Voorts is de Commissie van mening dat de betrokken opdrachten in aanzienlijke mate de relevante drempelwaarden overschrijden. Anders dan verweerster meent, moet bijvoorbeeld niet elk afzonderlijk contract aan deze berekening ten grondslag worden...
Conclusies
— vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, doordat gemeentelijke overheden en bedrijven met meer dan 1 218 personeelsleden dienstenovereenkomsten inzake de bedrijfs- pensioenregeling zonder Europese aanbesteding rechtstreeks aan de in § 6 TV-EUmw/VKA genoemde organen en onder- nemingen hebben gegund, tot en met 31 januari 2006 inbreuk heeft gemaakt op artikel 8, junctis de titels III tot en met VI, van richtlijn 92/50/EEG (1) en sinds 1 februari 2006 op artikel 20, junctis de artikelen 23 tot en met 55, van richtlijn 2004/18/EG (2);
— de Bondsrepubliek Duitsland te verwijzen in de kosten.
Middelen en voornaamste argumenten
In Duitsland kunnen werknemers van hun werkgevers verlangen dat een deel van hun toekomstige salaris, tot maximaal 4 % van de desbetreffende grondslag voor de premieheffing voor de alge- mene pensioenverzekering, in pensioenpremies wordt omgezet en aldus voor hun bedrijfspensioen wordt gebruikt. Volgens de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de omzetting van salaris voor werknemers in gemeentelijke overheidsdienst (hierna:
„CAO”) rust de verplichting tot de omzetting van salaris bij de gemeentelijke overheden c.q. bedrijven. De omzetting moet bij openbare organen voor aanvullend pensioen, respectievelijk door ondernemingen van de Sparkassen-Finanzgruppe of door
de zin van het aanbestedingsrecht, kan dus niet worden aanvaard.
Voorts is de Commissie van mening dat de betrokken opdrachten in aanzienlijke mate de relevante drempelwaarden overschrijden. Anders dan verweerster meent, moet bijvoorbeeld niet elk afzonderlijk contract aan deze berekening ten grondslag worden gelegd. Het gaat veeleer om de duur van de raamover- eenkomst, aangezien de individuele afspraken tussen werknemer en werkgever niet het voorwerp zijn van de plaatsing van de opdracht in de zin van het communautaire aanbestedingsrecht. De in aanmerking te nemen waarde van een raamakkoord is dientengevolge gelijk aan de geraamde totale waarde zonder btw van alle opdrachten die zijn gepland voor de gehele looptijd van het raamakkoord. Volgens de berekeningen van de Commissie overschrijden ten minste 110 steden in de Bondsrepubliek Duitsland de drempelwaarde.
Gemeentelijke overheden en bedrijven hadden daarom dienste- novereenkomsten inzake de bedrijfspensioenregeling niet recht- streeks aan de in de CAO genoemde organen en ondernemingen mogen gunnen, maar pas nadat een aanbesteding op Europese schaal had plaatsgevonden. Hieraan kan ook niet afdoen dat de doorbetaling van het salaris in de CAO wordt geregeld. In de eerste plaats volgt uit de rechtspraak van het Hof duidelijk dat er in het gemeenschapsrecht geen sprake is van een algemeen voor- behoud inzake de onderhandelingsautonomie, en in de tweede plaats kan de Commissie niet inzien dat het in het Duitse Grundgesetz verankerde beginsel van onderhandelingsauto- nomie op ontoelaatbare wijze wordt beperkt door de nakoming van voor aanbestedende diensten bestaande wettelijke verplich- tingen bij het uitschrijven van opdrachten.
gemeentelijke verzekeraars plaatsvinden. In de regel sluiten de
gemeentelijke overheden c.q. bedrijven groepsverzekeringscon- tracten voor al hun werknemers af, waarmee met bovenge- noemde organen een omzetting van het salaris in pensioenpre- mies wordt overeengekomen.
Volgens de gegevens waarover de Commissie beschikt, worden deze contracten inzake diensten op het gebied van bedrijfspensi- oenen door gemeentelijke overheden c.q. bedrijven zonder aanbesteding op Europese schaal rechtstreeks aan de in de CAO genoemde organen en ondernemingen gegund.
(1) PB L 209, blz. 1. (2) PB L 134, blz. 114.
Beroep ingesteld op 24 juni 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Bondsrepubliek Duitsland
Diensten inzake bedrijfspensioenen vallen onder bijlage I A, categorie 6, bij richtlijn 92/50/EEG respectievelijk sinds 1 februari 2006 onder bijlage II, A, bij richtlijn 2004/18/EG. Het gaat daarbij om verzekeringsdiensten en diensten van pensi- oenfondsen, die niet tot de wettelijke sociale verzekeringen moeten worden gerekend. Derhalve zijn de betrokken opdrachten die worden gegund door gemeentelijke overheden
— dus door aanbestedende diensten — overheidsopdrachten in de zin van de genoemde richtlijnen, te weten schriftelijke over- eenkomsten onder bezwarende titel. Bovendien volgt uit de rechtspraak dat artikel 1, sub a, van richtlijn 92/50/EEG geen onderscheid maakt tussen opdrachten die door een aanbeste- dende dienst worden geplaatst ter vervulling van zijn taak om te voorzien in behoeften van algemeen belang, en die welke geen
Partijen
(Zaak C-275/08)
(2008/C 223/44)
Procestaal: Duits
verband houden met deze taak. Het Hof heeft derhalve het concept van hoedanigheid van functionele aanbestedende dienst van de hand gewezen. De tegenwerping van Duitse zijde dat gemeentelijke overheden c.q. bedrijven bij de bedrijfspensioenre- geling functioneel gezien geen overheidsopdrachten plaatsen in
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: X. Xxxxx en D. Kukovec, gemachtigden)
Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland
Conclusies
— vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krach- tens artikel 6 juncto artikel 9 van richtlijn 93/36/EEG van de Raad van 14 juni 1993 (1), omdat het datacentrum Baden-Württemberg een overheidsopdracht voor de terbe- schikkingstelling en het onderhoud van een software-appli- catie heeft geplaatst zonder een aanbestedingsprocedure op Europees niveau te organiseren;
— de Bondsrepubliek Duitsland te verwijzen in de kosten.
Middelen en voornaamste argumenten
Het voorwerp van het onderhavige beroep is de sluiting van een overeenkomst voor de terbeschikkingstelling van een voor de re- gistratie van motorvoertuigen gebruikte software-applicatie tussen het datacentrum Baden-Württemberg en de Anstalt für Kommunale Datenverarbeitung in Bayern (AKDB). De betrokken gunningsbeslissing is genomen in het kader van een procedure van gunning via onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van opdracht, waarbij uitsluitend met de AKDB is onderhandeld.
Volgens de Commissie is het feit dat de overeenkomst in Duitsland reeds het voorwerp van een beroepsprocedure in de zin van richtlijn 89/665/EEG vormde, irrelevant voor de vast- stelling van een niet-nakoming, omdat er, gelet op zowel de doelstelling als de partijen en de afloop van de procedure, fundamentele verschillen bestaan tussen een beroepsprocedure voor de nationale rechter en een niet-nakomingsprocedure op grond van artikel 226 EG.
De betrokken overeenkomst betreft een overheidsopdracht voor leveringen in de zin van artikel 1, sub a, van richtlijn 93/36/EEG. De waarde van de opdracht bedraagt, voor zover de Commissie weet, ongeveer 1 miljoen EUR en overschrijdt derhalve in aanzienlijke mate de drempelwaarde van de richtlijn. Het datacentrum is een publiekrechtelijke rechtspersoon die is opgericht met de bijzondere, in het algemeen belang liggende doelstelling, de elektronische gegevensverwerking bij de overheid te coördineren en te ondersteunen. Zij staat bovendien overwegend onder de zeggenschap van de deelstaat Baden-Württemberg, die meer dan de helft van de leden van de raad van bestuur aanwijst. Zij is dus een aanbestedende dienst in de zin van artikel 1, sub b, van richtlijn 93/36/EEG die verplicht is tot inachtneming van de in de richtlijn vastgelegde procedures bij de plaatsing van overheidsopdrachten die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen. De omstandigheid dat het datacentrum en de AKDB beide publiekrechtelijke rechtsper- sonen zijn, is voor de toepasselijkheid van richtlijn 93/36/EEG zonder betekenis.
Voor zover de Commissie weet, is niet gebleken van feiten die een onderhandse gunning van de opdracht, bijvoorbeeld in de vorm van een procedure van gunning via onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van opdracht, zouden rechtvaardigen. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie is de procedure van gunning via onderhan-
delingen een uitzondering en mag deze alleen worden toegepast in „limitatief opgesomde” gevallen. De bewijslast met betrekking tot de buitengewone omstandigheden rust op de lidstaat die zich daarop wil beroepen. Aangezien verweerster deze bewijsplicht in het onderhavige geval evenwel niet is nagekomen, moet de Commissie concluderen dat de Bondsrepubliek Duitsland met de sluiting van de betrokken overeenkomst, zonder een aanbe- stedingsprocedure op Europees niveau te organiseren, in strijd met artikel 6 juncto artikel 9 van richtlijn 93/36/EEG betref- fende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen heeft gehandeld.
(1) PB L 199, blz. 1.
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Xxxxxxx xx xx Xxxxxx xx 00 xx Xxxxxx (Xxxxxx) op 26 juni 2008 — Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx/Madrid Movilidad, S.A.
(Zaak C-277/08)
(2008/C 223/45)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Juzgado de lo Social no 23 de Madrid
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx
Verwerende partij: Madrid Movilidad, S.A.
Prejudiciële vraag
„Dient artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88/EG (1) aldus te worden uitgelegd dat wanneer de in de planning van de onder- neming vastgelegde vakantieperiode samenvalt met een tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een arbeidsongeval dat heeft plaatsgevonden vóór de geplande aanvangsdatum van die vakantieperiode, de getroffen werknemer na zijn ziekteverlof zijn vakantie kan nemen op andere data dan de eerst vastge- stelde, ongeacht of het desbetreffende kalenderjaar al dan niet is verstreken?”
(1) Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9).