuele aanpassingen van de salarisschalen van executives respectievelijk senior directors en welke hebben plaatsgevonden in de periode tussen 1 april voorafgaande aan de eerste ziektedag en de ingangsdatum van de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw, gemaximeerd op het Maximaal Fulltime Pensioengevend Salaris vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Onder eerste ziektedag wordt in dit verband verstaan de dag waarop de wachttijd voor de WIA is begonnen.
1.32 Signify
Signify N.V., haar groepsmaatschappijen in Nederland en elke rechtspersoon of vennootschap die bij besluit van het Algemeen Bestuur voor de verzekering van ouderdoms- en andere pensioenen met Signify N.V. of (één van) haar groepsmaatschappijen is gelijkgesteld en waarmee een Uitvoeringsovereenkomst is gesloten.
1.33 Stichting
Stichting Philips Pensioenfonds.
1.34 Toezichthouder
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de PW.
1.35 Uitkeringsovereenkomst
Een Pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering als bedoeld in artikel 1 van de PW.
1.36 a. Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst(en) tussen Stichting Philips Pensioenfonds en de Werkgever over de uitvoering van de Pensioenovereenkomst.
b. Uitvoeringsreglement
Het reglement waarin de verplichtingen van de Stichting in haar hoedanigheid van Werkgever voor wat betreft de onderbrenging bij zichzelf van de door haar met haar werknemers gesloten pensioenovereenkomsten.
1.37 Werkgever(s)
Philips, Signify, de Aangewezen Onderneming(en), respectievelijk de Stichting.
1.38 Werknemer(s)
De executives, senior directors en overige werknemers van Philips, Signify respectievelijk de Aangewezen Onderneming(en) die in de voor hen geldende individuele arbeidsovereenkomst met de betreffende Werkgever zijn aangewezen als Deelnemer in de pensioenregeling Flex pensioen ES alsmede de uitvoerend bestuurders van de Stichting.
Onder Werknemer(s) worden tevens de statutaire bestuurders van Koninklijke Philips N.V. en Signify N.V. begrepen.
1.39 WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.40 Aangewezen Onderneming(en)
Een voormalige groepsmaatschappij van Philips of Signify die door het Algemeen Bestuur op grond van artikel 1 sub dd van de Statuten is aangemerkt als Aangewezen Onderneming.
Pensioenen
De (Gewezen) Deelnemers respectievelijk Gepensioneerden en hun (gewezen) Partners en Kind(eren) hebben met inachtneming van de bepalingen van dit Pensioenreglement aanspraak, respectievelijk recht op:
• Ouderdomspensioen (artikel 5);
• Nabestaandenpensioen (artikel 8);
• Uitkeringen ingevolge de Anw-hiaatverzekering (artikel 9);
• Bijzonder nabestaandenpensioen (artikel 11);
• Wezenpensioen (artikel 12);
• Arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 13);
• Premievrije pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid (artikel 14).
Vaststelling grondslagen / Deeltijdfactor / Partnerschap
Vaststelling grondslagen
3.1 Voor iedere Deelnemer wordt op de datum van toetreding en verder jaarlijks op 1 april het geldende Pensioengevend Salaris vastgesteld. De Franchise en de Pensioengrondslag, alsmede, voor zover nodig, de AOP-grondslag en de Salarisgrondslag Premievrije Pensioenopbouw, worden jaarlijks op 1 januari en op 1 april vastgesteld. Als datum van toetreding wordt beschouwd de datum van indiensttreding bij de Werkgever in geval die datum op de eerste dag van een kalendermaand valt. In geval de datum van indiensttreding bij de Werkgever niet samenvalt met de eerste dag van een kalendermaand vindt toetreding plaats per de eerste van de maand volgend op de datum van indiensttreding bij de Werkgever.
Deeltijdfactor
3.2 Bij een wijziging van de Deeltijdfactor worden de Franchise, het Pensioengevend Salaris als bedoeld in artikel 1, lid 21 en de Pensioengrondslag als bedoeld in artikel 1, lid 35 opnieuw vastgesteld. Hierbij zal er voor de toekomstige pensioenverwerving uit hoofde van dit Pensioenreglement steeds van de laatst bekende Deeltijdfactor worden uitgegaan. Een wijziging van de Deeltijdfactor per de eerste dag van de kalendermaand wordt vanaf die dag in aanmerking genomen voor de toekomstige pensioenverwerving. Een wijziging van de Deeltijdfactor die niet samenvalt met de eerste dag van een kalendermaand wordt in aanmerking genomen voor de toekomstige pensioenverwerving vanaf de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand.
Partnerschap
3.3 Het Partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub a (huwelijk) respectievelijk artikel 1, lid 18 sub b (geregistreerd partnerschap) neemt een aanvang met ingang van de dag waarop het huwelijk respectievelijk het geregistreerd partnerschap in overeenstemming met de wet wordt gesloten. Het Partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub c (samenwoners) neemt een aanvang met ingang van de dag waarop wordt de partner voldoet aan de vereisten ingevolge artikel 1, lid 17 sub c en de Stichting de in voormeld artikel bedoelde aanmelding van de (Gewezen) Deelnemer heeft ontvangen.
3.4 De (Gewezen) Deelnemer dient de Stichting te informeren over het aangaan van een Partnerschap:
a) indien sprake is van een buiten Nederland gesloten huwelijk of geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub a en b. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht de Stichting binnen zes maanden na het sluiten van het huwelijk of geregistreerd partnerschap hierover te informeren. Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap vóór indiensttreding is gesloten, is de (Gewezen) Deelnemer verplicht de Stichting binnen zes maanden na indiensttreding te informeren.
b) indien sprake is van een partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub c (samenwoners) en de (Gewezen) Deelnemer wil dat zijn partner als bedoeld in artikel 1, lid 17 sub c als Partner in de zin van dit Pensioenreglement wordt aangemerkt.
Voor de hiervóór in sub a en b bedoelde mededeling kan gebruik worden gemaakt van het daarvoor bestemde formulier op de website van de Stichting (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx).
3.5 Het is niet mogelijk gelijktijdig meerdere Partners als bedoeld in artikel 1, lid 17 aan te melden of aangemeld te hebben. Een nieuwe Partner kan uitsluitend worden aangemeld indien het Partnerschap met een eventuele eerdere Partner is beëindigd en de Stichting daarover is geïnformeerd.
3.6 Het Partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub a (huwelijk) respectievelijk artikel 1, lid 18 sub b (geregistreerd partnerschap) eindigt met ingang van de dag waarop het huwelijk respectievelijk het geregistreerd partnerschap in overeenstemming met de wet is ontbonden. Het Partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub c (samenwoners) eindigt met ingang van de dag waarop niet langer wordt voldaan aan de vereisten ingevolge artikel 1, lid 17 sub c en artikel 1, lid 18
c. Daarnaast eindigt het Partnerschap door overlijden van de Partner.
a. Indien sprake is van een buiten Nederland gesloten en/of ontbonden Partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub a of b (huwelijk of geregistreerd partnerschap) dient de (Gewezen) Deelnemer respectievelijk Gepensioneerde bij het mededelingsformulier een wettig bewijsstuk te overleggen waaruit blijkt dat en wanneer het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is ontbonden.
b. Indien sprake is van een Partnerschap als bedoeld in artikel 1, lid 18 sub c (samenwoners) dient de (Gewezen) Deelnemer respectievelijk Gepensioneerde in het mededelingsformulier opgaaf te doen van de datum van beëindiging van het Partnerschap.
3.8 De Stichting bevestigt de administratieve verwerking van de beëindiging van een Partnerschap schriftelijk aan de (Gewezen) Deelnemer respectievelijk de Gepensioneerde en de gewezen Partner. De mededeling aan de gewezen Partner wordt verzonden naar het bij de Stichting laatst bekende adres van de gewezen Partner.
3.9 Het Algemeen Bestuur kan nadere voorwaarden verbinden aan de wijze waarop de Stichting dient te worden geïnformeerd over het aangaan of beëindigen van een Partnerschap als bedoeld in dit artikel.
CDC-karakter / Financiering
4.1 Het Flex pensioen ES heeft het karakter van een Collectieve Defined Contribution- regeling. Als gevolg daarvan is de opbouw van pensioenaanspraken door Deelnemers afhankelijk van de financiering zoals die van tijd tot tijd overeengekomen zal worden in de Uitvoeringsovereenkomst respectievelijk het Uitvoeringsreglement, een en ander zoals vastgesteld in dit artikel 4.
Krachtens de Uitvoeringsovereenkomst respectievelijk het Uitvoeringsreglement, is de Werkgever jaarlijks, over de periode van 1 januari tot en met 31 december, een vaste premie verschuldigd. Voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024 is een vaste jaarlijkse premie overeengekomen ter grootte van 30,3% van de som van de Pensioengrondslagen in dat jaar van alle Werknemers (inclusief de Pensioenbijdragen verschuldigd door de Werknemers). De hiervoor genoemde periode kan één jaar eerder door Philips worden beëindigd, indien per 1 januari 2024 een nieuwe pensioenregeling van kracht wordt.
Met het betalen van de vaste premie en de koopsommen als bedoeld in de Uitvoeringsovereenkomst respectievelijk het Uitvoeringsreglement heeft de Werkgever jegens de Stichting aan al zijn financiële verplichtingen voldaan.
De onderstaande beschrijving van de aanwending van de vaste premie is van toepassing op de totale beschikbaar gestelde vaste premie voor alle Deelnemers aan het Flex pensioen cao als bedoeld in het Pensioenreglement Flex pensioen cao en het Flex pensioen ES als bedoeld in dit Pensioenreglement.
De Stichting zal de door de Werkgever betaalde vaste premie, achtereenvolgens aanwenden voor de financiering van de kosten bestaande uit:
a. de uitvoeringskosten van de Stichting;
b. de risicopremies die betrekking hebben op het nabestaanden- en wezenpensioen, de premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid en het Arbeidsongeschiktheidspensioen, en;
c. de op te bouwen aanspraken op ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen.
Er wordt gestreefd naar een pensioenopbouw van 1,85% van de Pensioengrondslag per jaar, zoals in artikel 5 is bepaald. Indien en voor zover de vaste premie in enig jaar niet toereikend is ter financiering van de jaarlijkse kosten als bedoeld sub a t/m c, zal de opbouw van pensioenaanspraken als bedoeld sub c in dat jaar navenant kunnen worden verminderd.
Jaarlijks worden de percentages Premie Anw-hiaatverzekering vastgesteld. De bijdragen voor de Anw-hiaatverzekering zijn niet begrepen in de vaste premie als bedoeld in dit artikel.
4.2 Iedere Werkgever heeft zich bij overeenkomst tegenover de Stichting verplicht tot het betalen van het totale jaarlijkse bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel voor zover betreffende de voor zijn rekening komende werknemers onder het voorbehoud, dat bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden de bijdrage van de betreffende Werkgever (excl. de Pensioenbijdragen verschuldigd door de Werknemers) verminderd kan worden. Indien een Werkgever een beroep doet op het hiervóór bedoelde betalingsvoorbehoud, beslist de Stichting over de mogelijke gevolgen hiervan voor de (aanspraken op) pensioenen van diens werknemers.
4.3 De Pensioenbijdrage is verschuldigd vanaf de datum van toetreding als bedoeld in artikel 3, lid 1 en tot de maand waarin de Pensioenleeftijd wordt bereikt, echter uiterlijk tot de Pensioenrichtleeftijd.
4.4 De Premie Anw-hiaatverzekering is verschuldigd vanaf de ingangsdatum van de verzekering tot de eerste van de maand volgend op de beëindigingsdatum van de verzekering.
4.5 De Pensioenbijdrage en de Premie Anw-hiaatverzekering verschuldigd door een Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 1, wordt door de Werkgever maandelijks op het salaris ingehouden. De Premie Anw-hiaatverzekering wordt maandelijks aan de Stichting afgedragen. De Premie Anw-hiaatverzekering verschuldigd door een Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 4 wordt door de Stichting maandelijks ingehouden op het aan de betreffende Deelnemer uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen. De Premie Anw-hiaatverzekering verschuldigd door een Gepensioneerde wordt door de Stichting maandelijks ingehouden op het aan de Gepensioneerde uit te keren ouderdomspensioen.
4.6 De aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 55, lid 1 van de PW, dient voor de Deelnemer in ieder geval steeds aan het einde van ieder jaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn afgefinancierd.
Pensioenleeftijd / Ouderdomspensioen / Hoog-laagregeling
Pensioenleeftijd - Deelnemer
5.1 Voor de Deelnemer is de Pensioenleeftijd gelijk aan de Pensioenrichtleeftijd, tenzij met toepassing van lid 2 van dit artikel een andere ingangsleeftijd is gekozen.
5.2 De Deelnemer heeft het recht om eenmalig een van de Pensioenrichtleeftijd afwijkende Pensioenleeftijd te kiezen, met dien verstande dat de Pensioenleeftijd niet mag liggen vóór de 60-jarige leeftijd of na de 70-jarige leeftijd van de Deelnemer, een en ander rekening houdend met artikel 7 van dit Pensioenreglement. Een Pensioenleeftijd gelegen na de 68-jarige leeftijd is uitsluitend mogelijk na instemming van de Werkgever.
Indien de Deelnemer gebruikmaakt van het in dit lid bedoelde recht om een afwijkende Pensioenleeftijd te kiezen, dient hij de Stichting uiterlijk 6 maanden vóór de beoogde Pensioenleeftijd, doch op zijn vroegst bij het bereiken van de leeftijd van 58 jaar, schriftelijk mede te delen voor welke Pensioenleeftijd hij gekozen heeft. Indien gekozen wordt voor een Pensioenleeftijd gelegen op een leeftijd tussen 68 jaar en 70 jaar, dient de keuze uiterlijk bij het bereiken van de leeftijd van 67,5 jaar schriftelijk aan de Stichting te zijn medegedeeld.
Ouderdomspensioen – opbouwpercentage
5.3 De Deelnemer bouwt ieder kalenderjaar een aanspraak op ouderdomspensioen op van maximaal 1,85% van de Pensioengrondslag. Hierbij wordt rekening gehouden met de vaststelling van de Pensioengrondslag op 1 januari en 1 april. De opbouw wordt naar rato bepaald indien de Deelnemer geen volledig jaar recht op pensioenopbouw heeft. De bijlage Tabel Kernbedragen bevat een overzicht van de geambieerde en de gerealiseerde pensioenopbouw.
De pensioenopbouw eindigt voor de Deelnemer bij het bereiken van de Pensioenleeftijd, doch uiterlijk bij het bereiken van de op de Deelnemer van toepassing zijnde Pensioenrichtleeftijd. Het ouderdomspensioen heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst.
Ouderdomspensioen - indexatie
5.4 De aanspraak op ouderdomspensioen die een Deelnemer heeft opgebouwd kan jaarlijks op 1 april voorwaardelijk worden geïndexeerd met de Looninflatie, op de wijze en onder de voorwaarden en beperkingen als opgenomen in artikel 22.
De indexatie van de aanspraak ingevolge dit artikellid eindigt op de Pensioenleeftijd, doch uiterlijk bij het bereiken van de op de Deelnemer van toepassing zijnde Pensioenrichtleeftijd.
Ouderdomspensioen - uitkeringsperiode
5.5 De (Gewezen) Xxxxxxxxx heeft bij het bereiken van de Pensioenleeftijd recht op een ouderdomspensioen.
Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Pensioenrichtleeftijd wordt bereikt dan wel op de gekozen datum in geval artikel 5, lid 2 van toepassing is. In afwijking van het hiervoor bepaalde gaat het ouderdomspensioen in op een eerdere datum indien zulks vereist is op grond van de ter zake relevante wettelijke bepalingen. Het ouderdomspensioen wordt uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de rechthebbende.
5.6 Het ouderdomspensioen bedraagt, behoudens het bepaalde in artikel 6, de som van de jaarlijks opgebouwde pensioenaanspraken als bedoeld in lid 3 van dit artikel, verhoogd met de indexaties als bedoeld in lid 4 van dit artikel.
Hoog-laagregeling
5.7 De (Gewezen) Deelnemer heeft voor zover zulks in overeenstemming is met artikel 63 van de PW en door het Algemeen Bestuur vast te stellen nadere regels, eenmalig het recht om op de Pensioenleeftijd te kiezen voor een in hoogte variërend pensioen (de zogeheten ‘hoog-laagregeling’). De (Gewezen) Deelnemer kan kiezen voor:
a. een ouderdomspensioen dat hoger is dan het ouderdomspensioen op de Pensioenleeftijd zonder toepassing van de hoog-laagregeling gedurende de periode tot de eerste van de maand volgend op het bereiken van de AOW- leeftijd, en lager is in de periode daarna, of;
b. een ouderdomspensioen dat hoger is dan het ouderdomspensioen op de Pensioenleeftijd zonder toepassing van de hoog-laagregeling gedurende de periode tot de eerste van de maand volgend op het bereiken van de 72-jarige leeftijd, en lager is in de periode daarna.
De uitkering na de AOW-leeftijd respectievelijk de 72-jarige leeftijd kan niet lager zijn dan 75% van de uitkering tot de AOW-leeftijd respectievelijk de 72-jarige
leeftijd, waarbij de hoogte van een eventueel overbruggingspensioen ingevolge artikel 7, lid 2 buiten beschouwing blijft. De berekening geschiedt op basis van de Actuariële factoren. Het nabestaandenpensioen blijft bij toepassing van de hoog- laagregeling buiten beschouwing en wijzigt niet.
5.8 Indien de (Gewezen) Xxxxxxxxx heeft gekozen voor de in artikel 5, lid 7, sub a bedoelde hoog-laagregeling en de AOW-leeftijd wijzigt voordat hij de nieuwe gewijzigde AOW-leeftijd heeft bereikt, wordt de hoog-laagregeling als volgt aangepast:
a. Indien de AOW-leeftijd wordt verhoogd:
De uitkering van het hogere ouderdomspensioen wordt verlengd tot de nieuwe hogere AOW-leeftijd. Als gevolg van de gewijzigde uitkeringsduur van het hogere ouderdomspensioen vindt een aanpassing (verlaging) plaats van het lagere ouderdomspensioen op basis van de Actuariële factoren. Indien de hiervóór bedoelde aanpassing ertoe zou leiden dat het lagere ouderdomspensioen minder dan 75% van het hogere ouderdomspensioen zou bedragen en/of lager wordt dan de Afkoopgrens, worden zowel het hogere- als het lagere ouderdomspensioen zodanig aangepast dat zij opnieuw voldoen aan de fiscale regelgeving en het lagere ouderdomspensioen niet minder dan 75% van het hogere ouderdomspensioen bedraagt en/of niet lager wordt dan de Afkoopgrens.
b. Indien de AOW-leeftijd wordt verlaagd:
De uitkering van het hogere ouderdomspensioen wordt verkort tot de nieuwe lagere AOW-leeftijd. Als gevolg van de gewijzigde uitkeringsduur van het hogere ouderdomspensioen vindt een aanpassing (verhoging) plaats van het lagere ouderdomspensioen op basis van de Actuariële factoren.
De (Gewezen) Deelnemer kan bezwaar maken tegen de aanpassing van de hoog- laagregeling aan de gewijzigde AOW-leeftijd binnen twee maanden na ontvangst van de brief van de Stichting over deze aanpassing. In dat geval worden de oorspronkelijke AOW-leeftijd en het bij ingang van het pensioen conform artikel 5, lid 7 berekende hogere en lagere ouderdomspensioen gehandhaafd.
Deeltijdpensionering
6.1 De Deelnemer heeft de mogelijkheid om, onder de door de Werkgever gestelde voorwaarden, voorafgaande aan volledige pensionering gedeeltelijk met pensioen te gaan vanaf de 60-jarige leeftijd. Het bepaalde in artikel 5, lid 2 is van overeenkomstige toepassing. Gedeeltelijke pensionering vanaf de 68-jarige leeftijd is uitsluitend mogelijk na instemming van de Werkgever.
Indien de Deelnemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient hij de Stichting uiterlijk 6 maanden vóór de beoogde datum van ingang van het deeltijdpensioen, doch op zijn vroegst bij het bereiken van de leeftijd van 58 jaar, schriftelijk mede te delen op welke data hij (gedeeltelijk) met pensioen wenst te gaan en welk percentage van het volledige ouderdomspensioen de Deelnemer wenst in te laten gaan. Indien gekozen wordt voor een beoogde ingangsdatum van het deeltijdpensioen op een leeftijd tussen 68 jaar en 70 jaar, dient de keuze uiterlijk bij het bereiken van de leeftijd van 67,5 jaar schriftelijk aan de Stichting te zijn medegedeeld.
6.2 De Deelnemer heeft bij het bereiken van de datum van gedeeltelijke pensionering als in het vorige lid bedoeld, recht op een ouderdomspensioen en een nabestaandenpensioen berekend conform artikel 5, lid 6 juncto artikel 7, lid 1 of lid 3 vermenigvuldigd met een factor waarvan de teller wordt gevormd door het aantal uren waarmee de omvang van het dienstverband na gedeeltelijke pensionering vermindert, en de noemer de omvang van het dienstverband van de Deelnemer, uitgedrukt in uren, onmiddellijk voorafgaande aan de gedeeltelijke pensionering. Artikel 10, lid 1 is van overeenkomstige toepassing.
6.3 Bij gedeeltelijke pensionering blijft ten aanzien van het ingevolge artikel 6, lid 2 nog niet ingegane deel van het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen het in dit Pensioenreglement bepaalde met betrekking tot de Deelnemer onverminderd van toepassing. Vanaf het moment van het bereiken van de Pensioenrichtleeftijd wordt geen pensioen meer verworven.
6.4 Het Algemeen Bestuur is bevoegd om nadere dan wel afwijkende regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop gebruik kan worden gemaakt van het recht op deeltijdpensionering.
Vervroeging en uitstel bij de keuze van de Pensioenleeftijd
7.1 Indien de Pensioenleeftijd is gelegen vóór de Pensioenrichtleeftijd, wordt het conform artikel 5 berekende ouderdomspensioen verlaagd op basis van de Actuariële factoren. Het nabestaandenpensioen blijft bij vervroeging buiten beschouwing en wijzigt niet.
7.2 Indien de gekozen Pensioenleeftijd vóór de AOW-leeftijd ligt, dan heeft de Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 1, 2 en 3, in aanvulling op het vorige lid eenmalig de mogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen in te ruilen voor een overbruggingspensioen ter hoogte van één van de volgende door de Sociale Verzekeringsbank bepaalde normbedragen: ‘Gehuwden AOW enkel’, ‘Gehuwden AOW met partnerdeel’ of ‘Ongehuwden AOW’, ingaande op de Pensioenleeftijd en eindigend op de AOW-leeftijd een en ander op basis van de Actuariële factoren.
Het nabestaandenpensioen blijft bij deze inruil buiten beschouwing en wijzigt niet.
Indien de inruil van ouderdomspensioen in overbruggingspensioen ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan de Afkoopgrens, wordt de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het overbruggingspensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan de Afkoopgrens.
Het overbruggingspensioen bedraagt maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 18d, lid 3 van de Wet op de loonbelasting 1964. Het Algemeen Bestuur kan nadere voorwaarden stellen aan de hoogte en wijze van vaststelling van het overbruggingspensioen.
7.3 Indien de (Gewezen) Deelnemer op grond van artikel 7, lid 2 dan wel artikel 15, lid 3 gekozen heeft voor een overbruggingspensioen en de AOW-leeftijd wijzigt voordat hij de nieuwe gewijzigde AOW-leeftijd heeft bereikt, wordt het overbruggingspensioen als volgt aangepast:
a. Indien de AOW-leeftijd wordt verhoogd:
De uitkering van het overbruggingspensioen wordt verlengd tot de nieuwe hogere AOW-leeftijd. Als gevolg van de gewijzigde uitkeringsduur vindt een aanpassing (verlaging) plaats van het ouderdomspensioen op basis van de Actuariële factoren. Indien de hiervóór bedoelde aanpassing ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen lager wordt dan de Afkoopgrens, zal het overbruggingspensioen zodanig worden aangepast (verlaagd) dat het ouderdomspensioen niet lager wordt dan de afkoopgrens. De (Gewezen) Deelnemer kan bezwaar maken tegen deze aanpassing binnen twee maanden
na ontvangst van de brief van de Stichting over deze aanpassing. In dat geval eindigt de uitkering van het overbruggingspensioen bij het bereiken van de eerder geldende AOW-leeftijd.
b. Indien de AOW-leeftijd wordt verlaagd:
De uitkering van het overbruggingspensioen wordt beëindigd bij het bereiken van de nieuwe verlaagde AOW-leeftijd. Als gevolg van de gewijzigde uitkeringsduur vindt een aanpassing plaats van het ouderdomspensioen op basis van de Actuariële factoren. Tegen deze aanpassing kan geen bezwaar worden gemaakt.
7.4 Indien de Pensioenleeftijd is gelegen na de Pensioenrichtleeftijd, wordt het conform artikel 5 berekende ouderdomspensioen verhoogd op basis van de Actuariële factoren. Het nabestaandenpensioen blijft bij uitstel buiten beschouwing en wijzigt niet.
Nabestaandenpensioen
Nabestaandenpensioen Deelnemer
8.1 Na het overlijden van een Deelnemer heeft zijn Partner recht op een nabestaandenpensioen.
Het nabestaandenpensioen bedraagt de som van:
• het ten tijde van het overlijden opgebouwde nabestaandenpensioen, waarbij ieder jaar een recht op nabestaandenpensioen wordt opgebouwd gelijk aan 70% van het in het betreffende jaar voor de Deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen;
• vermeerderd met 70% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer vanaf de overlijdensdatum tot aan de Pensioenrichtleeftijd zou hebben bereikt op basis van de Pensioengrondslag die geldt op de dag van overlijden van de Deelnemer, berekend met de volgende opbouwpercentages:
1. voor het restant van het jaar waarin de Deelnemer is overleden: het opbouwpercentage dat geldt in het betreffende jaar;
2. voor de jaren na het jaar waarin de Deelnemer is overleden: het geambieerd opbouwpercentage als bedoeld in artikel 5;
• vermeerderd met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement.
Aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen zoals bedoeld in artikel 11, worden in mindering gebracht op het uit te keren nabestaandenpensioen, waarbij het resterende nabestaandenpensioen niet negatief kan worden. Het nabestaandenpensioen heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst.
Nabestaandenpensioen Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde
8.2 Na het overlijden van respectievelijk een Gewezen Deelnemer of een Gepensioneerde heeft zijn Partner recht op een nabestaandenpensioen, indien het Partnerschap is aangegaan vóór het bereiken van de Pensioenleeftijd.
Het nabestaandenpensioen voor de Partner van een Gewezen Deelnemer is gelijk aan de op grond van artikel 15 lid 2 vastgestelde aanspraak vermeerderd met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement.
Het nabestaandenpensioen voor de Partner van een Gepensioneerde is gelijk aan de bij ingang van het ouderdomspensioen met inachtneming van een eventuele inruil als bedoeld in artikel 10, vastgestelde aanspraak, vermeerderd met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement.
Aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen zoals bedoeld in artikel 11, worden in mindering gebracht op het uit te keren nabestaandenpensioen, waarbij het resterende nabestaandenpensioen niet negatief kan worden. Het nabestaandenpensioen heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst.
Ingangsdatum
8.3 Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer dan wel de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de aanspraakgerechtigde.
Anw-hiaatverzekering
9.1 a. Xx Xxxxxxxxx als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 en 3, van wie de Partner 1) is geboren in 1950 of daarna en 2) de op hem van toepassing zijnde AOW- leeftijd nog niet heeft bereikt, heeft in de navolgende gevallen het recht – zulks onder de voorwaarden als neergelegd in dit Pensioenreglement – bij de Stichting een Anw-hiaatverzekering te sluiten:
I. bij indiensttreding bij de Werkgever;
II. indien hij, na het tijdstip van indiensttreding, door geboorte, adoptie of op een andere grond in een familierechtelijke betrekking komt te staan tot een Kind als bedoeld in artikel 1, lid 14.
b. De Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 en 3 die geen Partner heeft, heeft het recht – zulks onder de voorwaarden als neergelegd in dit Pensioenreglement – bij de Stichting een Anw-hiaatverzekering te sluiten, indien hij een Partnerschap aangaat met een Partner die aan de sub a onder 1) en 2) van dit artikellid vermelde voorwaarden voldoet.
9.2 De Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 en 3 die het recht heeft een Anw-hiaatverzekering te sluiten heeft de keuze tussen een Anw-hiaatverzekering met een verzekerd bedrag per jaar van 8/7 van de laatstelijk per 1 april geldende ongekorte jaarlijkse Anw-uitkering van een nabestaande als bedoeld in artikel 14 van de Anw zonder kinderen jonger dan 18 jaar of een verzekerd bedrag per jaar van 2/3 of 1/3 van dit bedrag. Het verzoek tot het sluiten van een Anw- hiaatverzekering dient door de Stichting te zijn ontvangen uiterlijk 3 maanden na de in lid 1 van dit artikel omschreven gebeurtenis die het recht op het aangaan van een verzekering deed ontstaan. Verzoeken die na deze termijn bij de Stichting binnenkomen worden niet in behandeling genomen. De Anw-hiaatverzekering heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst.
9.3 Een lopende Anw-hiaatverzekering kan op ieder moment worden verlaagd of beëindigd. Verhoging van een lopende Anw-hiaatverzekering is uitsluitend mogelijk in die gevallen waarin ook het sluiten van een Anw-hiaatverzekering mogelijk zou zijn.
9.4 Voor een Anw-hiaatverzekering is een premie verschuldigd, waarvan de hoogte wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur. De verplichting tot premiebetaling gaat in op de ingangsdatum van de verzekering en eindigt op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de beëindigingsdatum van de verzekering is gelegen. De premie verschuldigd door de Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 en 3 wordt door de Werkgever in maandelijkse termijnen op het salaris ingehouden en aan de Stichting afgedragen. De premie verschuldigd door een Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 4 wordt door de Stichting maandelijks ingehouden op het aan de betreffende Deelnemer uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen. De premie verschuldigd een Gepensioneerde wordt door de Stichting maandelijks ingehouden op het uit te keren ouderdomspensioen.
9.5 Een verzoek tot het sluiten van een Anw-hiaatverzekering dient schriftelijk, via het daarvoor bestemde formulier, bij de Stichting te worden ingediend. Op eenzelfde wijze dient de Stichting door de Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 en 3 te worden geïnformeerd omtrent het beëindigen van een verzekering of het wijzigen van het verzekerde bedrag.
De in dit artikel bedoelde verzekering, c.q. beëindiging van de verzekering of wijziging van het verzekerde bedrag gaat in op de laatste van de volgende beide data:
1. de door de Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 en 3 op het hiervoor bedoelde formulier ingevulde gewenste datum of
2. de datum van ontvangst door de Stichting van het hiervoor bedoelde formulier.
Indien op het formulier geen gewenste ingangsdatum is vermeld, gaat de verzekering, de beëindiging van de verzekering of de wijziging van het verzekerde bedrag steeds in op de datum van ontvangst door de Stichting van het hiervoor bedoelde formulier. Xxxxxx dan op verzoek van de Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 en 3 eindigt de verzekering op het eerste van de volgende tijdstippen:
a. de datum van beëindiging van het dienstverband van de Deelnemer met de Werkgever, xxxxxx xxx in verband met pensionering of arbeidsongeschiktheid;
b. de datum waarop de Deelnemer de voor hem geldende AOW-leeftijd bereikt, tenzij het bepaalde in lid 9 van dit artikel van toepassing is;
c. de datum waarop de Partner van de Deelnemer de op hem van toepassing zijnde AOW-leeftijd bereikt;
d. de datum waarop het Partnerschap is geëindigd;
e. de datum waarop de Partner van de Deelnemer is overleden.
9.6 Na het overlijden van een Deelnemer die een Anw-hiaatverzekering heeft gesloten, heeft diens Partner ten tijde van het overlijden recht op een maandelijkse uitkering van een twaalfde deel van het verzekerde bedrag als bedoeld in lid 2 van dit artikel.
9.7 De maandelijkse uitkering uit hoofde van de Anw-hiaatverzekering gaat in op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand, die voorafgaat aan de maand waarin de Partner de op hem van toepassing zijnde AOW-leeftijd bereikt, dan wel tot en met de maand van het overlijden van de Partner.
9.8 Bij beëindiging van het dienstverband in verband met pensionering vóór de AOW- leeftijd of arbeidsongeschiktheid blijft de Anw-hiaatverzekering in stand en blijft het bepaalde in de leden 3 tot en met 12 van dit artikel van toepassing op de betrokken Gepensioneerde respectievelijk de betrokken Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 4.
9.9 De Deelnemer (als bedoeld in artikel 1, lid 9, sub 1, 2, 3, 4 en 5) respectievelijk de Gepensioneerde die de AOW-leeftijd bereikt en die op dat moment een Anw- hiaatverzekering heeft, heeft het recht deze verzekering na het bereiken van de AOW-leeftijd tegen een gewijzigde, individuele premie voort te zetten tot het moment waarop de verzekering ingevolge lid 5 sub c, d of e van dit artikel van rechtswege eindigt.
Een aldus voortgezette verzekering kan niet worden verhoogd, maar wel op ieder moment worden verlaagd of beëindigd.
9.10 [Vervallen]
9.11 Het Algemeen Bestuur is bevoegd, voor zover dat naar zijn redelijk oordeel noodzakelijk is ter uitvoering van de Pensioenovereenkomst, ook aan anderen dan diegenen die daarop ingevolge dit artikel recht hebben, onder door het Algemeen Bestuur te stellen voorwaarden, de mogelijkheid te bieden een Anw- hiaatverzekering te sluiten of een gesloten verzekering voort te zetten. Tevens is het Algemeen Bestuur bevoegd om, voor zover in overeenstemming met de pensioenovereenkomst, in afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, aan bepaalde categorieën aangeslotenen het recht tot het sluiten van een Anw- hiaatverzekering te ontzeggen.
9.12 Voor het beëindigen van een Anw-hiaatverzekering of voor het verlagen van het verzekerde bedrag is schriftelijke goedkeuring van de Partner van de Deelnemer of Gepensioneerde vereist.
Inruil pensioenaanspraken op de Pensioenleeftijd
10.1 De (Gewezen) Deelnemer heeft bij het bereiken van de Pensioenleeftijd het recht om, voor zover dit in overeenstemming is met de ter zake relevante wettelijke bepalingen, de uit hoofde van dit Pensioenreglement verkregen aanspraak op nabestaandenpensioen geheel om te zetten in een aanspraak op ouderdomspensioen, mits de Partner daarmee schriftelijk instemt en voor zover er aanspraken op nabestaandenpensioen aanwezig zijn bij het bereiken van de Pensioenleeftijd. De (Gewezen) Deelnemer kan – in plaats van het gehele nabestaandenpensioen – 75%, 50% of 25% daarvan inruilen.
Deze omzetting geschiedt op basis van de Actuariële factoren. Het Algemeen Bestuur kan nadere eisen en voorwaarden stellen aan de wijze waarop instemming van de Partner blijkt.
10.2 Het omzettingsrecht zoals beschreven in het vorige lid van dit artikel geldt niet voor het vastgestelde bijzonder nabestaandenpensioen zoals omschreven in artikel 11.
10.3 Bij het bereiken van de Pensioenleeftijd, heeft de (Gewezen) Deelnemer het recht om zijn ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een aanspraak op nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen bedraagt dan naar keuze 25%, 50% of 70% van het ouderdomspensioen na bovengenoemde omzetting. Degene die ten tijde van de voornoemde omzetting de Partner is van de (Gewezen) Xxxxxxxxx heeft recht op het als gevolg van de omzetting verkregen extra nabestaandenpensioen. De inruil als bedoeld in dit lid heeft geen betrekking op het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
10.4 De Stichting biedt de (Gewezen) Deelnemer, voor wie ingevolge een eerder van toepassing zijnd pensioenreglement geen aanspraken op nabestaandenpensioen zijn opgebouwd, het in het vorige lid bedoelde recht op inruil van ouderdoms- pensioen in nabestaandenpensioen standaard aan in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen. Bij niet reageren van de (Gewezen) Deelnemer binnen de door de Stichting gestelde termijn, gaat de Stichting toch over tot bedoelde inruil mits er een Partner is. De aanspraak op nabestaandenpensioen zal in dat geval 70% bedragen van het ouderdomspensioen na bovengenoemde omzetting.
10.5 De omzettingen als bedoeld in dit artikel geschieden op basis van de Actuariële factoren.
10.6 Het nabestaandenpensioen als bedoeld in dit artikel gaat in op de eerste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Partner.
10.7 Indien de inruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen als bedoeld in de leden 3 en 4 van dit artikel ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan de Afkoopgrens, wordt de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan de Afkoopgrens.
Bijzonder nabestaandenpensioen
11.1 Indien het huwelijk van een Deelnemer door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed eindigt vóór de Pensioenleeftijd, verkrijgt zijn gewezen Partner een premievrije aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen.
Dit bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de aanspraak op nabestaanden- pensioen die zou zijn ontstaan indien de deelneming van de Deelnemer zou eindigen als bedoeld in artikel 15 op de datum van echtscheiding of ontbinding
na scheiding van tafel en bed, onder aftrek van een eventueel al eerder vastgesteld bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van (een) vorige ex-partner(s).
De Deelnemer is gehouden de Stichting onverwijld schriftelijk mededeling te doen van het eindigen van zijn huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed.
11.2 Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing indien het Partnerschap, niet zijnde een huwelijk, eindigt vóór de Pensioenleeftijd van de Deelnemer. De Deelnemer is gehouden de Stichting onverwijld schriftelijk mededeling te doen van het eindigen van het Partnerschap.
11.3 Indien het huwelijk van een Gepensioneerde dan wel Gewezen Deelnemer door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed eindigt, verkrijgt zijn gewezen Partner een premievrije aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen indien het huwelijk is aangegaan vóór het bereiken van de Pensioenleeftijd. Het bijzonder nabestaandenpensioen is in die gevallen gelijk aan de aanspraak op nabestaandenpensioen die op de datum van de echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed verzekerd is, onder aftrek van een eventueel al eerder vastgesteld bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van (een) vorige gewezen partner(s). Er bestaat geen aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen als het nabestaandenpensioen volledig is ingeruild voor ouderdomspensioen zoals beschreven in artikel 10, lid 1.
11.4 Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing indien het Partnerschap, niet zijnde een huwelijk, eindigt. De Gepensioneerde dan wel de Gewezen Deelnemer is gehouden de Stichting onverwijld schriftelijk mededeling te doen van het eindigen van het Partnerschap.
11.5 De gewezen Partner van de (Gewezen) Deelnemer dan wel de Gepensioneerde ontvangt een bewijs van de in dit artikel bedoelde premievrije aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen.
11.6 Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing indien (1) de (Gewezen) Deelnemer dan wel de Gepensioneerde en de Partner anders (zijn) overeen(ge)komen bij huwelijkse- of geregistreerde partnerschapsvoorwaarden, respectievelijk bij een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of bij een schriftelijke overeenkomst met betrekking tot de scheiding, het beëindigen van het geregistreerde partnerschap of de gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 1, lid 17 sub c en (2) de Stichting schriftelijk heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen. Een verzoek tot het verkrijgen van een verklaring als bedoeld in de vorige volzin sub 2 dient door partijen schriftelijk aan de Stichting te worden gedaan.
11.7 Het bepaalde in artikel 8, lid 3 is van overeenkomstige toepassing op het bijzonder nabestaandenpensioen.
11.8 Indien de gewezen Partner overlijdt voordat de (Gewezen) Deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen Partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de (Gewezen) Deelnemer. De vorige volzin is niet van toepassing voor de (Gewezen) Deelnemer die ten tijde van het overlijden van de gewezen Partner de Pensioenrichtleeftijd van 68 jaar al heeft bereikt of wiens aanspraken zijn overgedragen naar een andere bevoegde pensioenuitvoerder.
Wezenpensioen
Wezenpensioen Deelnemer
12.1 Na het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde heeft diens Kind recht op wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Xxxxxxxxx dan wel Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de wees de 21-jarige leeftijd bereikt of voordien overlijdt.
12.2 Bij overlijden van een Deelnemer, bedraagt het wezenpensioen voor ieder Kind de som van:
• het ten tijde van het overlijden opgebouwde wezenpensioen, waarbij ieder jaar een recht op wezenpensioen wordt opgebouwd gelijk aan 14% van het in het betreffende jaar voor de Deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen;
• vermeerderd met 14% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer vanaf de overlijdensdatum tot aan de Pensioenrichtleeftijd zou hebben bereikt op basis van de Pensioengrondslag die geldt op de dag van overlijden van de Deelnemer, berekend met de volgende opbouwpercentages:
1. voor het restant van het jaar waarin de Deelnemer is overleden: het opbouwpercentage welke geldt in het betreffende jaar;
2. voor de Pensioenjaren na het jaar waarin de Deelnemer is overleden: het geambieerd opbouwpercentage als bedoeld in artikel 5.
• xxxxxxxxxxx met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement.
Het wezenpensioen voor een Kind van een Gewezen Deelnemer is gelijk aan de op grond van artikel 15 lid 2 vastgestelde aanspraak vermeerderd met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement.
Het wezenpensioen voor een Kind van een Gepensioneerde is gelijk aan de bij ingang van het ouderdomspensioen vastgestelde aanspraak op wezenpensioen, vermeerderd met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement.
Het wezenpensioen heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst.
12.3 Het wezenpensioen bedraagt het dubbele van het in lid 2 van dit artikel genoemde bedrag, indien beide ouders zijn overleden.
12.4 Indien naar het oordeel van het Algemeen Bestuur daartoe aanleiding bestaat, kan ook wezenpensioen worden toegekend aan andere kinderen van (Gewezen) Deelnemers en Gepensioneerden, die niet voldoen aan de in artikel 1, lid 14 gestelde voorwaarden. Het Algemeen Bestuur kan het in dit lid genoemde wezenpensioen verdubbelen, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat.
12.5 Het wezenpensioen van een minderjarig Kind wordt uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
13.1 Een Deelnemer, wiens dienstverband met de Werkgever (gedeeltelijk) is beëindigd wegens arbeidsongeschiktheid, heeft bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA van ten minste 35%, recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Dit arbeidsongeschiktheidspensioen heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst. Een wijziging van het dienstverband in verband met het faciliteren van werken in passende arbeid met een aanvulling van het daarmee te verdienen salaris volgens de salarisschalen van executives respectievelijk senior directors respectievelijk de arbeidsvoorwaarden van de uitvoerend bestuurders van de Stichting, kwalificeert niet als een (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband als hiervoor bedoeld.
13.2 Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid (gedeeltelijk) is beëindigd. Bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA van ten minste 80%, gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen niet eerder in dan op de eerste dag van de maand volgend op de dag gelegen 3 jaar na de eerste ziektedag zoals bedoeld in de WIA.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt op het eerste van de volgende tijdstippen:
a. de datum waarop de voor de Deelnemer van toepassing zijnde AOW-leeftijd wordt bereikt;
b. de datum waarop de Deelnemer de Pensioenleeftijd bereikt;
c. de datum waarop de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA daalt onder de 35%;
d. de datum van overlijden van xx Xxxxxxxxx.
13.3 Indien een arbeidsongeschiktheidspensioen is geëindigd op grond van het bepaalde in het vorige lid sub c, herleeft het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, indien de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA is toegenomen tot boven de 35%, mits deze toename is veroorzaakt door dezelfde ziekten en/of gebreken die hebben geleid tot de eerdere toekenning van een arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge dit artikel.
13.4 Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt als volgt berekend:
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt op jaarbasis een bedrag gelijk aan 5% van het AO-grensbedrag, verhoogd met een bedrag gelijk aan 75% van het gedeelte van de AOP-grondslag dat uitgaat boven het AO-grensbedrag.
13.5 Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA van minder dan 80% een percentage van het overeenkomstig lid 4 van dit artikel berekende arbeidsongeschiktheidspensioen. Dit percentage is gelijk aan:
72,5% | bij een arbeidsongeschiktheid van 65 - 80% |
60% | bij een arbeidsongeschiktheid van 55 - 65% |
50% | bij een arbeidsongeschiktheid van 45 - 55% |
40% | bij een arbeidsongeschiktheid van 35 - 45% |
13.6 Bij een herziening van het percentage arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, wordt het op grond van dit artikel toegekende arbeidsongeschiktheidspensioen met toepassing van lid 4 of 5 van dit artikel gewijzigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de ingangsdatum van de herziening. De Deelnemer is verplicht de Stichting onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van elke wijziging van het in dit artikel bedoelde arbeidsongeschiktheidspercentage in de zin van de WIA.
13.7 Het Algemeen Bestuur kan aan de toekenning, herziening en het behoud van het arbeidsongeschiktheidspensioen zodanige voorwaarden verbinden als het redelijk en gewenst acht. Het Algemeen Bestuur neemt hierbij in acht relevante wet- en regelgeving betreffende de bevoegdheid van pensioenfondsen om aanvullingen te verlenen op een vervolguitkering of een loonaanvullingsuitkering als bedoeld in artikel 60 van de WIA. Onder relevante wet- en regelgeving worden mede verstaan beleidsregels en aanwijzingen van de Toezichthouder.
Premievrije pensioenopbouw
14.1 Een Deelnemer, die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt op grond van artikel 13 heeft tevens recht op een gehele of gedeeltelijke premievrije (voortzetting van de) opbouw van ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen zolang hij arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt. Bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA van ten minste 80% heeft de Deelnemer recht op een volledige premievrije (voortzetting van de) pensioenopbouw. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% heeft de Deelnemer recht op een gedeeltelijke premievrije (voortzetting van de) pensioenopbouw. De hoogte van de gedeeltelijke premievrije (voortzetting van de) pensioenopbouw wordt berekend volgens de percentages genoemd in artikel 13, lid 5. De (voortzetting van de) pensioenopbouw geschiedt met toepassing van artikel 5, lid 3 eerste volzin en tweede alinea, met dien verstande dat in dat artikel voor ‘Pensioengrondslag’ moet worden gelezen ‘de laatstelijk vastgestelde Salarisgrondslag Premievrije Pensioenopbouw, verminderd met de Franchise, met dien verstande, dat voor de berekening van de Franchise wordt uitgegaan van de Deeltijdfactor die gold in de maand voorafgaande aan de eerste ziektedag’. De (voortzetting van de) pensioenopbouw vindt plaats op basis van het op het moment van de jaarlijkse toekenning van de opbouw geldende Pensioenreglement, zoals dat van tijd tot tijd wordt gewijzigd. De wijzigingen gelden tevens voor de in dit lid bedoelde Deelnemers.
14.2 [vervallen]
14.3 [vervallen]
14.4 [vervallen]
14.5 Bij een herziening van het percentage arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, wordt de (gedeeltelijke) premievrije (voortzetting van de) pensioenopbouw met toepassing van de voorgaande leden gewijzigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de ingangsdatum van de herziening. De Deelnemer is verplicht de Stichting onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van elke wijziging van het in dit artikel bedoelde arbeidsongeschiktheidspercentage in de zin van de WIA.
14.6 Indien na een herziening van het percentage arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA het recht op (gedeeltelijke) premievrije (voortzetting van de) pensioenopbouw geheel of ten dele is geëindigd, verkrijgt de Deelnemer voor het geëindigde deel van de pensioenopbouw premievrije aanspraken krachtens artikel 15.
14.7 Een Deelnemer voor wie op grond van dit artikel premievrij pensioen wordt opgebouwd, is verplicht de Stichting onverwijld in kennis te stellen van elke herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA.
14.8 Het Algemeen Bestuur kan aan de toekenning en het behoud van de premievrije (voortzetting van de) pensioenopbouw, respectievelijk verzekering van het nabestaandenpensioen, zodanige voorwaarden verbinden als het redelijk en gewenst acht.
Voortijdige beëindiging van het dienstverband
15.1 Bij de beëindiging van het dienstverband met de Werkgever anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid vóór het bereiken van de Pensioenleeftijd, verkrijgt de Gewezen Deelnemer premievrije aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
15.2 De premievrije aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen worden, op de datum van beëindiging van het dienstverband berekend volgens het bepaalde in de artikelen 5, lid 3, 8, lid 1 en 12, lid 2.
15.3 Op schriftelijk verzoek van de Gewezen Deelnemer als in dit artikel bedoeld, wordt de ingangsdatum van het ouderdomspensioen vervroegd of uitgesteld, indien en voor zover zulks in overeenstemming is met de ter zake relevante wettelijke bepalingen. In een dergelijk geval wordt het ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd op basis van de Actuariële factoren.
Het nabestaandenpensioen blijft bij deze verlaging respectievelijk verhoging buiten beschouwing en wijzigt niet. De Actuariële factoren worden door het Algemeen Bestuur vastgesteld en kunnen van tijd tot tijd, in beginsel jaarlijks, worden gewijzigd. Het Algemeen Bestuur kan aan de mogelijkheid tot vervroegen en/of uitstel nadere voorwaarden stellen.
De ingangsdatum van de in dit lid genoemde pensioenen mag niet liggen vóór de 55-jarige leeftijd of na de 70-jarige leeftijd van de Gewezen Deelnemer..
Vervroeging tot een moment dat meer dan tien jaar vóór de AOW-leeftijd is gelegen, is uitsluitend mogelijk voor zover er sprake is van een gelijke mate van vermindering van inkomensgenererende activiteiten, conform de wettelijke bepalingen daaromtrent. Hierbij is niet een vermindering van arbeidsinkomsten (uitgedrukt in geld) maar een vermindering van de werktijd bepalend. De Gewezen Deelnemer mag, op het moment dat hij gedeeltelijk met pensioen gaat als in dit lid bedoeld, niet de intentie hebben om de inkomensgenererende activiteiten weer te
hervatten voor het gedeelte waarvoor deze activiteiten ingevolge het vorenstaande zijn verminderd indien en voor zover de hervatting plaats zou vinden in de periode die meer dan tien jaar vóór de AOW-leeftijd is gelegen. De Gewezen Deelnemer dient schriftelijk te verklaren dat hij aan de voor hem geldende vereisten voldoet.
De Gewezen Deelnemer als in dit artikel bedoeld, heeft de mogelijkheid om voorafgaande aan volledige pensionering gedeeltelijk met pensioen te gaan vanaf de 55-jarige leeftijd. Indien de Gewezen Deelnemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient hij de Stichting uiterlijk 6 maanden vóór de beoogde datum van ingang van het deeltijdpensioen, schriftelijk mede te delen op welke data hij (gedeeltelijk) met pensioen wenst te gaan en welk percentage van het volledige ouderdomspensioen de Gewezen Deelnemer wenst in te laten gaan. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande volzin, geldt dat indien gekozen wordt voor een beoogde ingangsdatum van het deeltijdpensioen op een leeftijd tussen 68 jaar en 70 jaar de keuze uiterlijk bij het bereiken van de leeftijd van 67,5 jaar schriftelijk aan de Stichting moet zijn medegedeeld.
De Gewezen Deelnemer heeft bij het bereiken van de datum van gedeeltelijke pensionering als in de vorige alinea bedoeld, recht op een ouderdomspensioen en een nabestaandenpensioen conform lid 2 van dit artikel, vermenigvuldigd met het percentage waarvoor het pensioen ingaat. Artikel 10, lid 1 is van overeenkomstige toepassing. Voor gedeeltelijke vervroeging en voor gedeeltelijk uitstel gelden de voorwaarden zoals die gelden voor volledige vervroeging respectievelijk uitstel.
Bij gedeeltelijke pensionering blijft ten aanzien van het nog niet ingegane deel van het ouderdomspensioen en het bij dit deel behorende nabestaandenpensioen het in dit Pensioenreglement bepaalde met betrekking tot de Gewezen Deelnemer onverminderd van toepassing.
Het Algemeen Bestuur is bevoegd om nadere dan wel afwijkende regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop gebruik kan worden gemaakt van het recht op deeltijdpensionering.
15.4 De Anw-hiaatverzekering als bedoeld in artikel 9, heeft geen premievrije waarde. Bij beëindiging van het dienstverband als bedoeld in dit artikel eindigt de betreffende verzekering.
Waardeoverdracht / afkoop / vervallen klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
16.1 De Stichting heeft het recht om na beëindiging van de deelneming:
a. de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een Gewezen Deelnemer over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling van de Gewezen Deelnemer, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de Pensioenrichtleeftijd minder zal bedragen dan de Afkoopgrens;
b. de pensioenaanspraken van een Gewezen Deelnemer af te kopen, indien er ten minste vijf maal tevergeefs is gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemer over te dragen als bedoeld sub a en na de beëindiging van de deelneming ten minste vijf jaar is verstreken;
een en ander met inachtname van de wettelijke bepalingen daaromtrent.
16.2 Voor de Gewezen Deelnemer voor wie de Pensioenrichtleeftijd ligt vóór de ingangsleeftijd van de AOW, wordt voor de toepassing van lid 1 sub b van dit artikel, het ouderdomspensioen uitgesteld tot de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de ingangsleeftijd van de AOW, tenzij de Gewezen Deelnemer heeft aangegeven de ingangsdatum van zijn pensioen niet te willen uitstellen.
16.3 Indien de ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt vóór voltooiing van de in lid 1 sub b van dit artikel bedoelde vijf overdrachtspogingen en/of de termijn van vijf jaar, heeft de Stichting het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de Pensioengerechtigde of zijn Partner en Kind(eren) af te kopen, indien de uitkering van het jaarlijkse ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan de Afkoopgrens.
16.4 Indien de Stichting gebruik maakt van het in lid 1 sub a van dit artikel bedoelde recht, informeert zij de Gewezen Deelnemer bij beëindiging van de deelneming hierover. Bij waardeoverdracht worden de op het moment van waardeoverdracht geldende wettelijke factoren gehanteerd.
16.5 Indien de Stichting gebruik maakt van het in lid 1 sub b of lid 3 van dit artikel bedoelde recht, informeert zij de Gewezen Deelnemer voorafgaand aan het moment van afkoop hierover.
16.6 Indien de Stichting gebruik maakt van het in lid 1 sub b of lid 3 van dit artikel bedoelde recht, stelt de Stichting de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken na inhouding van de verschuldigde loonheffingen ter beschikking aan de rechthebbende. De Stichting betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop. Bij afkoop worden de op het moment van afkoop geldende Actuariële factoren gehanteerd.
16.7 Pensioenaanspraken van een Gewezen Deelnemer vervallen van rechtswege bij beëindiging van de deelneming indien, op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen, de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de Pensioenrichtleeftijd minder zal bedragen dan € 2,- bruto per jaar.
16.8 De betrokkene wiens aanspraken op pensioen ingevolge dit artikel worden overgedragen respectievelijk afgekocht of wiens aanspraken vervallen heeft na afronding van de waardeoverdracht respectievelijk afkoop of nadat de aanspraken zijn vervallen geen enkele aanspraak op pensioen meer jegens de Stichting en houdt op Gewezen Deelnemer te zijn.
Afkoop klein nabestaandenpensioen of wezenpensioen bij ingang
17.1 De Stichting heeft jegens de Partners en Kind(eren)het recht om een recht op nabestaandenpensioen of wezenpensioen ten behoeve van hen af te kopen, indien de uitkering van het nabestaandenpensioen of wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan de Afkoopgrens.
17.2 Indien de Stichting gebruikmaakt van het in lid 1 van dit artikel bedoeld recht informeert zij de betrokkene hierover binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde na inhouding van de verschuldigde loonheffingen aan betrokkene.
17.3 De Stichting kan na de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn het nabestaandenpensioen of wezenpensioen afkopen indien:
a. de betrokkene daarmee instemt; en
b. indien de hoogte van het nabestaandenpensioen of wezenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de in het eerste lid genoemde Xxxxxxxxxxx.
17.4 Artikel 16, lid 6 is van overeenkomstige toepassing.
17.5 De betrokkene wiens aanspraken op nabestaandenpensioen of wezenpensioen ingevolge dit artikel worden afgekocht heeft na afronding van de afkoop geen enkele aanspraak op nabestaandenpensioen of wezenpensioen meer jegens de Stichting.
Afkoop klein bijzonder nabestaandenpensioen
18.1 De Stichting heeft jegens de gewezen Partner het recht om een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen af te kopen indien de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan de Afkoopgrens.
18.2 Indien de Stichting gebruikmaakt van het in lid 1 van dit artikel bedoelde recht, informeert zij de gewezen Partner hierover binnen zes maanden na de melding van de echtscheiding, ontbinding na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap of beëindiging van de gezamenlijke huishouding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde na inhouding van de verschuldigde loonheffingen aan de gewezen Partner.
18.3 De Stichting kan na de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn afkopen indien:
a. de gewezen Partner daarmee instemt; en
b. indien de hoogte van het bijzonder nabestaandenpensioen op jaarbasis per
1 januari van dat jaar lager is dan de in het eerste lid genoemde Xxxxxxxxxxx.
18.4 Artikel 16, lid 6 is van overeenkomstige toepassing.
18.5 De betrokkene wiens aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen ingevolge dit artikel worden afgekocht heeft na afronding van de afkoop geen enkele aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen meer jegens de Stichting.
Waardeoverdracht
19.1 De Stichting zal:
a. in geval van een wettelijk recht op waardeoverdracht, op schriftelijk verzoek van een Gewezen Deelnemer aanspraken op pensioen overdragen naar een andere bevoegde pensioenuitvoerder, indien die overdracht er toe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van die overdrachtswaarde bij een andere instelling aanspraken op pensioen te verwerven;
b. op schriftelijk verzoek van een Deelnemer een in het kader van het wettelijk recht op waardeoverdracht aangeboden overdrachtswaarde aanwenden ter verwerving van aanspraken op pensioen krachtens dit Pensioenreglement voor die Deelnemer.
Een en ander geschiedt indien wordt voldaan aan de bij of krachtens de PW gestelde eisen.
19.2 De Stichting is, indien het in lid 1 van dit artikel bedoelde wettelijk recht op waardeoverdracht niet van toepassing is, bevoegd een pensioen of een aanspraak op pensioen op schriftelijk verzoek van de rechthebbende over te dragen naar een andere bevoegde pensioenuitvoerder indien voldaan is aan de vereisten genoemd in artikel 75 van de PW, zulks met inachtneming van eventueel door het Algemeen Bestuur vastgestelde regels ter zake.
19.3 De Stichting is, indien het in lid 1 van dit artikel bedoelde wettelijk recht op waardeoverdracht niet van toepassing is, bevoegd om op schriftelijk verzoek van de Deelnemer een door een andere bevoegde pensioenuitvoerder aangeboden overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van aanspraken op pensioen voor die Deelnemer, zulks met inachtneming van eventueel door het Algemeen Bestuur vastgestelde regels ter zake.
19.4 Alle waardeoverdrachten ingevolge de leden 1 tot en met 3 van dit artikel geschieden op basis van de wettelijke factoren, een en ander met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde regels.
19.5 In afwijking van het in dit artikel bepaalde geschieden overige individuele waardeoverdrachten en collectieve waardeoverdrachten op basis van daarvoor door de Stichting vastgestelde actuariële grondslagen.
19.6 De betrokkene wiens aanspraken op pensioen ingevolge dit artikel worden overgedragen naar een andere bevoegde pensioenuitvoerder, heeft na afronding van de waardeoverdracht geen enkele aanspraak op pensioen meer jegens de Stichting en houdt op Gewezen Deelnemer te zijn.
Maximering
20.1 Een pensioen ten laste van de Stichting gaat niet uit boven de maxima genoemd in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 of andere uit fiscale wet- en regelgeving voortvloeiende maxima. In geval van overschrijding van een wettelijk maximum, wordt het pensioen ten laste van de Stichting verminderd met het bedrag van de overschrijding.
Overschrijdingen van deze maxima door oorzaken als beschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964, blijven buiten beschouwing.
20.2 Het Algemeen Bestuur kan nadere voorwaarden en beperkingen stellen aan hetgeen in dit artikel is bepaald.
Uitbetaling van pensioenen
21.1 Alle krachtens dit Pensioenreglement toegekende pensioenen worden na inhouding van de verschuldigde loonheffingen maandelijks aan het begin van iedere maand uitgekeerd in euro’s.
21.2 Degene met een ingegaan pensioen is verplicht op verzoek van de Stichting een verklaring van in leven zijn te overleggen volgens een daartoe door de Stichting opgesteld model.
21.3 Een rechtsvordering tegen de Stichting tot het doen van een pensioenuitkering verjaart niet bij leven van degene met een ingegaan pensioen.
21.4 Als de Stichting constateert dat sprake is van een onjuiste toekenning of onjuiste uitbetaling van pensioen, wordt de toekenning herzien respectievelijk de betaling gecorrigeerd. De herziening of correctie vindt plaats met terugwerkende kracht. Is de herziening of correctie in het voordeel van degene voor wie die toekenning of betaling is bedoeld, dan betaalt de Stichting het te weinig uitbetaalde pensioen na. Is de herziening of correctie in het nadeel van degene die de toekenning of betaling heeft ontvangen, dan is deze gehouden het ten onrechte betaalde pensioen terug te betalen.
Indexatie
22.1 Voorwaardelijke indexatie
Op de pensioenaanspraken van de Deelnemers kan jaarlijks een indexatie worden verleend van maximaal 100% van de Looninflatie. Op de pensioenaanspraken en - rechten van de Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden kan jaarlijks een indexatie worden verleend van maximaal 100% van de Prijsinflatie. Het Algemeen Bestuur van de Stichting beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
Voor deze voorwaardelijke indexaties is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De indexatie wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Er bestaat geen recht op indexatie en het is ook niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een indexatie te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen indexaties en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het Algemeen Bestuur ter zake heeft.
22.2 Realisatiepercentage
Op basis van de Loon- en Prijsinflatie, de financiële positie van de Stichting, de door het Algemeen Bestuur verwachte ontwikkelingen in die financiële positie, de bij of krachtens de wet gestelde eisen en alle overige door het Algemeen Bestuur relevant geachte feiten en omstandigheden, wordt ten behoeve van het vaststellen van de indexatie jaarlijks een Realisatiepercentage vastgesteld. Dit percentage geldt voor de periode van 1 april van het lopende jaar tot en met 31 maart van het volgende jaar. Het Realisatiepercentage heeft betrekking op het toe te kennen percentage van de Looninflatie voor de Deelnemers en van de Prijsinflatie voor de Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden.
Het Realisatiepercentage (c.q. de Realisatiepercentages voor de Deelnemers, respectievelijk de Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden) kan (kunnen) variëren van 0 tot en met 100.
22.3 Indexatie en dekkingsgraad
Het uitgangspunt bij het vaststellen van het Realisatiepercentage zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel is het van tijd tot tijd ter zake geldende beleid dat wordt vastgelegd in een staffel. Er kan nooit meer indexatie worden gegeven dan wettelijk is toegestaan. De wettelijk toegestane indexatie is mede afhankelijk van renteontwikkelingen en varieert dus in de tijd. Mede in verband hiermee wordt ieder kwartaal bezien, of de staffel aanpassing behoeft. De meest recente staffel wordt gepubliceerd op de website. Indien de wettelijke grenzen voor gehele of gedeeltelijke indexatie hoger zijn dan de in de staffel opgenomen grenzen, gelden de wettelijke grenzen. Het Algemeen Bestuur behoudt altijd de mogelijkheid om de
indexatiestaffel aan te passen alsook om af te wijken van de indexatiestaffel op grond van door het Algemeen Bestuur relevant geachte omstandigheden en verwachtingen.
Op basis van de financiële positie van de Stichting, de door het Algemeen Bestuur verwachte ontwikkelingen in die financiële positie, de bij of krachtens de wet gestelde eisen en alle overige door het Algemeen Bestuur relevant geachte feiten en omstandigheden, kan - in geval van een financieel gezonde situatie van de Stichting - het Algemeen Bestuur besluiten tot een geheel of gedeeltelijk ongedaan maken van eventuele kortingen of het inhalen van gemiste indexatie welke is gebaseerd op de Loon- of Prijsinflatie.
Algemene expatbepaling
Het Algemeen Bestuur is ten aanzien van expats bevoegd afwijkende regels te stellen voor zover dat naar zijn redelijk oordeel noodzakelijk is voor de uitvoering van dit Pensioenreglement. Onder een expat wordt verstaan de werknemer die buiten Nederland tewerk is gesteld en door de Werkgever als expat wordt beschouwd.
Reglementswijzigingen en kortingsbepaling
24.1 Het Algemeen Bestuur is bevoegd dit Pensioenreglement te wijzigen, met inachtneming van hetgeen daaromtrent in de Statuten is bepaald. In geval van een wijziging van dit Pensioenreglement worden de voor de (Gewezen) Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van de wijziging opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134 van de PW.
24.2 Het Algemeen Bestuur is bevoegd met inachtneming van artikel 134 van de PW de verworven pensioenaanspraken en/of de ingegane pensioenen te korten indien:
• de Stichting gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de PW gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de PW gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen; en
• dit ook niet binnen een redelijke termijn gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van de (Gewezen) Deelnemers Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en
• alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 van de PW.
24.3 Het Algemeen Bestuur is bevoegd om, met gebruikmaking van en binnen de kaders van artikel 83 PW, op verzoek van de Werkgever de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen om te zetten naar een gewijzigde pensioenrichtleeftijd zonder een bezwaarmogelijkheid voor de (Gewezen) Deelnemer.
Bijzondere bepalingen
25.1 Het Algemeen Bestuur is bevoegd in die gevallen, waarin een strikte toepassing van dit Pensioenreglement tot onbillijkheden leidt, in voor de betrokkenen gunstige zin van de bepalingen van dit Pensioenreglement af te wijken. In gevallen waarin dit Pensioenreglement niet of niet eenduidig voorziet, beslist het Algemeen Bestuur.
25.2 Wijzigingen van dit Pensioenreglement, die leiden tot een vermindering van pensioenen onder meer zoals bedoeld in artikel 14 van de Statuten en artikel 24 van dit Pensioenreglement, zullen naar redelijkheid en billijkheid van kracht zijn voor alle (Gewezen) Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden.
25.3 Indien de Werkgever de Stichting schriftelijk mededeelt dat hij in verband met een ingrijpende wijziging van omstandigheden zijn bijdrage als bedoeld in artikel 4,
lid 2 zal verminderen of beëindigen, stelt het Algemeen Bestuur de Deelnemers die Werknemer of gewezen Werknemer zijn van de betreffende Werkgever een kopie ter beschikking van deze mededeling.
25.4 De Deelnemers worden bij toetreding schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de geldende Statuten en reglementen. De Deelnemers ontvangen binnen drie maanden na de toetreding informatie over de pensioenregeling met daarin opgenomen een samenvatting van de pensioenregeling met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de PW. Binnen drie maanden na een voor (Gewezen) Deelnemers en/of Pensioengerechtigden relevante wijziging daarin worden de (Gewezen) Deelnemers en/of Pensioengerechtigden schriftelijk op de hoogte gesteld van die wijzigingen.
25.5 Onverminderd het elders in dit Pensioenreglement bepaalde verstrekt de Stichting aan de (Gewezen) Deelnemer op diens verzoek binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken ingevolge het onderhavige Pensioenreglement. De Stichting kan een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
25.6 Aan alle Deelnemers wordt jaarlijks een opgave verstrekt van de te bereiken reglementaire pensioenen, het opgebouwde pensioen alsmede van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardegroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Daarnaast ontvangen alle Deelnemers jaarlijks informatie over de indexatie. Het verstrekken van opgaven en informatie geschiedt met inachtneming van de eisen die de PW eraan stelt.
Bij voortijdige beëindiging van de deelneming als bedoeld in artikel 15, en daarna eens in de vijf jaar, wordt aan de Gewezen Deelnemers een opgave verstrekt van het opgebouwde pensioen en de andere in de PW omschreven verplichte informatie. De hiervoor bedoelde opgave wordt bovendien jaarlijks digitaal beschikbaar gesteld. De Stichting verstrekt bij pensioeningang en daarna jaarlijks ten minste de in de PW omschreven verplichte informatie aan de rechthebbende. De Stichting verstrekt aan de Partner op het moment dat deze de status van gewezen Partner als bedoeld in artikel 11 verkrijgt, en daarna eens in de vijf jaar, ten minste de in de PW omschreven verplichte informatie.
Onverminderd het elders in dit Pensioenreglement bepaalde, kunnen door de Stichting aan (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden verstrekte informatie en/of opgaven niet leiden tot hogere aanspraken dan voor de (Gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde uit dit Pensioenreglement voortvloeien.
25.7 Aanspraken op pensioen ingevolge dit Pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW.
25.8 Krachtens de PW is de Toezichthouder onder meer bevoegd de Stichting aanwijzingen te geven. Een dergelijke aanwijzing kan het Algemeen Bestuur verplichten om af te wijken van het bepaalde in dit Pensioenreglement, dan wel om de beleidsvrijheid die het Algemeen Bestuur krachtens dit Pensioenreglement heeft, op een bepaalde wijze in te vullen.
25.9 Perioden van verlof van de Deelnemer worden niet in aanmerking genomen voor de opbouw van ouderdomspensioen uit hoofde van dit Pensioenreglement, een en ander volgens de voorwaarden van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen van de Werkgever. Gedurende een periode van onbetaald verlof blijft de dekking van het nabestaanden-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen in stand met inachtneming van artikel 56 van de PW, de arbeidsvoorwaardelijke regelingen van de Werkgever, de Wet op de loonbelasting 1964 en overige toepasselijke fiscale wet- en regelgeving. Voorgaande volzin is van overeenkomstige toepassing op de dekking uit hoofde van artikel 14 (Premievrije pensioenopbouw).
25.10 De Stichting is bevoegd ook andere dan de in dit Pensioenreglement geregelde pensioenovereenkomsten ten behoeve van Deelnemers uit te voeren dan wel pensioenen aan (Gewezen) Deelnemers en (gewezen) Partners en Kind(eren) uit te keren, mits de Werkgever de daartoe benodigde middelen ter beschikking stelt. De toekenning en de gegevens van dergelijke pensioenaanspraken dan wel pensioenrechten worden de rechthebbende schriftelijk mede gedeeld
25.11 De Werkgever, dan wel de Stichting namens de Werkgever, is bevoegd om overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 aan de belastingdienst een verzoek te doen om te bevestigen dat de onderhavige pensioenregeling voldoet aan de vereisten die deze wet aan een pensioenregeling stelt. Indien naar aanleiding van het hiervoor bedoelde verzoek onherroepelijk komt vast te staan dat de pensioenregeling niet voldoet aan de vereisten die de Wet op de loonbelasting 1964 aan een pensioenregeling stelt, zal onverwijld en (voor zover van toepassing) met terugwerkende kracht de regeling worden gewijzigd in een pensioenregeling die wel voldoet aan de vereisten die deze wet aan een pensioenregeling stelt.
25.12 De Stichting is gerechtigd te vertrouwen op de juistheid van de gegevens betreffende de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde en andere Aanspraakgerechtigde, die door de daartoe bevoegde Nederlandse of buitenlandse instanties, door de Werkgever of door de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde of andere Aanspraakgerechtigde zelf, aan de Stichting zijn verstrekt in verband met de uitvoering van dit Pensioenreglement.
Pensioenverevening / Conversie
26.1 Bij echtscheiding, beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of vermissing, of scheiding van tafel en bed heeft de gewezen Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde recht op verevening van ouderdomspensioen conform het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
26.2 Het Algemeen Bestuur is bevoegd ter zake van pensioenverevening of conversie ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding nadere regels te stellen.
Klachtenprocedure
Een ieder die niet tevreden is over een beslissing of een (niet-) handelen van de Stichting kan gebruik maken van de klachtenprocedure. Deze is beschreven op de website van de Stichting (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx).
De Klantenservice is het eerste aanspreekpunt en kan als volgt worden bereikt:
Adres: Philips Pensioenfonds Postbus 123
1180 AC Amstelveen
Telefoon: 000-000 00 00
MijnPPF: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx Videobellen: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx
Ook kan een klacht kenbaar worden gemaakt aan de Klachtencommissie van de Stichting. De Klachtencommissie behandelt klachten volgens een Reglement Klachtencommissie (te downloaden via xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx). Dit Reglement Klachtencommissie wordt opgesteld door het Algemeen Bestuur en kan van tijd tot tijd worden gewijzigd.
Opheffing van de Stichting
28.1 Indien de Stichting wordt ontbonden overeenkomstig artikel 20 van de Statuten zullen alle Deelnemers als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 1, 2, 3 en 4 worden geacht op het tijdstip van ontbinding de dienst van de Werkgever te hebben verlaten onder toekenning van premievrije pensioenaanspraken vastgesteld volgens artikel 15 van dit Pensioenreglement.
28.2 De Stichting in liquidatie waarborgt de rechten van degenen met een ingegaan pensioen, de houders van (premievrije) pensioenaanspraken en hun (gewezen) Partner(s) en Kind(eren). In geval van liquidatie is de Stichting verplicht haar verplichtingen over te dragen aan een bevoegde pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 van de PW.
Overgangsregelingen
29.1 Overgangsregeling waardeoverdracht per 1 januari 2015
a) Bestuurders en Executives
Voor de onder artikel 1, lid 1 onder 1, 2 en 3 bedoelde Aangeslotenen van het op 31 december 2018 geldende Pensioenreglement Philips flex pensioen ES (Flex ES), zijn de uit hoofde van het Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan opgebouwde pensioenaanspraken per ultimo 31 december 2014 premievrij gemaakt volgens de bepalingen van het Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan.
De door de hiervoor bedoelde Aangeslotenen opgebouwde premievrije pensioenaanspraken en opgebouwd pensioenkapitaal uit hoofde van het Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan zijn per 1 januari 2015 als volgt overgedragen een en ander rekening houdend met artikel 83 van de PW:
- Premievrije pensioenaanspraken: actuarieel neutraal, op basis van de actuariële factoren opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015 naar de pensioenregeling als verwoord in dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015,
- Opgebouwd pensioenkapitaal:
• voor de inkoop van aanspraken, op basis van de actuariële factoren opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015, in de pensioenregeling als verwoord in dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015 of - zulks naar keuze van de hiervoor bedoelde Aangeslotene -
• naar ABN AMRO Pensioeninstelling N.V.
Waardeoverdracht naar de pensioenregeling als verwoord in dit Pensioenreglement (Flex 67 ES) zoals dat gold per 1 januari 2015, houdt in dat de premievrije aanspraken en pensioenkapitalen, zijn omgezet in aanspraken op ouderdoms- pensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen in de verhouding 100:70:14 en gericht op de toenmalige Pensioenrichtleeftijd. Deze verhouding kan afwijken in geval vóór 1 januari 2015 sprake is geweest van echtscheiding, scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of verbreking van de gezamenlijke huishouding.
De na waardeoverdracht verkregen aanspraken op pensioen in dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015 (Flex 67 ES), worden voorwaardelijk geïndexeerd conform de vanaf 1 januari 2015 opgebouwde aanspraken op de wijze en onder de voorwaarden en beperkingen als opgenomen in artikel 22 van dit Pensioenreglement (Flex ES).
Alle premievrije pensioenaanspraken en opgebouwde pensioenkapitalen uit hoofde van het Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan zijn volledig komen te vervallen door de in dit lid omschreven waardeoverdracht.
b) Gewezen executives/Bestuurders
Hetgeen in artikel 29, lid 1 onder a is beschreven, is van overeenkomstige toepassing op degenen die vóór 1 januari 2015 Gewezen Executive zijn geworden in de zin van en volgens de bepalingen van het op 31 december 2014 geldende Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan.
c) Senior Directors
De door de in artikel 1, lid 1 onder 4 bedoelde Aangeslotenen van het op
31 december 2018 geldende Pensioenreglement Philips flex pensioen ES (Flex ES) uit hoofde van het Pensioenreglement Philips flex pensioen (Flex 67) opgebouwde pensioenaanspraken zijn per ultimo 31 december 2014 premievrij gemaakt volgens de bepalingen van het Pensioenreglement Philips flex pensioen (Flex 67).
De door de hiervoor bedoelde Aangeslotenen opgebouwde premievrije pensioenaanspraken in Pensioenreglement Philips flex pensioen (Flex 67) zijn per 1 januari 2015 actuarieel neutraal, op basis van de actuariële factoren opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015, naar de pensioenregeling als verwoord in dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015, overgedragen een en ander rekening houdend met artikel 83 van de PW.
Waardeoverdracht naar de pensioenregeling als verwoord in dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015 (Flex 67 ES), houdt in dat de verkregen aanspraken in Pensioenreglement Flex 67 ES gelijkwaardig zijn aan de premievrije aanspraken in Pensioenreglement Flex 67.
De na waardeoverdracht verkregen aanspraken op pensioen in dit reglement zoals dat gold per 1 januari 2015 (Flex 67 ES) worden voorwaardelijk geïndexeerd conform de vanaf 1 januari 2015 opgebouwde aanspraken op de wijze en onder de voorwaarden en beperkingen als opgenomen in artikel 22 van dit reglement (Flex ES). De uit hoofde van het Pensioenreglement Philips flex pensioen (Flex 67) opgebouwde pensioenaanspraken zijn volledig komen te vervallen door de in dit lid omschreven waardeoverdracht.
29.2 Overgangsregeling Prepensioneringsregeling (Senior Directors) per 1 oktober 2019
1. Deze overgangsregeling is van toepassing op de (Gewezen) Deelnemer als bedoeld in artikel 1 van dit Pensioenreglement, indien de desbetreffende (Gewezen) Deelnemer op 30 september 2019 een Pensioenkapitaal in de tot 1 oktober 2019 geldende Prepensioneringsregeling had.
2. De Prepensioneringsregeling is per 1 oktober 2019 beëindigd. Voor de in dit artikel 29 lid 2 sub 1 bedoelde (Gewezen) Deelnemer is de deelname aan de Prepensioneringsregeling per diezelfde datum beëindigd. Artikel 29 lid 2 van het tot en met 30 september 2019 geldende Pensioenreglement is met ingang van 1 oktober 2019 vervangen door het onderhavige artikel 29 lid 2.
3. Op 1 oktober 2019 is het totale Pensioenkapitaal verdeeld in een Startkapitaal en een Spaarkapitaal. Het Startkapitaal is het deel van het Pensioenkapitaal dat is ontstaan uit de omzetting van pensioenaanspraken in kapitaal in de Prepensioneringsregeling op 1 april 1997 óf 1 januari 2005. Het Spaarkapitaal is het deel van het Pensioenkapitaal dat is ontstaan uit het verrichten van eigen bijdragen in de Prepensioneringsregeling.
4. De op basis van dit artikel 29 lid 2 sub 3 vastgestelde kapitalen zijn op
1 oktober 2019 aangewend voor de inkoop van aanspraken op ouderdoms- pensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen als bedoeld in artikel 5, 8 respectievelijk 12 van dit Pensioenreglement. De verhouding tussen deze pensioenaanspraken is 100:70:14. Door deze inkoop is het volledige Pensioenkapitaal op 1 oktober 2019 vervallen. Ter compensatie van eventueel nadeel dat (Gewezen) Deelnemers zouden kunnen ondervinden van deze inkoop per 1 oktober 2019 in plaats van op de pensioenrichtleeftijd, zijn diverse maatregelen getroffen. Eén van die maatregelen is dat het opgebouwde Startkapitaal en Spaarkapitaal vóór de inkoop op 1 oktober 2019 zijn verhoogd met 5%, onder aftrek van 0,3%-punt verkoopkosten. De overige maatregelen komen in dit artikel 29 lid 2 sub 7 en 8 aan de orde.
De aldus ingekochte pensioenaanspraken zijn toegevoegd aan de overige pensioenaanspraken die de (Gewezen) Deelnemer tot 1 oktober 2019 uit hoofde van dit Pensioenreglement heeft verkregen. Dit betekent onder andere dat met ingang van 1 oktober 2019 de na inkoop verkregen pensioenaanspraken voorwaardelijk worden geïndexeerd conform het bepaalde in artikel 22 van dit Pensioenreglement.
5. Het Startkapitaal is als volgt aangewend voor de inkoop van pensioenaanspraken.
a. Het Startkapitaal is eerst fictief verhoogd op basis van de op
31 december 2018 geldende rentetermijnstructuur voor pensioenfondsen, zoals die door DNB is gepubliceerd, rekening houdend met de resterende duur tot de pensioenrichtleeftijd.
b. Vervolgens is het aldus verkregen Startkapitaal aangewend voor de inkoop van pensioenaanspraken op basis van de actuariële factoren, die zijn gebaseerd op de uitgangspunten zoals die ook golden bij de vaststelling van het oorspronkelijke Startkapitaal op 1 april 1997 respectievelijk 1 januari 2005.
6. De inkoop van de pensioenaanspraken uit het Spaarkapitaal heeft plaatsgevonden op basis van de Actuariële factoren die zijn opgenomen in bijlage 2 van het tot 1 oktober 2019 geldende Pensioenreglement. Voor de inkoop zijn de factoren gebruikt die zijn opgenomen in de tabel met verwijzing naar artikel 29 lid 2 “Inkoop uit pensioenkapitaal bij ontslag”.
7. In aanvulling op het bepaalde in de voorgaande subleden is bij de omzetting van het Startkapitaal en Spaarkapitaal in pensioenaanspraken het volgende toegepast.
De op grond van dit artikel 29 lid 2 sub 5 en sub 6 te verkrijgen pensioenaanspraken zijn tot de pensioenrichtleeftijd fictief verhoogd met de naar verwachting in de toekomst te realiseren indexatie voor Deelnemers. De aldus fictief vastgestelde pensioenaanspraken (hierna: pensioenaanspraken A) zijn getoetst aan de pensioenaanspraken (hierna: pensioenaanspraken B) die naar verwachting zouden zijn verkregen, indien het Startkapitaal en het Spaarkapitaal tot de pensioenrichtleeftijd belegd zouden zijn gebleven en pas op de pensioenrichtleeftijd zouden zijn aangewend voor de inkoop van pensioenaanspraken. Hierbij is gebruik gemaakt van de naar verwachting te realiseren jaarlijkse rendementen en indexaties op basis van scenarioanalyse.
Indien de pensioenaanspraken A lager zijn dan de pensioenaanspraken B, dan zijn het Startkapitaal en het Spaarkapitaal fictief verhoogd. De verhoging van de kapitalen is zodanig dat de pensioenaanspraken A gelijk zijn aan de pensioenaanspraken B. Indien de pensioenkapitalen op grond van dit artikellid zijn verhoogd, zijn de pensioenaanspraken als bedoeld in dit artikel 29 lid 2 sub 5 en sub 6 uiteindelijk vastgesteld op basis van deze verhoogde kapitalen.
In aanvulling op het bepaalde in de voorgaande leden is bij de vaststelling van de pensioenaanspraken, die zijn verkregen uit de omzetting van het Startkapitaal, het volgende toegepast.
De pensioenaanspraken die, na toepassing van de voorgaande leden van dit artikel, uit het Startkapitaal zijn verkregen zijn minimaal gelijk aan de pensioenaanspraken die zouden hebben gegolden indien op 1 april 1997 respectievelijk 1 januari 2005 door de betreffende Deelnemer niet was gekozen voor het storten van een Startkapitaal in de Prepensioneringsregeling. Hierbij is aangenomen dat de pensioenaanspraken in dat geval sinds
1 april 1997 respectievelijk 1 januari 2005 verhoogd zouden zijn geweest op basis van de tot 1 oktober 2019 aan Deelnemers verleende indexaties.
De aldus verkregen pensioenaanspraken zijn voor de vergelijking omgezet in een actuarieel gelijkwaardig ouderdoms- en nabestaandenpensioen op basis van de op 1 oktober 2019 geldende actuariële grondslagen van het Fonds.
29.3 Overgangsregeling Anw-hiaatverzekering
Ten behoeve van de Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 die reeds vóór
1 juli 2001 een Anw-hiaatverzekering heeft gesloten als bedoeld in artikel 9 luiden de tweede en derde volzin van artikel 9, lid 3 als volgt:
‘Verhoging van een lopende Anw-hiaatverzekering is uitsluitend mogelijk in die gevallen waarin ook het sluiten van een Anw-hiaatverzekering mogelijk zou zijn, behoudens voor verzekeringen gesloten vóór 1 juli 2001, die te allen tijde kunnen worden verhoogd. Met betrekking tot een verzoek tot verhoging van het verzekerde bedrag van de Anw-hiaatverzekering ingegaan op of na 1 juli 2001, is het bepaalde in artikel 9, lid 2 van overeenkomstige toepassing.’
29.4 Overgangsregeling Arbeidsongeschiktheidspensioen / Premievrije pensioenopbouw
De Deelnemer wiens dienstverband met Philips (gedeeltelijk) wordt beëindigd wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van tenminste 15% kan aanspraak maken op een Arbeidsongeschiktheidspensioen en Premievrije pensioenopbouw een en ander zoveel mogelijk analoog aan het bepaalde in artikel 13 en 14.
Het Algemeen Bestuur kan aan de toekenning, herziening en het behoud van het Arbeidsongeschiktheidspensioen en Premievrije pensioenopbouw zodanige voorwaarden verbinden als het redelijk en gewenst acht.
29.5 Voorwaardelijke suppletietoeslag (Senior Directors)
(Met ingang van 1 januari 2021 is er geen sprake meer van inkoop van extra aanspraken op grond van de suppletieregeling en is deze bepaling vervallen.)
29.6 Overgangsregeling verhoging pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2019
a. Op 1 januari 2019 zijn alle aanspraken op ouderdomspensioen ingevolge dit Pensioenreglement en het Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan, die op 31 december 2018 een pensioenrichtleeftijd lager dan 68 jaar kenden, met toepassing van artikel 83, lid 3 PW, omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar.
b. Op 1 januari 2019 zijn alle aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen ingevolge dit Pensioenreglement en het Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan, met toepassing van artikel 83, lid 3 PW, als volgt omgezet:
i. alle aanspraken als hiervoor bedoeld die recht geven op een uitkering ingaande op een leeftijd van 60 jaar met een eindleeftijd van 65 jaar, in aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen ingaande op een leeftijd van 63 en 1 maand jaar met een eindleeftijd van 68 jaar, en
ii. alle aanspraken als hiervoor bedoeld die recht geven op een uitkering ingaande op een leeftijd van 62 jaar en 6 maanden met een eindleeftijd van 65 jaar, in aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen ingaande op een leeftijd van 65 jaar en 6 maanden met een eindleeftijd van 68 jaar.
Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in gelijktijdig met het ouderdomspensioen en eindigt op de AOW-leeftijd van de betrokkene. Bij
pensionering vóór de leeftijd van 63 jaar en 1 maand respectievelijk 65 jaar en 6 maanden, wordt het tijdelijk ouderdomspensioen verlaagd op basis van de op dat moment geldende Actuariële factoren. Bij pensionering ná de leeftijd van 63 jaar en 1 maand respectievelijk 65 jaar en 6 maanden, wordt het tijdelijk ouderdomspensioen niet verhoogd, maar worden niet uitgekeerde termijnen van het tijdelijk ouderdomspensioen omgezet in ouderdomspensioen op basis van de op dat moment geldende Actuariële Factoren.
c. De sub a en b bedoelde aanspraken zijn vastgesteld met inachtneming van de op 1 januari 2019 geldende Actuariële Factoren.
d. Van de sub a en b bedoelde omzetting van aanspraken zijn uitgezonderd de aanspraken van degenen voor wie ondanks de beëindiging van hun dienstverband met Philips vóór 1 januari 2015, na die datum nog pensioen ingevolge het op dat moment van toepassing zijnde reglement wordt opgebouwd. Voor hen blijft het betreffende reglement van toepassing zoals dat luidde op het moment van beëindiging van het dienstverband.
e. De aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen behorende bij de sub a en b bedoelde aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen, blijven bij de aldaar bedoelde omzetting buiten beschouwing. Deze aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen blijven gelijk en wijzigen niet.
f. Alle rechten en aanspraken van degenen wiens aanspraken op ouderdomspensioen en eventueel tijdelijk ouderdomspensioen zijn omgezet als bedoeld in sub a en b, worden na de omzetting, met ingang van 1 januari 2019 geacht rechten en aanspraken te zijn op basis van dit Pensioenreglement. Indien de betrokkene bij pensionering geen Partner heeft en de Eindloonregeling tot en met 31 december 2018 op hem van toepassing was, wordt bij de vaststelling van zijn pensioen rekening gehouden met de Alleenstaandenfranchise als bedoeld en onder dezelfde voorwaarden als opgenomen in het op 31 december 2018 geldende pensioenreglement Eindloonregeling.
g. Op 1 januari 2021 zijn de hiervoor in dit artikel 29, lid 6, sub b bedoelde aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen ingaande op een leeftijd van 63 jaar en 1 maand respectievelijk 65 jaar en 6 maanden met een eindleeftijd van 68 jaar, omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. De aanspraken op ouderdomspensioen zijn vastgesteld met inachtneming van de op 1 januari 2021 geldende Actuariële Factoren. Van de in de eerste volzin bedoelde omzetting van aanspraken zijn uitgezonderd de aanspraken van de betrokkene die binnen de daarvoor geldende bezwaartermijn, bezwaar heeft gemaakt tegen de omzetting. Voor de betrokkene die bezwaar heeft gemaakt, blijft het bepaalde in artikel 29, lid 6, sub b onverkort van toepassing.
29.7 Overgangsregeling indexatie executives
De Collectieve Schaalaanpassing voor executives berekend op 1 april 2015 is gelijk aan de volledige Collectieve Schaalaanpassing als blijkend uit de bij Philips geldende cao in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 april 2015.
29.8 Overgangsregeling arbeidsongeschikte deelnemers van Philips Executives Pension Plan naar pensioenregeling Flex pensioen ES
a. Deze overgangsregeling is van toepassing op diegene die op
31 december 2019 premievrij pensioen opbouwde en arbeidsongeschiktheids- pensioen ontving vanwege arbeidsongeschiktheid uit hoofde van het voormalige pensioenreglement Philips Executives Pension Plan (EPP) en die op 1 januari 2020 nog arbeidsongeschikt was, hierna te noemen: de ‘Betrokkene’.
b. Betrokkene is met ingang van 1 januari 2020 aangemerkt als Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 4 van dit Pensioenreglement.
De door Betrokkene per 31 december 2019 opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, waaronder tevens begrepen het recht op premievrije pensioen- opbouw en arbeidsongeschiktheidspensioen, in het voormalige pensioenreglement worden met ingang van 1 januari 2020 door middel van interne waardeoverdracht en met inachtneming van het bepaalde in de sub c tot en met i van dit lid, omgezet in pensioenaanspraken en -rechten op grond van dit Pensioenreglement. Het door Xxxxxxxxxx per 31 december 2019 opgebouwde pensioenkapitaal is in overeenstemming met de keuze van de Betrokkene omgezet in ouderdomspensioen en een bijbehorend nabestaandenpensioen van 70% van het ouderdomspensioen ingevolge dit Pensioenreglement, dan wel overgedragen naar ABN XXXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx
N.V. De deelname aan het voormalige pensioenreglement, als bedoeld in sub a van dit lid, is voor Betrokkene ultimo 31 december 2019 beëindigd.
c. Arbeidsongeschiktheidspensioen
Xxxxxxxxxx heeft met ingang van 1 januari 2020 als Deelnemer recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen op basis van artikel 13 van dit Pensioen- reglement. Per 1 januari 2020 is de hoogte van het bruto arbeidsongeschikt- heidspensioen gelijk aan het (bruto) bedrag aan arbeidsongeschiktheids- pensioen waarop aanspraak bestond vóór de interne waardeoverdracht.
Behoudens het bepaalde in artikel 13 lid 2 sub c en d bepaalde, geldt (in plaats van het in artikel 13, lid 2 sub a en b bepaalde) een, op basis van de specifieke situatie van de Betrokkene vastgestelde, einddatum voor het arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze einddatum blijkt uit de brief die de Stichting de Betrokkene hierover heeft gestuurd.
d. Premievrije pensioenopbouw
Xxxxxxxxxx heeft met ingang van 1 januari 2020 recht op premievrije pensioenopbouw op basis van artikel 14 van dit Pensioenreglement. In afwijking van het in artikel 14 bepaalde eindigt de premievrije pensioenopbouw in ieder geval op de pensioenrichtleeftijd die volgens
het voormalige pensioenreglement op Betrokkene van toepassing was op 31 december 2019.
e. Omzetting overbruggingsuitkering
De overbruggingsuitkering die de Betrokkene op 31 december 2019 had opgebouwd, is omgezet in een aanspraak op (levenslang) ouderdomspensioen op basis van artikel 5 van dit Pensioenreglement, tenzij de Betrokkene daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Voor de Betrokkene die tegen deze omzetting bezwaar heeft gemaakt, is aanspraak op overbruggingsuitkering omgezet in een aanspraak op overbruggingsuitkering, waarbij de uitkeringsduur gelijk is gebleven aan de uitkeringsduur die gold vóór 1 januari 2020. De op 1 januari vastgestelde overbruggingsuitkering gaat in op een leeftijd van 63 jaar en wordt uitgekeerd tot de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Een herrekening van de overbruggingsuitkering dan wel omzetting in ouderdomspensioen vindt plaats op basis van de op dat moment geldende Actuariële Factoren van het Fonds.
f. Omzetting opgebouwd levenslang ouderdomspensioen, opgebouwd nabestaandenpensioen en wezenpensioen
De per 31 december 2019 opgebouwde aanspraak op levenslang ouderdomspensioen is op 1 januari 2020, met toepassing van artikel 83, lid 3 PW, omgezet in een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen op basis van artikel 5 van dit Pensioenreglement. De per 31 december 2019 opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen zijn omgezet in aanspraken op nabestaandenpensioen respectievelijk wezenpensioen op basis van artikel 8 respectievelijk 12 van dit Pensioen- reglement, waarbij de hoogte van het nabestaanden- en wezenpensioen ongewijzigd is gebleven.
Voor de aanspraak op wezenpensioen geldt dat voor zover hiervoor op 31 december 2019 een van dit Pensioenreglement afwijkende eindleeftijd gold, die afwijkende leeftijd en de daarvoor relevante voorwaarden van toepassing blijven.
g. Garantie op risicobasis verzekerd aanvullend nabestaandenpensioen Indien de Betrokkene overlijdt vóór de Pensioenleeftijd, is het nabestaandenpensioen ingevolge dit Pensioenreglement met inachtneming
van de onderhavige garantie, minimaal gelijk aan het nabestaandenpensioen waarop de Partner van de Betrokkene op 31 december 2019 aanspraak had. Dit bedrag is bij overgang naar dit Pensioenreglement eenmalig vastgesteld en wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van artikel 22 van dit Pensioenreglement.
h. Omzetting Anw-hiaatverzekering
Indien de Betrokkene op 31 december 2019 een Anw-hiaatverzekering had op grond van het voor hem op 31 december 2019 geldende pensioenreglement, dan wordt deze verzekering ongewijzigd voortgezet op basis van artikel 9 van dit Pensioenreglement.
i. Collectieve actuariële gelijkwaardigheid
De omzetting van het tot en met 31 december 2019 opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel 29.8 heeft plaatsgevonden met inachtneming van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Dit wil zeggen dat voor mannen en vrouwen dezelfde factoren zijn gehanteerd en er sprake is van actuariële gelijkwaardigheid van de aanspraken vóór en ná omzetting. Hierbij zijn de op 1 januari 2020 geldende Actuariële factoren van de Stichting toegepast.
j. Indexatie
De indexatie van de in dit artikel 29.8 bedoelde opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten vindt na omzetting en opname in dit Pensioenreglement plaats op basis van artikel 22 van dit Pensioenreglement, voor het eerst op 1 april 2020.
29.9 Overgangsregeling herindiensttreding gewezen aangeslotenen ingevolge eerdere pensioenreglementen
a. Degene die ingevolge enig eerder geldend pensioenreglement van de Stichting gewezen Aangeslotene c.q. gewezen Deelnemer is geworden en op of na 1 januari 2019 opnieuw in dienst treedt bij de Werkgever waardoor hij vanaf dat moment tevens kwalificeert als Deelnemer als bedoeld in artikel 1 lid 9 sub 1, 2 of 3 van dit Pensioenreglement, wordt voor de toepassing van de op één na laatste volzin van artikel 1 lid 9 van dit Pensioenreglement gelijk gesteld met de Gewezen Deelnemer als aldaar bedoeld. Dit betekent dat de betrokkene als bedoeld in dit artikel 1, lid 9, sub 1, 2 of 3 voor de toepassing van dit Pensioenreglement vanaf dat moment voor al zijn rechten en plichten jegens de Stichting uitsluitend wordt aangemerkt als Deelnemer.
b. Degene die ingevolge enig eerder geldend pensioenreglement van de Stichting gewezen Aangeslotene c.q. gewezen Deelnemer is geworden en vóór 1 januari 2019 opnieuw in dienst is getreden bij de Werkgever waardoor hij vanaf dat moment tevens kwalificeert als Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 1, 2 of 3 van dit Pensioenreglement, wordt met ingang van 1 januari 2019 voor de toepassing van de op één na laatste volzin van artikel 1, lid 9 van de Pensioenreglement gelijkgesteld met de Gewezen Deelnemer als aldaar bedoeld. Dit betekent dat de betrokkene als bedoeld in dit sub b voor de toepassing van dit Pensioenreglement vanaf 1 januari 2019 voor al zijn rechten en plichten jegens de Stichting uitsluitend wordt aangemerkt als Deelnemer, tenzij hij, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, daartegen bewaar heeft gemaakt. In dat laatste geval is het bepaalde in de op één na laatste volzin van artikel 1, lid 9 van dit Pensioenreglement niet van toepassing en wordt de betrokkene voor wat betreft zijn eerdere dienstverband beschouwd als Gewezen Deelnemer.
29.10 Overgangsregeling aanpassing AOW-leeftijd
Voor gepensioneerden met een vóór 1 januari 2020 ingegaan hoger ouderdomspensioen op grond van de hoog-laagregeling als bedoeld in artikel 5,
lid 7 of een ingegaan overbruggingspensioen als bedoeld in artikel 7, lid 2 geldt het volgende. Bij aanpassing van de AOW-leeftijd is het bepaalde als bedoeld in artikel 5, lid 8 en artikel 7, lid 3 van overeenkomstige toepassing.
29.11 Overgangsregeling gewezen deelnemers pensioenreglement Philips Executives Pension Plan naar Flex pensioen ES
Deze overgangsregeling is van toepassing op de voormalige Executive als bedoeld in artikel 1, lid 1 van het op 31 december 2018 geldende Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan die op 31 december 2014 als gewezen deelnemer is achtergebleven in het Pensioenreglement Philips Executives Pension Plan, hierna te noemen: de ‘Betrokkene’. Betrokkene is met ingang van 1 januari 2020 aangemerkt als Gewezen Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 12 van dit Pensioenreglement. De door Betrokkene per 31 december 2019 opgebouwde pensioenaanspraken in het voormalige pensioenreglement worden met ingang van 1 januari 2020 omgezet in pensioenaanspraken op grond van dit Pensioenreglement.
Voor Betrokkene hebben tevens per 1 januari 2019 de omzettingen plaatsgevonden als bedoeld in artikel 29.6 van dit Pensioenreglement.
Het door Xxxxxxxxxx opgebouwde pensioenkapitaal in de regeling Philips Executives Pension Plan is per 1 oktober 2019 in overeenstemming met de keuze van de Betrokkene omgezet in ouderdomspensioen en een bijbehorend nabestaandenpensioen van 70% van het ouderdomspensioen ingevolge dit Pensioenreglement, dan wel overgedragen naar ABN XXXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx N.V.
Toepasselijkheid, inwerkingtreding en toepasselijk recht
30.1 Het Philips flex pensioen ES (Flex ES) is met ingang van 1 januari 2015 in werking getreden en is voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2024. Het bepaalde in artikel 9, lid 9 is van toepassing met ingang van 1 april 2021. Voor de periode tot en met 31 maart 2021 geldt artikel 9, lid 9 van dit Pensioenreglement zoals dat luidde op 31 december 2020. Dit Pensioenreglement is met inachtneming van de van tijd tot tijd opgetreden wijzigingen van dit Pensioenreglement van toepassing op:
a. de Deelnemers die op 1 januari 2015 in dienst waren van Philips en op wie op 31 december 2014 het Pensioenreglement Philips Executive Pension Plan van toepassing was zoals dat toen luidde;
b. de Deelnemers als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 2 die op 1 januari 2015 in dienst waren van Philips en op wie op 31 december 2014 het Pensioenreglement Philips flex pensioen (Flex 67) van toepassing was zoals dat toen luidde, en;
c. degenen die op of na 1 januari 2015 in dienst van de Werkgever komen voor zover zij kwalificeren als Deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 9 sub 1, 2, of 3, en;
d. met ingang van 1 januari 2020 op degenen wiens aanspraken en -rechten ingevolge de in artikel 29.8 genoemde pensioenreglementen op 1 januari 2020 zijn omgezet in aanspraken en -rechten op grond van dit Pensioenreglement.
30.2 Alle rechtsbetrekkingen ter zake van dit Pensioenreglement bestaande tussen de Stichting, de Werkgever en/of een (Gewezen) Deelnemer, Pensioengerechtigde of andere Aanspraakgerechtigde, zijn onderworpen aan Nederlands Recht.
Bijlage 1. Actuariële factoren
Bijlage 1. Actuariële factoren
In deze bijlage worden onder ‘Algemeen’ enige algemene uitgangspunten vermeld die momenteel worden gehanteerd bij het opstellen van de actuariële factoren van de Stichting. Deze zijn van toepassing bij het bepalen van de rechten en aanspraken van (Gewezen) Deelnemers, Pensioengerechtigden en Overige Aanspraakgerechtigden. Verder zijn voor een aantal gevallen de toepasselijke actuariële factoren vermeld, met verwijzing naar de relevante reglementsartikelen.
Algemeen
• In alle gevallen waarin aanspraken op welke wijze dan ook worden overgedragen of omgezet in andere aanspraken, geldt als uitgangspunt de collectieve actuariële gelijkwaardigheid van de aanspraken vóór en na de betreffende omzetting.
• De factoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk.
• De factoren gelden vanaf 1 april 2024 en worden jaarlijks aangepast. De grondslagen die voor het vaststellen van de factoren zijn gehanteerd, kunnen afwijken van de op enig moment voor de Stichting geldende grondslagen als voortvloeiend uit de abtn.
Actuariële factoren behorend bij Pensioenrichtleeftijd 68
Artikel 5, lid 7
Verhoging pensioen tot 72 jaar (Hoog-laagregeling), op leeftijd 68
Vóór wijziging Percentage hoog/laag
Na wijziging
Levenslang Ouderdomspensioen | Ouderdomspensioen van 68 tot 72 jaar | Ouderdomspensioen vanaf 72 jaar | |
1.000 | 100/75 | 1.232 | 924 |
1.000 | 100/82 | 1.157 | 948 |
1.000 | 100/90 | 1.081 | 972 |
Artikel 7, lid 1
Vervroeging ouderdomspensioen pensioenleeftijd 68, waarbij het nabestaandenpensioen niet wijzigt
Nieuwe pensioenleeftijd | Ouderdomspensioen vanaf 68 jaar | Ouderdomspensioen vanaf nieuwe pensioenleeftijd |
67 | 1.000 | 938 |
66 | 1.000 | 882 |
65 | 1.000 | 832 |
64 | 1.000 | 786 |
63 | 1.000 | 744 |
62 | 1.000 | 705 |
61 | 1.000 | 670 |
60 | 1.000 | 638 |
Artikel 7, lid 2
Inkoop overbruggingspensioen tot 68 jaar
Nieuwe pensioenleeftijd | Ouderdomspensioen vanaf nieuwe pensioenleeftijd | Overbruggingspensioen tot 68 jaar |
67 | 1.000 | 16.173 |
66 | 1.000 | 8.518 |
65 | 1.000 | 5.957 |
64 | 1.000 | 4.676 |
63 | 1.000 | 3.909 |
62 | 1.000 | 3.399 |
61 | 1.000 | 3.037 |
60 | 1.000 | 2.766 |
Artikel 7, lid 4
Uitstel ouderdomspensioen pensioenleeftijd 68, waarbij het nabestaandenpensioen niet wijzigt
Nieuwe pensioenleeftijd | Ouderdomspensioen | Ouderdomspensioen vanaf nieuwe pensioenleeftijd |
69 | 1.000 | 1.068 |
70 | 1.000 | 1.144 |
Artikel 10, lid 1
Inruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen op pensioenleeftijd
Pensioenleeftijd | Nabestaandenpensioen vóór inruil | Ouderdomspensioen na inruil |
60 | 1.000 | 178 |
61 | 1.000 | 183 |
62 | 1.000 | 192 |
63 | 1.000 | 200 |
64 | 1.000 | 210 |
65 | 1.000 | 224 |
66 | 1.000 | 234 |
67 | 1.000 | 244 |
68 | 1.000 | 254 |
Artikel 10, lid 3
Inruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen op pensioenleeftijd 68
Percentage nabestaandenpensioen t.o.v. het ouderdoms- pensioen na inruil | Ouderdomspensioen vóór inruil | Ouderdomspensioen na inruil | Bijbehorend nabestaanden- pensioen |
70% | 1.000 | 848 | 593 |
50% | 1.000 | 000 | 000 |
25% | 1.000 | 940 | 235 |
0% | 1.000 | 1.000 | 0 |
Artikel 16, lid 6
Afkoop ouderdomspensioen
Leeftijd | Ouderdomspensioen | Afkoopbedrag op pensioenleeftijd 68 |
18 | 1.000 | 7.670 |
19 | 1.000 | 7.751 |
20 | 1.000 | 7.831 |
21 | 1.000 | 7.912 |
22 | 1.000 | 7.992 |
23 | 1.000 | 8.073 |
24 | 1.000 | 8.153 |
25 | 1.000 | 8.234 |
26 | 1.000 | 8.314 |
27 | 1.000 | 8.394 |
28 | 1.000 | 8.475 |
29 | 1.000 | 8.556 |
30 | 1.000 | 8.638 |
31 | 1.000 | 8.721 |
32 | 1.000 | 8.806 |
33 | 1.000 | 8.891 |
34 | 1.000 | 8.979 |
35 | 1.000 | 9.067 |
36 | 1.000 | 9.157 |
37 | 1.000 | 9.249 |
38 | 1.000 | 9.342 |
39 | 1.000 | 9.437 |
40 | 1.000 | 9.535 |
41 | 1.000 | 9.636 |
42 | 1.000 | 9.739 |
43 | 1.000 | 9.846 |
44 | 1.000 | 9.956 |
Leeftijd | Ouderdomspensioen | Afkoopbedrag op pensioenleeftijd 68 |
45 | 1.000 | 10.070 |
46 | 1.000 | 10.189 |
47 | 1.000 | 10.311 |
48 | 1.000 | 10.439 |
49 | 1.000 | 10.572 |
50 | 1.000 | 10.712 |
51 | 1.000 | 10.860 |
52 | 1.000 | 11.016 |
53 | 1.000 | 11.180 |
54 | 1.000 | 11.353 |
55 | 1.000 | 11.538 |
56 | 1.000 | 11.734 |
57 | 1.000 | 11.943 |
58 | 1.000 | 12.165 |
59 | 1.000 | 12.402 |
60 | 1.000 | 12.652 |
61 | 1.000 | 12.918 |
62 | 1.000 | 13.198 |
63 | 1.000 | 13.495 |
64 | 1.000 | 13.809 |
65 | 1.000 | 14.141 |
66 | 1.000 | 14.493 |
67 | 1.000 | 14.866 |
68 | 1.000 | 15.270 |
Artikel 16, lid 6
Afkoop meeverzekerd nabestaandenpensioen
Leeftijd | Nabestaandenpensioen | Afkoopbedrag |
18 | 1.000 | 1.529 |
19 | 1.000 | 1.555 |
20 | 1.000 | 1.581 |
21 | 1.000 | 1.608 |
22 | 1.000 | 1.635 |
23 | 1.000 | 1.663 |
24 | 1.000 | 1.691 |
25 | 1.000 | 1.720 |
26 | 1.000 | 1.749 |
27 | 1.000 | 1.779 |
28 | 1.000 | 1.809 |
29 | 1.000 | 1.839 |
30 | 1.000 | 1.870 |
31 | 1.000 | 1.901 |
32 | 1.000 | 1.932 |
33 | 1.000 | 1.964 |
34 | 1.000 | 1.996 |
35 | 1.000 | 2.028 |
36 | 1.000 | 2.060 |
37 | 1.000 | 2.144 |
38 | 1.000 | 2.213 |
39 | 1.000 | 2.282 |
40 | 1.000 | 2.335 |
41 | 1.000 | 2.426 |
42 | 1.000 | 2.463 |
43 | 1.000 | 2.559 |
44 | 1.000 | 2.617 |
45 | 1.000 | 2.696 |
Leeftijd | Nabestaandenpensioen | Afkoopbedrag |
46 | 1.000 | 2.735 |
47 | 1.000 | 2.816 |
48 | 1.000 | 2.855 |
49 | 1.000 | 2.896 |
50 | 1.000 | 2.937 |
51 | 1.000 | 2.978 |
52 | 1.000 | 3.019 |
53 | 1.000 | 3.083 |
54 | 1.000 | 3.149 |
55 | 1.000 | 3.216 |
56 | 1.000 | 3.307 |
57 | 1.000 | 3.375 |
58 | 1.000 | 3.443 |
59 | 1.000 | 3.485 |
60 | 1.000 | 3.527 |
61 | 1.000 | 3.541 |
62 | 1.000 | 3.606 |
63 | 1.000 | 3.643 |
64 | 1.000 | 3.704 |
65 | 1.000 | 3.819 |
66 | 1.000 | 3.846 |
67 | 1.000 | 3.868 |
68 | 1.000 | 3.885 |
Artikel 17, lid 1
Afkoop ingegaan nabestaandenpensioen
Leeftijd | Ingegaan nabestaandenpensioen | Afkoopbedrag |
18 | 1.000 | 37.640 |
19 | 1.000 | 37.323 |
20 | 1.000 | 37.001 |
21 | 1.000 | 36.675 |
22 | 1.000 | 36.343 |
23 | 1.000 | 36.007 |
24 | 1.000 | 35.665 |
25 | 1.000 | 35.318 |
26 | 1.000 | 34.965 |
27 | 1.000 | 34.607 |
28 | 1.000 | 34.244 |
29 | 1.000 | 33.876 |
30 | 1.000 | 33.502 |
31 | 1.000 | 33.123 |
32 | 1.000 | 32.738 |
33 | 1.000 | 32.347 |
34 | 1.000 | 31.950 |
35 | 1.000 | 31.549 |
36 | 1.000 | 31.142 |
37 | 1.000 | 30.729 |
38 | 1.000 | 30.311 |
39 | 1.000 | 29.887 |
40 | 1.000 | 29.458 |
41 | 1.000 | 29.024 |
42 | 1.000 | 28.585 |
43 | 1.000 | 28.141 |
44 | 1.000 | 27.691 |
45 | 1.000 | 27.238 |
Leeftijd | Ingegaan nabestaandenpensioen | Afkoopbedrag |
46 | 1.000 | 26.779 |
47 | 1.000 | 26.318 |
48 | 1.000 | 25.852 |
49 | 1.000 | 25.381 |
50 | 1.000 | 24.905 |
51 | 1.000 | 24.425 |
52 | 1.000 | 23.941 |
53 | 1.000 | 23.454 |
54 | 1.000 | 22.961 |
55 | 1.000 | 22.464 |
56 | 1.000 | 21.963 |
57 | 1.000 | 21.457 |
58 | 1.000 | 20.948 |
59 | 1.000 | 20.433 |
60 | 1.000 | 19.914 |
61 | 1.000 | 19.393 |
62 | 1.000 | 18.867 |
63 | 1.000 | 18.336 |
64 | 1.000 | 17.799 |
65 | 1.000 | 17.258 |
66 | 1.000 | 16.712 |
67 | 1.000 | 16.161 |
68 | 1.000 | 15.605 |
Artikel 17, lid 1
Afkoop wezenpensioen
Leeftijd | Wezenpensioen | Afkoopbedrag |
0 | 1.000 | 16.360 |
1 | 1.000 | 15.756 |
2 | 1.000 | 15.139 |
3 | 1.000 | 14.508 |
4 | 1.000 | 13.862 |
5 | 1.000 | 13.201 |
6 | 1.000 | 12.525 |
7 | 1.000 | 11.832 |
8 | 1.000 | 11.120 |
9 | 1.000 | 10.389 |
10 | 1.000 | 9.638 |
11 | 1.000 | 8.866 |
12 | 1.000 | 8.074 |
13 | 1.000 | 7.260 |
14 | 1.000 | 6.425 |
15 | 1.000 | 5.569 |
16 | 1.000 | 4.692 |
17 | 1.000 | 3.794 |
18 | 1.000 | 2.877 |
19 | 1.000 | 1.939 |
20 | 1.000 | 983 |
21 | 1.000 | 0 |
Artikel 18, lid 1
Afkoop bijzonder nabestaandenpensioen
Leeftijd | Bijzonder nabestaandenpensioen | Afkoopbedrag |
18 | 1.000 | 1.529 |
19 | 1.000 | 1.555 |
20 | 1.000 | 1.581 |
21 | 1.000 | 1.608 |
22 | 1.000 | 1.635 |
23 | 1.000 | 1.663 |
24 | 1.000 | 1.691 |
25 | 1.000 | 1.720 |
26 | 1.000 | 1.749 |
27 | 1.000 | 1.779 |
28 | 1.000 | 1.809 |
29 | 1.000 | 1.839 |
30 | 1.000 | 1.870 |
31 | 1.000 | 1.901 |
32 | 1.000 | 1.932 |
33 | 1.000 | 1.964 |
34 | 1.000 | 1.996 |
35 | 1.000 | 2.028 |
36 | 1.000 | 2.060 |
37 | 1.000 | 2.144 |
38 | 1.000 | 2.213 |
39 | 1.000 | 2.282 |
40 | 1.000 | 2.335 |
41 | 1.000 | 2.426 |
42 | 1.000 | 2.463 |
43 | 1.000 | 2.559 |
44 | 1.000 | 2.617 |
45 | 1.000 | 2.696 |
Leeftijd | Bijzonder nabestaandenpensioen | Afkoopbedrag |
46 | 1.000 | 2.735 |
47 | 1.000 | 2.816 |
48 | 1.000 | 2.855 |
49 | 1.000 | 2.896 |
50 | 1.000 | 2.937 |
51 | 1.000 | 2.978 |
52 | 1.000 | 3.019 |
53 | 1.000 | 3.083 |
54 | 1.000 | 3.149 |
55 | 1.000 | 3.216 |
56 | 1.000 | 3.307 |
57 | 1.000 | 3.375 |
58 | 1.000 | 3.443 |
59 | 1.000 | 3.485 |
60 | 1.000 | 3.527 |
61 | 1.000 | 3.541 |
62 | 1.000 | 3.606 |
63 | 1.000 | 3.643 |
64 | 1.000 | 3.704 |
65 | 1.000 | 3.819 |
66 | 1.000 | 3.846 |
67 | 1.000 | 3.868 |
68 | 1.000 | 3.885 |
Pensioenreglement – Flex pensioen ES Bijlage 2. Indexatiestaffel
Bijlage 2. Indexatiestaffel
(Peildatum 1 januari 2024)*
De in artikel 22 lid 3 bedoelde staffel is als volgt:
• Indien de beleidsdekkingsgraad 110% of lager is, dan wordt geen indexatie toegekend (realisatiepercentage = 0).
• Indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110%, maar lager is dan 138,8%, dan wordt gedeeltelijke indexatie toegekend, op basis van lineaire interpolatie (bijvoorbeeld bij een beleidsdekkingsgraad van 130 wordt (130-110)/(138,8-110) * 100% = 70% van de indexatiemaatstaf toegekend; realisatiepercentage = 70%);
• Indien de beleidsdekkingsgraad 138,8% of hoger is, dan wordt 100% van de indexatiemaatstaf toegekend (realisatiepercentage = 100%).
• Indien de beleidsdekkingsgraad in enig jaar groter is dan 138,8%, dan wordt in dat jaar 1/5e deel van het surplus boven 138,8% aangewend voor inhaalindexatie of het repareren van kortingen uit het verleden. Het inhaalpercentage, zijnde een percentage van de in totaal gemiste indexatie, is voor iedereen uniform. Op individueel niveau kunnen de (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden echter niet meer inhalen dan ze feitelijk gemist hebben.
* Ieder kwartaal wordt bezien of de indexatiestaffel aanpassing behoeft. De meest recente staffel wordt gepubliceerd op de website.
Pagina 72