Zitting 1967-1968 - 931 4 (R 609 )
Zitting 1967-1968 - 931 4 (R 609 )
Overeenkomst, op 3 juli 1967 te 's-Gravenhage ondertekend, tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Trinidad en Tobago inzake de instelling en exploitatie van luchtdicnsten.
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Nr. 1
Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen: 25 september 1967.
De wens, dat deze overeenkomst aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onder- worpen, kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden der Kamer of door de Gevolmach- tigde Minister van Suriname onderscheidenlijk de Ncricr- landse Antillen te kennen worden gegeven uiterlijk op
25 oktober 1967.
's-Gravenhage, 13 september 1967.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 60, lid 2, en onder verwijzing naar artikel 61. lid 3, van de Grondwet, alsook naar artikel 24, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Raad van State van het Koninkrijk ge- hoord, heb ik de eer U Hoogedelgestrcnge hierbij de tekst en de vertaling in het Nederlands van de op 3 juli 1967 te 's-Gra- venhage ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Trinidad en Tobago inzake de instelling en exploitatie van luchtdiensten, met Bijlage (Trb. 1967, 116) : ) over te leggen.
Een toelichtende nota bij deze overeenkomst gelieve u hier- nevens aan te treffen.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de over- eenkomst voor het gehele Koninkrijk gelden.
Aan de Gouverneurs van Suriname en van de Nederlandse Antillen is verzocht, hogergenoemde stukken op 25 september 1967 over te leggen aan de Staten van Suriname, onderscheiden- lijk van de Nederlandse Antillen.
De Gevolmachtigd Ministers van Suriname en van de Neder- landse Antillen zijn van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
Aan
de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Toelichtende nota
Krachtens de op 13 augustus 1946 tussen de Nederlandse en de Britse regering gesloten Luchtvaartovereenkomst {Stb. 1947,
77) kon de K.L.M. o.a. een geregelde luchtdienst tussen Cu- ra§ao en Paramaribo via Trinidad exploiteren. Bij het onaf- hankelijk worden van Trinidad en Tobago op 31 augustus 1962 bleef het recht van kracht. De regering van Trinidad en Tobago verleende bovendien in 1966 een voorlopige vergun- ning aan de K.L.M, voor een geregelde dienst van Amsterdam via Port of Spain naar Curacao en verder.
Inmiddels was met genoemde regering overleg geopend ten einde de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen een nieuwe for- mele basis te geven in de vorm van een bilaterale luchtvaart- overeenkomst tussen het Koninkrijk en het onafhankelijk ge- worden Trinidad en Tobago.
Officiële onderhandelingen daartoe werden ten slotte in maart 1967 te Port of Spain gevoerd. Wat het Koninkrijk be- treft werd hieraan deelgenomen door de drie Rijksdelen. De onderhandelingen leidden spoedig tot overeenstemming om- trent de tekst van de onderhavige overeenkomst (Tbr. 1967, 116); deze bevat uitsluitend bepalingen welke internationaal gangbaar zijn.
Het gestelde in de artikelen 1 t/ m 5 heeft rechtstreeks be- trekking op de feitelijke uitoefening van de overeengekomen luchtdiensten. Artikel 6 bevat enige richtlijnen voor het te be- werkstelligen vervoer, terwijl artikel 7 de vaststelling van de
1) Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
9314 (R 609) 1
2
voor het vervoer te berekenen tarieven regelt. Artikel 2 opent met zoveel woorden de mogelijkheid, dat het Koninkrijk meer- dere luchtvaartmaatschappijen aanwijst.
Route l van Sectie II van de bijlage behelst dezelfde route als thans is voorzien in de Nederlands-Britse Luchtvaartover- eenkomst, t.w. de xxxxx Xxxxx xx/xx Xxxxxxx xxx Xxxxxxxx- Xxxxxx naar Georgetown en/of Paramaribo.
Noot 2, opgenomen in Sectie III, stelt echter, dat deze route ook in omgekeerde richting kan worden geëxploiteerd, waar- door buiten iedere twijfel wordt gesteld, dat ook een Surinaam- se luchtvaartonderneming deze (mede) zal kunnen exploiteren. In feite ligt het in de bedoeling, deze route te doen vliegen zo- wel door de K.L.M, als door de A.L.M, en de S.L.M.
Xxxxx 0 xxx Xxxxxx XX (xxx Xxxxx xx/xx Xxxxx,xx via St. Lucia en/of Barbados naar Trinidad-Tobago) is in het bijzonder bedoeld om door de A.L.M, te worden geëxploiteerd, vooral voor het vervoer van toeristen. Zoals uit noot 4 blijkt, zal deze route waarschijnlijk worden gevlogen als een rond- gaande dienst in beide richtingen. Voorshands is weliswaar de frequentie, waarmede lokaal vervoer tussen Barbados en Tri- nidad/Tobago (of omgekeerd) kan worden bewerkstelligd, beperkt, doch daar staat tegenover, dat, zolang deze bescher- ming van de door Trinidad en Tobago aan te wijzen lucht- vaartmaatschappij geldt, de A.L.M, op haar beurt geen concurrentie zal ondervinden van de Trinidese maatschappij op haar regionale routes naar Jamaica en Miami.
Een min of meer analoge voorlopige bescherming van de
regionale belangen van de in het bijzonder voor Suriname en van de door Trinidad en Tobago aan te wijzen luchtvaart-
maatschappij geldt, zoals noot 3 aangeeft, respectievelijk ten aanzien van route 3 van Sectie II en route 2 van Sectie I. Genoemde routes voorzien in verbindingen tussen Suriname en Trinidad/Tobago via Georgetown en omgekeerd via Guyana. Zij kunnen worden verlengd naar een aantal verder gelegen punten in Centraal en Zuid-Amerika.
Ten aanzien van route 4 in Sectie II (Nederland — Trinidad via enige punten in Europa, een punt in Afrika resp. Para- maribo), zij opgemerkt, dat het aantal hiergenoemde tussen- liggende en verder gelegen punten een grote mate van vrijheid waarborgt, zowel bij de keuze als bij eventuele wijzigingen van de luchtdiensten. De hier vastgelegde rechten vervangen die, welke in 1966 bij voorlopige vergunning aan de K.L.M, werden verleend. Het equivalent van deze route is neergelegd in route 3 van Sectie I (Trinidad — tussenliggende punten — Amsterdam).
Ingevolge het gestelde in artikel 15, lid 2, zal de overeen- komst voor het gehele Koninkrijk gelden. De Regeringen van Suriname en van de Nederlandse Antillen stemmen met deze medegelding in.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. J. KEYZER.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
H. J. DE KOSTER.