Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
HOOFDSTUK I Werkingssfeer van de Overeenkomst
Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
§ 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd de gewone en buitengewone belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totaal bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
§ 3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name : 1° in België :
a) de personenbelasting;
b) de vennootschapsbelasting;
c) de rechtspersonenbelasting;
d) de belasting der nietverblijfhouders;
e) de uitzonderlijke en tijdelijke solidariteitsbijdrage, met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting, (hierna te noemen "Belgische belasting");
2° in Zwitserland :
de belastingen van de Bondsstaat, de kantons en de gemeenten
a) op het inkomen (gehele inkomen, opbrengst van arbeid, opbrengst van vermogen, nijverheids en handelswinsten, vermogenswinsten en andere inkomsten), en
b) op het vermogen (gehele vermogen, roerend en onroerend vermogen, nijverheids en handelsvermogen, kapitaal en reserves en andere bestanddelen van het vermogen), (hierna te noemen "Zwitserse belasting").
§ 4. De Overeenkomst is niet van toepassing op de bij de bron geheven belastingen op winsten uit loterijen, spelen en weddenschappen.
§ 5. De Overeenkomst is ook van toepassing op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen wordt geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht, mede.
HOOFDSTUK II Begripsbepalingen
Artikel 3 Algemene bepalingen
§ 1. In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
1° a) betekent de uitdrukking "België" het Koninkrijk België en, in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij het nationale grondgebied alsmede de gebieden in zee onder de rechtsmacht van het Koninkrijk België;
b) betekent de uitdrukking "Zwitserland" de Zwitserse Bondsstaat;
2° betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", België of Zwitserland, al naar het zinsverband vereist;
3° omvat de uitdrukking "persoon" elke natuurlijke persoon, elke vennootschap en elke andere vereniging van personen;
4° betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die in de Staat waarvan zij inwoner is voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
5° betekenen de uitdrukkingen "ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
6° betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat wordt geëxploiteerd door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
7° betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
a) in België, de Directeurgeneraal der directe belastingen, en
b) in Zwitserland, de Directeur van de federale administratie der belastingen.
§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4 Inwoner
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere, soortgelijke omstandigheid; zij omvat eveneens de vennootschappen naar Belgisch recht, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die de aanslag van hun winsten in de personenbelasting ten name van hun vennoten hebben gekozen alsmede de vennootschappen onder gemeenschappelijke naam en de vennootschappen bij wijze eenvoudige geldschieting naar Zwitsers recht die hun plaats van werkelijke leiding in Zwitserland hebben. Deze uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat enkel aan belasting zijn onderworpen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen.
§ 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf I inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
§ 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf I inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
§ 4. Wordt niet geacht inwoner van een overeenkomstsluitende Staat te zijn voor de toepassing van dit artikel :
1° een persoon die, alhoewel hij aan de definitie van de paragrafen 1 tot 3 beantwoordt, slechts de schijnbare gerechtigde tot de inkomsten is, aangezien deze inkomsten in werkelijkheid - hetzij onmiddellijk hetzij middellijk door tussenkomst van andere natuurlijke personen of rechtspersonen - ten goede komen aan een persoon die zelf voor de toepassing van dit artikel niet als inwoner van die Staat kan worden beschouwd;
2° een natuurlijke persoon die in de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij volgens de bepalingen van de voorgaande paragrafen inwoner zou zijn, niet met alle inkomsten die in de regel volgens de belastingwetgeving van die Staat belastbaar zijn en uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, onderworpen is aan de belastingen die in de regel worden geheven.
Artikel 5 Vaste inrichting
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan een onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
§ 2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven,
b) een filiaal,
c) een kantoor,
d) een fabriek,
e) een werkplaats, en
f) een mijn, een olie of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
§ 3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie of montagewerkzaamheden maakt slechts een vaste inrichting uit indien de duur daarvan twaalf maanden overschrijdt.
§ 4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een "vaste inrichting" niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheid hebben te verrichten;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de leden a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
§ 5. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop § 6 van toepassing is - voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar
gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de §§ 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot die welke zijn vermeld in § 4 en die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden uitgeoefend, het niet mogelijk zouden maken overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf die inrichting als een vaste inrichting te beschouwen.
§ 6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
Wanneer een vertegenwoordiger voor een verzekeringsonderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens die onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming evenwel geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben.
§ 7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheert, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6 Onroerende inkomsten
§ 1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw of bosbedrijven daaronder begrepen), zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
§ 3. De bepalingen van § 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
§ 4. De bepalingen van de §§ 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7 Ondernemingswinst
§ 1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere Staat belastbaar maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van § 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke onderneming, zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
§ 3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten de kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van die vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar die vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
§ 4 a) Bij ontstentenis van een regelmatige boekhouding of andere bewijskrachtige gegevens die het mogelijk maken het bedrag te bepalen van de winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat die aan haar in de andere Staat gelegen vaste inrichting kunnen worden toegerekend, mag de belasting in die andere Staat onder meer volgens diens wetgeving worden gevestigd met inachtneming van de normale winsten van soortgelijke ondernemingen van die Staat, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden uitoefenen.
b) Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is, de aan een vaste inrichting toe te rekenen winsten te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet § 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de belastbare winsten te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het bekomen resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
§ 5. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
§ 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen winsten van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
§ 7. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in de andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 Zeevaart, Binnenvaart en Luchtvaart
§ 1. Winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 2. Winsten uit de exploitatie van schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 3. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaart of een binnenscheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
§ 4. Het bepaalde in § 1 is ook van toepassing op winsten verkregen uit de deelneming van een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
Indien :
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen de winsten die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10 Dividenden
§ 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :
a) 10 pct. van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap (niet zijnde een personenvennootschap naar Belgisch recht die de aanslag van haar
winsten in de personeelbelasting heeft gekozen) is, die onmiddellijk ten minste 25 pct. bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;
b) 15 pct. van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
§ 3. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Die uitdrukking betekent ook inkomsten - zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest - die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die inwoner zijn van België.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
§ 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de nietuitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op nietuitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de nietuitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winsten of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 Interest
§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, is in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 pct. van het brutobedrag van de interest.
§ 3. Niettegenstaande het bepaalde in paragraaf 2 is de in paragraaf 1 vermelde interest slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de uiteindelijk gerechtigde inwoner is, indien die interest wordt betaald :
a) in verband met de verkoop op krediet van een nijverheids- of handelsuitrusting of van een wetenschappelijke uitrusting,
b) in verband met de verkoop op krediet van goederen geleverd door een onderneming aan een andere onderneming, of
c) voor een niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde lening van welke aard ook, verstrekt door een bankinstelling.
§ 4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, met inbegrip van premies en loten op die effecten. Deze uitdrukking omvat noch boeten voor laattijdige betaling noch interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, tweede zin, als dividenden wordt behandeld.
§ 5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
§ 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap, of een inwoner van die Staat.
Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan en die de last van die interest draagt, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of vaste basis is gevestigd.
§ 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de werkelijke genieter of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op dit laatstbedoelde bedrag van toepassing.
In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat belastbaar, maar indien het daarboven uitgaande deel van de interest wordt begrepen in het belastbaar inkomen van de schuldenaar en deze een vennootschap is, mag de belasting die in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is van dit daarboven uitgaande deel wordt geheven, niet hoger zijn dan de belasting die van toepassing zou zijn indien de interest dividenden zou zijn waarop artikel 10 van toepassing is.
Artikel 12 Royalty's
§ 1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde van de royalty's is.
§ 2. De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent betalingen van welke aard ook als vergoeding voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio en televisie, van een octrooi, een fabrieks of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van nijverheids of handelsuitrusting dan wel wetenschappelijke uitrusting die geen onroerend goed is als bedoeld in artikel 6, en voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
§ 3. Het bepaalde in paragraaf 1 is niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
§ 4. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarover zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op dit laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat belastbaar, maar indien het daarboven uitgaande deel van de royalty's wordt begrepen in het belastbaar inkomen van de schuldenaar en deze een vennootschap is, mag de belasting die in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn van dit daarboven uitgaande deel wordt geheven, niet hoger zijn dan de belasting die van toepassing zou zijn indien de royalty's dividenden zouden zijn waarop artikel 10 van toepassing is.
Artikel 13 Vermogenswinsten
§ 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting
(alleen of te zamen met de gehele onderneming), of van die vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, van schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
§ 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts in zoverre als zij kunnen worden toegerekend aan die vaste basis.
§ 2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15 Nietzelfstandige beroepen
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn lonen, salarissen en andere, soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
§ 3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel, zijn beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal
verkeer wordt geëxploiteerd, of aan boord van een schip dat dient voor het vervoer in de binnenwateren, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16 Tantièmes
§ 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar. Dit geldt ook voor de beloningen van een gecommanditeerde vennoot in een vennootschap bij wijze van geldschieting op aandelen die inwoner is van België.
§ 2. Beloningen die de in xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx personen in een andere hoedanigheid van die vennootschap verkrijgen zijn echter overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 of van artikel 15, paragraaf 1, naar het geval, belastbaar.
Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars
§ 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 zijn inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film, radio of televisieartiest of musicus of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, slechts in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een, sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, zijn deze inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
§ 3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op inkomsten uit werkzaamheden van artiesten die grotendeels, onmiddellijk of middellijk, door middel van toekenningen uit openbare fondsen worden gesteund.
Artikel 18 Pensioenen
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
§ 2. Pensioenen, renten en andere al dan niet periodieke uitkeringen die door een overeenkomstsluitende Staat worden betaald -andere dan die ter zake van een vroegere dienstbetrekking aan militaire of burgerlijke oorlogsslachtoffers, aan militaire slachtoffers uit vredestijd en aan de rechthebbenden van de hierboven vermelde slachtoffers zijn slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19 Overheidsfuncties
§ 1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een publiekrechtelijke rechtspersoon daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel, die gemeenschap of rechtspersoon, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en indien de natuurlijke persoon een inwoner van die Staat is en :
(i) de nationaliteit van die Staat bezit, of
(ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
§ 2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een publiekrechtelijke rechtspersoon daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel, die gemeenschap of rechtspersoon, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon een inwoner van die Staat is en de nationaliteit ervan bezit.
§ 3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een publiekrechtelijke rechtspersoon daarvan.
De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel zijn evenwel van toepassing op beloningen en pensioenen die ter zake van gewezen diensten worden betaald door de volgende instellingen :
a) in België;
- de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
- de Regie van Telegrafie en Telefonie;
- de Regie van Posterijen;
b) in Zwitserland :
- de Zwitserse Federale Spoorwegen;
- de Zwitserse onderneming van Posterijen, Telefonie en Telegrafie;
- de Zwitserse Nationale Dienst voor Toerisme.
Artikel 20 Studenten
Bedragen die een student, een leerling of een voor een beroep in opleiding zijnde persoon, die onmiddellijk voor zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat is of was en die in de eerstbedoelde Staat verblijft uitsluitend om aldaar zijn studie of opleiding voort te zetten, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 21 Andere inkomsten
§ 1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
§ 2. Het bepaalde in paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, andere dan inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
Artikel 22 Voorkoming van het abusieve gebruik van de Overeenkomst
§ 1. Een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat en waarin personen die niet inwoner van die Staat zijn onmiddellijk of middellijk overheersende belangen hebben in de vorm van een deelneming of op een andere wijze, is op grond van de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 slechts gerechtigd tot vermindering van de belastingen welke in de andere Staat worden geheven van dividenden, interest en royalty's die uit die andere Staat afkomstig zijn, indien :
1° de rentedragende crediteurenrekeningen ten name van personen die niet inwoner van de eerstbedoelde Staat zijn, niet hoger zijn dan zes maal de som van het aandelenkapitaal (of het maatschappelijk kapitaal) en de zichtbare reserves; deze bepaling is niet van toepassing op banken van beide overeenkomstsluitende Staten;
2° de schulden die tegenover dezelfde personen werden aangegaan, niet rente dragen, tegen een tarief dat hoger is dan het normale tarief; het normale tarief wordt geacht te zijn.
a) voor België, het tarief van de interest die overeenkomstig de Belgische wetgeving als bedrijfslast wordt aangenomen;
b) voor Zwitserland, het tarief van de gemiddelde opbrengst van de door de Zwitserse Bondsstaat uitgegeven obligaties, verhoogd met twee punten;
3° ten hoogste 50 % van de desbetreffende inkomsten die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, worden gebruikt om verplichtingen (debetinterest, royalty`s voor licenties, kosten voor ontwikkeling, voor reclame, voor eerste inrichting, reiskosten, afschrijvingen van
goederen van elke aard met inbegrip van onlichamelijke goederen, werkwijzen, enz.) na te komen tegenover personen die niet inwoner van de eerstbedoelde Staat zijn;
4° de uitgaven met betrekking tot de desbetreffende inkomsten die uit de andere overeenkomstsluitende Slaat afkomstig zijn, uitsluitend door middel van die inkomsten worden betaald;
5° de vennootschap ten minste 25 % van de desbetreffende inkomsten die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, uitdeelt.
De verder reikende maatregelen die door een overeenkomstsluitende Staat werden of zullen worden genomen en die erop gericht zijn abusieve aanspraken op vermindering van de in de andere overeenkomstsluitende Staat bij de bron geheven belasting te voorkomen, blijven van toepassing.
§ 2. Een vennootschap die inwoner is van Zwitserland en waarin personen die niet inwoner zijn van Zwitserland onmiddellijk of middellijk overheersende belangen hebben in de vorm van een deelneming of op een andere wijze, is, zelfs indien zij aan de in paragraaf 1 gestelde voorwaarden voldoet, slechts gerechtigd tot vermindering van de belasting die België heft van interest of royalty's die uit België afkomstig zijn en die aan de vennootschap worden betaald, indien die interest of royalty's in het kanton waar de zetel van die vennootschap is gevestigd aan de kantonale belasting op het inkomen zijn onderworpen onder dezelfde of soortgelijke voorwaarden als zijn gesteld met betrekking tot de federale defensiebelasting.
Een familiestichting die inwoner is van Zwitserland is niet gerechtigd tot vermindering van de belasting die België heft van dividenden, interest en royalty's die uit België afkomstig zijn en die aan de familiestichting worden betaald, indien de stichter of de meerderheid van de begunstigden personen zijn die niet inwoner van Zwitserland zijn en indien de desbetreffende inkomsten voor meer dan één derde ten goede komen aan of ten goede moeten komen aan personen die niet inwoner zijn van Zwitserland.
§ 3. Het toezicht, de onderzoeken en de bevestigingen waarop de toepassing van de paragrafen 1 en 2 steunt, behoren tot de bevoegdheid van de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de genieter van de desbetreffende inkomsten inwoner is.
Indien de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit die inkomsten afkomstig zijn over gegronde aanwijzingen beschikt om de verklaringen die door de genieter van die inkomsten in de aanvraag om vermindering van belasting zijn verstrekt en door de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat zijn bevestigd, in twijfel te trekken, geven zij die aanwijzingen door aan de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat; deze laatste stelt een nieuw onderzoek in en deelt het resultaat ervan mede aan de bevoegde autoriteit van de andere Staat. In geval van blijvende meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten van beide Staten, zijn de bepalingen van artikel 26 van toepassing.
HOOFDSTUK IV Belastingheffing van het vermogen
Artikel 23 Vermogen
§ 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, is in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, is in die andere Staat belastbaar.
§ 3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, uit schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie daarvan worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK V Bepalingen tot vermijding van dubbele belasting
Artikel 24
§ 1. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden.
1° Indien een inwoner van België inkomsten, niet zijnde inkomsten als bedoeld in 2° en 3° hierna, ontvangt die volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in Zwitserland belastbaar zijn of vermogen bezit dat volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in Zwitserland belastbaar is, stelt België deze inkomsten of dat vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten of dat vermogen niet waren vrijgesteld.
2° Met betrekking tot dividenden die belastbaar zijn volgens artikel 10, paragraaf 2, en die niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge 3° hierna, interest die belastbaar is volgens artikel 11, paragraaf 2 of 7, en royalty's die belastbaar zijn volgens artikel 12, paragraaf 4, wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, onder de voorwaarden en tegen het tarief van die wetgeving verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten.
3° Indien een vennootschap die inwoner is van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap die inwoner is van Zwitserland en aldaar aan de belasting op inkomsten van vennootschappen is onderworpen, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die in Zwitserland volgens artikel 10, paragraaf 2, belastbaar zijn, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting in zoverre als vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner zouden zijn van België.
4° Indien volgens de Belgische wetgeving verliezen, welke een Belgische onderneming in een in Zwitserland gevestigde vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming werden gebracht, is de vrijstelling volgens 1° in België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend, in zoverre als deze winsten ook in Zwitserland door de verrekening van die verliezen van belasting werden vrijgesteld.
§ 2. In Zwitserland wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden.
1° Indien een inwoner van Zwitserland inkomsten, niet zijnde inkomsten als bedoeld in 2°, 3° en 4° hierna, ontvangt die volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in België belastbaar zijn of vermogen bezit dat volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in België belastbaar is, stelt Zwitserland deze inkomsten of dat vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag Zwitserland hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten of dat vermogen niet waren vrijgesteld.
2° Indien een inwoner van Zwitserland inkomsten ontvangt die volgens de bepalingen van de artikelen 10 en 11 in België belastbaar zijn, staat Zwitserland aan die inwoner op diens verzoek een vermindering van belasting toe.
Die vermindering bestaat :
a) in de verrekening van de overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10 en 11 in België betaalde belasting met de Zwitserse belasting op de inkomsten van die inwoner; het aldus te verrekenen bedrag mag echter niet hoger zijn dan het deel van de Zwitserse belasting, zoals deze werd berekend voor de verrekening, dat overeenstemt met de in België belaste inkomsten, of
b) in een forfaitaire vermindering van de Zwitserse belasting, of
c) in een gedeeltelijke vrijstelling van de desbetreffende inkomsten van de Zwitserse belasting, maar ten minste in de aftrek van de in België betaalde belasting op het brutobedrag van de uit België ontvangen inkomsten.
De vermindering bestaat evenwel in de aftrek van de in België betaalde belasting op het brutobedrag van de desbetreffende uit België ontvangen inkomsten, indien de genieter die inwoner is van Zwitserland, ingevolge de bepalingen van artikel 22, niet kan genieten van de in de artikelen 10 en 11 bepaalde vermindering van Belgische belasting op dividenden en interest.
Zwitserland zal de wijze van vermindering en de procedure vaststellen overeenkomstig de voorschriften betreffende de uitvoering van internationale overeenkomsten die door de Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting worden gesloten.
3° Indien een inwoner van Zwitserland royalty's ontvangt en ingevolge de bepalingen van artikel 22 niet kan genieten van de in artikel 12 bepaalde vermindering van Belgische belasting op die royalty's, verleent Zwitserland de aftrek van de in België betaalde belasting op het brutobedrag van de royalty's.
4° Indien een vennootschap die inwoner is van Zwitserland dividenden ontvangt van een vennootschap die inwoner is van België, geniet zij met betrekking tot de Zwitserse belasting op die
dividenden, dezelfde voordelen als die welke zij zou genieten indien de vennootschap die de dividenden betaalt een inwoner van Zwitserland zou zijn.
HOOFDSTUK VI - Bijzondere bepalingen
Artikel 25 Nondiscriminatie
§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichting waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die niet inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
§ 2. De uitdrukking "onderdaan" betekent :
a) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezit;
b) elke rechtspersoon, personenvennootschap en vereniging opgericht overeenkomstig de in een overeenkomstsluitende Staat van kracht zijnde wetgeving.
§ 3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
§ 4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 4, van toepassing zijn, worden interest, royalty's,en andere kosten, die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbaar vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht alsof het om schulden zou gaan die tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat werden aangegaan.
§ 5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 6. Geen enkele bepaling van dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat zij België belet het totaal bedrag van de winsten die kunnen worden toegerekend aan een Belgische vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van Zwitserland of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in Zwitserland heeft, aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door de Belgische wetgeving is bepaald; dit tarief mag echter niet hoger zijn dan het tarief dat in de regel van toepassing is op de winsten van vennootschappen die inwoner zijn van België.
§ 7. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke aard of benaming.
Artikel 26 Regeling voor onderling overleg
§ 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing, die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het intern recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 25, paragraaf l ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen een termijn van drie jaar vanaf de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst.
§ 2. Die bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat op te lossen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook onderling overleg plegen om maatregelen te overwegen ten einde een abusief gebruik van de Overeenkomst uit te sluiten.
Artikel 27 Uitwisseling van inlichtingen
§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen (welke overeenkomstig de belastingwetgevingen van beide Staten kunnen worden bekomen binnen het raam van de normale administratieve praktijk) uit die nodig zijn voor een juiste toepassing van deze Overeenkomst. Elke aldus uitgewisselde inlichting moet geheim worden gehouden en mag slechts worden ter kennis gebracht van personen die betrokken zijn bij de vestiging of de invordering van, de rechtspleging of de strafrechtelijke vervolgingen ter zake van de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Er worden geen inlichtingen uitgewisseld die een handels, bank, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen.
§ 2. In geen geval mogen de bepalingen van dit artikel aldus worden uitgelegd, dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen administratieve maatregelen te nemen die afwijken van zijn eigen reglementering of van zijn administratieve praktijk, of die in strijd zijn met zijn
soevereiniteit, zijn veiligheid, zijn algemene belangen of met de openbare orde, of bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens zijn eigen wetgeving of volgens die van de Staat die erom verzoekt.
Artikel 28 Diplomatieke vertegenwoordigers en consulaire ambtenaren
§ 1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen en van consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere akkoorden.
§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst, worden de leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of van een consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat, die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de Zendstaat bezitten, geacht inwoner te zijn van de laatstbedoelde Staat indien zij aldaar aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat.
§ 3. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging of van een consulaire post van een derde Staat, indien deze op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen niet als inwoner van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.
Artikel 29 Diverse bepalingen
§ 1. De bepalingen van deze Overeenkomst beperken niet de belastingheffing, volgens de Belgische wet, van een vennootschap die inwoner is van België, ingeval van inkoop van eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van het maatschappelijk vermogen.
§ 2. Geen enkele bepaling van de Overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat zij België belet, ten laste van personen andere dan inwoners van Zwitserland, de roerende voorheffing te innen welke overeenkomstig de bepalingen van de interne wetgeving is verschuldigd op inkomsten uit buitenlandse roerende waarden die op zijn grondgebied worden geïnd.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich, met het oog op de toepassing van de Overeenkomst, rechtstreeks met elkaar in verbinding.
§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij deze Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of verminderingen te genieten.
HOOFDSTUK VII Slotbepalingen
Artikel 30 Inwerkingtreding
§ 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
§ 2. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging en zij zal toepassing vinden :
1° in België :
a) op de bij wijze van inhouding bij de bron geheven belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar waarin de akten van bekrachtiging werden uitgewisseld;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar waarin de akten van bekrachtiging werden uitgewisseld;
2° in Zwitserland :
a) op de bij wijze van inhouding bij de bron geheven belastingen op inkomsten die worden betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar waarin de akten van bekrachtiging werden uitgewisseld;
§ 3. Het akkoord tussen de Belgische Regering en de Zwitserse Bondsraad met het oog op het vermijden van dubbele belasting op lucht en zeevaartondernemingen, gesloten bij wisseling van brieven op 5 december 1957 wordt opgeheven en houdt op toepassing te vinden op de belastingen waarop deze Overeenkomst ingevolge paragraaf 2 van toepassing is.
Artikel 31 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht; maar elke overeenkomstsluitende Staat, kan, tot en met de 30e juni van elk kalenderjaar met ingang van het derde jaar vanaf het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
1° in België :
a) op de bij wijze van inhouding bij de bron geheven belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar van de opzegging;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen voor 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op het jaar van de opzegging;
2° in Zwitserland :
a) op de bij wijze van inhouding bij de bron geheven belastingen op inkomsten die worden betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar van de opzegging;
b) op de andere belastingen geheven voor belastingjaren die eindigen voor 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op het jaar van de opzegging.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden van de twee Staten deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
Gedaan te Bern op 28 augustus 1978, in tweevoud, in de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.
Voor zijne Majesteit de Koning der Belgen :
X. XXXXXXXXX.
Voor de Zwitserse Bondsraad :
X. XXXXXX.