Agenda brede hoofdtafel bijeenkomst
Landbouwakkoord
Xxxxxx xxxxx hoofdtafel bijeenkomst
Datum: 22 december 2022
Duur: 16:00 – 21:00 (inclusief diner)
Locatie: Anatomiegebouw, Xxxxxxxxxxxx 000 Xxxxxxx
Vlak voor de Kerst komt de hoofdtafel bij elkaar om na de break met de sectortafels van start te kunnen gaan. In de voorbereiding is er in technische overleggen stappen gezet op een aantal stukken en besluiten. Die komen in deze hoofdtafel aan bod. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met een brede vertegenwoordiging van agrarische partijen in de brede landbouwtafel en met ketenpartijen. Er is een dinerpauze voorzien.
Agenda
1. Rondje langs de velden
- Deelnemers delen hoe ze de tweede bijeenkomst hebben ervaren en of er sinds die tijd relevante ontwikkelingen zijn
2. Samenstelling en opdracht aan sectortafels (zie bijlage 1)
- Besluiten:
1. Vaststelling bezetting van de sectortafels
2. Vaststelling opdracht aan de sectortafels
3. Secretariaat stelt voorzitters sectortafels in
- De bezetting en opdracht is voorbereid met de deelnemende partijen
3. Reflectietafel (zie bijlage 2)
- Besluiten:
1. Vastelling opdracht
2. Alleen suggesties voor samenstelling meegeven, verder nader uitwerken in technisch overleg (23/12 of eerste week januari)
4. Presentatie door LNV over de ruimte voor het landbouwakkoord (zie bijlage 3)
- Voortkomend uit kaderdocument tweede bijeenkomst
- Planning LNV/Rijkspublicaties in Q1
Pauze 18:00 – 19:00
5. Werksessie ‘De kansen en dilemma’s van het landbouwakkoord’
- Terugblik op brede landbouwtafel op woensdag 21 december 2022 (door secretariaat)
- Eerste aanzet visiestuk (zie bijlage 4), aangepast met deelnemende partijen
Intern vertrouwelijk
Landbouwakkoord
6. Vervolgafspraken
Intern vertrouwelijk
Hoofdtafel - Landbouwakkoord 13 december 2022
Besluitenlijst
Sectortafels
- De verdeling van sectortafels wordt aangepast naar het onderstaande:
o Melkveehouderij samenvoegen met kalverhouderij en vleesveehouderij
o Akkerbouw
o Pluimveehouderij
o Varkenshouderij
o Glastuinbouw en sierteelt
o Overige tafel
▪ Multifunctionele landbouw
▪ Kleine grazers
▪ Paarden
- Er komt een nieuw voorstel voor de sectortafels, hierbij is geluisterd naar de input van de hoofdtafel.
Doorrekenbureau
- Krijgt een aparte plek in de structuur van het landbouwakkoord en wordt zo snel mogelijk gevormd door het secretariaat.
Visie
- Voor maandag 19 december 9:00 leveren partijen input op het visiedocument voor de landbouw in 2040 op.
Actiepuntenlijst
Actie | Actiehouder | Deadline |
Delen met de hoofdtafel wat er tot aan Xxxxx vanuit het kabinet gaat komen wat relevant is voor het Landbouwakkoord (wettelijke kaders, coalitieakkoord, Remkes, toekomstige kaders) | LNV | Week 50 |
Geordend overzicht maken van de kaders (harde en minder harde kaders) | LNV | Week 50 |
Voorstel doen voor de werkgroep bezetting op algemene thema’s (waaronder bv. fiscaliteit, | Secretariaat | 22 december 2022 |
Voorstel bemensing sectortafels herzien aan de hand van discussie aan hoofdtafel | o.l.v. secretariaat | Week 50 |
Voorzitter neemt contact op met de vakbonden (mondeling en schriftelijk) | Xxxxxx xx Xxxx | 14 december 0000 |
Xxxxxxxxxxxx naar hoofdtafel bijeenkomst 3 op 22 december 2022
- Scope en uitgangspunten
- Reflectietafel
Intern vertrouwelijk
Donderdag 22 december 2022
Akkerbouw, vollegrondsgroenten en bollenteelt
Primaire sector
• Nederlandse Akkerbouw Vakbond
• LTO Akkerbouw & Vollegrondsgroente
• KAVB
• Bioplant
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
• BoerenNatuur
Keten
• BO Akkerbouw
• Bionext
• Nederlandse Vereniging van Banken
• CBL
• FNLI
• Groentenfruithuis
Natuur
• LandschappenNL
• Natuurmonumenten
Overheden
• Ministerie LNV
• Unie van Waterschappen
• IPO
Primair
• Nederlandse Melkveehouders Vakbond
• Dutch Dairymen Board
• LTO Melkveehouderij
• LTO Kalverhouderij
• Netwerk GRONDig
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
• Natuurweide Biologische melkveehouders
• BoerenNatuur
Keten
• CBL
• NVB
• Nevedi
• NZO
• Stichting Brancheorganisatie Kalversector
• Bionext
• Vee&Logistiek
Natuur
• LandschappenNL
• Natuurmonumenten
Medeoverheden
• Ministerie LNV
• IPO
• Unie van Waterschappen
Primair
• Producentenorganisatie varkenshouderij
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
• Vereniging van biologische varkenshouders
Keten
• COVIVA
• CBL
• FNLI
• COV
• NVB
• Bionext
• Nevedi
Natuur
• Natuur&Milieu
• De Natuur en Milieufederaties
Overheden
• Ministerie LNV
• IPO
Primair
• Nederlandse Vakbond Pluimveehouders
• LTO pluimveehouderij
• Vereniging van biologische pluimveehouders
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
Keten
• CBL
• NVB
• Nevedi
• NEPLUVI
• ANEVEI
• Bionext
Natuur
• Natuur&Milieu
• Natuur en Milieufederaties
Overheden
• Ministerie LNV
• IPO
Multifunctionele landbouw, korte ketens en kleinere sectoren
Indeling:
• Sub 1: MFL, Paardenhouderij
• Sub 2: Grazers extensief (Schapenhouderij, Vleesvleehouderij)
• Sub 3: Geitenhouderij, Konijnenhouderij
Primair
• LTO Multifunctionele landbouw
• LTO Vleesvee
• LTO geitenhouderij
• LTO Schapenhouderij
• LTO Konijnenhouderij
• LTO paardenhouderij
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
Keten
• NVB
• Federatie Agro-ecologische Boeren
• COV
• NGZO
• Platform MFL
Natuur
• pm
Medeoverheden
• Ministerie LNV
• IPO
• VNG (P10)
Primair
• Glastuinbouw NL
• LTO bomen, vaste planten en zomerbloemen
• LTO Paddenstoelen
• LTO Nederlandse Fruittelers Organisatie
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
Keten
• Groentenfruithuis
• Floraholland
• Vereniging van Groothandelaren in
Bloemkwekerijproducten
• Plantum
• FNLI
Natuur
• Natuur&Milieu
• Natuur en milieufederaties
Overheden
• Ministerie LNV
• Unie van Waterschappen
• IPO
Voorstel opdracht sectortafels en reflectietafel
Begeleiding van de sectortafels
Opdracht (inleidend)
• Opdracht voor de sectortafels is om met organisaties (agrarische, natuur-, overheden en ketenpartijen) bij te dragen aan de visie op de landbouw 2040, in kaart te brengen wat nodig is om - langs de ontwikkelpaden (doorontwikkelen en omschakelen) en binnen de gestelde kaders op natuur, klimaat en water- een sterke land- en tuinbouwsector met een goed verdienvermogen mogelijk te maken en oplossingen aan te dragen die opgenomen kunnen worden in het landbouwakkoord.
• Belangrijk aandachtspunt is de brede samenhang: er kunnen thema’s opkomen die breed of breder gelden en er kunnen oplossingen ontstaan die dilemma’s geven voor andere sectoren.
• De hoofdtafel formuleert de opdracht aan de sectortafels die naast een generieke vraagstelling per tafel ook specifieke vragen kan bevatten. De hoofdtafel kan deze opdrachten verder in het proces aanscherpen of wijzigen.
• Wanneer verschillende sectortafels input aanleveren die (gedeeltelijk) conflicterend is, kan er oplopend worden geëscaleerd volgens de volgende ladder:
1. De voorzitters van de betrokken sectortafels en het secretariaat voeren een gezamenlijk overleg
2. De betrokken sectortafels voeren een gezamenlijk overleg
3. De voorzitters van de betrokken sectortafels sluiten aan bij de hoofdtafel
4. De hoofdtafel bespreekt en besluit over het vraagstuk
Ondersteuning
• We streven naar –zo mogelijk- uniforme aanpak en planning. Maar: klaar is klaar.
• Wanneer onderwerpen worden besproken aan sectortafels die ook andere tafels raken, worden die • We ondersteunen met proces met een toolkit met: opdracht, fasering, formats, werkvormen,
ook aan de hoofdtafel besproken.
Werkwijze
• Omdat de tafels veel deelnemers hebben, wordt er een motorblok geformeerd met uit elke categorie maximaal 1 partij, zodat die met het secretariaat kunnen voorbereiden. De partijen in het motorblok kunnen per sectortafel verschillen.
• We verwachten dat de tafels kort-cyclisch bij elkaar komen, wekelijks en/of snelkookpan sessies zullen houden. We werken iteratief: er wordt gewerkt met tussenproducten en gefaseerde opdrachtgeving die zoveel mogelijk gelijk oplopen.
• Ook voor de sectortafels gelden de fasen van toonzetting, exploratie en conclusietrekken.
• We zetten in op co-creatie. Onderhandeling gebeurt zo veel mogelijk op de hoofdtafel. Zwaarwegende dilemma’s waar geen overeenstemming over is aan de sectortafels, kunnen indien urgent worden besproken aan de hoofdtafel.
• Deelnemers wordt gevraagd actief bij te dragen en producten te maken. Producten zijn een gedeelde weergave van de sectortafel.
• Sectortafels werken met dezelfde samenwerkingsafspraken als de hoofdtafel (indien relevant)
planning.
• Naast de hoofdtafeloverleggen, worden technisch overleggen met de secondanten belegd om voortgang in de sectortafels te bespreken.
• De sectortafels worden ondersteund door een technisch voorzitter met een of enkele ondersteuners, die de verantwoordelijkheid hebben om deadlines te halen en de werkwijze van de sectortafels in te richten (motorblok instellen, overleggen voorbereiden en begeleiden, zorgen dat producten worden opgesteld).
• Het secretariaat doet een voorstel voor de onafhankelijke voorzitter van de sectortafels.
Planning
• Start tweede week januari, iteratief
• Februari oplevering eerste producten voor hoofdtafel.
• Het traject met de sectortafels wordt de eerste week van maart afgerond.
• We richten op cycli van twee weken. Waar dat passend is kan hier van worden afgeweken,
waarbij afronding van de sectortafels begin maart het streven is.
• Sectortafel krijgt uitvragen mee als opdracht, maar kan ook input buiten de uitvraag aanleveren aan de hoofdtafel.
• We scherpen de uitvraag aan gedurende het proces. Op hoofdlijnen (streefdata zijn enigszins flexibel), ziet het proces er als volgt uit:
• Fase 1: Betekenis geven aan de gezamenlijke visie 2040 en toekomst voor de sector (januari)
• Fase 2: Uitwerken van de ontwikkelpaden en verdienvermogen (januari/februari)
• Fase 3: Formuleren bouwstenen voor Landbouwakkoord (februari)
• Fase 4: Formuleren van concrete afspraken en voorstellen op de thema’s op te nemen in
Landbouwakkoord (maart)
Fase 1 Betekenis geven aan de gezamenlijke visie 2040 en toekomst voor de sector
1. Welke functie en meerwaarde heeft de landbouw en jouw sector in 2040 op wereld, Europees, nationaal en regionaal niveau? Welke visie op de sector past daarbij?
2. Op hoofdlijnen, hoe ziet jouw sector er uit over 20 jaar? Wat betekent dit onder andere voor de aspecten:
1. Trends in de sector en landbouw
2. Grondvisie
3. Juridische zekerheid
4. Duurzaamheid
5. Ondernemerschap en arbeid
6. Omvang van sector in brede zin
7. Bijdrage aan strategische voedselvoorziening
3. Hoe kunnen de ontwikkelpaden omschakelen (o.a. biologisch, produceren hernieuwbare energie, natuurbeheer & -ontwikkeling, multifunctionele landbouw) en doorontwikkelen (o.a. hightech gesloten/open, extensivering, bedrijfsvoering) er uitzien in jouw sector in jouw sector? Hoe is dat voor de paden van verplaatsen en stoppen?
a. Wat zijn de mogelijkheden binnen de ontwikkelpaden?
b. Voor wie zijn die ontwikkelmogelijkheden van toepassing? Hoe zorgen we ervoor dat ondernemers kunnen versnellen op de ontwikkelpaden?
c. Wat wordt er mee bereikt/kan er mee bereikt worden qua functie en meerwaarde van jouw sector en op de doelen van natuur, klimaat en water?
4. Waar loop je tegenaan binnen deze ontwikkelpaden en wat is er voor nodig om de belemmeringen en dilemma’s weg te nemen?
a. Waar gaat het verdienvermogen knellen?
5. Welke vijf thema’s zijn er voor deze sector van belang en moeten uitgewerkt worden om tot een sterke sector in 2040 te komen?
Fase 2 Uitwerken van overkoepelende thema’s,
sectorspecifieke thema’s en verdienvermogen en grond
1. Uitwerking algemene thema’s. Vanuit de hoofdtafel wordt op enkele nog vast te stellen overkoepelende thema’s input vanuit de sectortafels gevraagd. (Deze worden op basis van input vanuit de tafels bepaald.) Voor elk van deze thema’s:
1. Welke dilemma’s spelen daarbij in jouw sector?
2. Welke oplossingsrichtingen zijn er mogelijk en hoe dragen die bij aan een toekomstbestendige sector in 2040?
3. Hoe zijn die oplossingsrichtingen concreet te maken? Wat heb je daarvoor nodig en van wie? Denk aan, wetgeving, geld, tijd, afspraken.
2. Uitwerking prioritaire thema’s voor de sector. Voor elk van de vijf thema’s die door de sector zelf van belang wordt gezien:
1. Welke dilemma’s spelen daarbij?
2. Welke oplossingsrichting is daarvoor mogelijk en hoe draagt dit bij aan een toekomstbestendige sector in 2040?
3. Hoe zijn die oplossingsrichtingen concreet te maken? Wat heb je daarvoor nodig en van wie? Denk aan, wetgeving, geld, tijd, afspraken.
3. Verdienvermogen en grond
1. Hoe kan een acceptabel verdienvermogen gerealiseerd worden langs de ontwikkelpaden?
2. Wat is hiervoor nodig? Wie kan hier wat aan bijdragen? Hoe organiseer je een goede markt?
3. Hoe is dit concreet te maken qua:
i. Geldstromen
ii. (Keten)afspraken
iii. Wetgeving
iv. Fiscaliteit
v. Europese markt en internationaal verdienvermogen vi. Tijd (2025, 2030, 2040)
4. Hoeveel grond hebben jullie nodig om de gezamenlijke visie te realiseren? Hoe kom je aan die grond en waar ligt die grond?
5. Procesvraag: Xxxxx aanvullende expertise zou je hierop willen inschakelen?
Fase 3 Formuleren bouwstenen verdienvermogen
en sectorspecifieke thema’s
1. Verdere uitwerking van fase twee en het formuleren van mogelijke bouwstenen voor het Landbouwakkoord op de sectorspecifieke thema’s en verdienvermogen. Eventueel na het betrekken van extra expertise.
2. Leiden de conclusies van fase 2 en 3 tot wijzigingen in de conclusies van fase 1? Zo ja, om welke
wijzigingen gaat dat?
Fase 4: Reactie op voorstellen hoofdtafel
1. De hoofdtafel zal met enkele voorstellen komen die aan de specifieke sectoren raken.
2. De sectortafels kunnen op deze inhoudelijke voorstellen van de hoofdtafel reflecteren.
Bijlage 1 - Bezetting Sectortafels
Donderdag 22 december 2022
Overzicht sectortafels
• Akkerbouw, vollegrondsgroenten en bollenteelt
• Melkvee- en kalverhouderij
• Varkenshouderij
• Pluimveehouderij
• Multifunctionele landbouw, korte ketens en kleinere sectoren
• (Glas)tuinbouw en sierteelt
Akkerbouw, vollegrondsgroenten en bollenteelt
Primaire sector
• Nederlandse Akkerbouw Vakbond
• LTO Akkerbouw & Vollegrondsgroente
• KAVB
• Bioplant
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
• BoerenNatuur
Keten
• BO Akkerbouw
• Bionext
• Nederlandse Vereniging van Banken
• CBL
• FNLI
Natuur
• LandschappenNL
• Natuurmonumenten
Overheden
• Ministerie LNV
• Unie van Waterschappen
• IPO
Melkvee- en kalverhouderij
Primair
• Nederlandse Melkveehouders Vakbond
• Dutch Dairymen Board
• LTO Melkveehouderij
• LTO Kalverhouderij
• Netwerk GRONDig
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
• Natuurweide Biologische melkveehouders
• BoerenNatuur
Keten
• CBL
• NVB
• Nevedi
• NZO
• Stichting Brancheorganisatie Kalversector
• Bionext
Natuur
• LandschappenNL
• Natuurmonumenten
Medeoverheden
• Ministerie LNV
• IPO
• Unie van Waterschappen
Varkenshouderij
Primair
• Producentenorganisatie varkenshouderij
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
• Vereniging van biologische varkenshouders
Keten
• COVIVA
• CBL
• FNLI
• COV
• NVB
• Bionext
• Nevedi
Natuur
• Natuur&Milieu
• De Natuur en Milieufederaties
Overheden
• Ministerie LNV
• IPO
Pluimveehouderij
Primair
• Nederlandse Vakbond Pluimveehouders
• LTO pluimveehouderij
• Vereniging van biologische pluimveehouders
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
• NAJK
Keten
• CBL
• NVB
• Nevedi
• NEPLUVI
• ANEVEI
• Bionext
Natuur
• Natuur&Milieu
• Natuur en Milieufederaties
Overheden
• Ministerie LNV
• IPO
Multifunctionele landbouw, korte ketens en kleinere sectoren
Indeling:
• Sub 1: MFL, Paardenhouderij
• Sub 2: Grazers extensief (Schapenhouderij, Vleesvleehouderij)
• Sub 3: Geitenhouderij, Konijnenhouderij
Primair
• LTO Multifunctionele landbouw
• LTO Vleesvee
• LTO Geitenhouderij
• LTO Schapenhouderij
• LTO Konijnenhouderij
• LTO Paardenhouderij
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
Keten
• NVB
• Federatie Agro-ecologische Boeren
• COV
• NGZO
• Platform MFL
Natuur
• pm
Medeoverheden
• Ministerie LNV
• IPO
• VNG (P10)
(Glas)tuinbouw en sierteelt
Primair
• Glastuinbouw NL
• LTO bomen, vaste planten en zomerbloemen
• LTO Paddenstoelen
• LTO Nederlandse Fruittelers Organisatie
• Sectorvertegenwoordiger Agractie
Keten
• Groentenfruithuis
• Floraholland
• Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijproducten
• Plantum
• FNLI
Natuur
• Natuur&Milieu
• Natuur en milieufederaties
Overheden
• Ministerie LNV
• Unie van Waterschappen
• IPO
Voorstel opdracht sectortafels
Begeleiding van de sectortafels
Opdracht (inleidend) kunnen indien urgent worden besproken aan de hoofdtafel.
• Opdracht voor de sectortafels is om met organisaties (agrarische, natuur-, overheden en • Deelnemers wordt gevraagd actief bij te dragen en producten te maken. Producten zijn
ketenpartijen) bij te dragen aan de visie op de landbouw 2040, in kaart te brengen wat nodig is om - langs de ontwikkelpaden (doorontwikkelen en omschakelen) en binnen de gestelde kaders op natuur, klimaat en water- een sterke land- en tuinbouwsector met een goed verdienvermogen mogelijk te maken en oplossingen aan te dragen die opgenomen kunnen worden in het landbouwakkoord.
een gedeelde weergave van de sectortafel.
• Sectortafels werken met dezelfde samenwerkingsafspraken als de hoofdtafel (indien relevant)
• Belangrijk aandachtspunt is de brede samenhang: er kunnen thema’s opkomen die breed Ondersteuning
of breder gelden en er kunnen oplossingen ontstaan die dilemma’s geven voor andere
sectoren.
• De hoofdtafel formuleert de opdracht aan de sectortafels die naast een generieke vraagstelling per tafel ook specifieke vragen kan bevatten.
• De eerste aanzet voor de visie 2040 wordt meegestuurd als richting (met oplegger).
• Wanneer onderwerpen worden besproken aan sectortafels die ook andere tafels raken, worden die ook aan de hoofdtafel besproken.
Werkwijze
• Omdat de tafels veel deelnemers hebben, wordt er een motorblok geformeerd met uit
• We streven naar –zo mogelijk- uniforme aanpak en planning. Maar: klaar is klaar.
• We ondersteunen met proces met een toolkit met: opdracht, fasering, formats, werkvormen, planning.
• Naast de hoofdtafeloverleggen, worden technisch overleggen met de secondanten belegd om voortgang in de sectortafels te bespreken.
• De sectortafels worden ondersteund door een technisch voorzitter met een of enkele ondersteuners, die de verantwoordelijkheid hebben om deadlines te halen en de werkwijze van de sectortafels in te richten (motorblok instellen, overleggen voorbereiden en begeleiden, zorgen dat producten worden opgesteld).
elke categorie maximaal 1 partij, zodat die met het secretariaat kunnen voorbereiden. De • Het secretariaat doet een voorstel voor de onafhankelijke voorzitter van de sectortafels.
partijen in het motorblok kunnen per sectortafel verschillen.
• We verwachten dat de tafels kort-cyclisch bij elkaar komen, wekelijks en/of snelkookpan sessies zullen houden. We werken iteratief: er wordt gewerkt met tussenproducten en gefaseerde opdrachtgeving die zoveel mogelijk gelijk oplopen.
• Ook voor de sectortafels gelden de fasen van toonzetting, exploratie en conclusietrekken.
• We zetten in op co-creatie. Onderhandeling gebeurt zo veel mogelijk op de hoofdtafel.
Zwaarwegende dilemma’s waar geen overeenstemming over is aan de sectortafels,
Planning
• Start tweede week januari, iteratief
• Februari oplevering eerste producten voor hoofdtafel.
• Het traject met de sectortafels wordt de eerste week van maart afgerond.
Fasering
• We richten op cycli van twee weken. Waar dat passend is kan hier van worden afgeweken,
waarbij afronding van de sectortafels begin maart het streven is.
• Sectortafel krijgt uitvragen mee als opdracht, maar kan ook input buiten de uitvraag aanleveren aan de hoofdtafel.
• We scherpen de uitvraag aan gedurende het proces. Op hoofdlijnen (streefdata zijn enigszins flexibel), ziet het proces er als volgt uit:
• Fase 1: Betekenis geven aan de gezamenlijke visie 2040 en toekomst voor de sector (januari)
• Fase 2: Uitwerken van de ontwikkelpaden en verdienvermogen (januari/februari)
• Fase 3: Formuleren bouwstenen voor Landbouwakkoord (februari)
• Fase 4: Formuleren van concrete afspraken en voorstellen op de thema’s op te nemen in
Landbouwakkoord (maart)
Fase 1 Betekenis geven aan de gezamenlijke visie 2040 en toekomst voor de sector
1. Welke functie en meerwaarde heeft de landbouw in 2040? Welke visie op de sector past daarbij?
2. Op hoofdlijnen, hoe ziet jouw sector er uit over 20 jaar? Wat betekent dit voor aspecten zoals, onder andere, ruimte en grond, omvang en strategische voedselvoorziening.
3. Hoe kunnen de ontwikkelpaden omschakelen en doorontwikkelen er uit in jouw sector?
a. Wat zijn de mogelijkheden binnen de ontwikkelpaden?
b. Voor wie zijn die ontwikkelmogelijkheden van toepassing? Hoe zorgen we ervoor dat ondernemers kunnen
versnellen op de ontwikkelpaden?
c. Wat wordt er mee bereikt/kan er mee bereikt worden op de doelen van natuur, klimaat en water?
4. Waar loop je tegenaan binnen deze ontwikkelpaden en wat is er voor nodig om de belemmeringen en dilemma’s weg te
nemen?
a. Waar gaat het verdienvermogen knellen
5. Welke vijf thema’s zijn er voor deze sector van belang en moeten uitgewerkt worden om tot een sterke sector in 2040 te
komen?
Fase 2 Uitwerken van overkoepelende thema’s, sectorspecifieke thema’s en verdienvermogen
1. Uitwerking algemene thema’s. Vanuit de hoofdtafel worden enkele overkoepelende thema’s vastgesteld waarop input vanuit de sectortafels wordt gevraagd. Voor elk van deze thema’s:
1. Welke dilemma’s spelen daarbij in jouw sector?
2. Welke oplossingsrichtingen zijn er mogelijk mogelijk en hoe dragen die bij aan een toekomstbestendige sector in 2040?
3. Hoe zijn die oplossingsrichtingen concreet te maken? Wat heb je daarvoor nodig en van wie? Denk aan, wetgeving, geld, tijd, afspraken.
2. Uitwerking prioritaire thema’s voor de sector. Voor elk van de vijf thema’s die door de sector zelf van belang wordt gezien:
1. Welke dilemma’s spelen daarbij?
2. Welke oplossingsrichting is daarvoor mogelijk en hoe draagt dit bij aan een toekomstbestendige sector in 2040?
3. Hoe zijn die oplossingsrichtingen concreet te maken? Wat heb je daarvoor nodig en van wie? Denk aan, wetgeving, geld, tijd, afspraken.
3. Verdienvermogen
1. Hoe kan een acceptabel verdienvermogen gerealiseerd worden langs de ontwikkelpaden?
2. Wat is hiervoor nodig? Wie kan hier wat aan bijdragen?
3. Hoe is dit concreet te maken qua:
i. Geldstromen
ii. (Keten)afspraken
iii. Wetgeving
iv. Fiscaliteit
v. Europese markt en internationaal verdienvermogen vi. Tijd (2025, 2030, 2040)
4. Procesvraag: Xxxxx aanvullende expertise zou je hierop willen inschakelen?
Fase 3 Formuleren bouwstenen verdienvermogen
en sectorspecifieke thema’s
1. Verdere uitwerking van fase twee en het formuleren van mogelijke bouwstenen voor het Landbouwakkoord op de sectorspecifieke thema’s en verdienvermogen. Eventueel na het betrekken van extra expertise.
Fase 4: Reactie op voorstellen hoofdtafel
1. De hoofdtafel zal met enkele voorstellen komen die aan de specifieke sectoren raken.
2. De sectortafels kunnen op deze inhoudelijke voorstellen van de hoofdtafel reflecteren.
Bijlage 2 - Reflectietafel
Opdracht reflectietafel
• De Reflectietafel wordt ingericht om kwalitatief te reflecteren op ideeën en voorstellen van de Hoofdtafel.
• De Reflectietafel komt in principe drie keer bij elkaar, om een gezamenlijke schriftelijk reflectie te geven op:
• De visieparagraaf (begin januari)
• De uitwerkingen van sectortafels (begin februari)
• De integratieslag (eind februari)
• De leden van de Reflectietafel krijgen een vacatievergoeding en worden ondersteund door het secretariaat.
Kaders en doelen Landbouw: natuur, water en klimaat
Toetsingskader minister | |||
EU wetgeving/internationale afspraken | Nationale wetgeving | Vastgesteld kabinetsbeleid | |
Natuur | Vogel en Habitat Richtlijn (VHR) doel: Gunstige staat van instandhouding. In voorbereiding: Verordening Natuurherstel met onder andere de eis dat van de habitats die nog niet in gunstige staat zijn in 2030 30% in gunstige staat moet zijn. | Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) bevat stikstofreductie doelen (zie volgende kolom) Wet natuurbescherming (Wnb) regelt dat de provincies ter bescherming van bijzondere soorten tot een landelijk samenhangend stelsel van natuurgebieden moeten komen, het Natuurnetwerk Nederland (NNN) | In 2025 moet 40% van het areaal met stikstof gevoelige habitats binnen N2000 onder de kritische depositiewaarde liggen. In 2030 moet van het stikstofgevoelige areaal binnen Natura 2000-gebieden 74% onder de kritische depositie waarden (KDW) zijn gebracht. Dit wordt komend jaar omgezet in nationale wetgeving (WSN) Ten aanzien van het stikstofdoel voor 2030 zullen er twee ijkmomenten in 2025 en 2028 worden uitgewerkt (brief 25 november 2022) In 2030 moet 37.400 ha nieuw bos gerealiseerd zijn (brief bossenstrategie 18 november 2020) In 2027 moet ter invulling van de Wnb de resterende opgave natuurherstel netwerk Nederland gerealiseerd zijn, optellend tot 40.571 ha. Om de hoofddoelen te realiseren is in de startnotitie NPLG gekozen om een ondersteunende doelstelling op te nemen voor 10% (in 2050) groenblauwe dooradering in het landelijk gebied, waarvan de helft van de opgave in 2030 is gerealiseerd. Ter invulling van de VHR en de Kader Richtlijn Water (KRW) moeten in 2027 maatregelen zijn getroffen om de hydrologische condities voor Natura 2000 op orde te brengen (startnotitie NPLG) |
Water | KRW: Realisatie van alle maatregelen die nodig zijn voor doelbereik uiterlijk in 2027. Nitraatrichtlijn 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (inclusief addendum) en derogatiebeschikking 2022- 2025 In voorbereiding: Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen | De implementatie van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (inclusief addendum), de derogatiebeschikking Uitvoeringsprogramma gewasbeschermingsmiddelen | |
Klimaat | De EU is in 2050 klimaatneutraal (Parijsakkoord) | Nationale (wettelijke) klimaatdoelstelling van ten minste 55% emissiereductie in 2030 (Klimaatwet) | Het Coalitieakkoord stelt als doel dat Nederland in 2050 klimaatneutraal is. |
Om te voldoen aan de Global Methane Pledge dient met het NPLG in de veehouderij en akkerbouw een methaanemissiereductie van minimaal 3,82 Mton CO₂ eq. te zijn gerealiseerd in 2030. | Het Beleidsprogramma Klimaat (brief 2 juni 2022) is gericht op 60% CO2 -eq. emissiereductie in 2030 (conform coalitieakkoord). Om de nationale (wettelijke) klimaatdoelstelling emissiereductie in 2030 te realiseren heeft de landbouw een indicatief restemissiedoel van 18,9 Xxxx XX0 eq. in 2030 en het landgebruik een indicatief restemissiedoel van 1,8 – 2,7 Xxxx XX0 eq. in 2030. Voor de klimaatopgave landbouw (veehouderij en akkerbouw) wordt deze opgave via de aanpak van het NPLG geconcretiseerd. Voor de klimaatopgave glastuinbouw is een specifieke aanpak uitgewerkt (brief van 22 april 2022) De klimaatopgave landgebruik bestaat onder andere uit: - Veenweideaanpak. Emissiereductieopgaven broeikasgassen veenweiden voor 6 provincies - Bossenstrategie. In 2030 moet 37.400 ha nieuw bos gerealiseerd zijn - Koolstofvastlegging door duurzaam beheer van landbouwbodems In het voorjaar 2023 wordt een besluit genomen over definitieve restemissiedoelen |
NB 1 Naast bovengenoemde doelen staan in het NPLG zogenaamde structurerende keuzes (waaronder het instellen overgangsgebieden, bufferstroken langs beekdalen op hoge zandgronden, verhogen van de peilopzet in veenweiden en beschermen van bruikbare landbouwgrond). In het ontwikkeldocument NPLG staat hierover dat deze “ordenende principes bevatten, die richting geven aan de ruimtelijke inrichting. Daarmee beschrijft het NPLG de richting voor de ruimtelijke uitwerking van de
gebiedsprogramma’s door de provincies.”
NB 2 De brief Water en Bodem sturend brief bevat structurerende keuzes (waaronder het creëren van ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water, vrijhouden van ruimte voor dijkversterkingen en besparen van water door drinkwatergrootverbruikers) die betrekking hebben op landelijk gebied en vallen onder het principe van comply or explain.
Xxxxxx en doelen kringlooplandbouw
Toetsingskader minister | Ter bespreking in landbouwakkoord | ||
EU wetgeving | Vastgesteld kabinetsbeleid | Inzet Kabinet | |
Veevoer | Afspraken maken de ketenpartijen over het gebruik van reststromen en de herkomst van diervoedergrondstoffen (brief 25 november 2022) | ||
Mest | Grondgebondenheid in de melkveehouderij wordt wettelijk vastgelegd en vanaf 2032 van kracht. | Voor niet grondgebonden sectoren hoogwaardige mestverwerking via een mestverwerkingsplicht (brief 25 november 2022). | Vanaf 2032 voor de melkveehouderij conform brief van 25 november jl.: - een bovennorm uitgedrukt in aantal GVE/ha gebaseerd op de totale stikstof- en fosfaatgebruiksnormen (vwb stikstof inclusief de ruimte die ingevuld kan worden door kunstmestvervangers uit dierlijke mest). - een afstandscriterium voor het plaatsen van mest - afspraken over het behouden en stimuleren van grasland. De grondbank kan worden ingezet om boeren, die als gevolg van de norm voor grondgebondenheid moeten extensiveren, te ondersteunen |
Bodem | In 2030 worden alle landbouwbodems duurzaam beheerd en wordt jaarlijks extra koolstof in minerale landbouwbodems opgeslagen ten behoeve van het klimaat | In het Landbouwakkoord kunnen partijen afspraken maken hoe boeren worden ondersteund in het duurzaam beheren van landbouwbodems. | |
Pacht | Langlopende pacht wordt de nieuwe standaard. Daarmee worden afspraken over duurzaamheid beter en makkelijker mogelijk (brief 25 november 2022). | ||
Dierenwelzijn | Het convenant dierwaardige veehouderij dient als basis voor wetgeving die nog deze kabinetsperiode gereed moet zijn. |
Bijlage 4
Aanbiedingsnotitie Hoofdtafel, 22 december 2022
Op basis van de discussie tijdens de eerste hoofdtafel van het landbouwakkoord op 5 december jl. en de ingestuurde two pagers heeft het secretariaat een eerste poging gedaan om op te schrijven welk gedeeld toekomstbeeld van de landbouw in 2040 hieruit valt af te leiden en wat volgens de deelnemers nodig is om dit toekomstbeeld te realiseren.
Op deze notitie is door de deelnemers aan de hoofdtafel gereageerd en op 19 december is op technisch niveau in volledige samenstelling van de hoofdtafeldeelnemers besproken. Deze notitie dient als input voor de sectortafels, die in januari van start gaan. Het secretariaat stelt voor de navolgende notitie als achtergronddocument aan de sectortafels aan te bieden. De notitie Contouren landbouw 2040 geeft een schets van trends en ontwikkelingen die op de Nederlandse boer afkomen, welke toekomst we voor de landbouw in Nederland zien en formuleert (in de inleiding) een aantal vragen die in dialoog tussen hoofdtafel en sector- en thematafels beantwoord moeten worden. Om zo de keuzen en afspraken te kunnen maken die nodig zijn om de landbouw toekomst te bieden: welke keuzen en afspraken zijn nodig om het verdienvermogen van de boer voor de lange termijn op orde te brengen?
Deze notitie is een groeidocument, dat moet uitmonden in een richtsnoer voor te maken keuzes door boeren, verwerkende industrie, andere ketenpartijen, de overheid, de afnemers en de consument. Het gaat om het antwoord op de vraag: welke waarden hebben boeren nu en in 2040 voor de Nederlandse samenleving en waarom (en onder welke voorwaarden) vinden we de landbouw waardevol voor Nederland? Als we daar met elkaar een gezamenlijk beeld van hebben, dan kan iedere partij het goede doen om deze visie te realiseren.
1
Contouren landbouw 2040
Inhoud
Vragen aan de sector tafels 3
Een sterke landbouw blijft nodig – maar anders 4
Algemeen beeld 5
Wat betekent dit voor de boer en tuinder? 6
Wat is nodig om de bestemming 2040 te kunnen bereiken? 8
2
Vragen aan de sectortafels
Op basis van gedeelde uitgangspunten dient een visie ontwikkeld te worden die de basis vormt voor gesprekken aan de sectortafels en daarmee voor het landbouwakkoord als geheel. Deze notitie is daarvoor een eerste aanzet. Uit dit toekomstbeeld volgt dat in het landbouwakkoord keuzen gemaakt moeten worden en afspraken over de consequenties van die keuzen. Aan de hand van onderstaande vragen wordt de sectortafels gevraagd hiervoor voorstellen te doen. Dit moet ons helpen tot een gedragen beeld te komen van hoe we vinden dat de landbouw er in 2040 uit zou moeten zien (onderscheiden naar sectoren en naar gebieden) en welke keuzen en afspraken er nodig zijn om het verdienvermogen van de boer voor de toekomst te verzekeren.
Aan de sectortafels moet daarom voor de verschillende sectoren worden nagedacht over de functie en meerwaarde van de agrarische sector; wat we verstaan we onder een economisch sterke landbouwsector; hoe werken we ‘kringlooplandbouw’ verder uit en wat dit betekent voor grond en pacht; hoe houden we de agrarische sector aantrekkelijk om in te werken en te ondernemen (inclusief voor bedrijfsovernemers). En misschien wel de kernvraag: hoe versnellen we duurzamere productie en wat hebben boeren in de verschillende ontwikkelrichtingen nodig om geld te blijven verdienen, zodat zij aan de maatschappelijke opgaven kunnen voldoen en de ambities kunnen realiseren?
Een sterke landbouw is nodig – maar anders
Voor een leefbaar land en een vitale plattelandssamenleving is een vitale landbouwsector voorwaarde. Want behalve voedsel en (circulaire) grondstoffen voor industriële toepassingen, is de landbouw onontbeerlijk voor een aantrekkelijke leefomgeving en landschap, voor beleefbare natuur en goede recreatiemogelijkheden, een gezonde bodem en voldoende (in tijden van klimaatverandering niet te weinig en niet te veel) water van goede kwaliteit. De landbouw blijft voor Nederland een strategisch belangrijke economische sector, zowel nationaal als internationaal. We zijn het aan onszelf en de rest van de wereld verplicht optimaal gebruik te maken van de kracht van de Nederlandse landbouw, gestoeld op een vruchtbare delta en een gunstig klimaat, hoge kennisontwikkeling en sterke ondersteunende structuren.
De maatschappelijke verwachtingen richting de landbouw zijn te kenschetsen als een verschuiving van de aandacht op enkelvoudige productie naar boeren en tuinders die ook en integraal aandacht besteden aan biodiversiteit, natuur, klimaat, waterkwaliteit en volksgezondheid. Dat vergt een andere manier van werken maar ook een andere vorm van verdiensten. Om dit alles te kunnen leveren hebben agrarische ondernemers reëel perspectief nodig: dit vraagt het nodige van de samenleving, de samenleving vraagt omgekeerd immers ook veel van de boeren. Een gemiddeld Nederlands agrarisch bedrijf moet voldoende inkomen voor de boeren en medewerkers kunnen genereren uit primaire landbouwactiviteiten, daarbij inbegrepen agrarisch beheer van natuur en
landschap, andere ecosysteemdiensten en de productie van ‘groene’ grondstoffen voor industrie en
energie.
Zoals de agrarische sector de afgelopen halve eeuw ingrijpend is veranderd – en zodoende ook de leefomgeving ingrijpend van karakter heeft doen veranderen – zo zal dit ook de komende decennia het geval zijn: als levensvatbare, ondernemende sector zal de landbouw ingrijpende veranderingen doormaken om te kunnen voldoen aan de eisen die de markt en de samenleving stellen. We zijn trots op de vooraanstaande rol die Nederland speelt in het mondiale voedselsysteem; niet alleen als
3
producent van hoogwaardige grondstoffen en eindproducten, maar ook als sector die wereldwijd toonaangevend is op het gebied van kennis, innovatie en uitgangsmateriaal voor duurzame productiemethoden. We willen in Nederland in 2040 een florerende landbouw die kwalitatief hoogwaardig, duurzaam, gezond en veilig voedsel produceert, evenals uitgangsmaterialen en biogrondstoffen voor de Nederlandse, Europese en internationale markten.
De gehele keten in de agrarische sector zal in balans met de omgeving en de natuur moeten werken. Hiervoor is het bodem- en watersysteem de basis. De natuur wordt hersteld, we voldoen in 2027 aan de opgave van de Kaderrichtlijn Water en de landbouw draagt bij aan een klimaatneutraal Nederland in 2050. In de landbouw is het welzijn en de gezondheid van dieren een belangrijk uitgangspunt. In de brief van 25 november 2022 over de toekomst van de landbouw heeft het kabinet aangegeven welke doelen vast staan; deze vormen de kaders waarbinnen de gesprekken over een Landbouwakkoord kunnen gaan plaatsvinden.
De omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder we deze ambitie kunnen realiseren, zullen de komende decennia ingrijpend veranderen. Daarover worden in Europa afspraken gemaakt waaraan Nederland ook moet voldoen. De Green Deal van de Europese Commissie is hiervoor sterk bepalend: in de afgelopen jaren zijn voor de uitvoering hiervan verschillende strategieën ontwikkeld (Europese Biodiversiteitsstrategie, Farm to Fork, Bossenstrategie, Fit For 55), waarin is omschreven waar de EU de komende jaren op inzet om de economie te verduurzamen en klimaatverandering en biodiversiteitsverlies tegen te gaan. Momenteel worden deze strategieën verder uitgewerkt in een zestigtal concrete voorstellen. Voor de landbouw levert dit de komende decennia flinke opgaven op, zoals ten minste 55% reductie van de uitstoot van broeikasgassen en halvering van de stikstofuitstoot in 2030 (met als referentiejaar 1990) en een methaanreductie van 30% in 2030 ten opzichte van 2020, het stoppen van de achteruitgang van alle Europees beschermde soorten en habitattypen in 2030, een halvering van het risico/gebruik van (gevaarlijke) pesticiden in de EU in 2030, herzieningen van de EU-wetgeving over dierenwelzijn op gebied van de houderij van dieren, het transport en de slacht. En verder heeft het kabinet als bijdrage aan de Europese doelstelling van 25% biologisch areaal in 2030 de ambitie uitgesproken om het areaal biologische landbouw in Nederland te laten groeien van circa 4% nu naar 15% in 2030 (Actieplan biologische landbouw).
Belangrijke andere ontwikkeling die invloed heeft op de landbouw in 2040 is de verwachting dat de consument steeds meer belang gaat hechten aan gezond eten en een de herkomst van haar/zijn voedsel (wat gunstig lijkt voor de doorontwikkeling van korte ketens).1 Maar ook technologische innovatie (zoals digitalisering van de landbouw, daarbij inbegrepen precisielandbouw en de automatisering van productieprocessen, en in de veredeling/gentechnologie) zal een stempel drukken op de ontwikkelingen. Het JRC (zie voetnoot) voorspelt dat er veel meer verscheidenheid in bedrijfsmodellen zal ontstaan; deze verscheidenheid maakt de agrarische sector weerbaarder tegenover de vele ontwikkelingen die op de landbouw afkomen.
Algemeen beeld
De landbouw hoort bij Nederland en past in Nederland, maar aanpassingen zijn nodig om de toekomst van boeren en tuinders zeker te stellen. Hun verdienvermogen zal voor een belangrijk deel op een andere, stabiele leest geschoeid moeten worden om te kunnen voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen. De landbouw zal met name in kwetsbare gebieden (beekdalen,
1 Zie rapport Farmers of the future van het Joint Research Center (JRC) van de Europese Commissie. Xxxxxxxxx, 0000.
4
overgangsgebieden rond N2000 en veenweidegebieden met een grote vernattingsopgave)
extensiever van aard zijn dan nu. Maar meer dan nu zal de boer zelf het ‘hoe’ kunnen bepalen van het halen van maatschappelijke doelen. De boer heeft in 2040 vertrouwen in zijn eigen kunnen, is trots op zijn of haar bedrijf en de sector en beschouwt de overheid als betrouwbare partij.
Wij zien een landbouw voor ons die gebaseerd is op de natuurlijke draagkracht van het milieu en de natuur, een landbouw die een bijdrage levert aan streekeigen landschapskwaliteit, als basis voor herstel van biodiversiteit. Een grotere variatie aan gewassen en bedrijfsvoeringen op boerenbedrijven maakt de voedselproductie in ons land minder kwetsbaar voor externe invloeden. De Nederlandse veehouders blinken uit in het houden van gezonde, robuuste dieren die worden gehouden in een omgeving met respect voor de intrinsieke waarde van het dier. Klimaatverandering is voor de agrarische sector niet alleen een gevaar maar ook een kans. Denk aan het ontwikkelen van watersysteemdiensten en het ontwikkelen van droogte- en zouttolerante gewassen en rassen.
De afgelopen jaren is het bewustzijn gegroeid dat niet alle gewenste grondstoffen en inputs continu en voor acceptabele prijzen beschikbaar zijn. Zowel op lokaal als op nationaal, Europees en mondiaal niveau zullen we richting 2040 dus de bakens moeten verzetten. Dit zal zich onder meer moeten richten op precisiebemesting, efficiënt gebruik van mineralen in dierlijke mest en hergebruik van humane afvalstromen en fecaliën. Veevoer zal bestaan uit restproducten uit de voedingsindustrie, plantaardige producten die niet geschikt zijn voor humane consumptie, alternatieve eiwitbronnen als eiwit uit geraffineerd gras, diermelen, insecten en veldbonen; de import van veevoergrondstoffen uit derde landen wordt afgebouwd. Water gaan we nog beter benutten en gebruiken. De verwachting is dat de vraag naar dierlijke producten de komende jaren zal afnemen naarmate de ‘eiwittransitie’ vordert, consumentengedrag verandert en er betere, smakelijke plantaardige alternatieven op de markt komen.
Kringlooplandbouw is het kompas voor de ontwikkeling die de Nederlandse landbouw de komende decennia zal doormaken: kern is het sluiten van de plantaardige en dierlijke kringlopen op verschillende schalen. Het gaat om het tegelijkertijd realiseren van een beter verdienvermogen voor boeren en tuinders, én minder schadelijke emissies naar bodem, lucht en water, én om vergroting van de biodiversiteit, verbeteren bodemkwaliteit en verminderen verspilling grondstoffen. In kringlooplandbouw kunnen dieren een dragende rol hebben en zij worden respectvol behandeld. Zo ontstaat een landbouwsysteem dat niet meer tegen de grenzen aanloopt, maar uitgaat van een vruchtbare bodem en gezonde gewassen en dieren.
De lokale afzet, korte ketens en boerderijverkoop is in 2040 gegroeid. Daardoor is het direct contact tussen boeren, tuinders en de consument toegenomen, de kloof tussen boer en burger verkleind en onderlinge kennis en begrip vergroot. Daarnaast geven supermarkten en andere leveranciers in Nederland geproduceerde producten de komende decennia nadrukkelijk steeds meer voorrang. Om verduurzaming werkelijk te laten slagen, wordt het frame van ‘altijd de laagste prijs’ los gelaten.
Maar tegelijk blijft Nederland een land van hoge kosten: grond en arbeid zijn duur, en dat zal ook in 2040 nog zo zijn. Onze kracht putten we daarom uit de noodzaak om zo effectief en efficiënt mogelijk te produceren, in balans met de natuur. Voortdurend innovatie is de motor voor de verduurzaming van de sector en het versnellen van de landbouwtransitie. Nederland zal ook in de toekomst voorop blijven lopen op het gebied van digitalisering, precisielandbouw, verbeterde staltechnieken, mestverwerking, managementmaatregelen en het sluiten van kringlopen. Maar ook in het opzetten van hele nieuwe productieketens, bijvoorbeeld rond energie, biobased materialen en de landbouwsector als toeleverancier voor de circulaire economie. Voor de toekomst zijn de verwachtingen hoog van wat de ontwikkeling van biotechnologie kan betekenen, bijvoorbeeld voor
5
het ontwikkelen van planten en zaden die minder gewasbescherming nodig hebben, resistenter zijn tegen ziektes, beter gedijen in droogte of juist in natte gebieden. Kansen genoeg dus om de positie van Nederland als exporteur van kennis en kunde om de wereld te voeden en technologie de komende decennia verder uit te bouwen. Overigens gaat het niet alleen om technische innovatie, maar ook om bedrijfsmanagementinnovaties, systeeminnovaties en om het uitfaseren van oude oplossingen.
Wat betekent dit voor de boer en tuinder?
Om te beginnen: er is geen uniform toekomstbeeld. Juist niet! De toekomst wortelt in het verleden en heden. Er zijn grote verschillen in landschap, historie, cultuur en sociale structuur in gebieden, en tussen mensen kortom in identiteit. Die diversiteit kunnen en willen we benutten als we de weg naar de toekomst inslaan. De landbouwstructuur verschilt per gebied: het verschilt welke deelsectoren dominant zijn, hoe de bedrijfsstructuur eruit ziet, hoe de ketens zijn georganiseerd. Maar ook de opgaven voor natuur, klimaat en water zijn sterk gebieds(landschaps)bepaald en daarmee ook de opgaven waarvoor de landbouw zich gesteld ziet.
En ondernemers verschillen ook in hun persoonlijke drives en kwaliteiten. Iedere boer zal zijn/haar eigen weg moeten en willen vinden. Er zijn op weg naar de landbouw van 2040 wel enkele hoofdwegen te onderscheiden.
1 – Hightech Gesloten
In het ‘hightech gesloten’ pad zijn omgevingsfactoren goed en maximaal te controleren. Er wordt gewerkt met min of meer gesloten systemen zoals stallen of kassen waarbij plant en dier beperkt in contact staan met de open omgeving en zodoende externe invloeden van weer, mens, dier en natuur. Het zijn hoogproductieve systemen waarbij inputs (voer, mest, diergeneesmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen) en outputs (planten, dieren, nevenstromen) maximaal gestuurd worden. Dit leidt tot zeer hoge efficiency, minimale emissies en goede mogelijkheden tot hergebruik van nevenstromen. Er zijn veelal hoge investeringen vereist en er bestaat een grote afhankelijkheid van de financiële sector, toeleveranciers en verwerkers. Dit pad zal uitdagingen hebben en houden rondom sociale en landschappelijke inbedding van bijvoorbeeld stallen, kassen, tunnel- of teeltvoorzieningen. Kennisontwikkeling, innovatieve netwerken en ketenintegratie spelen een grote rol.
2 – Hightech Open
Kenmerkend voor dit systeem is dat (een groot deel van) de activiteiten in de open lucht plaatsvinden. Er ligt een zeer sterke focus op de kwaliteit van de bodem en het terugdringen van de emissies naar de lucht en het water. Om te sturen op minimale emissies zijn onder andere de inzet van precisietechnieken (robots, vast rijpaden, plaats/tijd/gewas-specifieke bemesting en gewasbescherming), veredeling en genetica (bij zowel plant als dier) noodzakelijk. Samenwerking tussen dierlijke en plantaardige sectoren (net als het gebruik van humane nevenstromen) kan een verdere kringloopsluiting bevorderen. In de open grond kunnen ook maatschappelijke diensten worden uitgevoerd, mits deze passen. Omdat veel investeringen en inputs vereist zijn, is een hoge output ook hier noodzakelijk. Combinatie met bijvoorbeeld water- of koolstofopslag zijn in dit systeem zeker mogelijk. Kennisontwikkeling, innovatieve netwerken en ketenintegratie spelen ook hier een grote rol.
6
3 – Biologisch plus
Zeker vanuit Europa wordt doorontwikkeling van de biologische landbouw sterk gestimuleerd. Om het onderscheidend vermogen van de biologische sector te behouden is verdere doorontwikkeling noodzakelijk, met name voor wat betreft de reductie van de uitstoot van ammoniak en vermindering van de klimaatvoetafdruk. De nadruk op agro-ecologie is wellicht sterk onderscheidend. Over de inzet van gentechnologie zullen heldere afspraken met veredelaars en gebruikers van gentechnologie moeten worden gemaakt, opdat de biologische sector en consument zijn keuzevrijheid behoudt.
Naast de aandacht voor natuur en milieu kent deze sector een positieve beoordeling in relatie tot de sociale kant van de landbouw. Een omschakelfonds voor de aanloopkosten naar biologisch blijft noodzakelijk. Koppelingen met bijvoorbeeld multifunctionele landbouw en/of natuur- en landschap liggen voor de hand. Daarnaast is actie nodig om de consumenten te motiveren te kiezen voor biologische producten. Alleen als de vraag toeneemt ontstaat er ruimte voor ondernemers om te kiezen voor biologische productie.
4 – Maatschappelijk
Focus op elementen als zorg, recreatie en educatie. Maar ook de productie van energie kan hieronder geschaard worden. Deze ontwikkelrichting weet bruggen te slaan tussen voedselproductie, beleving van het landelijk gebied en de relatie tussen de sector en de burger/consument. Juist ook in en rondom stedelijk gebied biedt dit volop kansen. Grote uitdaging is de hoeveelheid regels en voorschriften die een inpasbare inbedding van landbouw enerzijds en de verbrede maatschappelijke activiteit anderzijds lastig maken.
5 – Natuur & Landschap
Boeren en tuinders zetten hier beheer van natuur en landschap centraal. Uiteraard zijn daarbij landbouwkundige activiteiten noodzakelijk: van extensieve begrazing tot terrein-, maai- en wildbeheer. Er wordt samengewerkt in regionale collectieven en coöperaties. De wil en het vermogen tot samenwerking met onder andere natuurorganisaties en landschapsbeheerders is een vereiste. Voor door ontwikkelen zijn langdurige pachtvormen cruciaal. De boer moet via langjarige contracten betaald krijgen voor het beheer van de grond. Dit vergt een omkering in denken bij
boeren maar vooral ook bij overheden en (natuur)terreineigenaren en TBO’s. De vraag is waar de noodzakelijke marktconforme vergoeding vandaan moet komen: van de overheid of vanuit de markt?
Wat is nodig om de bestemming 2040 te kunnen bereiken?
De beleidsinzet voor de lange termijn moet zijn dat overheden duidelijk zijn over wát bereikt moet worden, en het zoveel mogelijk aan de ondernemer te laten hóe hij of zij dat wil doen, mits doelbereik zeker is gesteld. Producenten hebben de vrijheid om binnen de maatschappelijke randvoorwaarden (en bij vraag vanuit de markt) te produceren. Daarbij kunnen randvoorwaarden tussen gebieden verschillen, zodat vrijheidsgraden voor de landbouw per gebied anders kunnen zijn.
Een boer kan alleen zijn bedrijfsvoering veranderen als de hele voedselketen (mee) verandert. De rol van de keten is dus cruciaal. In het Landbouwakkoord wordt afgesproken hoe vanuit de keten boeren ondersteund worden bij het (verder) verduurzamen van hun bedrijven, onder andere door het bieden van eerlijke prijzen voor duurzame producten en diensten, passende financiering en ook door het bieden van langjarige contracten en het stimuleren van de duurzame consumentenvraag.
Daarnaast heeft ook de overheid een belangrijke rol: het ondersteunen van innovatie, het stimuleren van de markt voor hoogwaardige producten, het borgen van gezond en veilig voedsel, het aanjagen
7
van de productie van biobased grondstoffen en het financieel belonen van maatschappelijke diensten door de landbouw, zoals natuur en landschapsbeheer.
Een ondernemer maakt onderdeel uit van een gebied/omgeving: een gebiedsgerichte benadering met ruimte voor maatwerk is daarom noodzakelijk. Boeren hebben in wezen behoefte aan drie zaken: duidelijke doelen voor de lange termijn, ruimte om te kunnen ondernemen en ondersteuning om te kunnen verduurzamen. Belangrijk is dat de landbouw letterlijk ruimte houdt: landbouwgronden moeten afdoende planologisch beschermd worden om ze te behouden voor de landbouw en voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. De gebiedsprocessen moeten ruimtelijke duidelijkheid opleveren over landbouwgronden in verschillende typen gebieden.
Het Landbouwakkoord kan en hoeft niet alomvattend te zijn, maar moet wel alle grote vraagstukken voor agrarische ondernemers adresseren. Daarom worden in het Landbouwakkoord kwalitatieve en kwantitatieve afspraken gemaakt over voer, mest, bodem, pacht en dierenwelzijn, en over wat er nodig is aan ondersteuning en instrumenten om de route naar kringlooplandbouw kansrijk te maken. Om ‘de gehele bocht’ in één keer te maken, is het daarnaast van belang in het Landbouwakkoord ook afspraken te maken over gewasbescherming, dierziekten en zoönosen, volksgezondheid, geur en fijnstof.
8
PERSBERICHT
Sectortafels Landbouwakkoord uit de startblokken
Vanaf de tweede week van januari 2023 beginnen de zogeheten sectortafels in het kader van het Landbouwakkoord met hun startbijeenkomsten. Er worden zes tafels ingericht rond verschillende agrarische sectoren: de akkerbouw, de melkvee- en kalverhouderij, de pluimveehouderij, de varkenshouderij, de (glas)tuinbouw en sierteelt en andere en kleinere sectoren. Naast agrarische organisaties uit deze sectoren zijn ook relevante ketenpartijen, natuur- en milieuorganisaties en overheden uitgenodigd.
De sectortafels moeten als de inhoudelijke motor van het Landbouwakkoord gaan functioneren. Zij krijgen de opdracht mee om voorstellen en oplossingen aan te dragen rond de vraag wat er moet gebeuren om in 2040 een vitale agrarische sector in Nederland te hebben, met een gezond en duurzaam verdienvermogen en binnen de gestelde kaders op het gebied van onder meer natuur, klimaat, bodem en water. De komende periode zullen de tafels meerdere keren bij elkaar komen om hun bijdrage aan het Landbouwakkoord te leveren. De hoofdtafel zal zorgen voor de integratie van alle sectorvisies en deze ook weer terugleggen bij de sectortafels.
Breed Landbouwoverleg
Om te zorgen voor bredere inbreng vanuit boerenorganisaties voor het Landbouwakkoord heeft op 21 december jongstleden een ‘Breed Landbouwoverleg’ plaatsgevonden. Zo’n vijftig vertegenwoordigers van zeer diverse agrarische organisaties zoals vakbonden, vakgroepen en andere belangenbehartigers werden bijgepraat over het doel en de inrichting van het Landbouwakkoord. Daarnaast gingen zij met elkaar in gesprek over het perspectief voor de sector in 2040. Het is de bedoeling om de komende tijd met deze groep de bouwstenen voor het Landbouwakkoord te bespreken en te toetsen of de goede wegen worden ingeslagen.
Ketenpartijen
De hoofdtafel bestaat nu uit vier agrarische koepelorganisaties (LTO Nederland, Agractie, NAJK, Biohuis), natuurorganisatie LandschappenNL, de provincies (IPO) en het ministerie van LNV. Er is nog voorzien in de vertegenwoordiging van de ketenpartijen, waarvoor de hoofdtafel heeft besloten nu het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) en de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) uit te nodigen. Vanwege de diversiteit aan ketenpartijen is het lastig om één vertegenwoordiger aan tafel te krijgen, maar met de retail en de voedselproducenten komen twee sectoren aan tafel die cruciaal zijn voor het verdienmodel van agrarische ondernemingen. De ketenpartijen zullen ook via een ketenoverleg worden betrokken bij het landbouwakkoord.
Reflectietafel
Er wordt ook gewerkt aan de inrichting van een reflectietafel. Aan die laatste tafel zitten experts met een juridische, economische, ecologische, bedrijfskundige (transities) en/ of maatschappelijke achtergrond. Zij zullen reflecteren op voorstellen, zelf ideeën aandragen en integraal toetsen op onder meer haalbaarheid.
Kaders en doelen Landbouw: natuur, water en klimaat
Niet onderhandelbare kaders en doelen | |||
EU wetgeving/internationale afspraken | Nationale wetgeving | Vastgesteld kabinetsbeleid | |
Natuur | Vogel en Habitat Richtlijn (VHR) doel: Gunstige staat van instandhouding. In voorbereiding: Verordening Natuurherstel met onder andere de eis dat van de habitats die nog niet in gunstige staat zijn in 2030 30% in gunstige staat moet zijn. | Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) bevat stikstofreductie doelen (zie volgende kolom) | In 2025 moet 40% van het areaal met stikstof gevoelige habitats binnen N2000 onder de kritische depositiewaarde liggen. In 2030 moet van het stikstofgevoelige areaal binnen Natura 2000-gebieden 74% onder de kritische depositie waarden (KDW) zijn gebracht. Dit wordt komend jaar omgezet in nationale wetgeving (WSN) Ten aanzien van het stikstofdoel voor 2030 zullen er twee ijkmomenten in 2025 en 2028 worden uitgewerkt (brief 25 november 2022) |
Wet natuurbescherming (Wnb) regelt dat de provincies ter bescherming van bijzondere soorten tot een landelijk samenhangend stelsel van natuurgebieden moeten komen, het Natuurnetwerk Nederland (NNN) | In 2030 moet 37.400 ha nieuw bos gerealiseerd zijn (brief bossenstrategie 18 november 2020) In 2027 moet ter invulling van de Wnb de resterende opgave natuurherstel netwerk Nederland gerealiseerd zijn, optellend tot 40.571 ha. Om de hoofddoelen te realiseren is in de startnotitie NPLG gekozen om een ondersteunende doelstelling op te nemen voor 10% (in 2050) groenblauwe dooradering in het landelijk gebied, waarvan de helft van de opgave in 2030 is gerealiseerd. | ||
Ter invulling van de VHR en de Kader Richtlijn Water (KRW) moeten in 2027 maatregelen zijn getroffen om de hydrologische condities voor Natura 2000 op orde te brengen (startnotitie NPLG) | |||
Water | KRW: Realisatie van alle maatregelen die nodig zijn voor doelbereik uiterlijk in 2027. Nitraatrichtlijn | De implementatie van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (inclusief addendum), de derogatiebeschikking |
7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (inclusief addendum) en derogatiebeschikking 2022-2025 In voorbereiding: Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen | Uitvoeringsprogramma gewasbeschermingsmiddelen | ||
Klimaat | De EU is in 2050 klimaatneutraal (Parijsakkoord) Om te voldoen aan de Global Methane Pledge dient met het NPLG in de veehouderij en akkerbouw een methaanemissiereductie van minimaal 3,82 Mton CO₂ eq. te zijn gerealiseerd in 2030. | Nationale (wettelijke) klimaatdoelstelling van ten minste 55% emissiereductie in 2030 (Klimaatwet) | Het Coalitieakkoord stelt als doel dat Nederland in 2050 klimaatneutraal is. Het Beleidsprogramma Klimaat (brief 2 juni 2022) is gericht op 60% CO2 -eq. emissiereductie in 2030 (conform coalitieakkoord). Om de nationale (wettelijke) klimaatdoelstelling emissiereductie in 2030 te realiseren heeft de landbouw een indicatief restemissiedoel van 18,9 Xxxx XX0 eq. in 2030 en het landgebruik een indicatief restemissiedoel van 1,8 – 2,7 Xxxx XX0 eq. in 2030. Voor de klimaatopgave landbouw (veehouderij en akkerbouw) wordt deze opgave via de aanpak van het NPLG geconcretiseerd. Voor de klimaatopgave glastuinbouw is een specifieke aanpak uitgewerkt (brief van 22 april 2022) De klimaatopgave landgebruik bestaat onder andere uit: - Veenweideaanpak. Emissiereductieopgaven broeikasgassen veenweiden voor 6 provincies - Bossenstrategie. In 2030 moet 37.400 ha nieuw bos gerealiseerd zijn - Koolstofvastlegging door duurzaam beheer van landbouwbodems In het voorjaar 2023 wordt een besluit genomen over definitieve restemissiedoelen |
NB 1 Naast bovengenoemde doelen staan in het NPLG zogenaamde structurerende keuzes (waaronder het instellen overgangsgebieden, bufferstroken langs beekdalen op hoge zandgronden, verhogen van de peilopzet in veenweiden en beschermen van bruikbare landbouwgrond). In het ontwikkeldocument NPLG staat hierover dat deze “ordenende principes bevatten, die richting geven aan de ruimtelijke inrichting. Daarmee beschrijft het NPLG de richting voor de ruimtelijke uitwerking van de gebiedsprogramma’s door de provincies.”
NB 2 De brief Water en Bodem sturend brief bevat structurerende keuzes (waaronder het creëren van ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water, vrijhouden van ruimte voor dijkversterkingen en besparen van water door drinkwatergrootverbruikers) die betrekking hebben op landelijk gebied en vallen onder het principe van comply or explain.
Kaders en doelen kringlooplandbouw
Niet onderhandelbare kaders en doelen | Ter bespreking in landbouwakkoord | ||
EU wetgeving | Vastgesteld kabinetsbeleid | Inzet Kabinet | |
Veevoer | Afspraken maken de ketenpartijen over het gebruik van reststromen en de herkomst van diervoedergrondstoffen (brief 25 november 2022) | ||
Mest | Grondgebondenheid in de melkveehouderij wordt wettelijk vastgelegd en vanaf 2032 van kracht. | Voor niet grondgebonden sectoren hoogwaardige mestverwerking via een mestverwerkingsplicht (brief 25 november 2022). | Vanaf 2032 voor de melkveehouderij conform brief van 25 november jl.: - een bovennorm uitgedrukt in aantal GVE/ha gebaseerd op de totale stikstof- en fosfaatgebruiksnormen (vwb stikstof inclusief de ruimte die ingevuld kan worden door kunstmestvervangers uit dierlijke mest). - een afstandscriterium voor het plaatsen van mest - afspraken over het behouden en stimuleren van grasland. De grondbank kan worden ingezet om boeren, die als gevolg van de norm voor grondgebondenheid moeten extensiveren, te ondersteunen |
Bodem | In 2030 worden alle landbouwbodems duurzaam beheerd en wordt jaarlijks extra koolstof in minerale landbouwbodems opgeslagen ten behoeve van het klimaat | In het Landbouwakkoord kunnen partijen afspraken maken hoe boeren worden ondersteund in het duurzaam beheren van landbouwbodems. | |
Pacht | Langlopende pacht wordt de nieuwe standaard. Daarmee worden afspraken over duurzaamheid beter en makkelijker mogelijk (brief 25 november 2022). | ||
Dierenwelzijn | Het convenant dierwaardige veehouderij dient als basis voor |
wetgeving die nog deze kabinetsperiode gereed moet zijn. |
Beste aanwezigen,
Wij kijken terug op een vruchtbare eerste brede landbouwtafel op 21 december 2022 bij de Boerinn in Kamerik. Er was een brede afspiegeling vanuit de agrarische sector aanwezig die inhoudelijke input heeft geleverd voor het landbouwakkoord. Deze input nemen wij mee naar de discussies aan de hoofdtafel en de sectortafels.
We begonnen de dag met een opening door voorzitter Xxxxxx xx Xxxx en een welkom door minister van LNV Xxxx Xxxxx. De minister benadrukte het belang van jullie inbreng en het belang dat hij hecht aan dit landbouwakkoord. Iedereen werd uitgedaagd zijn inbreng op constructieve wijze te geven en aan die opdracht is met verve voldaan. Daarbij viel ons ook op dat ondanks de verschillende perspectieven op de toekomst van de landbouw er veel respect voor elkaars standpunten was.
De inbreng was uiteraard nog op hoofdlijnen, omdat we aan het begin van het proces staan. Onderschat echter niet wat het belang is van jullie inbreng, omdat de thema’s die aan de orde kwamen agenderend zijn voor de rest van het proces.
Wat wij gehoord hebben
We hebben zoals gezegd veel gehoord en de weergave hier doet geen recht aan de diverse inbreng. Toch vielen ons enkele thema’s op die we graag met jullie delen. We hebben eerst met elkaar gesproken over beelden die we hebben bij de landbouw in 2040.
De landbouw voldoet aan de milieunormen
In 2040 voldoet de Nederlandse landbouw aan de dan gevraagde milieunormen. Dat zal deels via natuurinclusieve werkwijze gaan, afhankelijk van de ligging van bedrijven en deels via high tech innovatieve oplossingen.
De boer en tuinder aan het roer
Door bedrijfsgerichte doelsturing is de agrarische ondernemer zelf aan het roer om via gerichte managementmaatregelen op zijn of haar wijze te voldoen aan de doelen. Dat kan in 2040 ook, omdat de druk op de landbouw is verminderd en er meer ruimte is ontstaan. De overheid vertrouwt op de deskundigheid van de boer.
De landbouw is een aantrekkelijke sector om in te werken
Dat betekent dat bedrijfsopvolging aantrekkelijk is, zowel financieel als qua werkplezier. Daarnaast moet het mogelijk zijn voor een nieuwe generatie agrarische ondernemers om in te stappen en voor werknemers dient het een fijne werkomgeving te zijn. Men werkt met trots in de landbouw.
Financieel gezonde landbouw
In 2040 zal landbouw nog steeds exporteren, maar de balans zal meer liggen op Noordwest Europa. De landbouw richt zich op een mix van maatschappelijke toegevoegde waarde en opereert daarnaast marktgericht en heeft een sterkte positie in de keten. De invulling zal per gebied en bedrijf verschillen.
Daarna hebben we met elkaar gesproken over de randvoorwaarden om daar te komen, kortom ‘wat is daarvoor nodig?’.
Voldoende beschikbare grond
Dat is een zorgpunt dat door meerdere mensen en groepen is benoemd, zowel in totale omvang aan beschikbare agrarische grond als in de onderlinge concurrentie tussen akkerbouw en grasland.
Andere meststoffen en gewassen
Weerbare teelten en groene meststoffen moeten meer hun weg naar de bedrijven vinden.
Robuust en faciliterend overheidsbeleid
Er is een expliciete wens naar juridische zekerheid. De overheid moet alles in het werk stellen om langjarige duidelijkheid te scheppen zodat ondernemers weten waar ze aan toe zijn en hun koers kunnen bepalen.
Marktmeester
Voortkomend uit de discussie rond een eerlijk speelveld in de EU en binnen handelsverdragen kwam het idee van een marktmeester aan de orde. Het is voor ondernemers van belang dat hun duurzame inzet wordt gewaardeerd en geen oneerlijke concurrentie ondervinden van niet- duurzame producten.
Er zijn nog meer en ook concretere thema’s aan de orde gekomen, maar met de opsomming hebben wij geprobeerd recht te doen aan thema’s die wij op meerdere tafels zagen terugkomen.
Hoe het proces er verder uit ziet
We hebben met elkaar afgesproken dat we de brede landbouwtafel eens in de ongeveer zes weken bijeen brengen. De eerstvolgende voorzien wij in begin februari. Dan zijn de sectortafels gestart en kunnen we wellicht al enkele sector overstijgende thema’s met jullie bespreken die om nadere uitwerking vragen.
Nogmaals dank voor jullie inbreng. Fijne feestdagen en tot in 2023, Met vriendelijke groet,
Xxxxxx xx Xxxx Xxxxxxxxxx
Brede landbouwtafel II
14 februari 2023 13.30 – 16.30 Xxx xxx Xxxx, Xxxxxxx
00. Opening door voorzitter 13.30 – 13.45
02. Voortgang sectortafels 13.45 – 15.15
a. 5-10 minuten presentaties per sectortafel
i. Varkenshouderij
ii. Pluimveehouderij
iii. (glas)tuinbouw
iv. Akkerbouw
v. Melkveehouderij
vi. kleinere dierlijke sectoren
vii. MFL
b. Vragen ronde
i. Presenatoren in panel
03. Pauze 15.15 – 15.30
04. Bespreking sector overstijgende thema’s 15.30 – 16.15
Grond en ruimtelijke ordening
Innovatie en kennis en Doelsturing en stoffenbalans
Markt en keten
Ecosysteemdiensten/agrarisch natuur- en landschapsbeheer
05. Afsluiting door voorzitter 16.15 – 16.30
Presentatievorm per sectortafel: deelnemer uit de sectortafel presenteert:
- Wie zitten er aan de sectortafel?
- Wat zijn de vijf thema’s die uit fase 1 zijn gekomen?
- Welke dilemma’s liggen nu op tafel?
- Wat heeft de sector van andere sectoren nodig?
- Welke sector overstijgende vraagstukken komen er naar voren?
Bespreking sector overstijgende thema’s
- 5 groepen o.l.v. leden secretariaat
- Gemixte deelnemers (dus uit verschillende sectoren)
- Vooraf vastgestelde thema’s (o.b.v. input sectortafels)
- Werkwijze
o Definieer kansen en belemmeringen thema’s
o Wat moet er wel en niet over afgesproken worden in landbouwakkoord
o Wie neemt welke verantwoordelijkheid
Intern gebruik