ADVIES
ADVIES
CRB 2020-2380
Het nieuwe regeerakkoord onderzocht vanuit het perspectief van de bouwsector
Advies
CRB 2020-2380
COB
Het nieuwe regeerakkoord
onderzocht vanuit het perspectief van de bouwsector
Brussel 03.12.2020
Inbehandelingneming
Op 30 september 2020 hebben de onderhandelaars van de Vivaldi-coalitie een regeerakkoord bereikt voor de periode 2020-2024. Een belangrijk onderdeel van dit regeerakkoord betreft de noodzaak om een interfederaal stimulerings- en investeringsplan van 4,7 miljard euro uit te werken om een "krachtige impuls te geven aan onze economie", onze bedrijven te helpen hun orderboek opnieuw te vullen, het concurrentievermogen en de strategische sectoren te ondersteunen, heel wat nieuwe banen te creëren en de transitie naar een duurzame, veerkrachtige en koolstofarme economie te versnellen. In dit verband beoogt het regeerakkoord 4% aan publieke investeringen tegen 2030.
Deze punten van het regeerakkoord vloeien voort uit de brede Europese consensus over de noodzaak om de publieke investeringen te stimuleren en uit de vaststelling dat het percentage bruto publieke investeringen in België (2,6% van het BBP1) relatief laag is in vergelijking met het Europese gemiddelde (3%). Een vaststelling die door de Bijzondere Raadgevende Commissie (BRC) Bouw ruimschoots onder de aandacht werd gebracht in haar eerdere adviezen2.
De sociale partners in de bouwsector zijn verheugd over de intentie en de ambitie van het regeerakkoord om een ambitieus herstel- en investeringsplan op te stellen. Zij wensen echter een reeks aanbevelingen te doen om het potentieel van de bouwsector als hefboom voor het herstel ten behoeve van de hele Belgische economie en de klimaatdoelstellingen ten volle te benutten, met bijzondere aandacht voor duurzame gebouwen en voor openbare infrastructuur. Dit advies sluit aan op de brief die verstuurd werd naar de zeven partijvoorzitters die belast werden met de regeringsvorming3 en op het Memorandum4 van de BRC Bouw, dat op 15 mei 2019 werd gepubliceerd.
Het onderhavige advies steunt op expertise die in samenwerking met economen en academici werd opgebouwd. Dit inhoudelijke werk is terug te vinden in de nota's:
- "Bouwsector: een partner voor een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid"5, opgesteld door de econoom Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx in samenwerking met het secretariaat van de CRB, dat het 'Ruitmodel' beschrijft, het concept 'Sustainable Infrastructure Goals' ontwikkelt, een raming maakt van de financieringsbehoeften voor duurzame openbare infrastructuur en gebouwen en alternatieve financieringstrajecten voor deze investeringsbehoeften verkent;
1 In de jaren 1970 bedroeg dit percentage meer dan 5%, waarna het in de jaren 1980 daalde en sinds het begin van de jaren 1990 stabiel blijft op iets meer dan 2% (Bron:Documentatienota CRB 2017-1346 over de publieke investeringen).
2 Zie met name Advies CRB 2019-0950 "Bouwsector als partner voor een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid"; Advies CRB 2018-0086 "Nationaal Pact voor Strategische Investeringen II"; Advies 2017-0479 " Topeconomen onderstrepen de diagnose van de sociale partners uit de bouwsector. Dringende nood aan meer en betere publieke investeringen om België terug op gang te krijgen"; Advies CRB 2016-1669 "Diagnose publieke investeringen in België".
3 Na publicatie op de website link toevoegen naar de brief.
4 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2019). Memorandum: Bouwsector als partner een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid, CRB 2019-0950.
5 Xxxxxxxxx, X. (2020), Bouwsector: een partner voor een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid"5, CRB 2020-2270.
- "De visie van de deskundigen over de Sustainable Infrastructure Goals en hun financiering"6, waarin de visie wordt weergegeven van vijf economen (Xxxxxxx xx Xxxxxxxx, Xxxx xx Xxxx, Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxx Xxxxx en Xxx Xxxxxxxxxx). Deze economen werden bevraagd met behulp van een vragenlijst, die werd opgesteld door het secretariaat van de CRB om de verschillende bevoegdheidsniveaus in België te helpen ambitieuze (tussentijdse) doelstellingen voor investeringen in duurzame infrastructuur te formuleren en manieren te vinden om deze investeringen in infrastructuur te financieren.
Advies
Het regeerakkoord, een eerste stap naar een sterk en ambitieus beleid voor duurzame publieke investeringen
De sociale partners in de bouwsector feliciteren de regering met haar intentie om een ambitieus interfederaal herstel- en investeringsplan (4,7 miljard euro) op te stellen en tegen 2030 een niveau van 4% aan publieke investeringen te bereiken. De sociale partners hebben er in eerdere adviezen van de BRC Bouw7 namelijk voor gepleit dat de verschillende overheidsniveaus in België samen een herstel-, investerings- en onderhoudsplan zouden opstellen in overeenstemming met het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) en dat zij een akkoord zouden bereiken over een traject met als doel uit te komen op een niveau van netto-investeringen in vaste activa van de overheid dat vergelijkbaar is met dat van de beste Europese leerlingen ter zake.
Een dergelijke minimumnorm voor investeringen moet ervoor zorgen dat de bruto publieke investeringen de waardeverminderingen dekken (slijtage, vervanging, enz.) en dat ze nettoactiva creëren met het oog op een transitie naar een sterk beleid wat betreft het investeren in en onderhouden van infrastructuur, beleid dat met name gericht is op het bereiken van de ambitieuze EU- klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050, die de federale regering in haar regeerakkoord 2020-2024 steunt8.
Volgens de sociale partners in de bouwsector moet het herstel-, investerings- en onderhoudsplan een duurzame groei stimuleren door het vertrouwen in de woningbouw en de openbare infrastructuur te herstellen. Door het vertrouwen in de woningbouw en de investeringen in openbare infrastructuur te herstellen, zal de Belgische economie ten volle kunnen profiteren van het multiplicatoreffect van de sector9. Zoals uit eerdere ervaringen is gebleken (bijv. tijdens de bankencrisis van 200810), kan de bouwsector dus een belangrijke rol spelen in het herstelbeleid voor de huidige crisis.
7 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2019), Memorandum: Bouwsector als partner een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid, CRB 2019-0950; Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2018), Nationaal Pact voor Strategische Investeringen, CRB 2018-0086.
8 De in het regeerakkoord 2020-2024 (p.3) aangekondigde ambitie is om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55% te verminderen en tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Deze ambitie past volkomen binnen de klimaatambities van Parijs en binnen de Europese Green Deal.
9 Een euro die in de bouwsector wordt uitgegeven is een euro die voor bijna 100% naar Belgische aannemers, werknemers en producenten van materialen gaat. Deze sector wordt gekenmerkt door een sterk multiplicatoreffect, zowel in positieve als in negatieve zin. Uit de studie "Macrosectorale analyse van de gevolgen van een btw-verhoging" van mei 2014 van het Federaal Planbureau (FPB) blijkt met name dat bij een belastingverhoging de bouwsector een van de sectoren zou zijn die het meest getroffen zou worden en de grootste negatieve impact zou hebben op het bruto binnenlands product (bbp). Omgekeerd zou een belastingverlaging een groter positief effect hebben op de bouw dan op andere sectoren.
10 Tijdens de bankencrisis van 2008 is de regering er bijvoorbeeld in geslaagd de markt van de woningbouw te stimuleren, via krachtige herstelmaatregelen gebaseerd op sterke fundamenten in de bouwsector. Zo werd de sector in 2008 gebruikt om het Belgische vertrouwen te herstellen en de algehele economische vraag te stimuleren. Het herstel van het vertrouwen van de bevolking en het bedrijfsleven is echter een essentiële voorwaarde voor het herstel van de consumptie en de investeringen.
Absolute prioriteit voor een geïntegreerd interfederaal herstel-, investerings- en onderhoudsplan
De sociale partners in de bouwsector willen in de eerste plaats de verschillende overheidsniveaus in België wijzen op de urgentie en de absolute prioriteit om in België een geïntegreerd interfederaal herstel-, investerings- en onderhoudsplan op te stellen en te finaliseren, dat tegemoetkomt aan de criteria van de Europese Unie. Het verstrekken van een geïntegreerd interfederaal plan aan de Europese Commissie vóór eind april 2021 is in feite een absolute voorwaarde om toegang te krijgen tot de financiële middelen die de Europese Unie in het kader van haar herstelstrategie heeft vrijgemaakt. Voor België gaat het om 5,15 miljard euro. In dit verband betreuren de sociale partners in de bouwsector enerzijds dat deze financieringsbron niet duidelijk uit het regeerakkoord 2020-2024 naar voren komt en benadrukken zij anderzijds dat deze financiering gericht moet zijn op publieke investeringen die leiden tot een significante groei en een positief effect hebben op het klimaat (zie hieronder).
Bijzondere aandacht voor het onderhoud van de infrastructuur
De sociale partners in de bouwsector willen ook benadrukken dat het herstel alleen kan worden bereikt als er bijzondere aandacht wordt besteed aan het onderhoud van de bestaande Belgische infrastructuur. Naast de investeringen die nodig zijn voor het herstel na de covidcrisis en de transitie naar een koolstofneutrale economie, moet het interfederale plan ook voorzien in investeringen die nodig zijn om de bestaande en toekomstige infrastructuur in stand te houden. Deze investeringen zijn essentieel om veroudering en verval van de openbare infrastructuur te voorkomen, wat het gebruik en de goede werking ervan zou kunnen aantasten. Daarom vragen de sociale partners in de bouwsector op alle Belgische bevoegdheidsniveaus dat het in het regeerakkoord aangekondigde herstel- en investeringsplan een echt herstel-, investerings- en onderhoudsplan wordt, zoals voorgeschreven in de adviezen van de sociale partners11.
Om die reden wordt in dit advies herhaaldelijk de term 'herstel-, investerings- en onderhoudsplan' (of HIO-plan) gebruikt.
Samenhang van de investeringsprojecten met de beoogde doelstellingen
Bij het opstellen van het herstel-, investerings- en onderhoudsplan is het volgens de sociale partners in de bouwsector van cruciaal belang om prioriteit te geven aan projecten met een hoge productiviteit die eveneens een significant groei-effect en een aanzienlijk multiplicatoreffect hebben op particuliere investeringen en op het scheppen van banen. In dit verband benadrukken de sociale partners dat voor het stimuleren van publieke investeringen die een zo groot mogelijk multiplicatoreffect teweegbrengen een maatschappelijke consensus over de gekozen investeringsprojecten vereist is12, opdat deze projecten maatschappelijk aanvaard en ondersteund zouden worden.
Daarom zijn de sociale partners in de bouwsector van mening dat elk van de investeringen in het interfederale herstel-, investerings- en onderhoudsplan absoluut moet beantwoorden aan economische, maatschappelijke en milieubehoeften - zodat de bevolking instemt met de uitvoering ervan13 - en moet passen binnen het Europese kader van de Europese Green Deal en het "EU Next Generation"-herstelprogramma. Er moet dus in het bijzonder op toegezien worden dat de in het HIO- plan opgenomen investeringsprojecten coherent zijn met de brede economische, sociale en milieudoelstellingen die België nastreeft. Dit zijn essentiële voorwaarden voor de succesvolle
11Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2019), Memorandum: Bouwsector als partner een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid, CRB 2019-0950; Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2018), Nationaal Pact voor Strategische Investeringen, CRB 2018-0086.
13 Standpunt ontwikkeld in de Documentatienota van het secretariaat van de CRB over publieke investeringen (CRB 2017-1346, p.7-10).
uitvoering van economisch, sociaal en ecologisch duurzame investeringsprojecten en voor een economisch herstel door middel van publieke investeringen.
Door een economisch beleid te ontwikkelen dat is afgestemd op het EU-beleid (Green Deal en EU Next Generation) zal België eveneens gebruik kunnen maken van de industriële, maatschappelijke en financiële opportuniteiten (in het bijzonder de steun die kan oplopen tot 5,15 miljard euro14) die op Europees niveau geboden zullen worden in het kader van het Europese herstelplan.
In samenwerking met de gewesten (en de lokale overheden) en de stakeholders de intenties van het Regeerakkoord snel concreet maken
De sociale partners in de bouwsector zijn verheugd over de intentie van de federale regering om het interfederale plan op te stellen in overleg met alle Belgische bevoegdheidsniveaus (gewesten, gemeenschappen en lokale overheden), met integratie van en eerbied voor de belangen van alle stakeholders. Dit biedt de gewesten en lokale overheden enerzijds de mogelijkheid om ten volle deel te nemen aan het herstel, investerings- en onderhoudsplan en zorgt er anderzijds voor dat de bevolking instemt met de uitvoering van het plan.
Zoals reeds vermeld, moet voor het stimuleren van publieke investeringen die een zo groot mogelijk multiplicatoreffect teweegbrengen een consensus worden bereikt over de gekozen investeringsprojecten. Om dit te bereiken, moeten alle stakeholders vanaf het begin bij de investeringsprojecten worden betrokken15. In deze context is de oprichting van een strategische eenheid, met vertegenwoordigers van alle gefedereerde entiteiten die bij de investeringen betrokken zijn, en van een orgaan bestaande uit deskundigen uit de academische wereld, het overheidsbeleid en de bedrijfswereld (die zowel de werknemers als de werkgevers vertegenwoordigt), zoals aangekondigd in het regeerakkoord, uitstekend nieuws.
In deze context van samenwerking benadrukken de sociale partners in de bouwsector dat, gezien de verdeling van de bevoegdheden, de gewesten en de lokale overheden een sleutelrol spelen in de verwezenlijking van de ambities van de federale regering die zijn vastgelegd in het regeerakkoord 2020-2024. Dit geldt met name voor publieke investeringen, renovatie van woningen, mobiliteit, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en opleiding. Het is dan ook van cruciaal belang dat de verschillende Belgische bevoegdheidsniveaus samenwerken om zo snel mogelijk een geïntegreerd interfederaal herstel-, investerings- en onderhoudsplan op te stellen. Het HIO-plan moet de lokale overheden in staat stellen hun rol als belangrijkste investeerder in infrastructuur ten volle te blijven spelen.
14Volgens een evaluatie van de Europese Commissie zal België kunnen rekenen op iets meer dan 5 miljard (5,15) euro aan subsidies in het kader van Next Generation EU, het post-corona-herstelplan dat door Europa werd uitgewerkt. Dit bedrag, dat in mei aanvankelijk op 5,5 miljard euro werd geraamd, werd geherevalueerd in het kader van de EU-top van juli 2020 met als doel de 27 lidstaten op één lijn te brengen over het door de Commissie voorgestelde herstelinstrument van 750 miljard euro, dat geschraagd wordt door de meerjarenbegroting van de EU voor 2021-2017. Dit bedrag kan echter nog enigszins veranderen, aangezien slechts 70% van de beschikbare subsidies zal worden toegekend op basis van reeds bekende gegevens: de groei en de werkloosheid van de afgelopen jaren.
15 Uit de studie van het secretariaat van de CRB "Documentatienota: Beleid inzake publieke investeringen in België: welke oplossingen?""(CRB 2017-2546) blijkt duidelijk dat de mate waarin alle stakeholders van meet af aan bij een project betrokken worden een belangrijke rol speelt bij het welslagen van een investeringsproject.
Innovatieve financieringsmiddelen ontwikkelen en particuliere investeringen stimuleren
De sociale partners in de bouwsector willen ook benadrukken dat de steun die in het kader van het Europese herstelplan opgezet wordt, de financiële behoeften op Belgisch (en Europees) niveau slechts zeer gedeeltelijk zal dekken. Volgens de ramingen van C. Huveneers16 zouden louter de financieringsbehoeften met klimaateffect op Belgisch niveau voor de periode 2020-2030 tussen de 192 en de 292 miljard euro liggen, d.w.z. 4,25 tot 6,5% van het BBP (waarvan 140 à 221 miljard euro, oftewel 3 tot 5% van het BBP, voor uitsluitend investeringen in gebouwen en mobiliteitsinfrastructuur). Voor dergelijke financieringsbehoeften op Belgisch niveau zou de Europese uitgavenbegroting voor de transitie naar een koolstofarme economie in de periode 2020-2030 ongeveer 6.000 tot 12.000 miljard euro bedragen. De 5,15 miljard die in het kader van het Europese herstelplan aan België wordt toegewezen, is dus slechts een begin.
Het is dan ook duidelijk dat de overheid creatief zal moeten zijn om de nodige middelen te vinden om deze investeringen te financieren. Er zullen alternatieve statistische en financieringsmethoden moeten worden toegepast die de last van nieuwe investeringsuitgaven op het begrotingstraject tot een minimum beperken, zonder de deur open te zetten voor budgettaire onevenwichtigheden.
Door de federale overheid op Europees niveau te verdedigen project:
De mogelijkheid overwegen en ondersteunen om 'intelligente' investeringen in duurzame infrastructuur uit de begrotingsregels van de EU te halen.
Uit de ramingen van C. Huveneers17 blijkt duidelijk dat de behoeften voor de hele Belgische en Europese economie van dien aard zijn dat de Europese begrotingsregels moeten worden herzien en dat de overheden deze investeringskosten niet alleen kunnen dragen. De sociale partners in de bouwsector pleiten er dan ook voor de mogelijkheid te overwegen om 'intelligente' investeringen in duurzame infrastructuur uit de begrotingsregels van de EU te halen.
Op federaal niveau, in overleg met de andere bevoegdheidsniveaus:
Gezien de enorme behoeften in de bouwsector waarin de overheid moet voorzien (renovatiesteun voor kwetsbare gezinnen, bouw en renovatie van sociale woningen, renovatie van schoolgebouwen en openbare gebouwen in het algemeen, stimulansen voor de renovatie van de particuliere sector), kunnen deze aanvullende openbare financieringsbehoeften niet volledig worden gedekt door extra inkomsten uit bijvoorbeeld een koolstofbelasting. Daarom moet de politieke macht, los van de financiële steunmaatregelen van de overheid, wetgevende en stimulerende instrumenten uitwerken om privé-investeringen met een klimaateffect te bevorderen.
Een duidelijk en stabiel kader bepalen voor alternatieve vormen van financiering om privé- investeringen te stimuleren
Zelfs met steun van de EU zal de overheid niet in staat zijn in haar eentje te voorzien in de financieringsbehoeften voor openbare infrastructuren en duurzame gebouwen. Het is dan ook onontbeerlijk en onvermijdelijk om andere economische actoren dan de overheidssector bij deze financieringsinspanning te betrekken. De sociale partners in de bouwsector delen daarom de visie van het regeerakkoord dat het herstel-, investerings- en onderhoudsplan ervoor moet zorgen dat de publieke investeringen, maar ook de particuliere investeringen, gestimuleerd worden. Alle mogelijke vormen van alternatieve financiering die de publieke investeringen kunnen stimuleren, moeten worden ondersteund.
16 Xxxxxxxxx, X. (2020), Bouwsector: een partner voor een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid"16, CRB 2020-2270.
17 Xxxxxxxxx, X. (2020), Bouwsector: een partner voor een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid"17, CRB 2020-2270.
In dit verband zijn zij enerzijds van mening dat het stimuleren van een publiek-private samenwerking (PPS) en energieprestatiecontracten (EPC), waarvan sprake in het regeerakkoord, een goede zaak is om privékapitaal te mobiliseren voor de financiering van de energietransitie. Het interfederale herstel-
, investerings- en onderhoudsplan moet daarom een duidelijk en stabiel kader bieden waarbinnen zich particuliere investeringen of publiek-private samenwerking kunnen ontwikkelen. De sociale partners zijn ook verheugd over het feit dat het regeerakkoord voorziet in de mobilisatie van het spaargeld van de burgers om duurzame en ecologische investeringsprojecten te financieren via een beter rendement dan dat van spaarrekeningen (bv. via een systeem van 'green banking'). Coöperatieve vennootschappen zijn een bijkomende optie die moet worden overwogen. In dit verband zouden op intergemeentelijk niveau contracting- en leasingcoöperaties opgezet moeten kunnen worden om het spaargeld van de burgers te mobiliseren en de duurzame investeringen (bijv. fietspaden, enz.) van de gemeenten te financieren. Het 'duurzame' criterium van de investeringen zou een voorwaarde zijn om financiering te ontvangen. Deze coöperaties zouden onder andere worden gekapitaliseerd met het spaargeld van de burgers en zouden op dezelfde manier als het spaargeld op een bankrekening door de staat worden gedekt. Deze vormen van 'burgerfinanciering' kunnen de betrokkenheid en de steun van de kleine spaarder ten aanzien van publieke investeringen bevorderen, wat helpt om de via deze mechanismen gefinancierde openbare projecten te legitimeren.
6% btw op sloop- en wederopbouwwerken
De sociale partners in de bouwsector zijn verheugd over het feit dat het regeerakkoord voorziet in een uitbreiding van het verlaagde btw-tarief van 6% voor de sloop en wederopbouw van gebouwen tot het hele grondgebied, in het kader van het sociale woningbouwbeleid.
De rekrutering van werknemers in de bouwsector vergemakkelijken en 'social dumping' bestrijden
De conjuncturele ontwikkelingen18 bevestigen dat deze crisis een ongekende omvang heeft en de bouwsector op geen enkele manier spaart. Hoewel de sector zich na de nieuwe conjunctuurcyclus in april en mei 2020 zeer gedeeltelijk heeft hersteld, bevestigen de vertegenwoordigers van de bouwondernemingen dat de prognoses nog steeds een neerwaartse tendens vertonen en dat er te weinig nieuwe orders geregistreerd worden. De orderboeken zijn alleen gevuld voor de zeer nabije toekomst. Deze kritieke situatie in de bouwsector wordt bevestigd door de ERMG-enquêtes van de NBB. In de week van 18 augustus zou de bouwsector, ondanks de versoepeling van de maatregelen, nog steeds een omzetverlies van -11% lijden, wat een daling is ten opzichte van de week van 23 juni (- 5%). Als voornaamste redenen voor deze omzetdalingen, vermelden de bevraagde ondernemingen in de bouwsector: de zwakke vraag (dalende verkoop), bevoorradingsproblemen, moeilijkheden bij de toepassing van de 'social distancing'-regels en liquiditeitsproblemen. De tijdelijke economische werkloosheid bedraagt nog steeds 5%. Bovendien is de sector de afgelopen weken iets pessimistischer geworden over het aantal faillissementen, met prognoses die oplopen tot 5% op 18 augustus. Een deel van de tijdelijke werklozen zal wellicht niet meer terug aan het werk kunnen. Dit verhoogt het risico van stijgende werkloosheid en van een toename van het aantal faillissementen. Aan de andere kant heeft de bouwsector al verscheidene jaren moeite om gekwalificeerd personeel aan te trekken19, wat het gevolg is van verschillende elementen: het gebrek aan opleiding of technische opleiding, de onaantrekkelijkheid van de sector, de zwaarte van het werk en het loon.
18 Cf. Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2020), Conjuncturele ontwikkeling in de bouwsector - Juni 2020, CRB 2020-1266. 19Volgens het Landverslag 2020 (p. 71) van de Europese Commissie kampt België jaarlijks met een tekort van ongeveer 20.000 werknemers in de bouwsector. Tot 20% van de arbeidskrachten in de sector bestaat uit gedetacheerde werknemers. Volgens het Xxxxxxxxxx 0000 (xxx. 4) van de Confederatie Bouw bleven in het derde kwartaal van 2018 ongeveer 16.500 vacatures in de bouwsector onbezet.
Volgens de sociale partners in de bouwsector vereist deze situatie specifieke begeleidende maatregelen. Het stemt hen dan ook tot vreugde dat uit het regeerakkoord de intentie naar voor komt om:
- De mobiliteit van werknemers aanmoedigen naar sectoren waar er tekorten zijn (en de bouwsector is hier één van) via omscholing en heroriëntatie, en de rekrutering vergemakkelijken van werknemers in de bouw die hun job verliezen als gevolg van de crisis in bedrijven die op zoek zijn naar werknemers, met de mogelijkheid om terug te keren zodra de activiteit opnieuw aantrekt;
- De strijd tegen sociale dumping en sociale fraude opvoeren (met inbegrip van misbruiken in verband met detachering en buitenlandse onderaanneming, de schijnzelfstandigen en niet- aangegeven arbeid in de uitkeringsstelsels).
Zoals bepaald in het Memorandum van de bouwsector20 is de effectieve en efficiënte bestrijding van fraude een absolute prioriteit voor de sociale partners in de bouwsector. Zij pleiten dan ook voor een follow-upplan om zich te blijven inspannen ten behoeve van eerlijke concurrentie. Dit plan zou ook maatregelen op verschillende gebieden moeten omvatten: wetgeving, organisatie van de inspectiediensten en Europa
Volgens de sociale partners in de bouwsector is het ook van cruciaal belang dat de in het kader van het herstelplan geplande investeringen gepaard gaan met een ambitieus opleidingsbeleid voor arbeidskrachten. Dit om ervoor te zorgen dat bedrijven (met de vereiste kwalificaties) de nodige capaciteiten kunnen inschakelen om in te spelen op de groeiende vraag die de sector de komende jaren verwacht als gevolg van de stimuleringsmaatregelen en de ambitieuze strategieën voor de renovatie van gebouwen.
20 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2019), Memorandum: Bouwsector als partner een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid, CRB 2019-0950.
Bijlage: Het interfederaal herstel-, investerings- en onderhoudsplan uitvoeren dankzij het 'Ruitmodel' en de visie van de 'Sustainable Infrastructure Goals'
Om het interfederale herstel-, investerings- en onderhoudsplan te verwezenlijken en tot een succes te maken, is het volgens de sociale partners in de bouwsector absoluut noodzakelijk om een reeks concrete en meetbare tussentijdse doelstellingen te definiëren die zullen helpen om de grote klimaatdoelstellingen (of "meta-objectieven") te bereiken en de beleidsbeslissingen te bepalen op het vlak van openbare infrastructuur, mobiliteit en duurzame gebouwen. Deze prioritaire investeringen in infrastructuur worden door de sociale partners opgenomen onder het concept 'Sustainable Infrastructure Goals' (kortweg SIG's). Zodra de tussentijdse doelstellingen nauwkeurig zijn vastgesteld, moeten de financieringsbehoeften voor alle SIG's in de Belgische economie worden gekwantificeerd. De visie van de SIG's moet vervolgens worden omgezet in een programma van investeringen en onderhoud van onze infrastructuren (zie hierboven), die worden aangetast door het gebrek aan publieke investeringen in België. Deze visie wordt geïllustreerd door het 'Ruitmodel' (zie Figuur 1).
Figuur 1 : Illustratie van het ruitmodel
Het Memorandum van de bouwsector21, het uitgangspunt voor de visie van de 'Sustainable Infrastructure Goals', stelt voor om de SIS's te structureren rond zes grote pijlers, onderverdeeld in vier categorieën die betrekking hebben op de bouwsector: bouw, mobiliteit, netwerken van nutsvoorzieningen en ruimtelijke ordening (cf. Figuur 2). Er dient opgemerkt te worden dat de lijst van categorieën en belangrijke pijlers die door de sociale partners in de bouwsector zijn vastgesteld, niet uitputtend is.
21Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2019), Memorandum: Bouwsector als partner een ambitieus sociaal en economisch klimaatbeleid, CRB 2019-0950; Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2018), Nationaal Pact voor Strategische Investeringen, CRB 2018-0086.
Het spreekt voor zich dat het herstel-, investerings- en onderhoudsplan breder moet worden opgezet en dat het GIS-model moet worden uitgebreid om tot een effectief en ambitieus herstel-, investerings- en onderhoudsplan te komen.
Figuur 2 : Grote pijlers van de 'Sustainable Infrastructure Goals', per categorie
Thema | SIG | Titel |
Gebouwen | SIG 1 : | Duurzame gebouwen (energie-ëfficiëntie, isolatie, meer en betere sociale en privéhuurwoningen enz.) en duurzame gebouwen, met prioritaire aandacht voor openbare gebouwen en onderwijs- en gezondheidsinfrastructuur |
Mobiliteit | SIG 2 : | Duurzamemobiliteitsinfrastructuur (spoorwegnet, zachtemobiliteitsnet, binnenvaartnet, wegennet, deelmobiliteitsinfrastructuur enz.) |
Netwerken van nutsvoorzieningen | SIG 3 : | Energie-infrastructuur (modernisering van de transport- en distributienetwerken voor elektriciteit en gas, warmtenet enz.) |
SIG 4 : | Hydraulische infrastructuren (rioleringen, kanalen, bekkens enz.) | |
SIG 5 : | Telecommunicatie-infrastructuren | |
Ruimtelijke ordening | SIG 6 : | Duurzame ruimtelijke ordening en vrijetijdsinfrastructuren (creatie van een openbare ontmoetingsruimte die het sociale weefsel versterkt, creatie van groene zones enz.) |
Voor elk van de bovengenoemde pijlers moeten vervolgens concrete en meetbare tussentijdse doelstellingen worden gedefinieerd (bijvoorbeeld een gemiddelde energieprestatie van 100 kWh/m2 voor woongebouwen). Door de politieke macht moet na een dialoog met het maatschappelijk middenveld een precieze kwantificering van elke SIG worden vastgesteld. Hierbij moeten de sociale partners een essentiële voorbereidende rol spelen (zie hierboven). Zodra de overheid concrete, meetbare tussentijdse doelstellingen heeft vastgesteld die in overeenstemming zijn met de brede langetermijndoelstellingen, zal het gemakkelijker zijn om de financieringsbehoeften te kwantificeren die nodig zijn om deze tussentijdse doelstellingen te bereiken. De som van de financieringsbehoeften voor alle SIG's zal het totale bedrag aan financiering geven dat nodig is voor het herstel en voor de transitie naar een koolstofneutrale economie.