Contract
Scalda Stichting voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Dienst Bestuurlijke Ondersteuning |
Algemene Voorwaarden behorende bij de Praktijkovereenkomst |
Voorgenomen Besluit College van Bestuur d.d. 19 april 2022 Instemming Studentenraad d.d. 07 juni 2022
Besluit College van Bestuur d.d. 07 juni 2022
Tekstuele wijzigingen d.d.
Algemene Voorwaarden behorende bij de Praktijkovereenkomst 1
Gelet op:
- artikel 7.2.8 en 7.2.9 van de Wet Educatie en beroepsonderwijs (WEB) van 31 oktober 1995, waarin bepalingen staan met betrekking tot de beroepspraktijkvorming en de totstandkoming van de praktijk overeenkomst; vervangende praktijkplaats
- de gunstige beoordeling van het leerbedrijf door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) (als bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB)
In aanmerking nemende:
- dat onderricht in de praktijk van het beroep deel uitmaakt van elke beroepsopleiding conform de WEB;
- dat de student is ingeschreven bij de onderwijsinstelling op grond van een onderwijs overeenkomst;
- dat de door de student in het kader van deze overeenkomst te verrichten activiteiten een onderwijsleerfunctie hebben;
- dat indien de student naast de praktijkovereenkomst ook een arbeidsovereenkomst met het leerbedrijf heeft, heeft de student de juridische status van werknemer; als de bepalingen van de praktijkovereenkomst en de arbeidsovereenkomst in strijd zijn, dan gelden de bepalingen van de arbeidsovereenkomst;
- dat aan de beroepspraktijkvorming een praktijkovereenkomst tussen de onderwijsinstelling, het leerbedrijf en de student () ten grondslag dient te liggen.
Artikel 1 - inhoud beroepspraktijkvorming (bpv)
1. Uitgangspunt voor de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende onderwijs- en vormingsdoelen zoals die zijn opgenomen in het Onderwijs en examenreglement (OER). Aan de beroepspraktijkvorming ligt een inhoudelijk plan voor de beroepspraktijkvorming ten grondslag dat in het OER is opgenomen of waarnaar in het OER wordt verwezen. Het dient voor het leerbedrijf helder te zijn welk deel van de kwalificatie de student tijdens zijn bpv moet behalen.
2. Beroepspraktijkvorming maakt onderdeel uit van elke beroepsopleiding zoals bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (verder: SBB) erkend leerbedrijf op grondslag van een praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst worden afspraken over de beroepspraktijkvorming vastgelegd zodat de student in staat wordt gesteld de voor de kwalificatie/keuzedeel benodigde kennis en ervaring op te doen. De activiteiten die door de student in het kader van de praktijkovereenkomst worden uitgevoerd, hebben een leerfunctie.
3. Van de opleiding op basis van de herziene kwalificatiedossiers maken keuzedelen een onlosmakelijk onderdeel uit. Het volgen van keuzedelen en het afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang van of gedurende de opleiding keuzedelen. Dit wordt vastgelegd in de onderwijsovereenkomst. De student kan kiezen voor een keuzedeel dat in de beroepspraktijkvorming wordt ingevuld. In dat geval wordt dit geregistreerd op het bpv-blad dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van deze praktijkovereenkomst. Er kunnen meerdere keuzedelen bij één leerbedrijf worden gevolgd al dan niet aanvullend op de lopende praktijkovereenkomst.
Artikel 2 - Inspannings-)verplichting leerbedrijf
1. Het leerbedrijf stelt de student in staat om de afgesproken leerdoelen te behalen en zo zijn bpv te behalen. Het leerbedrijf draagt zorg voor voldoende dagelijkse begeleiding en opleiding van de student op de werkvloer.
2. Het leerbedrijf wijst een praktijkopleider aan die is belast met de begeleiding van de student tijdens de beroepspraktijkvorming. De student weet bij aanvang van de bpv wie de praktijkopleider is.
3. Het leerbedrijf verklaart zich bereid om beoordeling van de bpv door een functionaris van de onderwijsinstelling in het leerbedrijf mogelijk te maken.
4. De student wordt door het leerbedrijf in staat gesteld om tijdens de bpv-periode deel te nemen aan het onderwijs dat door de onderwijsinstelling volgens het geldende rooster wordt aangeboden evenals aan toetsen of examens.
5. Het leerbedrijf voorziet de student van de basisuitrusting die nodig is voor de bpv.
Artikel 3 - (Inspannings-)verplichting onderwijsinstelling
1. De onderwijsinstelling draagt zorg voor voldoende begeleiding door de bpv-begeleider. De student weet bij aanvang van de bpv wie zijn begeleider is.
2. De bpv-begeleider vanuit de onderwijsinstelling volgt het verloop van de beroepspraktijkvorming door het onderhouden van regelmatige contacten met de student en met de praktijkbegeleider van het leerbedrijf en bewaakt de voortgang en de aansluiting van de leerdoelen van de student op de leermogelijkheden in het leerbedrijf.
3. De onderwijsinstelling maakt het rooster tijdig bekend zodat de student en het leerbedrijf hier rekening mee kunnen houden.
4. De onderwijsinstelling heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling of de student die onderdelen van de kwalificatie die in de beroepspraktijkvorming zijn gevolgd, heeft behaald. De procedure van de beoordeling en de wijze van beoordeling van de bpv, staan beschreven in de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding.
5. De onderwijsinstelling neemt het oordeel van het leerbedrijf over de student mee als onderdeel van de beoordelinvan de student.
Artikel 4 - (Inspannings-)verplichting student
1. De student spant zich zo goed mogelijk in om zijn leerdoelen binnen de afgesproken termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de geplande einddatum die is opgenomen op het bpv-blad. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk de bpv te volgen, en op de met het leerbedrijf afgesproken dagen en tijden aanwezig te zijn, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden verwacht.
Artikel 5 -Tussentijdse wijzigingen
1. De praktijkovereenkomst (het bpv-blad) en meer in het bijzonder, de bpv-gegevens, en een addendum bij de praktijkovereenkomst, kunnen gedurende de bpv-periode met schriftelijke of mondelinge instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld.
2. Indien de wijziging van bpv-gegevens voortkomt uit een wijziging van het opleidingstraject van de student, dient daaraan een verzoek van de student om wijziging in het opleidingstraject en een aanpassing van de onderwijsovereenkomst vooraf te gaan.
3. De bpv-gegevens betreffende de opleiding in het kader waarvan de bpv wordt gevolgd, kunnen alleen worden
1 Voor de betekenis van de gebruikte begrippen: zie bijgevoegde begrippenlijst.
gewijzigd op verzoek van de student. Aan dit verzoek kan een overleg, dan wel advies van de onderwijsinstelling of het leerbedrijf vooraf gaan.
4. In geval van een tussentijdse wijziging van de bpv-gegevens, wordt het bpv-blad gedurende de looptijd van de bpv vervangen door een nieuw bpv-blad. Dit bpv-blad bevat de volledige, actuele bpv-gegevens van de student, ook als deze meerdere opleidingen parallel volgt.
5. De onderwijsinstelling stuurt het nieuwe bpv-blad zo spoedig mogelijk schriftelijk (op papier of digitaal) aan de student (en in het geval van minderjarigheid ook naar zijn/haar ouder(-s) of wettelijk vertegenwoordiger (-s)) en aan het leerbedrijf.
6. De student (en in het geval van minderjarigheid de ouder (-s) en/of wettelijk vertegenwoordiger (-s)) en het leerbedrijf worden in de gelegenheid gesteld om binnen 10 werkdagen na verzending van het nieuwe bpv-blad schriftelijk dan wel mondeling aan de onderwijsinstelling door te geven als de inhoud van het nieuwe bpv-blad niet correct is.
7. De student (en in het geval van minderjarigheid de ouder (-s) en/of wettelijk vertegenwoordiger (-s)) en het leerbedrijf kunnen een bezwaar in dienen bij de directeur van de dienst Informatievoorziening & studentenadministratie (IV&S) tegen een wijziging die verkeerd wordt doorgevoerd. Tot slot zal de dienst Informatievoorziening & studentenadministratie (IV&S) procedureel met zekerheid vaststellen dat het niet reageren van de student (en in het geval van minderjarigheid de ouder (-s) en/of wettelijk vertegenwoordiger (-s)) en het leerbedrijf op het voorstel voor de voorgenomen wijziging daadwerkelijk betekent dat de student (en in het geval van minderjarigheid de ouder (-s) en/of wettelijk vertegenwoordiger (-s)) en het leerbedrijf akkoord is met de voorgenomen wijziging.
8. Als de student (en in het geval van minderjarigheid de ouder (-s) en/of wettelijk vertegenwoordiger (-s)) en/of het leerbedrijf niet binnen de termijn van artikel 5.6 reageren, dan vervangt het nieuwe bpv-blad het vorige bpv-blad en wordt daarmee een onderdeel van de praktijkovereenkomst.
Artikel 6 - beoordeling
1. De onderwijsinstelling heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling of de student de doelen die behoren tot de beroepspraktijkvorming heeft gerealiseerd.
2. In de beoordeling betrekt de onderwijsinstelling het oordeel van het leerbedrijf.
3. De procedure van de beoordeling en de wijze van examinering staan beschreven in de OER van de opleiding. De student en het leerbedrijf hebben van dit document kennisgenomen.
4. De beoordeling van de beroepspraktijkvorming door de onderwijsinstelling en het leerbedrijf vinden plaats overeenkomstig het bepaalde in de onderwijs en examenregeling van de opleiding.
Artikel 7- werktijden
De werktijden van de student zijn in overeenstemming met de werktijden die gelden binnen het leerbedrijf waar de student is geplaatst en zijn in overeenstemming met relevante wet- en regelgeving.
Artikel 8 - examinering beroepspraktijkvorming
Het leerbedrijf verklaart zich bereid examinering van de beroepspraktijkvorming zo nodig op de praktijkplaats mogelijk te maken.
Artikel 9 – Gedragsregels, veiligheid en aansprakelijkheid
1. De student is verplicht de binnen het leerbedrijf geldende regels, voorschriften en aanwijzingen in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid in acht te nemen. Het leerbedrijf licht de student voor aanvang van de bpv over deze regels in.
2. De student is verplicht alles geheim te houden wat hem onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner kennis is gekomen of waarvan hij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs moet begrijpen.
3. Het leerbedrijf treft overeenkomstig de Arbeidsomstandighedenwet, maatregelen die gericht zijn op de bescherming van lichamelijke en geestelijke veiligheid van de student.
4. Het leerbedrijf is conform artikel 6:1702 en 7:6583, van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor schade die de student in de uitoefening van de werkzaamheden maakt en/of lijdt, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
5. Het leerbedrijf is aansprakelijk voor de schade die de student in de uitoefening van zijn werkzaamheden tijdens of in verband met de bpv toebrengt aan de (eigendommen van het) leerbedrijf of aan (de eigendommen van) derden, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
6. De onderwijsinstelling is gevrijwaard voor schade die is ontstaan aan de student, het leerbedrijf of derden in de uitoefening van de bpv.
7. De aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling is in alle gevallen beperkt tot de voorwaarden en de daarop gebaseerde dekking in de afgesloten verzekering van de onderwijsinstelling. Dit betekent dat die aansprakelijkheid beperkt is tot het uit te keren bedrag door de verzekeringsmaatschappij van de onderwijsinstelling.
8. De onderwijsinstelling heeft voor de student in de beroepspraktijkvorming (BPV) een ongevallenverzekering afgesloten die, behalve tijdens de beroepspraktijkvorming, ook dekking biedt gedurende één uur hiervoor en erna, of zoveel langer als het rechtstreeks komen naar en het gaan van de beroepspraktijkvormingsplaats naar huis of school vergt.\
Artikel 10 – vergoedingen en aanmelding uitvoeringsinstelling(en)
Afspraken over beroepspraktijkvormingsvergoedingen zijn een zaak tussen de student en het leerbedrijf. Indien er sprake is van een vergoeding wordt dit in de CAO of in het contractdeel c.q. het persoonlijke document van de praktijkovereenkomst uitgewerkt. Als de student een stagevergoeding ontvangt, is hij verzekerd voor de ZW en gelden de normale regels voor inhoudingen op het loon. Het leerbedrijf meldt de student, voor zover nodig, aan bij het UWV en de Belastingdienst.
2 Voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, is degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.
3 De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
Artikel 11 - afwezigheid
1. In het geval van afwezigheid handelt de student in eerste instantie volgens de hiervoor geldende regels van het leerbedrijf. Daarnaast stelt de student ook de onderwijsinstelling op de hoogte van zijn afwezigheid.
2. De regels met betrekking tot afwezigheid zoals gesteld in de onderwijsovereenkomst worden door de student en het leerbedrijf gerespecteerd (zie hiervoor xxx.xxxxxx.xx en MijnScalda)
Artikel 12 - seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld
1. De organisatie treft maatregelen die gericht zijn op de bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de student en ter voorkoming of bestrijding van vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld.
2. Indien een student in het leerbedrijf wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld:
- heeft hij het recht de werkzaamheden onmiddellijk te onderbreken zonder dat dit een reden is voor een slechte beoordeling;
- dient hij ongeacht een werkonderbreking het voorval direct te melden bij de onderwijsbegeleider en/of de vertrouwenspersoon van de onderwijsinstelling.
Artikel 13 - einde overeenkomst
Deze overeenkomst eindigt:
a) door het verstrijken van de termijn waarop deze praktijkovereenkomst van toepassing is;
b) door het eindigen van de onderwijsovereenkomst tussen de student en de onderwijsinstelling;
c) door eenzijdige opzegging van de student en / of met goedvinden van de onderwijsinstelling, de student en het leerbedrijf, nadat dit schriftelijk door partijen is bevestigd;
d) indien sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de student en de praktijk biedende organisatie, door het einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege;
e) door eenzijdige opzegging door de onderwijsinstelling, indien de student zich ondanks twee schriftelijke waarschuwingen door de onderwijsinstelling, niet houdt aan de gedragsregels conform artikel 10 gedragsregels, veiligheid en aansprakelijkheid van deze overeenkomst, nadat dit schriftelijk is bevestigd door het leerbedrijf en/of onderwijsinstelling;
f) door schriftelijke aanzegging van de onderwijsinstelling dan wel het kenniscentrum SBB, indien de onderwijsinstelling of het kenniscentrum SBB zich er van heeft overtuigd dat, overeenkomstig artikel 7.2.9., 2e lid van de WEB, de praktijkplaats niet of niet volledig beschikbaar is, de begeleiding tekortschiet of ontbreekt, het leerbedrijf niet langer beschikt over een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 7.2.9., 1e lid van de WEB, of van andere omstandigheden die maken dat de beroepspraktijkvorming niet naar behoren zal kunnen plaatsvinden.
g ) indien één der partijen op grond van zwaarwegende omstandigheden beëindiging van deze overeenkomst noodzakelijk acht en in redelijkheid niet verlangd kan worden de overeenkomst te laten voortduren.
Artikel 14 - vervangende praktijkplaats
Als artikel 13 lid f van toepassing is, bevorderen de onderwijsinstelling en het kenniscentrum SBB dat een toereikende vervangende voorziening beschikbaar wordt gesteld.
Artikel 15 - nieuwe overeenkomst
Als de student niet binnen de gestelde tijdsduur - zoals vermeld onder punt 5 van het voorblad van deze overeenkomst - de beroepspraktijkvorming met goed gevolg heeft afgerond kunnen de onderwijsinstelling, de student en het leerbedrijf een gewijzigd praktijkvormingstraject overeenkomen.
Artikel 16 - Gegevensuitwisseling en privacy
1. De student heeft recht op inzage in het eigen studentendossier en meer in het bijzonder in de door de onderwijsinstelling verwerkte bpv-gegevens.
2. Bij het uitwisselen van gegevens over de student nemen de onderwijsinstelling en het leerbedrijf de Algemene Verordening Gegevensbescherming in acht. Dit betekent onder meer dat zij zorgvuldig omgaan met de persoonsgegevens van de student en dat zij daarover transparant zijn richting de student. In het privacyreglement van de onderwijsinstelling is opgenomen welke gegevens van de student onder welke voorwaarden worden verstrekt aan het leerbedrijf en wanneer de toestemming van de student daarvoor vereist is.
Artikel 17 - problemen en conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming
1. Bij problemen of conflicten in verband met de beroepspraktijkvorming richt de student zich tot de praktijkbegeleider en/of de onderwijsbegeleider Deze trachten in gezamenlijk overleg tot een oplossing te komen.
2. Als de student vindt dat het probleem of conflict niet naar zijn tevredenheid is opgelost kan hij zich - al dan niet in overleg met de onderwijsbegeleider en/of praktijkbegeleider - wenden tot de onderwijsinstelling en zo nodig gebruik maken van de klachtenregeling.
3. Als er sprake is van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, kan de student zonder tussenkomst van de in lid 1 en lid 2 genoemde instanties, een klacht indienen overeenkomstig de in het leerbedrijf van kracht zijnde klachtenregeling op dit gebied. Als de student geen gebruik kan maken van een klachtenregeling inzake seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, uitgaande van het leerbedrijf dan wel uitgaande van een andere organisatie of onderwijsinstelling, waarbij het leerbedrijf zich heeft aangesloten, dan geldt de klachtenregeling van Scalda.
4. Grote incidenten en/of bpv-klachten die structureel van aard zijn meldt de onderwijsinstelling bij SBB.
Artikel 18 - slotbepaling
1. In de gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet, kunnen de onderwijsinstelling, het leerbedrijf en de student in onderling overleg een regeling treffen. Als het gaat om zaken die de verantwoordelijkheid van het kenniscentrum SBB raken, wordt het kenniscentrum SBB daarbij betrokken.
2. Geschillen voortvloeiend uit deze overeenkomst, die niet in onderling overleg tussen partijen kunnen worden opgelost, kunnen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
3. Op deze overeenkomst is uitsluitend het Nederlands recht van toepassing.
Tenslotte verklaren de student en, als het noodzakelijk is zijn wettelijke vertegenwoordiger en, het leerbedrijf dat de student de documenten waarnaar in deze overeenkomst verwezen wordt heeft ontvangen en/of daarvan heeft kennisgenomen.
Begrippenlijst bij de bepalingen van de praktijkovereenkomst
beroepspraktijkvorming:
onderwijs dat plaatsvindt in de praktijk van het beroep, dus in een bedrijf of een organisatie, op grond van een praktijkovereenkomst.
student:
aanduiding voor de ‘leerling, deelnemer, cursist’ etc. aanduiding tevens voor ‘studente’.
onderwijsinstelling:
▪ de aanduiding voor het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling
▪ de aanduiding voor de onderwijsinstelling conform de terminologie die in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) gehanteerd wordt en in het bve-veld een ingeburgerd begrip is geworden voor de onderwijsinstellingen. Ook in andere sectoren van de maatschappij kent men het begrip ‘instelling’ zoals in de gezondheidszorg.
Kenniscentrum (landelijk orgaan ) :
Voluit: Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Bij het opleiden van jonge vakmensen spelen het onderwijs en het bedrijfsleven samen een belangrijke rol. Mbo-studenten leren veel in de praktijk. Daarvoor zijn professionele stages en leerbanen nodig in een veilige omgeving van een erkend leerbedrijf en met goede begeleiding door een praktijkopleider.
Het erkennen en ondersteunen van leerbedrijven werd door zeventien kenniscentra ondergebracht bij één organisatie: de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, ofwel SBB.
SBB zorgt voor
• goede samenwerking tussen school en het leerbedrijf in de regio
• voldoende en goede leerbedrijven
• aandacht voor de belangen van sectoren
onderwijsovereenkomst:
een overeenkomst tussen de student en het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling die ten grondslag ligt aan de inschrijving. De onderwijsovereenkomst regelt de rechten en verplichtingen tussen de onderwijsinstelling en de student.
leerbedrijf:
het bedrijf dat of het leerbedrijf die de beroepspraktijkvorming verzorgt, kortheidshalve steeds aangeduid als ‘leerbedrijf’
praktijkbegeleider:
de persoon die door het leerbedrijf wordt aangewezen om de student te begeleiden tijdens de beroepspraktijkvorming in het leerbedrijf
onderwijsbegeleider:
het personeelslid van de onderwijsinstelling dat wordt aangewezen door de onderwijsinstelling om de student (met name pedagogisch-didactisch) te begeleiden in het kader van de beroepspraktijkvorming
praktijkovereenkomst:
de overeenkomst die tussen de onderwijsinstelling, de student en het leerbedrijf wordt gesloten voor de realisering van de beroepspraktijkvorming