TRAC T A TENBLAD
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2014 Nr. 160
A. TITEL
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (met bijlagen, protocollen, gezamenlijke verklaring en slotakten);
Xxxxxxx, 00 maart 2014 / 27 juni 2014
B. TEKST1)
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds
Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland,
de Helleense Republiek,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Kroatische, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Oekraïnse tekst zijn niet opgenomen.
De Bijlagen bij de Overeenkomst en bij Protocol I liggen ter inzage bij de afde- ling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De tekst van de Overeenkomst, met bijlagen, protocollen, gezamenlijke verkla- ring en slotakten, is tevens gepubliceerd in PbEU 2014 L 161, blz. 3-2137.
het Koninkrijk Xxxxxx, xx Xxxxxx Xxxxxxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek, Roemenië,
de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,
de Europese Unie, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd, en
de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna „EURATOM” genoemd
enerzijds, en Oekraïne anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
Rekening houdend met de nauwe historische betrekkingen en de steeds nauwere banden tussen de partijen, en met hun wens om de betrekkingen nog uit te breiden en te versterken op ambitieuze en inno- verende wijze;
Belang hechtend aan nauwe en duurzame betrekkingen op basis van gemeenschappelijke waarden als eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat, goed bestuur, mensenrechten en fundamentele vrijheden, ook de rechten van personen die behoren tot nationale min- derheden, niet-discriminatie van personen die behoren tot minderheden, respect voor diversiteit en menselijke waardigheid en gehechtheid aan de beginselen van de een vrijemarkteconomie, waardoor Oekraïne gemak- kelijker kan deelnemen aan Europees beleid;
Zich ervan bewust dat Oekraïne als Europees land een gezamenlijke geschiedenis en gemeenschappelijke waarden deelt met de lidstaten van de Europese Unie en bereid is deze waarden te bevorderen;
Opmerkend dat Oekraïne belang hecht aan zijn Europese identiteit;
Rekening houdend met de krachtige steun van het volk in Oekraïne voor de Europese koers van het land;
Bevestigend dat de Europese Unie de Europese ambities van Oekra- ïne erkent en de keuze voor Europa toejuicht, ook inzake de verbintenis om een duurzame democratie en een markteconomie uit te bouwen;
Erkennend dat de gemeenschappelijke waarden waarop de Europese Unie is gebouwd – democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat – ook essentiële elementen zijn van deze overeenkomst;
Erkennend dat de politieke associatie en de economische integratie van Oekraïne in de Europese Unie zullen afhangen van de vooruitgang bij de uitvoering van deze overeenkomst en de mate waarin Oekraïne kan zorgen dat de gemeenschappelijke waarden worden gerespecteerd, en van de vooruitgang bij de afstemming op de EU op politiek, econo- misch en juridisch vlak;
Zich ertoe verbindend uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), met name de Slot- akte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa, de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen van 1991 en 1992, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties van 1948 en het Europees Verdrag betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de funda- mentele vrijheden van 1950;
Strevend naar meer internationale vrede en veiligheid, en zich inzet- tend voor efficiënt multilateralisme en de vreedzame oplossing van con- flicten, met name door nauw samen te werken binnen het kader van de Verenigde Naties (VN), de OVSE en de Raad van Europa;
Zich inzettend voor onafhankelijkheid, soevereiniteit, territoriale inte- griteit en onschendbaarheid van de grenzen;
Strevend naar het nader tot elkaar brengen van standpunten inzake bilaterale, regionale en internationale vraagstukken van wederzijds be- lang, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en vei- ligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB);
Herinnerend aan de internationale verplichtingen van de partijen, tot de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor en tot samenwerking inzake ontwape- ning en wapenbeheersing;
Strevend naar vorderingen in de hervormingen en het toenaderings- proces van Oekraïne om zo bij te dragen tot de geleidelijke economische integratie en de verdieping van de politieke associatie;
Overtuigd van de noodzaak voor Oekraïne om de politieke, sociaal- economische, juridische en institutionele heroveringen door te voeren die nodig zijn om deze overeenkomst efficiënt uit te voeren en bereid deze hervormingen in Oekraïne resoluut te ondersteunen;
Strevend naar economische integratie, onder meer met een diepe en brede vrijhandelsruimte (Deep and Comprehensive Free Trade Area – DCFTA) die integraal deel uitmaakt van deze overeenkomst, met inacht- neming van de rechten en plichten die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van de partijen, en met een uit- gebreide aanpassing van de regelgeving;
Erkennend dat een dergelijke diepe en brede vrijhandelsruimte in combinatie met het bredere proces van de aanpassing van de regelge- ving, zal bijdragen tot verdere economische integratie in de interne markt van de Europese Unie, als beoogd in deze overeenkomst;
Zich inzettend voor de ontwikkeling van nieuw klimaat dat bevorder- lijk is voor de economische relaties tussen de partijen en vooral ook voor de ontwikkeling van handel, investeringen en concurrentie, factoren die essentieel zijn voor de economische herstructurering en modernisering;
Zich inzettend voor meer samenwerking op energiegebied, op basis van het engagement van de partijen om het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap uit te voeren;
Zich inzettend voor de continuïteit van de energievoorziening, de ver- gemakkelijking van de ontwikkeling van geschikte infrastructuur, betere marktintegratie en aanpassing van de regelgeving aan kernaspecten van de Europese regelgeving, de stimulering van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, evenals het zorgen voor meer nucleaire veiligheid;
Zich inzettend voor meer dialoog – op basis van de fundamentele beginselen solidariteit, wederzijds vertrouwen, medeverantwoordelijk- heid en partnerschap – en samenwerking inzake migratie, asiel en grens- beheer, via een integrale aanpak met aandacht voor legale migratie en voor samenwerking bij het aanpakken van illegale migratie, mensenhan- del en de doeltreffende uitvoering van de overnameovereenkomst;
Erkennend dat het van belang is op termijn een visumvrije regeling in te voeren voor de burgers van Oekraïne, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan;
Zich inzettend voor de bestrijding van georganiseerde misdaad en wit- waspraktijken, tot het verminderen van de vraag naar en het aanbod van drugs en tot meer samenwerking bij terrorismebestrijding;
Zich inzettend voor meer samenwerking inzake milieubescherming en tot de beginselen van duurzame ontwikkeling en de groene economie;
Strevend naar meer contacten van mens tot mens;
Zich inzettend voor de bevordering van grensoverschrijdende en inter- regionale samenwerking;
Strevend naar geleidelijke afstemming van de wetgeving van Oekra- ïne op die van de Unie volgens de bepalingen van deze Overeenkomst en naar concrete uitvoering;
In aanmerking nemend dat deze Overeenkomst geen afbreuk zal doen aan de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne en ruimte laat voor ver- dere ontwikkelingen;
Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen het toepassingsgebied van deel III, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, binden het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Europese Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Oekraïne ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de Europese Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden zijn als deel van de Europese Unie over- eenkomstig artikel 4 bis van Protocol nr. 21 of artikel 10 van Protocol
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Doelstellingen
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
a. geleidelijke toenadering tussen de partijen te bewerkstelligen op basis van gemeenschappelijke waarden en nauwe en geprivilegieerde banden, en de associatie van Oekraïne met het EU-beleid en de deel- name aan programma’s en agentschappen te vergroten;
b. een passend kader voor een versterkte politieke dialoog tot stand te brengen over alle zaken van wederzijds belang;
c. vrede en stabiliteit te bevorderen, bewaren en versterken, zowel op regionaal als op internationaal niveau, in overeenstemming met de be- ginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en van de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwer- king in Europa en met de doelstellingen van het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990;
d. de voorwaarden te scheppen voor versterkte economische en han- delsrelaties in het licht van de geleidelijke integratie van Oekraïne in de interne markt van de EU, onder meer door het opzetten van een diepe en brede vrijhandelsruimte als bepaald in titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze Overeenkomst, en de inspanningen van Oekraïne te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien, onder meer door de wetgeving geleidelijk af te stemmen op de EU-wetgeving;
e. de samenwerking te versterken op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, om zo de rechtsstaat en het respect voor de mensenrech- ten en de fundamentele vrijheden te versterken;
f. de voorwaarden te scheppen voor steeds nauwere samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang.
Artikel 2
De eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, inzonderheid als vastgelegd in de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwer- king in Europa en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990, alsmede de relevante mensenrechteninstrumenten, waaronder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties en het Europees Verdrag betreffende de bescherming van de rech- ten van de mens en de fundamentele vrijheden, en het respect voor de rechtsstaat, vormen de grondslag van het binnenlands en buitenlands beleid van de partijen en zijn een essentieel onderdeel van het partner- schap en van deze Overeenkomst. De bevordering van respect voor de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit, onschendbaarheid van de grenzen en onafhankelijkheid, evenals de strijd tegen massaver- nietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en de overbren- gingsmiddelen daarvoor, vormen essentiële elementen van deze Overeenkomst.
Artikel 3
De partijen erkennen dat de beginselen van een vrijemarkteconomie aan hun betrekkingen ten grondslag liggen. De rechtsstaat, goed bestuur, corruptiebestrijding, de strijd tegen de verschillende vormen van grens- overschrijdende georganiseerde misdaad en terrorisme, de bevordering van duurzame ontwikkeling en efficiënt multilateralisme zijn van wezen- lijk belang om de betrekkingen tussen de partijen uit te bouwen.
TITEL II
POLITIEKE DIALOOG EN HERVORMING, POLITIEKE INTEGRATIE, SAMENWERKING EN CONVERGENTIE OP HET VLAK VAN BUITENLANDS- EN VEILIGHEIDSBELEID
Artikel 4
Doelstellingen van de politieke dialoog
1. De politieke dialoog tussen de partijen over alle gebieden van wederzijds belang zal verder worden ontwikkeld en versterkt, als onder- steuning voor de geleidelijke convergentie op het vlak van buitenlands beleid en veiligheid, zodat Oekraïne nog meer wordt betrokken bij de Europese ruimte van veiligheid.
2. De doelstellingen van de politieke dialoog zijn:
a. een diepere politieke associatie en meer convergentie en doeltref- fendheid op het vlak van politiek en veiligheidsbeleid;
b. meer internationale stabiliteit en veiligheid, op basis van efficiënt multilateralisme;
c. meer samenwerking en dialoog tussen de partijen over interna- tionale veiligheid en crisisbeheer, met name om wereldwijde en regio- nale problemen en fundamentele bedreigingen aan te pakken;
d. meer resultaatgerichte en praktische samenwerking tussen de par- tijen om te komen tot vrede, veiligheid en stabiliteit op het Europese continent;
e. meer respect voor de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, ook de rech- ten van personen die behoren tot nationale minderheden, niet- discriminatie van personen die behoren tot minderheden en respect voor diversiteit, en consolidering van binnenlandse politieke hervormingen;
f. verdere dialoog en meer samenwerking tussen de partijen op het vlak van veiligheid en defensie;
g. bevordering van de beginselen van onafhankelijkheid, soevereini- teit, territoriale integriteit en de onschendbaarheid van de grenzen.
Artikel 5
Fora voor de politieke dialoog
1. De partijen voeren regelmatig een politieke dialoog op topbijeen- komsten.
2. Op het niveau van de ministers vindt een in overleg vast te stellen politieke dialoog plaats binnen de in artikel 460 van deze overeenkomst bedoelde Associatieraad en in het kader van regelmatige vergaderingen tussen vertegenwoordigers van de partijen op het niveau van de minis- ters van Buitenlandse Zaken.
3. De politieke dialoog wordt ook gevoerd in de volgende vormen:
a. regelmatige bijeenkomsten op het niveau van de directeuren poli- tieke zaken, het politiek en veiligheidscomité en de deskundigen, ook over specifieke gebieden en kwesties, tussen vertegenwoordigers van de Europese Unie en van Oekraïne;
b. optimaal en tijdig gebruik van alle diplomatieke en militaire kana- len tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde lan- den en binnen de Verenigde Naties, de OVSE en andere internationale fora;
c. regelmatige bijeenkomsten zowel op het niveau van hoge ambte- naren als op dat van deskundigen van de militaire instellingen van de partijen;
d. andere vormen, onder meer bijeenkomsten van deskundigen, die kunnen bijdragen tot een betere en duurzame dialoog.
4. De partijen kunnen in onderlinge overeenstemming besluiten tot andere procedures en mechanismen voor politieke dialoog, waaronder buitengewone raadplegingen.
5. Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het in artikel 467 bedoelde Parlementair Associatiecomité.
Artikel 6
Dialoog en samenwerking inzake binnenlandse hervormingen
De partijen werken samen om te waarborgen dat hun binnenlands beleid gebaseerd wordt op de gemeenschappelijke beginselen van de partijen, met name stabiliteit en doeltreffendheid van de democratische instellingen en de rechtsstaat, en het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, in het bijzonder als bepaald in artikel 14 van deze Overeenkomst.
Artikel 7
Buitenlands en veiligheidsbeleid
1. De partijen intensiveren hun dialoog en samenwerking en onder- steunen de geleidelijke convergentie op het vlak van buitenlands en vei- ligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), en besteden bijzondere aandacht aan conflict- preventie en crisisbeheer, regionale stabiliteit, ontwapening, non- proliferatie, wapenbeheersing en wapenuitvoercontrole en aan een betere dialoog over ruimtevaart, die van wederzijds belang is. Samenwerking wordt gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en gezamenlijke be- langen, is gericht op meer convergentie en doeltreffendheid van het beleid, en stimuleert de gezamenlijke beleidsplanning. De partijen ge- bruiken hiervoor bilaterale, internationale en regionale fora.
2. Oekraïne, de EU en de lidstaten bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van respect voor onafhankelijkheid, soevereiniteit, territo- riale integriteit en onschendbaarheid van de grenzen als bepaald in het Handvest van de Verenigde Naties en in de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa, en dat zij deze beginselen ondersteunen in de bilaterale en multilaterale betrekkingen.
3. De partijen pakken de problemen die met betrekking tot deze beginselen rijzen, tijdig en op coherente wijze aan, op alle relevante niveaus van de politieke dialoog als bepaald in deze Overeenkomst, ook op ministerieel niveau.
Artikel 8
Internationaal Strafhof
De partijen werken samen aan de bevordering van vrede en interna- tionale gerechtigheid door het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof van 1998 en de bijhorende instrumenten te ratificeren en ten uit- voer te leggen.
Artikel 9
Regionale stabiliteit
1. De partijen voeren hun gezamenlijke inspanningen op voor meer stabiliteit, veiligheid en democratische ontwikkeling in hun gemeen- schappelijk nabuurschapsgebied, en in het bijzonder om samen te wer- ken aan een vreedzame oplossing voor de regionale conflicten.
2. Deze inspanningen verlopen volgen de gezamenlijke beginselen voor handhaving van internationale vrede en veiligheid als bepaald in het Handvest van de VN, de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Con- ferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en andere relevante multilaterale documenten.
Artikel 10
Conflictpreventie, crisisbeheer en militair-technische samenwerking
1. De partijen intensiveren de praktische samenwerking op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheer, in het bijzonder met het oog op versterkte deelname van Oekraïne aan civiele en militaire operaties inzake crisisbeheer onder leiding van de EU en aan oefeningen en oplei- dingen, ook die in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB).
2. Samenwerking op dit gebied wordt gebaseerd op regelingen en afspraken tussen de EU en Oekraïne over raadpleging en samenwerking op het vlak van crisisbeheer.
3. De partijen onderzoeken mogelijke samenwerking op militair of technologisch vlak. Oekraïne en het Europees Defensieagentschap (EDA) onderhouden nauwe contacten over de verbetering van de militaire capa- citeit, ook op technologisch vlak.
Artikel 11
Non-proliferatie van massavernietigingswapens
1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernie- tigingswapens, daarmee samenhangende materialen en overbrengings- middelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en vei- ligheid vormt. De partijen komen derhalve overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massa- vernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en de over- brengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoe- ring op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van de internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.
2. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens, daarmee samen- hangende materialen en de overbrengingsmiddelen daarvoor:
a. door maatregelen te nemen, gericht op de ondertekening of de rati- ficatie van alle andere internationale instrumenten ter zake, of, in voor- komend geval, op aansluiting daarbij, en op de volledige tenuitvoerleg- ging daarvan;
b. door verdere verbeteringen aan het systeem van nationale export- controles, voor een efficiënte controle op de uitvoer en doorvoer van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met in- begrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van technologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de exportcontroles.
3. De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begelei- ding en consolidatie van deze elementen.
Artikel 12
Ontwapening, wapenbeheersing, wapenuitvoercontrole en de strijd tegen illegale wapenhandel
De partijen ontwikkelen hun samenwerking op het vlak van ontwape- ning, ook inzake de vermindering van hun voorraad overtollige hand-
vuurwapens en lichte wapen en inzake de gevolgen voor de bevolking en voor het milieu van niet ontploft achtergelaten materieel als bedoeld in titel V, hoofdstuk 6 (Milieu) van deze overeenkomst. Samenwerking inzake ontwapening omvat ook wapenbeheersing, wapenuitvoercontrole en de strijd tegen illegale wapenhandel, met inbegrip van handvuurwa- pens en lichte wapens. De partijen bevorderen de universele onderschrij- ving en naleving van de relevante internationale instrumenten en streven naar efficiëntie, ook door de tenuitvoerlegging van de relevante resolu- ties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Artikel 13
Bestrijding van terrorisme
De partijen komen overeen samen te werken op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, in overeenstemming met het internationale recht, de internationale mensen- rechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht.
TITEL III
JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID
Artikel 14
De rechtsstaat, respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden
Bij de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij politie en justitie in het bijzonder. De samenwer- king is er met name op gericht het justitiële apparaat te versterken, de doeltreffendheid ervan te verbeteren, de onafhankelijkheid en onpartij- digheid te waarborgen en corruptie te bestrijden. Respect voor de men- senrechten en de fundamentele vrijheden is de leidraad voor alle samen- werking inzake justitie, vrijheid en veiligheid.
Artikel 15
Bescherming van persoonsgegevens
De partijen komen overeen samen te werken om de bescherming van persoonsgegevens op gepaste wijze te waarborgen, in overeenstemming met de hoogste Europese en internationale normen, met inbegrip van de relevante instrumenten van de Raad van Europa. De samenwerking
Artikel 16
Migratie, asiel en grensbeheer
1. De partijen herbevestigen het belang van het gezamenlijk beheer van migratiestromen tussen hun grondgebieden en verdiepen de brede dialoog over alle kwesties in verband met migratie, waaronder illegale migratie, vluchtelingenstromen, mensensmokkel en mensenhandel; het thema migratie moet worden geïntegreerd in de nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling van de gebieden van her- komst van de migranten. Deze dialoog is gebaseerd op de fundamentele beginselen van solidariteit, wederzijds vertrouwen, medeverantwoorde- lijkheid en partnerschap.
2. Overeenkomstig de desbetreffende EU- en nationale wetgeving is de samenwerking in het bijzonder gericht op:
a. de grondoorzaken van migratie, waarbij actief wordt gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden met derde landen en op internationale fora;
b. de gezamenlijke opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van illegale migratie, smokkel van migranten en mensenhandel, alsmede de vraag hoe netwerken en criminele organisaties van handelaars en smokkelaars kunnen worden bestreden en de slachtoffers van deze prak- tijken kunnen worden beschermd;
c. de ontwikkeling van een uitgebreide dialoog over migratie en in het bijzonder over aspecten van de praktische tenuitvoerlegging van het verdrag van Genève van 1951 inzake de status van vluchtelingen en het Protocol inzake de status van vluchtelingen van 1967 en andere rele- vante internationale instrumenten, evenals het respect voor het beginsel van non-refoulement;
d. de toelatingscriteria, de rechten en de status van toegelaten perso- nen, en de eerlijke behandeling en integratie van legale buitenlandse ingezetenen;
e. de verdere ontwikkeling van operationele maatregelen inzake grens- beheer;
i. samenwerking inzake grensbeheer houdt onder meer in: oplei- ding, uitwisseling van goede praktijken, ook over technologi- sche aspecten, uitwisseling van informatie in overeenstemming met de geldende regels en, waar nodig, uitwisseling van verbin- dingsofficieren;
ii. inspanningen van de partijen op dit gebied zijn gericht op de efficiënte tenuitvoerlegging van het beginsel van geïntegreerd grensbeheer;
f. betere beveiliging van documenten;
g. de ontwikkeling van een efficiënt terugkeerbeleid, ook de regionale aspecten ervan; en
h. de uitwisseling van standpunten over informele werkgelegenheid voor migranten.
Artikel 17
Behandeling van werknemers
1. Met inachtneming van de in de lidstaten en in de EU geldende wet- ten, voorwaarden en bepalingen, worden werknemers die onderdaan zijn van Oekraïne en legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, wat arbeidsvoorwaarden, salaris en ontslagregeling betreft, niet gediscrimineerd op grond van hun nationaliteit.
2. Onverminderd de in Oekraïne geldende wettelijke regelingen, voor- waarden en procedures, behandelt Oekraïne ook onderdanen van een lid- staat die legaal op het grondgebied van Oekraïne werkzaam zijn, op de wijze zoals bepaald in lid 1 van dit artikel.
Artikel 18
Mobiliteit van werknemers
1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten, hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaten en in de EU gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:
a. dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkom- sten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor Oekraïense werk- nemers behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;
b. dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.
2. De Associatieraad onderzoekt of op andere gebieden gunstiger regelingen tot stand kunnen worden gebracht, zoals bijvoorbeeld toe- gang tot beroepsopleiding, overeenkomstig de in de lidstaten en in de EU geldende wettelijke regelingen, voorwaarden en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de EU.
Artikel 19
Verkeer van personen
1. De partijen zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging van
a. de Overnameovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne van 18 juni 2007 (via het Gemengd Comité overname dat wordt opgericht bij artikel 15 van de overeenkomst);
b. de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa van 18 juni 2007 (via het Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst dat wordt opge- richt bij artikel 12 van de overeenkomst);
2. De partijen streven naar meer mobiliteit van burgers en vooruit- gang met de visumdialoog.
3. De partijen blijven geleidelijk evolueren in de richting van een op termijn visumvrije regeling, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan, als bepaald in het uit twee fasen bestaande actieplan voor visumliberalisering dat tijdens de top tus- sen de EU en Oekraïne van 22 november 2010 werd gepresenteerd.
Artikel 20
Xxxxxxxxx van geld en terrorismefinanciering
De partijen werken samen om witwassen van geld en terrorismefinan- ciering te voorkomen en te bestrijden. Hiertoe voeren de partijen hun bilaterale en internationale samenwerking op dit gebied nog op, ook op operationeel vlak. De partijen zorgen voor de tenuitvoerlegging van de relevante internationale normen, met name die van de Financial Action Task Force (FATF) en normen die gelijkwaardig zijn aan die van de Unie.
Artikel 21
Samenwerking bij de bestrijding van drugs, voorlopers ervan en psychotrope stoffen
1. De partijen werken samen op het gebied van illegale drugs, op basis van gezamenlijk afgesproken principes overeenkomstig de rele- vante internationale verdragen, alsmede de politieke verklaring en de speciale verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te ver- minderen, die zijn aangenomen door de twintigste speciale zitting inzake drugs van juni 1998 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
2. Deze samenwerking is gericht op de bestrijding van illegale drugs, het beperken van het aanbod aan, de handel in en de vraag naar illegale drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsgebruik worden aangepakt. Zij is tevens gericht op het doeltreffender voorkomen dat chemische stoffen onrechtmatig worden gebruikt voor de illegale productie van drugs en psychotrope stoffen.
3. De partijen gebruiken de samenwerkingsmethodes die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken met het oog op een integrale en even- wichtige aanpak.
Artikel 22
Bestrijding van misdaad en corruptie
1. De partijen werken samen bij de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten.
2. De samenwerking betreft onder meer:
a. smokkel van en handel in mensen, wapens en drugs;
b. illegale handel in goederen,
c. economische criminaliteit, ook inzake belastingen;
d. corruptie, zowel in de openbare als in de particuliere sector;
e. vervalsing van documenten;
f. computercriminaliteit.
3. De partijen verbeteren daarom de bilaterale, regionale en interna- tionale samenwerking, ook met Europol. De partijen ontwikkelen ook hun samenwerking op vlakken als:
a. de uitwisseling van goede werkmethoden, ook op het vlak van onderzoekstechnieken en misdaadonderzoek;
b. de uitwisseling van informatie volgens de geldende regels;
c. capaciteitsopbouw, met inbegrip van opleiding en indien nodig per- soneelsuitwisseling;
d. slachtoffer- en getuigenbescherming.
4. De partijen verbinden zich tot de effectieve tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende geor- ganiseerde misdaad van 2000 en de drie protocollen daarbij, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003 en andere relevante internationale instrumenten.
Artikel 23
Bestrijding van terrorisme
1. De partijen komen overeen samen te werken aan preventie en bestrijding van terroristische daden in overeenstemming met het interna- tionaal recht, het internationaal recht inzake de mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht, en de respectievelijke wet- en regelgeving van de partijen. De partijen komen met name overeen samen te werken op basis van de volledige tenuitvoerlegging van reso- lutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 2001, de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties
2. Zij doen dit in het bijzonder door het uitwisselen van:
a. informatie over terroristische groeperingen en de hen ondersteu- nende netwerken;
b. ervaringen en informatie over terroristische tendensen en over mid- delen en methodes om terrorisme te bestrijden, ook op het gebied van techniek en opleiding;
c. ervaringen met betrekking tot de voorkoming van terrorisme.
Alle uitwisseling van informatie vindt plaats in overeenstemming met het internationale en het nationale recht.
Artikel 24
Juridische samenwerking
1. De partijen komen overeen de juridische samenwerking in burger- lijke en strafzaken verder te ontwikkelen, daarbij ten volle gebruik te maken van de geschikte internationale en bilaterale instrumenten en zich te baseren op de beginselen van rechtszekerheid en het recht op een eer- lijk proces.
2. De partijen komen overeen juridische samenwerking tussen de EU en Oekraïne in burgerlijke zaken te vergemakkelijken op basis van de toepasselijke multilaterale rechtsinstrumenten, met name de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het ge- bied van internationale juridische samenwerking en procesvoering als- mede de bescherming van kinderen.
3. Wat de juridische samenwerking in strafzaken betreft, streven de partijen naar verbetering van de regeling inzake wederzijdse juridische bijstand en uitlevering. Waar nodig impliceert dit de toetreding tot en uitvoering van de relevante internationale instrumenten van de Ver- enigde Naties en de Raad van Europa, en het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof van 1998 als vermeld in artikel 8 van deze over- eenkomst, en nauwere samenwerking met Eurojust.
HANDEL EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE AANGELEGENHEDEN
HOOFDSTUK 1
NATIONALE BEHANDELING EN MARKTTOEGANG VOOR GOEDEREN AFDELING 1
GEMEENSCHAPPEL'KE BEPALINGEN
Artikel 25
Doel
Gedurende een overgangsperiode van maximaal 10 jaar die aanvangt bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst1), stellen de partijen geleidelijk een vrijhandelszone in, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in overeenstemming met artikel XXIV van de Alge- mene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994, hierna de
„GATT 1994” genoemd.
Artikel 26
Toepassingsgebied en betrokken producten
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in goederen2) van oorsprong uit de grondgebieden van de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als „van oorsprong” beschouwd de goederen die voldoen aan de oorsprongsregels in proto- col I bij deze overeenkomst (betreffende de definitie van het begrip „pro- ducten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwer- king).
1) Tenzij in de bijlagen I en II bij deze overeenkomst anders is bepaald.
2) In deze overeenkomst wordt onder goederen verstaan producten als bedoeld in de GATT 1994, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.
AFSCHAFFING VAN DOUANERECHTEN, VERGOEDINGEN EN ANDERE HEFFINGEN
Artikel 27
Definitie van douanerechten
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder „douanerechten” verstaan alle rechten en heffingen ter zake van of in verband met de invoer of uitvoer van goederen, met inbegrip van alle aanvullende belas- tingen of heffingen ter zake van of in verband met dergelijke invoer of uitvoer. Onder „douanerechten” worden niet verstaan:
a. heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die overeenkom- stig artikel 32 van deze overeenkomst worden opgelegd;
b. rechten die overeenkomstig hoofdstuk 2 (Handelsmaatregelen) van titel IV van deze overeenkomst worden opgelegd;
c. vergoedingen en andere heffingen die in overeenstemming met artikel 33 van deze overeenkomst worden opgelegd.
Artikel 28
Indeling van goederen
De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen geschiedt overeenkomstig de respectieve tariefnomenclatuur van elk van beide partijen, in overeenstemming met het geharmoniseerde systeem, hierna „GS” genoemd, dat is ingesteld bij het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen van 1983, en latere wijzigingen daarvan.
Artikel 29
Afschaffıng van invoerrechten
1. Elk van beide partijen komt tot verlaging of afschaffing van de douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij in over- eenstemming met de lijsten die zijn opgenomen in bijlage I-A bij deze overeenkomst, hierna „lijsten” genoemd.
Onverminderd de eerste alinea schaft Oekraïne voor oude kleren en dergelijke artikelen, bedoeld bij post 6309 00 00 van het douanewetboek van Oekraïne, de douanerechten bij invoer af in overeenstemming met de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage I-B bij deze overeen- komst.
2. Voor elk goed is het basisdouanerecht waarop ingevolge lid 1 van dit artikel de achtereenvolgende verlagingen moeten worden toegepast, het recht dat in bijlage I bij deze overeenkomst is vermeld.
3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste meestbegunstigingsrecht verlaagt, dan geldt dat recht als basisrecht indien en zolang het lager is dan het overeenkomstig haar lijst berekende douanerecht.
4. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst overleg- gen de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, om te bezien of douanerechten ter zake van handel tussen hen versneld en in ruimere mate kunnen worden afgeschaft. Wanneer het Associatiecomité in han- delsbezetting zoals bedoeld in artikel 465 van deze overeenkomst, hierna
„Handelscomité” genoemd, bijeenkomt en besluit de douanerechten op een goed versneld te verlagen of af te schaffen, komt dat besluit in de plaats van de douanerechten of afbouwcategorieën die voor dat goed overeenkomstig hun lijsten zijn vastgesteld.
Artikel 30
Status-quo
Geen van de partijen mag bestaande douanerechten verhogen of nieuwe douanerechten vaststellen op een goed van oorsprong uit het grondgebied van de andere partij. Dit sluit niet uit dat elk van beide partijen:
a. een douanerecht na een eenzijdige verlaging kan verhogen tot het in haar lijst vastgelegde niveau; of
b. een douanerecht kan handhaven of verhogen als toegestaan door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie, hierna „WTO” genoemd.
Artikel 31
Uitvoerrechten
1. De partijen stellen geen douanerechten, belastingen of andere maat- regelen van gelijke werking in en handhaven deze evenmin, ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar elkaars grondgebied.
2. Door Oekraïne toegepaste bestaande douanerechten of maatregelen van gelijke werking, zoals vermeld in bijlage I-C bij deze overeenkomst, worden gedurende een overgangsperiode uitgefaseerd in overeenstem- ming met de lijst in bijlage I-C. Ingeval van een actualisering van het douanewetboek van Oekraïne blijven aangegane verplichtingen in het kader van de lijst in bijlage I-C van kracht, op basis van overeenstem-
ming van de beschrijving van de goederen. Oekraïne kan vrijwarings- maatregelen instellen wat uitvoerrechten betreft, zoals aangegeven in bijlage I-D. Dergelijke vrijwaringsmaatregelen vervallen aan het einde van de voor het desbetreffende goed in bijlage I-D aangegeven periode.
Artikel 32
Uitvoersubsidies en maatregelen van gelijke werking
1. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal geen der par- tijen uitvoersubsidies of andere maatregelen van gelijke werking ten aanzien van voor het grondgebied van de andere partij bestemde land- bouwproducten handhaven, invoeren of opnieuw invoeren.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „uitvoersubsidies” hetzelfde verstaan als in artikel 1, onder e, van de Overeenkomst inzake de landbouw, die is opgenomen in bijlage IA bij de WTO-overeenkomst, hierna „Landbouwovereenkomst” genoemd, met inbegrip van alle wijzi- gingen van dat artikel van die overeenkomst.
Artikel 33
Vergoedingen en andere heffıngen
Elk van beide partijen draagt er in overeenstemming met artikel VIII van de GATT 1994 en de aantekeningen erop zorg voor dat alle vergoe- dingen en heffingen van welke aard ook - niet zijnde douanerechten of andere maatregelen als bedoeld in artikel 27 van deze overeenkomst - ter zake van of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, en geen indirecte bescherming van interne goederen of een belasting op de invoer of de uitvoer voor fiscale doeleinden vormen.
AFDELING 3
NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN
Artikel 34
Nationale behandeling
Elk van beide partijen behandelt de goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen erop. Hiertoe worden artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
Invoer- en uitvoerbeperkingen
Geen van beide partijen mag verboden, beperkingen of maatregelen van gelijke werking invoeren of handhaven ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of van de uitvoer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van de andere partij is bestemd, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald of zulks in overeenstem- ming met artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop is. Hiertoe worden artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
AFDELING 4
SPECIFIEKE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT GOEDEREN
Artikel 36
Algemene uitzonderingen
Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt uitgelegd als belet- sel voor de goedkeuring of handhaving door een partij van maatregelen overeenkomstig de artikelen XX en XXI van de GATT 1994 en de aan- tekeningen erop, die hierbij in deze overeenkomst worden opgenomen en daarvan integraal deel uitmaken.
AFDELING 5
ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING EN COÖRDINATIE MET ANDERE LANDEN
Artikel 37
Bijzondere bepalingen inzake administratieve samenwerking
1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking van essentieel belang is voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële tariefbehandeling die op grond van dit hoofdstuk wordt verleend, en zij benadrukken dat zij gebonden zijn om onregelmatighe- den en fraude te bestrijden op het gebied van douaneaangelegenheden betreffende de invoer, uitvoer of doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve gedocumenteerde infor- matie tot de bevinding komt dat geen administratieve medewerking is
verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude binnen het kader van dit hoofdstuk vanuit de andere partij hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de desbetreffende preferentiële behandeling ten aanzien van het betrokken product of de betrokken producten in overeenstem- ming met dit artikel tijdelijk schorsen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking bij het onderzoek naar onregelmatig- heden of fraude in douaneaangelegenheden onder meer verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oor- sprongsstatus van het betrokken product of de betrokken producten te controleren;
b. het herhaaldelijk weigeren een controle achteraf van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mede te delen, of onredelijke vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor missies in het kader van de administratieve samenwerking ter controle van de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van de desbetreffende preferentiële behandeling, of onrede- lijke vertraging bij het verlenen van toestemming.
Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een bevredigende verklaring is, die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objec- tieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij die op grond van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude vanuit de andere partij hebben voor- gedaan, stelt het Handelscomité onverwijld in kennis van zijn bevindin- gen en van de objectieve informatie, en treedt op basis van alle relevante informatie en objectief vastgestelde bevindingen binnen het Handelsco- mité in overleg om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Gedurende de hierboven bedoelde overlegperiode wordt aan het betrokken product of aan de betrokken producten de preferentiële behan- deling toegekend;
b. wanneer de partijen zoals hierboven beschreven binnen het onder
a) bedoelde Handelscomité in overleg zijn getreden en niet binnen drie maanden na de eerste bijeenkomst van het Handelscomité tot overeen- stemming over een aanvaardbare oplossing zijn gekomen, kan de betrok- ken partij de preferentiële behandeling voor het betrokken product of de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Handelscomité wordt van deze tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te beschermen. Geen tijdelijke schorsing duurt langer dan zes maanden. Een tijdelijke schorsing kan echter worden hernieuwd. Tijdelijke schor- singen worden onmiddellijk na goedkeuring ervan ter kennis gebracht van het Handelscomité. Binnen het Handelscomité vindt hierover perio- diek overleg plaats, met name met het oog op beëindiging van de schor- singen zodra de voorwaarden voor toepassing ervan niet meer aanwezig zijn.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Handelscomité overeenkom- stig lid 4, onder a), van dit artikel publiceert de betrokken partij in haar bronnen voor officiële bekendmakingen een bericht aan de importeurs. In dit bericht wordt aangegeven dat zij voor het betrokken product op grond van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat er sprake is van onre- gelmatigheden of fraude.
Artikel 38
Handelwijze bij administratieve fouten
Indien de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uit- voerregelingen een fout hebben gemaakt, met name bij de toepassing van de bepalingen van het protocol bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking, en deze fout gevolgen heeft voor de invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfron- teerd, het Handelscomité verzoeken na te gaan of passende maatregelen kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.
Artikel 39
Overeenkomsten met derde landen
1. Deze overeenkomst belet niet de handhaving of oprichting dan wel invoering van douane-unies, vrijhandelsgebieden of regelingen betref- fende grensverkeer, tenzij hierdoor de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen worden ondermijnd.
2. De partijen voeren in het Handelscomité overleg over overeenkom- sten waarbij douane-unies of vrijhandelsgebieden worden opgericht dan wel regelingen betreffende grensverkeer worden ingevoerd, alsmede des- gevraagd over andere belangrijke aangelegenheden met betrekking tot hun respectieve handelsbeleid jegens derde landen. Dergelijk overleg zal in het bijzonder plaatsvinden ingeval een derde land tot de Europese
Unie toetreedt, opdat wordt gewaarborgd dat rekening wordt gehouden met de wederzijdse belangen van de EU-partij en Oekraïne zoals weer- gegeven in deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 2 HANDELSMAATREGELEN AFDELING 1
ALGEMENE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 40
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwarings- maatregelen als opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst, hierna „Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen” genoemd. De EU-partij behoudt haar rechten en verplichtingen ingevolge artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw als opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst, hierna „Landbouwovereenkomst” genoemd, be- halve voor de handel in landbouwproducten die ingevolge deze overeen- komst voorwerp van een preferentiële behandeling zijn.
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale be- handeling en markttoegang voor goederen) van titel IV van deze over- eenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
Artikel 41
Transparantie
1. De partij die een vrijwaringsonderzoek opent, stelt de andere par- tij, indien deze laatste daarbij een aanmerkelijk economisch belang heeft, van die opening in kennis door haar een officiële kennisgeving te sturen.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt een partij geacht aanmer- kelijk economisch belang te hebben wanneer zij, uitgedrukt in absoluut volume of waarde, in de drie voorgaande jaren tot de vijf grootste leve- ranciers van het ingevoerde product behoorde.
3. Onverminderd artikel 40 van deze overeenkomst en onverminderd artikel 3.2 van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, geeft de partij die een vrijwaringsonderzoek opent en voornemens is vrijwa-
ringsmaatregelen te treffen, op verzoek van de andere partij onmiddel- lijk ad hoc schriftelijk kennis van alle relevante informatie die tot de opening van het vrijwaringsonderzoek en de instelling van vrijwarings- maatregelen heeft geleid, alsmede, voor zover relevant, van de voorlo- pige en de definitieve bevindingen van dat onderzoek, en biedt zij de andere partij de mogelijkheid tot het voeren van overleg.
Artikel 42
Toepassing van maatregelen
1. Indien vrijwaringsmaatregelen worden ingesteld, streven de par- tijen ernaar deze op zodanige wijze in te stellen dat daardoor hun bila- terale handel zo min mogelijk wordt beïnvloed.
2. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel en indien een partij van mening is dat aan de wettelijke vereisten voor de instelling van defini- tieve vrijwaringsmaatregelen is voldaan, geeft de partij die voornemens is dergelijke maatregelen in te stellen, daarvan kennis aan de andere par- tij en biedt zij deze de mogelijkheid tot het voeren van bilateraal over- leg. Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving geen aanvaardbare oplossing is gevonden, kan de partij van invoer passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen.
Artikel 43
Ontwikkelingsland
Voor zover Oekraïne voor de toepassing van artikel 9 van de Over- eenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen als ontwikkelingsland3) kan worden aangemerkt, kan de EU-partij, voor zover aan de voorwaarden van artikel 9 van die Overeenkomst wordt voldaan, geen vrijwarings- maatregelen ten aanzien van Oekraïne toepassen.
3) Voor de toepassing van dit artikel wordt bij de vaststelling of het om een ontwikkelingsland gaat, acht geslagen op de lijsten die worden opgesteld door internationale organisaties als de Wereldbank, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna „OESO” genoemd) of het Internationale Monetaire Fonds (hierna „IMF” genoemd), enz.
AFDELING 2 VRIJWARINGSMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN PERSONENAUTO’S
Artikel 44
Vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van personenauto’s
1. Oekraïne kan in overeenstemming met de bepalingen van deze afdeling op personenauto’s van oorsprong uit4) de EU-partij van tarief- post 8703, hierna „het product” genoemd, zoals omschreven in artikel 45 van deze overeenkomst, een vrijwaringsmaatregel in de vorm van een hoger invoerrecht toepassen, indien aan elk van de volgende voorwaar- den is voldaan:
a. het product wordt door de verlaging of afschaffing van een doua- nerecht ingevolge deze overeenkomst in Oekraïne ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige omstandigheden, dat de interne bedrijfstak die een soortgelijk product vervaardigt, daardoor ernstige schade lijdt;
b. het totale invoervolume (in eenheden)5) voor het product in een bepaald jaar overstijgt het drempelvolume als vastgelegd in de lijst van Oekraïne in bijlage II bij deze overeenkomst; en
c. het totale invoervolume (in eenheden) voor het product in Oekra- ïne6) gedurende de laatste 12 maanden, welke periode niet eerder eindigt dan de voorlaatste maand voordat Oekraïne de EU-partij uitnodigt voor overleg overeenkomstig lid 5 van dit artikel, overstijgt het drempelvo- lume als vastgelegd in de lijst van Oekraïne in bijlage II van alle nieuwe registraties7) van personenauto’s in Oekraïne in dezelfde periode.
4) Volgens de definitie van oorsprong in protocol I bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.
5) Zoals blijkt uit de statistieken van Oekraïne inzake personenvoertuigen van oorsprong uit de EU-partij (in eenheden) van tariefpost 8703. Oekraïne zal deze statistieken staven door beschikbaarstelling van certificaten inzake goederenver- keer EUR.1 en van factuurverklaringen, afgegeven volgens de procedure van titel V van protocol I betreffende de definitie van het begrip „producten van oor- sprong” en methoden van administratieve samenwerking.
6) Zoals blijkt uit de statistieken van Oekraïne inzake personenvoertuigen van oorsprong uit de EU-partij (in eenheden) van tariefpost 8703. Oekraïne zal deze statistieken staven door beschikbaarstelling van certificaten EUR.1 en van fac- tuurverklaringen, afgegeven volgens de procedure van titel V van protocol I betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.
7) Officiële statistieken betreffende de „eerste registratie” in Oekraïne van alle personenauto’s door de staatsautomobielinspectie van Oekraïne.
2. Het in lid 1 van dit artikel bedoelde recht is niet hoger dan het laagste van de volgende tarieven: het gebruikelijke meestbegunstigings- tarief, het meestbegunstigingstarief dat van kracht is op de datum die direct aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst voor- afgaat, of het tarief dat in de lijst van Oekraïne in bijlage II bij deze overeenkomst is vermeld. Het recht kan alleen worden toegepast voor het resterende deel van dat jaar, als omschreven in bijlage II.
3. Onverminderd lid 2 van dit artikel worden de rechten die Oekra- ïne ingevolge lid 1 toepast, vastgesteld overeenkomstig de lijst van Oekraïne in bijlage II bij deze overeenkomst.
4. Elke levering van het betrokken product die onderweg was naar aanleiding van een contract dat vóór oplegging van het aanvullende recht ingevolge de leden 1 tot en met 3 van dit artikel was gesloten, is van een dergelijk aanvullend recht vrijgesteld. Dergelijke leveringen zul- len echter worden meegeteld voor het invoervolume van het betrokken product gedurende het volgende jaar, met het oog op het voldoen aan de voorwaarden van lid 1 voor dat jaar.
5. Oekraïne past vrijwaringsmaatregelen op een transparante wijze toe. Hiertoe geeft Oekraïne de EU-partij zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis van zijn voornemen een dergelijke maatregel toe te passen, met verstrekking van alle relevante inlichtingen, met inbegrip van het invoer- volume (in eenheden) voor het product, het totale invoervolume (in een- heden) van personenauto’s ongeacht de herkomst en de nieuwe registra- ties van personenauto’s in Oekraïne voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde periode. Oekraïne nodigt de EU-partij zo vroeg mogelijk vóór het nemen van een dergelijke maatregel uit voor overleg over deze inlichtingen. Er wordt binnen 30 dagen na de uitnodiging tot overleg geen maatregel vastgesteld.
6. Oekraïne kan een vrijwaringsmaatregel enkel toepassen na een onderzoek door zijn bevoegde autoriteiten in overeenstemming met arti- kel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwa- ringsmaatregelen, waartoe dat artikel 3 en dat artikel 4, lid 2, onder c), mutatis mutandis in deze overeenkomst worden opgenomen en daarvan deel uitmaken. Een dergelijk onderzoek moet aantonen dat het product door de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst in Oekraïne wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoe- veelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige omstandigheden, dat een interne bedrijfstak die een soortgelijk product vervaardigt, daardoor ernstige schade lijdt.
7. Oekraïne zal de EU-partij onverwijld schriftelijk kennis geven van de opening van een onderzoek als bedoeld in lid 6 van dit artikel.
8. Bij het onderzoek voldoet Oekraïne aan de vereisten van artikel 4, lid 2, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatrege- len, waartoe dat artikel 4, lid 2, onder a) en b), mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst wordt opgenomen en daarvan deel uitmaakt.
9. De relevante factoren voor de schadevaststelling van artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen wor- den beoordeeld gedurende ten minste drie achtereenvolgende perioden van 12 maanden, d.w.z. minimaal drie jaar in totaal.
10. Bij het onderzoek worden naast de toegenomen preferentiële invoer ingevolge deze overeenkomst ook andere factoren beoordeeld die tegelijkertijd schade aan de interne bedrijfstak kunnen berokkenen. Een toename van de invoer van een product van oorsprong uit de EU-partij wordt niet als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douane- recht aangemerkt indien tegelijkertijd de invoer van hetzelfde product uit andere bronnen in vergelijkbare mate is toegenomen.
11. Oekraïne stelt de EU-partij en alle andere belanghebbenden ruim voor het in lid 5 van dit artikel bedoelde overleg schriftelijk op de hoogte van de resultaten en gemotiveerde conclusies van het onderzoek, zodat de informatie die uit het onderzoek naar voren komt, kan worden beoordeeld en standpunten over de voorgestelde maatregelen tijdens het overleg kunnen worden uitgewisseld.
12. Oekraïne waarborgt dat de als bewijs ten aanzien van zulke maat- regelen gebruikte statistieken inzake personenauto’s betrouwbaar, ade- quaat en tijdig openbaar toegankelijk zijn. Het verstrekt onverwijld maandelijkse statistieken over het invoervolume (in eenheden) van het product, het totale volume (in eenheden) van de invoer van personenau- to’s ongeacht de herkomst en de nieuwe registraties voor personenauto’s in Oekraïne.
13. Onverminderd lid 1 van dit artikel zijn lid 1, onder a), en de leden 6 tot en met 11 van dit artikel gedurende de overgangsperiode niet van toepassing.
14. Oekraïne past tijdens jaar één geen vrijwaringsmaatregel uit hoofde van deze afdeling toe. Na jaar vijftien past Oekraïne noch vrij- waringsmaatregelen uit hoofde van deze afdeling toe, noch handhaaft het dergelijke maatregelen of zet het onderzoeken in dit verband voort.
15. De tenuitvoerlegging en werking van dit artikel kan voorwerp voor bespreking en herziening in het Handelscomité zijn.
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling en bijlage II bij deze overeen- komst wordt verstaan onder:
1. „het product”: alleen personenauto’s van oorsprong uit de EU- partij van tariefpost 8703 overeenkomstig de oorsprongsregels van pro- tocol I bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip
„producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwer- king;
2. „ernstige schade”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Hiertoe wordt artikel 4, lid 1, onder a), mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen en maakt het daarvan deel uit;
3. „soortgelijk product”: een product dat identiek is, d.w.z. in alle opzichten vergelijkbaar met het betrokken product of, als dat ontbreekt, een ander product dat hoewel het niet in alle opzichten vergelijkbaar is, kenmerken heeft die sterk op die van het betrokken product lijken;
4. „overgangsperiode”: een periode van 10 jaar die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. De overgangsperi- ode wordt met drie jaar verlengd, indien Oekraïne vóór het eind van jaar tien bij het in artikel 465 van deze overeenkomst bedoelde Handelsco- mité een met redenen omkleed verzoek heeft ingediend en het Handels- comité dit heeft besproken;
5. „jaar één”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst;
6. „jaar twee”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de eerste verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
7. „jaar drie”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de tweede verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
8. „jaar vier”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de derde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
9. „jaar vijf”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de vierde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
10. „jaar zes”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de vijfde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
11. „jaar zeven”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de zesde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
12. „jaar acht”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de zevende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
13. „jaar negen”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de achtste verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
14. „jaar tien”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de negende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
15. „jaar elf”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de tiende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
16. „jaar twaalf”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de elfde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
17. „jaar dertien”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de twaalfde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
18. „jaar veertien”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de dertiende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
19. „jaar vijftien”: een periode van 12 maanden die aanvangt op de veertiende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
AFDELING 3 NON-CUMULATIE
Artikel 45 bis
Non-cumulatie
Geen van beide partijen mag met betrekking tot hetzelfde product tegelijkertijd:
a. een vrijwaringsmaatregel overeenkomstig afdeling 2 (Vrijwarings- maatregelen ten aanzien van personenauto’s) van dit hoofdstuk en
b. een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.
AFDELING 4 ANTIDUMPINGRECHTEN EN COMPENSERENDE RECHTEN
Artikel 46
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI van de GATT 1994, de in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994, hierna „Antidumpingovereenkomst” genoemd, en de in bij- lage 1A bij de WTO-overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, hierna „SCM-overeenkomst” genoemd.
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale be- handeling en markttoegang voor goederen) van titel IV van deze over- eenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
Transparantie
1. De partijen komen overeen dat bij gebruikmaking van antidumping- en compenserende maatregelen de vereisten van de Antidumpingover- eenkomst en de SCM-overeenkomst volledig moeten worden gerespec- teerd, en dat die maatregelen op een eerlijk en transparant systeem moe- ten worden gebaseerd.
2. Nadat de bevoegde autoriteiten van een partij een naar behoren gestaafd antidumpingverzoek in verband met invoer uit de andere partij hebben ontvangen, stelt die partij uiterlijk 15 dagen vóór opening van een onderzoek de andere partij schriftelijk ervan in kennis dat zij het ver- zoek heeft ontvangen.
3. Onverminderd artikel 6, lid 6.5, van de Antidumpingovereenkomst en artikel 12, lid 12.4, van de SCM-overeenkomst, waarborgen de par- tijen dat onmiddellijk na de eventuele instelling van voorlopige maatre- gelen en vóór de definitieve vaststelling, de belangrijkste feiten en over- wegingen die aan de beslissing tot toepassing van maatregelen ten grondslag liggen, volledig en duidelijk worden meegedeeld. De feiten en overwegingen worden schriftelijk meegedeeld, en er wordt belangheb- benden voldoende tijd gelaten om hun opmerkingen in te dienen. Na de mededeling van de definitieve bevindingen kunnen belanghebbenden gedurende ten minste 10 dagen hun opmerkingen indienen.
4. Belanghebbenden krijgen, mits zulks het onderzoek niet onnodig vertraagt en in overeenstemming met de nationale wetgeving van een partij inzake onderzoeksprocedures, de gelegenheid te worden gehoord opdat zij gedurende antidumping- of antisubsidieonderzoeken hun stand- punt kenbaar kunnen maken.
Artikel 48
Algemeen belang
Antidumping- of compenserende maatregelen kunnen niet door een partij worden toegepast indien, op basis van de tijdens het onderzoek kenbaar gemaakte informatie duidelijk kan worden geconcludeerd dat de toepassing van dergelijke maatregelen niet in het algemeen belang is. Bij de vaststelling met betrekking tot het algemeen belang wordt uitgegaan van een waardering van alle verschillende belangen, in hun geheel beschouwd, met inbegrip van de belangen van de interne bedrijfstak, gebruikers, consumenten en importeurs, voor zover zij relevante infor- matie aan de onderzoeksautoriteiten hebben verstrekt.
Regel van het laagste recht
Indien een partij besluit om een voorlopig of definitief antidumping- of compenserend recht in te stellen, overschrijdt het bedrag van dit recht niet de dumping- of subsidiemarge, en is het lager dan die marge wan- neer door een lager recht de schade voor de interne bedrijfstak kan wor- den opgeheven.
Artikel 50
Toepassing van maatregelen en nieuwe onderzoeken
1. Voorlopige antidumping- of compenserende maatregelen mogen door de partijen alleen worden ingesteld als daaraan voorafgaand is vast- gesteld dat er sprake is van dumping of subsidies waardoor de binnen- landse bedrijfstak schade lijdt.
2. Alvorens een definitief antidumping- of compenserend recht in te stellen, onderzoeken de partijen of er constructieve oplossingen moge- lijk zijn, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de bijzon- dere omstandigheden van elk geval. Onverminderd de relevante natio- nale wettelijke bepalingen van elk van beide partijen, geven de partijen de voorkeur aan prijsverbintenissen, voor zover zij van exporteurs een passend aanbod hebben ontvangen en een dergelijk aanbod niet onprak- tisch wordt geacht.
3. Na ontvangst van een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek van een exporteur voor een nieuw onderzoek ten aanzien van bestaande antidumping- of compenserende maatregelen, onderzoekt de partij die de maatregel heeft ingesteld, dat verzoek zo spoedig mogelijk op objectieve wijze en stelt zij de exporteur onverwijld op de hoogte van de resultaten van het onderzoek.
AFDELING 5 OVERLEG
Artikel 50 bis
Overleg
1. Een partij biedt de andere partij, op verzoek daarvan, de gelegen- heid tot het voeren van overleg over specifieke aangelegenheden die zich met betrekking tot de toepassing van de handelsmaatregelen kunnen voordoen. Deze aangelegenheden kunnen met name, doch niet uitslui-
2. Overleg vindt zo spoedig mogelijk plaats, doch normaal gesproken binnen 21 dagen na het verzoek.
3. Overleg in het kader van deze afdeling wordt gevoerd onvermin- derd en met volledige eerbiediging van de artikelen 41 en 47 van deze overeenkomst.
AFDELING 6 INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 51
Dialoog betreffende handelsmaatregelen
1. De partijen komen overeen een dialoog betreffende handelsmaat- regelen op deskundigenniveau op te zetten, als forum voor samenwer- king in aangelegenheden betreffende handelsmaatregelen.
2. De dialoog betreffende handelsmaatregelen wordt gevoerd met het oogmerk:
a. de kennis van een partij over en haar inzicht in de wet- en regel- geving inzake handelsmaatregelen, het handelsbeleid en de handelsprak- tijken van de andere partij te vergroten;
b. na te gaan hoe het met de tenuitvoerlegging van het bepaalde in dit hoofdstuk staat;
c. de samenwerking tussen de voor aangelegenheden betreffende han- delsmaatregelen verantwoordelijke autoriteiten van de partijen te verbe- teren;
d. internationale ontwikkelingen op het gebied van handelsbescher- ming te bespreken;
e. bij andere aangelegenheden betreffende handelsmaatregelen samen te werken.
3. De bijeenkomsten van de dialoog betreffende handelsmaatregelen worden ad hoc gehouden, op verzoek van een van beide partijen. De agenda van elke bijeenkomst wordt vooraf gezamenlijk overeengeko- men.
AFDELING 7 GESCHILLENBESLECHTING
Artikel 52
Geschillenbeslechting
Titel IV, hoofdstuk 14 (Geschillenbeslechting) van deze Overeen- komst is niet van toepassing op de afdelingen 1, 4, 5, 6 en 7 van dit hoofdstuk.
HOOFDSTUK 3
TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN
Artikel 53
Werkingssfeer en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, het aannemen en de toepassing van technische voorschriften, normen en conformiteitsbe- oordelingsprocedures zoals omschreven in de Overeenkomst inzake tech- nische handelsbelemmeringen, hierna „TBT-overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, welke de handel in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden.
2. Onverminderd lid 1 van dit artikel is dit hoofdstuk noch op sani- taire en fytosanitaire maatregelen zoals omschreven in bijlage A bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „SPS- overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, noch op de aankoopspecificaties die door overheidsinstan- ties zijn opgesteld om in hun eigen productie- of verbruiksbehoeften te voorzien, van toepassing.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bij- lage I bij de TBT-overeenkomst.
Artikel 54
Bevestiging van de TBT-overeenkomst
De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplich- tingen ingevolge de TBT-overeenkomst, die hierbij in deze overeen- komst is opgenomen en daarvan deel uitmaakt.
Technische samenwerking
1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van tech- nische voorschriften, normen, metrologie, markttoezicht, accreditatie en conformiteitsbeoordelingsprocedures, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbeteren en de toegang tot hun res- pectieve markten te vergemakkelijken. Hiertoe kunnen zij zowel op hori- zontaal als op sectorniveau dialogen over regelgeving tot stand brengen.
2. Bij hun samenwerking streven de partijen ernaar om handelsbevor- derende initiatieven in kaart te brengen, te ontwikkelen en te bevorde- ren die met name, doch niet uitsluitend, het volgende kunnen inhouden:
a. versterking van de samenwerking op regelgevingsgebied door de uitwisseling van informatie, ervaringen en gegevens; wetenschappelijke en technische samenwerking, teneinde de kwaliteit van hun technische voorschriften, normen, beproeving, markttoezicht, certificering en accre- ditatie te verbeteren en beter gebruik te maken van de beschikbare mid- delen op regelgevingsgebied;
b. bevordering en aanmoediging van samenwerking tussen hun res- pectieve openbare of particuliere instellingen voor metrologie, normali- satie, beproeving, markttoezicht, certificering en accreditatie;
c. bevordering van de ontwikkeling van de kwaliteitsinfrastructuur voor normalisatie, metrologie, accreditatie, conformiteitsbeoordeling en van het systeem voor markttoezicht in Oekraïne;
d. bevordering van de deelname van Oekraïne aan het werk van ver- wante Europese organisaties;
e. zoeken naar oplossingen voor handelsbelemmeringen die zich kun- nen voordoen;
f. afstemming van hun standpunten in internationale organisaties voor handel en regelgeving zoals de WTO en de Economische Commis- sie van de Verenigde Naties voor Europa, hierna „VN-ECE” genoemd.
Artikel 56
Aanpassing van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordeling
1. Oekraïne neemt de maatregelen die nodig zijn om geleidelijk te komen tot conformiteit met de technische voorschriften van de EU en de normalisatie, metrologie, accreditatie, conformiteitsbeoordelingsproce- dures en het systeem voor markttoezicht van de EU, en verbindt zich tot
naleving van de beginselen en de praktijken die in de desbetreffende EU-besluiten en EU-verordeningen zijn neergelegd8).
2. Met het oog op het bereiken van de in lid 1 bedoelde doelstellin- gen zal Oekraïne volgens het tijdschema in bijlage III bij deze overeen- komst:
i. het relevante EU-acquis in zijn wetgeving opnemen;
ii. de administratieve en institutionele hervormingen doorvoeren die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst en de in artikel 57 van deze overeenkomst genoemde Overeenkomst inzake de conformiteitsbeoordeling en de aanvaarding van indus- trieproducten, hierna „OCBA” genoemd; en
iii. het doeltreffende en transparante administratieve stelsel verschaf- fen dat voor de uitvoering van dit hoofdstuk vereist is.
3. Het tijdschema in bijlage III bij deze overeenkomst wordt door de partijen overeengekomen en gehandhaafd.
4. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verstrekt Oekraïne de EU-partij jaarlijks verslagen over de maatregelen die het in overeen- stemming met dit artikel heeft genomen. Indien in het tijdschema in bij- lage III bij deze overeenkomst vermelde handelingen niet binnen het toepasselijke tijdschema zijn uitgevoerd, geeft Oekraïne een nieuw tijd- schema voor de voltooiing van die handelingen aan.
5. Oekraïne onthoudt zich van wijziging van zijn in bijlage III bij deze overeenkomst vermelde horizontale en sectorspecifieke wetgeving, tenzij wijziging plaatsvindt om die wetgeving geleidelijk aan het dien- overeenkomstige EU-acquis aan te passen en die aanpassing te handha- ven.
6. Oekraïne stelt de EU-partij van xxxx xxxxxxxxx van zijn nationale wetgeving in kennis.
7. Oekraïne waarborgt dat zijn desbetreffende nationale organen ten volle deelnemen aan de Europese en internationale organisaties voor normalisatie, wettelijke en fundamentele metrologie en conformiteitsbe- oordeling met inbegrip van accreditatie, in overeenstemming met de werkzaamheden ervan en de mogelijke deelnamestatus.
8) Met name Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad, en Veror- dening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.
Artikel 57
Overeenkomst inzake de conformiteitsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten
1. De partijen komen overeen aan deze overeenkomst een OCBA te hechten in de vorm van een protocol, inzake een of meer van de in bij- lage III bij deze overeenkomst vermelde sectoren, zodra zij zijn over- eengekomen dat de desbetreffende sectorspecifieke en horizontale wet- geving, instellingen en normen van Oekraïne volledig aan die van de EU zijn aangepast.
2. De OCBA zal bepalen dat de handel tussen de partijen in goede- ren in de door haar bestreken sectoren plaatsvindt onder dezelfde voor- waarden als die welke op de handel in dergelijke goederen tussen de lid- staten van de Europese Unie van toepassing zijn.
3. Na een controle door de EU-partij en overeenstemming over de mate van aanpassing van de desbetreffende technische wetgeving, nor- men en infrastructuur van Oekraïne, wordt de OCBA als protocol aan deze overeenkomst gehecht in onderlinge overeenstemming tussen de partijen overeenkomstig de procedure voor wijziging van deze overeen- komst en met betrekking tot die sectoren van de lijst in bijlage III bij deze overeenkomst waarvan toereikende aanpassing wordt aangenomen. Het is de bedoeling dat de OCBA in overeenstemming met voornoemde procedure uiteindelijk tot alle in bijlage III vermelde sectoren wordt uit- gebreid.
4. Zodra de sectoren van de lijst onder de werking van de OCBA zijn gebracht, overwegen de partijen, in onderlinge overeenstemming en overeenkomstig de procedure voor wijziging van deze overeenkomst, de reikwijdte ervan uit te breiden tot andere industriële sectoren.
5. Totdat een product onder de OCBA valt, is hierop de desbetref- fende bestaande wetgeving van de partijen van toepassing, waarbij acht wordt geslagen op de TBT-overeenkomst.
Merktekens en etikettering
1. Onverminderd de artikelen 56 en 57 van deze overeenkomst beves- tigen de partijen met betrekking tot de technische voorschriften voor de etikettering of voorschriften ten aanzien van merktekens, opnieuw de beginselen van artikel 2, lid 2.2, van de TBT-overeenkomst dat die voor- schriften niet moeten worden opgesteld, vastgesteld of toegepast met het oogmerk of gevolg dat er onnodige belemmeringen voor de interna- tionale handel ontstaan. Hiertoe mogen dergelijke voorschriften voor de etikettering of de merktekens de handel niet meer beperken dan voor het bereiken van een legitieme doelstelling noodzakelijk is, waarbij acht moet worden geslagen op de risico’s die zouden ontstaan wanneer niet aan die voorschriften wordt voldaan.
2. Met betrekking tot verplichte etikettering of merktekens komen de partijen met name overeen dat:
a. zij ernaar streven hun voorschriften voor merktekens of etikette- ring tot een minimum te beperken, tenzij het om de overname van het EU-acquis op dit gebied, om merktekens en etikettering voor de bescher- ming van de gezondheid, de veiligheid of het milieu, of om andere rede- lijke doelstellingen van overheidsbeleid gaat;
b. een partij de vorm van de etiketten of de merktekens mag specifi- ceren, maar geen goedkeuring, registratie of certificering van etiketten mag verlangen; en
c. dat partijen gerechtigd blijven te verlangen dat de informatie op etiketten of merktekens in een bepaalde taal wordt gesteld.
HOOFDSTUK 4
SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
Artikel 59
Doel
1. Het doel van dit hoofdstuk is het bevorderen van de handel in han- delsartikelen waarop tussen de partijen sanitaire en fytosanitaire maatre- gelen van toepassing zijn, en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen door:
a. volledige transparantie na te streven inzake de sanitaire en fytosa- nitaire maatregelen die op de handel van toepassing zijn;
b. de wettelijke bepalingen van Oekraïne aan te passen aan dat van de EU;
c. de dier- of plantgezondheidsstatus van de partijen te erkennen en het regionalisatiebeginsel toe te passen;
d. een mechanisme voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van door een partij toegepaste sanitaire of fytosanitaire maatregelen in te voeren;
e. verdere uitvoering aan de beginselen van de SPS-overeenkomst te geven;
f. mechanismen en procedures voor handelsbevordering in te voeren;
en
g. de communicatie en samenwerking tussen de partijen inzake sani-
taire en fytosanitaire maatregelen te verbeteren.
2. Dit hoofdstuk heeft ook tot doel tussen de partijen een consensus over de normen voor dierenwelzijn te bereiken.
Artikel 60
Multilaterale verplichtingen
De partijen bevestigen opnieuw hun rechten en verplichtingen inge- volge de SPS-overeenkomst.
Artikel 61
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle sanitaire en fytosanitaire maat- regelen van een partij die de handel tussen de partijen al dan niet recht- streeks kunnen beïnvloeden, met inbegrip van de in bijlage IV bij deze overeenkomst vermelde maatregelen.
Artikel 62
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1. „sanitaire en fytosanitaire maatregelen”: maatregelen als omschre- ven in punt 1 van bijlage A bij de SPS-overeenkomst, die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen;
2. „dieren”: op het land en in het water levende dieren zoals omschre- ven in de Terrestrial Animal Health Code (Gezondheidscode voor land- dieren) respectievelijk the Aquatic Animal Health Code (Gezondheids- code voor waterdieren) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid , hierna „OIE” genoemd;
3. „dierlijke producten”: producten van dierlijke oorsprong, met inbe- grip van producten van waterdieren, zoals omschreven in de Gezond- heidscode voor landdieren en de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE;
4. „niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten”:
dierlijke producten als vermeld in bijlage IV-A, deel 2 (II) bij deze over- eenkomst;
5. „planten”: levende planten en gespecificeerde levende delen daar- van, met inbegrip van zaden;
a. fruit, in botanische zin, ander dan diepgevroren;
b. groente, andere dan diepgevroren;
c. bollen, knollen en wortelstokken;
d. snijbloemen;
e. takken met loof;
f. gekapte bomen met loof;
g. plantenweefselculturen;
h. bladeren, loof;
i. levende pollen, en
j. enten, stekken, knoppen;
6. „plantaardige producten”: producten van plantaardige oorsprong die niet zijn verwerkt of die een eenvoudige behandeling hebben ondergaan, voor zover het geen planten betreft die in bijlage IV-A, deel 3, bij deze overeenkomst zijn vermeld;
7. „zaden”: zaden in botanische zin, bestemd voor opplant;
8. „plagen (schadelijke organismen)”: alle soorten, stammen of bioty- pes van planten, dieren of ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten;
9. „beschermde gebieden” in het geval van de EU-partij: gebieden in de zin van artikel 2, lid 1, onder h), van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor plan- ten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, of regeling ter opvolging daarvan, hierna „Richtlijn 2000/29/EG” genoemd;
10. „dierziekte”: een klinisch of pathologisch besmettingsverschijnsel bij dieren;
11. „ziekte bij aquacultuur”: klinische of niet-klinische besmetting met een of meer ziekteverwekkers van de ziekten die waterdieren tref- fen en die in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE worden genoemd;
12. „besmetting bij dieren”: de situatie waarbij dieren drager zijn van een besmettelijk agens, ongeacht of zij klinische of pathologische be- smettingsverschijnselen vertonen;
13. „normen op het gebied van dierenwelzijn”: normen voor de be- scherming van dieren zoals deze door de partijen zijn opgesteld en wor- den toegepast en in voorkomend geval overeenstemmen met de normen van het OIE en die binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst val- len;
14. „adequaat niveau van sanitaire en fytosanitaire bescherming”: het adequate niveau van sanitaire en fytosanitaire bescherming zoals om- schreven in punt 5 van bijlage A bij de SPS-overeenkomst;
15. „regio”: voor wat diergezondheid betreft, gebieden of regio’s als omschreven in de Gezondheidscode voor landdieren van het OIE, en
voor aquacultuur als omschreven in de Gezondheidscode voor waterdie- ren van het OIE, waarbij ervan wordt uitgegaan dat waar het het grond- gebied van de EU-partij betreft, rekening wordt gehouden met de speci- ficiteit ervan en de EU-partij als entiteit wordt erkend;
16. „plagenvrij gebied”: gebied waarin een specifieke plaag blijkens wetenschappelijk bewijs niet voorkomt en waarin, voor zover passend, deze hoedanigheid officieel in stand wordt gehouden;
17. „regionalisatie”: het begrip regionalisatie als omschreven in arti- kel 6 van de SPS-overeenkomst;
18. „zending”: een hoeveelheid dierlijke producten van hetzelfde type, waarvoor één certificaat of document is afgegeven, die met hetzelfde transportmiddel wordt vervoerd, die is verzonden door één afzender en die van oorsprong is uit hetzelfde land van uitvoer of deel daarvan. Een zending kan uit een of meer partijen bestaan;
19. „zending van planten of plantaardige producten”: een hoeveelheid planten, plantaardige producten en/of andere artikelen die van het ene land naar het andere worden verplaatst, en waarvoor, indien nodig, één fytosanitair certificaat is afgegeven (een zending kan uit een of meer handelsartikelen of partijen bestaan);
20. „partij”: een aantal eenheden van een handelsartikel, dat herken- baar is door de homogeniteit van de samenstelling en oorsprong ervan, en dat deel uitmaakt van een zending;
21. „gelijkwaardigheid in het kader van het handelsverkeer”, hierna
„gelijkwaardigheid” genoemd: de situatie waarin de partij van invoer de sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de partij van uitvoer als gelijk- waardig aanvaardt, ongeacht of zij verschillen van de eigen maatregelen van de partij van invoer, indien de partij van uitvoer jegens de partij van invoer op objectieve wijze aantoont dat haar maatregelen het adequate sanitaire of fytosanitaire beschermingsniveau van de partij van invoer bereiken;
22. „sector”: de productie- en handelsstructuur voor een product of productcategorie in een van de partijen;
23. „subsector”: een welomschreven en gecontroleerd deel van een sector;
24. „handelsartikelen”: dieren en planten, of categorieën daarvan, of specifieke producten en andere materialen die worden verplaatst voor handels- of andere doeleinden, met inbegrip van die bedoeld in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel;
25. „specifieke invoervergunning”: een door de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer aan een individuele importeur van tevoren ver- strekte officiële vergunning voor de invoer van één enkele zending of verschillende zendingen van een handelsartikel uit de partij van uitvoer, dat binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst valt;
26. „werkdagen”: weekdagen behalve zondag, zaterdag en feestdagen in een van de partijen;
27. „inspectie”: het onderzoeken van elk aspect van diervoeders, le- vensmiddelen, diergezondheid en dierenwelzijn, teneinde na te gaan of
deze aspecten voldoen aan de voorschriften van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezond- heid en dierenwelzijn;
28. „fytosanitaire controle”: officieel onderzoek met het blote oog van planten, plantaardige producten of andere materialen waarvoor voor- schriften bestaan, om te bepalen of er sprake is van ziekten en/of te bepalen of er al dan niet aan de fytosanitaire voorschriften is voldaan;
29. „verificatie”: toetsen, via onderzoek en inaanmerkingneming van objectief bewijsmateriaal, of aan specifieke vereisten is voldaan.
Artikel 63
Bevoegde autoriteiten
De partijen brengen elkaar op de hoogte van de structuur, organisatie en verdeling van bevoegdheden van hun bevoegde autoriteiten tijdens de eerste bijeenkomst van het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „SPS- subcomité” genoemd. De partijen stellen elkaar op de hoogte van elke verandering aangaande die bevoegde autoriteiten, met inbegrip van contactpunten.
Artikel 64
Aanpassing van regelgeving
1. Oekraïne past zijn sanitaire en fytosanitaire wetgeving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn aan aan die van de EU zoals vastgelegd in bijlage V bij deze overeenkomst.
2. De partijen werken samen inzake aanpassing van wetgeving en capaciteitsopbouw.
3. Het SPS-subcomité bewaakt op regelmatige basis de uitvoering van het aanpassingsproces zoals vastgelegd in bijlage V bij deze over- eenkomst, om de nodige aanbevelingen inzake aanpassingsmaatregelen te kunnen geven.
4. Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeen- komst legt Oekraïne aan het SPS-subcomité een omvangrijke strategie voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk voor, onderverdeeld naar prioriteitsgebieden voor maatregelen als omschreven in bijlage IV-A, bijlage IV-B en bijlage IV-C bij deze overeenkomst, waarbij de handel in een specifiek handelsartikel of een specifieke groep handelsartikelen
Artikel 65
Erkenning van de diergezondheidsstatus en de status inzake plagen alsmede van regionale omstandigheden in het kader van het handelsverkeer
A. Erkenning van de status inzake dierziekten, besmetting bij dieren of plagen
1. Wat dierziekten en besmettingen bij dieren (met inbegrip van zoö- nose) betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a. de partij van invoer erkent, in het kader van het handelsverkeer, de diergezondheidsstatus van de partij van uitvoer of haar regio’s, zoals deze door de partij van uitvoer overeenkomstig bijlage VII, deel A, bij deze overeenkomst zijn vastgesteld, voor de in bijlage VI-A bij deze overeenkomst vermelde dierziekten;
b. wanneer een partij meent dat zij voor haar grondgebied of een regio een bijzondere status heeft voor een bepaalde dierziekte die niet in bijlage VI-A bij deze overeenkomst is opgenomen, kan zij om erkenning van deze status verzoeken overeenkomstig de in bijlage VII, deel C, bij deze overeenkomst vastgelegde criteria. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeengekomen status van de partijen;
c. de status van de grondgebieden of de regio’s, of de status in een sector of een subsector van de partijen met betrekking tot de preva- lentie of incidentie van een niet in bijlage VI-A bij deze overeenkomst opgenomen dierziekte of, in voorkomend geval, van besmettingen bij dieren en/of het daaraan verbonden risico, zoals gedefinieerd door het OIE, wordt door de partijen erkend als de basis voor hun onderlinge handel. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeenkomstig de aanbevelingen van het OIE vastgestelde status, indien van toepassing;
d. onverminderd de artikelen 67, 69 en 73 van deze overeenkomst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens of overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elk van beide partijen onverwijld de nodige wettelijke
9) Wat genetisch gemodificeerde organismen (hierna „GMO’s” genoemd) be- treft, omvat de omvangrijke strategie ook tijdschema’s voor aanpassing van de wetgeving van Oekraïne aan die van de EU, zoals vermeld in bijlage XXIX bij hoofdstuk 6 van Titel V (Economische en sectorale samenwerking).
en bestuursrechtelijke maatregelen om handel mogelijk te maken op basis van de punten a), b) en c) van dit lid.
2. Wat plagen betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a. de partijen erkennen in het kader van het handelsverkeer hun status inzake plagen met betrekking tot de in bijlage VI-B bij deze overeenkomst vermelde plagen.
b. onverminderd de artikelen 67, 69 en 73 van deze overeenkomst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens of overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elk van beide partijen onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om de handel mogelijk te maken op basis van punt a) van dit lid.
B. Erkenning van regionalisatie/zonering, plagenvrije gebieden, hierna „PVG’s” genoemd, en beschermde gebieden, hierna „BG’s” ge- noemd
3. De partijen erkennen de begrippen regionalisatie en PVG’s zoals omschreven in het desbetreffende Verdrag van de Voedsel- en landbouworganisatie/Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten van 1997 en de internationale normen voor fytosanitaire maat- regelen, hierna „ISPM’s” genoemd, van de Voedsel- en landbouworga- nisatie, en het begrip beschermde gebieden overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG, en komen overeen dat deze begrippen op de handel tussen hen van toepassing zijn.
4. De partijen komen overeen dat regionalisatiebesluiten voor de in bijlage VI-A bij deze overeenkomst vermelde dier- en visziekten en voor de in bijlage VI-B bij deze overeenkomst vermelde plagen moeten wor- den genomen in overeenstemming met de bepalingen van bijlage VII, delen A en B, bij deze overeenkomst.
5. a. Wat dierziekten betreft, deelt de partij van uitvoer die erkenning van haar regionalisatiebesluit door de partij van invoer wenst, in over- eenstemming met artikel 67 van deze overeenkomst de door haar ingestelde maatregelen mee met een omstandige toelichting op en ondersteunende gegevens voor haar bepalingen en besluiten. Onver- minderd artikel 68 en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om bijkomende gegevens of overleg en/of verificatie ver- zoekt binnen 15 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, wordt het aldus meegedeelde regionalisatiebesluit geacht te zijn aanvaard;
b. het onder a) van dit lid bedoelde overleg vindt plaats in over- eenstemming met artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen 15 werkdagen na ontvangst ervan. De onder a) bedoelde verificatie geschiedt in overeenstemming met artikel 71 van deze overeenkomst, binnen 25 werkdagen na ontvangst van het verzoek daartoe.
6. a. Wat plagen betreft, draagt elk van beide partijen er zorg voor dat bij de handel in planten, plantaardige producten en andere mate- rialen in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de door de
b. het onder a) bedoelde overleg vindt plaats in overeenstemming met artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen drie maanden na ont- vangst ervan. De onder a) bedoelde verificatie geschiedt in overeen- stemming met artikel 71 van deze overeenkomst binnen 12 maanden na ontvangst van het verzoek daartoe, rekening houdende met de bio- logische kenmerken van de plaag en het gewas in kwestie.
7. Na voltooiing van de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel, en onverminderd artikel 73 van deze overeenkomst, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maat- regelen om de handel mogelijk te maken op basis van de in die leden vervatte bepalingen.
C. Compartimentering
De partijen verbinden zich tot het voeren van verdere besprekingen met het oog op de implementatie van het in bijlage XIV bij deze over- eenkomst bedoelde compartimenteringsbeginsel.
Artikel 66
Bepaling van de gelijkwaardigheid
1. Erkenning van gelijkwaardigheid kan geschieden ten aanzien van:
a. afzonderlijke maatregelen; of
b. een groep maatregelen; of
c. een op een sector, subsector, handelsartikel of groep handelsartike- len toepasselijk systeem.
2. Bij de bepaling van de gelijkwaardigheid wordt door de partijen de procedure van lid 3 van dit artikel gevolgd. Deze procedure omvat dat door de partij van uitvoer objectief bewijs van gelijkwaardigheid wordt aangedragen en dat dit bewijs door de partij van invoer objectief wordt beoordeeld. Dit kan een inspectie of verificatie omvatten.
3. Indien de partij van uitvoer een verzoek indient met betrekking tot een erkenning van gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 1 van dit artikel,
leiden de partijen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maan- den na ontvangst van dit verzoek door de partij van invoer de overleg- procedure in die de in bijlage IX bij deze overeenkomst genoemde stap- pen omvat. Indien de partij van uitvoer evenwel meerdere verzoeken indient, komen de partijen, op verzoek van de partij van invoer, in het in artikel 74 bedoelde SPS-subcomité een tijdschema overeen waarbin- nen zij de in dit lid bedoelde procedure inleiden en uitvoeren.
4. Wanneer aanpassing van de wetgeving heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de in artikel 64, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde bewaking, wordt dit beschouwd als een verzoek van Oekraïne om de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de desbetref- fende maatregelen overeenkomstig lid 3 van dit artikel in te leiden.
5. Tenzij anders overeengekomen, rondt de partij van invoer haar bepaling van de gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 3 van dit artikel, af binnen 360 dagen na ontvangst van het verzoek -met inbegrip van een dossier met het bewijs van gelijkwaardigheid- van de partij van uitvoer, behalve voor seizoensgewassen waarvoor het gerechtvaardigd is de eva- luatie uit te stellen teneinde de fytosanitaire maatregelen over een vol- doende lange groeiperiode te kunnen verifiëren.
6. De partij van invoer stelt de gelijkwaardigheid wat betreft planten, plantaardige producten en andere materialen vast in overeenstemming met de ISPM’s, indien van toepassing.
7. De partij van invoer kan de erkenning van de gelijkwaardigheid intrekken of opschorten bij elke wijziging van een maatregel door een der partijen die van invloed is op de gelijkwaardigheid, op voorwaarde dat de volgende procedures worden gevolgd:
a. in overeenstemming met artikel 67, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van uitvoer de partij van invoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen waarvan de gelijk- waardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Binnen 30 werk- dagen na de ontvangst van deze gegevens stelt de partij van invoer de partij van uitvoer ervan in kennis of de erkenning van de gelijkwaardig- heid op basis van de voorgestelde maatregelen al dan niet gehandhaafd blijft;
b. in overeenstemming met artikel 67, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen op basis waarvan de gelijkwaardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Indien de par- tij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet handhaaft, kunnen de partijen de voorwaarden overeenkomen waaronder de in lid
8. Het besluit over de erkenning van de gelijkwaardigheid dan wel de opschorting of intrekking ervan kan uitsluitend worden genomen door de partij van invoer, in overeenstemming met haar wettelijke en bestuurs- rechtelijke regelgeving. De partij van invoer verstrekt de partij van uit- voer schriftelijk een omstandige toelichting bij en de ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten op grond van dit artikel. Indien de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt geweigerd, dan wel wordt opgeschort of ingetrokken, stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de in lid 3 bedoelde procedure opnieuw te kunnen inleiden.
9. Onverminderd artikel 73 van deze overeenkomst kan de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet intrekken of opschor- ten vóór de inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen die door een der partijen zijn voorgesteld.
10. Indien de gelijkwaardigheid op basis van de in bijlage IX bij deze overeenkomst uiteengezette overlegprocedure formeel wordt erkend door de partij van invoer, zal het SPS-subcomité in overeenstemming met de procedure van artikel 74, lid 2, van deze overeenkomst een verklaring afgeven inzake de erkenning van de gelijkwaardigheid in de handel tus- sen de partijen. Het besluit voorziet tevens in de vermindering van fysieke controles aan de grenzen, vereenvoudigde certificaten en in voor- komend geval in procedures voor de voorlopige opneming van inrich- tingen op die lijsten.
De status van gelijkwaardigheid wordt vermeld in bijlage IX bij deze overeenkomst.
11. Wanneer wetgevingen aan elkaar worden aangepast, geschiedt de vaststelling van gelijkwaardigheid op die basis.
Artikel 67
Transparantie en uitwisseling van informatie
1. Onverminderd artikel 68 van deze overeenkomst werken de par- tijen samen ter versterking van het wederzijdse begrip van hun officiële controlestructuur en -mechanismen voor de uitvoering van SPS- maatregelen en hun respectieve prestaties op dit vlak. Dit kan onder meer worden bereikt door verslagen van internationale audits wanneer deze openbaar worden gemaakt; de partijen kunnen in voorkomend geval informatie over de resultaten van deze audits of andere informatie uitwisselen.
3. In dit verband informeert de EU-partij ruim tevoren over wijzigin- gen in de wetgeving van de EU-partij, opdat Oekraïne kan overwegen haar wetgeving dienovereenkomstig te wijzigen.
De noodzakelijke mate van samenwerking moet worden bereikt om de toezending van wetgevingsdocumenten op verzoek van een van de par- tijen te bevorderen.
Hiertoe stellen de partijen elkaar in kennis van hun contactpunten. De partijen stellen elkaar tevens in kennis van wijzigingen met betrekking tot deze gegevens.
Artikel 68
Kennisgeving, overleg en bevordering van communicatie
1. Elke partij stelt de andere partij binnen twee werkdagen schrifte- lijk in kennis van ieder ernstig of aanzienlijk gezondheidsrisico voor mens, dier of plant, met inbegrip van alle noodsituaties in verband met de voedselcontrole of situaties waarin een duidelijk ernstig gezondheids- risico werd geconstateerd in verband met de consumptie van dierlijke of plantaardige producten, met name wat betreft:
a. alle maatregelen die relevant zijn voor de in artikel 65 van deze overeenkomst bedoelde regionalisatiebesluiten;
b. de aanwezigheid of ontwikkeling van een in bijlage VI-A vermelde dierziekte of van een op de lijst in bijlage VI-B bij deze overeenkomst beschreven gereglementeerde plaag;
c. bevindingen van epidemiologisch belang of belangrijke daaraan verbonden risico’s met betrekking tot niet in de bijlagen VI-A en VI-B bij deze overeenkomst vermelde dierziekten en plagen of nieuwe dier- ziekten en plagen; en
d. eventuele aanvullende maatregelen die verder gaan dan de basis- vereisten die gelden voor maatregelen van de respectieve partijen ter bestrijding of uitroeiing van dierziekten of plagen of ter bescherming van de gezondheid van mens of plant, en eventuele wijzigingen in het preventiebeleid, waaronder het vaccinatiebeleid.
2. a. Kennisgevingen worden schriftelijk gedaan aan de in artikel 67, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contactpunten.
b. Schriftelijke kennisgeving gebeurt per post, per fax of per e-mail. Kennisgevingen worden enkel gedaan tussen de in artikel 67, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contactpunten.
4. Op verzoek van een partij vindt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 20 werkdagen na de kennisgeving overleg over dierenwel- zijn plaats. Elke partij tracht daarbij alle vereiste informatie te verstrek- ken.
5. Op verzoek van een partij vindt het in de leden 3 en 4 van dit arti- kel genoemde overleg plaats in de vorm van een video- of audioverga- dering. De partij die om het overleg verzoekt, stelt de notulen van de vergadering op, die officieel door de partijen worden goedgekeurd. Voor deze goedkeuring geldt artikel 67, lid 3, van deze overeenkomst.
6. Met een wederzijds toegepast systeem voor snelle waarschuwingen en een vroegtijdig waarschuwingsmechanisme voor een diergeneeskun- dig of fytosanitair noodgeval wordt in een later stadium aangevangen, wanneer Oekraïne de nodige wetgeving op dit gebied implementeert en de voorwaarden schept voor de juiste werking ter plaatse van dergelijke mechanismen.
Artikel 69
Handelsvoorwaarden
1. Algemene invoervoorwaarden
a. Voor elk handelsartikel dat door bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst wordt bestreken, komen de partijen over- een algemene invoervoorwaarden toe te passen. Onverminderd de over- eenkomstig artikel 65 van deze overeenkomst genomen besluiten gelden de door de partij van invoer gestelde invoervoorwaarden voor het gehele grondgebied van de partij van uitvoer. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst en overeenkomstig artikel 67 van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van haar sanitaire en fytosanitaire invoervereisten voor de in bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen. Deze infor- matie omvat in voorkomend geval de modellen voor de officiële certifi- caten, verklaringen of handelsdocumenten als voorgeschreven door de partij van invoer.
b. i. Wijzigingen of voorgestelde wijzigingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden worden door de partijen gemeld overeenkomstig de bepalingen van de SPS-overeenkomst en
latere besluiten inzake de kennisgeving van maatregelen. On- verminderd artikel 73 van deze overeenkomst houdt de partij van invoer rekening met de reistijd tussen de partijen bij de vaststelling van de datum waarop de in lid 1, onder a), bedoelde gewijzigde voorwaarden van kracht worden.
ii. Indien de partij van invoer deze kennisgevingsvereisten niet in acht neemt, blijft zij een certificaat of attest waarmee de nale- ving van de voorheen geldende voorwaarden wordt gegaran- deerd, accepteren tot 30 dagen nadat de gewijzigde invoervoor- waarden van kracht zijn geworden.
2. Invoervoorwaarden na erkenning van gelijkwaardigheid
a. Binnen 90 dagen na de vaststelling van een besluit inzake de erkenning van gelijkwaardigheid nemen de partijen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen voor de tenuitvoerlegging van die erkenning, teneinde op basis daarvan de onderlinge handel in de in de bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen mogelijk te maken; dit in de sectoren en subsectoren waarvoor alle desbetreffende sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de partij van uitvoer door de partij van invoer als gelijkwaardig zijn erkend. Voor deze handelsartikelen kan in die fase het model van het door de partij van invoer geëiste officiële certificaat of officiële docu- ment worden vervangen door een krachtens bijlage XII.B bij deze over- eenkomst opgesteld certificaat.
b. Voor handelsartikelen in sectoren of subsectoren waarvoor, indien van toepassing, sommige maar niet alle maatregelen als gelijkwaardig zijn erkend, blijft de handel verlopen op basis van de in lid 1, onder a), bedoelde voorwaarden. Indien de partij van uitvoer daarom verzoekt, is lid 5 van dit artikel van toepassing.
3. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst is voor de in bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen geen invoervergunning vereist.
Indien deze overeenkomst eerder dan 31 december 2013 in werking treedt, mag dit geen invloed hebben op de bijstand voor de algemene institutionele opbouw.
4. Ten aanzien van de voorwaarden die relevant zijn voor de handel in de in lid 1, onder a), bedoelde handelsartikelen voeren de partijen, op verzoek van de partij van uitvoer, in het SPS-subcomité overleg over- eenkomstig artikel 74 van deze overeenkomst, teneinde overeenstem- ming te bereiken over alternatieve of bijkomende invoervoorwaarden van de partij van invoer. Zulke alternatieve of bijkomende invoervoor- waarden mogen, in voorkomend geval, worden gebaseerd op maatrege- len van de partij van uitvoer die door de partij van invoer als gelijk- waardig zijn erkend. Bij overeenstemming neemt de partij van invoer
5. Lijst van inrichtingen, voorwaardelijke goedkeuring
a. Voor de invoer van de in bijlage IV-A, deel 2, van deze overeen- komst bedoelde dierlijke producten verleent de partij van invoer, op ver- zoek van de partij van uitvoer die daarbij de passende garanties geeft, een voorlopige goedkeuring voor de in bijlage VIII, onder 2.1, bij deze overeenkomst bedoelde verwerkingsinrichtingen die zich op het grond- gebied van de partij van uitvoer bevinden, zonder voorafgaande inspec- tie van afzonderlijke inrichtingen. Deze goedkeuring moet in overeen- stemming zijn met de in bijlage VIII bij deze overeenkomst vastgestelde voorwaarden en bepalingen. Tenzij om bijkomende gegevens wordt ver- zocht, neemt de partij van invoer binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek en de desbetreffende garanties de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om de invoer op basis daarvan mogelijk te maken.
De eerste lijst van inrichtingen wordt goedgekeurd in overeenstem- ming met de procedure van bijlage VIII bij deze overeenkomst.
b. Voor de invoer van de in lid 2, onder a), bedoelde dierlijke pro- ducten doet de partij van uitvoer haar lijst van inrichtingen die aan de eisen van de partij van invoer voldoen, aan de partij van invoer toeko- men.
6. Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij de noodzake- lijke toelichting bij en ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten die door dit artikel bestreken worden.
Artikel 70
Certificeringsprocedure
1. Voor certificeringsprocedures en de afgifte van certificaten en offi- ciële documenten zijn de partijen het eens over de beginselen die in bij- lage XII bij deze overeenkomst zijn uiteengezet.
2. Het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité kan regels vaststellen die moeten worden gevolgd in het geval van elek- tronische certificering, en de intrekking of vervanging van certificaten langs elektronische weg.
3. In het kader van de in artikel 64 van deze overeenkomst bedoelde aanpassing van wetgeving zullen de partijen indien van toepassing geza- menlijke modellen van certificaten overeenkomen.
Verificatie
1. Om het vertrouwen in de doeltreffende tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk te bewaren, heeft elke partij het recht:
a. overeenkomstig de richtsnoeren in bijlage X bij deze overeen- komst, het volledige controleprogramma van de autoriteiten van de andere partij of, indien van toepassing, andere maatregelen geheel of gedeeltelijk te verifiëren. De kosten hiervan worden gedragen door de verifiërende partij;
b. te verlangen dat haar, vanaf een door de partijen vast te stellen datum, desgevraagd het volledige controleprogramma van de andere par- tij geheel of gedeeltelijk wordt voorgelegd, alsook verslagen van de resultaten van de in het kader van dat programma verrichte controles;
c. in voorkomend geval, voor laboratoriumtests met betrekking tot in bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen, desgevraagd deel te nemen aan het periodieke verge- lijkende testprogramma, voor specifieke tests die door het referentiela- boratorium van de andere partij worden opgezet. De kosten van deze deelname worden door de deelnemende partij gedragen.
2. Elk van beide partijen mag de resultaten van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde verificatie delen met derden en de resultaten openbaar maken voor zover dit op grond van de ten aanzien van een partij toepasselijke bepalingen vereist is. Bepalingen over de vertrouwe- lijkheid die op een van de partijen van toepassing zijn, worden in voor- komend geval bij dit delen en/of deze bekendmaking van de resultaten geëerbiedigd.
3. Het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité kan bijlage X bij deze overeenkomst bij besluit wijzigen, daarbij op pas- sende wijze rekening houdende met door internationale organisaties ver- richte relevante werkzaamheden.
4. De verificatieresultaten kunnen worden gebruikt ten behoeve van de in de artikelen 64, 66 en 72 van deze overeenkomst bedoelde maat- regelen van de partijen of van een van de partijen.
Artikel 72
Controles bij invoer en inspectievergoedingen
1. De partijen komen overeen dat de partij van invoer bij haar invoer- controles op zendingen uit de partij van uitvoer de in bijlage XI, deel A, bij deze overeenkomst vastgelegde beginselen in acht dient te nemen. De
2. De frequentie waarmee elke partij materiële controles bij invoer verricht, zijn vastgesteld in bijlage XI, deel B, bij deze overeenkomst. Een partij kan deze frequentie binnen de grenzen van haar bevoegdheid en in overeenstemming met haar interne wetgeving wijzigen naar aan- leiding van vooruitgang die werd geboekt in overeenstemming met de artikelen 64, 66 en 69 van deze overeenkomst, of naar aanleiding van de verificaties, het overleg of andere maatregelen waarin deze overeen- komst voorziet. Bijlage XI, deel B, bij deze overeenkomst wordt door het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité bij besluit dienovereenkomstig gewijzigd.
3. De inspectievergoedingen mogen uitsluitend de kosten van de bevoegde autoriteit voor het verrichten van de controles bij invoer dek- ken. De vergoedingen worden op dezelfde basis als retributies voor de inspectie van soortgelijke interne producten berekend.
4. De partij van invoer stelt de partij van uitvoer op verzoek in ken- nis van elke wijziging in de maatregelen die relevant is voor de invoer- controles en inspectievergoedingen, inclusief de redenen daarvoor, en van elke belangrijke wijziging in de wijze waarop haar diensten deze controles verrichten.
5. Vanaf een door het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité vast te stellen datum kunnen de partijen overeenkomen onder welke voorwaarden zij elkaars in artikel 71, lid 1, onder b), bedoelde controles goedkeuren, teneinde de frequentie van de materiële invoercontroles voor de in artikel 69, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen in voorkomend geval aan te passen en weder- zijds te verlagen.
Vanaf die datum kunnen de partijen wederzijds goedkeuring verlenen voor elkaars controles voor bepaalde handelsartikelen en de invoercon- troles voor deze handelsartikelen derhalve verminderen of vervangen.
6. De voorwaarden voor de goedkeuring van de aanpassing van de invoercontroles wordt opgenomen in bijlage XI bij deze overeenkomst, aan de hand van de in artikel 74, lid 6, van deze overeenkomst bedoelde procedure.
Artikel 73
Vrijwaringsmaatregelen
1. Indien de partij van invoer op haar eigen grondgebied maatregelen neemt tegen een mogelijk ernstig gevaar of risico voor de gezondheid
2. De partij van invoer kan, als daartoe ernstige redenen bestaan met betrekking tot de gezondheid van mens, dier of plant, voorlopige maat- regelen vaststellen om de gezondheid van mens, dier of plant te bescher- men. Voor zendingen die al onderweg zijn tussen de partijen, zoekt de partij van invoer de meest geschikte, aan het risico evenredige oplossing om onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen.
3. De partij die maatregelen in het kader van lid 2 van dit artikel vast- stelt, stelt de andere partij hiervan uiterlijk één werkdag na de datum waarop de maatregelen zijn vastgesteld, in kennis. Op verzoek van een van beide partijen en in overeenstemming met artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst plegen de partijen binnen 15 werkdagen na de kennisge- ving overleg over de situatie. De partijen houden op passende wijze rekening met de informatie die in het kader van dat overleg wordt ver- kregen, en streven ernaar onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen, in voorkomend geval rekening houdende met het resul- taat van het in artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde over- leg.
Artikel 74
Subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-subcomité)
1. Er wordt een subcomité opgericht voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (hierna „SPS-subcomité” genoemd). Het SPS-subcomité komt binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeen- komst bijeen, en daarna op verzoek van een van beide partijen, althans ten minste eens per jaar. Indien de partijen aldus overeenkomen, kan een bijeenkomst van het SPS-subcomité worden gehouden in de vorm van een video- of audiovergadering. Tussen twee vergaderingen door kan het SPS-subcomité bepaalde aangelegenheden ook schriftelijk behandelen.
2. Het SPS-subcomité heeft de volgende taken:
a. op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk toezien, alle kwesties die op dit hoofdstuk betrekking hebben, in overweging nemen en alle vra- gen die naar aanleiding van de tenuitvoerlegging ervan rijzen, bestude- ren;
b. de bijlagen bij dit hoofdstuk herzien, met name in het licht van de geboekte vooruitgang in het kader van het overleg en de procedures waarin dit hoofdstuk voorziet;
d. aan andere organen als omschreven in de Institutionele, algemene en slotbepalingen van deze overeenkomst, standpunten aanreiken en aanbevelingen doen in het licht van de onder b) van dit lid bedoelde her- ziening.
3. De partijen stemmen in met de oprichting van technische werk- groepen, waar van toepassing, bestaande uit deskundigen die als verte- genwoordiger van de partijen optreden; deze werkgroepen worden belast met de identificatie en behandeling van technische en wetenschappelijke vragen naar aanleiding van de toepassing van dit hoofdstuk. Als aanvul- lende expertise vereist is, kunnen de partijen ook ad-hocgroepen, met inbegrip van wetenschappelijke groepen, oprichten. Van deze ad- hocgroepen kunnen ook andere personen dan vertegenwoordigers van de partijen deel uitmaken.
4. Het SPS-subcomité brengt het ingevolge artikel 465 van deze over- eenkomst opgerichte handelscomité regelmatig op de hoogte van zijn activiteiten en de in het kader van zijn bevoegdheid genomen besluiten.
5. Het SPS-subcomité stelt op zijn eerste bijeenkomst zijn werkwijze vast.
6. Besluiten, aanbevelingen, verslagen of andere handelingen van het SPS-subcomité of enige andere door dit comité opgerichte groep, inzake invoervergunningen, uitwisseling van informatie, transparantie, erken- ning van regionalisatie, gelijkwaardigheid en alternatieve maatregelen, en andere vraagstukken die vallen onder de leden 2 en 3, worden bij consensus goedgekeurd.
HOOFDSTUK 5
DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
Artikel 75
Doelstellingen
De partijen erkennen het belang van douaneaangelegenheden en han- delsbevordering bij de ontwikkeling van het bilaterale handelsstelsel. Zij komen in beginsel overeen op dit gebied nauwer samen te werken om ervoor te zorgen dat de wetgeving en procedures ter zake, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, voldoen aan de doelstellingen van een effectieve controle en bevordering van de legi- xxxxx xxxxxx.
Artikel 76
Wetgeving en procedures
1. De partijen komen overeen dat hun respectieve wet- en regelge- ving op handels- en douanegebied in beginsel stabiel en allesomvattend moet zijn, en dat bepalingen en procedures evenredig, transparant, voor- spelbaar, niet-discriminerend en onpartijdig zullen zijn alsook op een- vormige wijze doeltreffend moeten worden toegepast en dat zij onder meer:
a. de rechtmatige handel beschermen en vergemakkelijken door een doeltreffende handhaving en naleving van wettelijke vereisten;
b. onnodige en discriminerende lasten voor het bedrijfsleven tegen- gaan, fraude voorkomen en marktdeelnemers die de wetgeving goed naleven extra faciliteiten verlenen;
c. één enkel administratief document voor douaneaangiften toepas- sen;
d. streven naar meer efficiëntie, transparantie en vereenvoudiging van douaneprocedures en -praktijken aan de grens;
e. moderne douanetechnieken toepassen, zoals risicobeoordeling, con- troles na de vrijgave van goederen en bedrijfsauditmethodes ter vereen- voudiging en bevordering van de binnenkomst en de vrijgave van goe- deren;
f. tot doel hebben de kosten te verlagen en de voorspelbaarheid voor marktdeelnemers, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemin- gen, te vergroten;
g. onverminderd de toepassing van objectieve criteria voor risicobe- oordeling de niet-discriminerende toepassing waarborgen van de vereis- ten en procedures die op de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen van toepassing zijn;
h. de internationale instrumenten toepassen die van toepassing zijn op douane- en handelsgebied, met inbegrip van die welke zijn ontwikkeld door de Werelddouaneorganisatie, hierna „WDO” genoemd, („Frame- work of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van 2005, de Overeenkomst van Istanbul inzake tijdelijke invoer van 1990, het GS- verdrag van 1983), de WTO (bv. inzake waardering), de VN (TIR- overeenkomst van 1975, de Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen van 1982), alsmede EU- richtsnoeren zoals de blauwdrukken voor de douane;
i. de noodzakelijke maatregelen nemen om de bepalingen van de her- ziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmoni- satie van douaneprocedures van 1973 weer te geven en te implemente- ren;
j. voorzien in voorschriften en procedures die voorzien in bindende uitspraken vooraf over tariefindeling en oorsprongsregels. De partijen zullen ervoor zorgen dat een uitspraak alleen kan worden ingetrokken of nietig verklaard na kennisgeving aan de betrokken onderneming en zon- der terugwerkende kracht, tenzij de uitspraak is gedaan op basis van onjuiste of onvolledige gegevens;
k. vereenvoudigde procedures invoeren en toepassen voor toegelaten handelaren, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria;
l. regels toepassen die waarborgen dat straffen voor inbreuken op douanevoorschriften of procedurele eisen evenredig en niet- discriminerend zijn en dat hun toepassing niet tot nodeloze en onge- rechtvaardigde vertragingen leidt;
m. transparante, niet-discriminerende en evenredige voorschriften met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs toepassen.
2. Om hun werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, doeltreffend, integer en te ver- antwoorden is, nemen de partijen de volgende maatregelen:
a. zij nemen nadere maatregelen om de door de douanediensten en andere instanties verlangde gegevens en documentatie te verminderen, te vereenvoudigen en te standaardiseren;
b. zij vereenvoudigen waar mogelijk eisen en formaliteiten, zodat goederen snel worden vrijgegeven en ingeklaard;
c. zij zorgen voor doeltreffende, snelle en niet-discriminerende pro- cedures die het recht tot het instellen van beroep tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douane en van andere instanties betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen waarborgen. Deze beroepsprocedures zijn gemakkelijk toegankelijk, ook voor het midden- en kleinbedrijf, en de kosten ervan zijn redelijk en evenredig met de kosten van het beroep. De partijen nemen ook maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer tegen een litigieus besluit beroep wordt ingesteld, goederen normaal worden vrijgegeven en de betaling van rechten kan worden opgeschort, onder voorbehoud van de nodig geachte vrijwaringsmaatregelen. Voor zover nodig moet hierbij zekerheid wor- den gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een onderpand of depot;
d. zij zien erop toe dat ter zake van integriteit uiterst strenge normen worden nageleefd, met name aan de grens, door de toepassing van maat- regelen die in overeenstemming zijn met de beginselen die zijn vervat in de desbetreffende internationale overeenkomsten en instrumenten, met name de herziene verklaring van Arusha in WDO-verband (2003) en de door de EG opgestelde blauwdrukken voor douane-ethiek (2007).
3. De partijen komen afschaffing overeen van:
a. elk vereiste met betrekking tot de verplichte inschakeling van douane-expediteurs;
b. elk vereiste ten aanzien van verplichte inspecties vóór verzending of op de plaats van bestemming.
4. Bepalingen inzake doorvoer
a. Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden met betrekking tot doorvoer de voorschriften en definities van de WTO (artikel V van de GATT 1994, en verwante bepalingen, met inbegrip van de toelichtin- gen of verbeteringen naar aanleiding van de onderhandelingen inzake handelsbevordering in het kader van de DOHA-ronde). Deze bepalingen zijn ook dan van toepassing wanneer de doorvoer van goederen op het grondgebied van een partij begint of eindigt (intern douanevervoer).
b. De partijen streven geleidelijke koppeling van hun respectieve douanestelsels voor doorvoer na, met het oog op de toekomstige deel- name van Oekraïne aan de regeling voor gemeenschappelijk douanever- voer die vervat is in de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.
c. De partijen zien erop toe dat alle betrokken instanties op hun res- pectieve grondgebied gecoördineerd samenwerken om doorvoer te ver- gemakkelijken en de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen. De partijen bevorderen tevens de samenwerking tussen de autoriteiten en de particuliere sector met betrekking tot doorvoer.
Artikel 77
Relaties met het bedrijfsleven
De partijen komen overeen:
a. erop toe te zien dat hun respectieve wetgeving en procedures trans- parant zijn en samen met de motivering ervan, algemeen bekend worden gemaakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg. Er moet een overlegmechanisme zijn en een redelijke tijdspanne liggen tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde bepa- lingen;
b. dat tijdig en regelmatig met vertegenwoordigers van de handel wordt overlegd over wetsvoorstellen en procedures met betrekking tot douane- en handelsaangelegenheden. Hiertoe worden door elke partij mechanismen voor passend en regelmatig overleg tussen de diensten en het bedrijfsleven opgericht;
c. algemene bekendheid te geven aan administratieve berichten ter zake, met name over de eisen voor douane-expediteurs, procedures bij binnenkomst van de goederen, openingstijden en werkwijzen van doua- nekantoren in havens en bij grensposten en adressen voor het inwinnen van informatie;
e. erop toe te zien dat hun respectieve eisen en procedures op doua- negebied en aanverwante gebieden blijven aansluiten op de legitieme behoeften van de handel, dat hierbij goede praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.
Artikel 78
Vergoedingen en heffıngen
De partijen verbieden administratieve heffingen van gelijke werking als in- en uitvoerrechten en heffingen.
Met betrekking tot alle door de douaneautoriteiten van elke partij opgelegde vergoedingen en heffingen van welke aard ook, met inbegrip van vergoedingen en heffingen voor taken die namens die autoriteiten door een andere instantie zijn verricht, op of in verband met de invoer of uitvoer en onverminderd de desbetreffende artikelen van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel IV van deze overeenkomst, komen de partijen overeen dat:
a. vergoedingen en heffingen enkel kunnen worden opgelegd ter zake van buiten de aangewezen diensturen en op andere plaatsen dan de in de douaneregelingen bedoelde, op verzoek van de aangever in verband met de betrokken in- of uitvoer verleende diensten of een met die in- of uit- voer verband houdende formaliteit waaraan moet worden voldaan;
b. het bedrag van vergoedingen en heffingen niet de kosten van de verleende dienst te boven gaat;
c. vergoedingen en heffingen niet op een ad-valoremgrondslag wor- den berekend;
d. informatie over vergoedingen en heffingen wordt bekendgemaakt. Deze informatie omvat de reden voor de vergoeding of de heffing ter zake van de verleende dienst, de verantwoordelijke autoriteit, de vergoe- dingen en heffingen die zullen worden toegepast, en het tijdstip en de wijze waarop de betaling moet worden verricht.
De informatie over vergoedingen en heffingen wordt via een offi- cieel aangewezen medium, en waar haalbaar en mogelijk via een offici- ële website, bekendgemaakt;
e. nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen worden niet opge- legd totdat informatie daarover bekend is gemaakt en gemakkelijk be- schikbaar is.
Vaststelling van de douanewaarde
1. De Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GATT 1994, die in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, met inbegrip van de daaropvolgende wijzigingen, is van toepassing op de vaststelling van de douanewaarde van de goederen in de handel tus- sen de partijen. De bepalingen van die overeenkomst worden hierbij in deze overeenkomst opgenomen en maken daarvan deel uit. Er worden geen minimumdouanewaarden gehanteerd.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van problemen met betrekking tot de vaststelling van de douanewaarde.
Artikel 80
Samenwerking op douanegebied
De partijen versterken de samenwerking om te zorgen voor imple- mentatie van de doelstellingen van dit hoofdstuk, waarbij een redelijk evenwicht moet worden gezocht tussen vereenvoudiging en bevordering enerzijds, en doeltreffende controle en veiligheid anderzijds. Hiertoe gebruiken de partijen in voorkomend geval de blauwdrukken die de EG voor de douane heeft opgesteld, als benchmarking-instrument.
Om ervoor te zorgen dat de bepalingen van dit hoofdstuk worden nageleefd, zullen de partijen onder meer:
a. informatie uitwisselen over douanewetgeving en -procedures;
b. gezamenlijke initiatieven ontwikkelen op het gebied van de proce- dures bij invoer, uitvoer en doorvoer, alsmede initiatieven om de zaken- wereld een efficiënte dienstverlening aan te bieden;
c. samenwerken op het gebied van de automatisering van douane- en andere handelsprocedures;
d. in voorkomend geval relevante informatie en gegevens uitwisselen, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van gevoelige gegevens en de bescherming van persoonsgegevens;
e. informatie uitwisselen en/of in overleg treden om voor zover mo- gelijk, gemeenschappelijke standpunten vast te stellen in internationale organisaties op douanegebied als de WTO, de WDO, de VN, de Confe- rentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (Unctad) en de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties;
f. samenwerken bij de planning en verlening van technische bijstand, met name ter vergemakkelijking van hervormingen op het gebied van douane en handelsbevordering overeenkomstig deze overeenkomst;
g. beste praktijken op douanegebied uitwisselen, met name inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, in het bijzonder waar het gaat om nagemaakte goederen;
h. de coördinatie tussen alle grensinstanties zowel nationaal als grens- overschrijdend bevorderen om het proces van grensoverschrijding te ver- gemakkelijken en de controles te versterken, waarbij gezamenlijke grens- controles waar dit haalbaar en passend is, tot de mogelijkheden behoren;
i. wederzijds toegelaten handelaren alsmede douanecontroles in voor- komend geval en voor zover passend, erkennen. Over de reikwijdte van deze samenwerking, de tenuitvoerlegging ervan en de praktische rege- lingen in dit verband wordt besloten door het in artikel 83 van deze over- eenkomst bedoelde subcomité douane.
Artikel 81
Wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden
Onverminderd artikel 80 van deze overeenkomst verlenen de overhe- den van de partijen elkaar administratieve bijstand in douaneaangelegen- heden, in overeenstemming met de bepalingen die zijn neergelegd in protocol II bij deze overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden.
Artikel 82
Technische bijstand en capaciteitsopbouw
De partijen werken samen met het oog op het verlenen van technische bijstand en op capaciteitsopbouw voor de implementatie van de handels- bevordering en de hervormingen op douanegebied.
Artikel 83
Subcomité douane
Er wordt een subcomité douane opgericht. Het subcomité brengt ver- slag over zijn activiteiten uit aan het Associatiecomité, in de samenstel- ling volgens artikel 465, lid 4, van deze overeenkomst. De taken van het subcomité douane omvatten regelmatig overleg en toezicht op de tenuit- voerlegging en het beheer in het kader van dit hoofdstuk, waaronder inzake aangelegenheden op het gebied van de douanesamenwerking, grensoverschrijdende douanesamenwerking en grensoverschrijdend be- heer inzake douaneaangelegenheden, technische bijstand, oorsprongsre- gels, handelsbevordering alsmede wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden.
Het subcomité douane zal onder meer:
a. toezien op de goede werking van dit hoofdstuk en de protocollen 1 en 2 bij deze overeenkomst;
b. besluiten tot het treffen van maatregelen en praktische regelingen voor de implementatie van dit hoofdstuk en de protocollen 1 en 2 bij
deze overeenkomst, met inbegrip van de uitwisseling van informatie en gegevens, wederzijdse erkenning van douanecontroles en partnerschaps- programma’s op handelsgebied, en wederzijds overeengekomen voorde- len;
c. van gedachten wisselen over punten van gezamenlijk belang, met inbegrip van toekomstige maatregelen en de middelen daarvoor;
d. passende aanbevelingen doen; en
e. zijn interne reglement van orde vaststellen.
Artikel 84
Aanpassing van douanewetgeving
De geleidelijke aanpassing aan de EU-douanewetgeving zoals deze is neergelegd in de EU-normen en de internationale normen zal plaatsvin- den zoals uiteengezet in bijlage XV bij deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 6
VESTIGING, HANDEL IN DIENSTEN EN ELEKTRONISCHE HANDEL AFDELING 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 85
Doelstelling en toepassingsgebied
1. De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en verplichtin- gen ingevolge de WTO-overeenkomst, en leggen hierbij de noodzake- lijke regels vast voor geleidelijke wederzijdse liberalisering van het recht van vestiging, en de handel in diensten en voor samenwerking op het gebied van elektronische handel.
2. Overheidsopdrachten worden behandeld in hoofdstuk 8 (Overheids- opdrachten) van titel IV van deze overeenkomst en geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij een verplichting inhoudt met betrekking tot overheidsopdrachten.
3. Subsidies worden behandeld in hoofdstuk 10 (Mededinging) van titel IV van deze overeenkomst en dit hoofdstuk is niet van toepassing op door de partijen verleende subsidies.
4. Elk van beide partijen behoudt het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken, mits zij verenigbaar zijn met dit hoofdstuk.
Onverminderd de bepalingen inzake personenverkeer in titel III (Recht, vrijheid en veiligheid) van deze overeenkomst, belet geen enkele bepa- ling van dit hoofdstuk een partij maatregelen toe te passen tot regeling van de toegang of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op haar grondgebied, daarbij inbegrepen maatregelen die nodig zijn voor het beschermen van de integriteit van natuurlijke personen , en voor het ver- zekeren van het ordelijke verkeer van die personen over haar grenzen, mits die maatregelen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen die de andere partij op grond van dit hoofdstuk toekomen, daardoor worden teniet gedaan of uitgehold10).
Artikel 86
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
1. „maatregel”: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
2. „door een partij vastgestelde of toegepaste maatregelen”: maat- regelen genomen door:
a. een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit; en
b. een niet-gouvernementele organisatie bij de uitoefening van door een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit gedele- geerde bevoegdheden;
3. „natuurlijke persoon van een partij”: een onderdaan van een EU-lidstaat of van Oekraïne volgens hun respectieve wetgeving;
4. „rechtspersoon”: elke juridische entiteit, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, en in eigendom van particulieren of van de overheid, met inbegrip van kapitaalvennootschappen, trusts, personenvennootschappen, joint ven- tures, eenmanszaken of verenigingen;
5. „rechtspersoon van de EU-partij” of „rechtspersoon van Oekra- ïne”: een rechtspersoon die overeenkomstig de wetgeving van een lid- staat van de Europese Unie respectievelijk Oekraïne is opgericht, en die op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is respectievelijk op dat van Oekraïne zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft.
10) Het feit alleen dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde landen wel en voor die uit andere landen niet een visum vereist is, wordt niet geacht voordelen op grond van de overeenkomst teniet te doen of uit te hollen.
Wanneer deze rechtspersoon op het grondgebied waarop het Ver- drag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is of op dat van Oekraïne alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur heeft, wordt hij niet als rechtspersoon uit de EU-partij respectievelijk Oekra- ïne beschouwd, tenzij zijn handelingen een daadwerkelijke en duurzame band met de economie van de EU-partij respectievelijk Oekraïne heb- ben;
6. onverminderd het voorgaande lid zijn de bepalingen van deze overeenkomst tevens van toepassing op buiten de EU-partij of Oekraïne gevestigde scheepvaartondernemingen waarover onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Oekraïne zeggenschap hebben, indien hun schepen overeenkomstig hun respectieve wetgeving in die lidstaat of Oekraïne zijn geregistreerd en zij de vlag van een lid- staat van de Europese Unie of van Oekraïne voeren;
7. „dochteronderneming” van een rechtspersoon uit een partij: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij daadwer- kelijk zeggenschap heeft11);
8. „filiaal” van een rechtspersoon: een vestiging zonder rechtsper- soonlijkheid die:
a. kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij;
b. een eigen managementstructuur heeft; en
c. over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buiten- land bevindt, geen rechtstreeks contact met deze moedermaatschap- pij behoeven te hebben, maar hun transacties kunnen afhandelen met de vestiging die het agentschap vormt;
9. „vestiging”:
a. wat rechtspersonen in de EU-partij of in Oekraïne betreft, het recht op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten door oprichting, met inbegrip van verwerving, van een rechtsper- soon en/of van een filiaal of een vertegenwoordigingskantoor in Oekraïne respectievelijk in de EU-partij;
b. wat natuurlijke personen betreft, het recht van natuurlijke per- sonen uit de EU-partij of uit Oekraïne op toegang tot en op uitoe- fening van economische activiteiten als zelfstandige, alsmede het recht op de oprichting van ondernemingen, met name vennootschap- pen, waarover zij daadwerkelijk zeggenschap hebben;
10. „investeerder”: een natuurlijke of rechtspersoon uit een partij die door middel van het opzetten van een vestiging een economische acti- viteit uitoefent of tracht uit te oefenen;
11) Een rechtspersoon heeft zeggenschap over een andere rechtspersoon wan- neer eerstgenoemde bevoegd is een meerderheid van zijn bestuurders te benoe- men of de handelingen van die andere rechtspersoon anderszins te sturen.
11. „economische activiteiten”: omvatten activiteiten met een indus- trieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden, behoudens activiteiten die worden uitgevoerd bij de uitoefening van overheidsge- zag;
12. „handelingen”: het verrichten van economische activiteiten;
13. „diensten”: alle diensten in elke sector behalve diensten die bij de uitoefening van overheidsgezag worden verleend;
14. „bij de uitoefening van overheidsgezag verleende diensten en andere activiteiten”: elke dienst of activiteit die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer dienstverleners wordt ver- leend;
15. „grensoverschrijdende dienstverlening”: het verlenen van een dienst:
a. vanaf het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij;
b. op het grondgebied van een partij ten behoeve van een gebrui- ker van de dienst uit de andere partij;
16. „dienstverlener” van een partij: een natuurlijke of rechtspersoon uit een partij die een dienst verleent of aanbiedt, met inbegrip van per- sonen die dit via een vestiging doen;
17. „stafpersoneel”: natuurlijke personen die bij een rechtspersoon uit een partij, niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk, werk- zaam zijn en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op en een goede administratie en exploitatie van een vestiging.
Tot het stafpersoneel behoren tevens „zakelijke bezoekers” die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging en „binnen de onderneming overgeplaatste personen”:
a. „zakelijke bezoekers”: natuurlijke personen met een staffunc- tie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een bron die in de gastpartij is gevestigd;
b. „binnen de onderneming overgeplaatste personen”: natuur- lijke personen die ten minste een jaar werknemer of partner (niet zijnde meerderheidsaandeelhouder) van een rechtspersoon uit een partij zijn en die tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij zijn overgeplaatst. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren;
i. managers:
personen die deel uitmaken van het hoger leidinggevend personeel van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vesti- ging, onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkge- stelde personen, waaronder natuurlijke personen die:
– leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafdeling daarvan;
– toezicht houden op de werkzaamheden van andere toe- zichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werkne- mers en deze werkzaamheden controleren;
– persoonlijk bevoegd zijn personeel in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ontslag van personeel of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
ii. specialisten:
binnen een rechtspersoon werkzame personen die beschik- ken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de productie, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management van de vestiging. Voor de beoordeling van die kennis wordt niet alleen specifiek met de vestiging verband houdende kennis in aanmerking genomen, maar ook of de persoon in hoge mate gekwali- ficeerd is voor een type werk of handel waarvoor speci- fieke technische kennis vereist is, evenals het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep;
18. „afgestudeerde stagiairs”: natuurlijke personen uit een partij die ten minste een jaar in dienst zijn van een rechtspersoon uit die partij, die universitair afgestudeerd zijn en die voor loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfskundige technieken of methoden tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij zijn overgeplaatst12);
19. „verkopers van zakelijke diensten”: natuurlijke personen die ver- tegenwoordigers zijn van een dienstverlener uit een partij die toegang tot en tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere partij beoogt om over de verkoop van diensten te onderhandelen of voor die dienstverle- ner overeenkomsten voor de verkoop van diensten te sluiten. Zij verrich- ten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een in de gastpartij gevestigde bron;
20. „dienstverleners op contractbasis”: natuurlijke personen in dienst bij een rechtspersoon uit een partij die geen vestiging op het grondge- bied van de andere partij heeft en die een bonafide contract13) voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij heeft gesloten, zodat de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers in die partij vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract;
12) Van de ontvangende vestiging kan worden verlangd dat zij vooraf ter goed- keuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voor- legt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is voor opleiding. De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat de opleiding wordt gekoppeld aan het univer- sitaire diploma dat is behaald.
13) Het dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regel- geving en de rechtsgeldige eisen van de partij waar het contract wordt uitgevoerd.
21. „beoefenaars van een vrij beroep”: natuurlijke personen die als zelfstandige dienstverlener op het grondgebied van een partij zijn geves- tigd, geen vestiging op het grondgebied van de andere partij hebben en een bonafide contract14) voor de verlening van diensten aan een eindver- bruiker in die andere partij hebben gesloten, zodat hun tijdelijke aanwe- zigheid op het grondgebied van die partij vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract.
AFDELING 2 VESTIGING
Artikel 87
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen die door de partijen zijn vastgesteld of worden gehandhaafd en die van invloed zijn op ves- tiging15) met betrekking tot alle economische activiteiten, met uitzonde- ring van:
a. de winning, vervaardiging en verwerking16) van nucleair materiaal;
b. de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmateri- eel;
c. audiovisuele diensten;
d. nationale maritieme cabotage17);
14) Het dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regel- geving en de rechtsgeldige eisen van de partij waar het contract wordt uitgevoerd.
15) Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de bescherming van investeringen, anders dan de behandeling ingevolge artikel 88 (nationale behandeling), procedu- res voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en de staat daaronder begrepen.
16) Voor alle duidelijkheid: de verwerking van nucleair materiaal omvat alle activiteiten van code 2330 van de herziene versie 3.1 van de VN ISIC classifica- tie.
17) Behoudens de activiteiten die onder de betreffende nationale wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, heeft nationale cabotage in de zin van dit hoofdstuk betrekking op het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of een locatie in Oekraïne of een lidstaat van de Europese Unie, en een andere haven of locatie in Oekraïne of een lidstaat van de Europese Unie, met inbegrip van het continentale plat ervan, zoals voorzien in het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, en verkeer dat begint en eindigt in dezelfde haven of op dezelfde locatie in Oekraïne of een lidstaat van de Europese Unie.
e. interne en internationale luchtvervoerdiensten18), ongeacht of het gaat om lijndiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het lucht- vaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen;
iv. grondafhandelingsdiensten;
v. exploitatie van luchthavens.
Artikel 88
Nationale behandeling en behandeling als meest begunstigde natie
1. Behoudens de in bijlage XVI-D bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden zal Oekraïne bij de inwerkingtreding van deze overeen- komst:
i. voor de vestiging van dochterondernemingen, filialen en vertegen- woordigingskantoren van rechtspersonen uit de EU-partij geen behandeling toekennen die minder gunstig is dan die welke aan de interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is;
ii. voor het exploiteren van eenmaal gevestigde dochterondernemin- gen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de EU-partij in Oekraïne geen behandeling toekennen die min- der gunstig is dan die welke aan de interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is19).
2. Behoudens de in bijlage XVI-A bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden zal de EU-partij bij de inwerkingtreding van deze over- eenkomst:
i. voor de vestiging van dochterondernemingen, filialen en vertegen- woordigingskantoren van rechtspersonen uit Oekraïne geen behan- deling toekennen die minder gunstig is dan die welke aan de
18) De voorwaarden voor wederzijdse toegang tot de markt op het gebied van luchtvervoer wordt geregeld door de overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds betreffende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte.
19) Deze verplichting geldt niet voor niet onder dit hoofdstuk vallende bepalin- gen inzake de bescherming van investeringen, bepalingen inzake procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en de staat daaronder begre- pen, uit andere overeenkomsten.
interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is;
ii. voor het exploiteren van eenmaal gevestigde dochterondernemin- gen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit Oekraïne in de EU-partij geen behandeling toekennen die min- der gunstig is dan die welke aan de interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is20).
3. Behoudens de in de lijsten in de bijlagen XVI-A en XVI-D bij deze overeenkomst opgenomen voorbehouden stellen de partijen geen nieuwe regelgeving of maatregelen vast die met betrekking tot de vestiging van rechtspersonen uit de EU-partij of Oekraïne op hun grondgebied dan wel de handelingen van die rechtspersonen na vestiging, discrimineren ten opzichte van wat voor de eigen rechtspersonen geldt.
Artikel 89
Herziening
1. Met het oog op de geleidelijke liberalisering van de voorwaarden voor vestiging evalueren de partijen regelmatig het juridische kader voor vestiging21) en het vestigingsklimaat, in overeenstemming met hun uit internationale overeenkomsten voortvloeiende verbintenissen.
2. In het kader van de in lid 1 van dit artikel bedoelde evaluatie onderzoeken de partijen welke belemmeringen voor vestiging zich heb- ben voorgedaan en treden zij in onderhandeling om dergelijke belemme- ringen aan te pakken, met het oogmerk de bepalingen van dit hoofdstuk uit te diepen en nader te voorzien in bepalingen voor investeringsbe- scherming alsmede procedures voor de beslechting van geschillen tus- sen investeerders en de staat.
Artikel 90
Andere overeenkomsten
Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk wordt zodanig uitgelegd dat de rechten van investeerders uit de partijen op een gunstigere behandeling waarin is voorzien in een bestaande of toekomstige internationale over-
20) Deze verplichting geldt niet voor niet voor niet onder dit hoofdstuk vallende bepalingen inzake de bescherming van investeringen, bepalingen inzake procedu- res voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat daaronder begrepen, uit andere overeenkomsten.
21) Dit omvat tevens dit hoofdstuk en de bijlagen XVI-A en XVI-D.
eenkomst inzake investeringen waarbij een lidstaat van de Europese Unie en Oekraïne partij zijn, worden beperkt.
Artikel 91
Norm voor de behandeling van filialen en vertegenwoordigingskantoren
1. Het bepaalde in artikel 88 van deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij van bijzondere regels met betrekking tot de vestiging en exploitatie op haar grondgebied van fili- alen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de andere partij die op het grondgebied van eerstgenoemde partij niet als rechts- persoon zijn erkend, wanneer deze bijzondere regels op grond van juri- dische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en vertegen- woordigingskantoren en wel op het grondgebied van de eerste partij als rechtspersoon erkende filialen en vertegenwoordigingskantoren of, voor wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen gerechtvaardigd zijn.
2. Het verschil in behandeling mag niet verder gaan dan hetgeen van- wege die juridische of technische verschillen of, voor wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen strikt noodzakelijk is.
AFDELING 3 GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENING
Artikel 92
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op alle grensoverschrijdende dienstverlening, met uit- zondering van:
a. audiovisuele diensten22);
22) De uitsluiting van audiovisuele diensten uit het toepassingsgebied van dit hoofdstuk laat de samenwerking op het gebied van audiovisuele diensten in het kader van titel V inzake economische en sectorale samenwerking van deze over- eenkomst onverlet.
b. nationale cabotage in het zeevervoer23), en
c. interne en internationale luchtvervoerdiensten24), ongeacht of het gaat om lijndiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het lucht- vaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. diensten die verband houden met geautomatiseerde boekings- systemen;
iv. grondafhandelingsdiensten;
v. exploitatie van luchthavens.
Artikel 93
Markttoegang
1. Ten aanzien van de markttoegang voor grensoverschrijdende dienst- verlening behandelt elk van beide partijen diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de specifieke ver- bintenissen die zijn neergelegd in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst.
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de maatregelen die een partij niet mag hand- haven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grond- gebied, tenzij anderszins bepaald in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst, omschreven als:
a. beperkingen van het aantal dienstverleners door middel van nume- rieke quota, monopolies, exclusiviteitsbepalingen of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in ver- band met diensten door middel van numerieke quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of het totale volume van de dienstenoutput, in bepaalde numerieke eenheden uitge-
23) Behoudens de activiteiten die onder de betreffende nationale wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, heeft nationale cabotage in het zeevervoer in de zin van dit hoofdstuk betrekking op het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of een locatie in Oekraïne of een lidstaat van de Europese Unie, en een andere haven of locatie in Oekraïne of een lidstaat van de Europese Unie, met inbegrip van het continentale plat ervan, zoals voorzien in het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, en op verkeer dat begint en eindigt in dezelfde haven of op dezelfde locatie in Oekraïne of een lidstaat van de Europese Unie.
24) De voorwaarden voor wederzijdse toegang tot de markt op het gebied van luchtvervoer wordt geregeld door de overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds betreffende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte.
drukt in de vorm van quota of door middel van de eis van een onder- zoek naar de economische behoefte.
Artikel 94
Nationale behandeling
1. Elk van beide partijen behandelt in de sectoren waarvoor verbin- tenissen inzake de markttoegang in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst zijn opgenomen, met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwalificaties, diensten en dienstverleners uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die op de grensover- schrijdende dienstverlening van invloed zijn, niet minder gunstig dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.
2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 van dit artikel voldoen door aan diensten en dienstverleners uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is aan of naar de vorm afwijkt van de behandeling die zij aan haar eigen diensten en dienstverleners toe- kent.
3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behande- ling wordt geacht minder gunstig te zijn indien zij de mededingingsvoor- waarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners uit de betrok- ken partij, in vergelijking met soortgelijke diensten of dienstverleners uit de andere partij.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende diensten of dienstverleners.
Artikel 95
Lijsten van verbintenissen
1. De door elk van beide partijen ingevolge dit hoofdstuk geliberali- seerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, ten aanzien van de markttoegang en van de nationale behandeling voor dien- sten en dienstverleners uit de andere partij in die sectoren, worden in de lijsten van verbintenissen in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze over- eenkomst vermeld.
2. Onverminderd de bestaande of toekomstige rechten en verplichtin- gen van de partijen uit hoofde van het Verdrag van de Raad van Europa inzake grensoverschrijdende televisie van 1989 en het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie van 1992, omvatten de lijsten van
verbintenissen in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst geen verbintenissen inzake audiovisuele diensten.
Artikel 96
Herziening
Met het oog op de geleidelijke liberalisering van de grensoverschrij- dende dienstverlening tussen de partijen zal het Handelscomité regelma- tig de in artikel 95 van deze overeenkomst bedoelde lijsten van verbin- tenissen herzien. Bij deze herziening zal rekening worden gehouden met de mate van vooruitgang wat de omzetting, de implementatie en de handhaving van het in bijlage XVII bij deze overeenkomst bedoelde EU-acquis betreft en de impact daarvan op de afschaffing van resterende belemmeringen voor de grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen.
AFDELING 4
TIJDELIJKE AANWEZIGHEID VAN NATUURLIJKE PERSONEN VOOR ZAKELIJKE DOELEINDEN
Artikel 97
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op de maatregelen van de partijen betreffende de toelating en het tijdelijke verblijf25) op hun grondgebied van categorieën natuurlijke personen die diensten verlenen als omschre- ven in artikel 86, leden 17 tot en met 21, van deze overeenkomst.
Artikel 98
Stafpersoneel
1. Een rechtspersoon uit de EU-partij of uit Oekraïne mag, in over- eenstemming met de in het gastland van vestiging geldende wetgeving, werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie
25) Alle andere verplichtingen in de wet- en regelgeving van de partijen aan- gaande binnenkomst, verblijf, arbeid en sociale zekerheid blijven van toepassing, regelingen betreffende verblijfsperiode, minimumloon en collectieve loonover- eenkomsten daaronder begrepen. Verbintenissen inzake personenverkeer zijn niet van toepassing in gevallen waarin het de bedoeling of het gevolg van dergelijk verkeer is in te grijpen in arbeids- of managementgeschillen of -onderhandelingen, dan wel het resultaat van dergelijke geschillen of onderhandelingen op andere wijze te beïnvloeden.
respectievelijk Oekraïne, in dienst hebben respectievelijk in dienst laten zijn van een van haar dochterondernemingen, filialen of vertegenwoor- digingskantoren op het grondgebied van Oekraïne respectievelijk de EU-partij, mits die werknemers stafpersoneel in de zin van artikel 86 van deze overeenkomst zijn en uitsluitend in dienst zijn van rechtsper- sonen, dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren. De verblijfs- en werkvergunningen van dergelijke werknemers bestrijken slechts het tijdvak van een dergelijke tewerkstelling. De binnenkomst en het tijdelijke verblijf van die werknemers worden toegestaan voor een periode van ten hoogste drie jaar.
2. De binnenkomst en het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen uit Oekraïne respectievelijk de EU-partij op het grondgebied van de EU-partij respectievelijk Oekraïne wordt toegestaan wanneer deze na- tuurlijke personen vertegenwoordiger van rechtspersonen en zakelijke bezoekers in de zin van artikel 86, lid 17, onder a), van deze overeen- komst zijn. Onverminderd lid 1 van dit artikel bestrijken de toelating en het tijdelijke verblijf van zakelijke bezoekers een periode van maximaal 90 dagen per 12 maanden.
Artikel 99
Afgestudeerde stagiairs
Een rechtspersoon uit de EU-partij of uit Oekraïne mag in overeen- stemming met de in het gastland van vestiging geldende wetgeving afge- studeerde stagiairs die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Oekraïne, in dienst hebben respectievelijk in dienst laten zijn van een van haar dochterondernemingen, filialen of vertegen- woordigingskantoren op het grondgebied van Oekraïne respectievelijk de EU-partij, mits die stagiairs uitsluitend in dienst zijn van rechtsper- sonen, dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren. De tijdelijke toelating en het tijdelijke verblijf van afgestudeerde stagi- airs bestrijken een periode van maximaal een jaar.
Artikel 100
Verkopers van zakelijke diensten
Elk van beide partijen maakt de tijdelijke toelating en het tijdelijke verblijf van verkopers van zakelijke diensten mogelijk voor een periode van maximaal 90 dagen per 12 maanden.
Dienstverleners op contractbasis
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de han- del in diensten van 1994 (hierna de „GATS” genoemd) aangegane ver- bintenissen ten aanzien van de toelating en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis.
2. Voor elke hieronder vermelde sector staat elk van beide partijen toe dat op hun respectieve grondgebied dienstverleners op contractbasis uit de andere partij diensten verlenen, met inachtneming van de voorwaar- den van lid 3 van dit artikel en de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep:
a. rechtskundige diensten;
b. accountants, boekhouders;
c. diensten van belastingconsulenten;
d. diensten van architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchi- tecten;
e. ingenieurs, geïntegreerde diensten van ingenieurs;
f. diensten in verband met computers;
g. speur- en ontwikkelingswerk;
h. reclame;
i. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
j. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
k. technische testen en toetsen;
l. aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen;
m. onderhoud en reparatie van apparatuur in het kader van servicecon- tracten na verkoop of lease;
n. vertalers;
o. inspectie van xxxxxxxxxxxxx;
p. milieudiensten;
q. reisbureaus en reisorganisatoren;
r. amusement.
3. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als werknemer van een rechtspersoon die een dienstencontract heeft gesloten voor een periode van maximaal 12 maan- den;
b. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen, moeten die diensten aanbieden in de hoedanigheid van werknemer van de rechtspersoon die de diensten ten minste gedurende het jaar dat onmid- dellijk aan de datum van indiening van de aanvraag voor toelating tot de
andere partij voorafging, heeft verleend . Voorts moeten de natuurlijke personen op de datum van indiening van een aanvraag voor toelating tot de andere partij beschikken over ten minste drie jaar beroepservaring26) in de activiteitensector waarop het contract betrekking heeft;
c. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen moeten in het bezit zijn van:
i. een universitaire graad of een kwalificatie waaruit kennis op een gelijkwaardig niveau blijkt27), en
ii. beroepskwalificaties voor zover dit voor de uitoefening van een activiteit vereist is op grond van de wet- en regelgeving of andere wettelijke vereisten van de partij waar de dienst wordt verleend;
d. de natuurlijke persoon ontvangt op het grondgebied van de andere partij voor de dienstverlening geen andere beloning dan die welke wordt betaald door de rechtspersoon waarbij de natuurlijke persoon in dienst is;
e. de toelating en het tijdelijke verblijf in de betrokken partij vindt plaats voor een periode van bij elkaar opgeteld maximaal 6 maanden, dan wel, wat Luxemburg aangaat, 25 weken, gedurende een periode van 12 maanden dan wel voor de duur van het contract indien dit een kor- tere looptijd heeft;
f. toelating waarvoor ingevolge dit artikel toestemming wordt ver- leend, heeft enkel betrekking op de dienstenactiviteit waarop het con- tract betrekking heeft, en verleent niet het recht tot het voeren van de beroepstitel van de partij waarin de dienst wordt verleend;
g. het aantal personen dat onder het dienstencontract valt, mag niet hoger zijn dan voor de uitvoering van het contract noodzakelijk is, zoals vereist kan zijn op grond van de wet- en regelgeving of andere wette- lijke vereisten van de partij waarin de dienst wordt verleend;
h. andere discriminerende beperkingen, waaronder die met betrek- king tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte, als vermeld in de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.
26) Verkregen na het bereiken van de meerderjarigheid.
27) Wanneer de graad of kwalificatie niet is verkregen in de partij waarin de dienst wordt verleend, kan die partij beoordelen of deze gelijkwaardig is aan een op haar grondgebied vereiste universitaire graad.
Beoefenaars van een vrij beroep
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de GATS aangegane verbintenissen ten aanzien van de toelating en het tijdelijke verblijf van beoefenaars van een vrij beroep.
2. Voor elke hieronder vermelde sector staan de partijen toe dat op hun respectieve grondgebied beoefenaars van een vrij beroep uit de andere partij diensten verlenen, met inachtneming van de voorwaarden van lid 3 van dit artikel en de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze over- eenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op con- tractbasis en beoefenaars van een vrij beroep:
a. rechtskundige diensten;
b. architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
c. ingenieurs en geïntegreerde diensten van ingenieurs;
d. diensten in verband met computers;
e. advies op het gebied van bedrijfsbeheer en diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
f. vertalers.
3. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als op het grondgebied van de andere partij gevestigde zelfstandige en een dienstencontract hebben gesloten voor een periode van maximaal 12 maanden;
b. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen, moeten op de datum van indiening van een aanvraag voor binnenkomst in de andere partij beschikken over ten minste zes jaar beroepservaring in de activiteitensector waarop het contract betrekking heeft;
c. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen moeten in het bezit zijn van:
i. een universitaire graad of een kwalificatie waaruit kennis op een gelijkwaardig niveau blijkt28), en
ii. beroepskwalificaties die nodig zijn voor de uitoefening van een activiteit op grond van de wet- en regelgeving of andere wette- lijke vereisten van de partij waar de dienst wordt verleend;
d. de toelating en het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen in de betrokken partij vinden plaats voor een periode van bij elkaar opgeteld maximaal 6 maanden, dan wel, wat Luxemburg aangaat, 25 weken,
28) Wanneer de graad of kwalificatie niet is verkregen in de partij waarin de dienst wordt verleend, kan die partij beoordelen of deze gelijkwaardig is aan een op haar grondgebied vereiste universitaire graad.
e. toelating in het kader van dit artikel heeft enkel betrekking op de activiteiten in verband met de diensten waarop het contract betrekking heeft; zij verleent niet een recht tot gebruik van de beroepskwalificatie van de partij waar de dienst wordt verleend;
f. andere discriminerende beperkingen, waaronder die met betrek- king tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte, als vermeld in de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.
AFDELING 5 REGELGEVINGSKADER ONDERAFDELING 1 INTERNE REGELGEVING
Artikel 103
Werkingssfeer en definities
1. De volgende voorschriften gelden voor maatregelen van de partijen inzake vergunningverlening die van invloed zijn op:
a. de grensoverschrijdende dienstverlening;
b. de vestiging op hun grondgebied van natuurlijke of rechtspersonen als omschreven in artikel 86 van deze overeenkomst, of
c. het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van natuurlijke personen als omschreven in artikel 86, leden 17 tot en met 21, van deze overeen- komst.
2. Wat grensoverschrijdende dienstverlening aangaat, zijn deze voor- schriften enkel van toepassing op sectoren waarvoor de partij specifieke verbintenissen is aangegaan, en voor zover deze specifieke verbintenis- sen van toepassing zijn. Wat vestiging aangaat, zijn deze voorschriften niet van toepassing op sectoren voor zover een voorbehoud is gemaakt overeenkomstig de bijlagen XVI-A en XVI-D bij deze overeenkomst. Wat het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen aangaat, zijn deze voorschriften niet van toepassing op sectoren voor zover een voorbe- houd is gemaakt overeenkomstig de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst.
3. Deze voorschriften zijn niet van toepassing op maatregelen voor zover zij beperkingen vormen waarvoor lijsten worden opgesteld in het kader van de artikelen 88, 93 en 94 van deze overeenkomst.
4. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. „vergunningverlening”: het proces waarin een dienstverlener of een investeerder daadwerkelijk stappen moet ondernemen, vestiging daaronder begrepen, om van een bevoegde autoriteit een besluit te krij- gen waarbij toestemming wordt gegeven voor het verlenen van een dienst, of voor een andere economische activiteit dan dienstverlening, met inbegrip van een besluit tot wijziging of verlenging van de desbe- treffende toestemming;
b. „bevoegde autoriteit”: centrale, regionale of lokale overheid en autoriteit of niet-gouvernementele instantie die bevoegdheden uitoefent welke aan haar door een centrale, regionale of lokale overheid of auto- riteit zijn gedelegeerd en die een besluit inzake vergunningverlening neemt;
c. „vergunningsprocedures”: de procedures die in het kader van ver- gunningverlening moeten worden gevolgd.
Artikel 104
Voorwaarden voor vergunningverlening
1. Vergunningverlening geschiedt op grond van criteria die uitsluiten dat de bevoegde autoriteiten hun bevoegdheid ter zake op arbitraire wijze kunnen uitoefenen.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde criteria zijn:
a. evenredig met een legitieme doel stelling van het overheidsbeleid;
b. duidelijk en ondubbelzinnig;
c. objectief;
d. vooraf opgesteld;
e. vooraf openbaar gemaakt;
f. transparant en toegankelijk.
3. Een vergunning wordt verleend zodra bij een passend onderzoek is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het verlenen van een vergun- ning is voldaan.
4. Artikel 286 van deze overeenkomst is op de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing.
5. Indien het aantal voor een bepaalde activiteit beschikbare vergun- ningen beperkt is vanwege de schaarste aan beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de gebrekkige technische capaciteit, zorgen de partijen ten aanzien van potentiële kandidaten voor een onpartijdige en transpa- rante selectieprocedure, met inbegrip van in het bijzonder een passende bekendmaking wat de aanvang, het verloop en de afronding van de pro- cedure betreft.
Artikel 105
Vergunningsprocedures
1. Vergunningsprocedures en -formaliteiten zijn duidelijk, worden vooraf bekendgemaakt en waarborgen voor aanvragers dat hun aanvraag op objectieve en onpartijdige wijze wordt behandeld.
2. Vergunningsprocedures en -formaliteiten zijn zo eenvoudig moge- lijk en compliceren of vertragen het verlenen van de dienst niet onno- dig. Vergoedingen29) in verband met vergunningen die de aanvragers eventueel in het kader van hun aanvraag moeten betalen, zijn redelijk en evenredig met de kosten van de desbetreffende vergunningsprocedures.
3. Vergunningsprocedures en -formaliteiten waarborgen voor vergun- ningaanvragers dat hun aanvraag wordt behandeld binnen een redelijke termijn, die vooraf bekend wordt gemaakt. Deze termijn vangt pas aan wanneer de bevoegde autoriteiten alle documentatie hebben ontvangen. De termijn kan door de bevoegde autoriteiten met een redelijke periode worden verlengd, indien de ingewikkeldheid van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt. De verlenging en de duur ervan worden naar beho- ren gemotiveerd en vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn aan de aanvrager meegedeeld.
4. Wanneer de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager er zo spoe- dig mogelijk van in kennis gesteld dat aanvullende documentatie moet worden ingediend. In dit geval wordt de in lid 3 van dit artikel bedoelde termijn door de bevoegde autoriteiten opgeschort totdat zij alle docu- mentatie hebben ontvangen.
5. Indien een vergunning wordt geweigerd, moet de aanvrager hier- van onverwijld in kennis worden gesteld. De aanvrager moet desge- vraagd worden geïnformeerd over de redenen voor de afwijzing van de aanvraag en over de termijnen voor het aantekenen van bezwaar en het instellen van beroep tegen het besluit.
29) Vergoedingen voor het verlenen van vergunningen omvatten niet vergoedin- gen voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, betalingen in verband met vei- ling, aanbesteding of andere niet-discriminerende middelen om concessies te ver- lenen, noch verplichte bijdragen voor het verlenen van een universele dienst.
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 106
Wederzijdse erkenning
1. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk belet een partij te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend, voor de betrok- ken sector van activiteit zijn voorgeschreven.
2. De partijen moedigen de desbetreffende beroepsorganisaties op hun respectieve grondgebied aan aanbevelingen over wederzijdse erken- ning aan het Handelscomité voor te leggen, opdat investeerders en dienstverleners volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door elk van beide partijen toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan investeerders en dienstverleners en voor de werkzaamheden en de certificering van dezen, in het bijzonder beoefenaren van vrije beroepen.
3. Wanneer het Handelscomité een aanbeveling als bedoeld in lid 2 van dit artikel ontvangt, onderzoekt het deze binnen een redelijke ter- mijn om vast te stellen of zij met deze overeenkomst in overeenstem- ming is.
4. Wanneer overeenkomstig de procedure van lid 3 van dit artikel wordt vastgesteld dat een aanbeveling als bedoeld in lid 2 van dit arti- kel in overeenstemming met deze overeenkomst is en er een voldoende mate van analogie tussen de desbetreffende regelingen van de partijen bestaat, onderhandelen zij via hun bevoegde autoriteiten over een over- eenkomst inzake wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergun- ningen en andere regelingen, teneinde deze aanbeveling ten uitvoer te leggen.
5. Dergelijke overeenkomsten dienen in overeenstemming te zijn met de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst en in het bij- zonder met artikel VII van de GATS.
Artikel 107
Transparantie en bekendmaking van vertrouwelijke informatie
1. Elk van beide partijen beantwoordt zo spoedig mogelijk verzoeken van de andere partij om specifieke informatie over algemeen toegepaste maatregelen of internationale overeenkomsten die op deze overeenkomst betrekking hebben of daarvoor gevolgen hebben. De partijen richten ook
2. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht een partij tot verstrekking van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handels- belangen van openbare of particuliere ondernemingen.
ONDERAFDELING 3
DIENSTEN IN VERBAND MET COMPUTERS
Artikel 108
Afspraak over computerdiensten
1. Voor zover de handel in computerdiensten overeenkomstig de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk is geliberaliseerd, en rekening houdend met het feit dat deze diensten vaak andere diensten, elektro- nisch of anderszins, mogelijk maken, maken de partijen een onderscheid tussen ondersteunende diensten en inhouds- of hoofddiensten die elek- tronisch worden geleverd, waardoor de inhouds- of hoofddienst niet als
„dienst in verband met computers” als omschreven in lid 2 van dit arti- kel wordt gekwalificeerd.
2. Onder „diensten in verband met computers” wordt verstaan dien- sten die zijn omschreven in de VN-code CPC 84, met inbegrip van zowel basisdiensten als basisfuncties, of combinaties van basisdiensten, ongeacht of zij worden verleend via een netwerk, internet daaronder begrepen.
Onder basisdiensten vallen alle diensten waarbij sprake is van:
a. advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwik- keling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of com- putersystemen; of
b. computerprogramma’s omschreven als de serie instructies waar- door computers zelfstandig kunnen werken en met elkaar kunnen com- municeren, plus advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ont- werp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onderhoud, ondersteuning, technische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma’s; of
c. de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in ver- band met databanken; of
d. onderhoud en reparatie van kantoormachines en toebehoren, met inbegrip van computers; of
e. opleidingen voor het personeel van klanten in verband met com- puterprogramma’s, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld.
ONDERAFDELING 4
POST- EN KOERIERSDIENSTEN
Artikel 109
Werkingssfeer en definities
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle post- en koeriersdiensten die in overeenstemming met de afde- lingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „vergunning”: een vergunning die door een regelgevende autoriteit aan een individuele leverancier moet worden verleend alvorens deze een bepaalde dienst mag verlenen;
b. „universele dienst”: het op permanente basis verlenen van een postdienst met een specifieke hoedanigheid, in het hele grondgebied van een partij en tegen voor alle gebruikers redelijke prijzen.
Artikel 110
Voorkoming van concurrentiebeperkende praktijken in de post- en koeriersector
Er worden passende maatregelen gehandhaafd of genomen om te voorkomen dat leveranciers die, alleen of samen met anderen, de voor- waarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de relevante markt voor post- en koeriersdiensten door het gebruik van hun eigen marktpositie in belangrijke mate kunnen beïnvloeden, overgaan tot con- currentiebeperkende praktijken of deze voortzetten.
Artikel 111
Universele dienst
Elk van beide partijen heeft het recht de aard van de universeledienst- verplichtingen vast te stellen die zij in stand wenst te houden. Dergelijke
verplichtingen worden op zich niet als concurrentieverstorend gezien, mits zij worden geregeld op een transparante, niet-discriminerende en vanuit concurrentieoogpunt neutrale wijze en zij niet meer lasten met zich brengen dan voor de door de partij vastgestelde universele dienst noodzakelijk is.
Artikel 112
Vergunningen
1. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst kan een vergunning enkel worden vereist voor diensten die binnen het bereik van de universele dienst vallen.
2. Indien een vergunning vereist is, worden de volgende zaken alge- meen bekendgemaakt:
a. alle vergunningscriteria en de periode die normaalgesproken nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, en
b. de voorwaarden voor de betrokken vergunningen.
3. De redenen voor weigering van een vergunning worden de aanvra- ger desgevraagd meegedeeld en elk van beide partijen legt een proce- dure vast voor het instellen van beroep bij een onafhankelijke instantie. Een dergelijke procedure zal transparant en niet-discriminerend zijn, waarbij objectieve criteria worden gehanteerd.
Artikel 113
Onafhankelijkheid van de regelgevende instantie
De regelgevende instantie is juridisch onafhankelijk van en niet aan- sprakelijk jegens verleners van post- en koeriersdiensten. De besluiten die de regelgevende instantie neemt en de procedures die zij volgt, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
Artikel 114
Aanpassing van regelgeving
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de be- staande wetgeving van Oekraïne aan die van de Europese Unie. Oekra- ïne draagt er zorg voor dat zijn bestaande wetten en toekomstige wetge- ving geleidelijk in overeenstemming met het EU-acquis worden gebracht.
ONDERAFDELING 5
ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE
Artikel 115
Werkingssfeer en definities
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle elektronische communicatiediensten die ingevolge de afdelin- gen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd, met uitzondering van omroep.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk:
a. „elektronische-communicatiediensten”: alle diensten bestaande in de transmissie en in de ontvangst van elektronmagnetische signalen die gewoonlijk tegen vergoeding worden verleend, met uitzondering van omroep, maar niet de economische activiteit bestaande in de levering van inhoud die voor het transport afhankelijk is van telecommunicatie. Omroep is de ononderbroken transmissieketen die vereist is voor de dis- tributie van televisie- en radioprogrammasignalen aan het algemene publiek, maar het begrip omvat niet de toeleveringskoppelingen tussen exploitanten;
b. „openbaar communicatienetwerk”: elektronisch communicatienet- werk dat volledig of voornamelijk voor het verlenen van openbare elek- tronische communicatiediensten wordt gebruikt;
c. „elektronisch communicatienetwerk”: de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere mid- delen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radio- golven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder sa- tellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele terrestrische netwerken, en elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;
d. „regelgevende autoriteit” in de elektronische communicatiesector: de instantie of instanties die belast is/zijn met de regelgeving inzake de in dit hoofdstuk bedoelde elektronische communicatie;
e. „aanzienlijke marktmacht”: een dienstverlener wordt geacht een aanzienlijke marktmacht te hebben wanneer hij, alleen of samen met anderen, een met een machtspositie overeenkomende positie heeft, dit
f. „interconnectie”: de fysieke en/of logische koppeling van openbare communicatienetwerken die door dezelfde of een andere dienstverlener worden benut om gebruikers van een dienstverlener in staat te stellen te communiceren met gebruikers van dezelfde of van een andere dienstver- lener, of toegang te hebben tot diensten van een andere dienstverlener. Diensten kunnen worden verleend door de betrokken partijen of door andere partijen die toegang tot het netwerk hebben. Interconnectie is een specifieke vorm van toegang die tussen exploitanten van openbare net- werken tot stand wordt gebracht;
g. „universele dienst”: het pakket van diensten van een bepaalde kwa- liteit dat op het grondgebied van een partij tegen een betaalbare prijs beschikbaar is voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie; elk van beide partijen beslist over het toepassingsgebied en de uitvoe- ring van de universele dienst;
h. „toegang”: het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere dienstverlener, onder vastgestelde voorwaarden, al dan niet op exclusieve basis, met het doel elektronische communicatiedien- sten te verlenen. Dit omvat onder andere toegang tot netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, wat met zich mee kan brengen dat appara- tuur wordt gekoppeld door middel van vaste of mobiele middelen (dit omvat in het bijzonder de toegang tot het aansluitnet en tot alle facili- teiten en diensten die noodzakelijk zijn om via het aansluitnet diensten te verlenen); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot programmatuursystemen, waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijkbare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken, met name voor roaming; toegang tot voorwaardelijke toe- gangssystemen voor digitale-televisiediensten en toegang tot virtuele netwerkdiensten;
i. „eindgebruiker”: een gebruiker die geen diensten in verband met openbare communicatienetwerken of met openbare elektronische com- municatie verleent;
j. „aansluitnet”: fysiek circuit dat het netwerkaansluitpunt in het gebouw van de abonnee verbindt met de hoofdverdeler of een soortge- lijke voorziening in het vaste openbare communicatienetwerk.
Artikel 116
Regelgevende autoriteit
1. De partijen dragen er zorg voor dat de regelgevende autoriteiten voor elektronische-communicatiediensten juridisch gescheiden en func- tioneel onafhankelijk zijn van verleners van elektronische- communicatiediensten. Indien een partij eigenaar is van of zeggenschap
heeft over een dienstverlener die openbare communicatienetwerken ex- ploiteert of openbare communicatiediensten verleent, zorgt deze partij voor een werkelijke structurele scheiding tussen de regelgevende taken en de met de eigendom of de zeggenschap verband houdende activitei- ten.
2. De partijen waarborgen dat de regelgevende autoriteit voldoende bevoegdheden heeft om de sector te reguleren. De taken van een regel- gevende autoriteit worden op duidelijke wijze en gemakkelijk toeganke- lijk bekendgemaakt, in het bijzonder wanneer meer dan een instantie met die taken belast is.
3. De partijen zorgen ervoor dat de besluiten die de regelgevende autoriteiten nemen en de procedures die zij volgt, voor alle marktdeel- nemers gelijk en transparant zijn.
4. De regelgevende autoriteit is bevoegd de indicatieve lijst van de in de bijlagen30) bij deze overeenkomst opgenomen relevante producten- en dienstenmarkten te analyseren. Voor zover de regelgevende autoriteit ingevolge artikel 118 van deze overeenkomst moet bepalen of verplich- tingen moeten worden opgelegd, gehandhaafd, gewijzigd dan wel inge- trokken, bepaalt zij op basis van een marktanalyse of de relevante markt daadwerkelijk concurrerend is.
5. Voor zover de regelgevende autoriteit bepaalt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, stelt zij vast en wijst zij aan welke dienstverleners aanzienlijke marktmacht op die markt hebben en legt zij naar gelang van het geval specifieke wettelijke verplichtingen als bedoeld in artikel 118 van deze overeenkomst op, dan wel handhaaft of wijzigt zij deze. Voor zover de regelgevende autoriteit concludeert dat de markt daadwerkelijk concurrerend is, legt zij geen van de in artikel 118 van deze overeenkomst bedoelde wettelijke verplichtingen op en handhaaft zij deze evenmin.
6. De partijen waarborgen dat een dienstverlener ten aanzien van wie het besluit van een regelgevende instantie van invloed is, het recht heeft
30) Voor de EU-partij: de indicatieve lijst van relevante producten- en diensten- markten wordt bijgevoegd in een afzonderlijke bijlage XIX. De in bijlage XIX opgenomen lijst van relevante markten wordt door de EU regelmatig herzien. Wanneer in het kader van dit hoofdstuk verplichtingen worden aangegaan, moet met die wijzigingen rekening worden gehouden. Voor Oekraïne: de indicatieve lijst van producten- en dienstenmarkten wordt bijgevoegd in een afzonderlijke bijlage XX. De in bijlage XX opgenomen lijst van relevante markten wordt door Oekraïne regelmatig herzien ingevolge het in artikel 124 bedoelde aanpassings- proces met betrekking tot het acquis. Wanneer in het kader van dit hoofdstuk ver- plichtingen worden aangegaan, moet met die wijzigingen rekening worden ge- houden.
7. De partijen waarborgen dat indien de regelgevende autoriteiten voornemens zijn maatregelen te treffen die verband houden met een of meerdere bepalingen van deze onderafdeling en die een merkbare impact hebben op de relevante markt, zij de belanghebbenden gelegenheid geven binnen een redelijke termijn opmerkingen over de ontwerpmaat- regel in te dienen. De regelgevende autoriteiten maken hun overlegpro- cedures bekend. De uitkomsten van de overlegprocedure worden open- baar gemaakt, tenzij het vertrouwelijke informatie betreft.
8. De partijen zorgen ervoor dat dienstverleners die elektronische- communicatienetwerken aanbieden en elektronische- communicatiediensten verlenen, alle informatie, met inbegrip van finan- ciële informatie, die de regelgevende autoriteiten nodig hebben om na te gaan of de bepalingen van deze onderafdeling of in overeenstemming met deze onderafdeling genomen besluiten worden nageleefd. Deze dienstverleners verstrekken deze informatie desgevraagd onverwijld, bin- nen de door de regelgevende autoriteit gestelde termijnen en zo uitge- breid als door haar is verzocht. De informatie waarom de regelgevende autoriteit verzoekt, zal evenredig zijn met de uitvoering van die taak. De regelgevende autoriteit geeft de redenen die haar verzoek om informatie rechtvaardigen.
Artikel 117
Toestemming voor het verlenen van elektronische-communicatiediensten
1. De partijen waarborgen dat er voor het verlenen van diensten zoveel mogelijk toestemming wordt verleend na enkele kennisgeving en/of registratie.
2. De partijen waarborgen dat een vergunning kan worden verlangd voor nummer- en frequentietoekenning. De desbetreffende vergunnings- voorwaarden worden algemeen bekendgemaakt.
3. De partijen waarborgen dat indien een vergunning vereist is:
b. de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvrager op diens verzoek schriftelijk bekend worden gemaakt;
c. de aanvrager van een vergunning in geval van onterechte weige- ring van een vergunning bezwaar kan aantekenen of beroep kan instel- len bij een instantie;
d. de door een partij verlangde vergoedingen voor het verlenen van een vergunning31) niet hoger zijn dan de administratieve kosten die nor- maliter met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de des- betreffende vergunningen gemoeid zijn. De eisen van dit lid zijn niet van toepassing op vergoedingen voor het verlenen van een vergunning voor het gebruik van het radiospectrum en de nummervoorraad.
Artikel 118
Toegang en interconnectie
1. De partijen waarborgen dat dienstverleners die elektronische- communicatiediensten aanbieden, gerechtigd en verplicht zijn tot het bedingen van interconnectie met andere aanbieders van openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten In beginsel worden afspraken over interconnectie gemaakt op basis van commerciële onder- handelingen tussen de betrokken rechtspersonen.
2. De partijen zien erop toe dat dienstverleners die bij onderhandelin- gen over interconnectieregelingen informatie van een andere dienstver- lener ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor die werd verstrekt en dat zij de vertrouwelijkheid van de ver- strekte of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.
3. De partijen waarborgen dat een regelgevende autoriteit die in over- eenstemming met artikel 116 van deze overeenkomst heeft vastgesteld dat een relevante markt, met inbegrip van die in de aan deze overeen- komst gehechte bijlagen, niet daadwerkelijk concurrerend is, de be- voegdheid heeft aan de dienstverlener die wordt geacht een aanzienlijke marktmacht te hebben, een of meer van de volgende verplichtingen in verband met interconnectie en/of toegang op te leggen:
a. een verplichting inzake non-discriminatie, om te waarborgen dat de exploitant in vergelijkbare omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast ten aanzien van andere dienstverleners die gelijkwaardige dien-
31) Vergoedingen voor het verlenen van vergunningen omvatten niet betalingen in verband met veiling, aanbesteding of andere niet-discriminerende middelen om concessies te verlenen, of verplichte bijdragen voor het verlenen van een univer- sele dienst.
xxxx xxxxxxxxx, en aan anderen diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde kwaliteit als voor de eigen dien- xxxx xxxxxx, of voor die van haar dochterondernemingen of handelspart- ners;
b. een verplichting voor een verticaal geïntegreerde onderneming om opening van zaken te geven over haar groothandelsprijzen en verreken- prijzen, wanneer er sprake is van een non-discriminatievoorschrift of het er om gaat oneerlijke kruissubsidiëring te voorkomen. De regelgevende autoriteit kan nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methode moeten worden gehanteerd;
c. verplichtingen om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende facili- teiten, met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnet, onder andere wanneer de regelgevende autoriteit van mening is dat het weige- ren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met een vergelijkbaar effect de ontwikkeling van een door duurzame concurren- tie gekenmerkte detailhandelsmarkt zou belemmeren, of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn;
d. verplichting om op groothandelsbasis bepaalde diensten aan te bie- den voor wederverkoop door derden; om open toegang te verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die on- misbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerk- diensten; om co-locatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faci- liteiten aan te bieden, inclusief gedeeld gebruik van kabelgoten, gebouwen of masten; om bepaalde diensten aan te bieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind- diensten, inclusief faciliteiten voor intelligente-netwerkdiensten; toegang te verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om eerlijke concurrentie bij het aanbie- den van diensten te waarborgen; te zorgen voor interconnectie van net- werken of netwerkfaciliteiten.
De regelgevende autoriteiten kunnen ten aanzien van de onder c) en d) bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden stellen, waaronder eerlijkheid, redelijkheid en tijdigheid;
e. verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscon- trole, met inbegrip van verplichtingen inzake kostenoriëntering van prij- zen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke vormen van interconnectie en/of toegang, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken exploitant de prijzen door het ontbreken van wer- kelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.
De regelgevende autoriteiten houden rekening met de door de exploitant gedane investeringen en staan toe dat hij een redelijke op- brengst verkrijgt uit zijn kapitaalinbreng;
f. verplichting tot bekendmaking van de specifieke verplichtingen die door de regelgevende autoriteit aan een dienstverlener zijn opgelegd, waarbij de specifieke producten-/diensten- en de geografische markten
g. verplichtingen inzake transparantie, waarbij van een exploitant wordt verlangd dat hij bepaalde informatie openbaar maakt; met name wanneer hij niet-discriminatieverplichtingen heeft, kan de regelgevende autoriteit verlangen dat de exploitant een referentieaanbieding bekend- maakt, die zodanig wordt ontbundeld dat dienstverleners niet hoeven te betalen voor faciliteiten die niet nodig zijn voor de gevraagde dienst, en daarbij de relevante aanbiedingen beschrijft, met een uitsplitsing in com- ponenten naargelang de behoeften van de markt, samen met de bijbeho- rende voorwaarden en prijzen.
4. De partijen waarborgen dat een dienstverlener die verzoekt om interconnectie met een dienstverlener waarvan is vastgesteld dat hij een aanzienlijke marktmacht heeft, hetzij te allen tijde hetzij na een redelijke termijn die openbaar is gemaakt, een beroep kan doen op een onafhan- kelijk binnenlands orgaan, dat een regelgevende autoriteit kan zijn als bedoeld in artikel 115, lid 2, onder d), van deze overeenkomst, voor de beslechting van geschillen over de voorwaarden voor interconnectie en/of toegang.
Artikel 119
Schaarse middelen
1. De partijen waarborgen dat alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse middelen, zoals frequenties, nummers en door- gangsrechten, worden toegepast op objectieve, evenredige, tijdige, trans- parante en niet-discriminerende wijze. De stand van zaken met betrek- king tot toegewezen frequentiebanden wordt algemeen bekendgemaakt, maar een gedetailleerde vermelding van de frequenties die voor speci- fiek gebruik door de overheid zijn toegewezen, is niet vereist.
2. De partijen zorgen voor het doeltreffende beheer van radiofrequen- ties voor telecommunicatiediensten op hun grondgebied, teneinde een doeltreffend en efficiënt gebruik van het spectrum te waarborgen. Indien de vraag naar bepaalde frequenties groter is dan de beschikbaarheid ervan, worden voor de toewijzing van deze frequenties passende en transparante procedures gevolgd ten einde het gebruik ervan te optima- liseren en de ontwikkeling van de mededinging te bevorderen.
3. De partijen waarborgen dat de toewijzing van de nationale num- mervoorraden en het beheer van nationale nummerplannen aan de regel- gevende autoriteit worden toevertrouwd.
Artikel 120
Universele dienst
1. Elk van beide partijen heeft het recht vast te stellen welke univer- seledienstverplichtingen zij in stand wenst te houden.
2. Deze verplichtingen worden op zich niet concurrentiebeperkend geacht, mits zij op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De uitvoering van dergelijke verplichtingen is ook neutraal vanuit concurrentieoogpunt en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door de partij wordt vastgesteld.
3. De partijen dragen er zorg voor dat alle dienstverleners in aanmer- king komen voor het verlenen van universele diensten en dat geen enkele dienstverlener a priori wordt uitgesloten. De aanwijzing geschiedt door middel van een efficiënt, transparant, objectief en niet- discriminerend mechanisme. Indien nodig beoordelen de partijen of het verlenen van universele diensten een oneerlijke last vormt voor de orga- nisatie(s) die is/zijn aangewezen om de universele diensten te verlenen. Wanneer dit op grond van een dergelijke berekening gerechtvaardigd is, bepalen de regelgevende autoriteiten, rekening houdend met het eventu- ele marktvoordeel voor een organisatie die de universele dienst verleent, of er een mechanisme nodig is om de betrokken dienstverlener(s) te compenseren of de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te delen.
4. De partijen waarborgen dat:
a. er voor de gebruikers gidsen van alle abonnees32) beschikbaar zijn, in gedrukte of in elektronische vorm dan wel beide, die regelmatig, doch ten minste eens per jaar, worden bijgewerkt;
b. organisaties die de hiervoor onder a) bedoelde diensten verlenen, het beginsel van niet-discriminatie toepassen bij de behandeling van informatie die door andere organisaties aan hen is verstrekt.
32) In overeenstemming met de toepasselijke regels inzake de verwerking van persoonsgegevens en de privacybescherming wat de elektronische- communicatiesector betreft.
Grensoverschrijdende verlening van elektronische-communicatiediensten
De partijen stellen geen maatregelen in, noch handhaven zij maatre- gelen, wanneer deze de grensoverschrijdende verlening van elektronische-communicatiediensten beperken.
Artikel 122
Vertrouwelijke informatie
Elk van beide partijen waarborgt het vertrouwelijke karakter van elek- tronische communicatie die via een openbaar elektronische- communicatienetwerk en via openbare elektronische- communicatiediensten plaatsvindt, alsmede van de gegevens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.
Artikel 123
Geschillen tussen dienstverleners
1. De partijen dragen er zorg voor dat wanneer er in verband met de in dit hoofdstuk bedoelde rechten en verplichtingen een geschil rijst tus- sen aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of verleners van elektronische-communicatiediensten, de regelgevende autoriteit op verzoek van een der partijen een bindende beslissing neemt om het geschil op zo kort mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen vier maan- den, tot een oplossing te brengen.
2. De beslissing van de regelgevende autoriteit wordt openbaar ge- maakt, met inachtneming van de vereisten inzake vertrouwelijke be- drijfsgegevens. De door de partijen te ontvangen beslissing wordt met redenen omkleed.
3. Indien een geschil betrekking heeft op grensoverschrijdende dienst- verlening, coördineren de regelgevende autoriteiten hun inspanningen om het geschil tot een oplossing te brengen.
Artikel 124
Aanpassing van regelgeving
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de be- staande wetgeving van Oekraïne aan die van de Europese Unie. Oekra-
2. Deze aanpassing vangt aan op de datum waarop deze overeen- komst wordt ondertekend, en wordt geleidelijk tot alle in bijlage XVII bij deze overeenkomst bedoelde onderdelen van het EU-acquis uitge- breid.
ONDERAFDELING 6
FINANCIËLE DIENSTEN
Artikel 125
Werkingssfeer en definities
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten die ingevolge de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „financiële dienst”: elke dienst van financiële aard, aangeboden door een verlener van financiële diensten uit een partij. Financiële dien- sten omvatten de volgende activiteiten:
i. verzekeringen en daarmee verband houdende diensten:
1. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):
a. levensverzekering;
b. schadeverzekering;
2. herverzekering en retrocessie;
3. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaardij en agentschap;
en
4. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals diensten
van adviseurs en actuarissen en diensten in verband met risicobe- oordeling en de afwikkeling van claims;
ii. bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekerin- gen):
1. aanvaarding van deposito’s en andere terugbetaalbare fond- sen van het publiek;
2. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypotheken, factoring en financiering van commerciële transacties;
3. financiële leasing;
4. alle diensten in verband met het betalingsverkeer en de overmaking van geld, waaronder creditcards, betaalkaarten, debet- kaarten, reischeques en bankwissels;
5. garanties en verbintenissen;
6. transacties voor eigen rekening of voor rekening van cli- ënten, op de beurs of op de onderhandse markt of anderszins, ten aanzien van:
a. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, ef- fecten en depositocertificaten);
b. deviezen;
c. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en op- ties;
d. wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder pro- ducten als swaps en rentetermijncontracten;
e. verhandelbare effecten;
f. andere verhandelbare instrumenten en financiële activa, met inbegrip van edelmetaal;
7. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbegrip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (openbaar dan wel particulier) en verlening van diensten in verband met deze uitgiften;
8. financiële bemiddeling;
9. beheer van activa, zoals beheer van contanten of porte- feuillebeheer, alle vormen van beheer van collectieve investerin- gen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande bewaarne- ming, depositodiensten en fiduciaire diensten;
10. betalings- en compensatiediensten in verband met financi- ële activa, met inbegrip van waardepapieren, derivaten en andere verhandelbare instrumenten;
11. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en ver- werking van financiële gegevens en daarop betrekking hebbende software;
12. advies- en bemiddelingsdiensten en andere ondersteunende financiële diensten voor alle onder 1) tot en met 11) vermelde acti- viteiten, met inbegrip van xxxxxxxxxxxxxxxx en -analyse, onderzoek en advies aangaande investeringen en beleggingen, advies over overnames, bedrijfsreorganisaties en strategieën;
b. „verlener van financiële diensten”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon uit een partij die financiële diensten verleent of aanbiedt. Openbare instanties vallen niet onder dit begrip „verlener van financiële diensten”;
c. „openbare instantie”:
1. een overheid, centrale bank of monetaire autoriteit van een par- tij, of een instantie die eigendom is van een partij of onder zeggen- schap staat van een partij en die zich in hoofdzaak bezighoudt met de uitvoering van overheidstaken of activiteiten voor overheidsdoelein- den, met uitzondering van instanties die zich in hoofdzaak bezighou- den met het verlenen van financiële diensten op commerciële basis; of
2. een particuliere instantie, wanneer deze taken vervult die nor- malerwijze door een centrale bank of monetaire autoriteit worden ver- vuld;
d. „nieuwe financiële dienst”: een dienst van financiële aard, zoals diensten in verband met bestaande of nieuwe producten of de wijze waarop een product wordt geleverd, die niet wordt verleend door verle- ners van financiële diensten op het grondgebied van een partij, doch die op het grondgebied van de andere partij wel wordt verleend.
Artikel 126
Prudentiële uitzonderingsbepaling
1. Elk van beide partijen kan maatregelen vaststellen of handhaven om prudentiële redenen, waaronder:
a. de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of per- sonen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is;
b. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem van een partij.
2. Deze maatregelen reiken niet verder dan noodzakelijk is voor het bereiken van het nagestreefde doel en houden niet in dat verleners van financiële diensten uit de andere partij worden gediscrimineerd ten opzichte van de eigen soortgelijke verleners van financiële diensten.
3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrek- ken van informatie betreffende de zaken en de rekeningen van indivi- duele consumenten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van openbare instanties.
4. Onverminderd andere prudentiële regelgeving inzake grensover- schrijdende financiële dienstverlening, kan een partij registratie van ver- leners van grensoverschrijdende financiële diensten uit de andere partij en van financiële instrumenten verlangen.
Artikel 127
Doeltreffende en transparante regelgeving
1. Elk van beide partijen stelt alles in het werk om alle belangheb- benden vooraf kennis te geven van een door haar beoogde maatregel van algemene strekking, zodat die belanghebbenden commentaar op die maatregel kunnen geven. Dergelijke maatregelen worden bekendge- maakt:
a. door officiële publicatie; of
b. in enige andere vorm, schriftelijk of elektronisch.
Op verzoek van een aanvrager stelt de desbetreffende partij deze in kennis van de status van zijn aanvraag. Indien de desbetreffende partij aanvullende informatie van de aanvrager verlangt, stelt zij deze daarvan onverwijld in kennis.
Elk van beide partijen stelt alles in het werk opdat internationaal over- eengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financi- ëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en -ontwijking op haar grondgebied ten uitvoer worden gelegd en worden toegepast. Dergelijke internationaal overeengekomen normen zijn onder meer de
„Core Principle for Effective Banking Supervision” van het Bazels Comité voor het bankentoezicht, de „Insurance Core Principles” van de International Association of Insurance Supervisors, de „Objectives and Principles of Securities Regulation” van de International Organisation of Securities Commissions, de „Agreement on exchange of information on tax matters van de OESO, de „Statement on Transparency and exchange of information for tax purposes” van de G20, en de Veertig aanbevelin- gen inzake het witwassen van geld en de Negen bijzondere aanbevelin- gen inzake terrorismefinanciering van de Financial Action Task Force.
De partijen nemen bovendien nota van de „Ten Key Principles for Information Exchange” die door de Ministers van Financiën van de G7-landen zijn aangenomen en zullen alles doen wat nodig is opdat deze beginselen in bilaterale contacten kunnen worden toegepast.
Artikel 128
Nieuwe financiële diensten
Elk van beide partijen staat verleners van financiële diensten uit de andere partij die op haar grondgebied zijn gevestigd, toe om nieuwe financiële diensten te verlenen indien zij krachtens haar interne wetge- ving aan haar eigen verleners van financiële diensten voor soortgelijke diensten onder vergelijkbare omstandigheden toestemming zou geven. De betrokken partij kan de rechtsvorm vaststellen waarin de dienst kan worden verleend en kan de verlening van de betrokken dienst aan een vergunningsplicht onderwerpen. Wanneer een vergunning vereist is, wordt hieromtrent binnen een redelijke termijn een besluit genomen en kan de vergunning uitsluitend worden geweigerd om de in artikel 126 van deze overeenkomst bedoelde redenen.
Gegevensverwerking
1. De partijen staan verleners van financiële diensten van de andere partij toe gegevens in elektronische of in andere vorm met het oog op gegevensverwerking van en naar hun grondgebied te verzenden, wan- neer de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is in het kader van de normale transacties van de betrokken verleners van financiële dien- sten.
2. Elk van beide partijen neemt passende maatregelen ter bescher- ming van de privacy en de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens.
Artikel 130
Specifieke uitzonderingen
1. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uit- gelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden in het kader van een pensioenregeling van de overheid of een wettelijk stelsel van sociale zekerheid, tenzij verleners van financiële diensten deze activiteiten krachtens de interne regelgeving van die partij in concurrentie met openbare instanties of particuliere instellingen kunnen aanbieden.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst is van toepassing op de activiteiten van een centrale bank of een monetaire autoriteit of van enige andere openbare instantie die bevoegd is voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid.
3. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uit- gelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden voor rekening van of met garantiestelling door of gebruikmaking van de financiële middelen van de partij, of haar open- bare instanties.
Artikel 131
Zelfregulerende organisaties
Wanneer een partij het lidmaatschap van of deelneming aan, dan wel toegang tot een zelfregulerend lichaam, effecten- of termijnbeurs of