UITVOERINGSOVEREENKOMST BROCACEF GROEP NV
UITVOERINGSOVEREENKOMST BROCACEF GROEP NV
De ondergetekenden
Stichting Brocacef Pensioenfonds, hierna te noemen "de Stichting", ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.P. Eeken en de xxxx X. Xxxxxxx respectievelijk vennootschapsbestuurslid en deelnemersbestuurslid, enerzijds,
en
Brocacef Groep NV, hierna te noemen "de Werkgever", ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van de directie de xxxx X. Xxxxxx-Xxxxxx en directielid J.P. Eeken,anderzijds,
Overwegende dat:
1. De Werkgever een pensioenovereenkomst heeft gesloten met werknemers in dienst bij de Werkgever;
2. Ingevolge de Pensioenwet de Werkgever gehouden is deze pensioenovereenkomst op basis van een uitvoeringsovereenkomst extern onder te brengen bij een pensioenuitvoerder;
3. De Werkgever de voormelde pensioenovereenkomst(en) wenst onder te brengen bij de Stichting;
4. Ingevolge de Pensioenwet de Werkgever en de Stichting in de uitvoeringsovereenkomst afspraken dienen vast te leggen over de uitvoering van de pensioenovereenkomst.
verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1- Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
• Statuten: de statuten van de Stichting;
• Pensioenreglement: het reglement van de Stichting;
• Excedentreglement: het reglement beschikbare premieregeling van de Stichting;
• Aanvullingsreglement: het reglement overgangsregeling in verband met vervroegde uittreding van de Werkgever;
• Technische Voorziening of TV: de op basis van de actuariële en bedrijfstechnische nota berekende voorziening die dient ter dekking van de pensioenverplichtingen van de Stichting aangevuld met de voorziening arbeidsongeschikten;
• Eigen vermogen of EV: het eigen vermogen is het verschil van de som van de beleggingen, de herverzekeringen, de vorderingen en overlopende activa onder aftrek van de overige schulden en overlopende passiva enerzijds en de TV anderzijds;
• Vereist eigen vermogen of VEV: het vereist eigen vermogen zoals vastgesteld op basis van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van de Stichting. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat de som van de beleggingen, de herverzekeringen, de vorderingen en overlopende activa onder aftrek van de overige schulden en overlopende passiva van de Stichting binnen één jaar minder is dan de TV;
• Minimaal vereist eigen vermogen of MVEV: het minimaal vereist eigen vermogen zoals vastgesteld op basis van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De hoogte van het minimaal vereist eigen vermogen is omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota;
• Premiekortinggrens: de premiekortinggrens wordt bereikt indien de Stichting beschikt over het Vereist Eigen vermogen en de voorwaardelijke toeslagen kunnen worden nagekomen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet;
• Dekkingsgraad (DG): Het EV en TV gedeeld door de TV
• Pensioenovereenkomst: hetgeen tussen de Werkgever en zijn werknemers is overeengekomen betreffende pensioen;
• Bestuur: Het bestuur van de Stichting;
• Dekkingstekort: er is een dekkingstekort indien het Eigen vermogen minder is dan het Minimaal vereist eigen vermogen;
• Reservetekort: er is een reservetekort indien het Eigen vermogen minder is dan het Vereist eigen vermogen maar hoger dan het Minimaal vereist eigen vermogen.
• Kostendekkende premie: de kostendekkende premie als bedoeld in artikel 128 van de Pensioenwet, die bestaat uit de volgende onderdelen:
a. De premie die actuarieel benodigd is in verband met de pensioenverplichtingen, het betreft hier de comingservice en risicokoopsommen, de opslag ten behoeve van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid;
b. Een opslag voor het in stand houden van het Vereist Eigen Vermogen;
c. Een opslag voor de uitvoeringskosten;
• Gedempte premie: de Kostendekkende premie berekent op basis van een gemiddeld historisch rendement in plaats van de marktrente. Bij het bepalen van het gemiddeld rendement wordt voor zakelijke waarden een historie van 10 jaar en voor vastrentende waarden een historie van 5 jaar in ogenschouw genomen. Het aldus bepaalde rendement zal echter niet hoger zijn dan het maximale rendement dat rekening houdende met de geldende asset-mix in aanmerking mag worden genomen conform het door SZW gepubliceerde besluit Regeling parameters pensioenfondsen.
• Toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet.
Artikel 2 – Verplichtingen van de Stichting en de Werkgever
1. De Stichting verplicht zich jegens de Werkgever tot uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals neergelegd in het Pensioenreglement van de Stichting, tegen betalen van de hiervoor benodigde premie door de Werkgever. Het een en ander met inachtneming van het bepaalde hieromtrent in de statuten, het Pensioenreglement en deze uitvoeringsovereenkomst.
2. De Stichting kan indien naar het oordeel van het bestuur niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7 lid 4 tweede volzin besluiten de uitvoering niet langer geheel of gedeeltelijk op zich te nemen. Bij een opzegging van de uitvoeringsovereenkomst uit hoofde van het ontbreken van de (volledige) overeengekomen premiebetaling door de Werkgever, geldt de termijn en als gesteld in artikel 12 lid 3 niet, maar kan de uitvoeringsovereenkomst één maand nadat dit voornemen schriftelijk is gemeld bij de werkgever door de Stichting worden opgezegd.
3. De Werkgever en de Stichting verbinden zich over en weer om elkaar de medewerking te verlenen die nodig is voor de vervulling van de aan de Stichting bij de statuten, het Pensioenreglement en deze overeenkomst opgedragen taak.
4. De Stichting verstrekt aan de werknemer, waarmee de Werkgever een pensioenovereenkomst heeft gesloten en die pensioenaanspraken verwerft, binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken een startbrief als bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet.
Artikel 3 - Premievaststelling
1. Vaste premie op grond van het Pensioenreglement:
De Werkgever is de Stichting jaarlijks een doorsneepremie verschuldigd ter grootte van 33,0% van de som van de pensioengrondslagen, met dien verstande dat de hier bedoelde premie plus de in de lid 6 genoemde betalingen ten minste gelijk is aan de kostendekkende of de gedempte premie, welke van deze twee ook de laagste is. Voor degenen die niet het volle kalenderjaar deelnemer zijn, wordt de pensioengrondslag voor een evenredig deel meegeteld. De doorsneepremie zal periodiek (eens per drie jaar, tenzij het risicoprofiel sterk wijzigt) worden geëvalueerd, waarbij wijzigingen in bestandsopbouw, tarieven en economische parameters in aanmerking worden genomen.
2. Premie op grond van het Excedentreglement
De werkgever is de Stichting jaarlijks een premie verschuldigd ter grootte van de som van de van toepassing zijnde percentages van de pensioengrondslagen op grond van het Excedentreglement.
3. Aanvullende betaling voor de inkoop van aanspraken op grond van de overgangsbepaling van het Pensioenreglement
De Werkgever is voor de werknemers die 1 januari 2006 in dienst waren van de Werkgever op grond van de overgangsbepaling als vermeld in Artikel 34, lid 3 van het pensioenreglement op 31 december 2020, of zoveel eerder de werknemers de pensioneringsdatum hebben bereikt een koopsom aan de Stichting verschuldigd ten behoeve van de inkoop van extra pensioen bij de Stichting. De vaststelling van de koopsom vindt plaats op basis van de tarieven (onder andere marktrente) zoals opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota, waarbij tevens rekening wordt gehouden met een opslag voor het in stand houden van het VEV. De toekenning, de financiering en de inkoop vindt plaats onder de voorwaarde dat het dienstverband van de werknemers vanaf 1 januari 2006 tot het moment van toekenning, financiering en inkoop onafgebroken is voortgezet.
4. Aanvullende betaling voor de inkoop van aanspraken op grond van het Aanvullings- reglement
De Werkgever is voor de werknemers die 1 januari 2006 in dienst waren van de Werkgever en geboren zijn voor 1 januari 1950 op grond van het Aanvullingsreglement op het moment dat de werknemers de pensioneringsdatum hebben bereikt een koopsom aan de Stichting verschuldigd ten behoeve van de inkoop van extra pensioen bij de Stichting. De vaststelling van de koopsom vindt plaats op basis van de tarieven (onder andere marktrente) zoals opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota, waarbij tevens rekening wordt gehouden met een opslag voor het in stand houden van het VEV. De toekenning, de financiering en de inkoop vindt plaats onder de voorwaarde dat het dienstverband van de werknemers vanaf 1 januari 2006 tot het moment van toekenning, financiering en inkoop onafgebroken is voortgezet.
5. Kosten
De Stichting verbindt zich de aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst verbonden kosten voor zijn rekening te nemen, waaronder begrepen:
• kosten van beheer;
• kosten van administratie;
• kosten certificering en controle jaarverslag en jaarrekening;
• advieskosten externe adviseurs;
• aan- en verkoopkosten van de beleggingen.
Genoemde kosten worden onder aftrek van de in het betreffende kalenderjaar vrijgevallen reserve aangehouden voor excassokosten doorbelast aan de Werkgever. Hiervan zijn uitgezonderd de kosten verbonden aan het externe vermogensbeheer, de zogenaamde beheerfee1.
6. Herstelpremie gedurende herstelperiode
Gedurende de periode dat de situatie van het reservetekort vastgesteld ultimo 2008 voortbestaat, zal:
1. de werkgever aan de Stichting jaarlijks een herstelpremie storten ter grootte van 1,4% van de som van de pensioengrondslagen. Voor degenen die niet het volle kalenderjaar deelnemer zijn, wordt de pensioengrondslag voor een evenredig deel meegeteld.
2. bij de inkoop van rechten uit de overgangsbepaling en de aanvullingsregeling een herstelpremie worden gevraagd. De herstelpremie die gehanteerd wordt, is voor de overgangsbepaling gelijk aan 2,3% van de actuariële koopsom als bedoeld in lid 3 en voor de aanvullingsregeling gelijk aan 1,15% van de actuariële koopsom als bedoeld in lid 4.
Artikel 4 – Premie-inning
1. De Werkgeverspremie waaronder begrepen de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie als bedoeld in artikel 3, leden 1,2 en 6 en de uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3 li6 worden door de Werkgever uiterlijk binnen 10 dagen na afloop van elke maand voor een 1/12 deel, aan de Stichting betaald. Dit geschiedt op basis van een voorschotnota.
2. De Werkgever voldoet de totale verschuldigde premie op basis van de eindafrekening, bestaande uit de Werkgeverspremie en de werknemerspremies (som van artikel 3, leden 1 tot en met 6), uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan de Stichting.
3. Xxxxxxx van een beëindiging van de deelneming wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde premie plus de koopsommen op grond van artikel 3, leden 3 en 4, binnen dertien weken voldaan aan de Stichting.
4. Voor deelnemers die op de eerste dag van de desbetreffende maand volledig arbeidsongeschikt zijn volgens de bepalingen van het Pensioenreglement en het Excedentreglement, is met ingang van die maand geen bijdrage verschuldigd.
5. Indien er tussen de Stichting en de Werkgever bestaat een rekening-courantverhouding, waarvoor als rentevoet jaarlijks een percentage wordt vastgesteld, dat gelijk is aan het zogenaamde u- rendement zoals vastgesteld voor 1 januari van het betreffende jaar. Interest is verschuldigd over de periode gelegen tussen 1 januari van het kalenderjaar en het moment dat de gelden zijn bijgeschreven op de rekening-courantrekening.
1 De kosten verbonden aan het externe vermogensbeheer komen ten laste van het behaalde rendement.
Artikel 5 – Informatieverstrekking door de Werkgever
1. De Werkgever is verplicht deelnemers bij de Stichting aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden en de volgende voor de uitvoering benodigde gegevens en mutaties in deze gegevens aan de Stichting te leveren:
a. de naam van de deelnemers;
b. het adres van de deelnemers;
c. de geboortedatum van de deelnemers;
d. het burgerservicenummer van de deelnemers;
e. het personeelsnummer;
f. de salarisgegevens van de deelnemers;
g. het moment van ingang van de pensioenovereenkomst;
h. en alle overige relevante gegevens om een pensioenaanspraak te kunnen vaststellen.
2. De Werkgever levert de in lid 1 genoemde gegevens en mutaties maandelijks in bestandsvorm bij de Stichting aan. Bij in gebreke blijven wordt de Werkgever verantwoordelijk gesteld voor eventuele schade.
3. De Werkgever informeert de Stichting wie als rechtsgeldige vertegenwoordiger kan optreden voor de betrokken deelnemers bij een wijziging van de pensioenovereenkomst.
4. De Werkgever informeert de Stichting binnen 10 dagen over een wijziging van de pensioenovereenkomst. De informatie dient schriftelijk te worden verstrekt en een volledige opsomming te bevatten van de overeengekomen wijzigingen.
Artikel 6 – Procedures bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichting
1. De Stichting informeert elk kwartaal schriftelijk de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden indien sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door de Stichting te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
2. Gedurende de in het vorige lid bedoelde situatie informeert de Stichting tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van de Werkgever.
Artikel 7 – Procedures voor het opstellen of wijzigen van het Pensioenreglement
1. De Stichting stelt een Pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het Pensioenreglement.
2. Nadat de Stichting kennis heeft genomen van een wijziging van de pensioenovereenkomst stelt de Stichting een aangepast Pensioenreglement in concept op en legt deze voor aan de Werkgever en de in artikel 5 lid 3 bedoelde rechtsgeldige vertegenwoordiger van de deelnemers. De in de vorige volzin genoemde partijen wordt hierbij gevraagd om aan te geven of de in het concept Pensioenreglement opgenomen wijzigingen volledig in overeenstemming zijn met de wijzigingen van de pensioenovereenkomst. Ter verifiëring zal aan partijen gevraagd worden het Pensioenreglement te accorderen.
3. Het in lid 2 bepaalde geldt niet ingeval er sprake is van een eenzijdige wijziging door de Werkgever van de pensioenovereenkomst, als bedoeld in artikel 29 van het Pensioenreglement. In dat geval wordt aan de Werkgever gevraagd te verklaren dat het concept pensioenreglement is aangepast conform de wijziging van de pensioenovereenkomst.
4. Het Pensioenreglement wordt – overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel – opgesteld in overeenstemming met de pensioenovereenkomst. Het voorgaande is van toepassing voor zover, naar het oordeel van het bestuur:
a. de pensioenovereenkomst niet strijdig is met geldend jurisprudentie en pensioenwet- en regelgeving;
b. de financiële toestand van de Stichting dit toelaat; en
c. de bepalingen naar het oordeel van het Bestuur in redelijkheid uitvoerbaar zijn.
5. Het Bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in de statuten en het Pensioenreglement, besluiten tot het zelfstandig doorvoeren van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het Pensioenreglement die niet van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken.
6. Het Bestuur zal de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het Pensioenreglement die wel van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken onder de aandacht brengen van de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken partijen. Indien binnen de geldende termijn voor doorvoering van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen geen wijziging van het de pensioenovereenkomst tot stand komt, kan het Bestuur zelfstandig besluiten de noodzakelijke wijzigingen in het Pensioenreglement door te voeren.
Artikel 8 – Toeslagverlening
1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de loonontwikkeling in het voorgaande kalenderjaar conform de CAO van Brocacef BV cs voor de actieve deelnemers en maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid van de maand juli ten opzichte van het prijsindexcijfer van de maand juli van het daaraan voorafgaande kalenderjaar, voor de inactieve deelnemers.
Het bestuur beslist even wel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
2. Het bestuur houdt bij al dan niet verlenen van een toeslag rekening met onderstaande leidraad. Indien de omstandigheden dit naar het oordeel van het bestuur noodzakelijk maken, kan het bestuur afwijken van deze leidraad.
Als basis voor de leidraad geldt een inschatting van de toeslagruimte op basis van de laatste kwartaalrapportage aan de Toezichthouder. De toeslagruimte is een percentage (variërend tussen 0% en 100%) dat per 31 december voorafgaand aan het jaar wordt vastgesteld op de hierna beschreven wijze, tenzij het Bestuur anders beslist. Voor de bepaling van de toeslagruimte geldt de volgende staffel voor zowel actieve als inactieve deelnemers:
Dekkingsgraad van de Stichting | Toeslagruimte |
Dekkingsgraad < 110% | 0% |
Dekkingsgraad tussen de 110% en 120% | Naar rato |
Dekkingsgraad > 120% | 100% |
De toeslagruimte is algemeen en is derhalve van toepassing voor alle deelnemers, arbeidsongeschikte deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van de Stichting. De Stichting behoudt zicht het recht voor om de voorwaarden voor de toekenning het toeslagenbeleid volgens de bepalingen uit de Statuten en het Pensioenreglement aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, arbeidsongeschikte deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden van de Stichting.
3. In de omstandigheid dat de dekkingsgraad van de Stichting meer bedraagt dan 130% kan het bestuur besluiten de in de aan het kalenderjaar voorgaande tien jaren niet verleende toeslagen alsnog te verlenen. Dit kan alleen maximaal geschieden indien de dekkingsgraad van de Stichting na toekenning van de niet verleende toeslagen niet lager zal uitkomen dan 130%.
Artikel 9 – Procedure bij vermogensoverschotten
1. Een overschot is dat deel van het vermogen dat zich boven de premiekortinggrens bevindt.
2. Ingeval van een overschot zal de volgende procedure worden gevolgd:
• voorbereiding notitie inzake het geconstateerde overschot;
• behandeling in bestuursvergadering van de notitie inzake het geconstateerde overschot;
• het nemen van een bestuursbesluit op basis van de notitie xxxxxxx van het geconstateerde overschot
In de navolgende leden zal op deze procedure nader worden ingegaan.
3. Voorafgaand aan de bestuursvergadering waarvoor dit onderwerp op de agenda staat, wordt door het dagelijks bestuur een notitie voorbereid, waarin is vastgelegd hoe – voor een nader omschreven periode – kan worden omgegaan met het overschot.
De volgende aspecten worden betrokken bij de afweging of, en in welke mate, kan worden besloten tot een premiekorting of terugstorting van gelden aan de Werkgever:
• de uitkomsten van een ALM-studie;
• de vergrijzing van de Nederlandse bevolking en de inzichten hierover
• ontwikkelingen in de gemiddelde levensduur van mannen en vrouwen;
Indien het bestuur van oordeel is dat kan worden besloten tot een premiekorting of terugstorting van gelden aan de Werkgever, wordt in de besluitvorming hierover rekening gehouden met de volgend aspecten:
• de evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden.
• een – in de afgelopen tien jaar – in het kader van een korte- of langetermijn herstelplan of een bestaand dekkingstekort onverplicht verleende bijdragen door de Werkgever.
• een – in de afgelopen tien jaar – in het kader van een korte- of langetermijn herstelplan of een bestaand dekkingstekort verhoogde werknemersbijdrage;
• het terugstorten van gelden naar de Werkgever, anders dan in de vorm van een premiekorting, kan niet eerder plaatsvinden dan nadat een compensatie heeft plaatsgevonden
van de voorwaardelijke toeslagen die in de voorgaande tien jaar niet (volledig) zijn verleend tot het maximale niveau als bedoeld in artikel 8 lid 1 en een in de voorgaande tien jaar toegepaste korting op de pensioenaanspraken en pensioenrechten zoals bedoeld in artikel 10 lid 5.
Artikel 10 – Procedure bij vermogenstekorten
1. Indien ultimo enig jaar sprake is van een Reservetekort, meldt de Stichting dit onverwijld aan DNB en wordt er binnen drie maanden of zoveel eerder als DNB bepaalt ter instemming bij DNB een langetermijnherstelplan ingediend om uiterlijk binnen 15 jaar geen Reservetekort meer te hebben.
2. Indien aan het eind van een maand sprake is van een Dekkingstekort meldt de Stichting dit onverwijld aan DNB en wordt er binnen twee maanden of zoveel eerder DNB bepaalt een kortetermijnherstelplan ingediend om binnen drie jaar geen Dekkingstekort meer te hebben. In dit plan wordt rekening gehouden met de kostendekkende premie, de opslag reservetekort, het verwachte fondsrendement en het niet toekennen van toeslagen. Het een en ander op basis van de uitgangspunten welke zijn opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet.
3. De Werkgever kan in het kader van een herstelplan bijdragen aan het herstel van de financiële situatie van de Stichting, maar is hier niet toe verplicht.
4. Ingeval er sprake is van een dekkingstekort kan de Stichting besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen indien de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn het dekkingstekort op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het dekkingstekort te hebben opgelost.
5. Ingeval de Stichting besluit tot korting van de rechten informeert de Stichting de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de Werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
6. De vermindering, bedoeld in lid 5, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, Werkgever en Toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 11 – Werkgeversvoorbehoud
De Werkgever behoudt zich het recht voor om zijn bijdrage aan de Stichting tussentijds te verminderen, op te schorten of te beëindigen bij een ingrijpende wijziging van de omstandigheden.
Zodra de Werkgever van dit voorbehoud gebruik maakt, zal de Stichting degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor worden getroffen hier direct schriftelijk over informeren.
Artikel 12 - Inwerkingtreding
1. Deze overeenkomst is in werking getreden met ingang van 1 januari 2013 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. De overeenkomst vervangt de tot 1 januari 2013 geldende uitvoeringsovereenkomst afgesloten tussen partijen
3. De overeenkomst is bij aangetekend schrijven opzegbaar per 31 december van enig jaar met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden.
4. Na beëindiging van deze overeenkomst behouden de Werkgever en de Stichting jegens elkaar de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, voor zover deze verplichtingen betreffen de pensioenaanspraken en kosten terzake van tijdvakken gelegen vóór de datum van beëindiging van de overeenkomst.
5. Na de beëindiging van de overeenkomst behouden partijen jegens elkaar de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, voor zover deze verplichting betreffen de pensioenaanspraken en kosten terzake van tijdvakken gelegen vóór de datum van beëindiging van deze overeenkomst.
6. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
Door het van kracht worden van deze overeenkomst vervallen eerdere overeenkomst tussen de Stichting en de Vennootschappen.
Aldus in 2-voud opgemaakt te Maarssen, dd. 25 juni 2013
De Stichting De Vennootschap
............................ ...........................
1. J.P. Xxxxx, X. Xxxxxx-Xxxxxx,
Voorzitter bestuur Voorzitter Directie
............................ ............................
2. X. Xxxxxxx, X.X. Eeken,
Deelnemersbestuurslid. Directielid.