Samenwerkingsovereenkomst
Samenwerkingsovereenkomst
“Fietsfonds”
tussen de provincie Oost-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest
betreffende de subsidiëring van de aanleg en verbetering van fietspaden die deel uitmaken van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk
Tussen:
enerzijds:
de provincie Oost-Vlaanderen, vertegenwoordigd door, de provinciegriffier, xxx. X. Xx Xxxx, en de gedeputeerde, dhr. P. Hertog, gevestigd te Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxx
hierna genoemd de “provincie”
en anderzijds:
het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, voor wie optreedt xxxxxxx Xxxxxxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, gevestigd in Koolstraat 35 te 0000 Xxxxxxx
hierna genoemd het “gewest”,
wordt
gelet op de uitvoering van de beslissing van de provincieraad dd. .
het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Voorwerp van de overeenkomst
De samenwerkingsovereenkomst “Fietsfonds” heeft tot doel om de uitbouw van fietsinfrastructuur van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF) te ondersteunen. Daartoe worden per infrastructuurproject financiële middelen van het gewest en van de provincie samengebracht.
Het woord “(Fiets)fonds” moet symbolisch beschouwd worden en is niet bedoeld als juridisch-financieel begrip.
Onder lokale overheid wordt begrepen: de gemeente of een autonoom gemeentebedrijf.
Onder provinciale overheid wordt begrepen de provincie of een autonoom provinciebedrijf.
Onder het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF) wordt begrepen het gelijknamige netwerk dat in opdracht van de Vlaamse overheid uitgetekend werd door de provincie in de periode 1999-2001 met opeenvolgende aanpassingen volgens de procedure vastgelegd tussen het gewest en de provincie.
De aanleg van een nieuw fietspad en de verbetering van een fietspad, zoals hier onder bepaald, komen in aanmerking voor ondersteuning geregeld in onderhavige samenwerkingsovereenkomst Fietsfonds:
1° Aanleg van een nieuw fietspad:
a aanleg van een fietspad in de rijrichting(en) waarin nog geen fietspad ligt;
b. aanleg van een fietspad ter vervanging van een fietspad in één van de of in beide rijrichtingen dat minder dan 1 m breed is (in geval van overlangse fietspadmarkering de breedte van de onderbroken lijnen die het fietspad aanduiden inbegrepen).
De aanleg van het fietspad gebeurt volgens de richtlijnen en aanbevelingen van het Vademecum Fietsvoorzieningen
2° Verbetering van een fietspad: verbetering van een gemarkeerd fietspad van minimaal 1 meter en maximaal 1,5 meter breed (de breedte van de onderbroken lijnen die het fietspad aanduiden inbegrepen). De verbetering van het fietspad gebeurt volgens de richtlijnen en aanbevelingen van het Vademecum Fietsvoorzieningen. Deze werken komen enkel in aanmerking indien gemotiveerd kan aangetoond worden dat het een verbetering betreft die de veiligheid ten goede komt.
Volgende gevallen komen uitdrukkelijk niet in aanmerking voor ondersteuning geregeld in onderhavige samenwerkingsovereenkomst Fietsfonds:
• Fietsinfrastructuur die niet op de trajecten van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk ligt;
• Fietsinfrastructuur van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk gelegen op wegen onder beheer van het gewest of van de provincie;
• Fietsinfrastructuur die via module 12 van het mobiliteitsconvenant kan worden gesubsidieerd;
• Fietsinfrastructuur waarbij de totale kostprijs van de werken die volgens de voorwaarden van deze overeenkomst voor subsidie in aanmerking komen minder zou bedragen dan
€ 50 000 (inclusief btw);
• Gemeenten die geen conform verklaard mobiliteitsplan hebben.
Artikel 2. Te subsidiëren fietsinfrastructuur
De subsidiëring voorzien in het kader van het Fietsfonds kan plaatsvinden zowel voor aparte fietsinfrastructuurprojecten als voor gecombineerde projecten waarvan de fietsinfrastructuur slechts een deel van de werken uitmaakt, met dien verstande dat de ondersteuning enkel geldt voor kosten inherent aan de fietsinfrastructuur.
De subsidieerbare kosten voor werken inherent aan de fietsinfrastructuur worden gedefinieerd als kosten voor werken aan het fietspad met daarbij:
• de voorbereidende werken, de opbraakwerken en de grondwerken aan de bermlichamen waarin de fietspaden worden aangelegd, inbegrepen zonodig het verbeteren van de ondergrond, met uitsluiting van een eventuele milieuhygiënische sanering;
• de aanleg en de uitrusting van de fietspaden: onderfundering, fundering, verharding, eventuele kantopsluiting en signalisatie;
• de afdekking van de wegberm:
- aan weerszijden van het fietspad, in het geval van een fietspad onafhankelijk van een rijbaan (d.w.z. een fietspad dat niet het tracé van de rijbaan volgt);
- aan één zijde van het fietspad, nl. tussen de rijbaan/verharde zijstrook en het fietspad, in het geval van een fietspad aangelegd in een buitenberm naast een rijbaan, inbegrepen het planten van eventuele functionele hagen;
• de herstelling van de bermverhardingen gelegen tussen het fietspad en de rooilijn;
• de constructie van kantopsluitingen, ter plaatse gestort of met geprefabriceerde lijnvormige elementen, nieuw of hergebruik, de waterslikkers in de straatgoten inbegrepen, voor zover deze werken fysisch niet te scheiden zijn van de aanleg van de fietspaden;
• voor zover het door de aanleg of de verbetering van de fietspaden noodzakelijk is, het aanpassen, verplaatsen of nieuw aanleggen van een waterafvoersysteem. Dat waterafvoersysteem kan bestaan uit: bermsloten (inbegrepen de duikers in de bermsloten), draineersleuven of RWA- rioolleidingen, nodig voor de afvoer van het hemelwater dat valt op de fietspaden (of op de rijbaan en fietspaden).
In het geval van een nieuw aan te leggen RWA-rioolleiding, die water afvoert van de fietspaden en de rijbaan en/of de aangelanden, slechts het deel van de kosten, pro rata het aandeel van het hemelwater dat van de fietspaden afstroomt.
Het vernieuwen, zelfs het aanpassen van de DWA-riolering wordt uitgesloten, behalve het op de juiste hoogte brengen van de bovenbouw van bestaande inspectieputten in de verharding van de fietspaden en het leveren en plaatsen van geschikte riooldeksels;
• het verlengen van dwarse duikers of onderbruggingen onder de fietspaden;
• alle werken die inherent zijn aan de aanleg van het fietspad zoals het bouwen van fietsbruggen over de onbevaarbare waterlopen en de beschermmiddelen zoals paaltjes en hekkens;
• het aanpassen van de kruispunten, ingevolge de inplanting van de fietspaden, ter plaatse van uitmondende zijstraten;
• de aanleg en het uitrusten, waar nodig, van gelijkvloerse fietsoversteekplaatsen;
• prijsherzieningen, eventuele verrekeningen, bijakten of bijwerken;
• btw.
De subsidieerbare werken worden in een afzonderlijk deel (meetstaat) ondergebracht.
De volgende werken en kosten komen uitdrukkelijk niet in aanmerking voor financiële tussenkomst binnen het kader van het Fietsfonds:
• de erelonen, studiekosten en toezichtskosten;
• de proefkosten;
• de grondverwervingen;
• de verplaatsing van nutsleidingen;
• rioolleidingen, die gesubsidieerd worden door het gewest en/of andere instanties;
• de reinigingskosten of stortkosten van bodem als gevolg van eventuele verontreiniging van de aanwezige bodem;
• de herstelling van de bermverhardingen gelegen tussen het nieuwe fietspad en de rooilijn bij de gelijktijdige aanleg van voetpaden;
• werkuren, ingeval de werken uitgevoerd worden met eigen personeel;
• onderhoudswerken;
• het zaaien van gras en het planten van hoogstammen;
• onderhoud van groenaanleg tijdens de waarborgtermijn;
• de aanleg van stoepen en straatmeubilair;
• de openbare verlichting.
Artikel 3. Voorwaarden en procedures
De subsidiëring van de projecten in het kader van de onderhavige samenwerkingsovereenkomst Fietsfonds, verloopt volgens de verdeling 40% provincie en 40% gewest. Als het provinciebestuur optreedt als aanbestedende overheid voor de aanleg van fietsinfrastructuur, bedraagt de subsidie van het gewest eveneens 40% van de kosten van de subsidieerbare werken. Elke andere of bijkomende subsidie valt buiten deze overeenkomst.
De grond waarop de fietsinfrastructuur zal aangelegd worden moet eigendom zijn van de lokale of de provinciale overheid of de lokale of de provinciale overheid moet een onteigeningsplan ter verwerving ervan kunnen voorleggen. De lokale of de provinciale overheid kan ook een overeenkomst aangaan waardoor zij een zakelijk recht verwerft op de grond en/of infrastructuur.
Het ontwerp van de aan te leggen fietsinfrastructuur moet voldoen aan de richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen. Eventuele afwijkingen moeten gemotiveerd worden en worden verder beoordeeld door de externe auditor van het gewest.
Elk project wordt opgemaakt in overleg met de gemeentelijke begeleidingscommissie (GBC) en binnen de algemene doelstellingen van het gemeentelijk mobiliteitsplan.
Elk project dat gesubsidieerd wordt in het kader van de onderhavige samenwerkingsovereenkomst, wordt voorgelegd aan de Provinciale auditcommissie (PAC) die ook de convenantgebonden projecten behandelt.
De lokale of provinciale overheid stelt een startnota op over het project. Over die startnota moet binnen de GBC naar een consensus gestreefd worden. Vervolgens moet de startnota door de PAC conform verklaard worden met het gemeentelijk mobiliteitsplan en het fietsbeleid van de Vlaamse overheid. Daarna wordt een projectnota opgesteld. Over de projectnota moet binnen de GBC naar een consensus gestreefd worden. De projectnota moet conform verklaard worden door de PAC.
De startnota omvat minstens: de probleem- en doelstellingen, de ruimtelijke en verkeerskundige analyse, de randvoorwaarden, de visie van de partners en actoren, de mogelijke oplossingsrichtingen met hun effecten, de kostenraming, de afweging en de keuze van de oplossing, verdere procedure en de verslagen van de GBC.
De projectnota omvat minstens: korte recapitulatie van de startnota met de eventuele gewijzigde elementen, een detaillering en verantwoording van de gekozen oplossing met ontwerpplan(nen), te nemen begeleidende maatregelen ter ondersteuning van het project, een kostenraming en de verslagen van de GBC.
Voor kleinere projecten tot een bedrag van € 100.000 (inclusief btw) aan subsidieerbare werken volstaat een projectnota. Er kan steeds vrijblijvend een startnota voor advies voorgelegd worden.
Artikel 4. Verbintenissen van de provincie
De provincie verbindt er zich toe 40% van de subsidieerbare werken inherent aan de fietsinfrastructuur van een project bij te dragen na een gunstig advies van de externe auditor en na de goedkeuring van de deputatie.
De provincie verbindt er zich toe om de middelen voor de financiering van projecten in het kader van de onderhavige samenwerkingsovereenkomst in een apart artikel in haar begroting op te nemen.
De voorziening op dit begrotingsartikel wordt vastgesteld bij de opmaak van de jaarlijkse begroting.
De provincieraad werkt een provinciaal reglement en/of eigen procedures uit afgestemd op de juridische begrotingstechnische vereisten verbonden aan hetzij een subsidiesysteem en/of een financieringssysteem indien zij zelf optreedt als aanbestedende overheid.
Het provinciaal reglement en/of de financieringsprocedure opgemaakt in het kader van de onderhavige samenwerkingsovereenkomst moet zodanig opgesteld worden dat zij geen afwijkingen toelaat van de afspraken vastgelegd in artikels 1 tot en met 3 van onderhavige overeenkomst. Het provinciaal reglement en/of eigen procedures zullen ter informatie overgemaakt worden aan het gewest.
De subsidie van een project door de provincie bedraagt 40% van de bij de gunning vastgestelde te subsidiëren werken (inclusief btw). Bij de saldoberekening van de subsidie kunnen verrekeningen en herzieningen mee in rekening gebracht worden tot het oorspronkelijk vastgelegde subsidiebedrag bereikt is. Enkel indien bij de eindafrekening de vastgestelde te subsidiëren werken lager zijn dan bepaald bij de gunning, wordt de subsidie herberekend.
De subsidie van de provincie wordt uitbetaald in twee schijven.
Een eerste schijf van 50% van de subsidie van de provincie wordt uitbetaald na de betekening van het aanvangsbevel van de overheidsopdracht aan de aannemer. Een tweede schijf ten belope van het saldo van de subsidie van de provincie wordt uitbetaald op basis van de goedgekeurde eindafrekening na de voorlopige oplevering van de werken.
De provincie is verantwoordelijk voor het projectmanagement en de kwaliteitsbewaking van de projectdossiers. Zij moedigt de gemeenten aan om de trajecten van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk te voorzien van kwalitatieve fietsinfrastructuur, staat hen bij voor de opmaak van de projectdossiers en bewaakt de procedurele opvolging.
Artikel 5. Verbintenissen van het gewest
Het gewest verbindt er zich toe 40% van de subsidieerbare werken inherent aan de fietsinfrastructuur van een project bij te dragen na een gunstig advies van de externe auditor, na de goedkeuring door de deputatie en de Vlaamse minister bevoegd voor mobiliteit.
Het gewest verbindt er zich toe hiervoor de nodige middelen te voorzien op zijn begroting met een maximum van € 10 000 000 op jaarbasis voor alle provincies samen, mits goedkeuring van de begroting door het Vlaams parlement. Bij overschrijding van dit budget, zal een prioriteitenlijst opgemaakt worden.
De subsidie van een project door het gewest bedraagt 40% van de bij de gunning vastgestelde te subsidiëren werken (inclusief btw). Bij de saldoberekening van de subsidie kunnen verrekeningen en herzieningen mee in rekening gebracht worden tot het oorspronkelijk vastgelegde subsidiebedrag bereikt is. Enkel indien bij de eindafrekening de vastgestelde te subsidiëren werken lager zijn dan bepaald bij de gunning, wordt de subsidie herberekend.
De subsidie van het gewest wordt uitbetaald in twee schijven. Indien, conform de bepaling vermeld onder artikel 3, het provinciebestuur optreedt als aanbestedende overheid voor de aanleg van gemeentelijke fietsinfrastructuur wordt de subsidie van het gewest uitbetaald aan het provinciebestuur.
Een eerste schijf van 50% van de subsidie van het gewest wordt uitbetaald na de betekening van het aanvangsbevel van de overheidsopdracht aan de aannemer. Een tweede schijf ten belope van het saldo van de subsidie van het gewest wordt uitbetaald op basis van de goedgekeurde eindafrekening na de voorlopige oplevering van de werken.
Het gewest neemt maatregelen opdat de projecten in het kader van de onderhavige samenwerkingsovereenkomst kunnen behandeld worden op de PAC en een advies kunnen krijgen van de auditor.
Artikel 6. Communicatie
Het gewest en de provincie verbinden er zich toe om bij alle communicatie rond de onderhavige samenwerkingsovereenkomst Fietsfonds of betreffende een concreet project in dit kader, het Fietsfonds te vermelden en het samenwerkingsverband provincie – gewest duidelijk te maken.
Artikel 7. Duurtijd van onderhavige overeenkomst
Deze samenwerkingsovereenkomst is geldig tot en met 2010, maar kan ten alle tijde opgezegd worden door één van de partijen met vooropzeg van 12 maanden vóór het begrotingsjaar waarop de opzegging ingaat.
Opgemaakt in twee exemplaren te Brussel op ………………………
Voor de provincie Oost-Vlaanderen
De Provinciegriffier,
Xxx. X. Xx Xxxx
De bevoegde Gedeputeerde
Dhr. P. Hertog
Vlaams Minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen
Xxxxxxxx XXX XXXXXX