Reglement Keurmerk Touringcarbedrijf Versie 01-01-2008
Reglement Keurmerk Touringcarbedrijf Versie 01-01-2008
Stichting Keurmerk Touringcarbedrijf
Spui 188
2511 BW Den Haag Postbus 19365
2500 CJ Den Haag T 070-3751777
F 070-3751775
Reglement Keurmerk Touringcarbedrijf
Inhoud
Artikel 1 - Algemene bepalingen
Artikel 2 - Voorwaarden en gedragscode
Artikel 3 - IRU Global Quality Charter/Erkenningsregeling Nederland Artikel 4 - Informatieverstrekking en informatieverwerking
Artikel 5 - Aanvraag
Artikel 6 - Afgifte
Artikel 7 - Verlenging (is komen te vervallen)
Artikel 8 - Vervolgonderzoek, heronderzoek en nadere uitleg Artikel 9 - Duur
Artikel 10 - Verplichtingen Artikel 11 - Keurmerkembleem Artikel 12 - Misbruik
Artikel 13 A - Uitvoering Commissie
Artikel 13 B - Uitvoering Beroepscommissie Artikel 14 - Sancties
Artikel 15 - Schorsing
Artikel 16 - Intrekking
Artikel 17 A - Bezwaarprocedure Artikel 17 B - Beroepsprocedure Artikel 18 - Kosten
Artikel 19 - Registratie Artikel 20 - Geheimhouding
Artikel 21 - Aansprakelijkheid Artikel 22 - Wijzigingen
Artikel 23 - Slotbepalingen
Overgangsbepalingen
Keurmerkhouders, die op 1-1-2008 reeds erkend zijn als Keurmerk Touringcarbedrijf, dienen uiterlijk per 31-12-2008 de aanpassingen van ‘Reglementen Keurmerk Touringcarbedrijf, versie 01-01-2008’ in hun kwaliteitshandboek verwerkt te hebben.
Nieuwe keurmerkhouders, die in de periode van 1-1-2008 tot 1-4-2008 hun initiële audit hebben, mogen nog geaudit worden op basis van de versie 01-01-2007 van de reglemen- ten, maar dienen uiterlijk per 31-12-2008 de aanpassingen van ‘Reglementen Keurmerk Touringcarbedrijf, versie 01-01-2008’ in hun kwaliteitshandboek verwerkt te hebben.
Nieuwe keurmerkhouders, die na 1-4-2008 hun initiële audit hebben, moeten direct geaudit worden op basis van de ‘Reglementen Keurmerk Touringcarbedrijf, versie
01-01-2008’.
Artikel 1 - Algemene bepalingen
In het reglement wordt verstaan onder
Aanvraag
Het verzoek tot erkenning met het keurmerk.
Aspectcertificaat Besloten Busvervoer
De set van 10 criteria zoals vastgesteld in het uitvoeringsproces Total Quality (Fase 3) in het IRU Global Quality Charter, zoals overgenomen door de stichting op grond van de samenwerkingsovereenkomst en licenties met de IRU.
Autobus
Motorrijtuig, al dan niet voorzien van een aanhangwagen, ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen.
Beheerder
Degene, die door het bestuur conform artikel 9 van de statuten als zodanig is benoemd en de erkenningsregeling beheert.
Belanghebbenden
Die organisaties die vanuit hun directe of indirecte betrokkenheid bij de bedrijfstak besloten busvervoer inbreng leveren in de criteria en vereisten. Als belanghebbenden zijn in ieder geval aangemerkt: ANVR, ANWB, CCV-CBR, Veilig Verkeer Nederland, IVW, KNV, RDW, STO, STOBB, verzekeraar en de stichting.
Beroepscommissie
De Beroepscommissie Keurmerk Touringcarbedrijf.
Besloten busvervoer
Personenvervoer per autobus, anders dan voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling per bus (art. 1 onder i Wp 2000).
Bestuur
Het bestuur van de stichting.
Certificeringinstelling
Een door de Raad voor de Accreditatie erkende en voor het verlenen van het aspect- certificaat actueel geaccrediteerde certificeringinstelling.
Contractinstituut
Het instituut waarmee de stichting een samenwerkingscontract heeft gesloten
inzake de naleving van in het reglement gestelde vereisten. Er is zo'n contract met de Stichting voor informatie en ordening van de bedrijfstak besloten busvervoer (STO), Inspectie Verkeer en Waterstaat - Toezichteenheid Personenvervoer (afgekort: IVW), en RDW Keuring & Toezicht (afgekort RDW).
Commissie
De Commissie Keurmerk Touringcarbedrijf.
Criteria
De in het Aspectcertificaat vastgelegde risico’s van belanghebbenden, waarbij als voor- naamste risico de (verkeers)veiligheid voorop staat.
Erkenningovereenkomst
De overeenkomst tussen de stichting en de erkende onderneming, waarin de rechten en plichten van de erkende onderneming aangaande de erkenning zijn vastgelegd.
Erkenningsregeling
De erkenningsregeling van de stichting, resulterend in het keurmerk, uitsluitend betrekking hebbend op Nederlandse, vergunninghoudende ondernemingen in het besloten busvervoer.
International Road Transport Union
De vereniging van werkgeversorganisaties in het beroepsgoederen- en beroepspersonen- vervoer te Genéve in Zwitserland (afgekort: IRU).
IRU Global Quality Charter
Het groeisysteem in drie fases ter bevordering en borging van de veiligheid, kwaliteit en uitstraling van ondernemingen in het beroepspersonenvervoer (afgekort: IRU GQC).
Keurmerk
Het predikaat ‘Keurmerk Touringcarbedrijf’ zoals sinds 1 januari 2004 wordt verleend door de stichting. Het keurmerk geniet merkenrechtelijke bescherming. Van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003 stond dit keurmerk bekend onder de naam KEMA Keurmerk Busbedrijf.
Klacht
Een klacht van een natuurlijke of rechtspersoon over de uitvoering van een vervoerrelatie met een keurmerkhouder onder de vigeur van het keurmerk.
Kracht van gewijsde
Een uitspraak van de Commissie of de Beroepscommissie gaat in kracht van gewijsde zodra er geen bezwaar of beroep meer openstaat, of de betreffende keurmerkhouder schriftelijk heeft aangegeven af te zien van zijn recht op bezwaar of beroep.
Licentieovereenkomst
De overeenkomst tussen de stichting en de erkende onderneming dan wel een derde, waarin de rechten en plichten van de erkende onderneming of de derde aangaande het gebruik van het merkenrecht van het keurmerk zijn vastgelegd.
Major tekortkoming
Het ontbreken of het niet nakomen van een vereiste procedure, en tevens een duidelijke strijdigheid met de eisen van de norm.
Minor tekortkoming
Aan de betreffende eis van de norm is voldaan, maar het onderhavige punt behoeft verbetering of verduidelijking. Wordt hier niets aan gedaan, dan kan dit alsnog als major tekortkoming worden aangemerkt.
Nationale aanvullingen
De voor Nederland bepaalde aanvullingen op en uitwerkingen van het Aspectcertificaat.
Preventieve status IVW
Het verstrekken door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie van een gele kaart (= schorsing) - op basis van gegevens beschikbaar gesteld door IVW - aan een (aspirant-) keurmerkhouder, vanwege het geconstateerde percentage kernovertredingen. Het betreft gegevens verzameld door IVW, KLPD en regiokorpsen bij controles lang de weg en bedrijfscontroles.
Preventieve status RDW
Het verstrekken door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie van een gele kaart (= schorsing) op aangeven van de RDW wegens het gedurende de keuringsperiode van een jaar hebben van meerdere controlekeuringen door de RDW van de bedrijfsvoertuigen (autobussen).
Preventieve status STO
Het verstrekken door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie van een gele kaart (= schorsing), wanneer een keurmerkhouder een laatste herinnering van de STO krachtens de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO ontvangt.
De preventieve status STO kan op aangeven van de STO ook door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie worden opgelegd wanneer er sprake is van duidelijke schending van de kernbepalingen van de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO.
Reglement
(Reglement Keurmerk Touringcarbedrijf) de voorwaarden, vereisten en bepalingen waar- onder de stichting de erkenningsregeling beheert.
Repressieve status IVW
Het verstrekken door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie van een rode kaart (= intrekking) aan een (aspirant-) keurmerkhouder - op basis van gegevens beschikbaar gesteld door IVW - vanwege het geconstateerde hoge percentage kernovertredingen of de aard van de kernovertredingen. Het betreft gegevens verzameld door IVW, KLPD en regio- korpsen bij controles lang de weg en bedrijfscontroles.
Repressieve status RDW
Het verstrekken door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie van een rode kaart (= intrekking) aan een (aspirant-) keurmerkhouder op aangeven van de RDW, wegens het gedurende de keuringsperiode van een jaar hebben van meerdere herkeuringen door de RDW van de bedrijfsvoertuigen (autobussen).
Repressieve status STO
Het verstrekken door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie van een rode kaart (= intrekking) op aangeven van de STO, wanneer een (aspirant-)keurmerkhouder een ingebrekestelling van de STO krachtens de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO ontvangt.
De repressieve status STO kan op aangeven van de STO ook door de Commissie Keurmerk of de Beroepscommissie worden opgelegd wanneer er sprake is van duidelijke grove
schending van de kernbepalingen van de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO.
Rijvaardigheidsanalyse
Een periodieke toetsing van verkeersveilig, defensief, milieubewust, kostenbewust en comfortabel rijgedrag van professionele touringcarchauffeurs aan de hand van actuele normen. Verbeterpunten worden vastgelegd in een bijscholingsadvies.
Rijvaardigheidsbijscholing
Een bijscholing aan de hand van actuele normen en op basis van het bijscholingsadvies uit de rijvaardigheidsanalyse. Deze bijscholing dient zodanig te zijn dat de verbeterpunten zijn opgeheven en de professionele touringcarchauffeur op het vereiste niveau kan functioneren.
Stichting BUS
De onafhankelijke Stichting BUS te Den Haag, ter collectieve promotie en communicatie van het (erkende) touringcarproduct.
Stichting
De onafhankelijke Stichting Keurmerk Touringcarbedrijf te Den Haag.
STOBB
De onafhankelijke Stichting Opleidingen voor het Besloten Busvervoer (afgekort STOBB) te Den Haag, ter bepaling van het opleidingenbeleid binnen de bedrijfstak besloten busvervoer.
Touringcarchauffeur
Iedere werknemer, die voor bepaalde of onbepaalde tijd in dienst is bij een werkgever, waarop de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO van toepassing is en (mede) ingezet kan worden als chauffeur voor het verrichten van personenvervoer dat onder deze CAO valt.
Vereisten
De door contractinstellingen gehanteerde bepalingen, alsook de door belanghebbenden of de stichting aangedragen bepalingen, zoals vermeld in het reglement. Deze vereisten maken integraal onderdeel uit van de beoordeling door certificeringinstellingen.
Artikel 2 - Voorwaarden en gedragscode Voorwaarden
Om voor een keurmerk in aanmerking te komen dient de aanvrager:
A. 1. In het bezit te zijn van een onbeperkte vergunning voor het verrichten van besloten busvervoer, doch langer te bestaan dan één jaar;
2. Indien de aanvrager nog géén jaar bestaat kan onder de navolgende voorwaarden een voorlopige erkenning worden verleend.
Deze voorwaarden zijn: de voorlopige erkenning wordt verleend voor de periode van datum erkenning tot het voldoen aan de jaartermijn; de Commissie kan aanvullende controles van de contractinstituten verlangen; de Commissie kan aanvullende schrifte- lijke bewijzen van de correcte naleving van de reglementen verlangen; de aanvrager dient tegelijkertijd twéé aanvragen in: één voor voorlopige erkenning en één voor erkenning; één maand voor het aflopen van de jaartermijn wordt de aanvraag voor erkenning automatisch in behandeling genomen, de voorlopig erkende mag op dat moment niet in de preventieve of repressieve fase bij een contractpartij verkeren;
de voorlopig erkende heeft dezelfde rechten en plichten als de erkende keurmerkhou- ders.
B. In het bezit te zijn van een actueel aspectcertificaat met bijbehorende (en opvolgende) verslaglegging door een certificeringinstelling.
C. Statutair gevestigd te zijn in Nederland.
D. Zijn geëxploiteerde autobussen in te zetten onder het regime van de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO.;
E. Niet te verkeren in een zogeheten preventieve of repressieve fase van controle bij een contractinstituut.
F. Te hebben voldaan aan de afdracht en betaling van de binnen de bedrijfstak besloten busvervoer geldende sociale premies, waaronder inbegrepen de premie voor de FSO CAO.
G. Blijk te (hebben ge)geven te voldoen aan de volgende vereisten:
1. De naleving op kernbepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het besloten busvervoer (CAO) of een gelijkwaardige CAO;
2. De naleving op kernbepalingen van de Arbeidstijden Wet, het Arbeidstijden Besluit Vervoer, de Wegenverkeerswet en de Wet en Besluit Personenvervoer 2000;
3. Het onderhouden van het materieel op een zorgvuldige en deskundige wijze;
4. Het in dienst van het bedrijf hebben van gekwalificeerd personeel;
5. Het verzekerd zijn als vervoerder en/of als reisorganisator;
6. De naleving van de onder het keurmerk geldende gedragscodes.
H. Te beschikken over eigen algemene voorwaarden inzake het vervoer en eventuele reisorganisatie alsmede over een op grond van de Wet en Besluit Personenvervoer 2000 verplichte geschillencommissie.
I. Gedurende het eerste jaar van erkenning een bankgarantie van 5000 euro (vijfduizend) af te geven aan de stichting. De stichting kan een beroep doen op deze bankgarantie in geval de aanvrager niet voldoet aan zijn financiële verplichtingen jegens de stichting of na intrekking van zijn erkenning misbruik van het keurmerk maakt, zoals omschre- ven in artikel 12 van dit reglement. Na afloop van het eerste erkenningsjaar of na de correcte afhandeling van de intrekking of opzegging van het keurmerk wordt de bank- garantie door de stichting aan de aanvrager teruggegeven.
Sub 1 - Naleving kernbepalingen cao
Ten bewijze van de naleving van de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO dient de (aspirant)keurmerkhouder, sinds de laatste controle van de Stichting voor Informatie en Ordening van de bedrijfstak besloten busvervoer, de volgende kernbepalin- gen correct te hebben nageleefd.
Kernbepalingen XXX Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx (1 januari 2006 – 30 juni 2008) of een gelijkwaardige CAO
Kernbepaling | Omschrijving kernbepaling | Artikelnummer CAO 2006 - 2008 |
K 1 | De tijdige betaling van het juiste functieloon | 9, 14, 15, 17, 18 + bijlage 2 |
K 2 | De inschaling c.q. toepassing van de tredeverhoging. | 14, 15, 17, 18 + bijlage 2 |
K 3 | De betaling van de overurentoeslag, c.q. de juiste toepassing van jaaruren- en spaarurenregeling. | 27, 28, 29, 30, 31 |
K 4 | De juiste toekenning van het geldende aantal vakantiedagen, werkgelegen- heidsdagen, vervangende vrije dagen. | 19, 20, 44, 56, 58 |
K 5 | Doorbetaling van het loon tijdens arbeidsongeschiktheid. | 61 |
K 6 | De uitbetaling van vakantietoeslag. | 57 |
K 7 | De uitbetaling van toeslagen. | 32, 33, 34, 36, 37, |
43 | ||
K 8 | De juiste toepassing van de bepaling met betrekking tot accommodatie en de juiste toepassing van de bepaling met betrekking tot de rusttijd. | 22, 46 |
K 9 | De arbeidsovereenkomst van de werknemer voldoet aan de voorwaarden als gesteld in artikel 4 van de CAO. De werkgever meldt de werknemers aan bij de STO via het meldingsformulier eis van dienstbetrekking dat kan worden gedownload via de website van de STO. | 4, 53 |
K 10 | De werkgever zorgt voor een correcte aansluiting bij het Pensioenfonds Vervoer, of kan aantonen dat hij is gedispenseerd. | 6 |
K 11 | Het voeren van een deugdelijke en inzichtelijke administratie ter controle | 10, 12, 13, 16, 19, |
van de punten 1 t/m 10, het juist verstrekken van inlichtingen betreffende de naleving van de CAO voor het besloten busvervoer of een gelijkwaardige CAO, de FSO CAO en de Leerlingen CAO. | 21, 23, 30, 63 + leerlingen XXX + XXX XXX |
Voor een onderzoek dient de STO over de controleperiode de beschikking te hebben over een aantal gegevens en bescheiden. Dit betreft met name het volgende:
• personeelsgegevens en arbeidsovereenkomsten;
• de tachograafschijven en digitale tachograafbestanden;
• de arbeidstijdadministratie (inclusief ritopdrachten, planlijsten en agenda);
• de loonadministratie (loonspecificaties en verzamelloonstaten);
• de betalingsbewijzen (bank- en/of giroafschriften, getekende kasbewijzen);
• de registratie van vakantiedagen en werkgelegenheidsdagen.
Dispensatieprocedure
1. Een (aspirant-)keurmerkhouder kan per aangetekende brief bij het bestuur van de Stichting een dispensatie van de CAO Besloten Busvervoer aanvragen voor een gelijk- waardige CAO. In deze brief dient de aanvrager een motivatie te geven voor de gewenste dispensatie. Bij deze dispensatieaanvraag dient de aanvrager een kopie van de gelijkwaardige bedrijfs(tak) CAO mee te sturen plus een schriftelijke verklaring van de Arbeidsinspectie dat deze bedrijfs(tak) CAO door het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid is toegelaten.
2. Het bestuur van Stichting Keurmerk Touringcarbedrijf stuurt de (aspirant-)keurmerk- houder een bevestiging van ontvangst plus een aangepaste signaleringsverklaring voor de STO, waarin de woorden ‘of een gelijkwaardige CAO’ zijn opgenomen.
3. Na ontvangst van de ondertekende aangepaste signaleringsverklaring legt het bestuur van Stichting Keurmerk Touringcarbedrijf de bedrijfs(tak) CAO ter beoordeling voor aan de STO. De STO stelt op basis van de kernbepalingen vast of er sprake is van een gelijkwaardige CAO. De kosten van de STO-beoordeling komen voor rekening van de dispensatieaanvrager.
4. De STO geeft een gemotiveerd antwoord op het vergelijkingsverzoek. Indien de STO de bedrijfs(tak) CAO gelijkwaardig verklaart, verleent het bestuur van de Stichting de gevraagde dispensatie. Indien de STO de bedrijfs(tak) CAO niet gelijkwaardig verklaart, stelt het bestuur van de Stichting de aanvrager in de gelegenheid hierop verweer te voeren. Vervolgens besluit het bestuur van de Stichting over het dispensatieverzoek.
5. Het bestuur van de Stichting wijst de STO aan als controleur voor de naleving van de gelijkwaardig verklaarde bedrijfs(tak) CAO.
6. Voor bestaande keurmerkhouders geldt, dat zij tot het moment waarop het bestuur de gewenste dispensatie verleend heeft, de CAO Besloten Busvervoer moeten naleven.
7. Deze dispensatieprocedure is niet van toepassing op (aspirant-) keurmerkhouders, die op het moment dat KNV Busvervoer als werkgeversorganisatie een CAO Besloten Busvervoer afsluit, lid zijn van KNV Busvervoer. Voor hen heeft KNV Busvervoer reeds rechtsgeldig de CAO Besloten Busvervoer afgesloten.
8. Alle geschillen welke mogen ontstaan naar aanleiding van deze dispensatieprocedure en de controle op de naleving daarvan, zullen worden beslecht overeenkomstig het Arbitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut. De kosten van de arbitrage komen voor rekening van de indiener van het arbitrageverzoek.
Sub 2 - naleving kernbepalingen arbeidstijden wet & besluit vervoer
Ten bewijze van de naleving van de Arbeidstijdenwet, het Arbeidstijden Besluit Vervoer, de Wegenverkeerswet en de Wet en Besluit Personenvervoer 2000 dient de aanvrager de betreffende kernbepalingen correct na te leven.
Het ontbreken van tijdens wegcontroles opgelegde ‘rijverboden’ geldt hierbij als uitgangs- punt. Voor wat betreft de bedrijfscontroles geldt het ontbreken van zogenaamde ‘dubbele normovertredingen’ en het afwezig zijn van ‘misbruik van controlemiddelen’ als uitgangs- punt.
Kernovertredingen rij- en rusttijdenbepalingen
Artikel | Omschrijving overtreding | Weg controle | Bedrijfs controle |
6.1 EG-Verordening 3820/85 | Overtreding rijtijd | X | X |
6.1 AETR Verdrag | Overtreding rijtijd | X | X |
6.2 EG-Verordening 3820/85 | Overtreding wekelijkse rijtijd | - | X |
6.2 AETR Verdrag | Overtreding wekelijkse rijtijd | - | X |
7.1 EG-Verordening 3820/85 | Overtreding ononderbroken rijtijd | X | X |
7.1 AETR Verdrag | Overtreding ononderbroken rijtijd | X | X |
8.1 EG-Verordening 3820/85 | Overtreding dagelijkse rusttijd (1 chauffeur) | X | X |
8.1 AETR Verdrag | Overtreding dagelijkse rusttijd (1 chauffeur) | X | X |
8.2 EG-Verordening 3820/85 | Overtreding dagelijkse rusttijd (2 chauffeurs) | X | X |
8.2 AETR Verdrag | Overtreding dagelijkse rusttijd (2 chauffeurs) | X | X |
8.3 EG-Verordening 3820/85 | Overtreding wekelijkse rusttijd | - | X |
8.3 AETR Verdrag | Overtreding wekelijkse rusttijd | - | X |
2.4:4 ATB-Vervoer | Misbruik controlemiddelen | X | X |
2.4:1/2/3 ATB-Vervoer | Niet bewaren van benodigde bescheiden | - | X |
2.5:4/5 ATB-Vervoer | Te veel nachtdiensten | - | X |
2.7:1 ATB-Vervoer | Schenden van verbod op jaagpremie | - | X |
2.7:2 ATB-Vervoer | Geen chauffeursdiploma | X | X |
4.1 ATW | Onjuiste beleidsvoering werkgever | - | X |
5:15/16 ATW | Samenloop van strafbare feiten | X | X |
8:2/3 ATW | Geen gehoor geven aan eis tot staking van arbeid | X | X |
12 EG-Verordening 3821/85 | Inbreuk op installatie tachograaf | X | X |
13 EG-Verordening 3821/85 | Geen juiste werking van de tachograaf | X | X |
14.1 EG-Verordening 3821/85 | Niet verstrekken van registratiebladen | X | X |
14.2 EG-Verordening 3821/85 | Bewaartermijn/kopie en overleggen registratiebladen | X | X |
15.1 EG-Verordening 3821/85 | Vuile, beschadigde registratiebladen | X | X |
15.2 EG-Verordening 3821/85 | Gebruikregistratiebladen | X | X |
15.3 EG-Verordening 3821/85 | Verkeerde tijdsaanduiding knoppen | - | X |
15.5 EG-Verordening 3821/85 | Niet invullen van middenveld registratieblad | X | X |
Kernbepalingen wet & reglement verkeersregels en verkeerstekens
Artikel | Omschrijving artikel | Weg controle | Bedrijfs controle |
22 | Overschrijding maximum snelheid | X | X |
22.2 | De overschrijding van de maximum snelheid boven 100 km per uur, bij | X | - |
5.3.15 | geen snelheidsbegrenzer of een niet goed werkende snelheidsbegrenzer | ||
5.3.15 | Geen snelheidsbegrenzer of een niet goed werkende snelheidsbegrenzer | X | X |
Kernbepalingen Besluit personenvervoer 2000 | ||||
Artikel | Omschrijving artikel | Sanctie | Weg controle | Bedrijfs controle |
14.3 | De verplichting tot aanvraag van een wijziging van de vergun- | 1.4 WED | X | X |
ning bij een wijziging van de naam van de vergunninghouder | ||||
16.1 | De verplichting tot het aanwezig hebben van het vergunnings- | 1.4 WED | X | - |
bewijs in de bus | ||||
19.2 | De verplichting tot het inleveren van het vergunningsbewijs | 1.4 WED | X | X |
indien dit niet langer geldig is | ||||
20 | Het verbod om een bewerkt vergunningsbewijs te gebruiken | 1.4 WED | X | X |
26.3 | De verplichting om de vervanging van een vakbekwame persoon | 1.4 WED | - | X |
in de bedrijfsleiding te melden aan de vergunningverlener | ||||
74.1 | Het verbod om een bestuurder met busvervoer te belasten | 1.4 WED | X | X |
zonder een geldige geneeskundige verklaring | ||||
74.3 | De verplichting van een bestuurder van een bus om een | 1.4 WED | X | - |
geneeskundige verklaring bij zich te hebben | ||||
80.1 | Het verbod om met een bus besloten of openbaar vervoer te | 28.3 | X | X |
verrichten zonder dat deze bus een toelatingskeuring heeft | WVW | |||
ondergaan | ||||
80.2 | Het verbod om een bus te gebruiken zonder dat deze APK | 72 WVW | X | X |
gekeurd is | ||||
81.2 | Het verbod om meer personen te vervoeren dan volgens het | 101.1 Wp | X | - |
kentekenbewijs is toegestaan | ||||
86 | Het verbod om in strijd met EG-Verordening 12/98 cabotagever- | 1.4 WED | X | X |
voer te verrichten | ||||
87.2 | De verplichting tot het terugzenden van de gebruikte reisbladen | 1.4 WED | X | X |
die betrekking hebben op verricht cabotagevervoer uit | ||||
EG-Verordening 12/98 | ||||
88 | De verplichting tot het verstrekken van kwartaalgegevens over | 1.4 WED | - | X |
cabotagevervoer binnen 1 maand na het einde van ieder | ||||
kwartaal | ||||
91.3 | De verplichting tot het bewaren van een kopie van het reisblad | 1.4 WED | - | X |
op het kantoor van de vervoerder voor een periode van 2 jaar | ||||
93 | Het verbod tot het gebruiken van een bewerkt gewaarmerkt | 1.4 WED | X | X |
afschrift van een CPV-Vergunning | ||||
95 | Het verbod om in strijd met EG-Verordening 684/92 geregeld | 1.4 WED | X | X |
vervoer of een bijzondere vorm van geregeld vervoer te | ||||
verrichten | ||||
96 | De verplichting tot het in de bus aanwezig hebben van een | 1.4 WED | X | - |
geldig vergunningsbewijs tijdens geregeld vervoer of een | ||||
bijzondere vorm van geregeld vervoer (EU- en EER landen) | ||||
97.1 | De verplichting tot het in een kwartaalverslag verstrekken van | 1.4 WED | - | X |
gegevens over geregeld vervoer binnen 2 maanden na afloop | ||||
van een kalenderjaar | ||||
98.1 | Het verbod om zonder vergunning vervoer te verrichten van en | 1.4 WED | - | X |
naar derde of andere landen | ||||
99 | De verplichting tot het kenbaar maken van de beëindiging van | 1.4 WED | - | X |
de exploitatie van geregeld vervoer, drie maanden voordat de | ||||
vergunning haar geldigheid verliest | ||||
100 | De verplichting tot het in de bus aanwezig hebben van bepaal- | 1.4 WED | X | - |
de bescheiden bij geregeld vervoer of een bijzondere vorm van | ||||
geregeld vervoer, van en naar derde en andere landen |
Vervolg kernbepalingen Besluit personenvervoer 2000
Artikel | Omschrijving artikel | Sanctie | Weg controle | Bedrijfs controle |
101.1 | De verplichting tot het verstrekken van kwartaalgegevens over | 1.4 WED | - | X |
geregeld vervoer of een bijzondere vorm van geregeld vervoer, | ||||
binnen 2 maanden na elk kalenderjaar | ||||
102.1 | Het verbod tot het verrichten van pendelvervoer zonder een | 1.4 WED | X | X |
daartoe strekkende vergunning | ||||
103 | De verplichting tot het in de bus aanwezig hebben van bepaal- | 1.4 WED | X | - |
de bescheiden tijdens de uitvoering van het pendelvervoer | ||||
104 | Het verbod om vervoer te verrichten in strijd met de | 1.4 WED | X | X |
EG-verordening 684/92 (lid 2); de ASOR regels (lid 3) | ||||
105 | Het verbod tot het verrichten van ongeregeld vervoer (artikel | 1.4 WED | X | X |
2.1.C ASOR) zonder een daartoe strekkende vergunning | ||||
106 | Het verbod tot het zonder vergunning verrichten van | 1.4 WED | X | X |
ongeregeld vervoer met bussen die blijkens het kenteken zijn | ||||
ingeschreven in een andere staat | ||||
107 | De verplichting dat de in Nederland gevestigde vervoerder die | 1.4 WED | X | X |
ongeregeld vervoer verricht, houder is van een CPV-Vergunning | ||||
108 | De verplichting tot het in de bus aanwezig hebben van | 1.4 WED | X | - |
bepaalde bescheiden tijdens ongeregeld vervoer van en naar | ||||
EG lidstaten, EER- en derde landen | ||||
109 | De verplichting tot het in de bus aanwezig hebben van een | 1.4 WED | X | - |
bewijs van toelating of CPV-Vergunning | ||||
110 | Het verbod om in strijd met EG-Verordening 684/92 vervoer | 1.4 WED | X | X |
voor eigen rekening te verrichten | ||||
112 | De verplichting tot het in de bus aanwezig hebben van | 1.4 WED | X | - |
bepaalde bescheiden bij het verrichten van vervoer voor eigen | ||||
rekening, zoals vermeld in EG-Verordening 684/92 | ||||
113.1 | Het verbod tot het verrichten van vervoer voor eigen rekening | 1.4 WED | X | X |
van en naar derde landen zonder een daartoe strekkende | ||||
vergunning | ||||
114 | De verplichting tot het in de bus aanwezig hebben van | 1.4 WED | X | - |
bepaalde bescheiden tijdens het verrichten van vervoer voor | ||||
eigen rekening van en naar derde landen |
Algemene bepalingen Wet personenvervoer 2000
Artikel | Omschrijving artikel | Sanctie | Weg controle | Bedrijfs controle |
4.1 | Het verbod tot het verrichten van besloten of openbaar busvervoer zonder een CPV-Vergunning | 1.3 WED misdrijf | X | X |
4.3 | Het verbod tot het aanbieden van besloten of openbaar busvervoer zonder een daartoe strekkende vergunning | 1.3 WED misdrijf | X | X |
5a.1 | Xxxx aanwezig zijn van een geldig vergunningsbewijs in autobus | 1.3 WED misdrijf | X | - |
11.1 | Het verbod om in strijd te handelen met de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften | 1.4 WED | X | X |
11.2, 3 | Verbod beschikbaar stellen vergunningsbewijs aan derden al dan niet tegen betaling | 1.3 WED misdrijf | X | X |
12.1 | Verplichting vervoerder tot instellen van een geschillen- commissie | 1.4 WED | - | X |
13 | Niet kenbaar maken wijze van klachtenbehandeling | 1.4 WED | X | X |
19 | Het verbod tot het verrichten van openbaar vervoer zonder een daartoe verleende concessie | 1.4 WED | X | X |
30.3 | De verplichting voor de openbaar vervoer concessiehouder tot het vervoeren van reizigers die reizen met een geldig nationaal vervoerbewijs | 1.4 WED | X | - |
51 | Het verbod tot het verrichten van openbaar vervoer zonder dat de concessiehouder beschikt over een verklaring van geen bezwaar | 1.4 WED | - | X |
70 | Het verbod om zonder geldig vervoerbewijs gebruik te maken van het openbaar vervoer | 101 Wp 2000 | X | - |
71 | Het verbod om een onbevoegd gewijzigd of bewerkt vervoer- bewijs te gebruiken | 101 Wp 2000 | X | - |
72 | Het verbod om de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang in het openbaar vervoer te verstoren | 101 Wp 2000 | X | - |
73 | De verplichting tot het opvolgen van duidelijk kenbaar gemaakte aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsvoering | 101 Wp 2000 | X | - |
74.1 | De bepaling dat bij Algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld inzake artikel 70 tot en met 73 | 101 Wp 2000 | - | - |
Sub 3 - onderhoud materieel
Als bewijs van een zorgvuldig en deskundig onderhoud van het materieel geldt, dat van het door de aanvrager geëxploiteerde dan wel ingehuurde totale aantal touringcars voldoet aan de Regeling Permanente Eis Goedkeuring.
De aanvrager dient bij de periodieke keuringen de touringcars slechts onder de bedrijfs- naam of onder het RDW ondernemersnummer te hebben aangeboden. De aanvrager dient veranderingen in het totale aantal geëxploiteerde touringcars actueel door te geven aan het betreffende keuringsstation van de RDW.
Sub 4 - kwalificatie personeel
Ten bewijze van het feit dat de aanvrager met gekwalificeerde chauffeurs werkt, geldt dat:
I Touringcarchauffeur meerdaagse reizen zonder reisleiding
Eisen
A
CCV-B Diploma Personenvervoer + CCV Diploma Internationaal (nieuw) met tenminste één van de drie landencertificaten of CCV Diploma Touringcarvervoer (oud) dan wel gelijkwaardig (oud)
Xxxxx voor touringcarchauffeurs geboren na 30 juni 1955.
C
Rijvaardigheidsanalyse door XXXXX erkende analyse-instelling op basis van eindtermen STOBB Rijvaardigheidsbijscholing door XXXXX erkende bijscholingsinstelling op basis van rapportage analyse-instelling. Pas na een succesvolle afronding van de bijscholing is het certificaat behaald.
Geldt voor alle touringcarchauffeurs.
B Getuigschrift of diploma Sociale Vaardigheden bij een door de STOBB erkende scholingsinstelling, dan wel gelijkwaardig (bijvoorbeeld CCV Diploma Touringcarvervoer (oud) dan wel gelijkwaardig (oud)). Xxxxx voor alle touringcarchauffeurs geboren na 30 juni 1955.
Termijnen
A
Diploma’s
Voor elke chauffeur geldt dat - met uitzondering van het CCV-B Diploma Personenvervoer - hij/zij één jaar de tijd krijgt voor het behalen van élk certificaat of getuigschrift of diploma. Dit betekent dat voor het behalen van het CCV Diploma Internationaal (maximaal 4 certificaten) of het Getuigschrift of diploma Sociale Vaardigheden een termijn geldt van maximaal 5 jaar na erkenning als keurmerkbedrijf of datum indiensttreding.
B Getuigschrift of diploma
Zie onder A.
C
Rijvaardigheidsanalyse + Rijvaardigheidsbijscholing
Iedere touringcarchauffeur bij een Keurmerk Touringcarbedrijf moet tenminste ééns in de vijf jaar zijn/haar certificaat Rijvaardigheidsanalyse behalen. Voor chauffeurs die nieuw in dienst treden bij een Keurmerk Touringcarbedrijf geldt, dat deze binnen één kalenderjaar het certificaat Rijvaardig- heidsanalyse behaald moeten hebben, tenzij hij of zij minder dan vijf jaar eerder geanalyseerd is en het schriftelijke bewijs daarvan in het personeelsdossier is opgenomen. De voorwaarde, dat de touringcarchauffeur een certificaat Rijvaardigheidsanalyse moet behalen, gaat in op het moment dat een touringcarchauffeur vijf jaar in het bezit is van een touringcarrijbewijs. Voor keurmerk- bedrijven die na 1-1-2005 erkend worden, geldt dat binnen vierentwintig maanden ná de erken- ningdatum de touringcarchauffeurs het certificaat Rijvaardigheidsanalyse behaald moeten hebben.
II Touringcarchauffeur voor meerdaagse reizen met reisleiding, pendelvervoer, internationale breng- en haalritten en internationaal inkomend toerisme met reisleiding
Eisen
A
Diploma’s
Idem als bij I, maar in plaats van het CCV Diploma Internationaal (met minimaal één van de drie landencertificaten) kan worden volstaan met het CCV Diploma Internationaal met het certificaat ‘Pendel en Rondreizen met reisleiding’, dan wel gelijkwaardig (oud). Xxxxx voor touringcarchauf- feurs geboren na 30 juni 1955.
B Getuigschrift of diploma Sociale Vaardigheden bij een door de STOBB erkende scholingsinstelling,
dan wel gelijkwaardig (oud)
Idem als bij I. Xxxxx voor alle touringcarchauffeurs geboren na 30 juni 1955.
C
Rijvaardigheidsanalyse en Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I. Geldt voor alle touringcarchauffeurs.
Termijnen
A
Diploma’s
Idem als bij I (echter maximaal 4 jaar).
B Getuigschrift of diploma
Idem als bij I (echter maximaal 4 jaar).
C
Rijvaardigheidsanalyse + Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I (tevens maximaal 5 jaar).
III Touringcarchauffeur voor dagtochten (nationaal en internationaal) zonder reisleiding
Eisen
A
Diploma’s
Idem als bij I, maar in plaats van het CCV Diploma Internationaal kan worden volstaan met het CCV Diploma Nationaal, dan wel gelijkwaardig (oud). Xxxxx voor touringcarchauffeurs geboren na 30 juni 1955.
B Getuigschrift of diploma Sociale Vaardigheden bij een door de STOBB erkende scholingsinstelling, dan wel gelijkwaardig (oud)
Idem als bij I. Xxxxx voor alle touringcarchauffeurs geboren na 30 juni 1955.
C
Rijvaardigheidsanalyse en Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I. Geldt voor alle touringcarchauffeurs.
Termijnen
A
Diploma’s
Idem als bij I (echter maximaal 3 jaar).
B Getuigschrift of diploma
Idem als bij I (echter maximaal 3 jaar).
C
Rijvaardigheidsanalyse + Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I (tevens maximaal 5 jaar).
IV Touringcarchauffeur voor groepsvervoer, nationale breng- en haalritten, nationale dagtochten met reisleiding en nationaal inkomend toerisme met reisleiding
Eisen
A
Diploma’s
CCV-B Diploma Personenvervoer; dit voor zover de chauffeur geboren is na 30 juni 1955.
Getuigschrift of diploma Sociale Vaardigheden bij een door de STOBB erkende scholingsinstelling,
B dan wel gelijkwaardig (oud)
Idem als bij I. Xxxxx voor alle touringcarchauffeurs geboren na 30 juni 1955.
C
Rijvaardigheidsanalyse en Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I. Geldt voor alle touringcarchauffeurs.
Termijnen
A
Diploma’s
Idem als bij I (echter maximaal 1 jaar).
B Getuigschrift of diploma
Idem als bij I (echter maximaal 1 jaar).
C
Rijvaardigheidsanalyse + Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I (tevens maximaal 5 jaar).
V (Buitenlandse) touringcarchauffeur voor inkomend toerisme met reisleiding (conform Contiki-uitzondering in oude Wet Personenvervoer en in CAO Besloten Busvervoer)
Eisen
A
Diploma’s
Idem als bij IV. Het CCV-B Diploma Personenvervoer wordt geacht deel uit te maken van het internationale touringcarrijbewijs. In aanvulling hierop dient Training on the Job (in eigen beheer) plaats te vinden conform een door de STOBB goedgekeurd trainingsplan. Geldt voor alle touringcarchauffeurs.
B Getuigschrift of diploma Sociale Vaardigheden bij een door de STOBB erkende scholingsinstelling.
C
Rijvaardigheidsanalyse en Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I. Geldt voor alle touringcarchauffeurs.
Bewijs van Praktijktraining Sociale Vaardigheden (in eigen beheer) Geldt voor alle touringcarchauffeurs.
Termijnen
A
Diploma’s
Naast het CCV-B Diploma Personenvervoer dient de chauffeur bij aanvang van de werkzaamheden te beschikken over een certificaat inzake het met voldoende resultaat volgen van de Training on the Job.
B Getuigschrift of diploma
Idem als bij I (echter maximaal 1 jaar).
C
Rijvaardigheidsanalyse + Rijvaardigheidsbijscholing
Idem als bij I (tevens maximaal 5 jaar).
Gelijkwaardig aan het CCV-B Diploma Personenvervoer zijn: het diploma Chauffeur Besloten Busvervoer (CBB/CTR), dan wel van een praktijkgetuigschrift Chauffeur Besloten Busvervoer (CBB/CTR) met de aantekening ‘plus’ afgegeven door de stichting Leerling- stelsel Wegvervoer of afgegeven door het LOB Transport en Logistiek.
Gelijkwaardig aan het CCV Diploma Touringcarvervoer (oud) zijn: het Certificaat CCV Toerwagenchauffeur, dan wel het diploma CCV Toerwagenvervoer, dan wel het diploma Reisleider/chauffeur van de SOET-opleiding, dan wel het diploma Chauffeur Besloten Busvervoer (CBB/CTR) afgegeven door de stichting Leerlingstelsel Wegvervoer of afgegeven door het LOB Transport en Logistiek.
Op de peildatum 1 januari 2007 wordt uitsluitend CBR/CCV door de STOBB erkend als analyse-instelling voor de rijvaardigheidsanalyse. Alleen CBR/CCV voldoet aan de door STOBB gestelde eisen inzake de onafhankelijkheid en deskundigheid.
De Richtlijn Vakbekwaamheid 2003/59 wordt met ingang van 10 september 2008 inge- voerd binnen het personenvervoer. Op grond van deze Richtlijn dienen beroepschauffeurs te voldoen aan een verplichte vijfjaarlijkse nascholingseis van 35 uur. Keurmerkhouders dienen per chauffeur in kaart te brengen hoe de nascholingseis wordt ingevuld en de uit- voering daarvan te controleren.
Sub 5 - verzekeringen
Ten bewijze van het adequaat verzekerd zijn van het bedrijf dient de ondernemer te beschikken over:
I Inzake het vervoer door het touringcarbedrijf
A Een Aansprakelijkheidsverzekering voor Motorrijtuigen, die zijn ingericht voor het vervoeren van meer dan acht personen,welke tenminste voldoet aan de door of krachtens de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) gestelde eisen, met een verzekerd bedrag van minimaal € 10.000.000 per gebeurtenis voor letselschade en minimaal € 1.000.000 per gebeurtenis voor materiële schade.
B
Een rechtsbijstandverzekering waarin onder meer voorzieningen zijn getroffen voor de kosten van
verweer respectievelijk het verhaal van schades in het buitenland.
II Inzake reisorganisatie en/of het vervoer van het touringcarbedrijf
A Een Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AvB) ter dekking van reguliere bedrijfsaansprakelijk- heden (en vervoer en dagreizen) met een minimaal verzekerd bedrag van € 2.500.000,- per gebeurtenis en € 5.000.000,- per jaar. De polis dient een hoedanigheidvermelding te hebben van het zijn van touringcarbedrijf.
III Inzake de reisorganisatie van het touringcarbedrijf
A Een verzekering inzake de Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AvB) ter dekking van aanspra- kelijkheden uit de Wet op de Reisovereenkomst (meerdaagse reizen), inclusief letselschade, zaak- schade en gevolg-vermogensschade. De polis dient een hoedanigheidvermelding te hebben van het zijn van touringcarbedrijf, taxibedrijf, reisorganisator en reisagent indien het bedrijf van de aan- vrager deze bedrijfsactiviteiten verricht. De verzekering dient een minimaal verzekerd bedrag van
€ 2.500.000,- per gebeurtenis en € 5.000.000,- per jaar te omvatten. Er moet verzekeringsdekking zijn voor aansprakelijkheid als gevolg van handelen of nalaten van hulppersonen, zoals vervoerders, lokale agenten en accommodatieverschaffers. Uitsluitingen voor legionellabesmetting, vervoer (behoudens eigen vervoermiddelen), organiseren van avontuurlijke reizen, gevaarlijke sporten zijn niet toegestaan. Het dekkingsgebied dient alle door de keurmerkhouder georganiseerde reizen te omvatten. Een uitsluiting voor het recht van USA/Canada is toegestaan.
Gedragscode
Om het keurmerk extra waarde te geven dient de aanstaande keurmerkhouder de gedrags- code van de stichting volledig na te leven op de volgende onderdelen:
A. het gebruik van de handelsnaam op de achterkant van de touringcar;
B. het gebruik van voorgeschreven banden tijdens de winterperiode;
C. het gebruik van sneeuwkettingen tijdens de winterperiode;
D. het gebruik van de adviezen voor leerlingenvervoer;
E. het gebruik van de CalamiteitenCode en VeiligheidsKaart;
F. het gebruik van RI&E en maatregelen tegen ongewenst gedrag;
G. brandblusinstallatie;
H. Aanvulling op kernbepalingen van de cao.
Sub A - Handelsnaam touringcar
1. Het rijdend materieel van de keurmerkhouder dient aan de achterkant van de touring- car te zijn voorzien van de geldende keurmerknaam (met bij voorkeur ook de vestigingsplaats en het telefoonnummer) van het touringcarbedrijf van de keurmerk- houder met een minimale totale grootte van 3 cm hoogte en 30 cm breedte.
Sub B - Banden
1. De keurmerkhouder dient zijn in de winterperiode naar sneeuw- en bergbestemmingen rijdend materieel op alle wielen van de aangedreven as te hebben voorzien van banden met de kwalificatie ‘M&S’ (dan wel gelijkwaardige kwalificatie), en met een minimale profieldiepte van 4 millimeter op deze aangedreven as. De profieldiepte van de ban- den van dit voertuig dient op zowel de sturende as als wel op de eventuele sleepas tenminste 2 millimeter te bedragen. Strengere wettelijke eisen in het buitenland die- nen steeds te worden gerespecteerd.
2. De keurmerkhouder dient al zijn rijdend materieel tijdens het gehele jaar op alle wielen te hebben voorzien van banden met een profieldiepte van tenminste 2 milli- meter; al deze banden dienen in een goede staat van onderhoud te verkeren en dienen te beschikken over voldoende tractie en remvermogen. Tevens dienen de banden op de juiste spanning te worden gehouden, conform de aanbevelingen van de banden- en voertuigfabrikant.
3. Het bepalen van het verplichte aantal millimeters profieldiepte van de banden dient te geschieden conform de keuringseisen uit de APK regeling voor touringcars. De diepte van de brede hoofdgroeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van de band dient te worden gemeten, welk gedeelte ongeveer drievierde deel van de breedte van het loopvlak inneemt. De breedte van het loopvlak wordt symmetrisch bepaald ten opzichte van het midden van de band.
4. Het reservewiel van de touringcars van de keurmerkhouder dient tenminste te voldoen aan de bestaande wettelijke (inter)nationale eisen voor banden. Een reservewiel dat aan deze eisen voldoet dient slechts als ‘thuiskomer’ te worden ingezet, tenzij de wegomstandigheden dit niet toelaten. Dan kan het reservewiel alleen als ‘garagekomer’ worden ingezet.
5. Vernieuwde banden mogen nimmer op de voorste, sturende as worden gebruikt.
Sub C - Sneeuwkettingen
1. De keurmerkhouder dient zijn naar de wintersport rijdend materieel tijdens de winter- periode te hebben voorzien van een deugdelijke en goed onderhouden set van tenminste twee sneeuwkettingen.
Sub D - Leerlingenvervoer
1. De keurmerkhouder dient zijn opdrachtgevers voor het vervoer van leerlingen nadruk- kelijk te wijzen op de wettelijke voorschriften om:
a. Eén leerling op één zitplaats te laten vervoeren; de keurmerkhouder mag afwijking hiervan niet toestaan;
b. De veiligheidsgordels te dragen, indien deze aanwezig zijn.
Sub E - Calamiteitencode en veiligheidskaart
1. De keurmerkhouder dient steeds te beschikken over één bewaakt en geparafeerd exemplaar van een CalamiteitenCode, alsmede extra exemplaren op de overige vesti- gingen van het touringcarbedrijf.
2. De keurmerkhouder dient de voor de afhandeling van calamiteiten verantwoordelijke personen te hebben voorzien van de benodigde informatie over de code alsmede een actuele CalamiteitenLijst.
3. De keurmerkhouder dient al zijn touringcarchauffeurs te hebben voorzien van een CalamiteitenHulppas en een CalamiteitenPlan voor de chauffeur; de chauffeur dient de CalamiteitenHulppas bij zich te dragen en het CalamiteitenPlan voor de chauffeur dient in de touringcar aanwezig te zijn.
4. De keurmerkhouder dient al zijn rijdende touringcars te hebben voorzien van een actuele VeiligheidsKaart bij elke uitgang in casu van een actuele VeiligheidsKaart voor elke passagier.
5. De keurmerkhouder dient alles in het werk te stellen om de communicatieve gevolgen van een calamiteit te beperken en - indien van toepassing - kort te sluiten met Stichting BUS.
Sub F - Risico Inventarisatie & Evaluatie en maatregelen tegen ongewenst gedrag
1. De keurmerkhouder dient te beschikken over een actuele Risico Inventarisatie & Evaluatie en een Plan van Aanpak, conform de voorschriften die de Arbowet daaraan stelt.
2. De keurmerkhouder dient jaarlijks een Arbojaarverslag op te stellen, conform de voor- schriften die de Arbowet daaraan stelt.
3. De keurmerkhouder dient in het personeelshandboek bepalingen op te nemen ter voorkoming van ongewenst gedrag door het personeel jegens collega’s, passagiers en andere personen, waarmee het personeel in de uitoefening van de functie in contact komt.
4. De keurmerkhouder dient in het personeelshandboek een verwijzing op te nemen naar de vertrouwenspersonen en klachtencommissie ongewenst gedrag van Medibus, of een eigen gelijkwaardige voorziening te treffen.
Sub G - Brandblusinstallatie
1. In autobussen, die zijn ingericht met een rolstoellift en worden ingezet voor het ver- voeren van mindervaliden, en in dubbeldekkers, kan overwogen worden om een brandblusinstallatie in het motorcompartiment te plaatsen
Sub H - Aanvullingen op de kernbepalingen van de cao
1. In aanvulling op de kernbepalingen van de cao in artikel 2 sub 1 ‘Naleving kern- bepalingen cao’ dient de keurmerkhouder in overleg met zijn medewerkers tenminste de onderstaande zaken in een bedrijfsreglement, personeelshandboek of vergelijkbaar document op te nemen. Het model Bedrijfsreglement van KNV Busvervoer kan daarbij tot voorbeeld dienen.
2. De aanvullingen
a. Rijvaardigheid beïnvloedende middelen:
De werknemer onthoudt zich tijdens de dienst van het gebruik van alcohol- houdende dranken en die middelen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. De werknemer vangt de dienst aan zonder onder invloed van bovengenoemde
middelen te zijn. De werknemer zal in voorkomende gevallen met zijn behande- lend arts de consequenties bespreken van het gebruik van de rijvaardigheid beïnvloedende geneesmiddelen en de werkgever van de conclusie van de behan- delend arts in kennis stellen.
b. Roken
Het is de werknemer uitdrukkelijk niet toegestaan in het voertuig te roken. De werknemer dient er op toe te zien dat ook anderen niet in de touringcar roken. Zo dit gebeurt dient hij dit onmiddellijk te melden aan de betreffende passagiers en daar ook tevens melding van te maken bij de werkgever.
c. Verstrekken van relevante informatie
De werknemer is verplicht de werkgever desgevraagd alle relevante informatie te verstrekken die nodig is ter vervulling van de wettelijke plicht van de werkgever.
d. Werken voor derden
Het is de werknemer, indien hij een dienstverband in het kader van deze cao heeft, niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de werkgever elders een (neven)betrekking te aanvaarden. De werkgever kan hiervoor toestemming verle-nen, voor zover dit geen strijd oplevert met wettelijke bepalingen, waarbij met name gedacht wordt aan het Arbeidstijden Besluit Vervoer.
e. Inleveren zakelijke bescheiden
Alle apparatuur, correspondentie, aantekeningen, tekeningen en dergelijke die betrekking hebben op bedrijfszaken van de werkgever en/of zijn zakelijke rela- ties, zijn eigendom van de werkgever en dienen op verzoek van de werkgever te worden ingeleverd. Dit geldt ook bij beëindiging van het dienstverband, waarbij de werknemer niet gerechtigd is kopieën in welke vorm dan ook te maken dan wel te behouden. De werknemer heeft een zorgplicht ten aanzien van door de werkgever ter beschikking gestelde zaken.
f. Documenten
Iedere werknemer dient bij de uitoefening van zijn werkzaamheden en op aan- wijzing van de werkgever alle relevante en noodzakelijk documenten bij zich te dragen dan wel in zijn directe werkomgeving voorradig te hebben die de uit- oefening van zijn functie noodzakelijk maken. Eventuele sancties in verband met het niet bij zich hebben van alle relevante en noodzakelijke documenten zijn voor rekening van de werknemer.
Artikel 3 - IRU Global Quality Charter/Erkenningsregeling Nederland
1. De stichting heeft in het kader van het IRU Global Quality Charter een samenwerkings- overeenkomst met de IRU op grond waarvan de stichting in Nederland de erkennings- regeling uit Fase 3 ‘Total Quality’ sinds 01-01-1999 beheert onder de naam ‘Keurmerk Touringcarbedrijf’.
De erkenningsregeling uit Fase 2 ‘Operational Quality’ was - in gelijkwaardige vorm - van toepassing in Nederland tussen 01-11-1994 en 01-01-2002 onder de naam ‘Keurmerk Busbedrijf’.
2. De stichting heeft in het kader van het IRU Global Quality Charter een licentie- overeenkomst met de IRU op grond waarvan tijdelijke licenties aan busondernemingen en aan derden (bepaalde touroperators) kunnen worden verstrekt;
3. De Nederlandse erkenningsregeling - waarvan het Aspectcertificaat en de nationale, Nederlandse aanvullingen integraal onderdeel uitmaken - wordt beheerd door de stichting.
4. Aanpassingen op het Aspectcertificaat worden - na consultatie van de betrokken belanghebbenden - bepaald door de stichting en ter afstemming en goedkeuring voor- gedragen binnen de IRU.
5. Aanpassingen op de nationale aanvullingen worden - na consultatie van de betrokken
belanghebbenden - bepaald door de stichting en ter afstemming en goedkeuring voor- gedragen binnen de IRU.
6. Het reglement van de stichting (Document 004.00), de hierin genoemde voorwaarden en vereisten, de overige bepalingen en de overige documenten van de erkennings- regeling worden bepaald door de stichting. Aanpassingen hierop worden bepaald door de stichting en indien vereist of relevant meegedeeld aan de IRU.
7. De laatste versie van alle in de vorige leden genoemde regelingen zijn steeds actueel van toepassing, onder respectering van een eventuele overgangstermijn of implemen- tatieperiode.
8. Met ingang van 1-1-2004 is een einde gekomen aan de hieronder tussen haakjes opgenomen overeenkomst tussen de stichting en NV KEMA.
(De stichting heeft voor het gebruik van het merkenrecht ‘KEMA’ naast haar op de licentieovereenkomst met de IRU gebaseerde en nationaal beschermde eigen merken- recht ‘Keurmerk Touringcarbedrijf’, een overeenkomst gesloten met KEMA NV te Arnhem. Op grond hiervan is de stichting bevoegd om - tijdelijke of voorwaardelijke - licenties te verstrekken aan erkende busbedrijven en aan touroperators die lid zijn van het ANVR. Aan genoemde overeenkomsten met IRU en KEMA NV kunnen door derden geen rechten worden ontleend. Aan genoemde licenties kunnen door derden geen rechten worden ontleend anders dan in de licentie zijn genoemd.)
De stichting heeft per 31-12-2003 alle licentieovereenkomsten inzake het gebruik van de naam KEMA Keurmerk Busbedrijf opgezegd.
Artikel 4 - Informatieverstrekking
1. De informatieverstrekking met betrekking tot de vergunning (artikel 2 onder A) geschiedt door de aanvrager op grond van (een afschrift van) een recent gedateerde Collectieve Personenvervoer Vergunning en/of Communautaire Vergunning van de minister van Verkeer en Waterstaat. Hieruit dient onder meer de naam van de onbe- perkte vergunninghouder te blijken.
2. De informatieverstrekking met betrekking tot het Aspectcertificaat (artikel 2 onder B) geschiedt door de aanvrager op grond van (een afschrift van) een formeel vrijgegeven certificatierapport. Daarnaast kunnen een reglement, een certificatieovereenkomst en actuele algemene voorwaarden van een certificeringinstelling worden verlangd.
Na erkenning met het Keurmerk Touringcarbedrijf geschiedt de informatieverstrekking met betrekking tot de certificatierapporten rechtstreeks aan de stichting door de certificeringinstelling op grond van een door de aanvrager ingevulde en ondertekende originele signaleringsverklaring (Document: 012.04).
3. De informatieverstrekking met betrekking tot de statutaire vestiging (artikel 2 onder C) geschiedt door de aanvrager op grond van (een afschrift van) een recent gedateerde en ondertekende inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel. Hieruit dienen onder meer de actuele juridische structuur, de actuele bedrijfsnaam en de eventuele actuele handelsnamen te blijken.
4. De informatieverstrekking met betrekking tot het regime van de XXX Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx of een gelijkwaardige CAO (artikel 2 onder D) geschiedt rechtstreeks aan de stichting op grond van informatie van de kant van contractinstituut Stichting STO.
5. De informatieverstrekking met betrekking tot het al dan niet verkeren in een preven- tieve of repressieve fase van controle bij een contractinstituut (artikel 2 onder E), geschiedt rechtstreeks aan de stichting door een contractinstituut op grond van door de aanvrager ingevulde en ondertekende originele signaleringsverzoeken (Document
012.01 e.v.).
6. De informatieverstrekking met betrekking tot de afdracht en betaling van sociale premies (artikel 2 onder F) geschiedt rechtstreeks aan de stichting op grond van infor- matie van de kant van contractinstituut Stichting STO.
7. De informatieverstrekking met betrekking tot de vereisten (artikel 2 onder G) geschiedt op grond van alle mogelijke informatiebronnen, zowel van de kant van de aanvrager, de contractinstituten als diverse derden.
8. De informatieverstrekking met betrekking tot de Algemene Voorwaarden en de Geschillencommissie (artikel 2 onder H) geschiedt op grond van alle mogelijke infor- matiebronnen, zowel van de kant van de aanvrager als van diverse derden.
9. De aanvrager kan namens de commissie worden verzocht aanvullende gegevens aan te leveren betreffende alle onder artikel 2 genoemde zaken.
10. Op het verzoek tot specifieke informatieverstrekking over de erkenningsregeling ontvangt de verzoeker van de stichting een pakket met de benodigde informatie.
Artikel 5 - Aanvraag
1. Op het schriftelijke verzoek tot aanvraag betreffende afgifte (artikel 6, Afgifte) ontvangt de aanvrager van de stichting een pakket met de benodigde informatie.
2. De aanvrager dient de machtiging, het gegevensoverzicht en de signaleringsverzoeken volledig in te vullen, te dateren en te ondertekenen, en vervolgens tezamen met de kopie van het uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel, en met een kopie van het vergunningsbewijs te retourneren aan de stichting. De indiening van deze gegevens kan pas geschieden na het eerste initiële auditbezoek van de certifice- ringinstelling. De aanvrager dient daarnaast een afschrift aan te leveren van het rapport van het Aspectcertificaat, een afschrift van de certificatieovereenkomst met de certificeringinstelling alsook een afschrift van de algemene voorwaarden van de certificeringinstelling. Deze laatste drie afschriften mogen op een later tijdstip worden aangeleverd dan de eerste gegevens.
3. De stichting verstuurt de aanvrager een bericht van ontvangst of ontbreken van de in dit artikel genoemde stukken, alsmede een factuur voor automatische incassering van het stambedrag voor het bedrijf, zoals bepaald in artikel 18 (Kosten).
4. Vervolgens wordt het stambedrag via automatische incasso van de rekening van de aanvrager afgeschreven, waarna de stichting de signaleringsverzoeken naar de contractinstituten verstuurt. Een andere betalingswijze dan per automatische incasse- ring is niet mogelijk, navorderingsprocedures door de stichting daargelaten.
5. De contractinstituten retourneren aan de stichting de benodigde signaleringsgegevens, waarin staat vermeld of de aanvrager wel of niet in een preventieve of repressieve fase verkeert bij dit contractinstituut.
6. De commissie zal vervolgens overeenkomstig artikel 6 (Afgifte) de aanvraag in behandeling nemen.
7. Een nieuwe aanvraag kan - na een eerdere afwijzing door de stichting - pas na afloop van de wachttijd, van maximaal één jaar na de afwijzingsdatum, worden ingediend bij de stichting. De commissie bepaalt bij haar afwijzing de wachttijd voor de betref- fende aanvrager. Gegevens betreffende de eerdere aanvraag worden niet in de beoor- deling van de nieuwe aanvraag betrokken, tenzij de commissie anders bepaalt.
Artikel 6 - Afgifte
1. Het keurmerk wordt afgegeven door de stichting uit naam van het bestuur. De afgifte van het keurmerk is ondertekend door, dan wel namens, de voorzitter van de stichting. De aanvraag tot afgifte geschiedt overeenkomstig artikel 5 (Aanvraag) van het reglement. Een aanvraag kan worden afgewezen. De afgifte kan voorwaardelijk geschieden of voorlopig. Tijdelijkheid kan een voorwaarde zijn. Bij de brief van afgifte wordt een overzicht gevoegd (Document 013.01) met de gegevens en resultaten van de betref- fende onderneming.
2. De stichting besluit uiterlijk drie maanden nadat de stichting alle in artikel 5 genoem-
de stukken heeft ontvangen van de aanvrager over de afgifte. Mochten stukken door de aanvrager niet - al dan niet ondanks herhaald verzoek van de stichting - worden aangeleverd bij de stichting, dan is de stichting gerechtigd om tot eerdere afwijzing te besluiten.
3. Verleent de stichting het keurmerk, dan zendt zij ter ondertekening aan de aanvrager in tweevoud een licentieovereenkomst voor het gebruik van het logo (Document 013.02), waarin de rechten en plichten van de keurmerkhouder en de stichting ten opzichte van elkaar zijn geregeld.
4. De aanvrager dient de licentieovereenkomsten in te vullen en te ondertekenen, en een exemplaar te retourneren aan de stichting. Het afschrift van de licentieovereenkomst kan men behouden.
5. De stichting stuurt aan de keurmerkhouder een factuur voor automatische incasso van de kosten van de keurmerkartikelen, zoals vermeld in artikel 18 (Kosten). Dit bedrag zal vervolgens worden afgeschreven van de rekening van de keurmerkhouder.
6. Een factuur voor incassering van onder meer het stambedrag en het standaardbedrag per touringcar voor de uitgebreide promotie (zie artikel 18, Kosten) wordt apart ver- zonden.
7. De keurmerkhouder ontvangt de volgende keurmerkartikelen op verplichte of vrij- willige basis:
a. Voor op het bedrijf een bedrijfsschild met de afbeelding van het keurmerk- embleem, alsmede het jaar waarvoor het keurmerk geldt (verplicht);
b. Voor op iedere touringcar van het bedrijf een genummerde sticker voor de linker- zijkant, rechterzijkant en achterkant met de afbeelding van het keurmerkembleem, alsmede het jaar waarvoor het keurmerk geldt (verplicht); voor op de skibak of de bagagewagen een genummerde sticker voor de achterkant met de afbeelding van het keurmerkembleem, alsmede het jaar waarvoor het keurmerk geldt (verplicht). Voor autobussen tot acht meter lengte of met maximaal 20 zitplaatsen en voor oldtimers zijn desgewenst kleinere stickersets beschikbaar. Voor autobussen uit categorie I (stadsbussen) geldt dat daar géén stickers opgeplakt mogen worden. De overige vereis- ten van het keurmerk zijn onverkort van toepassing op stadbussen zonder sticker;
c. Voor op het briefpapier en voor op folders van het bedrijf briefpapierstickers met de afbeelding van het keurmerkembleem (vrijwillig). Een digitale versie van het logo is op verzoek beschikbaar (vrijwillig);
d. Voor op het bedrijf een certificaat met de afbeelding van het keurmerkembleem, de naam van het vervoerbedrijf, alsmede het jaar waarvoor het keurmerk geldt en de ingangsdatum van erkenning dan wel verlenging. Dit certificaat (verplicht) wordt met een bijpassende lijst geleverd (verplicht in jaar van eerste erkenning, vrijwillig in de verdere jaren);
e. Voor op het bedrijf een vlag met keurmerkembleem (verplicht);
f. Voor elke medewerker een keurmerkspeldje, een brief en een folder met een introductie van het keurmerk (verplicht).
8. De keurmerkhouder kan meerdere exemplaren van de in het vorige lid genoemde artikelen bij de stichting nabestellen. Na ontvangst van de bestelling krijgt de keur- merkhouder een factuur voor automatische incasso door de stichting, waarna het bedrag zal worden afgeschreven van de rekening van de keurmerkhouder.
9. Indien een reeds eerder door de stichting afgewezen aanvrager per abuis binnen een termijn van maximaal een jaar een nieuwe aanvraag heeft ingediend, zendt de stich- ting na behandeling in de commissie aan de aanvrager een schrijven waarin in ieder geval het volgende wordt medegedeeld:
a. Dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen door de commissie;
b. De reden waarom de aanvraag niet in behandeling wordt genomen;
c. De termijn waarna de aanvrager opnieuw een verzoek tot afgifte kan indienen;
d. Dat de automatische incasso zal worden beëindigd, mits alle verschuldigde
betalingen konden worden geïncasseerd.
10. Indien de stichting het keurmerk onder voorwaarden verleent, dan zendt de stichting aan de keurmerkhouder een schrijven waarin in ieder geval het volgende wordt mede- gedeeld:
a. Dat het keurmerk onder voorwaarden wordt verleend;
b. De voorwaarden waaronder het keurmerk wordt verleend;
c. De reden waarom het keurmerk onder voorwaarden wordt verleend.
11. Indien de stichting het keurmerk niet verleent, zendt de stichting aan de aanvrager een schrijven, waarin in ieder geval het volgende wordt medegedeeld:
a. Dat het keurmerk niet wordt verleend;
b. De reden waarom het keurmerk niet wordt verleend;
c. De termijn waarop de aanvrager opnieuw een verzoek tot afgifte kan indienen;
d. Dat de automatische incasso zal worden beëindigd, mits alle verschuldigde bedragen konden worden geïncasseerd.
12. Indien de stichting het keurmerk niet in behandeling neemt dan wel niet verleent wordt de automatische incassomachtiging beëindigd, doch niet eerder dan nadat zeker is dat alle betalingen zijn voldaan.
13. De door de aanvrager ter beschikking gestelde gegevens blijven in het bezit van de stichting.
Artikel 7 - Verlenging
Dit artikel is in zijn geheel komen te vervallen.
Artikel 8 - Vervolgonderzoek, heronderzoek en nadere uitleg
Vervolgonderzoek
1. Het vervolgonderzoek, aan het einde van het kalenderjaar, dient als beoordelingsbasis voor een voortzetting van de lopende keurmerkovereenkomst in het nieuwe keurmerk- jaar. Tijdens het vervolgonderzoek wordt de keurmerkhouder verzocht om wijzigingen in de inschrijving van de Kamer van Koophandel en het vergunningsbewijs op te geven middels het toezenden van nieuwe afschriften hiervan.
2. De voor een vervolgonderzoek verschuldigde kosten zijn voor rekening van de keur- merkhouder en zijn gelijk aan de onderzoekskosten (zie Document 002.00). Dit bedrag zal vervolgens worden afgeschreven van de rekening van de keurmerkhouder.
3. Een factuur voor incassering van het bedrag voor uitgebreide promotie voor het nieuwe keurmerkjaar wordt apart verzonden. Dit bedrag zal vervolgens worden afgeschreven van de rekening van de keurmerkhouder.
4. De keurmerkhouder ontvangt voor het nieuwe jaar de bestelde keurmerkartikelen overeenkomstig artikel 6 (Afgifte).
Heronderzoek en nadere uitleg
5. De stichting zal, naar aanleiding van de bevindingen van de commissie en een ter zake genomen besluit, overgaan tot het (doen) uitvoeren van een (extra) heronderzoek dan wel het vragen van nadere uitleg door de aanvrager of keurmerkhouder op grond van eerdere informatieverstrekkingen, dan wel op andere gronden.
6. De voor een heronderzoek verschuldigde kosten zijn voor rekening van de aanvrager of de keurmerkhouder. Aan het verzoek van de commissie tot nadere uitleg zijn geen kosten verbonden.
7. De aanvrager of de keurmerkhouder dient alle voor heronderzoek of nadere uitleg benodigde gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden, op te sturen aan de stichting, waaruit al dan niet blijkt dat het bedrijf voldoet aan de voor-
waarden voor het gebruik van het keurmerk.
8. Mochten de in dit artikel genoemde gegevens niet binnen de termijn van 2 maanden in het bezit van de stichting zijn, dan kan de commissie besluiten tot de haar ten dienste staande sancties.
9. Een factuur voor automatische incasso van de heronderzoekskosten zal worden verzonden, waarna het bedrag van de rekening van de aanvrager of keurmerkhouder zal worden afgeschreven (zie Document 002.00).
10. De stichting besluit uiterlijk drie maanden nadat door de stichting alle in dit artikel genoemde gegevens betreffende een vervolgonderzoek of heronderzoek zijn ontvangen van de aanvrager of de keurmerkhouder.
11. Indien de stichting op grond van een vervolgonderzoek, een heronderzoek, of nadere uitleg het keurmerk niet verleent, niet verlengt, schorst, dan wel intrekt, zendt de stichting aan de aanvrager of de keurmerkhouder een schrijven, waarin in ieder geval het volgende wordt medegedeeld:
a. Dat het keurmerk niet wordt verleend, niet wordt verlengd, dan wel wordt geschorst of ingetrokken;
b. De reden waarom het onder a genoemde geschiedt;
c. De termijn waarop de aanvrager of de keurmerkhouder opnieuw een verzoek tot afgifte kan indienen;
d. Dat de automatische incasso zal worden beëindigd, mits alle verschuldigde bedragen konden worden geïncasseerd.
12. De door de aanvrager of keurmerkhouder voor vervolgonderzoek, heronderzoek of nadere uitleg ter beschikking gestelde gegevens blijven in het bezit van de stichting.
Artikel 9 - Duur
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 15 (Schorsing) en 16 (Intrekking), is het keurmerk geldig voor onbepaalde tijd of tot wederopzegging. Bij tussentijdse opzegging gedurende het kalenderjaar vindt géén restitutie van reeds betaalde of verschuldigde bedragen plaats. Bij opzegging door de keurmerkhouder ná 1 november met ingang van het volgende kalenderjaar is het stambedrag onderzoekskosten alsnog verschuldigd.
2. Jaarlijks vindt er aan het einde van het kalenderjaar op basis van artikel 8 (Vervolg- onderzoek, heronderzoek en nadere uitleg) een vervolgonderzoek plaats met betrek- king tot alle keurmerkvereisten. Aan de hand van de nieuwe gegevens wordt bezien of het keurmerk verleend blijft aan de keurmerkhouder, en dus verlengd kan worden. Xxxxxxxxxxxx en nadere uitleg op basis van artikel 8 kunnen te allen tijde worden verlangd.
3. Erkenningen die door de commissie worden verleend na 1 september van het lopende keurmerkjaar doch vóór 1 januari van het komende keurmerkjaar, hebben niet alleen betrekking op het restant van het lopende keurmerkjaar, maar ook op het komende keurmerkjaar. Het verschuldigde stambedrag per onderneming voor de onderzoeks- kosten dekt beide keurmerkjaren. Voor bedrijven die in de loop van het kalenderjaar worden erkend geldt een eenmalige kortingsregeling voor de promotiekosten. De kortingsregeling houdt in dat voor iedere reeds verstreken maand een korting van 1/12 op de promotiekosten wordt gegeven.
4. Aanvragers die lid zijn van de brancheorganisatie KNV Busvervoer genieten ieder jaar een kortingsregeling op het stambedrag per onderneming voor de onderzoekskosten en op het standaardbedrag per voertuig. Bedrijven die geen lid zijn van de branche- organisatie KNV Busvervoer dragen al doende bij aan de grote investeringen die door de stichting - onder financiële steun van de brancheorganisatie - zijn gedaan voor de opzet en uitbouw van het keurmerk. De kortingsregeling heeft geen betrekking op de jaarlijks terugkomende promotiekosten.
Artikel 10 - Verplichtingen
1. Een keurmerkhouder dient steeds aan de eisen van het keurmerk te voldoen.
2. Het keurmerk is geldig zolang de keurmerkhouder aan de gestelde eisen voldoet.
3. De keurmerkhouder is o.a. verplicht voor de duur van het keurmerk:
a. Het bedrijfsschild op een voor de consument goed zichtbare plaats bij de ingang van het bedrijf van de keurmerkhouder te hebben bevestigd;
b. De betreffende stickers ter linkerzijkant, ter rechterzijkant en aan de achterkant op ooghoogte van iedere geëxploiteerde autobus te hebben bevestigd. Deze verplichting geldt desgewenst niet voor autobussen die vallen onder categorie I (stads- bussen);
c. De briefpapierstickers op al het briefpapier van het bedrijf van de keurmerkhouder aan te brengen, dan wel het door de stichting aangeleverde keurmerkembleem te laten drukken op het briefpapier van het bedrijf van de keurmerkhouder;
d. Het certificaat in de bijgeleverde lijst op een voor de consument goed zichtbare plaats in het bedrijfsgebouw te hebben opgehangen;
e. De vlag(gen) op een voor de consument goed zichtbare plaats te hebben bevestigd;
f. Indien van toepassing een houder met informatiefolders over het keurmerk goed zichtbaar voor de consument in iedere touringcar te bevestigen en gevuld te houden.
4. Naast zijn verplichtingen ingevolge dit reglement is de houder van een keurmerk ook verplicht:
a. Gedurende de looptijd van de keurmerkovereenkomst het (half)jaarlijkse vervolg- onderzoek uit te voeren;
b. Gedurende de looptijd van de keurmerkovereenkomst, naar aanleiding van bevindingen van de commissie en een ter zake genomen besluit, te allen tijde heron- derzoek door dan wel nadere uitleg voor de stichting toe te staan, en daaraan zo nodig actief medewerking te verlenen;
c. Middels het Aspectcertificaat veilig te stellen dat gedurende de looptijd van de erkenning bij de inhuur van materieel en personeel bij andere vervoerbedrijven wordt voldaan aan alle in het Aspectcertificaat genoemde criteria, alsook aan alle in artikel 2 van dit reglement gestelde voorwaarden en vereisten; ten bewijze hiervan dient de keurmerkhouder in een apart dossier een overzicht bij te houden van de inhuur bij niet-keurmerkbedrijven;
d. Een bijdrage te leveren aan gezamenlijke promotieactiviteiten naar rato van een vermenigvuldigingsfactor keer het voor dat keurmerkjaar geldende stambedrag voor het bedrijf en het standaardbedrag voor het aantal touringcars;
e. Wijzigingen in de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel uit eigener beweging aan de stichting mede te delen middels toezending van een kopie van het nieuwe uittreksel. Dit betreft zowel de naam van de rechtsper- soon als ook de handelsnamen;
f. Wijzigingen in het vergunningsbewijs uit eigener beweging aan de stichting mede te delen middels toezending van een kopie van het nieuwe bewijs;
g. Vóór het einde van het kalenderjaar het bedrijfsschild, de touringcarstickers en het certificaat te hebben vervangen door exemplaren met het nieuwe jaartal erop;
h. Een actieve bijdrage te leveren aan het goed functioneren van de klachtenregeling van de stichting;
i. De betreffende informatiefolder(s) over het keurmerk met de offertes mee te sturen aan de mogelijke opdrachtgevers;
j. Gedurende het lopende kalenderjaar voor een nieuw aangeschafte of over- gespoten touringcar bij de stichting een set touringcarstickers en een houder met informatiefolders te bestellen, en deze op de in dit artikel omschreven plaats aan te brengen;
k. Gedurende het lopende kalenderjaar alle wijzigingen in de bestaande bedrijfs-
structuur dan wel wijzigingen in de bestaande bedrijfsomvang zo spoedig mogelijk doch in ieder geval vóór de definitieve realisatie door te geven aan de stichting.
5. Ingeval er sprake is van overname dient voor het nieuwe totaalbedrijf een nieuwe aanvraag te worden ingediend.
6. Ingeval er sprake is van (een aanstaande) staking van de bedrijfsactiviteiten, van een surseance van betaling dan wel van een faillissement, dient de ondernemer de stich- ting onverwijld op de hoogte te brengen van de feiten.
Artikel 11 - Keurmerkembleem
1. De stichting heeft als beeldmerk een keurmerkembleem zoals bij het Benelux Merken- en Modellenbureau is vastgesteld en gedeponeerd. Daarnaast is het materiaal dat de stichting uitgeeft auteursrechtelijk dan wel modelrechtelijk beschermd. De stichting zal haar rechten doen gelden tegenover misbruikmakende derden.
2. Het van een keurmerk voorziene touringcarbedrijf is gerechtigd gebruik te maken van het keurmerkembleem in de door de stichting geautoriseerde verschijningsvorm, kleuren en maten indien en zolang zij in het bezit is van een geldige keurmerk- overeenkomst. Voor afwijkingen in verschijningsvorm, kleuren en maten is schriftelijke toestemming van de stichting vereist.
3. Indien een keurmerkhouder materieel, onroerend goed of voorwerpen die zijn voor- zien van het keurmerkembleem aan derden anders dan ter zake van touringcarverhuur ter beschikking stelt, is deze verplicht het keurmerkembleem vóór de ter beschikking- stelling te verwijderen. Het nummer van de touringcar- en bumperstickers dient aan de stichting te worden geretourneerd.
4. In de gevallen als bedoeld in de artikelen 15 (Schorsing) en 16 (Intrekking) is de betrokkene verplicht terstond het keurmerkembleem te verwijderen van al hetgeen waarop het embleem wordt gebruikt. Het materiaal dient aan de stichting te worden geretourneerd.
Artikel 12 - Misbruik
1. Het is niet toegestaan om zonder toestemming van de stichting gebruik te maken van het keurmerk, het keurmerkcertificaat, het keurmerkembleem, het bedrijfsschild, de touringcarstickers, de briefpapiersticker, een keurmerkvlag, dan wel een houder met keurmerkfolders; of te verwijzen naar de website van de stichting;
2. Indien ten onrechte gebruik wordt gemaakt van het keurmerk, is de betrokkene aan de stichting een direct opeisbare boete verschuldigd van:
a. € 1000,- per dag voor het zonder keurmerk voeren van het bedrijfsschild, dan wel het certificaat;
b. € 100,- per dag voor het zonder keurmerk voeren van een briefpapiersticker, een touringcarsticker, een keurmerkvlag dan wel een houder met keurmerkfolders;
c. € 10.000,- per overtreding voor overige uitingen in woord of geschrift waarin ten onrechte wordt meegedeeld of de schijn wordt gewekt dat het bedrijf beschikt over het keurmerk zoals omschreven in dit reglement.
Artikel 13a - Uitvoering commissie
1. De stichting heeft een onafhankelijke beoordelingscommissie in eerste aanleg en in bezwaar, genaamd Commissie Keurmerk Touringcarbedrijf. De leden van de commis- sie beschikken over deskundigheid op het werkgebied van de stichting.
2. De leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van alles wat zij in verband met de uitoefening van hun functie omtrent de persoon, het bedrijf of de persoonlijke of zakelijke omstandigheden van de aanvrager van het keurmerk dan wel
de keurmerkhouder ervaren of te weten komen.
3. De commissie werkt aan de hand van haar Reglement. Haar besluitvorming wordt vastgelegd in deels openbare en deels vertrouwelijke verslagen. De commissie heeft tot taak:
a. Het - tezamen met het bestuur - vaststellen van de norm op grond waarvan door de stichting het keurmerk kan worden toegekend;
b. Het vaststellen of een houder van het keurmerk voldoet dan wel nog voldoet aan de gestelde norm (resulterende in: het verlenen, het niet verlenen, het voorwaardelijk dan wel voorlopig verlenen, het schorsen dan wel intrekken van het keurmerk);
c. Het behandelen van bezwaarschriften op grond van eerdere behandeling in eerste aanleg door de commissie.
4. Vervallen.
5. De commissie kan tot heronderzoek en tot een verzoek voor nadere uitleg overgaan.
6. De commissie behandelt alle aanvragen en bezwaarschriften uitsluitend op basis van geanonimiseerde gegevens. Slechts de beheerder van de stichting is in vergaderingen van de commissie op de hoogte van de naam van de aanvrager dan wel keurmerk- houder die bij het betreffende nummer hoort. De anonimiteit mag binnen de commissie nimmer worden doorbroken.
7. Besluiten van de commissie - welke besluiten gelden als besluiten van de stichting - worden door het bestuur ter kennis gebracht van betrokkenen.
8. De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een beheerder die naast secretaris van de commissie tevens beheerder van de stichting is.
Artikel 13b - Uitvoering beroepscommissie
1. De stichting heeft een onafhankelijke beoordelingscommissie van beroep, genaamd Beroepscommissie Keurmerk Touringcarbedrijf. Met uitzondering van de voorzitter, dienen de leden van de beroepscommissie te beschikken over deskundigheid op het werkgebied van de stichting.
2. De leden van de beroepscommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alles wat zij in verband met de uitoefening van hun functie omtrent de persoon, het bedrijf of de persoonlijke of zakelijke omstandigheden van de aanvrager van het keurmerk dan wel de keurmerkhouder ervaren of te weten komen.
3. De beroepscommissie bestaat uit drie leden, waaronder een onafhankelijk van de stichting functionerende voorzitter. De voorzitter dient te voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechter in een arrondissementsrechtbank.
4. De beroepscommissie werkt aan de hand van het Reglement Beroepscommissie Keurmerk Touringcarbedrijf en het Reglement Beroepscommissie Keurmerk Touringcarbedrijf. Haar besluitvorming wordt vastgelegd in deels openbare en deels vertrouwelijke verslagen.
De beroepscommissie heeft tot taak:
a. Het behandelen van het beroepschrift van een aanvrager of keurmerkhouder;
b. Het beoordelen of in de beroepsprocedure is voldaan aan de door de stichting gestelde vereisten, voorwaarden, reglementen en normen;
c. Het beoordelen of het bestuur - door middel van de Commissie Keurmerk Touringcarbedrijf - in redelijkheid tot haar (tussentijdse) oordeel heeft kunnen komen op grond van de door de stichting gestelde vereisten, voorwaarden, regle- menten en normen.
5. Het lid inzake geanonimiseerde gegevens is komen te vervallen.
6. Besluiten van de beroepscommissie - welke besluiten gelden als besluiten van de stichting - worden door het bestuur ter kennis gebracht van betrokkenen.
7. De beroepscommissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een secretaris.
Artikel 14 - Sancties
1. De commissie en de beroepscommissie kunnen in de in artikel 15 (Schorsing) en 16 (Intrekking) omschreven gevallen besluiten tot de volgende sancties:
a. Een schriftelijke waarschuwing, waarin de gronden voor de waarschuwing zijn vervat. Bij deze waarschuwing dient een termijn te worden gesteld waarbinnen het bedrijf alsnog aan zijn verplichtingen dient te voldoen;
b. Het schorsen van een keurmerkhouder;
c. Het intrekken van het keurmerk.
2. De beheerder kan in een aantal gevallen ook zelfstandig namens het bestuur van de stichting een schriftelijke waarschuwing afgeven, waarin de gronden voor de waar- schuwing zijn verwoord. Bij deze waarschuwing dient een termijn te worden gesteld waarbinnen het bedrijf alsnog aan zijn verplichtingen dient te voldoen.
Artikel 15 - Schorsing
1. De stichting kan een keurmerk schorsen:
a. Indien de keurmerkhouder zijn verplichtingen inzake het keurmerk niet nakomt;
b. Indien de keurmerkhouder als gevolg van kennelijke ernstige nalatigheid negatief in de publiciteit komt en daarmee het imago van het keurmerk afbreuk doet, zulks ter beoordeling van de stichting.
2. De stichting schorst het keurmerk voor een termijn van ten hoogste 6 maanden.
3. Indien de stichting het keurmerk schorst, zendt de stichting aan de keurmerkhouder een schrijven waarin in ieder geval het volgende wordt medegedeeld:
a. Dat het keurmerk wordt geschorst;
b. De reden waarom het keurmerk wordt geschorst;
c. De datum van ingang van de schorsing en de termijn van de schorsing;
d. Een aankondiging van de aan schorsing verbonden kosten;
e. De maatregelen die de keurmerkhouder moet treffen om zijn verplichtingen als- nog of wederom na te komen;
f. Dat de schorsing, nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan, binnen de kring van erkende Keurmerk Touringcarbedrijven openbaar zal worden gemaakt.
4. Tijdens de schorsing behoudt de keurmerkhouder - mogelijk onder voorwaarden - alle rechten die aan het keurmerk zijn verbonden. De keurmerkhouder behoudt - mogelijk voorwaardelijk - alle in artikel 10 (Verplichtingen) genoemde artikelen;
5. De aan schorsing verbonden kosten zijn voor rekening van de keurmerkhouder, en worden afzonderlijk in rekening gebracht. De keurmerkhouder ontvangt een factuur voor automatische incasso, waarna het bedrag van de rekening van de keurmerk- houder wordt afgeschreven;
6. De schorsing eindigt ingeval:
a. De keurmerkhouder alsnog of wederom zijn verplichtingen met betrekking tot welke de schorsing heeft plaatsgevonden nakomt. De commissie of de beroeps- commissie kunnen bepalen dat dit niet eerder is dan nadat de schorsingstermijn is verstreken;
b. Door het enkele verloop van de termijn, zonder dat de keurmerkhouder zijn verzaakte verplichtingen alsnog is nagekomen, waarna het intrekken van het keurmerk als bedoeld in artikel 16 (Intrekking) automatisch volgt. De keurmerk- houder dient alle in artikel 10 (Verplichtingen) genoemde artikelen aan de stichting te retourneren vóór een door de stichting vast te stellen datum, op straffe van de in artikel 12 (Misbruik) genoemde dwangsommen;
c. De termijn van 6 maanden is verstreken nadat de schorsing is opgelegd om de reden als genoemd onder lid 1b.
Artikel 16 - Intrekking
1. De stichting kan een keurmerk intrekken:
a. Indien het keurmerkbedrijf niet meer voldoet aan de voor afgifte van het keurmerk gestelde voorwaarden;
b. Indien de bedrijfsstructuur dan wel bedrijfsomvang van de bestaande keurmerk- houder zodanige wijzigingen heeft dan wel zal ondergaan, dat het gebruik in strijd komt met de vigeur van het keurmerk;
c. Indien het keurmerkbedrijf in eigendom wordt overgedragen, in surseance van betaling geraakt, dan wel in staat van faillissement raakt.
2 De commissie en de beroepscommissie beraden zich over de intrekking van het keurmerk:
a. Indien blijkt dat er geen actueel Aspectcertificaat meer aanwezig is, dan wel indien niet meer wordt voldaan aan enige van de overige voorwaarden voor erkenning;
b. Indien uit een door de STO gegeven verklaring blijkt dat het bedrijf de in artikel 2G sub 1 (Voorwaarden) genoemde kernbepalingen niet naleeft, of niet heeft nageleefd, dan wel indien de STO gegevens verstrekt op grond waarvan duidelijk wordt dat het bedrijf de CAO Besloten Busvervoer of een gelijkwaardige CAO niet langer op kernbepalingen naleeft, dan wel in een preventieve of repressieve fase terecht komt;
c. Indien uit een door de IVW verstrekte verklaring blijkt dat het bedrijf de in artikel 2G sub 2 (Voorwaarden) genoemde kernbepalingen niet naleeft, of niet heeft nageleefd, dan wel indien de IVW gegevens verstrekt op grond waarvan duidelijk wordt dat het bedrijf deze kernbepalingen niet langer naleeft, dan wel in een preventieve of repressieve fase terecht komt;
d. Indien uit een door de RDW verstrekte verklaring blijkt dat het bedrijf niet meer voldoet aan de in artikel 2G sub 3 (Voorwaarden) genoemde bepalingen, dan wel onder het door de commissie bepaalde percentage aan periodieke keuringen met als resultaat de eerste keer goed is uitgekomen, dan wel op andere wijze blijkt dat niet meer wordt voldaan aan de permanente goedkeuringseis voor autobussen;
e. Indien de STO of STOBB of derden gegevens verstrekken op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat het bedrijf in strijd is gekomen met de in artikel 2G sub 4 (Kwalificatie personeel) genoemde bepalingen;
f. Indien het bedrijf of de verzekeringsmaatschappij dan wel de verzekeringsmake- laar dan wel assurantietussenpersoon gegevens verstrekt waaruit blijkt dat het bedrijf niet meer voldoet aan op het terrein van de verzekeringen in artikel 2G sub 5 en onder I (Voorwaarden) genoemde bepalingen;
g. Indien de stichting gegevens ontvangt op grond waarvan moet worden geconclu- deerd dat het bedrijf niet voldoet aan de voor het keurmerk gestelde criteria en nationale aanvullingen uit het Aspectcertificaat en de overige in het reglement genoemde voorwaarden en vereisten;
h. Indien het bedrijf verzuimt een eigen verklaring, een gegevensoverzicht, dan wel een uittreksel of een vergunningsbewijs in volledigheid te verstrekken;
i. Indien het bedrijf weigert het in artikel 8 bedoelde vervolgonderzoek, heronder- zoek of nadere uitleg toe te staan;
j. Indien het bedrijf surséance van betaling is verleend, dan wel in staat van faillis- sement is verklaard;
k. Indien het bedrijf zijn verplichtingen inzake het keurmerk niet nakomt;
l. Indien het bedrijf op welke andere wijze dan ook handelt in strijd met de doel- stellingen of regels van het keurmerk of het Aspectcertificaat of het IRU Global Quality Charter.
3. Het keurmerk wordt tevens ingetrokken op verzoek van de keurmerkhouder. Dit verzoek dient per aangetekend schrijven te geschieden onder inlevering van alle in
artikel 10 (Verplichtingen) genoemde artikelen, zulks op straffe van de in artikel 12 (Misbruik) bepaalde boetes.
4. Bij de intrekking van het keurmerk dient het bedrijf alle in artikel 10 (Verplichtingen) genoemde artikelen die nog resteren geheel en al te verwijderen en aan de stichting te retourneren, en het van een keurmerkembleem voorziene briefpapier te vernietigen vóór een door de stichting vast te stellen datum, op straffe van het betalen van de in artikel 12 (Misbruik) bepaalde dwangsommen.
5. Indien de stichting het keurmerk intrekt, zendt de stichting aan de keurmerkhouder een aangetekend schrijven, waarin in ieder geval het volgende wordt medegedeeld:
a. Dat het keurmerk is ingetrokken en de keurmerkovereenkomst is beëindigd;
b. De reden van intrekking van het keurmerk;
c. De datum met ingang waarvan het keurmerk wordt ingetrokken, en de termijn waarbinnen de in artikel 10 (Verplichtingen) genoemde zaken aan de stichting moeten zijn geretourneerd;
d. Dat de automatische incasso zal worden beëindigd nadat alle verschuldigde bedragen zijn voldaan;
e. De mogelijkheid en de wijze waarop tegen de beslissing gemotiveerd bezwaar respectievelijk beroep kan worden ingediend.
6. Intrekking van het keurmerk geschiedt voor een periode van één jaar. De jaarstermijn gaat lopen op het moment, dat de uitspraak van de commissie of de beroepscommissie in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 17a - Bezwaarprocedure
1. Tegen de beslissing over het niet-verlenen, het intrekken, het schorsen dan wel het niet-verlengen van een keurmerk door de commissie, kan door de aanvrager of keurmerkhouder binnen dertig dagen middels een aangetekend schrijven gemotiveerd bezwaar worden gemaakt bij het bestuur van de stichting. Voor het niet-in-behandeling nemen wegens het indienen van een nieuwe aanvraag binnen een te korte termijn na een afwijzing met een wachtperiode waarna pas weer een aanvraag kan worden ingediend, geldt geen bezwaarprocedure.
2. De commissie zal het bezwaarschrift in behandeling nemen, en een beslissing nemen.
3. De commissie neemt binnen drie maanden een beslissing over het bezwaar.
4. Het besluit op het bezwaar wordt aan de betreffende aanvrager of keurmerkhouder per brief meegedeeld door het bestuur. Het van toepassing zijnde artikel treedt vervolgens in werking.
5. Tijdens de behandeling van het bezwaar wordt een lopend keurmerk niet geschorst, tenzij de commissie anders oordeelt.
6. Nadat de commissie het bezwaar van een aanvrager of keurmerkhouder niet- ontvankelijk heeft verklaard, dan wel na behandeling heeft afgewezen, is de behande- lingstermijn beëindigd, en zal (indien van toepassing) het retourbedrag worden overgemaakt en de automatische incasso machtiging worden beëindigd, tenzij de aanvrager of keurmerkhouder nog in beroep gaat bij de beroepscommissie (zie artikel 17B Beroepsprocedure). Tenzij beroep wordt aangetekend, is de aanvrager of de keurmerkhouder vrij - onder respectering van een mogelijk door de commissie bepaalde termijn en met in achtneming van de geldende keurmerkvoorwaarden en
-vereisten - een nieuwe aanvraag in te dienen onder verschuldiging van de betreffende kosten.
Artikel 17b - Beroepsprocedure
1. Tegen de beslissing over het afwijzen van het bezwaar op het niet-verlenen, het intrekken, het schorsen dan wel het niet-verlengen van een keurmerk door de
commissie, kan door de aanvrager of keurmerkhouder middels een aangetekend schrijven gemotiveerd beroep worden gemaakt bij het bestuur van de stichting binnen dertig dagen na de beslissing tot afwijzing van het bezwaar door de Commissie. Voor het niet-in-behandeling nemen wegens het indienen van een nieuwe aanvraag binnen een te korte termijn na een afwijzing met een periode waarna pas weer een aanvraag kan worden ingediend, geldt geen beroepsprocedure.
2. De beroepscommissie zal het beroepschrift in behandeling nemen, en een beslissing nemen.
3. De beroepscommissie neemt binnen drie maanden een beslissing over het beroep.
4. Het besluit op het beroep wordt aan de betreffende aanvrager of keurmerkhouder per brief meegedeeld door het bestuur. Het van toepassing zijnde artikel treedt vervolgens in werking.
5. Tijdens de behandeling van het beroep kan een lopend keurmerk worden geschorst, tenzij de beroepscommissie anders oordeelt.
6. Nadat de beroepscommissie het beroep van een aanvrager of keurmerkhouder niet- ontvankelijk heeft verklaard dan wel na behandeling heeft afgewezen, is de behande- lingstermijn beëindigd, en zal de automatische incasso machtiging worden beëindigd. Tegen een uitspraak van de beroepscommissie kan niet opnieuw bezwaar of beroep worden aangetekend. De aanvrager of de keurmerkhouder is dan vrij - onder respec- tering van een mogelijk door de beroepscommissie bepaalde termijn en met in acht- neming van de geldende keurmerkvoorwaarden en -vereisten - een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 18 - Kosten
1. Alle kosten in verband met het verlenen van een keurmerk worden voor het komende kalenderjaar jaarlijks vóór 1 december door het bestuur vastgesteld.
2. De aanvrager ontvangt bij aanvraag een overzicht van de kosten inzake afgifte, verlenging, vervolgonderzoek, heronderzoek en schorsing van het keurmerk.
3. De keurmerkhouder ontvangt voor 31 december het overzicht met de kosten voor het komende kalenderjaar.
4. De kosten voor een kalenderjaar bestaan enerzijds uit een stambedrag voor het bedrijf voor de onderzoekskosten en anderzijds uit een bedrag voor de (verplichte) keurmerk- artikelen.
5. Promotie wordt apart bekostigd op basis van een stambedrag en het standaardbedrag per geëxploiteerde touringcar.
6. De keurmerkhouder die niet als actueel lid is aangesloten bij de brancheorganisatie KNV Busvervoer, gevestigd te Den Haag, is een aparte KNV-fee verschuldigd vanwege de investeringen die namens deze brancheorganisatie in de stichting zijn
gedaan bij opzet en uitbouw van de erkenningsregeling. De keurmerkhouder kan ove- rigens nimmer worden verplicht om lid te worden van welke brancheorganisatie dan ook.
7. De keurmerkhouder ontvangt een factuur voor alle verschuldigde bedragen, onder vermelding van de verschuldigde BTW.
8. Alle betalingen geschieden uitsluitend via automatische incasso. De aanvrager dient een machtiging te hebben getekend ter zake van de kosten vallende onder het gebruik van het keurmerk. De machtiging dient ingevuld en ondertekend in origineel te worden geretourneerd.
9. De stichting kan in bijzonder gevallen ook betaling van de verschuldigde kosten eisen zonder automatische incassering.
10. De stichting acht zich te allen tijde gerechtigd om in geval van het uitblijven van betaling tot incassering met behulp van een deurwaarder over te gaan.
11. Ook na schorsing, intrekking of staken van de erkenning door de stichting of door de
aanvrager of keurmerkhouder zelf, blijft betaling van de verschuldigde kosten van kracht.
12. De keurmerkhouder kan meerdere exemplaren van de keurmerkartikelen tegen kostprijs bij de stichting bestellen. Na ontvangst van de bestelling krijgt de keurmerkhouder een factuur voor automatische incassering van de verschuldigde bedragen.
13. Het bankrekeningnummer van de stichting is: MeesPierson 00.00.00.000.
Artikel 19 - Registratie
1. De door de stichting van een aanvrager of keurmerkhouder verkregen gegevens wor- den per onderneming in een dossier vastgelegd, en door de stichting bewaard. Binnen de stichting wordt zo veel mogelijk met geanonimiseerde gegevens gewerkt.
2. Iedere onderneming heeft een uniek nummer. Slechts het secretariaat van de stichting is op de hoogte van de naam die bij het betreffende nummer hoort.
3. De commissie beoordeelt de gegevens van een aanvrager of houder van het keurmerk, alsook van een indiener van een bezwaarschrift tegen een afwijzing door de commissie, uitsluitend en alleen op grond van anoniem gemaakte gegevens.
4. De bepaling dat de beroepscommissie beoordeelt op basis van anoniem gemaakt gegevens is komen te vervallen.
5. Mocht het noodzakelijk zijn dat het bestuur kennis neemt van de vraagstukken of voortgang rond een keurmerk, dan wordt het bestuur uitsluitend en alleen op grond van anoniem gemaakte gegevens informatie verschaft door het secretariaat.
6. De door de stichting van een aanvrager of keurmerkhouder verkregen gegevens betref- fende het keurmerk blijven in het bezit van de stichting.
7. De geregistreerde gegevens zullen gedurende een nader te bepalen periode door de stichting worden bewaard.
Artikel 20 - Geheimhouding
Alle organen van de stichting, alsmede alle personen, al of niet in dienstverband, die zijn betrokken bij de uitvoering van het keurmerk, en daarbij de beschikking krijgen over gegevens waarvan men het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, zijn verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift tot bekendmaking verplicht.
Artikel 21 - Aansprakelijkheid
1. De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade van aanvragers of keurmerkhouders, van touroperators of andere derden, verband houdende met of voortvloeiende uit de uitvoering van dit reglement en de totale erkenningsregeling.
2. De stichting behoudt al haar rechten voor.
3. De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade aan derden vanwege het staken van de erkenningsregeling, het beëindigen van eerder door de stichting gesloten overeenkomsten, alsook het verliezen van licentiebevoegdheden.
Artikel 22 - Wijzigingen
1. Dit reglement kan worden gewijzigd door het bestuur - indien van toepassing dan wel relevant - na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de commissie dan wel beroepscommissie, en zo nodig na schriftelijk overleg met het Centrale College van Deskundigen voor het Keurmerk Touringcarbedrijf.
2. Regelmatig zullen de voorwaarden, vereisten en reglementbepalingen van het keurmerk alsook de criteria en nationale aanvullingen in het Aspectcertificaat door het bestuur
en het Centrale College van Deskundigen voor het Keurmerk Touringcarbedrijf worden bezien en zo nodig worden aangepast aan gewijzigde omstandigheden.
3. Wijzigingen treden in werking na bekendmaking aan de keurmerkhouders, zo nodig vanaf een door het bestuur vastgestelde (eerdere) datum van inwerkingtreding.
4. De stichting draagt zorg voor het bekendmaken van de wijzigingen aan de keurmerk- houders.
5. Indien noodzakelijk geacht hanteert het bestuur een overgangsperiode of een termijn van inwerkingtreding.
Artikel 23 - Slotbepalingen
1. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bestuur, indien van toepassing en relevant na overleg met de commissie dan wel de beroepscommissie.
2. De stichting is bij akte opgericht en verleden op 1 april 1994 door xx X. xxx Xxxxxxxx, notaris te Den Haag, en onder nummer 41158465 ingeschreven in het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel in Den Haag. Per akte de dato 3 augustus 2005 zijn de statuten gewijzigd bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuin advocaten en notarissen.
3. Aanvullingen en wijzigingen van de statuten worden voorbehouden.