Pensioenreglement 2008 B Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel
Pensioenreglement 2008 B |
Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel |
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1
Artikel 2 Aanvang en einde van de deelneming 12
2 De pensioenaanspraken van de deelnemers 14
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers 14
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de normpensioendatum 16
Artikel 5 Facultatief partnerpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap 18
Artikel 6 Anw-hiaatpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap 20
Artikel 7 Partnerpensioen ontstaan uit omzetting van ouderdomspensioen 22
Artikel 9 Arbeidsongeschiktheidspensioen 26
Artikel 10 Wijziging arbeidsongeschiktheid 29
3 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderschapsverlof en non-
Voortzetting pensioenopbouw tijdens onvrijwillige werkloosheid ontstaan voor | ||
Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of | ||
4 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers en flexwerkers 39
Artikel 15 Berekening aanspraken 39
5 Aanspraken bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 41
Artikel 16 Aanspraken bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 41
6 Keuzemogelijkheden (bij) ingang ouderdomspensioen 43
Artikel 17 Eerder of later met pensioen 43
Artikel 18 Deeltijdpensioen 45
7 Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen 46
Artikel 19 Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen 48
8 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen 51
Artikel 20 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen 51
9 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging samenlevingsverband 53
Artikel 21 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding 53
Artikel 22 Bijzonder partnerpensioen 56
10 Aanpassing van de pensioenen 59
Artikel 23 Indexering (toeslagverlening) 59
11 Financiering van de pensioenregeling 60
Artikel 24 Financiering pensioenregeling 60
12 Uitbetaling van pensioenen 63
Artikel 25 Uitbetaling van pensioenen 63
Artikel 26 Afkoop kleine pensioenen 63
Artikel 27 Waardeoverdracht 65
14 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds 67
Artikel 28 Verplichtingen van de deelnemers 67
Artikel 29 Verstrekken van informatie door het Fonds 68
15 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving 69
Artikel 30 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving 69
Artikel 31 Bijzondere gevallen 70
Artikel 33 Strijdigheid met Pensioenwet en fiscale wetgeving 72
17 Werkingssfeer, aanpassingsclausule en inwerkingtreding 73
Artikel 35 Fiscale aanpassingsclausule 73
Artikel 36 Datum inwerkingtreding 74
Overgangsbepalingen en bijlagen
OVERGANGSBEPALINGEN 76
voor deelnemers die op de datum van vaststelling van dit reglement deelnamen aan Pensioenreglement 2006 B van het Fonds en voor wie
per 1 januari 2008 Pensioenreglement 2008 B van kracht is geworden
OVERGANGSBEPALING 79
behorend bij artikel 5 lid 6 betreffende het facultatief partnerpensioen bij overlijden tijdens deelnemerschap.
Overgangsregeling 80
inzake ‘Samenloop WAO-/WIA-uitkering en ouderdomspensioen’
Bijlage 1 81
Cijferbijlage
Bijlage 2 84
Factoren bij eerdere of latere pensionering
Bijlage 3 85
Factoren bij wijziging van de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen
Bijlage 4 88
Factoren bij variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
Bijlage 5 90
Uitvoeringsbesluit inzake non-activiteit
Bijlage 6 92
Vastlegging overtolligheidsregeling boordwerktuigkundigen met een cabinefunctie
Bijlage 7 93
Factoren bij afkoop kleine pensioenen
Bijlage 8 95
Uitvoeringsbesluit inzake deeltijdregelingen voorafgaand aan pensioen
Bijlage 9 97
Versiebeheer
1 Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Introductie
Dit pensioenreglement is mede gebaseerd op het protocol pensioenregeling KLM- Cabinepersoneel dat op 9 januari 2017 is overeengekomen en op 10 januari 2017 is ondertekend.
De pensioenovereenkomst is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 gewijzigd in een collectieve ‘toegezegde bijdrageregeling’ (Collective Defined Contribution- regeling of CDC-regeling).
In de CDC-regeling wordt pensioenopbouw nagestreefd met een vaste pensioenpremie voor de werkgever (de bestaande overschotten- en tekortenregeling is komen te vervallen). Wanneer de premie ontoereikend is in een bepaald jaar, wordt de opbouw aangepast zodat de premie weer toereikend is (conform artikel 4 lid 3 en lid 4 van dit reglement).
De werkgever is nooit gehouden tot betaling van meer dan de vaste pensioenpremie. De werkgever is evenmin gehouden tot bijstorting wegens de financiële positie van het Fonds. Dit kan tot gevolg hebben dat het pensioenfonds in een uiterste situatie de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten moet korten (conform artikel 31 lid 2 van dit reglement).
In dit pensioenreglement is de wijze waarop het pensioenfonds uitvoering geeft aan de (gewijzigde) pensioenovereenkomst uiteengezet. Op grond daarvan wordt verstaan onder:
Afkoopgrens
Het bedrag waaronder kleine pensioenen mogen worden afgekocht volgens artikel 66 van de Pensioenwet. Het bedrag is vermeld in bijlage 1 bij dit reglement.
Algemene loonronde:
Het percentage van de algemene salarisverhoging(en) die bij KLM op grond van de CAO zijn toegekend vanaf 2 januari van het voorafgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar.
De salarisverhogingen die het gevolg zijn van de introductie per 1 januari 2016 van:
a. de deelnemersbijdragecompensatie;
b. de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie; en
c. de 6% salarisverhoging (in verband met de omzetting van de werkgeversbijdrage aan de levensloopregeling in een verhoging van de salarisschalen)
worden voor het (introductie)jaar 2016 niet gerekend tot de hiervoor genoemde algemene salarisverhogingen.
AOW-gerechtigde leeftijd:
De pensioengerechtigde leeftijd op grond van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
AOW-uitkering voor een gehuwde:
De AOW-uitkering voor een gehuwde pensioengerechtigde, als bedoeld in artikel 9 lid 6 van de AOW.
Arbeidsongeschikte:
De deelnemer die ten minste 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en recht heeft op uitkering krachtens die wet.
Basispensioenregeling:
De basispensioenregeling krachtens de reglementen 2008 A en 2008 B.
Bijzonder ouderdomspensioen
Het recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen voor de ex-partner van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde, tenzij hierover andere afspraken zijn gemaakt (zie artikel 21 van dit reglement).
Bijzonder partnerpensioen:
Het recht op pensioen ten behoeve van de ex-partner (zie artikel 22 van dit pensioenreglement).
BRP:
De Wet Basisregistratie Personen (BRP). De gegevens uit het BRP zijn leidend inzake de toepassing van de artikelen 1 (Begripsomschrijvingen), 5 (Facultatief bij overlijden tijdens het deelnemerschap Partnerpensioen), 6 (Anw-hiaatpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap), 8 (Wezenpensioen), 11 (voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid), 21 (Verevening en conversie van pensioen bij scheiding) en 22 (Bijzonder partnerpensioen).
CAO:
De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor KLM-Cabinepersoneel dan wel de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor cabinepersoneel in algemene dienst bij KLM Cityhopper B.V.
Datum beëindiging van een door KLM erkend samenlevingsverband:
Onder de datum van beëindiging van een door KLM erkend samenlevingsverband wordt verstaan:
- de door KLM aan de deelnemer en aan het Fonds opgegeven datum van beëindiging van de erkenning van het samenlevingsverband van een niet arbeidsongeschikte deelnemer; of
- de datum van beëindiging van het erkende samenlevingsverband van een gewezen deelnemer, een arbeidsongeschikte of een gepensioneerde, zoals vermeld in een schriftelijke overeenkomst met het oog op beëindiging van het erkende samenlevingsverband; of
- de datum van beëindiging van het erkende samenlevingsverband van een
gewezen deelnemer, een arbeidsongeschikte of een gepensioneerde, zoals schriftelijk aan het fonds medegedeeld door één van beide ex-partners
afzonderlijk of door beide ex-partners gezamenlijk.
Deelnemer:
De deelnemer aan het Fonds is de werknemer die direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit reglement deelnemer was in Pensioenreglement 2006B van het Fonds, met uitzondering van de werknemer die vóór de datum van vaststelling van dit reglement uit dienst is getreden of met pensioen is gegaan. Tevens is per 1 januari 2009 deelnemer de werknemer die op 31 december 2008 deelnemer was in Pensioenreglement 2008 A van het Fonds en die op grond van de arbeidsvoorwaardenregeling de eenmalige keuze heeft gemaakt om per 1 januari 2009 te gaan deelnemen in dit reglement.
Deelnemersbijdragecompensatie
De deelnemersbijdragecompensatie is vanaf 1 januari 2016 onderdeel van het pensioengevend loon van de individuele deelnemer. De deelnemersbijdragecompensatie per 1 januari 2018 bedraagt 17,5% van de pensioengrondslag exclusief de deelnemersbijdragecompensatie.
Deelnemerstijd:
De periode van deelnemerschap in het Fonds gelegen tussen 1 januari 2008 of de latere datum van toetreding en de normpensioendatum of de eerdere datum van vertrek. Bij indiensttreding vóór 1 januari 2014 geldt voor de berekening van de deelnemerstijd dat de maand waarin het dienstverband aanvangt op of voor de 15e van enige maand voor een volle maand gerekend wordt. De maand waarin het dienstverband aanvangt na de 15e van enige maand wordt voor de berekening van de deelnemerstijd niet meegenomen. .
Bovenstaande systematiek is eveneens van toepassing bij uitdiensttreding vóór 1 januari 2014.
Voor deelnemers die de normpensioendatum al hebben bereikt, geldt als deelnemerstijd de feitelijke periode van deelnemerschap in het Fonds.
Onder deelnemerstijd wordt in dit reglement tevens verstaan deelnemerstijd verkregen uit waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit een andere pensioenregeling naar de pensioenregeling van het Fonds.
Deelnemerstijd vóór 1 januari 2008 telt mee op basis van het bepaalde in de overgangsregeling.
Deeltijdpensioendatum:
De gekozen datum waarop het pensioen gedeeltelijk (in de vorm van deeltijdpensioen, zoals bepaald in artikel 18 van dit reglement) ingaat.
Deeltijdpensioenpercentage:
Het percentage van het op de deeltijdpensioendatum opgebouwde pensioen dat gedeeltelijk ingaat.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de productie van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de volle productie. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum van wijziging.
Deeltijdwerknemer:
De deelnemer met verminderde productie conform het gestelde in de CAO.
Fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode:
De loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode die voor een deelnemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zou hebben gegolden als de arbeidsongeschiktheid 35%- 80% zou hebben bedragen.
Flexpercentage:
Per 1 januari van elk jaar wordt voor iedere flexwerker een flexpercentage vastgesteld. Het flexpercentage op 1 januari van enig jaar is de som van de 12 maandelijkse flexpercentages van het voorafgaande jaar, gedeeld door 12.
Het maandelijks flexpercentage wordt vastgesteld door de in de betreffende maand feitelijk gewerkte dan wel betaalde uren te delen door het bij CAO vastgestelde aantal productie-uren per maand.
Voor KLM-flexwerkers geldt als productie een productie van 85 uren per maand. Voor KLC-flexwerkers geldt als productie een productie van 135,22 uren per maand.
Het maandelijks flexpercentage kan nooit hoger zijn dan 100.
Voor flexwerkers die op of na 1 januari van enig jaar in dienst treden, wordt het flexpercentage vastgesteld op basis van de overeengekomen minimumproductie en vervolgens per 1 januari van het volgende jaar op basis van de maandelijkse flexpercentages van het voorafgaande jaar.
Flexwerker:
a. De flexwerker in dienst van KLM op wie de Regeling Arbeidsvoorwaarden Flexwerkers KLM-Cabinepersoneel van toepassing is; dan wel
b. De flexwerker in dienst van KLC op wie de Flexwerker regeling, overeengekomen in het Protocol Regeling Flexwerkers van toepassing is.
FNV Cabine:
De vakorganisatie van de Federatie Nederlandse Vakvereniging voor het Cabinepersoneel.
Fonds:
De Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel.
Franchise:
De franchise is het deel van het pensioengevend loon waarover op grond van dit reglement geen pensioenopbouw plaatsvindt.
Vanaf 1 januari 2016 is de franchise gelijk aan 100/66,28 van de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag, zoals die op 1 januari van het jaar van toepassing is1. Het bestuur past de franchise jaarlijks aan, voor het eerst op 1 januari 2017.
De hoogte van de franchise is vermeld in bijlage 1 bij dit reglement.
Gemiddeld deeltijdpercentage:
Het gemiddelde van de deeltijdpercentages over de deelnemerstijd, met inbegrip van tijdvakken van volle productie, rekening houdend met de periode gedurende welke deze hebben gegolden.
Gemiddeld flexpercentage:
Het gemiddelde van de flexpercentages over de deelnemerstijd, met inbegrip van tijdvakken van volle productie, rekening houdend met de periode gedurende welke deze hebben gegolden.
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit reglement een ouderdomspensioen van het Fonds ontvangt.
Gewezen deelnemer:
De persoon van wie de deelname aan het Fonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op uitgesteld pensioen tegenover het Fonds heeft verkregen en behouden.
Kind:
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
a. het kind tot wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat;
b. het door KLM/KLC erkende kind van de partner, mits:
> het kind minderjarig is op het moment van erkenning;
1 Dit betreft het niveau van de Eindloon-franchise.
> de erkende partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
> het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
> de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt;
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur van het Fonds vereist is, als de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren of een huwelijk met elkaar sluiten.
c. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur van het Fonds door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (adoptiekinderen en pleegkinderen),
mits het kind de hoedanigheid van kind in de zin van dit reglement tijdens het deelnemerschap heeft verkregen.
KLC:
KLM Cityhopper B.V.
KLM:
De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
KLM/KLC:
KLM of KLC dan wel beide.
Loondoorbetaling
Een loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek; gedurende 104 weken komt de loondoorbetaling tijdens ongeschiktheid als gevolg van ziekte, zwangerschap of bevalling voor rekening van de werkgever.
Loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode:
De periode waarover een deelnemer die 35%-80% arbeidsongeschikt is, recht heeft op een aan het loon gerelateerde WGA-uitkering. Deze periode duurt, afhankelijk van het arbeidsverleden, minimaal 3 en maximaal 38 maanden.
Maandsalaris:
Onder maandsalaris dient te worden verstaan het met de werknemer overeengekomen salaris uitgaande van een volle productie, zoals vastgesteld volgens de salarisregeling in de voor de werknemer van toepassing zijnde CAO.
Non-activiteit:
De in de CAO dan wel in de Regeling Arbeidsvoorwaarden Flexwerkers KLM- Cabinepersoneel respectievelijk in de KLC-Flexwerker Regeling omschreven non- activititeit.
Normpensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de 60-ste verjaardag van de deelnemer valt.
Partner:
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde. Het huwelijk moet voor of tijdens het deelnemerschap zijn aangegaan;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan. Het geregistreerd partnerschap moet voor of tijdens het deelnemerschap zijn aangegaan;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde een door KLM/KLC erkend samenlevingsverband heeft, zoals neergelegd in de "Regeling Samenlevingsverbanden" van KLM. De erkenning van het samenlevingsverband moet tijdens het deelnemerschap hebben plaatsgevonden en is geldig vanaf de datum dat KLM de erkenning van het samenlevingsverband aan de deelnemer en aan het fonds heeft doorgegeven.
Als de partner niet langer door KLM/KLC erkend kan worden omdat de deelnemer geen dienstverband meer heeft met KLM/KLC, stelt het Bestuur van het Fonds nadere voorwaarden vast.
Een periode van huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel door KLM/KLC erkend samenlevingsverband, dat aansluitend is omgezet in een huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel een door KLM/KLC erkend samenlevingsverband met dezelfde partner wordt niet als een scheiding in de zin van dit reglement worden beschouwd.
Voor de toepassing van dit reglement kan een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op enig tijdstip slechts één partner hebben.
Partnerpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Pensioendatum:
De dag waarop het ouderdomspensioen feitelijk en in zijn geheel ingaat. Op zijn vroegst de dag waarop de 50-ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt, maar uiterlijk de dag waarop de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Pensioengerechtigde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit reglement een ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, (bijzonder) partnerpensioen of wezenpensioen van het Fonds ontvangt.
Pensioengevend loon:
Het pensioengevend loon is het loon waarover de deelnemer pensioen opbouwt. Het pensioengevend loon bedraagt twaalf maal het maandsalaris van de deelnemer inclusief de eventuele leeftijdstoeslag, zoals vastgesteld per 1 januari van het
betreffende jaar, uitgaande van een volle productie, verhoogd met 16,33% in verband met de eindejaarsuitkering en de vakantietoeslag.
Bij aanvang van de deelneming na 1 januari wordt het pensioengevend loon vastgesteld als ware de deelnemer op 1 januari van het jaar in dienst getreden. Een gevolg hiervan is dat eventuele algemene loonrondes die in de loop van dat jaar plaatsvinden, niet worden meegenomen voor de vaststelling van het pensioengevend loon.
Vanaf 1 januari 2016 omvat het pensioengevend loon tevens de voor de deelnemer in enig jaar van toepassing zijnde deelnemersbijdragecompensatie.
Voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 omvat het pensioengevend loon ook de voor de deelnemers in die jaren van toepassing zijnde tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie.
De werkgever kan ook nog andere inkomensbestanddelen dan hiervoor bedoeld als aanvulling op het maandsalaris aanmerken als pensioengevend loon, een en ander voor zover blijvend binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving. Deze
inkomensbestanddelen maken onderdeel uit van het pensioengevend loon als het Bestuur van het Fonds instemt met de uitvoering hiervan door het Fonds.
Het loon waarover pensioen kan worden opgebouwd (pensioengevend loon) wordt vanaf 1 januari 2015 gemaximeerd op €100.000. Dit bedrag wordt met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag (zie bijlage 1 tabel 1).
De hiervoor genoemde maximering geldt niet voor het arbeidsongeschiktheidspen- sioen zoals bedoeld in artikel 9 lid 5 t/m 7 (arbeidsongeschiktheidspensioen) en artikel 15 lid 5 (pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid deeltijdwerknemers).
Het bestuur kan op verzoek van de werkgever besluiten tot de toepassing van een duurzame inzetbaarheidsregeling voor zover deze voortvloeit uit de cao en deze conform het bepaalde in artikel 10a lid 4 en 10b lid 3 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 door het pensioenfonds kan worden uitgevoerd.
Pensioengrondslag:
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon verminderd met de franchise.
Pensioenreglement 2006B:
Het pensioenreglement van het Fonds dat heeft gegolden van 1 januari 2006 tot 1 januari 2008.
Prijsindex:
Vanaf 2 januari 2016 geldt als cijfer voor de van toepassing zijnde prijsindex de procentuele ontwikkeling van de door het CBS vastgestelde niet-afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens over een periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande boekjaar (tot en met 1 januari 2016 gold de afgeleide Consumenten Prijsindex). Als dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur van het Fonds vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.
De niet-afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens
De door het CBS gepubliceerde prijsindex inclusief het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen (bijvoorbeeld BTW en accijns op alcohol en tabak) en subsidies en van consumptiegebonden belastingen.
Statuten:
De statuten van het Fonds.
Tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie:
In de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 is de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie eveneens onderdeel van het pensioengevend loon van de individuele deelnemer.
De tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie bedraagt 4% van de pensioengrondslag exclusief de deelnemersbijdragecompensatie en exclusief de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie.
De tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie is alleen van toepassing voor de opbouw van ouderdomspensioen (en niet voor de risicoverzekeringen).
Tijdvak van gehele arbeidsongeschiktheid:
De periode waarover een deelnemer een IVA-uitkering ontvangt in verband met volledige (80-100%) en duurzame arbeidsongeschiktheid, dan wel de periode waarover een deelnemer een WGA-uitkering ontvangt in verband met volledige (80- 100%) maar niet-duurzame arbeidsongeschiktheid. Deze periode vangt niet eerder aan dan na twee jaar na de eerste ziektedag van betrokkene.
Tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid:
De periode waarover een deelnemer een WGA-uitkering ontvangt in verband met een arbeidsongeschiktheid van 35%-80%. Deze periode vangt niet eerder aan dan na twee jaar na de eerste ziektedag van betrokkene.
Toetspremie:
De op grond van de uitvoeringsovereenkomst jaarlijks vooraf vastgestelde premie. Met deze premie wordt getoetst of de geambieerde verwerving van pensioenaanspraken kan worden gefinancierd.
UWV:
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Vaste premie:
De vaste premie is de premie die met ingang van 1 januari 2016 door de werkgever jaarlijks wordt afgedragen voor de financiering van de basispensioenregeling. De vaste premie wordt gevormd door een werkgeversbijdrage en een deelnemersbijdrage. Deze premie bedraagt een (vast) percentage van de pensioengrondslag exclusief de deelnemersbijdragecompensatie en van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 tevens exclusief de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie. Ook de deelnemersbijdragen voor de facultatieve elementen maken geen onderdeel uit van de vaste premie.
VNC:
De Vereniging Nederlands Cabinepersoneel .
Werknemer:
De persoon met een onder de CAO dan wel de Regeling Arbeidsvoorwaarden Flexwerkers KLM-Cabinepersoneel respectievelijk de KLC-FlexwerkerRegeling vallende arbeidsovereenkomst.
WIA-uitkering:
> De uitkering krachtens de WIA-regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), dan wel
> De uitkering krachtens de WIA-regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
WIA-uitkeringsgrens:
De hoogte van de WIA-uitkeringsgrens is vermeld in bijlage 1 bij dit reglement.
Artikel 2 Aanvang en einde van de deelneming
Aanvang deelneming
1. De deelneming aan dit reglement vangt aan op 1 januari 2008, of op de latere datum waarop de arbeidsovereenkomst van de werknemer is ingegaan. Deelnemerstijd van vóór 1 januari 2008 telt mee op basis van het bepaalde in de overgangsregeling.
2. Voor de werknemer die op 31 december 2008 deelnemer was in Pensioenreglement 2008 A van het Fonds en die op grond van de
arbeidsvoorwaardenregeling de eenmalige keuze heeft gemaakt voor dit reglement vangt de deelneming in dit reglement aan op 1 januari 2009.
Einde deelneming
3. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met KLM/KLC op de dag waarop het dienstverband is geëindigd, maar in ieder geval op de dag waarop de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
4. Het deelnemerschap eindigt tevens als de deelnemer de eenmalige keuze heeft gemaakt om per 1 januari 2009 deel te nemen in Pensioenreglement 2008 B. In dat geval blijft de omzetting als bedoeld in artikel 7 lid 1 van dit reglement achterwege.
Voortduring deelnemerschap na beëindiging dienstverband
5. In afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3, wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband, voor zover de persoon:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid (artikel 11 van dit reglement);
b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door
KLM/KLC met VNC/FNV Cabine overeengekomen regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
6. Het vorige lid geldt niet als en voor het deel dat het in strijd is met de Pensioenwet en artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
Informatie over statuten, reglement en wijzigingen
7. Het fonds informeert, namens de werkgever, de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelname over de inhoud van de pensioenregeling door middel van een startbrief.
Tevens informeert het fonds de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst, over de wijziging die dat tot gevolg heeft in het pensioenreglement.
2 De pensioenaanspraken van de deelnemers
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers
Uitkeringsovereenkomst
1. De pensioenregeling die is vastgelegd in dit reglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
Pensioenaanspraken
2. Overeenkomstig de bepalingen van de statuten en dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
a. ouderdomspensioen (in artikel 4 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt)
b. partnerpensioen ontstaan uit omzetting van het ouderdomspensioen (in artikel 7 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt)
c. wezenpensioen (in artikel 8 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt)
d. arbeidsongeschiktheidspensioen (in artikel 9 van dit reglement wordt dit
verder uitgewerkt)
Verzekering van het overlijdensrisico tijdens het deelnemerschap
3. Naast de in lid 2 bedoelde aanspraken heeft de partner, als de deelnemer een partner in de zin van dit reglement heeft, recht op partnerpensioen en op Anw- hiaatpensioen.
De deelnemer en partner kunnen gezamenlijk schriftelijk aan het Fonds meedelen dat zij dit partnerpensioen en/of het Anw-hiaatpensioen niet willen verzekeren.
In de artikelen 5 en 6 van dit reglement wordt dit voor het facultatief partnerpensioen respectievelijk het Anw-hiaatpensioen verder uitgewerkt.
Pensioenopbouw deeltijdwerknemers en flexwerkers
4. Deeltijdwerknemers dan wel flexwerkers bouwen pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage respectievelijk het flexpercentage (in artikel 15 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt).
Eerder of later met pensioen
5. De (gewezen) deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder of later te laten ingaan dan op de normpensioendatum (in artikel 17 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt).
Deeltijdpensioen
6. De deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om het ouderdomspensioen gedeeltelijk te laten ingaan (in artikel 18 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt).
Omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen
7. Bij deeltijdpensionering, pensionering, voortijdige beëindiging en bij scheiding vindt omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen plaats (zie artikel 7 lid 1 van dit reglement).
Wijziging verhouding ouderdomspensioen en partnerpensioen
8. Op de pensioendatum hebben de gewezen deelnemer en de gepensioneerde die met deeltijdpensioen is, de mogelijkheid om de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het partnerpensioen te wijzigingen (in artikel 19 lid 9 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt).
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
9. Op de pensioendatum bestaat voor de deelnemer de mogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in een tijdelijk verhoogd of verlaagd ouderdomspensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd en daarna in een levenslang lager/hoger ouderdomspensioen (in artikel 20 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt).
10. Voor de gewezen deelnemer heeft het bestuur de bevoegdheid om op zijn verzoek een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in een tijdelijk verhoogd of verlaagd ouderdomspensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd en daarna in een levenslang lager/hoger ouderdomspensioen (in artikel 20 van dit reglement wordt dit verder uitgewerkt).
Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
11. Tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid wordt het deelnemerschap overeenkomstig artikel 11 van dit reglement voortgezet.
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de normpensioendatum
Ingangsdatum ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de normpensioendatum van 60 jaar en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
Hoogte ouderdomspensioen
2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de per jaar opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. De opbouw bedraagt met ingang van 1 januari 2018 per jaar deelnemerstijd 1,33% van de in het betreffende jaar geldende pensioengrondslag, met dien verstande dat de feitelijke opbouw in enig jaar lager kan zijn. Voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 wordt de pensioengrondslag verhoogd met de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie
Indien in enig kalenderjaar de vaste premie lager is dan de toetspremie wordt de pensioenopbouw voor dat jaar zoals beschreven in lid 3 van dit artikel (op evenredige wijze) verlaagd.
In het op grond van dit artikel op te bouwen ouderdomspensioen is begrepen een extra ouderdomspensioen verkregen uit directe omzetting van het partnerpensioen waarvan de uitkeringen ingaan na overlijden van de deelnemer op of na de pensioendatum. Op de pensioendatum kan een deel van het ouderdomspensioen weer omgezet worden in partnerpensioen.
Verlaging opbouw en risicodekking
3. Ingeval de vaste premie – verhoogd met de deelnemersbijdrage voor facultatieve onderdelen van de pensioenregeling – lager is dan de toetspremie, vindt een zodanig korting van te verwerven aanspraken plaats dat de (verlaagde) toetspremie weer gelijk is aan vaste premie.
Kortingen vinden plaats in de onderstaande volgorde:
a. de te verwerven aanspraken op grond van de backservice verhoging (zie artikel 4 lid 2 onder sub b van Reglement 2008 A);
b. de reguliere opbouw van aanspraken (zowel op grond van opbouw onder lid 2 als op grond van artikel 4 lid 2 onder sub a van Reglement 2008 A);
c. de risicodekking voor overlijden (voor zover niet facultatief) en arbeidsongeschiktheid.
Indien na het doorvoeren van bovengenoemde volgorde van toegepaste kortingen, de vaste premie alsnog lager is dan de (verlaagde) toetspremie, doet zich de (theoretische) situatie voor dat het pensioenfonds de uitvoeringskosten niet, of slechts ten dele, uit de premie kan betalen.
Voor de verlaagde toetspremie wordt uitgegaan van de toetspremie die behoort bij de te verwerven aanspraken ná de op grond van dit lid toegepaste kortingen.
Reparatie van de verlaagde opbouw
4. Een toegepaste korting als hiervoor genoemd in lid 3 onder sub a tot en met c genoemd, wordt, indien de toetspremie in enig jaar daarna lager is dan de vaste premie, hersteld. In dat geval vindt herstel plaats in de volgende volgorde:
- herstel risicodekkingen (voor zover niet facultatief);
- herstel reguliere opbouw (zowel op grond van het hiervoor genoemde artikel 4 lid 2 als op grond van lid 2 sub a van Reglement 2008 A);
- herstel van gemiste back-service verhoging op grond van R2008 A artikel 4 lid 2 onder sub x.
Een en ander voor zover dit op grond van fiscale wetgeving is toegestaan.
Indien, op grond van het hiervoor genoemde lid 3, zich de geschetste (theoretische) situatie heeft voorgedaan dat het pensioenfonds de uitvoeringskosten in enig jaar niet uit de premie heeft kunnen betalen, zal voorafgaand aan bovengenoemde volgorde van herstel van toegepaste kortingen, eerst de financiering van de uitvoeringskosten met het fonds verrekend dienen te worden.
Samenloop Ouderdomspensioen en loondoorbetaling of wettelijke uitkering ZW/WIA
5. Als en zolang een gerechtigde op een ouderdomspensioen in het genot is van een loondoorbetaling of van een uitkering krachtens de Ziektewet of de WIA of enig andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM/KLC, wordt deze met het ouderdoms- pensioen en het eventueel op basis van voorgaande reglementen opgebouwde overbruggingspensioen verrekend.
Artikel 5 Facultatief partnerpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap
Recht op facultatief Partnerpensioen
1. De partner in de zin van dit reglement van de deelnemer heeft recht op facultatief partnerpensioen.
Afzien van het facultatieve Partnerpensioen
2. Er bestaat geen recht op facultatief partnerpensioen vanaf het moment dat de deelnemer en de partner gezamenlijk aan het Fonds -op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier (afstandsverklaring)- hebben aangegeven dat zij het facultatieve partnerpensioen niet of niet langer willen verzekeren.
Intrekken van de afstandsverklaring
3. De deelnemer en de partner, die de in lid 2 genoemde afstandsverklaring willen intrekken, doen daartoe gezamenlijk een verzoek tot intrekking van de eerder gemaakte keuze aan het fonds.
Geen recht op uitkering, tenzij
4. Geen recht op facultatief partnerpensioen bestaat als de deelnemer overlijdt binnen een jaar na het sluiten van het huwelijk, na aangaan van een geregistreerd partnerschap respectievelijk na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM/KLC.
In afwijking van het bovenstaande bestaat alsnog recht op facultatief partnerpensioen als voor het Bestuur van het Fonds aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer al lijdende was bij het sluiten van het huwelijk, het aangaan van het geregistreerd partnerschap respectievelijk de erkenning van het samenlevingsverband door KLM/KLC.
5. De in het voorgaande lid genoemde termijn van een jaar gaat voor degene, die samen met de partner de in het tweede lid gedane afstandsverklaring wil intrekken, in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de eerder gemaakte keuze aan het Fonds is gedaan.
Hoogte overlijdensuitkering
6. Het facultatieve partnerpensioen bedraagt vanaf 1 januari 2015 voor elk jaar deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015 1% van de laatste pensioengrondslag.
Hierbij gaat het om de pensioengrondslag inclusief DBC en exclusief tijdelijke DBC
Ingangsdatum overlijdensuitkering
7. Het facultatieve partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van:
- de deelnemer, of
- van degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Xxxx van de overlijdensuitkering
8. Het facultatieve partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
Verzekering bij beëindiging huwelijk/geregistreerd partnerschap of samenlevingsverband
9. Xxxxxxx van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband vervalt de aanspraak op het facultatieve partnerpensioen.
10. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding daarvan aan het Fonds door KLM/KLC.
Overlijdensverzekering en vóórtijdige beëindiging deelnemerschap
11. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap vóór de normpensioendatum anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid, komt de aanspraak op het facultatieve partnerpensioen te vervallen.
Bijzonder partnerpensioen en korting wegens groot leeftijdsverschil
12. Als er op basis van dit of voorgaande pensioenreglementen van het Fonds aanspraken tegenover het Fonds bestaan of hebben bestaan op een bijzonder partnerpensioen, zullen deze in mindering worden gebracht op het facultatieve partnerpensioen.
Als bij de berekening van de hiervoor bedoelde aanspraken op bijzonder partnerpensioen de in voorgaande pensioenreglementen van het Fonds bedoelde korting wegens groot leeftijdsverschil is toegepast of zou zijn toegepast, zal het ongekorte bijzondere partnerpensioen in mindering worden
gebracht op het facultatieve partnerpensioen.
Artikel 6 Anw-hiaatpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap
Recht op Anw-hiaatpensioen
1. De partner in de zin van dit reglement van de deelnemer heeft recht op Anw- hiaatpensioen.
Afzien van Anw-hiaatpensioen
2. Er bestaat geen recht op Anw-hiaatpensioen vanaf het moment dat de deelnemer en de partner gezamenlijk aan het Fonds -op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier (afstandsverklaring)- hebben aangegeven dat zij het Anw-hiaatpensioen niet of niet langer willen verzekeren.
Intrekken van de afstandsverklaring
3. De deelnemer en de partner, die de in lid 2 genoemde afstandverklaring willen intrekken, doen daartoe gezamenlijk een verzoek tot intrekking van de eerder
gemaakte keuze aan het fonds.
Geen recht op uitkering, tenzij
4. Geen recht op een Anw-hiaatpensioen bestaat als de deelnemer overlijdt binnen een jaar na het sluiten van het huwelijk, na aangaan van een geregistreerd partnerschap respectievelijk na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM/KLC.
In afwijking van het bovenstaande bestaat alsnog recht op een Anw- hiaatpensioen als voor het Bestuur van het Fonds aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer al lijdende was bij het sluiten van het huwelijk, het aangaan van het geregistreerd partnerschap respectievelijk de erkenning van het samenlevingsverband door KLM/KLC.
5. De in het voorgaande lid genoemde termijn van een jaar gaat voor degene, die samen met de partner de in het vierde lid gedane afstandsverklaring wil intrekken, gaat in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de eerder gemaakte keuze aan het Fonds is gedaan.
Hoogte overlijdensuitkering
6. De hoogte van het verzekerde Anw-hiaatpensioen is vermeld in bijlage 1 bij dit reglement. Het verzekerde Anw-hiaatpensioen wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de sinds de laatste vaststelling opgetreden verandering van de Anw-uitkering, waarbij het verzekerde Anw-hiaatpensioen telkens op het dichtstbijzijnde veelvoud van € 50,- per jaar wordt afgerond.
Ingangsdatum overlijdensuitkering
7. Het Anw-hiaatpensioen gaat bij overlijden in op de dag volgend op die van het overlijden van:
- de deelnemer, of
- van degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen. Xxxxxxx van overlijden van de gepensioneerde (bij voortgezette deelname zoals bedoeld in lid 15) gaat het Anw-hiaatpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden
Xxxx van de overlijdensuitkering
8. Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, met dien verstande dat de uitkering uiterlijk eindigt op de eerste dag van de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt.
Indien het Anw-hiaatpensioen is ingegaan op of na 1 januari 2013, maar voor 1 januari 2016, geldt dat de uitkering wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, met dien verstande dat de uitkering uiterlijk eindigt op de dag waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, zoals deze vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 wettelijk van toepassing was, met als uiterste datum de 67ste verjaardag van de nabestaande.
Indien het Anw-hiaatpensioen is ingegaan op of na 1 januari 2016, maar vóór 1 januari 2018, geldt dat de uitkering wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, met dien verstande dat de uitkering uiterlijk eindigt op de dag waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd, zoals deze vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 wettelijk van toepassing is, bereikt, met als uiterste datum de 67ste verjaardag van de nabestaande.
Indien het Anw-hiaatpensioen is ingegaan op of na 1 januari 2018, geldt dat de uitkering wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, met dien verstande dat de uitkering uiterlijk eindigt op de dag waarop de
partner de AOW-gerechtigde leeftijd, zoals deze vanaf 1 januari 2018 wettelijk van toepassing is, bereikt.
Verzekering bij beëindiging huwelijk/geregistreerd partnerschap of samenlevingsverband
9. Xxxxxxx van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband vervalt de aanspraak op het Anw-hiaatpensioen.
10. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding daarvan aan het Fonds door KLM/KLC.
Overlijdensverzekering en vóórtijdige beëindiging deelnemerschap
11. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap vóór de normpensioendatum anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid, komt de aanspraak op het Anw-hiaatpensioen te vervallen.
Voortzetting Anw-hiaatpensioenverzekering bij pensionering
12. De deelnemer heeft het recht om na pensionering de verzekering van het Anw- hiaatpensioen voort te zetten.
Artikel 7 Partnerpensioen ontstaan uit omzetting van ouderdomspensioen
Ouderdomspensioen omgezet in ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100:70
1. In een viertal situaties vindt door het fonds automatische omzetting plaats van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, zodanig dat het partnerpensioen 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na omzetting resteert. Dit geschiedt in de volgende situaties:
- bij deeltijdpensionering: ingang van het deeltijdpensioen (zie artikel 18 van dit reglement);
- bij (volledige) pensionering: beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid (zie artikel 19 van dit reglement);
- bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap: beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering (zie artikel 16 van dit reglement);
- bij scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het door KLM/KLC erkende samenlevingsverband (het partnerpensioen dat bij de omzetting ontstaat, wordt in deze situatie bijzonder partnerpensioen als vermeld in artikel 22 van dit reglement).
2. De omzetting zoals bedoeld in het eerste lid vindt plaats op basis van door het Bestuur vastgestelde leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn opgenomen in Bijlage 3 bij dit reglement (1e tabel) en kunnen door het Bestuur gewijzigd worden.
Geen omzetting
3. Er vindt géén omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen zoals bedoeld in het eerste lid plaats, indien:
- de (gewezen) deelnemer geen partner heeft;
- de (gewezen) deelnemer een partner heeft en op een door het Fonds toegestuurd keuzeformulier aangeeft van de omzetting af te willen zien. Het keuzeformulier dient mede door de partner van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend. Het Fonds volgt de keuze van de (gewezen) deelnemer indien het keuzeformulier binnen twee maanden na toezending aan het Fonds wordt geretourneerd;
- het huwelijk of het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband na ingang van het pensioen is aangegaan.
Ingangsdatum partnerpensioen uit omzetting
4. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer gaat het partnerpensioen, met inachtneming van het bepaalde op grond van het 3e aandachtsstreepje van lid 3, in op de dag volgend op die waarop de (gewezen) deelnemer overlijdt.
5. Bij overlijden van de gepensioneerde gaat het partnerpensioen, met inachtneming van het bepaalde op grond van het 3e aandachtsstreepje van lid 3, in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden.
Beëindiging partnerpensioen uit omzetting
6. Het partnerpensioen eindigt op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de partner.
Eerdere aanspraken op bijzonder partnerpensioen
7. Indien er op grond van dit pensioenreglement of voorgaande pensioenreglementen van het Fonds aanspraken jegens het Fonds bestaan of hebben bestaan op een bijzonder partnerpensioen, zal hiermee bij de in het eerste lid bedoelde omzetting en bij de verdere opbouw van het ouderdomspensioen rekening worden gehouden.
8. Indien bij de berekening van deze aanspraken op bijzonder partnerpensioen de in voorgaande pensioenreglementen van het Fonds bedoelde korting wegens groot leeftijdsverschil is toegepast of zou zijn toegepast, zal worden uitgegaan van het ongekorte bijzondere partnerpensioen.
Artikel 8 Wezenpensioen
Recht op wezenpensioen
1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer respectievelijk de gepensioneerde en de kinderen van de nagelaten partner.
Geen recht op wezenpensioen
2. Geen recht op wezenpensioen hebben:
- kinderen die zijn geboren na beëindiging van het deelnemerschap of
- kinderen die zijn geboren uit een op of na de normpensioendatum gesloten huwelijk of
- kinderen die zijn geboren uit een op of na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel erkend samenlevingsverband, of
- kinderen die, geboren op of na bedoelde normpensioendatum, gewettigd of geadopteerd zijn;
- de kinderen van de nagelaten erkende partner als het huwelijk dan wel het geregistreerde partnerschap respectievelijk het erkende samenlevingsverband is aangegaan na beëindiging van het deelnemerschap dan wel op of na de normpensioendatum.
Hoogte wezenpensioen
3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 14% van het ouderdomspensioen dat resteert na de (fictieve) omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen zodanig dat het ouderdomspensioen zich verhoudt tot het partnerpensioen in de verhouding 100:70.
4. De omzetting, zoals bedoeld in het vorige lid, vindt plaats op basis van door het Bestuur van het Fonds vastgestelde leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn opgenomen in Bijlage 3 bij dit reglement en kunnen door het Bestuur van het Fonds worden gewijzigd.
5. Als de deelnemer vóór het bereiken van de normpensioendatum overlijdt, wordt het wezenpensioen vastgesteld op 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer na de (fictieve) omzetting als bedoeld in de vorige leden zou hebben opgebouwd als het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de normpensioendatum.
Ingangsdatum wezenpensioen
6. Bij overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer (met inbegrip van degene die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen in op de dag volgend op die waarop de deelnemer overlijdt.
7. Bij overlijden van de gepensioneerde gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden.
Duur van de uitkering
8. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18-de verjaardag van het kind of, indien het kind eerder komt te overlijden, tot en met de maand van overlijden van het kind.
Duur van de uitkering bij opleiding met studiefinanciering
9. In afwijking van hetgeen in lid 8 is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de 27-ste verjaardag van het kind als en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het:
- voortgezet onderwijs;
- beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet Studie- financiering 2000.
In geval van eerder overlijden wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van het kind.
Het Bestuur kan, volgens nader door het Bestuur opgestelde richtlijnen, eveneens tot verlenging van de wezenpensioenuitkering tot de eerste dag van de maand volgend op de 27-ste verjaardag besluiten voor kinderen die een dagopleiding volgen die niet valt onder het voorgezet onderwijs of onderwijs als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000 (Uitvoeringsbesluit toekenning wezenpensioen en studie).
10. In afwijking van de eerste zin in het voorgaande lid, geldt voor het wezenpensioen dat is ingegaan vóór 1 januari 2015 als einddatum de eerste dag van de maand volgend op de 25-ste verjaardag van het kind of het eerdere overlijden van het kind.
Artikel 9 Arbeidsongeschiktheidspensioen
Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer die recht heeft op een WIA-uitkering.
2. Er bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen:
- als en voor zover het WIA-recht niet tot uitkering komt;
- als de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap of tijdens de periode van twee jaar vóór de aanvang van het deelnemerschap een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering heeft ontvangen. Er bestaat wel recht op arbeidsongeschiktheidspensioen als hierover in de arbeidsovereenkomst een afspraak is vastgelegd;
- als de arbeidsongeschiktheid is ontstaan door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
Ingangsdatum
3. Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deelnemer die recht heeft op een IVA-uitkering gaat in bij ingang van de IVA-uitkering, maar niet eerder in dan na afloop van het tweede ziektejaar.
4. Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deelnemer die recht heeft op een WGA-uitkering gaat in:
- na beëindiging van de loongerelateerde uitkeringsperiode op grond van de WGA dan wel
- op de eerdere datum van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de loongerelateerde uitkeringsperiode van de WGA.
Pensioengrondslag
5. Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend loon van de deelnemer exclusief de deelnemersbijdragecompensatie en de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie aan het einde van het tweede ziektejaar. Voor de vaststelling van het pensioengevend loon is het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot de maximering van het pensioengevend loon niet van toepassing.
6. Het op grond van het vorige lid van toepassing zijnde pensioengevend loon wordt jaarlijks per 1 januari tot de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen geïndexeerd met de algemene loonronde.
Hoogte arbeidsongeschiktheidspensioen
7. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%):
- 10% van het op grond van lid 5 van toepassing zijnde pensioengevend loon tot maximaal het bedrag van de WIA-uitkeringsgrens dat geldt op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen, en
- 80% van het deel van het op grond van lid 5 van toepassing zijnde pensioengevend loon dat uitgaat boven dit bedrag van de WIA- uitkeringsgrens.
8. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (35-80%), het navolgende percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid.
Arbeidsongeschiktheidsklasse op basis van UWV-opgave: | Percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid: |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
9. Het Fonds kan voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgaan van een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse dan opgegeven door UWV. Dit gebeurt als de deelnemer feitelijk meer (nieuw) inkomen uit arbeid of onderneming heeft dan overeenkomt met de door UWV opgegeven arbeidsongeschiktheidsklasse.
Hiertoe stelt het Fonds jaarlijks een arbeidsongeschiktheidspercentage vast aan de hand van de verhouding tussen:
- het actuele inkomen uit arbeid of onderneming en
- het met de algemene loonronde verhoogde inkomen aan het einde van het tweede ziektejaar.
Beëindigingsdatum
10. Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt uiterlijk op de normpensioendatum óf per de eerdere datum:
- waarop het recht op een uitkering van ouderdomspensioen ingaat op grond van artikel 4 van dit reglement (ouderdomspensioen op de normpensioendatum) dan wel de overgangsbepalingen van dit reglement;
- van overlijden van de deelnemer;
- van beëindiging van het recht op WIA-uitkering door UWV;
- waarop het door het Fonds berekende arbeidsongeschiktheidspercentage vanwege nieuw inkomen uit arbeid of onderneming minder bedraagt dan 35%.
Artikel 10 Wijziging arbeidsongeschiktheid
Wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid
1. Als het uitkeringspercentage van de WIA-uitkering wijzigt, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen in overeenstemming daarmee aangepast voor zover die wijziging het gevolg is van:
a. een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid dan wel het niet of niet geheel tot uitkering komen van de WIA-uitkering; dan wel
b. een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid.
Wijziging arbeidsongeschiktheid na uitdiensttreding
2. Voor de deelnemer van wie de arbeidsovereenkomst met KLM/KLC is beëindigd, geldt voor de aanpassing van het arbeidsongeschiktheidspensioen in geval van verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid (lid 1b) de voorwaarde dat:
- deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WIA-uitkering werd toegekend én
- na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
3 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderschapsverlof en non-activiteit
Artikel 11 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
Voortzetting deelnemerschap en vaststellingsmoment hoogte pensioengrondslag
1. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid worden het deelnemerschap en de pensioenopbouw conform de overige bepalingen van dit reglement geheel of gedeeltelijk voortgezet op basis van het pensioengevend loon dat gold aan het einde van het tweede ziektejaar. Het vorenstaande geldt met dien verstande dat vanaf 1 januari 2016 de deelnemersbijdragecompensatie en van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 tevens de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie onderdeel vormen van het pensioengevend loon, indien en voor zover de ziekte is aangevangen op of na 1 januari 2016.
Voor de vaststelling van het pensioengevend loon is het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot de maximering van het pensioengevend loon onverkort van kracht.
2. Er bestaat geen recht op voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid, indien deze arbeidsongeschiktheid is ontstaan door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
3. Gedurende de periode van voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid wordt het op grond van lid 1 van toepassing zijnde pensioengevende loon jaarlijks per 1 januari aangepast aan de algemene loonronde.
Pensioenopbouw in geval van een IVA-uitkering
4. De pensioenopbouw wordt vanaf de aanvang van de IVA-uitkering voor 100% voortgezet.
5. De voortzetting van de pensioenopbouw eindigt uiterlijk op de normpensioendatum of op de eerdere datum:
- waarop het ouderdomspensioen ingaat of
- van beëindiging van de IVA-uitkering.
Pensioenopbouw in geval van een WGA-uitkering 80-100%
6. De pensioenopbouw wordt vanaf de aanvang van de loongerelateerde WGA- uitkeringperiode voor 100% voortgezet. Dit is een vast percentage en onafhankelijk van de feitelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
7. De vaste pensioenopbouw van100% eindigt bij beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode (maximum duur is bereikt) of op de eerdere datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de loongerelateerde uitkeringsperiode;
- waarop het ouderdomspensioen ingaat of
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
8. Vanaf de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte deel voortgezet. De voortzetting geschiedt op basis van een percentage uit de tabel van lid 12.
9. De voortzetting van de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte deel eindigt uiterlijk op de normpensioendatum of op de eerdere datum:
- waarop het ouderdomspensioen ingaat of
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
Pensioenopbouw in geval van een WGA-uitkering 35-80%
10. De pensioenopbouw wordt vanaf de aanvang van de loongerelateerde WGA- uitkeringsperiode voor 100% voortgezet. Dit is een vast percentage en onafhankelijk van de feitelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
11. De vaste pensioenopbouw van 100% eindigt bij beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode (maximum duur is bereikt) of op de eerdere datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode;
- waarop het ouderdomspensioen ingaat of
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
12. Vanaf de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen, wordt de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte deel voortgezet. De voortzetting
geschiedt op basis van het percentage uit de navolgende tabel dat behoort bij de door UWV opgegeven arbeidsongeschiktheidsklasse.
Arbeidsongeschiktheid van: | Percentage voortgezette pensioenopbouw: |
80-100% 65-80% | 100 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
25-35% | 30 |
15-25% | 20 |
0-15% | 10 |
13. De voortzetting van de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte deel eindigt uiterlijk op de normpensioendatum of op de eerdere datum:
- waarop het ouderdomspensioen ingaat of
- van beëindiging van de WGA-uitkering.
Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid minder dan 35%
14. KLM stelt voor de deelnemer die volgens een keuring door UWV of een daaraan gelijk te stellen keuring minder dan 35% arbeidsongeschiktheid is, een fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode vast.
15. Vanaf de aanvang fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode wordt de pensioenopbouw voor 100% voortgezet. Dit is een vast percentage en onafhankelijk van de feitelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
16. De vaste pensioenopbouw van 100% eindigt bij beëindiging van de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode (maximum duur is bereikt) of op de eerdere datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM tijdens de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode;
- waarop het ouderdomspensioen ingaat;
- van overlijden of
- van revalidatie.
17. Na beëindiging van de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode wordt de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte deel voortgezet. De voortzetting is een percentage uit de tabel van lid 12. Voor de bepaling van de arbeidsongeschiktheidsklasse stelt KLM het arbeidsongeschiktheidspercentage vast.
18. De voortzetting van de pensioenopbouw over het arbeidsongeschikte deel eindigt uiterlijk op de normpensioendatum of op de eerdere datum:
- van beëindiging van het dienstverband met KLM;
- waarop het ouderdomspensioen ingaat;
- van overlijden of
- van revalidatie.
Wijziging arbeidsongeschiktheidsgegevens UWV
19. Op de voortzetting van de pensioenopbouw zijn de bepalingen inzake wijziging arbeidsongeschiktheid (artikel 10 van dit reglement) van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat bij een gewijzigde opgave van de arbeidsongeschiktheidsgegevens door UWV, de voortzetting van de pensioenopbouw dienovereenkomstig wordt aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
a. een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid;
b. een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid mits:
- deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WIA-uitkering werd toegekend;
- na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
Deze bepaling is niet van toepassing over de periode dat de pensioenopbouw met een vast percentage wordt voortgezet.
Aanpassing arbeidsongeschiktheidsklasse door het Fonds
20. Het Fonds kan bij de vaststelling van de voortgezette pensioenopbouw tijdens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgaan van een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse dan opgegeven door UWV. Dit gebeurt indien de deelnemer feitelijk meer (nieuw) inkomen uit arbeid of onderneming heeft dan overeenkomt met de door UWV opgegeven arbeidsongeschiktheidsklasse. Hiertoe stelt het Fonds jaarlijks een arbeidsongeschiktheidspercentage vast aan de hand van de verhouding tussen:
- het actuele inkomen uit arbeid of onderneming;
- het met de algemene loonronde verhoogde inkomen aan het einde van het tweede ziektejaar.
Premievrijstelling
21. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid is geen premie verschuldigd:
- tijdens de periode waarover de deelnemer een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt;
- over de periode vanaf de beëindiging van de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode indien en zolang er sprake is van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
Pensioenopbouw over het arbeidsgeschikte deel
22. Na ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen dan wel na afloop van de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode vindt de pensioenopbouw over het arbeidsgeschikte deel plaats op basis van:
- een bij dat arbeidsgeschikte deel behorende pensioengevend loon én
- rekeninghoudend met een eventueel nieuw deeltijdpercentage.
23. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag over het arbeidsgeschikte deel wordt de franchise zodanig vastgesteld dat deze, tezamen met de franchise voor het arbeidsongeschikte deel, niet hoger is dan de franchise die in artikel 1 van dit reglement is vermeld.
Facultatief partnerpensioen tijdens arbeidsongeschiktheid
24. Recht op facultatief partnerpensioen heeft de partner met wie de arbeids- ongeschikte deelnemer tijdens de voortzetting van het deelnemerschap
- gehuwd was, een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had; en
- de arbeidsongeschikte ook op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid ten behoeve van deze partner voor dit facultatieve partnerpensioen verzekerd was.
Anw-hiaatpensioen tijdens arbeidsongeschiktheid
25. Recht op Anw-hiaatpensioen heeft de nagelaten partner met wie de arbeids- ongeschikte deelnemer tijdens de voortzetting van het deelnemerschap gehuwd was, een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had en indien
- deze arbeidsongeschikte ook op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid ten behoeve van de betreffende partner voor het Anw- hiaatpensioen verzekerd was én
- hij de deelnemersbijdrage voor het Anw-hiaatpensioen (artikel 24 lid 4 sub c) tot zijn overlijden heeft doorbetaald.
26. In afwijking van het vorige lid bestaat, indien de volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%) is ingegaan op of na 1 januari 2013, gedurende de periode van volledige arbeidsongeschiktheid recht op premievrije voortzetting van de verzekering van het Anw-hiaatpensioen.
Bij pensionering van de volledig arbeidsongeschikte deelnemer komt het recht op premievrije voortzetting van de verzekering van het Anw-hiaatpensioen voor de partner van de gepensioneerde te vervallen.
Pensioenopbouw na herplaatsing in grondfunctie
27. Voor de pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemer die volgens opgave van de KLM in verband met arbeidsongeschiktheid definitief is herplaatst in een functie die valt onder de CAO voor het KLM-Grondpersoneel, gelden de volgende afwijkende bepalingen:
a. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag over het arbeidsongeschikte deel wordt de franchise zodanig bepaald dat deze, tezamen met de franchise die voor de pensioenopbouw in de grondfunctie van toepassing is, niet hoger is dan de franchise bedoeld in artikel 1 van dit reglement.
b. Over de periode tot de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen dan wel over de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van:
- het pensioengevend loon dat gold aan het einde van het tweede ziektejaar. Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van het pensioengevend loon is onverkort van kracht;
- een arbeidsongeschiktheidspercentage dat door KLM wordt bepaald aan de hand van de verhouding tussen het actuele arbeidsinkomen en het met de algemene loonronde verhoogde inkomen aan het einde van het tweede ziektejaar.
c. Over de periode tot de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen dan wel over de fictieve loongerelateerde WGA-uitkeringsperiode is de waarde
van de hiervoor omschreven pensioenopbouw en de pensioenopbouw in de grondfunctie tezamen, niet lager dan de 100% voortgezette pensioenopbouw die van toepassing zou zijn geweest indien geen herplaatsing in verband met arbeidsongeschiktheid in een grondfunctie had plaatsgevonden.
Artikel 12 Voortzetting pensioenopbouw tijdens onvrijwillige werkloosheid ontstaan voor 1 januari 2011
Dit artikel is per 1 januari 2015 komen te vervallen in verband met het vervallen van de FVP-regeling medio 2014.
Artikel 13 Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of geboorteverlof
Keuzemogelijkheid bij ouderschapsverlof of geboorteverlof
1. Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof of geboorteverlof als omschreven in de cao, heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van het ouderschapsverlof of geboorteverlof volledig voort te zetten.
Keuze voortzetting pensioenopbouw
2. Als de deelnemer voor voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof kiest, zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet als wanneer de deelnemer niet met ouderschapsverlof of geboorteverlof was gegaan. Het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van het pensioengevend loon is onverkort van kracht.
Verschuldigde deelnemersbijdrage
3. De deelnemersbijdrage, voor de verzekering van het ouderdomspensioen, wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen respectievelijk het facultatieve partnerpensioen en het Anw-hiaatpensioen (als bedoeld in artikel
24 lid 4 onderdelen a, b en c), zal bij de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of geboorteverlof eveneens op dezelfde wijze worden vastgesteld als wanneer de deelnemer niet met ouderschapsverlof of geboorteverlof was gegaan. De deelnemer blijft in dat geval de deelnemersbijdrage verschuldigd.
Voortzetting dekking overlijdensrisico, arbeidsongeschiktheidsrisico en wezenpensioen
4. Als de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof kiest, blijft de risicodekking van het facultatieve partnerpensioen, het Anw-hiaatpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd.
Premievrije risicodekking bij volledig ouderschapsverlof
5. Als de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof kiest en er sprake is van een volledig ouderschapsverlof of geboorteverlof waarbij het salaris tijdelijk wordt stopgezet, is de deelnemer voor de in lid 4 genoemde risicodekking geen deelnemersbijdrage verschuldigd.
Premie bij gedeeltelijk ouderschapsverlof
6. Als de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof of geboorteverlof kiest en er sprake is van een gedeeltelijk ouderschapsverlof of geboorteverlof, wordt de resterende arbeidsduur als deeltijd in aanmerking genomen. De deelnemer is in dat geval de deelnemersbijdrage verschuldigd voor dat gedeelte waarover de deelnemer geen ouderschapsverlof of geboorteverlof geniet. De premie voor het Anw- hiaatpensioen blijft bij gedeeltelijk verlof wel volledig verschuldigd.
Artikel 14 Non-activiteit
Uitvoeringsbesluit inzake non-activiteit
1. De regels bij non-activiteit zijn opgenomen in het ‘Uitvoeringsbesluit inzake non-activiteit’ dat als Bijlage 5 bij dit reglement is gevoegd.
Opschorting deelnemerschap, tenzij
2. Gedurende een periode van non-activiteit van een deelnemer, wordt het deelnemerschap geacht niet voort te duren, tenzij de deelnemer met het fonds voortgezette pensioenopbouw is overeenkomen. In geval voortzetting van de pensioenopbouw is overeengekomen, is het bepaalde in artikel 1 met betrekking tot maximering van het pensioengevend loon onverkort van kracht.
Premievrije voortzetting risicoverzekeringen bij opschorting deelnemerschap
3. Bij opschorting van het deelnemerschap wegens non-activiteit worden de risicoverzekeringen voor het arbeidsongeschiktheidspensioen, het wezenpensioen en het facultatieve partnerpensioen en Anw-hiaatpensioen, met inachtneming van het bepaalde in Bijlage 5 gecontinueerd, zonder dat de deelnemer hiervoor een deelnemersbijdrage is verschuldigd.
Deelnemerstijd bij opschorting deelnemerschap
4. Als het deelnemerschap gedurende een periode van non-activiteit niet wordt voortgezet, wordt deze periode van non-activiteit als deeltijd (met een deeltijdpercentage van 0%) meegeteld bij de voor de pensioenberekeningen in aanmerking te nemen deelnemerstijd.
Verschuldigde premie bij voortzetting deelnemerschap
5. Als het deelnemerschap gedurende een periode van non-activiteit wordt voortgezet, is de werknemer voor de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens deze non-activiteit, een door het Bestuur van het Fonds vast te stellen premie (zowel de werkgeversbijdrage als de deelnemersbijdrage) verschuldigd.
Voorwaarde voortzetting deelnemerschap
6. De voortzetting van het deelnemerschap bij non-activiteit mag niet in strijd zijn met de fiscale wet- en regelgeving.
4 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers en flexwerkers
Artikel 15 Berekening aanspraken
Pensioenopbouw bij werken in deeltijd
1. De deelnemer die in deeltijd werkt, bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de verminderde productie en de volle productie.
2. Voor een deeltijdwerknemer wordt het pensioengevend loon vastgesteld alsof de volle productie zou gelden.
3. De pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers worden, met uitzondering van de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen en het Anw- hiaatpensioen, berekend door de pensioenaanspraken bij volle productie te vermenigvuldigen met het deeltijdpercentage. Voor de berekening van het facultatief partnerpensioen wordt hierbij uitgegaan van het gemiddelde deeltijdpercentage.
Berekening Anw-hiaatpensioen deeltijdwerknemers
4. De hoogte van het Anw-hiaat wijzigt niet als gevolg van het in deeltijd gaan werken.
Berekening aanspraken arbeidsongeschiktheidspensioen deeltijdwerknemers
5. Voor de berekening van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deeltijdwerknemer, zal het op grond van artikel 9 lid 5 van toepassing zijnde pensioengevend loon bij volle productie vermenigvuldigd worden met het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage.
Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid deeltijdwerknemers
6. Bij de berekening van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte deeltijdwerknemer het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid zou hebben behouden.
Berekening wezenpensioen en facultatief partnerpensioen bij overlijden deeltijdwerknemer
7. Bij de berekening van het wezenpensioen en het facultatief partnerpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de normpensioendatum zou hebben behouden.
Berekening wezenpensioen en facultatief partnerpensioen bij overlijden arbeidsongeschikte deeltijdwerknemer
8. Bij overlijden tijdens de (fictieve) loongerelateerde WGA-periode wordt verondersteld dat het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage tot de normpensioendatum van toepassing is gebleven.
Berekening pensioenaanspraken flexwerker
9. Voor de berekening van de pensioenaanspraken van de flexwerker, zijn de bepalingen in de leden 2 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat voor de berekening van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van het gedurende het jaar geldende flexpercentage en gemiddelde flexpercentage.
5 Aanspraken bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap
Artikel 16 Aanspraken bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap
Premievrij ouderdomspensioen
1. Als het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen.
Premievrij wezenpensioen
2. Voor de kinderen die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap aanspraak hadden op wezenpensioen, wordt dit wezenpensioen bij de beëindiging van het deelnemerschap zoals bedoeld in het voorgaande lid, omgezet in een aanspraak op een premievrij wezenpensioen.
Premievrij partnerpensioen
3. De partner heeft bij de beëindiging van het deelnemerschap zoals bedoeld in het eerste lid, een aanspraak op premievrij partnerpensioen.
Hoogte premievrij ouderdomspensioen
4. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 4 van dit reglement (ouderdomspensioen op de normpensioendatum), rekening houdend met de omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, (zoals in artikel 7 beschreven).
Hoogte premievrij partnerpensioen
5. Bij de beëindiging van het deelnemerschap wordt het partnerpensioen, vastgesteld zoals omschreven in artikel 7 (partnerpensioen ontstaan uit omzetting van ouderdomspensioen). Het berekende partnerpensioen wordt bij de beëindiging van het deelnemerschap een aanspraak op premievrij partnerpensioen.
Hoogte premievrije wezenpensioen
6. Het premievrije wezenpensioen is voor elk gerechtigd kind gelijk aan 14% van het in lid 5 omschreven premievrije ouderdomspensioen.
Heel kleine pensioenaanspraken vervallen
7. Premievrije aanspraken op ouderdomspensioen, alsmede de van dit ouderdomspensioen afgeleide pensioenaanspraken, die (afzonderlijk) niet meer dan € 2,- bruto per jaar bedragen, komen per de datum van beëindiging van het deelnemerschap te vervallen ten gunste van het fonds. Zie voor de hoogte van de afkoopgrens: bijlage 1.
Vervallen risicoverzekeringen
8. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen, facultatief partnerpensioen en Anw-hiaatpensioen komen bij de beëindiging van het deelnemerschap zoals bedoeld in het eerste lid, te vervallen.
Flexibiliseringsmogelijkheden
9. Op het moment dat het pensioen ingaat, zijn de betreffende bepalingen van dit reglement waaronder de flexibiliseringsmogelijkheden zoals verwoord in artikel 17 (eerder of later met pensioen) en artikel 19 (wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen) van overeenkomstige toepassing. De mogelijkheid van variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen is onder voorbehoud eveneens van overeenkomstige toepassing (zie artikel 20 lid 7 en 8).
Informatieverstrekking door het fonds
10. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
6 Keuzemogelijkheden (bij) ingang ouderdomspensioen
Artikel 17 Eerder of later met pensioen
Vervroeging of uitstel van het ouderdomspensioen
1. Naar keuze van de (gewezen) deelnemer, kan het ouderdomspensioen op zijn vroegst ingaan op de dag waarop de 50-ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt, en uiterlijk op de dag waarop de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
2. Het ouderdomspensioen kan pas ingaan als en voor het deel dat het dienstverband is geëindigd.
Vervroeging van het ouderdomspensioen
3. Wanneer de (gewezen) deelnemer ervoor gekozen heeft om eerder met pensioen te gaan dan op de normpensioendatum, wordt de ingangsdatum van het (premievrije) ouderdomspensioen vervroegd, onder gelijktijdige verlaging van dit (premievrije) ouderdomspensioen, in combinatie met een overeenkomstige verlaging van de eventueel daarvan afgeleide pensioenen.
4. Met behulp van sekseneutrale actuariële factoren wordt bij vervroeging van het pensioen de (premievrije) aanspraak opnieuw vastgesteld. De actuariële waarde van de (premievrije) aanspraak zelf blijft voor en na de omzetting gelijk. De factoren bij eerdere of latere pensionering staan in Bijlage 2 van dit reglement.
5. Het aldus vastgestelde ouderdomspensioen gaat vervolgens in op de vervroegde pensioendatum.
6. De keuze voor vervroegde pensionering door een deelnemer dient ten minste vier maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum door KLM/KLC aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
7. De keuze voor vervroegde pensionering door een gewezen deelnemer dient ten minste vier maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum door de gewezen deelnemer aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt
8. Bij een wijziging van het niveau van het partnerpensioen is de toestemming van de partner van de deelnemer vereist.
Uitstel van het ouderdomspensioen
9. Als de (gewezen) deelnemer ervoor gekozen heeft om later met pensioen te gaan dan op de normpensioendatum, wordt het (premievrije) ouderdomspensioen tot aan de feitelijke pensioendatum verhoogd, in combinatie met een overeenkomstige verhoging van de eventueel daarvan afgeleide pensioenen.
10. Met behulp van collectief actuariële factoren wordt bij uitstel van het pensioen de (premievrije) aanspraak opnieuw vastgesteld. De op de ingangsdatum van het pensioen geldende factoren zijn bepalend voor de hoogte van het pensioen.
De actuariële waarde van de (premievrije) aanspraak zelf blijft voor en na de omzetting gelijk.
De factoren staan in Bijlage 2 van dit reglement.
11. Het aldus vastgestelde ouderdomspensioen gaat vervolgens in op de verlate pensioendatum.
12. Het ouderdomspensioen kan nooit hoger zijn dan het maximaal mogelijke pensioen op grond van de fiscale wet- en regelgeving.
13. Als de deelnemer ervoor gekozen heeft om later met pensioen te gaan dan op de normpensioendatum, wordt gedurende de periode tussen de normpensioendatum en de feitelijke pensioendatum de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet.
14. De keuze voor uitstel van het pensioen door een deelnemer dient ten minste vier maanden voorafgaande aan de normpensioendatum door KLM/KLC aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
15. De keuze voor uitstel van het pensioen door een gewezen deelnemer dient ten minste vier maanden voorafgaande aan de normpensioendatum door de gewezen deelnemer aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
Ziekte en keuze vervroegde of uitgestelde pensioendatum
16. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die een loondoorbetaling ontvangt of een uitkering op grond van de WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering geniet die voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM, en
die op de eerste ziektedag nog niet had gekozen voor een vervroegde of verlate pensioendatum, op de normpensioendatum met pensioen.
Indien een deelnemer in bovenbedoelde situatie al wel op de eerste ziektedag had gekozen voor een vervroegde pensioendatum, dan gaat de deelnemer op de al gekozen vervroegde pensioendatum met pensioen.
In het geval de hierboven bedoelde deelnemer op de eerste ziektedag al gekozen had voor een uitgestelde pensioendatum, dan gaat deze deelnemer aan het einde van het tweede ziektejaar met pensioen, of als de uitgestelde pensioendatum eerder ligt dan op het einde van het tweede jaar, dan gaat hij op de al gekozen uitgestelde pensioendatum met pensioen.
De in dit lid bedoelde loondoorbetaling respectievelijk uitkering wordt met het door het Fonds uitgekeerde pensioen verrekend.
Artikel 18 Deeltijdpensioen
Deeltijdpensioen
1. Naar keuze van de deelnemer, kan het ouderdomspensioen gedeeltelijk ingaan. Deze keuzemogelijkheid geldt niet voor de gewezen deelnemer.
2. Het deeltijdpensioenpercentage en het deeltijdpercentage voor het gedeelte dat de deelnemer bij KLM/KLC in dienst blijft, mogen samen niet meer bedragen dan het percentage waarvoor de deelnemer in dienst was bij KLM/KLC.
3. Voor het gedeelte dat de deelnemer bij KLM/KLC in dienst blijft, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet.
4. Een eenmaal gekozen deeltijdpensioenpercentage geldt tot de datum van volledige pensioeningang, tenzij het gekozen percentage tussentijds wordt verhoogd.
Ingangsdatum deeltijdpensioen
5. Deeltijdpensioen kan op zijn vroegst ingaan op de dag waarop de 50-ste verjaardag van de deelnemer valt en uiterlijk een maand voorafgaande aan de dag waarop de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Aanvraag deeltijdpensioen
6. De keuze voor deeltijd dient ten minste vier maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum door KLM/KLC aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
Deeltijdpensioen op de normpensioendatum
7. Wanneer de deelnemer gekozen heeft om met deeltijdpensioen te gaan op de normpensioendatum, wordt het (deeltijd)pensioen berekend door het op grond van artikel 4 (ouderdomspensioen op de normpensioendatum) en artikel 15 (berekening aanspraken) berekende ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met het deeltijdpensioenpercentage.
Op het aldus berekende deeltijdpensioen is het bepaalde in artikel 7 (partnerpensioen ontstaan uit omzetting van ouderdomspensioen) van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Vervallen van de risicoverzekeringen
Deeltijdpensioen voor of na de normpensioendatum
9. Wanneer de deelnemer eerder of later met deeltijdpensioen wil gaan dan op de normpensioendatum, wordt het deeltijdpensioen berekend door het op grond van artikel 4 (ouderdomspensioen op de normpensioendatum), artikel 15 (berekening aanspraken) en artikel 17 (vervroeging en uitstel) berekende pensioen te vermenigvuldigen met het deeltijdpensioenpercentage.
10. Een verlaging van het pensioen als gevolg van de keuze om eerder dan de normpensioendatum met pensioen te gaan respectievelijk een verhoging van
het pensioen als gevolg van de keuze om later dan de normpensioendatum met pensioen te gaan blijven na de volledige pensioeningang voor het al genoten pensioen gehandhaafd.
Deeltijdpensioen in combinatie met arbeidsongeschiktheidspensioen
11. De gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen, kan over zijn arbeidsgeschikte gedeelte deeltijdpensioen opnemen. Hierbij zijn de in dit artikel genoemde voorwaarden relevant en in dat verband van toepassing. Daarnaast geldt bij het opnemen van deeltijdpensioen in combinatie met arbeidsongeschiktheidspensioen dat:
- het deeltijdpensioenpercentage en het arbeidsongeschiktheidspercentage samen niet meer bedragen dan het percentage waarvoor de deelnemer bij KLM in dienst was. Hierbij wordt rekening gehouden met het deeltijdpercentage dat voorafgaand aan de ingang van het deeltijdpensioen respectievelijk arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing was;
- in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 7 van dit reglement (inhoudende dat verrekening van een loondoorbetaling of van een uitkering krachtens de Ziektewet of de WIA of enig andere wettelijke arbeidsongeschiktheids- uitkering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM/KLC, plaatsvindt met het ouderdomspensioen), de WGA-uitkering op grond van de WIA niet met het deeltijdpensioen over het arbeidsgeschikte gedeelte wordt verrekend;
- bij een toename van de arbeidsongeschiktheid het arbeidsongeschiktheids- pensioen en de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid alleen nog betrekking kunnen hebben op dat deel van het arbeidsgeschikte gedeelte waarover geen deeltijdpensioen is opgenomen.
In situaties waarin het voorgaande lid niet voorziet beslist het Fonds.
Flexibiliseringsmogelijkheden bij deeltijdpensioen
12. Op het moment dat het pensioen volledig ingaat, zijn de betreffende bepalingen van dit reglement waaronder de flexibiliseringsmogelijkheden zoals verwoord in de artikelen 17 (eerder of later met pensioen), artikel 19 (wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen) en artikel 20 (variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen) van overeenkomstige toepassing.
7 Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen
Artikel 19 Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen
Keuzemogelijkheid om de verhouding ouderdomspensioen en partnerpensioen te wijzigen
1. Op de normpensioendatum dan wel op de vervroegde of uitgestelde pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het ouderdomspensioen enerzijds en het partnerpensioen anderzijds te wijzigen.
2. Bovenstaande geschiedt met in achtneming van artikel 7 lid 1, waarin is bepaald dat voor de (gewezen) deelnemer een deel van het ouderdomspensioen wordt omgezet in een partnerpensioen, zodanig dat het partnerpensioen 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na omzetting resteert.
Verschillende uitruilmogelijkheden van het ouderdomspensioen
3. De hoogte van het volgens dit reglement vastgestelde ouderdomspensioen enerzijds en van het (op grond van het in het vorige lid aangehaalde artikel 7 lid 1) vastgestelde partnerpensioen anderzijds, kunnen op de normpensioendatum dan wel op de vervroegde of uitgestelde pensioendatum gewijzigd worden in één van de hierna omschreven verhoudingen:
a. ouderdomspensioen : partnerpensioen = 100 :100;
b. ouderdomspensioen : partnerpensioen = 100 : 90;
a. ouderdomspensioen : partnerpensioen = 100 : 80;
b. ouderdomspensioen : partnerpensioen = 100 : 70;
e. ouderdomspensioen : partnerpensioen = 100 : 60;
f. ouderdomspensioen : partnerpensioen = 100 : 50;
g. ouderdomspensioen : partnerpensioen = 100 : 0.
4. De uitruil van ouderdomspensioen in een te wijzigen verhouding van ouderdomspensioen en partnerpensioen, geschiedt op basis van het
ouderdomspensioen dat wordt toegekend op de vervroegde -, uitgestelde - of normpensioendatum.
Aanvraag wijziging verhouding ouderdomspensioen en partnerpensioen
5. De in lid 1 genoemde keuze dient ten minste 1 maand voorafgaande aan de pensioendatum aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt. Dit formulier dient ondertekend te worden door de (gewezen) deelnemer én de partner.
6. Indien er geen keuze wordt gemaakt binnen de daartoe gestelde termijn, wordt het ouderdomspensioen gewijzigd in de verhouding 100:70 (variant d).
Geen omzetting
7. In afwijking van hetgeen in lid 1 is bepaald, vindt er op de pensioendatum geen omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen plaats van de (gewezen) deelnemer die op de normpensioendatum, dan wel op een andere datum dan de normpensioendatum, volledig met pensioen gaat en op die datum geen partner heeft.
Omzetting op basis van leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren
8. Als van de keuzemogelijkheid op de normpensioendatum dan wel op de vervroegde of uitgestelde pensioendatum gebruik gemaakt wordt, zal de omzetting voor de deelnemers gebeuren op basis van door het Bestuur van het Fonds vastgestelde leeftijdsafhankelijke, actuarieel sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn opgenomen in Bijlage 3 bij dit reglement (2e tabel) en kunnen door het Bestuur van het Fonds gewijzigd worden.
7 Als van de keuzemogelijkheid op de normpensioendatum dan wel op de vervroegde of uitgestelde pensioendatum gebruik gemaakt wordt, zal de omzetting voor de gewezen deelnemers en de deeltijd gepensioneerden, voor zover zij eerder bij de voortijdige beëindiging van hun deelname respectievelijk bij hun deeltijdpensionering het opgebouwde ouderdomspensioen hebben omgezet in ouderdomspensioen én partnerpensioen (in de verhouding 100:70), eveneens gebeuren op basis van door het Bestuur van het Fonds vastgestelde leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn opgenomen in Bijlage 3 bij dit reglement (3e tabel). Ook deze factoren kunnen door het Bestuur van het Fonds worden gewijzigd.
In het geval er eerder geen omzetting heeft plaatsgevonden, dan is voor deze gewezen deelnemers en deeltijd gepensioneerden lid 8 van toepassing.
8 Indien er krachtens dit of voorgaande pensioenreglementen van het Fonds aanspraken jegens het Fonds op een bijzonder ouderdomspensioen bestaan en/of aanspraken op een bijzonder partnerpensioen bestaan of hebben bestaan dan wel indien er sprake is van conversie van pensioenrechten, zal hiermee bij de in de leden 1 en 2 bedoelde omzetting rekening worden gehouden. De omzetting vindt in dat geval plaats op basis van door het Bestuur vastgestelde regels.
Geen wijziging van het wezenpensioen
11. Bij de in de vorige leden van dit artikel bedoelde omzetting van het ouderdomspensioen in ouderdomspensioen en partnerpensioen zal het krachtens dit reglement vastgestelde wezenpensioen geen wijziging ondergaan.
8 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
Artikel 20 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
Actieve deelnemers
1. Op de pensioendatum heeft de deelnemer de keuzemogelijkheid om de hoogte van het pensioen vanaf de pensioendatum te variëren. Het bestuur van het fonds heeft de bevoegdheid op verzoek van de deelnemer
a) een ouderdomspensioen bij ingang op de pensioendatum tijdelijk te verhogen. Daarbij zal het pensioen vanaf de dag waarop de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, een gelijkwaardige verlaging ondergaan
dan wel
b) een ouderdomspensioen bij ingang op de pensioendatum tijdelijk te verlagen. Daarbij zal het pensioen vanaf de dag waarop de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, een gelijkwaardige verhoging ondergaan.
De hiervoor genoemde keuzemogelijkheid tot variatie heeft, indien een of meerdere van de genoemde situaties op grond van artikel 7 lid 1 heeft plaatsgevonden, betrekking op het (verlaagde) ouderdomspensioen dat resteert na de omzetting.
2. De bevoegdheid van het bestuur, zoals genoemd in lid 1, geschiedt op basis van door het Fonds vastgestelde regels.
3. De deelnemer dient voor de variatie in hoogte van het ouderdomspensioen op grond van het eerste lid van dit artikel een verzoek in te dienen bij het fonds. Voorwaarde hierbij is dat het gaat om een deelnemer die direct aansluitend op het dienstverband met KLM/KLC met pensioen gaat;
De hoogte van de pensioenuitkering
4. Door de tijdelijke verhoging respectievelijk tijdelijke verlaging van het pensioen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd van de deelnemer, bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering.
Hierbij kan voor de bepaling van de hoogste uitkering het gedeelte dat overeenkomt met de gezamenlijke AOW voor twee met elkaar gehuwden, inclusief vakantietoeslag buiten beschouwing wordt gelaten.
5. In de in dit artikel onder lid 1 sub a en b bedoelde omzettingen, kunnen, indien de deelnemer daarom verzoekt en de partner daarmee heeft ingestemd, de van het ouderdomspensioen af te leiden pensioenen betrokken worden.
6. Bij de in dit artikel onder lid 1 sub a en b bedoelde omzettingen zal de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor. Dit gebeurt door gebruikmaking van collectief actuariële factoren die zijn opgenomen in Bijlage 4 bij dit reglement.
Gewezen deelnemers
7. Op verzoek van een gewezen deelnemer heeft het bestuur van het Fonds de bevoegdheid een ouderdomspensioen bij ingang per de pensioendatum tot de AOW-gerechtigde leeftijd te verhogen respectievelijk te verlagen, waarbij het daarna een gelijkwaardige verlaging respectievelijk verhoging zal ondergaan, een en ander conform lid 1 tot en met 6.
8. Aan deze omzetting kunnen door het Bestuur van het Fonds, per geval, voorwaarden worden verbonden.
Gepensioneerden
9. Een aanpassing van de vóór 1 januari 2016 gemaakte keuze tot variatie in hoogte van het ouderdomspensioen kan, indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2016, uiterlijk bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en 5 maanden (maar in elk geval vóór 1 juli 2016) worden vastgesteld.
Het bestuur kan hier nadere voorwaarden aan verbinden.
9 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging samenlevingsverband
Artikel 21 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding
Pensioenverevening (bijzonder ouderdomspensioen)
1. In dit artikel wordt onder een bijzonder ouderdomspensioen verstaan het deel van het ouderdomspensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde, dat op grond van de wet (Wet verevening pensioenrechten bij scheiding) in geval van
- echtscheiding,
- scheiding van tafel en bed of
- beëindiging van een geregistreerd partnerschap
voor toekenning aan de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner in aanmerking komt (pensioenverevening).
Recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen
2. In geval van
- echtscheiding,
- scheiding van tafel en bed of
- beëindiging van een geregistreerd partnerschap
dat heeft plaatsgevonden na 30 april 1995 heeft de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen. Dit betreft een recht dat voortkomt uit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
3. Voorwaarde voor het recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdoms- pensioen zoals in lid 2 bedoeld, is dat een van beide echtgenoten dan wel geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Fonds.
Daarnaast kunnen beide echtgenoten of geregistreerde partners alsnog
gezamenlijk na twee jaar na het tijdstip van scheiding bij het fonds een verzoek indienen tot het onverkort van toepassing laten zijn van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding.
4. In geval van
- echtscheiding,
- scheiding van tafel en bed of
- beëindiging van een geregistreerd partnerschap
wordt een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een partnerpensioen, zodanig dat het partnerpensioen 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na omzetting resteert (zie artikel 7 van dit reglement/Partnerpensioen ontstaan uit omzetting van ouderdomspensioen). Het ouderdomspensioen uit de omzetting wordt in deze situatie, voor het deel dat dit ouderdomspensioen wordt toegekend als een recht op uitbetaling aan de ex-partner (het verevende deel), een bijzonder ouderdomspensioen.
5. De omzetting vindt plaats op basis van door het Bestuur van het Fonds vastgestelde leeftijdsafhankelijke, actuarieel sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn opgenomen in Bijlage 3 bij dit reglement en kunnen door het Bestuur van het Fonds gewijzigd worden.
6. Het recht op uitbetaling van het bijzonder ouderdomspensioen geschiedt met inachtneming van het bepaalde in lid 3 en 4 van dit artikel.
7. De aanspraak op uitbetaling van het bijzonder ouderdomspensioen kan niet zonder instemming van de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde enerzijds, en KLM/KLC dan wel het Fonds anderzijds, worden verminderd. Dit kan wel indien de deelnemer en de partner het recht op pensioenverevening op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding, scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van een geregistreerd partnerschap hebben uitgesloten.
Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige twee volzinnen is nietig.
Een uitzondering op bovenstaande vermindering is de situatie van afkoop zoals in de pensioenwet is voorzien.
Geen pensioenverevening
8. Het bepaalde in lid 2 vindt geen toepassing, als de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde en de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
9. In afwijking van hetgeen in lid 2 is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing als het recht op uitbetaling van het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding lager is dan de afkoopgrens, zoals bedoeld in de Pensioenwet (zie bijlage 1: hoogte afkoopgrens).
Bijzonder ouderdomspensioen verrekenen met het ouderdomspensioen
10. Als en zolang er tegenover het Fonds recht bestaat op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen, zal dat in mindering worden gebracht op het ouderdomspensioen berekend volgens dit reglement.
Indexering van het bijzonder ouderdomspensioen
11. Tijdens het deelnemerschap wordt het recht op uitbetaling van het bijzonder ouderdomspensioen ieder jaar aangepast conform artikel 23 lid 2 van dit reglement.
Na beëindiging van het deelnemerschap wordt het recht op uitbetaling van het bijzonder ouderdomspensioen jaarlijks aangepast conform artikel 23 lid 1 van dit reglement.
Conversie; een eigen recht op pensioen
12 Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding, scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van een geregistreerd partnerschap kunnen, uitsluitend in geval van
a. echtscheiding dan wel
b. beëindiging van het geregistreerd partnerschap,
de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in de leden 1 en 2 bedoelde bijzonder
ouderdomspensioen samen met het in artikel 22 van dit reglement bedoelde bijzonder partnerpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner.
Voorwaarden bij conversie
13. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden en aanvullende bepalingen:
- op het pensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner;
- het recht op pensioen van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks worden aangepast volgens artikel 23 lid 1 van dit reglement;
- conversie is alleen mogelijk voor deelnemers en gewezen deelnemers en niet voor gepensioneerden;
- het Bestuur van het Fonds kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen.
Verrekening kosten verevening en conversie
14. Het Bestuur van het Fonds is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners in rekening te brengen.
Informatieverstrekking door het fonds
15. Aan de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
Artikel 22 Bijzonder partnerpensioen
Aanspraak op bijzonder partnerpensioen
1. Ingeval van
- echtscheiding dan wel
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel
- beëindiging van het geregistreerd partnerschap of
- beëindiging van het door KLM/KLC erkende samenlevingsverband heeft de voormalige partner van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde aanspraak op een bijzonder partnerpensioen, zoals omschreven in artikel 7 van dit reglement (Partnerpensioen ontstaan uit omzetting van ouderdomspensioen).
2. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na schriftelijke melding daarvan aan het Fonds door KLM/KLC.
Hoogte van het bijzonder partnerpensioen
3. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die met toepassing van artikel 7 van dit reglement (partnerpensioen ontstaan uit omzetting van ouderdomspensioen), zou zijn verkregen als het deelnemerschap op de datum van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het door KLM/KLC erkende samenlevingsverband anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering was geëindigd.
4. Wanneer de echtscheiding dan wel de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het door KLM/KLC erkende samenlevingsverband plaatsvindt nadat het deelnemerschap is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan de (geïndexeerde) aanspraak op partnerpensioen die bij het einde van de deelneming van dit reglement is verkregen.
5. De aanspraken op bijzonder partnerpensioen kunnen niet zonder instemming van de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde enerzijds, en KLM/KLC dan wel het Fonds anderzijds, worden verminderd, behalve in geval van afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige volzin is nietig.
Indexering van het bijzonder partnerpensioen
6. Tijdens het deelnemerschap wordt het recht op bijzonder partnerpensioen ieder jaar aangepast volgens artikel 23 lid 1 van dit reglement.
Na beëindiging van het deelnemerschap wordt het recht op bijzonder partnerpensioen jaarlijks eveneens aangepast volgens artikel 23 lid 1 van dit reglement.
Afstand doen van het bijzonder Partnerpensioen of toepassing van conversie
7. Het bepaalde in lid 3 vindt geen toepassing, als de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en de (voormalige) partner bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het erkende samenlevingsverband anders overeenkomen.
Instemming fonds met overeenkomst
8. De overeenkomst, zoals bedoeld in het vorige lid, is slechts geldig als aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Ingangsdatum uitkering bijzonder partnerpensioen
9. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt, dan wel op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de gepensioneerde overlijdt.
Xxxx uitkering bijzonder partnerpensioen
10. Het bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de ex-partner.
Informatieverstrekking door het fonds
11. Aan de deelnemer en de ex-partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak. De ex-partner ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
10 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 23 Indexering (toeslagverlening)
Indexatie ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op pensioen
1. Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de prijsindex.
De toekenning van een indexatie vindt plaats per 1 januari van enig jaar.
Het Bestuur van het Fonds beslist echter jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke indexatie is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Indexatie opgebouwde aanspraken deelnemers
2. Op de pensioenaanspraken van de deelnemers wordt toeslag verleend van maximaal de algemene loonronde.
De toekenning van een indexatie vindt plaats per 1 januari van enig jaar.
Het Bestuur van het Fonds beslist echter jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. De toeslagverlening wordt eveneens gefinancierd uit beleggingsrendement.
Inhaalindexatie
3. Het Bestuur van het Fonds is bevoegd om in enig jaar een indexatieachterstand geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken. Ook deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
4. Het toekennen van een inhaalindexatie kan niet eerder plaatsvinden dan nadat kortingen op de pensioenaanspraken en – rechten ongedaan zijn gemaakt (artikel 31 lid 3 en 4)
11 Financiering van de pensioenregeling
Artikel 24 Financiering pensioenregeling
Voor de financiering van de basispensioenregeling is met ingang van 1 januari 2016 een vaste premie beschikbaar van 36,3% van de pensioengrondslag exclusief de deelnemersbijdragecompensatie en van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 tevens exclusief de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie.
De vaste premie wordt gevormd door een werkgeversbijdrage en een deelnemersbijdrage. Een backservice-verhoging (op grond van artikel 4 lid 2 sub b van R2008 A) zal nooit kunnen leiden tot een verhoging van de werkgeversbijdrage.
De premie inclusief de deelnemersbijdrage wordt door KLM afgedragen aan het pensioenfonds.
Daarnaast draagt KLM de door deelnemers verschuldigde premie af voor het facultatief partnerpensioen (artikel 5) en het Anw-hiaatpensioen (artikel 6);
Deelnemersbijdrage
3. De deelnemer draagt bij in de premie voor de basispensioenregeling.
4. De bijdrage van de deelnemer in de premie wordt gevormd door een inhouding (door KLM op het salaris van de werknemer/deelnemer). Deze bijdrage bestaat uit:
a. voor de verzekering van het ouderdomspensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen:
1. een basisbijdrage: een percentage van de pensioengrondslag exclusief de deelnemersbijdragecompensatie en van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 tevens exclusief de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie in dat jaar;
2. een bijdrage gelijk aan de hoogte van het bedrag van de deelnemersbijdragecompensatie.
Voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 wordt de bijdrage van de werknemer in de premie voor de basispensioenregeling tevens jaarlijks verhoogd met een extra bijdrage gelijk aan de hoogte van het bedrag van de tijdelijke deelnemersbijdragecompensatie;
b. voor de verzekering van het facultatieve partnerpensioen:
een percentage van de pensioengrondslag exclusief de (tijdelijke) deelnemersbijdragecompensatie in dat jaar, tenzij conform artikel 5 van dit reglement is afgezien van deelname aan deze verzekering;
c. voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen:
een vast bedrag, tenzij conform artikel 6 van dit reglement is afgezien van deelname aan deze verzekering. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het percentage waarmee het verzekerde bedrag van het Anw-hiaatpensioen conform artikel 6, lid 6 wordt aangepast.
Voor een gedeelte van een kalenderjaar, wordt de deelnemersbijdrage naar evenredigheid vastgesteld.
Bedragen en percentages zijn vermeld in bijlage 1 bij dit reglement.
Maandelijkse deelnemersbijdrage
5. De deelnemersbijdrage is per maand verschuldigd.
Inhouding op het salaris of de salaris-vervangende uitkering
6. De deelnemersbijdrage wordt voldaan door middel van inhouding door KLM/KLC op het salaris of op de uitkering die het salaris vervangt.
7. KLM/KLC is gemachtigd de maandelijkse deelnemersbijdrage op het salaris of de salaris vervangende uitkering in te houden.
8. Bij wisseling van de dienstbetrekking tussen KLM en KLC na 1 januari van enig jaar, zal de deelnemersbijdrage worden gebaseerd op het nieuwe salaris.
Deelnemersbijdrage deeltijdwerknemer
9. Voor een deeltijdwerknemer wordt de inhouding voor deelnemersbijdrage als bedoeld in het tweede lid onder a en b vastgesteld in de verhouding tussen de verminderde productie en de volle productie.
Deelnemersbijdrage flexwerker
10. De bijdrage voor een flexwerker wordt vastgesteld door de bijdrage als bedoeld in het tweede lid te vermenigvuldigen met het flexpercentage.
Wijziging premiebijdrage van de deelnemer
11. Indien de overeengekomen werkgeversbijdrage en de deelnemersbijdrage in de toekomst niet toereikend blijkt te zijn, kunnen partijen in het arbeidsvoorwaardelijk overleg afspreken de basisbijdrage voor de deelnemer, als bedoeld in lid 4 sub a onder 1, te verhogen
12 Uitbetaling van pensioenen
Artikel 25 Uitbetaling van pensioenen
Uitbetaling aan rechthebbende
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende in een voor Nederland wettig betaalmiddel, onder afdracht van de wettelijke inhoudingen.
Wijze van uitbetaling
2. Het pensioen wordt uitgekeerd door het Fonds op een door de rechthebbende aan te wijzen en in de Europese Unie gevestigde bankrekening. In geval van aanwijzing door de rechthebbende van een niet binnen de Europese Unie gevestigde bankrekening, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen.
3. Het pensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling. De maandelijkse termijn is gelijk aan het jaarlijkse pensioen gedeeld door 12.
De vakantie-uitkering wordt niet apart uitgekeerd maar is al in de maandelijkse pensioentermijnen opgenomen.
Terugbetaling ten onrechte ontvangen uitkeringen
4. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
Artikel 26 Kleine pensioenen
Automatische uitgaande waardeoverdracht klein pensioen
1. De premievrije kleine pensioenaanspraken worden betrokken in een automatische waardeoverdracht (op grond van de Wet waardeoverdracht klein pensioen) als de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van beëindiging van de deelneming lager is dan de afkoopgrens, zoals bedoeld in de Pensioenwet. Zie voor de hoogte van de afkoopgrens: bijlage 1.
Een aanspraak op klein bijzonder Partnerpensioen wordt niet betrokken in deze automatische waardeoverdracht; deze aanspraken blijven achter bij het fonds.
Afkoop indien automatische waardeoverdracht niet kan worden gerealiseerd
2. Nadat in een periode van minimaal vijf jaar gerekend vanaf einde deelnemerschap, vijf maal door het pensioenfonds een poging tot automatische waardeoverdracht niet tot een daadwerkelijke waardeoverdracht heeft kunnen leiden, zal het fonds - op z’n vroegst vanaf 1 januari 2024 - alsnog de in lid 1 bedoelde pensioenaanspraken tussentijds vervangen door een uitkering-ineens. Het verstrekken van deze uitkering-ineens geschiedt alleen met instemming van de gewezen deelnemer.
Afkoop klein pensioen op de pensioendatum
3. Op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen zal het Bestuur van het Fonds de (premievrije) pensioenaanspraken, met instemming van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde, vervangen door een uitkering-ineens indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de ingangsdatum lager is dan de afkoopgrens, zoals bedoeld in de Pensioenwet.
Afkoop klein (bijzonder) partnerpensioen
4. Het Bestuur van het Fonds zal een (bijzonder) partnerpensioen en of een wezenpensioen dat op het tijdstip van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan de afkoopgrens, zoals bedoeld in de Pensioenwet, op de ingangsdatum vervangen door een uitkering-ineens.
.
5. Het Bestuur van het Fonds zal de aanspraak op een bijzonder partnerpensioen op de scheidingsdatum vervangen door een uitkering-ineens als de uitkering van het bijzonder nabestaandenpensioen op jaarbasis lager is dan de afkoopgrens, zoals bedoeld in de Pensioenwet.
Afkoopvoetfactoren
6. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het Bestuur van het Fonds - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen. De afkoopvoetfactoren en hun geldigheidsduur zijn opgenomen in Bijlage 6 bij dit reglement.
13 Waardeoverdracht
Artikel 27 Waardeoverdracht
Waardeoverdracht bij indiensttreding
1. De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij KLM/KLC premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, verkrijgt een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking of deelneming bij de vorige werkgever;
b. deze premievrije aanspraken zijn opgebouwd in een dienstbetrekking die op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
c. de deelnemer schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxx van de vorige werkgever de waarde van de
premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft overgedragen.
Automatische inkomende waardeoverdracht klein pensioen
2. De deelnemer voor wie op grond van een automatische waardeoverdracht door het pensioenfonds een overdrachtswaarde wordt ontvangen, verkrijgt een aanvullende pensioenaanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken.
Aanwending waardeoverdracht
3. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van pensioenaanspraken conform dit reglement en de op waardeoverdracht van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Waardeoverdracht na uitdiensttreding
4. De in artikel 16 van dit reglement (aanspraken bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap) bedoelde premievrije aanspraken op pensioenen worden op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet, vervangen door een uitkering-ineens mits:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking of deelneming bij KLM;
b. de deelnemer in de nieuwe pensioenregeling schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij de nieuwe pensioenuitvoerder heeft gedaan;
c. dit bedrag besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet;
d. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die pensioenuitvoerder.
De in dit lid bedoelde uitgaande waardeoverdracht heeft, indien een of meerdere van de genoemde situaties op grond van artikel 7 lid 1 heeft plaatsgevonden, betrekking op het (verlaagde) ouderdomspensioen, dat resteert na de omzetting, en het bijbehorende partnerpensioen.
5. De in het vorige lid genoemde uitkering-ineens wordt berekend volgens de op waardeoverdracht van toepassing zijnde wet- en regelgeving, een en ander onder de voorwaarde dat de partner instemt met de overdracht van de waarde van de aanspraak op partnerpensioen.
Waardeoverdracht vanuit een andere KLM-regeling/Interne waardeoverdracht
6. Onverminderd het artikel in de Pensioenwet dat toeziet op de verplichting van het pensioenfonds tot het meewerken aan een waardeoverdracht op verzoek van de werkgever bij een andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever, zijn de bepalingen van dit artikel van overeenkomstige toepassing op een waardeoverdracht vanuit een andere KLM-pensioenregeling naar deze pensioenregeling en op een interne waardeoverdracht bij herleving van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling.
14 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds
Artikel 28 Verplichtingen van de deelnemers
Verplichting tot medewerking aan goede uitvoering reglement
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak of recht op uitkering van een pensioen heeft, of voor een uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken.
Alle gegevens en bewijsstukken die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht moeten worden overlegd. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor gegevens en bewijsstukken inzake arbeidsongeschiktheid en wijzigingen daarvan, en gegevens inzake (nieuw) inkomen uit arbeid of onderneming tijdens arbeidsongeschiktheid.
Verstrekking geen of onjuiste gegevens
2. Als de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt of de juiste dan wel volledige informatie achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen of uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste, dan wel bij ontbreken daarvan, naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens.
Het te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend.
Deze bepalingen gelden ook ten aanzien van de (gewezen) partner en kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
Geneeskundig onderzoek
3. Als het Bestuur van het Fonds een geneeskundig onderzoek voor een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht, is de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht zich hieraan te onderwerpen voor zover de Wet op de medische keuringen dit toelaat.
Betalingsvoorbehoud
4. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het Bestuur van het Fonds niet aan de bepalingen in de voorgaande leden is voldaan.
Artikel 29 Verstrekken van informatie door het Fonds
Informatie aan deelnemer
1. a. Jaarlijks wordt aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken verstrekt, als een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de
pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
Informatie aan pensioengerechtigde
b. De pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, inclusief eventuele aanspraken op nabestaandenpensioen.
Informatie aan gewezen deelnemer
c. De gewezen deelnemer ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
Opgave op verzoek gewezen deelnemer
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt het Fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Die pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 16 van dit reglement (aanspraken bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap). Het Fonds kan een vergoeding vragen voor de aan de opgave verbonden kosten.
15 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving
Artikel 30 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving
Pensioenwet
1. De pensioenaanspraken zijn onderworpen aan de bepalingen van de Pensioenwet waaronder de in de volgende leden opgenomen bepalingen.
Beslaglegging
2. Beslag op pensioen is slechts mogelijk als en voor zover dit wettelijk is toege- staan.
3. In geval van beslaglegging op pensioen is het Fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de rechthebbende op dat pensioen in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
Volmacht tot invordering
4. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
Afkoop
5. De pensioenaanspraken in dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens in de bij of krachtens dit pensioenreglement voorziene gevallen.
6. Lid 5 is niet van toepassing in geval van het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25 lid 5 van de Invorderingswet 1990.
Nietigheid
7. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van het Fonds nietig.
16 Slotbepalingen
Artikel 31 Bijzondere gevallen
Afwijken van het reglement
1. Het Bestuur van het Fonds is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken als:
- in de situatie van een individuele deelnemer een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur van het Fonds tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer door deze afwijking geen vermindering ondergaan;
- KLM/KLC voor een bepaalde deelnemer of een groep van deelnemers daarom verzoekt, waarbij de afwijkende regeling verband moet houden met de arbeidsovereenkomst van betrokkene(n) en eventuele meerkosten door KLM/KLC worden gedragen.
In beide gevallen mag de afwijkende regeling niet in strijd zijn met de Pensioenwet en de Wet op de loonbelasting 1964. De afwijkende regeling zal schriftelijk worden vastgelegd.
Verminderen aanspraken en rechten
2. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. Het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. Het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 Pensioenwet.
Het Fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Ongedaan maken gekorte pensioenaanspraken en pensioenrechten
3. Het Bestuur van het Fonds is bevoegd om in enig jaar een in het verleden toegepaste korting van de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken.
4. Het ongedaan maken van kortingen op de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten heeft voorrang op het toekennen van inhaalindexatie (artikel 23 lid 3 en 4).
Wijzigen pensioenregeling
5. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen in overleg tussen KLM/KLC en VNC/FNV Cabine worden aangepast, als:
- nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
- in het overleg tussen KLM/KLC en VNC/FNV is vastgesteld, dat KLM/KLC zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven.
Het fonds kan zelfstandig besluiten om het opbouwpercentage zoals vastgelegd in het pensioenreglement naar rato te verminderen indien blijkt dat de vaste premie, zoals bepaald in artikel 24 lid 1, na verloop van een termijn van 5 jaar waarvoor deze is vastgesteld, voor de daarop volgende termijn van 5 jaar naar verwachting niet kostendekkend (op grond van artikel 128 van de Pensioenwet) zal zijn. Een dergelijk besluit zal het fonds niet eerder nemen dan nadat hierover vooraf met KLM/KLC en VNC/FNV is overlegd en voor de geconstateerde problematiek geen passende oplossing is gevonden.
6. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur van het Fonds beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
Artikel 32 Misdrijf
Er bestaat geen recht op facultatief partnerpensioen, Anw-hiaatpensioen, bijzonder partnerpensioen, of wezenpensioen als de ingang van bedoeld pensioen een gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
Artikel 33 Strijdigheid met Pensioenwet en fiscale wetgeving
De bepalingen van dit reglement gelden niet als – dan wel gelden niet voor het deel, dat - zij in strijd zijn met de Pensioenwet of fiscale wet- en regelgeving.
Ingeval een wijziging van (fiscale) wet- en regelgeving ertoe leidt dat de pensioenregeling niet langer voldoet aan de (fiscale) wet- en regelgeving, zal het arbeidsvoorwaardelijk overleg aan het Fonds voorstellen doen ter wijziging van de pensioenreglementen. Mocht het arbeidsvoorwaardelijk overleg niet (tijdig) met voorstellen komen, dan zal het pensioenfonds op eigen initiatief het pensioenreglement zodanig aanpassen dat de pensioenreglementen weer voldoen aan (fiscale) wet- en regelgeving.
17 Werkingssfeer, aanpassingsclausule en inwerkingtreding
Artikel 34 Werkingssfeer
Toepasbaarheid bepalingen van het pensioenreglement
1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de werknemer die direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit reglement deelnemer was in Pensioenreglement 2006 B van het Fonds, met uitzondering van de werknemer die vóór de datum van vaststelling van dit reglement uit dienst is getreden of met pensioen is gegaan. Tevens zijn de bepalingen van dit reglement per 1 januari 2009 van toepassing op de werknemer die op 31 december 2008 deelnemer was in Pensioenreglement 2008 A van het Fonds en die op grond van de arbeidsvoorwaardenregeling de eenmalige keuze heeft gemaakt om per 1 januari 2009 te gaan deelnemen in dit reglement.
2. De bepalingen van dit pensioenreglement zijn daarnaast van toepassing op de pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid van de deelnemers in Pensioenreglement 2006 B die direct voorafgaande aan de vaststelling van dit reglement recht hadden op een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw in verband met volledige dan wel gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
3. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de in het eerste lid omschreven deelnemers, gewezen deelnemers of gepensioneerden.
4. Voor degenen op wie dit reglement van toepassing is, worden alle rechten en aanspraken uit het Pensioenreglement 2006 B en eventueel voorgaande reglementen omgezet in rechten en aanspraken krachtens dit reglement. De wijze waarop dit gebeurt, is in de overgangsregeling van dit reglement uiteengezet. In het geval omzetting plaatsvindt, treedt dit nieuwe reglement in de plaats van het Pensioenreglement 2006 B en vervallen alle rechten en aanspraken uit eerdere pensioenreglementen van het Fonds.
Artikel 35 Fiscale aanpassingsclausule
2. Als een zodanig verzoek is gedaan en onherroepelijk komt vast te staan dat het voorgelegde pensioenreglement niet als zodanig kan worden gekwalificeerd, heeft het Fonds het recht dit pensioenreglement en de op basis daarvan toegekende aanspraken onverwijld en met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van dit pensioenreglement dan wel latere datum van de betreffende gewraakte reglementswijziging aan te passen, zodanig dat dit pensioenreglement wél kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
3. Als een aanspraak op pensioen ingevolge dit reglement uitgaat boven de aanspraak die volgens de Wet op de Loonbelasting 1964 mag worden opgebouwd, zal de aanspraak - gehoord de uitkomst van het overleg tussen KLM/KLC en VNC/FNV/UNC - zodanig worden aangepast, zo nodig met terugwerkende kracht, dat deze daarmee wel in overeenstemming is.
4. Bij deze aanpassing zal zoveel als mogelijk aangesloten worden bij doel en strekking van de regeling.
Artikel 36 Datum inwerkingtreding
Dit reglement is op 23 juni 2008 vastgesteld en treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2008 onder de naam "Pensioenreglement 2008 B".
Het reglement is voor het laatst gewijzigd in december 2020.
OVERGANGSREGELINGEN EN BIJLAGEN
OVERGANGSBEPALINGEN voor deelnemers die op de datum van vaststelling van dit reglement deelnamen aan Pensioenreglement 2006 B van het Fonds en voor wie per 1 januari 2008 Pensioenreglement 2008 B van kracht is geworden en voor deelnemers die eenmalig hebben gekozen voor omzetting van Pensioenreglement 2008 A naar dit reglement
A. Regels voor de omzetting van Pensioenreglement 2006 B naar dit pensioenreglement
1. Voor degenen die op de datum van vaststelling van dit reglement op grond van Pensioenreglement 2006 B bij het Fonds deelnemer waren en op wie krachtens artikel 34 van dit reglement op 1 januari 2008 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, worden de pensioenaanspraken op grond van Pensioenreglement 2006 B per 1 januari 2008 omgezet in pensioenaanspraken op grond van dit reglement, met inachtneming van de volgende bepalingen. Voor de berekening van het facultatief partnerpensioen zal worden uitgegaan van de volledige deelnemerstijd, rekening houdend met de destijds geldende deeltijdpercentages.
2. Alle vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 in Pensioenreglement 2006 B opgebouwde pensioenaanspraken worden per 1 januari 2008 volgens de dan geldende fondsgrondslagen omgezet in aanspraken op levenslang ouderdomspensioen volgens de bepalingen van dit reglement. De premievrije aanspraken van Reglement 2004 worden – met uitzondering van de premievrije aanspraken op overbruggingspensioen en eventuele extra premievrije aanspraken ingevolge de Overgangsregeling bij Pensioenreglement 2004 - per 1 januari 2008 volgens de dan geldende fondsgrondslagen omgezet in aanspraken op levenslang ouderdomspensioen volgens de bepalingen van dit reglement. De omzetting zal plaatsvinden op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid als bedoeld in de Pensioenwet. De aldus omgezette pensioenaanspraken worden gedurende het deelnemerschap jaarlijks geïndexeerd conform artikel 23, lid 2 van dit reglement.
3. De premievrije aanspraken op overbruggingspensioen van Pensioenreglement 2004 en eventuele extra premievrije aanspraken ingevolge de
Overgangsregeling bij Pensioenreglement 2004 worden omgezet in een extra premievrije aanspraak op ouderdomspensioen. De omzetting zal plaatsvinden op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid als bedoeld in de Pensioenwet. Deze extra pensioenaanspraak wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 23, lid 1 van dit pensioenreglement.
4. Voor de deelnemer die op 1 januari 2008 een pensioengerechtigde partner had, wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 19 lid 1 van dit reglement, bij het achterwege blijven van de keuze als bedoeld in dat artikel, het ouderdomspensioen omgezet in een partnerpensioen dat gelijk is aan het op 31 december 2007 ten behoeve van die partner opgebouwde partnerpensioen bij overlijden na de pensioendatum indien dit hoger is dan het partnerpensioen dat zou ontstaan door de in dat artikel bedoelde omzetting in de verhouding 100:70.
5. De in de vorige leden bedoelde omzetting blijft achterwege indien de deelnemer tegen omzetting bezwaar heeft gemaakt. Alsdan vangt de deelnemerstijd in dit reglement aan op 1 januari 2008 en zullen de op grond van Pensioenreglement 2006 B opgebouwde pensioenaanspraken per 31 december 2007 premievrij worden gemaakt.
Bedoelde premievrije pensioenaanspraken zullen jaarlijks worden geïndexeerd conform artikel 23, lid 1 van dit reglement.
6. Het bepaalde in deze Overgangsbepaling is ook van toepassing op arbeidsongeschikte deelnemers voor wie op 31 december 2007 Bijlage 8 van Pensioenreglement 2006 B van toepassing was, met dien verstande dat bij de toepassing van deze Overgangsbepaling wordt uitgegaan van de op grond van die bijlage vastgestelde individuele pensioendatum.
B. Regels voor de omzetting van Pensioenreglement 2008 A naar dit pensioenreglement
Voor de werknemers die op 31 december 2008 deelnemer waren in Pensioenreglement 2008 A van het Fonds en die op grond van de arbeidsvoorwaardenregeling de eenmalige keuze hebben gemaakt om per 1 januari 2009 te gaan deelnemen in dit reglement, worden de per 31 december 2008 premievrij gemaakte pensioenaanspraken op grond van Pensioenreglement 2008 A per 1 januari 2009 geacht te zijn verkregen op grond van dit reglement. Deze
aanspraken worden vanaf 1 januari 2009 geïndexeerd conform artikel 23, lid 2 van dit reglement, met uitzondering van de extra premievrije aanspraak uit hoofde van de Overgangsbepalingen (voor deelnemers die op de datum van vaststelling van dit reglement deelnamen aan Pensioenreglement 2006 A van het Fonds en voor wie per 1 januari 2008 Pensioenreglement 2008 A van kracht is geworden) uit Pensioenreglement 2008 A. Deze extra premievrije aanspraak wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 23, lid 1 van dit reglement.
OVERGANGSBEPALING behorend bij artikel 5 lid 6 betreffende het facultatief partnerpensioen bij overlijden tijdens deelnemerschap.
Het facultatieve partnerpensioen bedraagt tot 1 januari 2014 voor elk jaar deelnemerstijd tot 1 januari 2014 1,4% van de per 1 januari 2013 geldende
pensioengrondslag en vanaf 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 bedraagt deze 1,33% van de per 1 januari 2014 geldende pensioengrondslag.
De per 1 januari 2013 en de per 1 januari 2014 vastgestelde pensioengrondslag worden jaarlijks voorwaardelijk geïndexeerd met de algemene loonronde overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 lid 2.
Ten behoeve van de vaststelling van de hiervoor genoemde pensioengrondslag is het bepaalde in artikel 1 van het pensioenreglement met betrekking tot maximering van het pensioengevend loon onverkort van kracht.
OVERGANGSREGELING inzake ‘Samenloop WAO-/WIA-uitkering en ouderdomspensioen’
De WAO-/WIA-uitkering die door het UWV vanaf de eerste dag van de maand waarin de rechthebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt, als compensatie voor “het AOW-gat” dat voor deze rechthebbende ontstaat als gevolg van de wettelijke regelingen inzake de verschuiving van de ingangsdatum van de AOW-uitkering, wordt verstrekt, wordt, anders dan op grond van artikel 4 lid 5, niet verrekend met de ouderdomspensioenuitkering van het fonds.
Zodra de normpensioendatum in de reglementen van het fonds wordt aangepast, of zoveel eerder als het bestuur besluit, zal ook deze overgangsregeling in heroverweging worden genomen.
BIJLAGE 1 Cijferbijlage per 1 januari 2021
(bedragen in €)
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
Franchise | 14.850,- | 15.099,- | 15.599,- | 16.030,- | 16.458 |
WIA-uitkerings- grens | 53.701,- | 54.617,- | 55.927,- | 57.232,- | 58.307 |
Anw- hiaatpensioen | 14.350,- | 14.500,- | 14.800,- | 15.100,- | 15.300 |
Afkoopgrens op grond van de Pensioenwet | 467,89 | 474,11 | 484,09 | 497,27 | 503,24 |
Aftoppings- bedrag pensioen- opbouw | 103.317,- | 105.075,- | 107.593,- | 110.111,- | 112.189 |
Deelnemersbijdragen
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
Percentage van de pensioengrondslag exclusief de (tijdelijke) deelnemersbijdrage- compensatie. Artikel 24 lid 4a1 (herz. R2008 B). | 1,2 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | 1,2 |
Een bijdrage gelijk aan de hoogte van het bedrag van de DBC (een percentage van de pensioengrondslag exclusief de deelnemersbijdrage- compensatie). Artikel 24 lid 4a2 (herz. R2008 B) | 16 | 17,5 | 17,5 | 17,5 | 17,5 |
Tijdelijk (vanaf 2017 tot 2021) een bijdrage gelijk aan de hoogte van het bedrag van de DBC (een percentage van de pensioengrondslag exclusief de deelnemersbijdragecompensatie en de tijdelijke deelnemersbijdrage- compensatie). Artikel 24 lid 4a2 (herz. R2008 B) | 4 | 4 | 4 | 4 | - |
Percentage van de pensioengrondslag exclusief de (tijdelijke) deelnemersbijdrage- compensatie. Artikel 24 lid 4b (herz. R2008 B). | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,5 | 1,4 |
Maandelijkse bijdrage Artikel 24 lid 4c (herz. R2008 B). | € 20,00 | € 21,40 | € 21,60 | € 21,90 | € 20,90 |
BIJLAGE 2 Factoren bij eerdere of latere pensionering
Sekseneutrale vervroegingsfactoren van het levenslange ouderdomspensioen
(zie artikel 17 lid 4 van Pensioenreglement 2008 B)
De factor waarmee het op de vervroegde pensioenleeftijd opgebouwde levenslange ouderdomspensioen (OP) moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat uitgekeerd wordt vanaf de vervroegde pensioenleeftijd.
Vervroegde pensioenleeftijd | OP |
50 | 0,7034 |
51 | 0,7266 |
52 | 0,7509 |
53 | 0,7766 |
54 | 0,8036 |
55 | 0,8320 |
56 | 0,8620 |
57 | 0,8936 |
58 | 0,9271 |
59 | 0,9624 |
60 | 1,0000 |
Deze factoren treden per 2 januari 2021 in werking. De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
Sekseneutrale uitstelfactoren van het levenslange ouderdomspensioen
(zie artikel 17 lid 10 van Pensioenreglement 2008 B) Deze factoren treden per 1 juli 2018 in werking. De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
Uitgestelde pensioenleeftijd | OP |
60 | 1,0000 |
61 | 1,0403 |
62 | 1,0838 |
63 | 1,1311 |
64 | 1,1825 |
65 | 1,2385 |
66 | 1,2995 |
67 | 1,3661 |
68 | 1,4390 |
Deze bijlage treedt in werking op 2 januari 2021. De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
BIJLAGE 3 Factoren bij wijziging van de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen
Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij scheiding en voortijdige beëindiging van het deelnemerschap in 100:70
De factor waarmee het (premievrije) ouderdomspensioen op de scheidingsdatum of op de datum van beëindiging van het deelnemerschap moet worden vermenigvuldigd om een deel van het (premievrije) ouderdomspensioen om te zetten in een levenslang partnerpensioen ter grootte van 70% van het (premievrije) ouderdomspensioen na omzetting (artikel 7, lid 2 van Pensioenreglement 2008 B).
Xxxxxxxx op ontslagdatum | factor | Leeftijd op ontslagdatum | factor |
20 | 0,9276 | 41 | 0,9151 |
21 | 0,9270 | 42 | 0,9146 |
22 | 0,9264 | 43 | 0,9141 |
23 | 0,9257 | 44 | 0,9136 |
24 | 0,9251 | 45 | 0,9132 |
25 | 0,9245 | 46 | 0,9128 |
26 | 0,9239 | 47 | 0,9124 |
27 | 0,9232 | 48 | 0,9121 |
28 | 0,9226 | 49 | 0,9118 |
29 | 0,9220 | 50 | 0,9040 |
30 | 0,9214 | 51 | 0,9037 |
31 | 0,9208 | 52 | 0,9036 |
32 | 0,9202 | 53 | 0,9034 |
33 | 0,9196 | 54 | 0,9034 |
34 | 0,9190 | 55 | 0,9033 |
35 | 0,9185 | 56 | 0,9034 |
36 | 0,9179 | 57 | 0,9035 |
37 | 0,9173 | 58 | 0,9037 |
38 | 0,9168 | 59 | 0,9040 |
39 | 0,9162 | 60 | 0,9043 |
40 | 0,9157 |
Deze factoren treden in werking op 2 januari 2021. De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum van de deelnemer
De hoogte van het ouderdomspensioen na omzetting op de pensioendatum van de deelnemers wordt gevonden door het ouderdomspensioen op de normpensioendatum dan wel op de vervroegde of uitgestelde pensioendatum te vermenigvuldigen met de factor behorende bij het gekozen percentage partnerpensioen. Het partnerpensioen is dan vervolgens het gekozen percentage vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen resulterend na omzetting (artikel 19, lid 8 van Pensioenreglement 2008 B).
Pensioen | Gewenste verhouding ouderdomspensioen en partnerpensioen | |||||
leeftijd | 100:100 | 100:90 | 100:80 | 100:70 | 100:60 | 100:50 |
50 | 0,9037 | 0,9125 | 0,9215 | 0,9306 | 0,9399 | 0,9494 |
51 | 0,9006 | 0,9096 | 0,9189 | 0,9283 | 0,9379 | 0,9477 |
52 | 0,8974 | 0,9067 | 0,9162 | 0,9259 | 0,9358 | 0,9459 |
53 | 0,8941 | 0,9037 | 0,9135 | 0,9235 | 0,9337 | 0,9441 |
54 | 0,8907 | 0,9006 | 0,9106 | 0,9209 | 0,9314 | 0,9422 |
55 | 0,8873 | 0,8974 | 0,9077 | 0,9183 | 0,9292 | 0,9403 |
56 | 0,8837 | 0,8941 | 0,9048 | 0,9157 | 0,9268 | 0,9383 |
57 | 0,8801 | 0,8908 | 0,9017 | 0,9129 | 0,9244 | 0,9362 |
58 | 0,8764 | 0,8873 | 0,8986 | 0,9101 | 0,9220 | 0,9341 |
59 | 0,8726 | 0,8838 | 0,8954 | 0,9072 | 0,9194 | 0,9319 |
60 | 0,8687 | 0,8802 | 0,8921 | 0,9043 | 0,9168 | 0,9297 |
61 | 0,8647 | 0,8766 | 0,8888 | 0,9013 | 0,9142 | 0,9274 |
62 | 0,8607 | 0,8728 | 0,8853 | 0,8982 | 0,9115 | 0,9251 |
63 | 0,8565 | 0,8690 | 0,8818 | 0,8951 | 0,9087 | 0,9227 |
64 | 0,8523 | 0,8651 | 0,8782 | 0,8918 | 0,9058 | 0,9203 |
65 | 0,8480 | 0,8611 | 0,8746 | 0,8885 | 0,9029 | 0,9177 |
66 | 0,8436 | 0,8570 | 0,8709 | 0,8851 | 0,8999 | 0,9152 |
67 | 0,8392 | 0,8529 | 0,8671 | 0,8817 | 0,8969 | 0,9126 |
68 | 0,8347 | 0,8487 | 0,8632 | 0,8782 | 0,8938 | 0,9099 |
Deze factoren treden in werking op 2 januari 2021. De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum van de gewezen deelnemer en de deeltijd gepensioneerde
Het verlaagde ouderdomspensioen op de normpensioendatum en het daarbij behorende partnerpensioen van 70% na uitruil bij ontslag of deeltijdpensioen wordt omgezet in een andere verhouding door toepassing van de tarieven in de tabel hieronder.
Pensioen | Gewenste verhouding ouderdomspensioen en partnerpensioen | |||||
leeftijd | 100:100 | 100:90 | 100:80 | 100:60 | 100:50 | 100:00 |
50 | 0,9711 | 0,9806 | 0,9902 | 1,0100 | 1,0202 | 1,0746 |
51 | 0,9702 | 0,9799 | 0,9899 | 1,0104 | 1,0209 | 1,0773 |
52 | 0,9692 | 0,9793 | 0,9895 | 1,0107 | 1,0216 | 1,0800 |
53 | 0,9682 | 0,9786 | 0,9892 | 1,0111 | 1,0224 | 1,0829 |
54 | 0,9672 | 0,9779 | 0,9888 | 1,0114 | 1,0231 | 1,0859 |
55 | 0,9662 | 0,9772 | 0,9885 | 1,0118 | 1,0239 | 1,0889 |
56 | 0,9651 | 0,9765 | 0,9881 | 1,0122 | 1,0247 | 1,0921 |
57 | 0,9640 | 0,9757 | 0,9877 | 1,0126 | 1,0255 | 1,0954 |
58 | 0,9629 | 0,9750 | 0,9873 | 1,0130 | 1,0264 | 1,0988 |
59 | 0,9618 | 0,9742 | 0,9869 | 1,0134 | 1,0272 | 1,1022 |
60 | 0,9606 | 0,9734 | 0,9865 | 1,0139 | 1,0281 | 1,1058 |
61 | 0,9594 | 0,9726 | 0,9861 | 1,0143 | 1,0290 | 1,1095 |
62 | 0,9582 | 0,9717 | 0,9857 | 1,0148 | 1,0300 | 1,1133 |
63 | 0,9570 | 0,9709 | 0,9852 | 1,0152 | 1,0309 | 1,1172 |
64 | 0,9557 | 0,9700 | 0,9848 | 1,0157 | 1,0319 | 1,1213 |
65 | 0,9544 | 0,9691 | 0,9843 | 1,0162 | 1,0329 | 1,1255 |
66 | 0,9531 | 0,9682 | 0,9839 | 1,0167 | 1,0339 | 1,1298 |
67 | 0,9518 | 0,9673 | 0,9834 | 1,0172 | 1,0350 | 1,1341 |
68 | 0,9504 | 0,9664 | 0,9829 | 1,0177 | 1,0360 | 1,1387 |
De hoogte van het ouderdomspensioen na omzetting op de pensioendatum van de gewezen deelnemers en de deeltijd gepensioneerden wordt gevonden door het ouderdomspensioen op de normpensioendatum dan wel op de vervroegde of uitgestelde pensioendatum te vermenigvuldigen met de factor behorende bij het gekozen percentage partnerpensioen. Het partnerpensioen is dan vervolgens het gekozen percentage vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen resulterend na omzetting (artikel 19, lid 9 van Pensioenreglement 2008 B).
Deze factoren treden in werking op 2 januari 2021. De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
BIJLAGE 4 Factoren bij variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
Sekseneutrale factoren bij variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
(artikel 20 Pensioenreglement 2008 B)
Uitgaande van een gewenst bedrag aan ouderdomspensioen vanaf de vervroegde of uitgestelde pensioendatum tot aan de dag waarop de deelnemer de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt, is het bedrag aan ouderdomspensioen dat wordt uitgekeerd vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd de uitkomst van de volgende berekening.
Het vanaf de vervroegde resp. uitgestelde pensioendatum uit te keren ouderdomspensioen wordt vermenigvuldigd met factor 1. De uitkomst hiervan moet worden verminderd met het product van het tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd gewenste ouderdomspensioen en factor 2. Het op deze wijze gevonden verschil wordt gedeeld door het verschil tussen factor 1 en factor 2. De uitkomst hiervan is het ouderdomspensioen dat vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd wordt uitgekeerd.
Deze uitkering moet voldoen aan het gestelde in artikel 20 van Pensioenreglement 2008 B.
Vanaf de vervroegde resp. uitgestelde pensioendatum tot aan de dag waarop de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, wordt het gewenste ouderdomspensioen uitgekeerd.
Indien het ouderdomspensioen dat wordt uitgekeerd vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd precies gelijk moet zijn aan een percentage van het ouderdomspensioen dat vanaf de vervroegde of uitgestelde pensioendatum tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd wordt uitgekeerd, kunnen de factoren p1 en p2 worden gebruikt.
De factoren p1 en p2 worden als volgt afgeleid:
p1 = factor1 / (perc * factor1 + (100-perc) * factor2) |
p2 = perc * factor1 / (perc * factor1 + (100-perc) * factor2) |
Het vanaf de vervroegde of uitgestelde pensioendatum tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd uit te keren ouderdomspensioen is dan gelijk aan p1% en het vanaf de AOW- gerechtigde leeftijd uit te keren ouderdomspensioen gelijk aan p2% van het ouderdomspensioen dat levenslang vanaf de vervroegde of verlate pensioendatum zou worden uitgekeerd.
Pensioen | Factor 1 | Factor 2 | |||
leeftijd | AOW gerechtigde leeftijd | ||||
65 | 66 | 67 | 68 | ||
50 | 33,3737 | 14,5144 | 15,3993 | 16,2714 | 17,1309 |
51 | 32,6640 | 13,5987 | 14,4928 | 15,3740 | 16,2422 |
52 | 31,9439 | 12,6742 | 13,5786 | 14,4692 | 15,3463 |
53 | 31,2132 | 11,7404 | 12,6555 | 13,5563 | 14,4428 |
54 | 30,4714 | 10,7972 | 11,7229 | 12,6344 | 13,5311 |
55 | 29,7197 | 9,8452 | 10,7811 | 11,7033 | 12,6108 |
56 | 28,9586 | 8,8850 | 9,8309 | 10,7634 | 11,6816 |
57 | 28,1882 | 7,9166 | 8,8723 | 9,8149 | 10,7434 |
58 | 27,4092 | 6,9410 | 7,9057 | 8,8582 | 9,7970 |
59 | 26,6231 | 5,9597 | 6,9322 | 7,8938 | 8,8426 |
60 | 25,8287 | 4,9732 | 5,9523 | 6,9219 | 7,8800 |
61 | 25,0296 | 3,9833 | 4,9680 | 5,9445 | 6,9108 |
62 | 24,2252 | 2,9905 | 3,9797 | 4,9621 | 5,9357 |
63 | 23,4150 | 1,9954 | 2,9882 | 3,9755 | 4,9553 |
64 | 22,6009 | 0,9987 | 1,9943 | 2,9856 | 3,9707 |
65 | 21,7839 | - | 0,9983 | 1,9929 | 2,9825 |
66 | 20,9662 | - | - | 0,9980 | 1,9915 |
67 | 20,1492 | - | - | - | 0,9976 |
68 | 19,3322 | - | - | - | - |
Factoren voor tussenliggende leeftijden worden bepaald door lineaire interpolatie.
Deze bijlage treedt in werking getreden op 2 januari 2021. De factoren kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
BIJLAGE 5 Uitvoeringsbesluit inzake non-activiteit
(bij artikel 14 van Pensioenreglement 2008 B)
Op basis van dit uitvoeringsbesluit bij non-activiteit in de zin van artikel 14, lid 5 van Pensioenreglement 2008 B heeft de deelnemer een keuze uit de volgende twee opties.
Artikel 1 Opschorting van het deelnemerschap bij non-activiteit
1. In beginsel wordt het deelnemerschap aan Pensioenreglement 2008 B gedurende een periode van non-activiteit opgeschort zonder dat verdere opbouw van het ouderdomspensioen en het wezenpensioen plaatsvindt, tenzij de deelnemer ervoor kiest om het deelnemerschap voort te zetten, conform artikel 2.
2. De periode van non-activiteit wordt als deeltijd met een deeltijdpercentage van 0% in aanmerking genomen bij het bepalen van de deelnemersjaren.
3. Bij opschorting van het deelnemerschap tijdens een periode van non-activiteit wordt het bereikbare ouderdomspensioen in verband hiermee verlaagd, gecombineerd met een overeenkomstige verlaging van de daarvan afgeleide pensioenen.
4. Bij opschorting van het deelnemerschap wegens non-activiteit bedoeld in lid 1 worden de risicoverzekeringen voor het arbeidsongeschiktheidspensioen en voor zover van toepassing het facultatieve partnerpensioen en Anw- hiaatpensioen gecontinueerd - met inachtneming van leden 1 en 2 -, zonder dat de deelnemer hiervoor een deelnemersbijdrage is verschuldigd.
Artikel 2 Voortzetting van het deelnemerschap bij non-activiteit
1. In afwijking van artikel 1, lid 1 van dit besluit, kan de deelnemer gedurende een periode van non-activiteit ervoor kiezen om het deelnemerschap aan Pensioenreglement 2008 B te continueren, in welk geval de opbouw van het ouderdomspensioen en het wezenpensioen niet wordt onderbroken. Het bepaalde in artikel 1 van het pensioenreglement met betrekking tot maximering van het pensioengevend loon is onverkort van kracht.
2. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens non-activiteit bedoeld in lid 1 is de deelnemer de door het bestuur vastgestelde premie (zowel de werkgeversbijdrage alsmede de deelnemersbijdrage) verschuldigd. De premie voor de pensioenopbouw als bedoeld in de vorige volzin wordt na afloop van de periode van non-activiteit door de KLM/KLC bij de deelnemer in rekening gebracht.
Artikel 3 Datum inwerkingtreding
Dit uitvoeringsbesluit is vastgesteld op 23 december 2005 onder de naam “Uitvoeringsbesluit inzake non-activiteit” bij artikel 21 van Pensioenreglement 2006 B en is in werking getreden op 1 januari 2006. Dit uitvoeringsbesluit is voor het laatst gewijzigd op 8 december 2009.
BIJLAGE 6 Vastlegging overtolligheidsregeling boordwerktuigkundigen met een cabinefunctie
OVERGANGSMAATREGEL voor diegenen die in het kader van het
‘Protocol overtolligheid boordwerktuigkundigen’ deelnemer zijn geworden aan dit pensioenreglement.
Indien en voor zover voormalige KLM-boordwerktuigkundigen op basis van het ‘Protocol overtolligheid boordwerktuigkundigen’ aanspraak kunnen maken op pensioenopbouw onder dit pensioenreglement, zijn de bepalingen van dit pensioenreglement, vanaf 1 januari 2008 en met inachtneming van de bepalingen in het Protocol, op hen van toepassing.
Dit houdt onder andere in dat:
1. het onder artikel 1 van dit reglement genoemde pensioengevend loon gelijk is aan het laatst genoten Bwk-jaarsalaris exclusief vakantiegeld en exclusief eindejaarsuitkering.
2. het onder artikel 1 van dit reglement genoemde deeltijdpercentage gelijk is aan het deeltijdpercentage uit de van toepassing zijnde suppletieregeling.
Deze overgangsmaatregel is vastgesteld op 23 juni 2008 en werkt terug tot 1 januari 2008.
De afspraken in het kader van het Protocol Pensioenregeling KLM-Cabinepersoneel, zoals overeengekomen op 9 januari 2017, zijn niet van toepassing op bovengenoemde groep van Boordwerktuigkundigen.
BIJLAGE 7 Factoren bij afkoop kleine pensioenen
Afkoopfactoren klein pensioen twee jaar na beëindiging deelneming
Sekseneutrale afkoopfactoren van het levenslange ouderdomspensioen en |
partnerpensioen (zie artikel 26 Pensioenreglement 2008 B). |
Leeftijd | OP* | NP** | Leeftijd | OP* | NP** |
19 | 14,5770 | 1,6106 | 40 | 20,7615 | 2,7311 |
20 | 14,8487 | 1,6557 | 41 | 21,0478 | 2,7881 |
21 | 15,1240 | 1,7020 | 42 | 21,3300 | 2,8443 |
22 | 15,4029 | 1,7494 | 43 | 21,6084 | 2,9000 |
23 | 15,6854 | 1,7978 | 44 | 21,8831 | 2,9551 |
24 | 15,9711 | 1,8472 | 45 | 22,1548 | 3,0085 |
25 | 16,2600 | 1,8977 | 46 | 22,4231 | 3,0611 |
26 | 16,5518 | 1,9490 | 47 | 22,6895 | 3,1116 |
27 | 16,8466 | 2,0013 | 48 | 22,9542 | 3,1602 |
28 | 17,1438 | 2,0543 | 49 | 23,2167 | 3,2073 |
29 | 17,4434 | 2,1081 | 50 | 23,4764 | 3,2530 |
30 | 17,7452 | 2,1625 | 51 | 23,7333 | 3,2967 |
31 | 18,0485 | 2,2178 | 52 | 23,9881 | 3,3373 |
32 | 18,3530 | 2,2736 | 53 | 24,2393 | 3,3751 |
33 | 18,6581 | 2,3301 | 54 | 24,4856 | 3,4105 |
34 | 18,9636 | 2,3868 | 55 | 24,7265 | 3,4426 |
35 | 19,2688 | 2,4437 | 56 | 24,9616 | 3,4711 |
36 | 19,5728 | 2,5010 | 57 | 25,1894 | 3,4959 |
37 | 19,8749 | 2,5585 | 58 | 25,4098 | 3,5168 |
38 | 20,1744 | 2,6161 | 59 | 25,6233 | 3,5327 |
39 | 20,4703 | 2,6737 | 60 | 25,8287 | 3,5451 |
* factor waarmee het ouderdomspensioen, dat ingaat op leeftijd 60, moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
** factor waarmee het partnerpensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
Leeftijd | PP*** | Leeftijd | PP*** |
19 | 49,4290 | 44 | 36,7454 |
20 | 49,0451 | 45 | 36,0923 |
21 | 48,6520 | 46 | 35,4271 |
22 | 48,2498 | 47 | 34,7507 |
23 | 47,8380 | 48 | 34,0634 |
24 | 47,4168 | 49 | 33,3645 |
25 | 46,9857 | 50 | 32,6539 |
26 | 46,5448 | 51 | 31,9320 |
27 | 46,0937 | 52 | 31,1997 |
28 | 45,6323 | 53 | 30,4570 |
29 | 45,1605 | 54 | 29,7040 |
30 | 44,6783 | 55 | 28,9413 |
31 | 44,1851 | 56 | 28,1701 |
32 | 43,6814 | 57 | 27,3901 |
33 | 43,1666 | 58 | 26,6029 |
34 | 42,6406 | 59 | 25,8091 |
35 | 42,1035 | 60 | 25,0082 |
36 | 41,5549 | 61 | 24,2038 |
37 | 40,9947 | 62 | 23,3947 |
38 | 40,4226 | 63 | 22,5823 |
39 | 39,8388 | 64 | 21,7683 |
40 | 39,2435 | 65 | 20,9531 |
41 | 38,6363 | 66 | 20,1390 |
42 | 38,0176 | 67 | 19,3274 |
43 | 37,3872 | 68 | 18,5178 |
***factor waarmee het ingegane partnerpensioen moet worden vermenigvuldigd om het bedrag te vinden dat ineens wordt uitgekeerd.
Bijlage 8 Uitvoeringsbesluit inzake deeltijdregelingen voorafgaand aan pensioen
In het kader van de Cabine cao 2016 – 2019 zijn ten behoeve van duurzame inzetbaarheid en terugdringing arbeidsverzuim op 5 januari 2018 tussen KLM en arbeidsvoorwaardelijke partijen onder andere afspraken gemaakt over deeltijdregelingen voorafgaand aan pensioen2. Het bestuur heeft op grond van het bepaalde in artikel 1 (definitie Pensioengevend loon) besloten uitvoering te geven aan deze regeling. Op grond hiervan – en voor zover voortvloeiend uit de (Tijdelijke) regeling deeltijd voorafgaand aan het pensioen – geldt het volgende.
1. Een deelnemer heeft, vanaf maximaal 10 jaar voor ingang van de voor hem van toepassing zijnde AOW-leeftijd, de mogelijkheid om bij een verlaging van zijn deeltijdpercentage (en bijbehorende salaris), te blijven werken met behoud van pensioenopbouw gebaseerd op een hoger deeltijdpercentage (en bijbehorend salaris). Het deeltijdpercentage kan daarbij niet lager worden dan 50%.
Bij een verlaging van het deeltijdpercentage van:
a. 100 naar 80;
b. 80 naar 66 2/3; of
c. van 66 2/3 naar 50
zal voor de pensioenopbouw worden uitgegaan van het voor de verlaging geldende deeltijdpercentage en het daarbij behorend salaris3. Ook de deelnemersbijdrage in de pensioenpremie blijft in dat geval gebaseerd op een dienstverband met het hogere deeltijdpercentage.
Een en ander geschiedt op basis van – en blijft beperkt tot – het door KLM
2 Het akkoord is op 7 februari 2018 door partijen ondertekend. Een nadere uitwerking van de afspraken over duurzame inzetbaarheid is door KLM en VNC opgenomen in de Uitwerking cao Cabine protocol 2016 – 2019 ‘Duurzame inzetbaarheid’ (vastgesteld op 26 april 2018).
Het betreft de ‘Regeling deeltijd voorafgaand aan het pensioen’ en de ´Tijdelijke regeling voorafgaand aan het pensioen’.
3 Exclusief toeslagen in verband met de ‘Tijdelijke
regeling deeltijd voorafgaand aan het pensioen’.
doorgegeven deeltijdpercentage en bijbehorende salaris.
2. Het bepaalde in lid 1 is alleen van toepassing voor deelnemers die in de drie jaar daaraan voorafgaand op grond van hetzelfde dan wel een hoger deeltijdpercentage werkzaam zijn geweest.
Deelnemers die meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn, alsmede flexwerkers, zijn uitgesloten van deelname aan de regeling.
3. Voor de deelnemer die van de mogelijkheid op grond van lid 1 gebruik maakt, geldt de verplichting dat aansluitend op het met de werkgever overeengekomen tijdstip van beëindiging van het dienstverband, het pensioen voor de deelnemer zal ingaan. Als uiterste datum voor ingang van het pensioen geldt de werkelijke AOW-leeftijd.
4. Het is niet toegestaan om deelname aan de regeling te combineren met het opnemen van deeltijdpensioen.