Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 21.10 d.d. 19 april 2021 te Amsterdam (xx. X. Xxxxx, mr. C.P. Bleeker en A.H.J. Alfrink).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een klachtschrift met bijlagen d.d. 23 juni 2020;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 20 juli 2020;
- verweer deelnemer d.d. 12 augustus 2020;
- repliek betrokkene d.d. 26 augustus 2020, 2 en 7 september 2020;
- oordeel Voorzitter d.d. 8 december 2020;
- bezwaarschrift betrokkene d.d. 13 december 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 22 maart 2021 te Amsterdam.
Op de zitting is betrokkene verschenen tezamen met zijn partner mevrouw [X]. Namens de deelnemer hebben telefonisch aan de zitting deelgenomen de heer [Y] en mevrouw mr. [Z] (advocatenkantoor).
Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een schuldregeling. Betrokkene acht de registratie disproportioneel.
2.2. De deelnemer voert gemotiveerd verweer. De klacht is ongegrond en de registratie niet disproportioneel.
2.3. Op hetgeen partijen hebben gesteld in de schriftelijke stukken en hetgeen zij ter zitting hebben verklaard, wordt in de beoordeling voor zover nodig ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een schuldregeling met contractnummer
******557 voor een bedrag van EUR 26.744. De werkelijke einddatum van de overeenkomst is 5 maart 2018.
3.2. Betrokkene heeft op 29 juni 2016 een aanvraag tot gemeentelijke schuldhulpverlening ingediend bij de deelnemer. Bij de aanvraag en later het sluiten van de overeenkomst tot schuldregeling, is betrokkene erover geïnformeerd dat de schuldregeling zou worden geregistreerd bij het BKR. Xxxxxx was van een totale schuldenpositie van EUR 66.173,78, verdeeld over zes concurrente schuldeisers en een preferente schuldeiser. Bij de uitvoering van de schuldregeling is het Nederlands Veteraneninstituut betrokken samen met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Het ABP heeft uiteindelijk een krediet ter beschikking gesteld waarmee alle schuldeisers zijn afgekocht.
De schuldhulpverlening is geëindigd op 5 maart 2018. Alle schuldeisers zijn geïnformeerd over het voorgestelde afkoopbedrag. De concurrente schuldeisers hebben ongeveer 29% van hun vorderingen betaald gekregen. De deelnemer heeft per die datum een werkelijke einddatum aan de registratie toegevoegd.
Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit.
3.6. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of financiering van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een (negatieve) registratie die in veel gevallen verhindert dat betrokkene een krediet kan afsluiten.
3.7. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie, bijvoorbeeld in de vorm van een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
3.8. Xxxxxxxxxx woont in een kleine studio. Door de registratie kan hij geen huis huren of kopen. Het huis is nodig vanwege de omgangsregeling met zijn 3 kinderen. Hij wil een hypotheek afsluiten om zijn woonlasten te verlagen. De Commissie oordeelt dat betrokkene voor schrapping van de registratie voldoende belang heeft gesteld. De vraag is of dit belang zo zwaar weegt, dat de belangenafweging in zijn voordeel uitvalt. Daarvoor spelen ook de overige omstandigheden van de zaak een rol.
3.9. Betrokkene heeft gesteld dat hij door zijn werk als militair, oefeningen en twee uitzendingen naar Afghanistan minder zicht had op de financiële huishouding van hem en zijn ex-partner en dat de ex-partner onverantwoorde uitgaven heeft gedaan in zijn afwezigheid. De Commissie begrijpt deze door betrokkene gestelde bijzondere omstandigheden, maar dat ontslaat hem niet uit de verplichting te waken voor onverantwoorde bestedingen die hem ook aangaan. Anders gezegd zijn dit omstandigheden die zich in de risicosfeer van betrokkene bevinden. In de periode die aan de schuldregeling vooraf ging heeft betrokkene een problematische schuldensituatie laten ontstaan waar hij zonder de hulp die hem is geboden met de schuldregeling niet uit kon komen.
3.10. Betrokkene heeft gesteld dat de begeleiding door de deelnemer op een voor hem minder bezwaarlijke wijze had kunnen plaatsvinden. Dat zou eruit hebben bestaan dat alle schuldeisers – wederom door middel van kredietverstrekking door het ABP – volledig zouden zijn terugbetaald, of dat zou zijn gekozen voor de variant dat betrokkene onder bewind zou worden geplaatst en hij in die situatie zou zorgdragen voor terugbetaling van de gehele schuld. Wellicht waren er ook nog alternatieve methoden om te komen tot het door betrokkene gewilde doel. De Commissie overweegt dat terugbetaling van alle schuldeisers zonder meer een omstandigheid is die voor betrokkene positief zou meewegen in een te maken belangenafweging. De schuldregeling was ook niet geregistreerd geweest als de deelnemer wel zou hebben aangestuurd op bewindvoering. Maar in geval van bewindvoering zou een andere (negatieve) registratie in het CKI nog langer blijven open staan - omdat die schuld dan gedurende de looptijd van de bewindvoering zou worden afbetaald - en waarschijnlijk ook voorzien zou zijn van negatieve bijzonderheidscoderingen. Indien betrokkene de
schuld met een krediet van ABP geheel zou hebben terugbetaald, dan zou die negatieve registratie wellicht zijn voorkomen, maar zou de schuldregeling er mogelijk weer wel hebben gestaan. Het is, kortom, op voorhand niet uit te sluiten dat betrokkene in de door hem geschetste situaties toch een registratie in het CKI van het BKR zou hebben gehad, die mogelijk belemmerend zou werken bij het aanvragen van financiering. Los daarvan staat de vraag of de deelnemer verplicht was de door
betrokkene genoemde scenario’s te onderzoeken. Zonder te willen oordelen dat dit tot de zorgplicht van de deelnemer behoort, verdient het volgens de Commissie wel aanbeveling dat een dergelijk onderzoek plaatsvindt als een betrokkene zich met een schuldhulpvraag bij de deelnemer meldt, voordat de schuldregeling wordt geregistreerd.
3.12. De Commissie heeft begrip voor de situatie – nadat betrokkene van de missies was teruggekeerd – dat hij leed aan PTSS, wat een heftige emotionele ervaring en moeilijke periode voor betrokkene moet zijn geweest. Het is goed om te zien dat betrokkene daarvan is hersteld. Tegelijk is het voorzienbaar dat het negatieve invloed heeft gehad op het oplossen van de betalingsproblemen, mede in aanmerking genomen de relatieproblemen die betrokkene ondervond. Het is ook goed om vast te kunnen stellen dat betrokkene uiteindelijk zijn problemen het hoofd heeft kunnen bieden middels de schuldregeling en hij alle schuldeisers een deel van de vordering heeft kunnen terugbetalen. Bedacht moet daarbij worden dat de schuldeisers een fors deel van hun vordering als oninbaar hebben moeten afboeken.
3.13. Alles overziende zijn het met name de grote afschrijvingen die eraan in de weg staan dat de belangenafweging thans in het voordeel van betrokkene uitvalt. Bij het maken van de belangenafweging is een belangrijke factor of de schuld uiteindelijk geheel is terugbetaald. Betrokkenen die erin slagen dat te doen, zonder afboeking door de deelnemer, hebben een extra positieve omstandigheid die in hun voordeel weegt bij het maken van de belangenafweging. Er zijn niettemin genoeg zaken waarin een belangenafweging niet in het voordeel van een betrokkene uitvalt, hoewel deze er wel in is geslaagd een schuld geheel terug te betalen. Om de eenheid in beslissingen te handhaven, alle omstandigheden afwegende, kan de Commissie in deze zaak de belangenafweging op dit moment daarom niet in het voordeel van betrokkene laten uitvallen.
3.14. Het voorgaande laat onverlet, dat indien betrokkene een nieuw concreet belang krijgt, voordat de registratie door schoning (vijf jaar na de werkelijke einddatum) wordt geschrapt, hij zich nogmaals tot de deelnemer kan wenden met een verzoek om een nieuwe belangenafweging te maken. Wellicht dat die afweging op dat moment, als potentiële kredietverstrekkers door tijdsverloop al weer langer voor de betaalhistorie van betrokkene zijn gewaarschuwd, wel in het voordeel kan
uitvallen. Daarbij kan dan ook een rol spelen als betrokkene aantoont dat zijn financiële situatie blijvend gezond is of zelfs verder is verbeterd ten opzichte van nu. Indien de situatie blijvend stabiel is, acht de Commissie het redelijk dat in ieder geval medio 2022 tot een nieuwe heroverweging met een positief resultaat gekomen kan worden.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van betrokkene ongegrond is.