SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 07/02
Arbitraal xxxxxx in de zaak van:
A.
wonende te Z., eiser,
gemachtigde: mr. X.X.X. xxx xxx Xxxx; tegen:
ziekenhuis B., gevestigd te Y, verweerster,
gemachtigde: mr. drs. K.M. Breuker.
Partijen worden hierna aangeduid als eiser en de Stichting.
1. De procedure
1.1 Op 5 juli 2007 heeft het Scheidsgerecht een tussenvonnis gewezen. De inhoud hiervan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
1.2 Het aanvankelijk op 22 augustus bepaalde getuigenverhoor heeft geen doorgang gevonden. Op die datum zijn beide partijen gehoord door de voorzitter van het Scheidsgerecht over het bezwaar van eiser tegen het verhoor van twee getuigen buiten zijn aanwezigheid en is de verdere gang van zaken in de procedure met partijen besproken.
1.3 Op 19 september zijn, met instemming en in aanwezigheid van beide partijen, te
Y. als getuigen aan de zijde van verweerster door de voorzitter met bijstand van de griffier xxxxxxx:
X., verpleegkundige
X., verpleegkundige
I., lid maatschap cardiologie
X., interim-manager Special Care tot medio oktober 2006
Van deze getuigenverhoren zijn, uitsluitend ten behoeve van de andere twee arbiters, geluidopnamen gemaakt. Alle betrokkenen hebben hiermee ingestemd.
1.4 Op 17 oktober is te Utrecht één getuige aan de zijde van de Stichting en zijn twee getuigen aan de zijde van eiser gehoord:
Dr. X., secretaris stafbestuur, klinisch chemicus K., IC-verpleegkundige
X., voorzitter medische staf tot 1 januari 2006, gastro-enteroloog
Ook van deze getuigenverhoren zijn met instemming van alle betrokkenen geluidopnamen gemaakt, uitsluitend bestemd ten behoeve van het Scheidsgerecht.
1.5 De gemachtigden van partijen hebben bij brieven van 9, 11 en 16 oktober 2007 producties nagezonden. Een verzoek van eiser van 11 oktober om een geluidopname van een gesprek tussen eiser en twee leden van de maatschap cardiologie ter zitting voor het Scheidsgerecht af te spelen is door het Scheidsgerecht afgewezen. Xxxxx heeft ter zitting een zakelijk verslag gegeven van de inhoud van deze opname en een schriftelijke weergave hiervan overgelegd. Op 12 oktober heeft eiser een akte houdende vermeerdering van eis genomen. Het bezwaar van verweerster tegen de (te late) overlegging van producties door eiser heeft het Scheidsgerecht afgewezen.
1.6 Tevens hebben op 17 oktober partijen hun slotpleidooien gehouden. Bij het getuigenverhoor en de slotpleidooien is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Xxx xxx Xxxx, en vergezeld door zijn echtgenote. Namens de Stichting is verschenen drs. X., voorzitter van de Raad van bestuur, bijgestaan door xx. Xxxxxxx. De gemachtigden van partijen hebben aan de hand van pleitnota’s de wederzijdse standpunten toegelicht.
2. De verdere beoordeling
2.1 Het Scheidsgerecht verwijst naar en volhardt bij hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenvonnis van 5 juli 2007. Dit betekent ook dat niet wordt teruggekomen op het in rov. 4.2 van dit vonnis neergelegde oordeel met betrekking tot het medisch-inhoudelijk functioneren van eiser. Behoudens incidenten, over de betekenis waarvan partijen het niet eens zijn, is ook niet gebleken dat eiser in dit opzicht is tekortgeschoten .
2.2 Voor zover eiser bezwaren heeft aangevoerd tegen de bij de opzegging van de toelatingsovereenkomst gevolgde procedure, zijn deze niet steekhoudend. Uit de overgelegde stukken blijkt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gekregen zich tegen het voorgenomen besluit te verweren. Ook is komen vast te staan dat het stafbestuur is gehoord. Dat het stafbestuur, zoals is verklaard door zijn als getuige gehoorde secretaris, een eigen beperkte opvatting had over zijn rol in kwesties als deze en met name xxxxx hierover niet zelf vooraf heeft gehoord, kan daaraan niet afdoen. De Raad van Bestuur en het stafbestuur beschikten over informatie op grond waarvan een zorgvuldige besluitvorming mogelijk was.
2.3 Wat de in rov. 4.3 bedoelde kritiek op het functioneren van eiser betreft komt het Scheidsgerecht tot het volgende oordeel. Zoals door eiser is erkend, was zijn
functioneren in het ziekenhuis voorwerp van kritiek, in het bijzonder van verpleegkundig personeel en de teamleiding. Xxxxxx dan eiser meent ging het om tamelijk ernstige klachten en is niet gebleken dat hij zich de kritiek heeft aangetrokken. Integendeel, uit de verklaringen van getuigen en informanten komt het beeld naar voren dat eiser zich ongenaakbaar gedroeg en de klachten van het personeel niet serieus nam. Xxxxx kwam afspraken niet of niet tijdig na, werd als niet doortastend ervaren (ook door collega-medisch specialisten) en schoot in communicatief opzicht tekort. Hij ontbrak regelmatig bij de ochtendoverdracht en de ochtendvisite, liep vaak weg zonder beleid ten behoeve van de patiënt af te spreken en kwam meer dan eens te laat als hij werd opgeroepen voor een reanimatie. Xxxxx heeft het vertrouwen van het personeel ook ondermijnd door ongeloofwaardige verklaringen voor zijn gewraakte gedragingen te geven. Hoewel van een openlijke opzegging van het vertrouwen in eiser niet is gebleken, is wel komen vast te staan dat grote twijfel bestond over de adequaatheid van zijn functioneren, dat hij bij het personeel steeds minder vertrouwen had en dat de samenwerking met hem moeizaam verliep. In de brief van 21 mei 2006 van F. aan de clustermanager wordt gesproken van “stroeve” communicatie en van “onrust” op zijn afdeling. Verpleegkundigen raakten volgens hem door de houding van eiser steeds meer in een situatie, die uit medisch oogpunt als onverantwoord moet worden aangemerkt. F. heeft als getuige verklaard dat op 2 oktober 2006 in het gewraakte functioneren van eiser geen verbetering was gekomen, terwijl hij eiser er meermalen op had aangesproken. Hij achtte eiser oncorrigeerbaar. Dat blijkt ook uit het verslag van die bijeenkomst dat als productie is overgelegd.
2.4 Xxxxx heeft deze kritiek niet kunnen weerleggen. Hij heeft wel aannemelijk gemaakt dat niet iedereen de situatie even ernstig inschatte en dat ook door sommigen wel gedacht werd dat de problemen oplosbaar waren. Aan eiser kan ook worden toegegeven dat verweerster hem vóór 2 oktober 2006 geen schriftelijke waarschuwingen heeft gegeven en dat de kritiek op zijn functioneren ook niet in alle opzichten deugdelijk is onderzocht en schriftelijk vastgelegd. Dit zou het in zoverre voor hem inderdaad lastig maken zich hiertegen te verweren, doch daar staat tegenover dat uit de overgelegde stukken een beeld naar voren komt dat in het vervolgens gehouden getuigenverhoor is bevestigd. Xxxxx heeft zelf slechts twee getuigen voorgebracht van wie er één de zakelijke kritiek op eiser heeft onderschreven doch de daaraan verbonden consequenties te zwaar achtte omdat zij meende dat de kritiek met xxxxx had kunnen worden besproken. Uit het verslag van 30 mei 2006 blijkt overigens dat in het kader van de coaching de kritiek op eiser uitvoerig aan de orde is gekomen en door de maatschap werd herkend en onderschreven.
2.5 Verweerster heeft voldoende informatie, ook inhoudelijk, over het functioneren van eiser gekregen om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het vertrouwen in eiser zo gering was geworden dat hij niet langer in het ziekenhuis meer kon blijven werken. Daarbij speelt een rol dat een goede communicatie en vertrouwen op adequaat handelen juist in het specialisme van eiser een belangrijke rol spelen. Verweerster heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de in dit geval voor de
hand liggende weg om eerst pogingen te doen het functioneren van eiser te verbeteren geen zin meer had na de eerdere ervaringen, in het bijzonder na de periode van coaching die al had plaatsgevonden en die niet tot verbetering had geleid. Er was ook onvoldoende vertrouwen in verdere pogingen, omdat eiser klaarblijkelijk niet voldoende de ernst van de situatie inzag en erkende. Dit blijkt ook uit het feit dat op 25 juli 2007 nog een incident is gemeld dat erop wijst dat eiser zijn gedrag niet verbeterd had.
2.6 Voorts is komen vast te staan dat xxxxx enkele verpleegkundigen heeft xxxxxxxx met het verzoek voor hem te poseren bij de uitoefening van zijn hobby als fotograaf. De wijze waarop hij dit heeft gedaan acht het Scheidsgerecht onoorbaar. Xxxxx had als medisch specialist ook zonder enige waarschuwing moeten inzien dat het ongepast is jonge verpleegkundigen tijdens de nachtdienst met een dergelijk verzoek en met complimenten over hun uiterlijk te benaderen. Hij heeft op die wijze hun vertrouwen in hem ondermijnd en de samenwerking met hem bemoeilijkt. Uit de verklaringen van de daarover gehoorde getuigen blijkt dat zij het gedrag van xxxxx als een ernstige inbreuk op hun privé-leven hebben ervaren en als een belasting van de werkrelatie met xxxxx.
2.7 Ten slotte is ook voldoende komen vast te staan dat eiser geen toekomst meer heeft in het ziekenhuis van verweerster omdat de maatschap cardiologie geen enkel vertrouwen meer in hem heeft en niet meer met hem wenst samen te werken. Ook bij het verpleegkundig personeel ontbreekt de vertrouwensbasis die nodig is voor een goede samenwerking.
2.8 Op deze gronden moet de vordering tot nietigverklaring van de opzegging stranden.
Daarbij gaat het Scheidsgerecht voorbij aan het aanbod van eiser door middel van een bandopname van een gesprek dat hij in juni 2007 met de leden van de maatschap heeft gehad, te bewijzen dat de maatschap tegenover hem een ander standpunt heeft ingenomen dan de Stichting in dit geding naar voren brengt en dan blijkt uit de verklaring die een van de leden van de maatschap, mede namens de gehele maatschap, heeft afgelegd. In de eerste plaats is het Scheidsgerecht van oordeel dat van een zonder toestemming van betrokkenen gemaakte bandopname van een gesprek dat niet is bedoeld om naar buiten bekend te worden, geen gebruik gemaakt behoort te worden als bewijsmateriaal. In de tweede plaats hecht het Scheidsgerecht ook weinig waarde aan dit gesprek, omdat de maatschap bij monde van de getuige een duidelijk en niet voor misverstand vatbaar standpunt over eiser heeft bekend gemaakt dat haaks staat op de stellingen van xxxxx. In de gegeven omstandigheden kan in het midden blijven waarom leden van de maatschap zich tijdens bedoeld gesprek mogelijk anders hebben uitgelaten. Xxxxx heeft immers de getuige toen zij werd gehoord, niet met de inhoud van het door hem opgenomen gesprek geconfronteerd en daarmee zelf de mogelijkheid hierover opheldering te verkrijgen ongebruikt gelaten.
2.9 De opzegging van de toelatingsovereenkomst dient derhalve in stand te blijven. Het Scheidsgerecht acht geen reden aanwezig aan eiser een vergoeding naar billijkheid toe te kennen. In de eerste plaats zijn er voldoende zwaarwichtige gronden voor opzegging van de toelatingsovereenkomst gebleken en is de opzegtermijn in acht is genomen. In de tweede plaats moet het ontbreken van het vertrouwen in de samenwerking met eiser grotendeels aan zijn gedragingen worden toegerekend. Ten slotte kan ook niet worden aangenomen dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld of onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiser.
2.10 Er is reden de kosten te verdelen zoals hierna in het dictum is vermeld.
3. Beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het navolgende arbitrale vonnis:
3.1. De vorderingen van eiser worden afgewezen;
3.2. De proceskosten worden zodanig verdeeld dat iedere partij de eigen kosten draagt en dat beide de kosten van het Scheidsgerecht, bepaald op € 8.850,12, voor hun rekening nemen aldus dat ieder daarvan de helft verschuldigd is. Deze kosten zullen worden verhaald op de gestorte voorschotten.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht op 15 november 2007 door xx. X. Xxxxxxxxxxx, voorzitter, xx. X. Xxxxxxx Spruyt en mr. R.P.D. Kievit, arbiters, met bijstand van mevrouw mr. X.X.X. xx Xxxxx, griffier.