BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA Nr. 390/09/COL
IV
(Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom- Verdrag)
BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA Nr. 390/09/COL
van 7 oktober 2009
inzake de oprichting van Mesta AS (Noorwegen)
DE TOEZICHTHOUDENDE aUTORITEIT VaN DE EVa (1),
GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), en met name de artikelen 61 tot en met 63 en Protocol nr. 26,
GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVa-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende autoriteit en een Hof van Justitie (3) en met name artikel 24,
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:
I. XX XXXXXX
0. PROCEDURE
Bij schrijven van 30 augustus 2004 werd er bij de autoriteit een klacht ingediend tegen de Noorse autoriteiten met betrekking tot Mesta aS, een onderneming die was opgericht om de pro ductieactiviteiten van de Dienst openbare wegen in Noor wegen (8) over te nemen. De brief werd ontvangen en geregis
GEZIEN artikel 1, lid 2, van deel I en artikel 4, lid 4, artikel 6 en artikel 7, lid 3, van deel II van Protocol nr. 3 bij de toezicht overeenkomst (4),
treerd door de nr. 291537).
autoriteit
op 2 september 2004 (document
Na een uitvoerige briefwisseling (9) deelde de autoriteit de
GEZIEN de richtsnoeren van de autoriteit inzake de toepassing en interpretatie van de artikelen 61 en 62 van de EER-over eenkomst (5), en met name op het hoofdstuk over staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst,
Noorse autoriteiten bij brief van 18 juli 2007 mee dat zij bij Besluit nr. 350/07/COL had besloten de procedure van artikel 1, lid 2, van deel I van Protocol nr. 3 bij de toezichtovereenkomst in te leiden ten aanzien van bepaalde maatregelen die in het
GEZIEN het Besluit van de autoriteit van 14 juli 2004 betref fende de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 27 van deel II van Protocol nr. 3 (6),
kader van de oprichting van Mesta aS
„inleidingsbesluit”).
waren genomen (het
Na DE belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (7) en ge zien deze opmerkingen,
(1) Hierna „de autoriteit” genoemd.
(2) Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.
(3) Hierna „de toezichtovereenkomst” genoemd.
(4) Hierna „Protocol nr. 3” genoemd.
(5) Richtsnoeren inzake de toepassing en interpretatie van de artikelen 61 en 62 van de EER- Overeenkomst en artikel 1 van Protocol nr. 3
Bij schrijven van 7 december 2007 dienden de Noorse autori teiten opmerkingen in (document nr. 456844). Het inleidings besluit is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie evenals in het EER-supplement bij het Publicatieblad, waar bij de belanghebbenden werden aangemaand hun opmerkin gen (10) in te dienen. De autoriteit ontving opmerkingen van vier belanghebbenden op 29 januari en op 4, 21 en 27 februari
2008 (documenten nrs. 461463, 463234, 466015 en 467170). aanvullende reacties werden ontvangen op 4 april 2008 (docu ment nr. 472381). Deze werden op 21 februari en 7 april 2008 door de autoriteit aan de Noorse autoriteiten doorgezonden
van de Toezichtovereenkomst, aangenomen en uitgevaardigd door de autoriteit op 19 januari 1994, en gepubliceerd in het Publicatie blad van de Europese Unie (hierna „PB”genoemd) L 231 van 3.9.1994, blz. 1 en EER-supplement nr. 32 van 3.9.1994, blz 1, hierna „de richtsnoeren staatssteun” genoemd. De geactualiseerde versie van de
(documenten nrs. 463245 en 472529), waarbij laatstgenoem
den in de gelegenheid werden gesteld te reageren. Bij schrijven van 23 mei 2008 (document nr. 478082) dienden de Noorse autoriteiten hun opmerkingen in.
richtsnoeren staatssteun is gepubliceerd op de website van de au
toriteit: xxxx://xxx.xxxxxxxx.xxx/xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxx_xxx_ guidelines.
(6) Besluit nr. 195/04/COL van 14 juli 2004, gepubliceerd in PB L 139 van 25.5.2006 en EER-supplement nr 26, blz. 1. De geconsolideerde versie van dit besluit is te vinden op de website van de autoriteit: xxxx://xxx.xxxxxxxx.xxx/xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxx.
(7) Bekendgemaakt in PB C 310 van 20.12.2007, blz. 5 en XXX-xxxx xxxxxxx xx. 00 van 20.12.2007.
(8) Vertaling van „Statens vegvesen”.
(9) Voor meer gedetailleerde informatie in verband met deze briefwis seling wordt verwezen naar Besluit nr. 350/70/COL tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure. Een samenvatting hiervan werd gepubliceerd in PB C 310 van 20.12.2007, blz. 5 en EER- supplement nr. 61 van 20.12.2007. Het besluit werd integraal ge publiceerd op de website xxx.xxxxxxxx.xxx.
(10) De publicatiegegevens worden in de voetnoot hierboven vermeld.
In het najaar van 2008 en het voorjaar van 2009 hadden de autoriteit en de Noorse autoriteiten informeel contact via tele foon en e-mail in verband met de zaak. De informatie die de
iv) Mesta aS heeft geen leges en registratierechten betaald die normalerwijze verschuldigd zijn bij de eigendomsoverdracht van onroerend goed.
autoriteit in deze context ontvangen heeft, werd door de
Noorse autoriteiten bevestigd in een per e-mail toegezonden brief van 6 juli 2009 van het ministerie van Bestuurszaken en Hervorming (document nr. 523766) (11).
Hierna worden de feiten beschreven die van belang zijn om te kunnen beoordelen of deze vermeende maatregelen al dan niet staatssteun inhouden.
2. ACHTERGROND VOOR HET BESTAAN VAN DE VERMEENDE STEUN
2.1. DE KLaCHT INZaKE DE VERMEENDE STaaTSSTEUN
2.2. HERSTRUCTURERINGS- EN REGELEN
aNDERE
REORGaNISaTIEMaaT
De Dienst openbare wegen in Noorwegen is verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van de nationale en provin ciale wegen, bruggen en tunnels. Vóór 1 januari 2003 xxxxxxx xxxxxx deze dienst interne productieafdelingen (hierna gezamen lijk aangeduid als „Productieafdeling”) via districtskantoren die de bouwwerkzaamheden namens de Dienst openbare wegen verrichtten. In 2001-2002 besloten de Noorse autoriteiten een algehele herstructurering van de interne productieactiviteiten uit te voeren. In dit verband stelde de regering voor dat het parle ment de productieactiviteiten van de Dienst openbare wegen zou afsplitsen en onder zou brengen in een staatsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid (12). De administratieve taken, die het plannen van toekomstige bouwactiviteiten omvatten, met inbegrip van de organisatie van openbare aanbestedingen, bleven in handen van de centrale overheid.
als gevolg hiervan werden de productieactiviteiten van de Pro ductieafdeling binnen de Dienst openbare wegen op 1 januari 2003 van de overheid gescheiden en ondergebracht in een nieuw opgerichte vennootschap, Mesta aS. alle activa, rechten en verplichtingen met betrekking tot de Productieafdeling wer den overgedragen aan Mesta aS als inbreng in natura (13). De activa omvatten machines en apparatuur, alsmede dienstcontrac ten tussen de Productieafdeling en de Dienst openbare wegen. In ruil hiervoor ontving de overheid aandelen in de nieuwe
vennootschap. Momenteel voert Mesta aS bouw- en onder
Uit de voorbereidende wetgeving blijkt dat ongeveer 4 750 van alle werknemers (in totaal ongeveer 5 000) die voorheen werk zaam waren in de Productieafdeling, zouden worden over gebracht naar de nieuw opgerichte vennootschap, Mesta aS (14). Hierbij zouden de werknemers hun ambtenarenstatus verliezen. Omdat de werknemers het recht hadden een dergelijke over dracht te weigeren, moesten zij via prikkels worden aangemoe digd overplaatsing te aanvaarden (15). Bovendien was het met het oog op de oprichting van een commercieel levensvatbare onderneming noodzakelijk om het personeelsbestand met on geveer 1 700 personen in te krimpen tot circa 3 050 (16).
De voorbereidende wetgeving bevat verschillende „herstructure rings”-maatregelen die door de Noorse autoriteiten zijn gepland. Vier maatregelen betroffen i) de tijdelijke handhaving van de pensioenrechten van ambtenaren (17), ii) de handhaving van het recht op een speciale pensioengerechtigde leeftijd (18), iii) pakketten voor vervroegd pensioen; en verscheidene andere maatregelen in verband met iv) verhuizing, verplaatsing, het behoud van loon en de renovatie van machines (19). Deze wor den aangeduid als de „herstructureringsmaatregelen” en worden gefinancierd door middel van rechtstreekse subsidies. aanvan kelijk was er nog een andere kostenpost voorzien, v) looncom pensatie, die door middel van rechtstreekse financiering zou worden bekostigd (20). De Noorse autoriteiten besloten echter vlak voor de vaststelling van de openingsbalans van Mesta aS
houdswerken uit waarbij zij concurreert met andere operatoren die actief zijn op deze markt.
dat de desbetreffende kosten in plaats daarvan moesten worden gedekt door een kapitaalinbreng in Mesta aS in de vorm van eigen vermogen.
De klager heeft aangevoerd dat Mesta aS in strijd met artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst staatssteun heeft ontvangen, en wel op vier gebieden: i) de overheid heeft de herstructureringskosten gefinancierd, ii) de waarde van de vaste activa die aan Mesta aS zijn overgedragen werd in de openings balans lager geschat dan de marktwaarde, iii) Mesta aS is het voorwerp van kruissubsidiëring doordat het bedrijf de contrac tenportefeuille van de Productieafdeling heeft overgenomen, en
(11) Bijlagen bij dit schrijven: documenten nrs. 523838 - 523841.
(12) Het eerste voorstel ter zake is opgenomen in Xx.xxx. xx. 0 Xxxxxxx xx. 0 (2001-2002). Het voorstel werd verder uitgewerkt in Xx.xxx. xx. 0 Xxxxxxx xx. 0 (2002-2003) getiteld „Om omdanning av Statens vegvesens produksjonsvirksomhet til statlig aksjeselskap” inzake de overheveling van de productieactiviteiten binnen de Dienst open bare wegen naar een overheidsbedrijf.
(13) Hoofdstuk 2 van Ot.prp. nr. 6 (2002-2003) getiteld „Om lov om omdanning av Statens vegvesens produksjonsvirkomhet til statlig aksjesejskap” inzake de overdracht van de productieactiviteiten van de Dienst openbare wegen naar een openbare vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
De totale kosten van de vier herstructureringsmaatregelen die door een rechtstreekse subsidie werden gefinancierd werden aanvankelijk geraamd op 1 468 miljoen NOK (contante waarde), een bedrag dat door de overheid over een periode van drie jaar, van 2003 tot en met 2005, in termijnen aan
(14) Ongeveer 250 werknemers zouden werkzaam blijven binnen de overheidsdienst, cf. hoofdstuk 4.2 van Xx. xxx. Xx. 0 Xxxxxxx nr. 1 (2002-2003).
(15) Brief van het ministerie voor Handel en Industrie, gedateerd 28.8.2009 (document nr. 528656).
(16) Hoofdstuk 4.2 van St.prp. nr. 1 Tillegg nr. 1(2002-2003) vermeldt een inkrimping tot 3 600 personen reeds in 2003, maar geeft tevens aan dat de reductie in totaal 1 700 zou bedragen (via ver vroegd pensioen voor ongeveer 1 000 personen, een speciale pen sioenleeftijd met betrekking tot 275 personen en een looncompen satie aangeboden aan circa 450 personen).
(17) ambtenarenpensioen is de vertaling van „tjenestepensjonordning”.
(18) Vertaling van „Opprettholdelse av særaldersgrense”.
(19) Hoofdstuk 5 van St.prp. nr. 1 (2002-2003).
(20) Vertaling van „Ventelønn”.
Mesta aS zouden worden terugbetaald (21). Deze herstructure ringskosten waren niet opgenomen in de openingsbalans van Mesta aS omdat zij in de jaren 2003, 2004 en 2005 door de overheid via de nationale begroting zouden worden gefinan cierd (22).
Uit de nationale begroting voor 2006 blijkt dat Xxxxx aS een totaalbedrag van 993,6 miljoen NOK van de staat ontvangen heeft om de herstructureringskosten te dekken (23). Op 30 juni 2008 had Mesta aS 879,6 miljoen NOK van dit bedrag besteed, terwijl de totale kosten van de herstructurering werden geraamd op 1 097,8 miljoen NOK (tot 2013) (24). De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat, hoewel het aanvankelijk de bedoeling was dat de overheid alle herstructureringskosten zou dragen (het geen impliceert dat indien de oorspronkelijke raming van de herstructureringskosten op een bedrag van 1 468 miljoen NOK ontoereikend zou zijn, de overheid extra fondsen zou toekennen), uit de nationale begrotingen voor 2007 en 2008 blijkt dat er geen verdere herstructureringsfondsen aan Mesta aS zullen worden toegekend buiten het reeds ontvangen bedrag van 993,6 miljoen NOK (25).
De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat, in het zeer on waarschijnlijke geval dat aan het einde van de periode de her structureringskosten lager blijken te zijn dan het door Mesta aS ontvangen bedrag, het teveel betaalde bedrag moet worden te rugbetaald aan de overheid.
Op regelgevingsgebied hebben de Noorse autoriteiten een wets besluit aangenomen inzake de overdracht van de productieacti viteiten van de Dienst openbare wegen naar een staatsvennoot schap met beperkte aansprakelijkheid, waarin sommige van de rechten van de werknemers van de Dienst openbare wegen naar Mesta aS zijn overgeplaatst, worden geregeld (hierna de „Mesta- wet” genoemd) (26).
2.2.1. Algemeen
De Noorse autoriteiten hebben toegelicht dat de grootste uit daging met betrekking tot de overplaatsing van werknemers van de Productieafdeling naar Mesta aS was om de nieuwe onder neming in staat stellen onder vergelijkbare voorwaarden te func tioneren als haar concurrenten en aldus een gelijk speelveld te creëren. De Noorse autoriteiten hebben besloten het personeel
openstelling van de markt van het nationale wegennet. De Noorse overheid zou deze markt niet hebben opengesteld in dien zij niet over de mogelijkheid had beschikt om een nieuw bedrijf op te richten met voldoende personeel. De Noorse au toriteiten hebben verklaard dat dit de achtergrond vormde voor de onderhandelingen met de vakbonden over de overplaatsing van de werknemers van de Productieafdeling naar Mesta aS. De onderhandelingen hebben op 4 juni 2002 geresulteerd in een
„akkoord” tussen de partijen over een tijdelijke voortzetting van een aantal ambtenarenrechten en de mogelijkheid om maatrege len aan te bieden, zoals vervroegd pensioen, met het oog op de inkrimping van het personeelsbestand (27). De specifieke elemen ten van dit akkoord worden hieronder beschreven (28).
Vóór 1 januari 2003 werd een interim raad van bestuur van Mesta aS (de „interim raad van bestuur”) opgericht om de toe komstige vennootschap te vertegenwoordigen. De Noorse auto riteiten hebben verklaard dat dit interimbestuur geen partij was bij de onderhandelingen over het personeel. Toch werd het recht op looncompensatie opgenomen in de Mesta-wet (29). Daarentegen waren de andere ambtenarenrechten niet in een wet of ander rechtsinstrument geregeld.
Voorafgaand aan de beschrijving van de voorwaarden van het akkoord is het zinvol om de status van de werknemers van de Productieafdeling voorafgaand aan hun overplaatsing naar Mesta aS kort te schetsen: de Noorse autoriteiten hebben uiteengezet dat de werknemers in de Productieafdeling in dienst waren van de overheid. Krachtens de Noorse wetgeving hebben personen in dienst van de overheid de status van ambtenaar (30) en zijn zij verplicht zich aan te sluiten bij het staatspensioenfonds („Statens Pensjonskasse” of „SPK”) (31). Het lidmaatschap van de SPK waarborgt derhalve de pensioenrechten van de ambtenaren. Bo vendien hadden sommige ambtenaren van de Productieafdeling (zoals chauffeurs en koks) op basis van een wet inzake de speciale pensioengerechtigde leeftijd voor ambtenaren, het recht om (vervroegd) met pensioen te gaan (32).
aangezien de status van ambtenaar gekoppeld is aan het werk zaam zijn bij de overheid, verloren de werknemers die op 1 januari 2003 naar Mesta aS overgeplaatst werden hun amb tenarenstatus. Indien de desbetreffende werkgelegenheidsmaat regelen niet waren vastgesteld zouden deze werknemers de rechten die voortvloeiden uit hun ambtenarenstatus, zijn kwijt geraakt (33). De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat
naar Mesta aS over te plaatsen en Mesta aS (en niet de wegen
dienst) te belasten met de uitvoering van de maatregelen inzake de overdracht en de inkrimping van het personeelsbestand. Deze vraagstukken en de oplossing ervan maakten deel uit van en waren een voorwaarde voor de liberalisering en de
(21) Hoofdstuk 5.1 van Xx.xxx.xx. 1 Tillegg nr. 1(2002-2003).
(22) Hoofdstuk 5 van St.prp. nr. 1 Tillegg nr. 1 (2002-2003).
(23) Mesta aS ontving 375 miljoen NOK voor 2003, 356,5 miljoen NOK voor 2004, en 280 miljoen NOK voor 2005, cf. St.prp. nr. 1 (2005-2006). Verwijzingen naar een bedrag van 993,5 mil joen NOK zijn door de Noorse autoriteiten veranderd in 993,6 miljoen NOK.
(24) Xx.xxx.xx. 1 (2008-2009).
(25) De Noorse autoriteiten wijzen erop dat Mesta aS in de eerste drie jaar na de oprichting winstgevender was dan verwacht. Cf. Witboek van het Parlement; „Stortingsmelding nr. 13 (2006-2007)”.
(26) Besluit nr. 84 van 13.12.2002 („lov om omdanning av Statens vegvesens produksjonsvirksomhet til statlig akjeselskap”).
(27) Samenvatting van de vergadering van de Noorse autoriteiten en de vakbonden van 4.6.2002 (document nr. 455878).
(28) Deze blijken tevens uit Xx.xxx. Xx. 0 Xxxxxxx xx. 0 (2002-2003).
(29) Sectie 1.4 van het schrijven van het ministerie voor Handel en Industrie, gedateerd op 28.8.2009 (gebeurtenis 528656).
(30) De rechten van de ambtenaren zijn bepaald in de Wet op de ambtenaren „Lov 4.mars 1983 om statens tjenestemenn”.
(31) Wet op het staatspensioenfonds „Lov 28. juli 1949 nr. 26 om Statens Pensjonkasse”.
(32) Wet op de speciale pensioenleeftijd; „Lov 21. desember 1956 nr. 1 om aldersgrenser for offentlige tjenestemenn m. fl.” die alleen van toepassing is op leden van de SPK. Deze wet werd van toepassing verklaard op bepaalde beroepscategorieën in de Productieafdeling („1 116 Spesialarbeider, 1 117 Fagarbeider, 1 119 Forman, 1 122 Førstekokk, 1 130 Renholdsbetjent, 1 203 Fagarbeider med fagbrev en 1 081 Sjåfør”) door middel van een parlementair besluit van 14.12.1995 gedurende de bespreking van Xx.xxx.xx. 38 (1994-95).
(33) Hoofdstuk 1.3 van de brief van het ministerie voor Handel en Industrie van 28.8.2009 (document nr. 528656).
ingevolge de Noorse wetgeving, de overdracht van de Productie afdeling naar Mesta aS wordt beschouwd als een „overdracht van ondernemingen” (34). Overeenkomstig de regels betreffende de overdracht van ondernemingen zijn de arbeidscontracten van de overgeplaatste werknemers overgedragen naar de nieuwe onderneming, behalve wat de pensioenrechten betreft (35). aan gezien de nieuwe werkgever geen deel uitmaakt van de over heid, hadden de ambtenaren die bij de Productieafdeling werk zaam waren volgens de Noorse autoriteiten het recht de over plaatsing naar Mesta aS te weigeren. Hierdoor zouden ze echter het risico lopen te worden ontslagen op basis van de algemeen geldende regels voor ambtenaren, tenzij een andere passende functie zou kunnen worden gevonden: in een dergelijk geval hebben ambtenaren voorrang bij vacatures binnen de overheids administratie (maar geen recht op looncompensatie) (36).
Terwijl de werknemers er derhalve voor konden opteren om in overheidsdienst te blijven, was de overplaatsing van de werk nemers van de Productieafdeling naar de nieuwe entiteit (Mesta aS) een noodzakelijke voorwaarde voor liberalisering. Tegen die achtergrond waren de Noorse autoriteiten verplicht de werk nemers extra stimulansen te bieden teneinde hen aan te moe digen vrijwillig met overplaatsing in te stemmen.
i) Tijdelijke handhaving van de pensioenrechten van amb tenaren
Zoals hierboven is vermeld hadden de werknemers van de Dienst openbare wegen de status van ambtenaar, maar verloren ze deze status bij overplaatsing naar Mesta aS. Niettemin zou den zij, op basis van het bovengenoemde akkoord tussen de vakbonden en de overheid, hun pensioenrechten van ambtena ren gedurende een overgangsperiode van vijf jaar (dus vanaf 1 januari 2003 tot eind 2007) behouden. De overheidsmiddelen die aan Mesta aS zijn toegekend zijn bedoeld om de extra kosten te dekken, teneinde te waarborgen dat de werknemers gedurende de betrokken periode verzekerd zouden zijn van dezelfde pensioenbijdragen als ambtenaren (37).
Zoals eerder werd opgemerkt, waarborgt het lidmaatschap van de SPK de pensioenrechten van ambtenaren; de kosten met betrekking tot deze rechten worden betaald aan de SPK. Daarom werd het lidmaatschap van de SPK voor de werknemers gehandhaafd teneinde het vijfjarige overgangsregime te waarbor gen. Bovendien werd Xxxxx aS op eigen verzoek het lidmaat schap van de SPK verleend, teneinde de onderneming in staat te stellen de bijdragen voor haar werknemers te betalen (38).
(34) De reikwijdte van dit recht is echter niet geheel duidelijk, cf. het vorige besluit inzake de bescherming van werknemers dat toenter tijd van kracht was „Lov 4. februar 1977 nr. 4 om arbeiderven og arbeidsmiljø”.
De aan Mesta aS toegekende overheidsfinanciering is beperkt tot het verschil tussen de gemiddelde kosten van een gewone particuliere pensioenregeling en de (hogere) kosten van behoud van het lidmaatschap van de SPK. De oorspronkelijke kostenra ming bedroeg ongeveer 395 miljoen NOK (39), doch de Noorse autoriteiten hebben verklaard dat per 30 juni 2007 de te beta len kosten 277,3 miljoen NOK bedroegen (exclusief administra tiekosten) (40).
ii) Handhaving van het recht inzake een speciale pensioen gerechtigde leeftijd
Zoals hierboven is uiteengezet hadden een aantal van de amb tenaren die naar Mesta aS werden overgeplaatst recht op een vervroegd pensioen (dat wil zeggen, op 65 jaar) in plaats van een pensionering op de normale pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar. Onder de voorwaarden van het akkoord tussen de vakbonden en de overheid kregen de werknemers van de Productieafdeling, die ten tijde van de oprichting van Mesta aS (op 1 januari 2003) 10 jaar of minder van hun pensionering verwijderd waren (dat wil zeggen de personen van 55 jaar of ouder) het recht om hun bijzondere pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar (41) te handhaven. Deze regeling was mogelijk door dat de werknemers lid waren van de SPK zoals hierboven be schreven.
De overheidsfinanciering van Mesta aS dekt het verschil tussen de gemiddelde kosten van een gewone pensioenregeling en de kosten van het handhaven van de bijzondere pensioengerech tigde leeftijd. Hoewel de oorspronkelijke kostenraming ongeveer 85 miljoen NOK (42) bedroeg (met inbegrip van de administra tiekosten die ongeveer 5 % van het totale bedrag vertegenwoor digen) bedroegen de totale kosten op 30 juni 2007 26,5 mil joen NOK (exclusief administratiekosten) (43).
iii) Pakketten voor vervroegd pensioen
In het akkoord tussen de vakbonden en de overheid wordt voorts verklaard dat Xxxxx aS de werknemers die van de Pro ductieafdeling waren overgeplaatst gedurende een periode van drie jaar (van 1 januari 2003 tot eind 2005) een regeling kon aanbieden op grond waarvan zij op de leeftijd van 60 jaar met pensioen zouden kunnen gaan in plaats van op de normale pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar (44). Een vervroegd pen sioen kan op discretionaire basis worden aangeboden op basis van een individuele beoordeling van de werknemers (45).
(35) Besluit inzake de bescherming van werknemers „Lov 4. februar
1977 nr. 4 om arbeidserven og arbeidsmiljø”, hoofdstuk 73B.
(36) Hoofdstuk 4.1 van St.prp. Nr. 1 Tillegg nr. 1 (2002-2003) en op nieuw aangehaald in hoofdstuk 1.3 van de brief van het ministerie voor Handel en Industrie van 28.8.2009 (document nr: 528656).
(37) De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat Xxxxx aS de kosten zelf moet dekken, indien zij de pensioenrechten van de ambtenaren na 2007 wil behouden, en dat de overheid deze kosten niet aan de vennootschap zal terugbetalen.
(38) Hoewel dit lidmaatschap normaal niet openstaat voor werknemers die niet in dienst van de overheid zijn, hebben de Noorse autori teiten SKP de opdracht gegeven van dit principe af te wijken op basis van een bepaling in de wet op het staatspensioenfonds („Lov
28. juli 1949 nr. 26 om Statens Pensjonskasse”). De aanvraag tot lidmaatschap door Mesta bevatte geen verwijzing naar de boven genoemde tijdslimiet.
(39) Hoofdstuk 5 van St.prp. nr. 1 Tillegg nr. 1 (2002-2003). Het oor spronkelijke bedrag was niet bedoeld als een vast bedrag, aangezien de parameters voor de jaarlijks te betalen pensioenpremie (die door SKP gekwantificeerd worden als een percentage van de voor pensi oen in aanmerking komende inkomsten) variëren. De elementen die het niveau van de premie beïnvloeden zijn het tarief van de premie en de bijdragen van de werknemers aan de nationale verzekering.
(40) St.prp. nr. 1 (2007-2008), blz.161.
(41) De regeling inzake de speciale pensioengerechtigde leeftijd zou daarom van toepassing zijn tot eind 2012.
(42) Hoofdstuk 5 van Xx.xxx. xx. 0 Xxxxxxx xx. 0 (2002-2003). (43) St.prp. nr. 1 (2007-2008), blz.161.
(44) St.prp. nr. 1 (2002-2003).
(45) Hoofdstuk 4.3 van St.prp. nr. 1 (2002-2003).St.prp. nr. 1 (2002-
2003).
De overheidsfinanciering van Mesta aS dekt het verschil tussen de gemiddelde kosten van een gewone particuliere pensioen regeling en de kosten van vervroegd pensioen. In de voorberei dende wetgeving werden de door de overheid gefinancierde kosten van vervroegd pensioen (met inbegrip van de admini stratiekosten die ongeveer 5 % van de totale kosten bedragen) geraamd op 911 miljoen NOK (46). Volgens de Noorse autori teiten hebben ongeveer 470 werknemers gebruikgemaakt van deze regeling en op 30 juni 2007 waren de totale kosten opge lopen tot 691,9 miljoen NOK (exclusief administratiekos ten) (47).
iv) Verhuizing, verplaatsing, behoud van loon en renovatie van machines
Volgens de voorbereidende begrotingsdocumenten omvat deze kostenpost de kosten voor verhuizing („flyttekostnader”), ver plaatsing („pendlergodtgjørelse”), behoud van loon („bibehold av lønn”), en renovatie van machines („maskiner-sanering”) (48). De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat hieronder ook kosten vallen in verband met de verhuizing van kantoren („kon tor-flyttekostnader”), de verhuizing van operationele ondersteu ningspunten („støttepunkter-flyttekostnader”), en de overdracht van archieven („arkivoverføring”).
Met uitzondering van de maatregel met betrekking tot loonbe houd (die niet ten uitvoer is gelegd en derhalve geen kosten heeft veroorzaakt) werden alle maatregelen ten uitvoer gelegd op het moment van de oprichting van Mesta aS en duurde de toepassing ervan tot eind 2005. Ofschoon de totale kosten met betrekking tot alle maatregelen oorspronkelijk geraamd waren op 77 miljoen NOK (49), hebben de Noorse autoriteiten ver klaard dat, per januari 2006, de totale te betalen kosten onge veer 82,4 miljoen NOK (exclusief administratiekosten) bedroe gen. De staat heeft deze kosten betaald (50).
Verhuizing: totale kosten in januari 2006: 0,5 miljoen NOK
Deze post omvat kosten in verband met de relocatie van het leidinggevend of administratief personeel dat bij Mesta aS in dienst was getreden. In zoverre zij functies aanvaardden op andere locaties dan toen zij bij de Dienst openbare wegen werk zaam waren, moesten sommige personeelsleden voor hun nieuwe baan verhuizen. Voorbeelden van deze kosten zijn on der andere de feitelijke, met documenten gestaafde verhuiskos ten („faktiske, legitimerte kostnader ved boligkjøp”), betaalde afwezigheid in verband met verhuizing („flyttepermisjon”) en reiskosten in verband met het bezoeken van nieuwe woningen („visningsreise”).
Verplaatsing: totale kosten in januari 2006: 6,7 miljoen NOK
Deze post omvat ook de kosten die noodzakelijk werden geacht om ervoor te zorgen dat leidinggevend of administratief
(46) Hoofdstuk 5 van Xx.xxx.xx. 1 Tillegg nr. 1 (2002-2003). (47) Xx.xxx.xx. 1 (2007-2008), blz. 161.
(48) Xx.xxx.xx. 0 Xxxxxxx nr. 1 (2002-2003).
(49) Hoofdstuk 5 van St.prp. nr. 1 Tillegg nr. 1 (2002-2003). (50) Xx.xxx.xx. 1 (2007-2008), blz.161.
personeel bij Mesta aS in dienst zouden treden op locaties die ver van hun woonplaats waren gelegen. Voorbeelden van deze kosten zijn de kosten van verplaatsing tussen de woonplaats en het werk („hjemreise”), de kosten voor dubbele huur („Dekning av husleie”) (51), een vergoeding voor de verplaatsing tussen de woonplaats en het werk („kjøregodtgjørelse”) en een kostgeld vergoeding („kostgodtgjørelse”).
Verhuizing van kantoren: totale kosten in januari 2006: 7,8 miljoen NOK
Deze post betreft de kosten voor het verhuizen van kantoren van de Dienst openbare wegen naar het centrale hoofdkantoor en de regionale kantoren van Mesta aS. Voorbeelden van deze kosten zijn onder meer: het leeghalen en schoonmaken van oude kantoren („Rydding og rengjøring av gamle kontorer”); inpakken van het kantoormateriaal (52) en het vervoer ervan naar de nieuwe kantoren („Pakking og transport”); het gereed maken, inrichten en verbeteren van de nieuwe kantoren van Mesta aS („Klargjøring, innredning og oppgradering av nye kontorer”), alsmede de kosten voor het beheer van de verhuis- en verplaatsingsactiviteiten („administrasjon av flyttning”).
Verhuizing van operationele ondersteuningspunten: totale kosten in januari 2006: 40,2 miljoen NOK
Deze post omvat de kosten van de verhuizing van oude naar nieuwe operationele ondersteuningspunten, alsmede van het re organiseren van de vroegere operationele ondersteuningspunten tot nieuwe operationele ondersteuningspunten voor Mesta aS. Het omvat onder meer de invoering van een nieuw IT-systeem, dat noodzakelijk was omdat de Productieafdeling een IT-systeem deelde met andere afdelingen binnen de Dienst openbare wegen. Specifieke voorbeelden van kosten zijn onder meer het leegha len en schoonmaken van oude operationele ondersteuningspun ten („rydding og rengjøring av gamle driftsstøttepunkt”), de ver pakking van het kantoormateriaal en het vervoer ervan naar de nieuwe kantoren („pakking og vervoer”), het gereedmaken, de inrichting en verbetering van de nieuwe operationele ondersteu ningspunten („Klargjøring, innredning og oppgradering av drifts støttepunkt”) en het beheer van het verplaatsen van de activi teiten („administrasjon av flytting”).
Overdracht van archieven: totale kosten in januari 2006: 7,2 miljoen NOK
Deze post omvat de kosten van het installeren van elektronische en fysieke archieven in Mesta aS. Het dekt de kosten voor het scheiden van belangrijke en onbelangrijke archieven binnen de Dienst openbare wegen, alsmede de kosten voor het aanleggen van nieuwe archieven bij Mesta aS. Voorbeelden zijn onder meer de kosten voor de raming van de noodzakelijke middelen voor elk archief („Ressursbehov pr. archief”), het fotokopiëren („kopiering”), het vervoer („frakt”), de voorbereiding („klargjø ring”) en de kwaliteits- en veiligheidsborging („Kvalitetssikring og sikkerhetsarbeid”).
(51) Zoals bijvoorbeeld het huren van een kamer gedurende de week.
(52) Met uitzondering van de archieven, die begrepen zijn in een aparte kostenpost hieronder.
Renovatie van machines: totale kosten in januari 2006: 20 miljoen NOK
Hoewel deze kostenpost betrekking lijkt te hebben op kosten voor de reparatie of renovatie van machines, is dit niet het geval. De autoriteiten hebben verklaard dat de Productieafdeling werken had uitgevoerd voorafgaand aan de hervorming, waarbij machines en andere apparatuur werden achtergelaten op de bouw- en herstellocaties (53). Deze kostenpost betrof daarom de resterende verplichtingen voortvloeiend uit eerdere overeen komsten voor de uitvoering van werken, en omvatte respectie velijk de opruiming van bouwwerven („opprydding”) en het ver wijderen, slopen en vervoeren van overbodige machines („fjer ning, skroting, og fraktkostnader”). De machines die verwijderd moesten worden waren oud en kapot en van geen enkel nut voor de bedrijfsactiviteiten, en bleven derhalve bij de waardebe paling van de machines (of van het bedrijf als geheel) buiten beschouwing (54). Volgens de Noorse autoriteiten heeft Xxxxx aS een deel van de werkzaamheden aan onderaannemers uit besteed onder commerciële voorwaarden. Het andere deel van het werk werd door Xxxxx aS zelf uitgevoerd op basis van een uurtarief (exclusief winstmarge), dat dus lager was dan het markttarief dat toen voor vergelijkbare werkzaamheden gold (55). De Noorse autoriteiten hebben ter documentatie een lijst van facturen van onderaannemers en de prijzen van Xxxxx aS zelf, ingediend (56).
v) Looncompensatie
De kostenpost voor de looncompensatie („ventelønn”) maakt geen deel uit van wat de Noorse autoriteiten aanduiden als
„herstructureringskosten”. Toch vormt de looncompensatie een onderdeel van de stimuleringsmaatregelen om de werknemers ertoe te bewegen naar Mesta aS over te stappen. Deze post moet worden gezien in het licht van de noodzakelijke inkrim ping van het personeelsbestand.
Hoewel de werknemers die van de Productieafdeling werden overgeplaatst hun ambtenarenstatus kwijtraakten, werden toch bepaalde specifieke met deze status verbonden rechten gedu rende een beperkte periode gehandhaafd. Sommige van deze rechten zijn geregeld in de Mesta-wet (57). Hoofdstuk 4 van de Mesta-wet bepaalt dat gedurende een periode van drie jaar na de indiensttreding bij Mesta aS op 1 januari 2003, werknemers die vervolgens worden ontslagen onder bepaalde voorwaarden (bij voorbeeld een minimum-arbeidsperiode van een jaar) recht heb ben op een passende baan bij de overheid („fortrinnsrett til
(53) De Noorse autoriteiten hebben de verklaring in het inleidingsbesluit op dit punt geactualiseerd. In tegenstelling tot wat in het inleidings
annen statlig stilling”) of, indien een dergelijke baan niet kan worden aangeboden, recht hebben op looncompensatie („Ven telønn”).
Looncompensatie is geregeld in de Wet op de ambtenaren (58). Het is een regeling waarbij ambtenaren die een ontslagbrief hebben ontvangen en aan wie geen andere passende functie is aangeboden, (onder de voorwaarden en binnen de tijdslimieten vastgesteld in de wet) recht hebben op tweederde deel van het loon, vanaf de datum waarop het ontslag werd meegedeeld.
Hoewel de kosten in verband met de looncompensatie oor spronkelijk deel uitmaakten van de herstructureringskosten, be sloot het ministerie van arbeid later dat de geraamde kosten in plaats daarvan in aanmerking dienden te worden genomen bij het bepalen van de omvang van het eigen vermogen van Mesta aS. Met andere woorden, de middelen voor de financiering van deze kosten zouden door de overheid in Mesta aS worden ingebracht als eigen vermogen (59). De reden voor deze aanpak was dat de financiering via het eigen vermogen zou moeten resulteren in een meer zorgvuldig gebruik van ontslag als een reorganisatie-instrument in de nieuwe onderneming. In plaats daarvan diende meer gebruik te worden gemaakt van andere (goedkopere) reorganisatie-instrumenten, zoals verlof met ver minderde bezoldiging en pensioenpakketten enz.
Hoewel oorspronkelijk was voorzien dat 450 werknemers onder de looncompensatieregeling zouden vallen en de totale kosten ongeveer 512 miljoen NOK (60) zouden bedragen, is deze ra ming in oktober 2002 bijgewerkt en gewijzigd tot 150 werk nemers en totale kosten van ongeveer 150 miljoen NOK (61). Daarom werd het laatste bedrag in aanmerking genomen bij het bepalen van het eigen vermogen van Mesta aS.
Om de kosten laag te houden maakte Mesta aS gebruik van de volgende (goedkopere) alternatieve instrumenten voor de in krimping van het personeelsbestand (62). Desondanks hebben de Noorse autoriteiten verklaard dat de gecombineerde kosten van deze maatregelen en looncompensatie in totaal 359 miljoen NOK bedragen (waarvan 255,1 miljoen NOK op 21 december 2008 reeds was uitgegeven) en derhalve het ingebrachte bedrag om deze kosten te dekken ver overschrijden:
beëindigingspakketten, een regeling waarbij werknemers het dienstverband beëindigen zonder in aanmerking te komen voor looncompensatie, in ruil waarvoor zij maximaal een be drag ter hoogte van één jaarloon ontvangen alsmede financiële hulp om een andere baan te vinden;
besluit werd beweerd, heeft deze post geen betrekking op werven
die eigendom zijn van de Productieafdeling en die naar Mesta aS werden overgedragen, maar alleen op de bedrijfsuitrusting die ach tergelaten werd op bouwwerven van het nationale wegennet.
(54) De identificatie van onbruikbare machines en andere uitrusting werd uitgevoerd door de machineafdeling van Mesta aS onder de supervisie van de Directeur voor logistiek en aankopen. De accoun tant van Mesta verifiëerde of het gebruik van de fondsen in over eenstemming was met de interne instructies (die gebaseerd zijn op voorbereidende wetgeving zoals St.prp. nr. 1 Tillegg nr. 1 (2002- 2203)).
(55) Cf. bijlage 3 bij het schrijven van de Noorse autoriteiten van 6.7.2009 (document nr. 523766).
(56) Cf. bijlage 3 bij het schrijven van de Noorse autoriteiten van 6.10.2009 (documenten nrs. 392699 en 392700).
(57) Wet van 13.12.2002 („lov 13. desember 2002 om omdanning av Statens vegvesens produksjonsvirksomhet til statlig aksjeselskap”).
(58) Wet op ambtenaren („lov 4. mars 1983 om statens tjenestemenn”).
(59) Cf. hoofdstuk 4.4 van St.prp. nr. 1 Tillegg nr. 1(2002-2003). De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat hoewel de overheid ge houden is om looncompensatie rechtstreeks aan de rechthebbenden uit te betalen, de overheid terugbetaling verlangt van Mesta aS, die op haar beurt middelen van de overheid heeft ontvangen in de vorm van eigen vermogen om deze kosten te dekken.
(60) De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat ze een fout gemaakt hebben in hun oorspronkelijke verklaring dat de geïnjecteerde som om de kosten te dekken 512 miljoen NOK bedroeg, cf. hoofdstuk
2.2 (v) van deel I van het inleidingsbesluit.
(61) Hoofdstuk 3.2.2.8 van het rapport, ingediend door de Noorse au toriteiten in oktober 2002 met als titel:„Value assessment”, voor bereid door Xxxxx & Xxxxx.
(62) De implementatie van de alternatieve regelingen bracht ook ver schillende soorten administratiekosten met zich.
pensioenpakketten, een regeling waarbij werknemers op de leeftijd van 62 jaar hun dienstverband beëindigen in ruil waarvoor ze recht hebben op 66 % van het loon tot de pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar evenals het recht om in deze periode de normale pensioenrechten te blijven opbouwen;
xxxxxx met verminderd loon, een regeling om werknemers die tus sen 2003 en 2005 het recht op vervroegd pensioen (op de leeftijd van 60) zouden verwerven aan te moedigen het dienst verband eerder te beëindigen door hun, indien zij onmiddellijk ontslag nemen, 66 % van het loon uit te betalen tot het tijdstip waarop ze het recht op vervroegd pensioen zouden verwerven.
2.3. WaaRDE VaN MaCHINES EN UITRUSTING („MaCHINES”) EN ONROEREND GOED EN GEBOUWEN („ONROEREND GOED”) IN DE OPENINGSBaLaNS
Hierna wordt een overzicht gegeven van de procedure inzake de vaststelling van de waarde van de vaste activa in de definitieve openingsbalans van Mesta aS. Met het oog op deze procedure werden twee accountants aangesteld: Ernst & Young werd aan gesteld door de Dienst openbare wegen met betrekking tot de oprichting van de nieuwe vennootschap, terwijl het ministerie van Transport en Communicatie Deloitte & Touche aanstelde voor het verrichten van een kwaliteitscontrole van de waarde bepaling van de activa en van de voorgestelde openingsbalans, alsook om de procedure, methoden en principes die in deze context werden toegepast te controleren. Vervolgens werd Xxxxx & Xxxxx als accountant van Mesta aS aangesteld.
In het kort, in mei 2002 begonnen de accountants met de raming van de waarde van de activa op basis van het principe van de gesimuleerde continuïteit (d.w.z. de gereconstrueerde boekwaarde) maar in augustus 2002 gingen zij over op het waarderingsbeginsel van de „reële waarde”. Individuele (of groeps-)taxaties werden uitgevoerd ten aanzien van zowel de machines als het onroerend goed (in detail beschreven in hoofd stuk 2.3.1). In oktober 2002 hebben de accountants een raming van de reële marktwaarde van het gehele bedrijf van Xxxxx aS als „going concern” uitgevoerd op basis van de discounted cash flow-methode (in detail beschreven in hoofdstuk 2.3.2). Hieruit bleek dat de totale waarde van het bedrijf (d.w.z. het bedrijfs vermogen) lager was dan de waarde die uit de taxatie van de afzonderlijke activa naar voren kwam. Omdat de Noorse wet op vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid bepaalt dat het eigen vermogen de totale waarde van het bedrijf niet kan overschrijden, werd de waarde van de individuele (of groepen van) activa verlaagd.
2.3.1. Waardebepaling van de afzonderlijke activa
vi) Machines
Voor de waardebepaling van de activa stelden de Dienst open bare wegen, xxxxxx xxxxxxxx & Co aS, de raadsheer van de Noorse regering, Xxxxxxx en Skagerrak Forsikringsmegling aS een rapport op, gedateerd op 10 mei 2002 met als titel „De Openingsbalans” (63). De taxatie was, in principe, gebaseerd op de „boekwaarde”. Daar het overheidsbestuur evenwel niet onder worpen is aan de Wet op de financiële verslaglegging (64) dien
gereconstrueerd te worden tot wat ze zouden zijn geweest, indien de Productieafdeling onderworpen zou geweest zijn aan deze algemene wet op de financiële verslaglegging (65). Het waarderingsbeginsel was dus eerder een „retroactieve schepping van de boekwaarde” of simpelweg „gesimuleerde continuïteit”. Op basis hiervan werd de waarde van de machines die in de boekhouding van de Productieafdeling vermeld werd op 1 januari 2002 verlaagd van 1 111 miljoen NOK tot 866 mil joen NOK. Op 1 januari 2003 werd de waarde verder bijgesteld tot 747 miljoen NOK.
Uit een volgend verslag van xxxxxxxx 2002 met de titel „De Openingsbalans” (66), opgesteld door de Dienst openbare wegen, Ernst & Young, Via Nova en Skagerrak Forsikringsmegling aS, blijkt dat in juli 2002 werd besloten dat de activa van de Productieafdeling die aan Mesta aS moesten worden overgedra gen, getaxeerd dienden te worden op basis van het beginsel van de „reële waarde” in plaats van de „gesimuleerde continuïteit”, omdat het eerste een doorzichtiger waarderingsbeginsel is.
Het rapport van december 2002 met als titel „Supplement bij de Openingsbalans: waardebepaling van activa”, opgesteld door de Dienst openbare wegen, Ernst & Young, Via Nova, OPaK en Skagerrak Forsikringsmegling aS presenteert de waarde van de machines op basis van de reële waarde (67). Om de reële waarde vast te stellen werden twee benaderingen gevolgd: voor bepaalde groepen machines was het uitgangspunt de boekwaarde zoals deze is ingeschreven in de overheidsadministratie, gecorrigeerd voor de toepassing van de belasting op de toegevoegde waarde, afschrijvingstermijnen en bepaalde discretionaire ramingen. Voor andere groepen machines waren de waarden gebaseerd op externe ramingen en prijzen (68). Op deze basis werd de reële waarde van de machines geschat op 572 miljoen NOK terwijl de totale waarde van alle activa werd geraamd op 1 162 miljoen NOK (69).
Xxxxx & Xxxxx hebben vervolgens uiteengezet dat de bereke ningen die zijn opgenomen in het bovengenoemde rapport dat uitgaat van een boekwaarde van 747 miljoen NOK, op basis van gesimuleerde continuïteit, om op een reële waarde van 572 miljoen NOK uit te komen, misleidend zijn. Volgens Xxxxx & Xxxxx maakten deze berekeningen geen deel uit van de pro cedure tot vaststelling van de reële waarde van de machines die aan Mesta aS overgedragen dienden te worden.
vii) Onroerend goed
In het rapport met als titel „De Openingsbalans” bedroeg de boekwaarde van het onroerend goed, zoals op 1 januari 2002 door het overheidsbestuur ingeschreven, 596 miljoen NOK. Na de uitsluiting van onroerend goed dat niet moest worden over gedragen aan Mesta aS en na aanpassingen op basis van het principe van gesimuleerde continuïteit werd de waarde geschat op 277 miljoen NOK.
(65) Dit houdt in dat rekening wordt gehouden met verschillen in af schrijvingsmethoden en de behandeling van de belasting op de toegevoegde waarde.
(66) De oorspronkelijke titel van het rapport is „Åpningsbalanse”.
(67) Pagina 11 van het rapport.
De oorspronkelijke titel van het rapport is „Åpningsbalanse Sup
den de waarden in de boekhouding van de Productieafdeling
(68
plering:Verdivurdering av eiendeler”.
) Deze benadering was daarom gebaseerd op een waardebepaling van afzonderlijke activa.
(63) De oorspronkelijke titel van het rapport is „Åpningsbalanse”.
(64) „Regnskapsloven”.
(69) Gebaseerd op een toelichting van Xxxxx & Xxxxx in een e-mail van 11.11.2008 (document nr: 512771).
Na de wijziging van het waarderingsbeginsel van gesimuleerde continuïteit naar reële waarde, werd het onroerend goed ge
1 162 miljoen NOK, bedraagt het bedrijfskapitaal 698 miljoen NOK (77). Dit is meer dan het bedrijfskapitaal van 600 miljoen
taxeerd door een onafhankelijke vastgoeddeskundige,
OPaK.
NOK dat resulteerde uit een raming op basis van de reële
De Noorse autoriteiten hebben een deskundige taxatie ingediend van 28 augustus 2002, waarin OPaK de waarde van 375 eigen dommen taxeerde op circa 336 miljoen NOK (70). Een vervolg rapport van OPaK van 31 oktober 2002 concludeerde dat, na onder meer de toevoeging van 16 eigendommen, de waarde van het onroerend goed circa 395 miljoen NOK bedroeg. Xxxxx & Xxxxx hebben verklaard dat de uitsluiting van eigendommen die niet dienden te worden overgedragen aan Xxxxx aS en de correcties voor verhuurde eigendommen (71) de waarde van het onroerend goed vervolgens op 331 miljoen NOK brachten (72).
Het rapport van december 2002, getiteld „Supplement bij de Openingsbalans: waardebepaling van activa” toont aan dat ter wijl de waarde van het onroerend goed op basis van het prin cipe van de gesimuleerde continuïteit 596 miljoen NOK be droeg, de toepassing van het beginsel van de reële waarde re sulteerde in een waarde van 331 miljoen NOK.
waarde van het gehele bedrijf (de discounted cash flow-me thode). De Noorse wet op de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid bepaalt dat het eigen vermogen de totale waarde van de onderneming niet kan overschrijden en daarom was het noodzakelijk om de waarde van de activa (78) te ver minderen. Vandaar dat Xxxxx & Young de waarde van de activa verminderde teneinde het bedrijfskapitaal op 619 miljoen te brengen. Dit wordt hieronder weergegeven (79):
Vaste activa 1 053
Vlottende activa 109
Kortlopende schulden (464)
Netto 000
Xxxxxxxxxxx correctie machines (25)
2.3.2. Waardebepaling op basis van discounted cash flow
Neerwaartse correctie onroerend goed
(54)
Gelijktijdig, maar los van de waardebepaling van de afzonder lijke activa, werd een taxatie uitgevoerd van de reële waarde van het gehele bedrijf als „going concern” op basis van de discoun ted cash flow-methode, samengevat in een rapport van oktober 2002 getiteld: „Value assessment” van Xxxxx & Xxxxx (73). Het rapport concludeert dat door de toepassing van de discounted cash flow-methode het bedrijfskapitaal (74) ongeveer 600 mil
Totaal neerwaartse correctie (79)
Waarde na neerwaartse correctie 619
Schuld (pensioenen) 319
Eigen vermogen 300
Eigen vermogen in contanten 1 600
xxxx XXX bedraagt (met een foutenmarge van +/– 25 %). De analyse is gebaseerd op een cashflow-raming voor 2003-2012, voor welke periode een negatieve contante waarde van 300 miljoen NOK en een uiteindelijke positieve waarde van 900
Totaal eigen vermogen in de openingsbalans
1 900
miljoen NOK werd gegeven (75). Het rendement is vastgesteld op 6,7 % nominaal rendement op de totale activa na belastin gen (76).
Ernst & Young heeft uiteengezet dat het bedrijfskapitaal (van 600 miljoen NOK) bestaat uit de totale activa minus de kort
Zoals blijkt uit het bovenstaande werd een neerwaartse correctie van 79 miljoen NOK uitgevoerd. Door de hoge onzekerheid van de waarde van het onroerend goed en van de machines, werd de neerwaartse correctie over deze activa verdeeld op de hieronder aangegeven wijze:
lopende schulden. Ter vergelijking: de raming resulterend uit de waardebepaling van de afzonderlijke activa bedroeg 1 162 mil joen NOK. Indien de kortlopende schulden (ten bedrage van
464 miljoen NOK) uitgesloten worden van het bedrag van
Geschatte reële waarde van de machines
aankopen
572
44
(70) Dit cijfer houdt rekening met geplande verkopen. Indien de ge plande verkopen niet in rekening gebracht worden, zou de waarde 420 miljoen, 486 miljoen en 240 miljoen NOK bedragen. 100 van
Neerwaartse correctie (25)
Waarde in de openingsbalans 591
de 375 eigendommen werden getaxeerd.
(71) Correcties werden aangebracht voor eigendommen waarvan ver ondersteld was dat ze in het bezit waren van de Dienst openbare wegen, maar die slechts gehuurd bleken te zijn - en vice versa.
(72) Xxxxx & Xxxxx heeft bevestigd dat de waarde van de eigendommen
Geschatte reële waarde van het onroerend goed
aankopen
331
4
die geselecteerd werden om overgedragen te worden 331 miljoen NOK bedraagt.
(73) Vertaling van de Noorse titel „Verdivurdering”.
(74) „Sysselsatt kapital”.
Neerwaartse correctie (54)
Waarde in de openingsbalans 281
(75) Het „discounted cash flow-rapport is gebaseerd op de veronderstel
xxxx dat het personeelsbestand gereduceerd wordt”.
(76) Het is samengesteld uit een risicovrije rente van 6 % voor belastin gen, of 4,2 % na belastingen (van 28 %), een risicopremie na be lastingen van 2,1 % (35 × 6 %) en een correctie voor de factor van premieverlies voor schuld van 0,4 %. Het werd berekend op basis van het „capital asset pricing model” (CaPM): verwacht rendement van de activa (R) = risicovrije rente (r) plus bèta van het activeren
(b) X {verwacht rendement van de marktportefeuille — risicovrije rente (r)”}.
(77) D.w.z. de nettowaarde van de activa.
(78) „Lov 13.juni 1997 nr. 44 om aksjeselkaper”, hoofdstuk 2-6 (1) (4). Xxxxx & Xxxxx heeft verklaard dat „Da samlet xxxxx var estimert til NOK600m, var det basert på aksjelovens krav om at egenkapitalen ikke kan oppføres med en samlet verdi som overstiger verdien av virksomheten totalt sett, ansett nødvendig å foreta en nedjustering av verdien av de tilførte eiendeler”; (document nr. 512771).
(79) Xxxxx & Xxxxx heeft verklaard dat het verschil tussen 619 en 600 als onbeduidend werd beschouwd. Document nr. 512771.
2.3.3. Kwaliteitscontrole
Naast de procedure voor het bepalen van de reële waarde, was Deloitte & Touche (in oktober 2002) tevens begonnen de aller eerste waardebepalingen van activa (op basis van gesimuleerde continuïteit) af te zetten tegen de resultaten van de discounted cash flow-methode. Op basis hiervan kwam Deloitte & Touche tot de bevinding dat de waarde (op basis van gesimuleerde continuïteit) van de vaste activa moest worden verlaagd van 1 137 miljoen NOK (80) tot 937 miljoen NOK (dus verlaagd
met 200 miljoen NOK) (81).
2.3.4. Waardebepaling in de definitieve openingsbalans
De definitieve openingsbalans van 1 januari 2003 die door Mesta aS opgesteld werd met de hulp van Xxxxx & Young, Vianova Plan en Trafikk aS (bijgevoegd als bijlage a) bevat een totale waarde van de vaste activa van 977 miljoen NOK (82).
De definitieve openingsbalans bevestigt dat de waarde van de machines van 572 miljoen NOK die wordt genoemd in het verslag van december 2002 (getiteld „Supplement bij de Ope ningsbalans: waardebepaling van activa”) neerwaarts is gecorri geerd met 25 miljoen NOK tot 547 miljoen NOK. Door de toevoeging van verdere investeringen en kleinere correcties kwam de uiteindelijke waarde van de machines op 594 miljoen NOK.
Door bepaalde aankopen ten bedrage van 4 miljoen NOK be droeg de waarde van het onroerend goed 335 miljoen NOK; de neerwaartse aanpassing met 54 miljoen NOK (noodzakelijk van wege het resultaat van de discounted cash flow-methode) bracht
waren vastgesteld. Volgens de Noorse autoriteiten weerspiegel den deze prijzen de marktprijzen. Vóór 1 januari 2003 werd een aanzienlijk deel van de bouwcontracten aanbesteed en de Dienst openbare wegen had dus enige ervaring met het niveau van de marktprijs. Bovendien dienden de prijzen van de interne bouwcontracten tussen de Dienst openbare wegen en de Pro ductieafdeling bepaald te worden in overeenstemming met de interne richtlijnen die regels bevatten over het prijzen van in terne contracten (83). Volgens de interne richtlijnen dient de ervaring met prijzen die is opgedaan in het kader van de open bare aanbestedingen de basis te vormen voor de vaststelling van de prijzen van interne contracten: ofwel dienen de prijzen van de openbare aanbestedingen rechtstreeks gebruikt te worden, ofwel dienen de prijzen van interne contracten gebaseerd te zijn op schattingen, getoetst aan de markt en (zo nodig) ver laagd tot het marktniveau (84). In beide gevallen is de algemene voorwaarde die door de Dienst openbare wegen werd gesteld dat de prijzen van interne overeenkomsten een weerspiegeling dienden te zijn van het prijsniveau van de markt (85). Ten slotte hebben de Noorse autoriteiten ook verduidelijkt dat met uit zondering van belastingen en heffingen die aan alle diensten werden opgelegd, fiscale en andere regelgevende voorschriften niet van invloed waren op de prijs waarvoor de contracten werden overgedragen (86).
De prijzen waarvoor de bouwcontracten aan Mesta aS werden overgedragen waren dezelfde als die welke worden gebruikt voor het bepalen van de opbrengsten van de contracten op basis van de discounted cash flow-methode.
2.4.2. Exploitatie- en onderhoudscontracten
de waarde van het onroerend goed op 281 miljoen NOK.
Mesta aS
nam 102 bestaande exploitatie-en onderhoudscon
2.4. OVERDRaCHT VaN OVERGaNGSCONTRaCTEN EN DE WaaRDE ERVaN IN DE OPENINGSBaLaNS
2.4.1. De bouwcontracten
De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat met ingang van 1 januari 2003 alle nieuwe bouwcontracten (voor werken zoals wegen, tunnels, dokken en bruggen) onderworpen waren aan een openbare aanbestedingsprocedure.
tracten („funksjonsavtaler”) over (87). Deze contracten, die be trekking hadden op werken zoals wegdekwerkzaamheden, weg markering, drainage, het inzetten van strooiwagens evenals op werken na overstromingen en lawines, zouden alle verstrijken binnen een termijn van maximaal vier jaar, d.w.z. het derde kwartaal van 2006. Wat de looptijd betreft kunnen zij worden onderverdeeld in de vier onderstaande categorieën. Na het ver strijken van de exploitatie- en de onderhoudscontracten be steedde de Dienst openbare wegen ongeveer 25 % van de con tracten, op 1 september van elk jaar, op de volgende wijze openbaar aan:
De bestaande bouwcontracten moesten echter aan Mesta aS
worden overgedragen om de uitvoering van de lopende bouw projecten te voltooien. De bestaande contracten varieerden wat de complexiteit en de duur ervan betreft, maar alle contracten verstreken in de loop van een of twee jaar na de oprichting van
— Categorie a: 24 contracten, die afliepen in het najaar van 2003;
Mesta
aS.
De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat de
bouwcontracten aan Mesta aS werden overgedragen met hand having van de prijzen die aanvankelijk voor deze contracten
— Categorie B: 25 contracten, die afliepen in het najaar van 2004;
(80) Bestaande uit machines ter waarde van 747 miljoen NOK, onroe rend goed ter waarde van 331 miljoen NOK en andere activa ter waarde van 59 miljoen NOK.
(81) 12 december 2002 en getiteld „Evaluation of proposal for a value assessment and the opening balance”. Hoewel Deloitte & Touche enig voorbehoud maakte ten aanzien van de waardebepaling op basis van de „discounted cash flow”-methode besliste de firma dat dit de best mogelijke schatting was van de waarde van de activa en dat deze methode gebruikt kon worden voor een neerwaartse cor rectie van de waarde van de bedrijfsactiva.
(82) Naast de machines en het onroerend goed, bedroeg de waarde van andere activa 102 miljoen NOK.
(83) De interne richtlijnen hadden als titel „Oppgave-og rollefordeling, avtaleformer mellom myndighet og produksjon”.
(84) Volgens de toelichtingen die de Noorse autoriteiten hebben ver strekt met betrekking tot de interpretatie van de hoofdstukken 2 en 5 van de interne richtlijnen.
(85) Dit wordt, onder andere, in de hoofdstukken 3.3 en 8 van de interne richtlijnen betoogd.
(86) Ook was er, in tegenstelling tot wat in de Openingsbeschikking werd verklaard, geen correctiemechanisme achteraf.
(87) De 102 contracten werden vastgesteld op basis van 67 exploitatie- en onderhoudscontracten tussen de Productieafdeling en de Dienst openbare wegen.
— Categorie C: 27 contracten, die afliepen in het najaar van 2005;
— Categorie D: 26 contracten, die afliepen in het najaar van 2006.
Terwijl elke categorie contracten bevat voor geografische gebie den die gelijkmatig verspreid zijn over Noorwegen (om een duurzame stabiliteit in de dienstverlening te waarborgen) stem men de categorieën ook overeen met de moeilijkheidsgraad van de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd. Zo omvat categorie a de eenvoudigste opdrachten in kleine gebieden (dat wil zeggen, gebieden die de minste problemen opleveren wat betreft het verkeer, de weersomstandigheden en het type weg), terwijl categorie D opdrachten met een hoge moeilijkheidsgraad omvat, zowel wat het type weg betreft (zoals berg- en rots wegen) als ten aanzien van verkeers- en weersomstandigheden. Categorieën B en C omvatten de werken die tussen de twee uitersten vallen.
De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat de prijzen van de diensten die op basis van de door de Productieafdeling afgeslo ten exploitatie- en onderhoudscontracten werden verricht, wer den gehandhaafd bij de overdracht van de contracten aan Mesta aS.
2.4.3. De overdrachtswaarde van de contracten
De prijzen waarvoor de contracten werden overgedragen blijken uit een excel spreadsheet dat ingediend werd door de Noorse autoriteiten en dat lijkt op het spreadsheet dat door Veidekke aSa is ingediend (88). Na het inleidingsbesluit hebben de Noorse autoriteiten de raming van de totale prijs van de bouwcontrac ten, die aan Mesta aS werden overgedragen, geactualiseerd van 2 960 miljoen NOK tot 2 942 miljoen NOK (89). De Noorse autoriteiten hebben tevens de raming van de totale prijs van de exploitatie- en onderhoudscontracten, die aan Mesta aS wer den overgedragen, geactualiseerd van 5 750 miljoen NOK tot 5 866 miljoen NOK. Het overzicht bevat geen prijzen van in dividuele contracten.
2.4.4. Prijsniveau als gevolg van latere aanbestedingen
Een in opdracht van de Dienst openbare wegen, Vianova Plan en Trafikk aS opgesteld rapport bevat een analyse van het prijsniveau van de contracten in December 2003 (het „Via nova-rapport”). Uit dit Vianova-rapport blijkt dat voor een aan tal van de exploitatie- en onderhoudscontracten die aan Mesta aS zijn overgedragen, in januari 2003 een openbare aanbeste ding werd uitgeschreven. Een van de conclusies van het rapport was dat het kostenniveau van de overgangscontracten waarvoor in de loop van 2003 een openbare aanbesteding was uitgeschre ven, ongeveer 32 % lager was dan het oorspronkelijke kosten niveau van vergelijkbare overgangscontracten die aan Mesta aS werden overgedragen. De Noorse autoriteiten hebben laten
weten dat de Dienst openbare wegen inderdaad geen nieuwe onderhandelingen is aangegaan om een prijsverlaging te verkrij gen voor de (resterende) overgangscontracten.
De Noorse autoriteiten hebben een overzicht ingediend van de prijzen die het resultaat waren van de openbare aanbesteding van exploitatie- en onderhoudscontracten tussen 2003 en 2006. De bedragen die in dit overzicht worden vermeld zijn (met enkele verschillen), vergelijkbaar met de bedragen die voor komen op een excel-spreadsheet van Veidekke aSa, dat tevens een tabel bevat waarin de winnende (dat wil zeggen, laagste) offertes van elke aanbesteding worden vergeleken met de prijzen waarvoor de contracten werden overgedragen. Uit deze vergelij king van Veidekke aSa blijkt dat, met betrekking tot de con tracten die tussen 2003 en 2006 werden aanbesteed, de win nende prijzen doorgaans lager waren dan de prijzen waarvoor de contracten voordien aan Mesta aS waren overgedragen. Bo vendien blijkt uit het overzicht dat de prijzen van offertes die door Mesta aS (zelf) bij daaropvolgende aanbestedingen werden aangeboden, lager zijn dan de prijzen waarvoor de contracten aan Mesta aS zijn overgedragen (90):
(miljoen NOK)
Xxxx van aanbesteding | Winnende prijs | Bedrag waarmee de overdrachtsprijs de winnende prijs overschrijdt | Bedrag waarmee de overdrachtsprijs de offerteprijzen van Mesta aS overschrijdt |
2003 | 1 226,6 | 94 | 67 |
2004 | 1 605,2 | 328 | 282 |
2005 | 1 857,1 | 760 | 563 |
2006 | 7 455,5 | 948 | 900 |
Uit dit door de autoriteiten ingediende overzicht van de exploi tatie- en onderhoudscontracten tussen 2003 en 2006 blijkt, dat Xxxxx aS in 2003 14 van de 24 aanbestede contracten bemach tigde. In 2004 verwierf Mesta aS 13 van de 25 contracten, en in 2005 20 van de 29 contracten. In 2006 won Mesta aS 21 van de 30 contracten (91). Dit betekent dat Mesta aS 68 con tracten op een totaal van 108 contracten won, wat neerkomt op 62,7 %.
2.4.5. Voorafgaande prijsonderzoeken en ervaring van de Dienst openbare wegen
De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat het Noorse parle ment vóór de oprichting van Mesta aS zijn goedkeuring had gehecht aan vijf proefcontracten, die de Dienst openbare wegen voornemens was openbaar aan te besteden. De autoriteiten hebben verklaard dat de resulterende prijzen werden gebruikt om dit type contract intern te evalueren (zowel in de periode vóór als na de beslissing in 2001 om Mesta aS op te richten). De prijzen zijn echter niet als basis gebruikt voor de vaststelling van de prijzen van de overgangscontracten. Toen de autoriteit
(88) Zie deel „C” van hoofdstuk 2.4 van het inleidingsbesluit.
(89) Het verschil vloeit voort uit het feit dat het geactualiseerde cijfer meer decimalen bevat. De cijfers vertegenwoordigen de waarden op het tijdstip dat de contracten van de Productieafdeling aan Mesta aS werden overgedragen.
(90) De in het excel-spreadsheet vermelde prijzen werden door Xxxxxxxx aSa omgerekend in jaarlijkse prijzen om deze te kunnen vergelij ken met de in de offertes aangeboden prijzen.
(91) De cijfers verschillen enigszins van de door Veidekke aSa overge legde cijfers.
naar de reden hiervan informeerde, deelden de Noorse autori teiten mee dat besloten was dat de waarde van de overgangs contracten diende te worden bepaald op grond van de kosten basis van de contracten.
Volgens de autoriteiten waren de winnende prijzen van de vijf proefcontracten als volgt:
— Baerum (1998) vijf jaar: 74 940 000 NOK
— Xxxxx Xxxxxxxx (1999) vijf jaar: 56 000 000 NOK
— Ibestad Dyrøy (1999) vier jaar: 30 418 400 NOK
— Lågendalen (2000) vier jaar: 45 706 323 NOK
— Våler og Xxxxx (2001) vijf jaar: 39 018 023 NOK.
In december 2000 heeft de Dienst openbare wegen een rapport uitgebracht waarin het concurrentievermogen van de exploitatie- en onderhoudsdiensten van de Productieafdeling onderzocht werd (92). Het verslag bevat voorlopige resultaten van augustus 2000 en het concurrentievermogen is berekend door de ver houding te bepalen tussen de berekende kosten van een con tract en de overeengekomen prijs. In het geval van de contrac ten van de Productieafdeling vertegenwoordigden de kosten 94 % van de prijs, terwijl de kosten van contracten die door particuliere ondernemers werden gesloten, 71 % van de prijs uitmaakten. Kennelijk was deze conclusie gebaseerd op de proefcontracten. Op bladzijde 7 van het rapport wordt vermeld dat het Bærum-contract blijkens de openbare aanbesteding een gemiddelde jaarlijkse waarde van 15 miljoen NOK heeft. Dit bedrag is verkregen door de prijs per kilometer (125 000 NOK) te vermenigvuldigen met de lengte van de weg (120 km): 15 miljoen NOK (ofwel 75 miljoen NOK voor vijf jaar) (93). Het Nedre Romerike-contract is in het rapport opgenomen met een jaarlijkse waarde van 11,2 miljoen NOK. De prijs per kilometer, 50 000 NOK, maal de lengte xxx xx xxx, 000 xx, is gelijk aan 9,9 miljoen NOK (of 49,5 miljoen NOK gedurende vijf jaar) (94).
afgezien hiervan blijkt uit vragen van de Commissie vervoer van het Parlement aan het ministerie van Verkeer in 1999-2000 over de toestand van de Dienst openbare wegen, dat in akers hus een onderzoek was uitgevoerd waaruit bleek dat het prijs
hoger lag dan het prijsniveau van de particuliere contracten (95). Bovendien wijst de Dienst openbare wegen in een persbericht van 17 april 2001 op het feit dat uit een vergelijking tussen vier contracten uit hoofde waarvan door particuliere marktdeel nemers exploitatie- en onderhoudsdiensten verleend werden, enerzijds, en contracten op basis waarvan de Productieafdeling overeenkomstige diensten leverde, anderzijds, bleek dat de laag ste prijsofferte onder de particuliere leveranciers ongeveer 15- 20 % lager was dan die van de Productieafdeling.
2.4.6. De overgangscontracten en de openingsbalans
De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat de overgangscon tracten activa waren die deel uitmaakten van de discounted cash flow en om die reden in aanmerking werden genomen bij de raming van de totale waarde van Mesta aS. De waarde van de contractenportefeuille (96), berekend op basis van de discounted cash flow-methode, was echter te laag om er enige waarde aan toe te kennen (97).
2.4.7. Tijdelijke openbaredienstverplichting
De Noorse autoriteiten hebben meegedeeld dat zij Mesta aS overeenkomstig artikel 59, lid 2, van de EER-overeenkomst, met ingang van 1 januari 2003 een openbaredienstverplichting hebben opgelegd tot het verrichten van exploitatie- en onder houdsdiensten aan het nationale wegennet. De verplichting werd geleidelijk afgeschaft en eindigde op 1 september 2006. De openbaredienstverplichting wordt in detail beschreven in een rapport over de regels inzake exploitatie en onderhoud, dat door de Dienst openbare wegen in 1999 is uitgebracht (bij gewerkt in 2003) (98). Het rapport legt de fundamentele ver eisten vast waaraan exploitatie- en onderhoudswerken moeten voldoen om ervoor te zorgen dat de verkeersveiligheid wordt gehandhaafd, door de vaststelling van concrete normen of maat regelen met betrekking tot tunnels, drainage, wegdek, bruggen, kades en stoepen (het „Normalisatierapport”) (99). Het Normali satierapport bevat ook specifieke normen voor deugdelijk win teronderhoud ter handhaving van de verkeersveiligheid. De openbaredienstopdracht is aan Mesta aS toevertrouwd middels een bepaling die in elk aan Mesta aS toegekend contract is opgenomen, en die een beknopt overzicht bevat van de des betreffende normen evenals een verwijzing naar het Normalisa tierapport voor exploitatie en onderhoud.
(95) „Spørsmål fra Samferdselskomiteen om St.meld. nr. 46 (1999- 2000) Nasjonal transportplan 2002-2011”; „Spørsmål 28: Konkur ransesituasjonen mellom Statens vegvesens produksjonsvirksomhet og den private asfaltbransjen” De vraag (nr. 28) en het antwoord zijn gepubliceerd in Innst.S. nr. 119 (2000-2001) van 9.2.2001, blz.183. De vraag maakte deel uit van de achtergrondinformatie met het oog op de aanbeveling van de commissie vervoer in ver band met Xx.xxxx.xx. 46 (1999-2000) die goedgekeurd werd op 29.9.2000.
(96) Die bestond uit zowel bestaande als toekomstige contracten over de
niveau van de exploitatie- en onderhoudscontracten 20-25 %
(92) Rapport nr. 110 „Produksjonsavdelingens konkurranseevne Drift og vedlikehold, Statens vegvesen akershus”.
(93) De details inzake de lengte van de weg en de prijs per kilometer
(97
10-jarige periode van de discounted cash flow.
) Xxxxx & Xxxxx heeft verklaard: „Gezien het feit dat de nettowaarde van de geïdentificeerde activa en passiva hoger was dan de netto waarde van de activiteiten, is geen bijkomende waarde van contrac ten vastgesteld ter opname in de Openingsbalans” (document nr. 523923).
zijn afgeleid uit het verslag van 19 oktober 2000 van een bijeen komst van de Commissie vervoer van het Parlement en de vereni ging van asfaltondernemers.
(94) Er is desondanks een zekere discrepantie tussen de prijs van het Nedre Romerike-contract, die in het rapport vermeld wordt en de prijs die door de Noorse autoriteiten is opgegeven.
(98) Rapport getiteld: „Håndbok 111”.
(99) „Standard for drift og vedlikehold” van 1999 en geactualiseerd in 2003. In sommige provincies (ongeveer 20 %) is de plaatselijke Dienst openbare wegen enigszins van het Normalisatierapport af geweken om rekening te houden met de plaatselijke omstandighe den.
Volgens de Noorse autoriteiten was de toewijzing van de hier boven beschreven openbaredienstverplichting aan Mesta aS be doeld om tot september 2006 een toereikend niveau van ver keersveiligheid te waarborgen. Zij verklaarden dat de Dienst openbare wegen verantwoordelijk is voor de verkeersveiligheid en het waarborgen van een minimum-kwaliteitsnorm door mid del van toezicht en controle op reparaties en onderhoud (100). Tot 1 januari 2003 was deze taak beperkt tot de uitoefening van toezicht op de werken van één dienstverrichter, de Produc tieafdeling. Na die datum zou deze taak een nieuwe dimensie krijgen, omdat het onderhoud van het wegennet het voorwerp zou worden van openbare aanbestedingen en derhalve door een aantal verschillende dienstverrichters zou worden uitgevoerd. In dit verband blijkt uit de voorbereidende wetgeving dat de grondgedachte achter een geleidelijke openstelling van de markt was te garanderen dat de Dienst openbare wegen een adequate controle zou kunnen blijven uitoefenen en ervoor kon blijven zorgen dat de normen inzake wegen en veiligheid op een be vredigend niveau gehandhaafd zouden worden (101).
De Noorse autoriteiten hebben voorts verklaard dat dit ook de reden was waarom de aanbesteding van de meest risicovolle en veeleisende opdrachten aan het eind van het proces plaatsvond, terwijl in de eerste plaats de eenvoudigste en kleinste opdrach ten werden aanbesteed (102). Door de moeilijkste opdrachten pas aan het eind van de betrokken periode uit te voeren zou de Dienst openbare wegen reeds een behoorlijke hoeveelheid erva ring hebben opgedaan met het toezicht op en de controle van verscheidene dienstverrichters na de eerste aanbestedingsrondes. Tegen de tijd dat de moeilijker opdrachten zouden worden aan besteed zou de Dienst derhalve onder de best mogelijke voor waarden de controle van de verkeersveiligheid kunnen hand
Mesta AS — toewijzing van kapitaal
Totaal vermogen | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Openingsbalans | 2 686 | 3 989 | 4 291 | 4 643 |
Sluitingsbalans | 3 989 | 4 291 | 4 643 | 4 340 |
Gemiddelde | 3 338 | 4 140 | 4 467 | 4 492 |
Totale omzet Mesta | 6 386 | 5 899 | 6 076 | 4 492 |
Totale omzet exploitatie en onderhoud | 3 645 | 3 613 | 3 235 | 3 253 |
aandeel van de omzet exploitatie en onderhoud ten opzichte van totale omzet | 57 % | 61 % | 53 % | 55 % |
Kapitaal toegewezen aan exploitatie en onderhoud | 1 905 | 2 536 | 2 378 | 2 460 |
aandeel van het kapitaal voor exploitatie en onderhoud dat is toegewezen aan overgangscontracten (%) | 96 % | 81 % | 60 % | 30 % |
aandeel van het kapitaal voor exploitatie en onderhoud dat is toegewezen aan overgangscontracten (NOK) | 1 835 | 2 050 | 1 437 | 748 |
(miljoen NOK)
haven (103).
Met betrekking tot de betaling van een vergoeding voor de openbare dienst hebben de Noorse autoriteiten de volgende tabellen ingediend, die een overzicht geven van de kosten, in komsten en rentabiliteit van de door Mesta aS in het kader van de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud verrichte diensten (104). De Noorse autoriteiten deelden mee dat Mesta aS gedurende de periode van 2003 tot 2006 voor elk overgangs contract een gescheiden boekhouding heeft gevoerd. Daarom houden alle inkomsten (en kosten) die in de onderstaande ta bellen zijn opgenomen rechtstreeks verband met de overgangs contracten voor exploitatie en onderhoud.
Uit tabel 1 blijkt dat de verhouding tussen het aan de over gangscontracten voor exploitatie en onderhoud toegewezen ka pitaal en het totale in Mesta aS geïnvesteerde kapitaal gelijk is aan de verhouding tussen de door de overgangscontracten ge genereerde inkomsten en de totale inkomsten.
(100) Zie „Instruks for Statens vegvesen” van 27 mei 2005.
(101) Cf. brief van de Dienst openbare wegen van 4.12.2002, waarin wordt gesteld: „Kontraktene skal sikre forsvarlig drift og vedlike hold av vegnettet fram til jobbene kan utlyses ut i åpen konkur ranse.” Zie ook St.prp. nr. 60 (2001-2002) verklarende dat „Xxxx tidig får forvaltningsdelen tid til å opparbeide kompetanse for å kunne meistre full konkurranseeksponering av vegvesenet sine oppgåver.”
(102) Zie de verklaring van de categorieën in hoofdstuk 2.4.1.
(103) De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat deze aanpak de be drijven die reeds actief zijn in de sector van wegenwerken en wegenonderhoud de gelegenheid geeft om ervaring op te doen en te investeren.
(104) Tabellen ingediend in document nr. 523924.
De volgende tabel geeft een overzicht van de kosten, inkomsten en het effectief rendement dat door Mesta aS is gerealiseerd op basis van de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud gedurende de periode van 2003 tot 2006. Volgens de Noorse autoriteiten was er vooraf geen specifiek rendement voor deze contracten vastgesteld.
Mesta AS: Inkomsten, kosten en rendement voor overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud
(miljoen NOK)
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Totaal | |
Inkomsten | 2 116 | 1 871 | 1 293 | 586 | 5 866 |
Winst voor belasting (*) | 277 | 175 | 199 | 151 | 802 |
Winst na belasting | 199 | 126 | 144 | 108 | 577 |
Winstmarge | 9 % | 7 % | 11 % | 18 % | |
Kapitaal toegewezen aan overgangs- contracten | 1 835 | 2 050 | 1 437 | 748 | 6 070 |
Effectief rendement op kapitaal | 10,86 % | 6,15 % | 9,98 % | 14,50 % |
(*) De kosten zijn gelijk aan het verschil tussen inkomsten en winst voor belastingen.
De Noorse autoriteiten hebben toegelicht dat het gemiddelde rendement op de markt voor wegenexploitatie en -onderhoud, het zogenaamde „referentierendement”, bestaat uit de gewogen
— waarnemingen van de bèta-waarde over een periode van 40 maanden (2002-2007) van 15 vergelijkbare ondernemingen (zoals Veidekke aSa, Skanska aB-B SHS, PEaB aB) (106);
gemiddelde kosten van kapitaal 8,42 % (105).
(WaCC)
na belastingen van
— het rendement is gecorreleerd aan de hand van de Country World Index” xxx Xxxxxx Xxxxxxx (107);
„all
De volgende tabel geeft een overzicht van de samenstelling van het referentierendement.
Samenstelling van het referentierendement
— het aandeel van het eigen vermogen werd in overeenstem ming geacht met het sectorgemiddelde (op basis van 15 vergelijkbare ondernemingen) (108).
Ten slotte toont de volgende tabel het verschil tussen het refe rentierendement en het effectief rendement dat door Mesta aS is gerealiseerd op basis van de exploitatie- en onderhoudscon tracten in de desbetreffende jaren.
Rendement
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Totaal | |
Mesta: rendement | 10,86 % | 6,15 % | 9,98 % | 14,5 % | |
Referentie- rendement | 8,42 % | 8,42 % | 8,42 % | 8,42 % | |
Surplus rendement | 2,44 % | – 2,27 % | 1,56 % | 6,08 % | |
Surplus rendement (miljoen NOK) | 44,8 | – 46,4 | 22,5 | 45,5 | 66,4 |
2.5. LEGES EN REGISTRaTIERECHTEN
Gewogen gemiddelde kosten van kapitaal (WaCC) | |
Risicovrije rente (*) voor belastingen | 3,85 % |
Marktrisicopremie (**) | 5,00 % |
Totaal vermogen bèta | 0,90 |
Nettoschuld/eigen vermogen | |
Eigen vermogen bèta | 1 |
Kosten van eigen vermogen na belastingen | 8,85 % |
Kosten van vreemd vermogen | |
Risicovrije rente voor belastingen | 3,85 % |
Kredietpremie | 2,50 % |
Kosten van vreemd vermogen voor belastingen | 6,35 % |
Belastingvoet | 28 % |
Kosten van vreemd vermogen na belastingen | 4,57 % |
Gewogen gemiddelde kapitaalkosten (WaCC) | |
Kosten van eigen vermogen | 8,85 % |
aandeel eigen vermogen | 90 % |
Gemiddelde kosten van eigen vermogen na belastingen | 8,00 % |
Kosten van vreemd vermogen na belastingen | 4,6 % |
aandeel vreemd vermogen | 10 % |
Gewogen kosten van vreemd vermogen na belastingen | 0,5 % |
WaCC kosten van het totale vermogen na belastingen | 8,42 % |
Volgens de Mesta-wet dienden de onroerende goederen die van
de Productieafdeling naar Mesta aS werden overgedragen te
worden ingeschreven in het Noorse vastgoedregister als een
„naamwijziging” (109). Dit betekent dat Mesta zijn onroerend goed in het vastgoedregister heeft laten registreren, zonder daar bij onderworpen te zijn aan de leges en registratierechten die normalerwijze verschuldigd zijn bij een eigendomsoverdracht van onroerend goed in Noorwegen (110).
(*) De risicovrije rentevoet van 3,85 % is gebaseerd op het rendement van 5-jaars staatsobligaties (van 2003-2007) cf. Nationale Bank van Noorwegen.
(**) De marktrisicopremie toont het rendement dat marktdeelnemers van aandelen verlangen, in vergelijking met risicovrije investeringen. Een marktrisicopremie van 5 % vloeit voort uit het feit dat marktdeelnemers doorgaans een rende ment van 3-6 % eisen. Het is 0,5 % hoger dan het tarief dat is vastgesteld in het rapport van PricewaterhouseCoopers van 2008 getiteld „Mesta aS - En trepriseverdi pr. 1. januar 2008” (het „PWC 2008-rapport”). Het PWC-rapport kwam uit in verband met de oprichting van de Mesta-groep en werd gecon troleerd door accountants van BDO Noraudit.
Het referentierendement van 8,42 % is gebaseerd op een bèta waarde van 1, die werd vastgesteld rekening houdend met:
In Noorwegen bestaat er een administratieve praktijk, het „con tinuïteitsbeginsel” genoemd, die voorziet in een vrijstelling van betaling van leges en registratierechten in gevallen waarin de onderneming wordt geacht in enigerlei vorm „voortgezet” te worden. Het ministerie van Justitie heeft twee circulaires uitge geven over de toepassing van het continuïteitsbeginsel. Volgens de eerste circulaire, die op 1 januari 2003 in werking trad, geldt het continuïteitsbeginsel enkel bij fusies tussen vennootschap pen met beperkte aansprakelijkheid (111). De tweede circulaire breidt deze praktijk vanaf 1 juli 2005 uit tot splitsingen en omzettingen (112).
(105) De WaCC is gebaseerd op het CaPM-model dat vergelijkbaar is met het model dat gebruikt wordt om het rendement samen te | (107) | op het gebied van taxaties; cf. het PWC 2008-rapport. Cf. het PWC 2008-rapport. |
stellen volgens de discounted cash flow-methode, cf. voetnoot 76. | (108) | Cf. het PWC 2008-rapport. |
De WaCC betreft de kosten van de verschillende financierings | (109) | Hoofdstuk 3 van die wet. |
componenten die door het bedrijf gebruikt worden, gewogen | (110) | Wet 1935 nr. 2 („Lov om tinglysing”) en wet 1975 nr. 59 („Lov |
(106) Dit sluit aan bij de beste praktijken van PriceWaterhouseCoopers
naar hun marktwaarde. Het CaPM-model wordt gebruikt om de kosten van het eigen vermogen te ramen terwijl de kosten van schulden geraamd worden op de basis van de kosten van een riscovrij activum, vermeerderd met een kredietpremie en rekening houdend met de belastingaftrekken.
om dokumentavgift”).
(111) De eerste circulaire werd uitgegeven op 21.5.1990 („Rundskriv G-37/90 av 21.5.1990”).
(112) De tweede circulaire werd uitgegeven op 27.6.2005 („Rundskriv G-6/2005 av 27.6.2005”) en trad in werking op 1.7.2005.
2.6. REDENEN VOOR DE INLEIDING VaN DE PROCEDURE
Op 18 juli 2007 heeft de autoriteit het besluit tot inleiding van een formeel onderzoek vastgesteld op basis van het voorlopig oordeel dat de in het kader van de oprichting van Mesta aS genomen maatregelen staatssteun zouden kunnen inhouden, die voor geen van de uitzonderingen van de EER-overeenkomst in aanmerking zou komen (113). Om deze reden betwijfelde de autoriteit of de desbetreffende maatregelen als verenigbaar kon den worden beschouwd met de werking van de EER-overeen komst. De betrokken maatregelen betreffen: de herstructurering, de waardebepaling van de activa, de overgangscontracten over gedragen aan Mesta aS en het niet betalen van leges en regis tratierechten.
3. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
Na het inleidingsbesluit werden opmerkingen ontvangen van vier belanghebbenden, naar aanleiding waarvan de autoriteit en de verschillende belanghebbende partijen uitvoerig overleg hebben gevoerd over de betrokken kwesties.
3.1. aRNTZEN DE BESCHE — MESTa aS
Het advocatenkantoor arntzen de Besche („arntzen”) heeft op merkingen ingediend namens Xxxxx aS.
Wat het vraagstuk van de overheidsmaatregelen betreft stelt arntzen dat de belangrijkste vraag is of de kosten al dan niet als een verplichting van de overheid moeten worden be schouwd. Slechts indien dit niet het geval is, kunnen de her structureringskosten worden beschouwd als onderdeel van de normale begroting van Mesta aS en vormt een vergoeding voor dergelijke kosten een economisch voordeel. In het licht van het „Combus”-arrest is de beslissende vraag of de compen satie „de lasten verlicht die normalerwijze worden verondersteld ten laste te komen van de begroting van een onderneming”; slechts de vrijstelling van zulke kosten vormt een economisch voordeel (114).
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de vergoeding van i) kosten gemaakt bij de normale bedrijfsuitoefening en ii) opgelegde kosten, die dus niet voortvloeien uit de normale be drijfsuitoefening en die afwijken van de kostenverplichtingen van concurrenten. Vergoeding van het laatste type kosten kan, zoals in dit geval, eenvoudig een structureel nadeel compense ren of opheffen door een gelijk speelveld te creëren, en vormt derhalve geen staatssteun. Op basis hiervan betoogt arntzen dat de compensatie van Xxxxx aS voor de herstructureringsmaat regelen voortvloeit uit een verplichting van de overheid om structurele nadelen op te heffen en dat er derhalve geen sprake is van staatssteun.
In het geval de autoriteit tot de conclusie zou komen dat de herstructureringsmaatregelen staatssteun inhouden, dan zou de steun volgens arntzen verenigbaar zijn omdat deze Mesta aS in staat stelt eerlijk te concurreren in een markt die net open gesteld is voor mededinging. aangezien het productieonderdeel
(113) Besluit 350/07/COL van 20.12.2007 en EER-supplement nr. 61 van 20.12.2007.
van Mesta aS eerder een interne dienstverlener van de overheid was, werd Xxxxx aS opgescheept met een organisatie die niet competitief was. Zonder compensatie zou de concurrentieposi tie van Mesta aS hierdoor worden aangetast. De Commissie heeft in haar beschikking betreffende „Destia” geoordeeld dat de openstelling van de markt een communautaire doelstelling is in het algemeen belang (115). Bovendien zijn de richtsnoeren staatssteun in verband met gestrande kosten erop gericht de overgang van ondernemingen naar een concurrerende markt te vergemakkelijken. Inderdaad is steun (wat de duur en de gevolgen betreft) om het bereiken van een gemeenschappelijk doel, namelijk de overgang van een gesloten markt naar een (gedeeltelijk) geliberaliseerde markt te vergemakkelijken, in het algemeen belang, en vormt deze een tegenwicht tegen de ver storing van de mededinging. In dit verband zij erop gewezen dat Xxxxx aS eventueel teveel betaalde herstructureringssteun moet terugbetalen.
Wat de taxatie van de machines betreft stelt xxxxxxx dat na de wijziging van de waarderingsbeginselen van boekwaarde naar reële waarde, de discounted cash flow-analyse de waarde van het bedrijf op 600 miljoen NOK heeft vastgesteld. De toeken ning van waarde aan de activa heeft geen invloed op de totale waarde en geeft derhalve geen aanleiding tot problemen in ver band met staatssteun. Op basis van het resultaat van de dis counted cash flow-analyse werd de waarde van de activa (inclu sief kortlopende schuld) verlaagd van een reële waarde van 698 miljoen NOK tot 619 miljoen NOK. Derhalve bedroeg de cor rectie 79 miljoen NOK en niet 200 miljoen NOK.
Met betrekking tot de overgangscontracten voert arntzen aan dat Mesta aS alleen werd gecompenseerd voor de kosten van diensten in het kader van de relevante contracten en bijgevolg geen enkel economisch voordeel ontvangen heeft in de zin van de staatssteunregels. arntzen meent verder dat, om te kunnen vaststellen of er sprake is van een voordeel, de autoriteit een referentieprijs moet vaststellen die, in vergelijking met de wer kelijke prijs van de aan Mesta aS overgedragen contracten, het economisch voordeel vormt. Enkel indien de autoriteit kan aantonen dat bestaande ondernemingen op 1 januari 2003 ver gelijkbare diensten konden verlenen voor een lagere prijs, zou de prijs waarvoor de contracten aan Mesta aS werden over gedragen, te hoog zijn. De bewijslast ligt bij de autoriteit.
arntzen stelt verder dat er in feite geen marktprijs bestond op 1 januari 2003, aangezien alle exploitatie- en onderhoudsdien sten intern werden uitgevoerd en er op 1 januari 2003 met de oprichting van Mesta aS de facto een monopolie ontstond. De prijzen die voortvloeien uit de openbare aanbestedingen van de proefprojecten kunnen niet als referentieprijzen worden ge bruikt: in de eerste plaats heeft de autoriteit niet aangetoond dat andere ondernemingen daadwerkelijk bereid en in staat wa ren om de betrokken diensten tegen een lagere prijs te ver richten. Gezien het belang van de zaak dient de autoriteit een zorgvuldig onderzoek in te stellen om na te gaan of andere ondernemingen daadwerkelijk bereid waren om de betrokken diensten tegen een lagere prijs uit te voeren. alleen indien dit het geval is, kan er sprake zijn van staatssteun. In de tweede plaats waren de prijsniveaus die uit de openbare aanbestedingen van de proefcontracten voortvloeien weliswaar lager dan de prijzen waarvoor de contracten aan Mesta aS zijn overgedragen, maar de twee groepen contracten zijn niet vergelijkbaar. Dit
(114) Zaak T-157/01 „Danske Busvognmaend/Commissie”. Jurispr. 2004,
blz. II-917. (115) PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1, overwegingen 307-308.
betekent dat de proefcontracten niet de marktprijs vertegen woordigen. In dit verband wordt opgemerkt dat de oorspron kelijke contractprijs van een van de proefcontracten, met name het Bærum-contract, werd verhoogd met 25 % door bijkomende werken. Een groot deel van deze werken is inbegrepen in de basisprijs van de overgangscontracten, die aan Mesta aS over gedragen zijn. Ten slotte beschikt de autoriteit niet over infor matie waaruit blijkt dat ondernemingen waaraan de proefcon tracten of de contracten die na 2003 aanbesteed zijn, zijn ge gund, daadwerkelijk de kosten van hun dienstverlening dragen. Indien ondernemingen hun kosten niet dekken is er geen sprake van een doeltreffende openstelling van de markt.
3.2. XXXXXXXXXX — VEIDEKKE aSa
Het advocatenkantoor Xxxxxxxxxx Xxxxxxxx Greve Lund aS (
„Thommessen”), heeft opmerkingen ingediend namens Veidekke aSa.
Ten aanzien van de herstructureringsmaatregelen betoogt Xxxxxxxxxx dat het Combus-arrest erkent dat de overheids financiering van kosteninefficiënties die een gevolg zijn van vroegere arbeidswetgeving geen staatssteun vormen mits de overheidsfinanciering evenredig is met het structurele nadeel. Compensaties die het verschil tussen de kosten van het struc turele nadeel en de relevante arbeidskosten van een vergelijkbare onderneming overschrijden, zijn staatssteun. De overheidsinter ventie mag de pensioenverplichtingen van Mesta aS die in het verleden ontstaan zijn niet verlichten, doch mag alleen structu rele nadelen voor de toekomst (d.w.z. vanaf 2003) tegengaan. Xxxxxxxxxx betoogt dat Mesta aS overgecompenseerd werd voor de structurele nadelen. De autoriteit moet daarom nagaan of de overbezetting van Mesta aS resulteerde in een aantal
Xxxxxxxxxx stelt verder dat in de richtlijnen van de regering wordt bepaald dat de werkgever de voortzetting van het lid maatschap bij het ministerie van arbeid kan aanvragen. Indien dit geweigerd wordt, kan de persoon aangesloten worden bij de pensioenregeling door middel van een zogenaamde „gesloten lidmaatschap”; Xxxxxxxxxx vraagt of dit gesloten lidmaatschap overwogen is als alternatief voor de compensatie van Mesta aS in het kader van herstructureringsmaatregelen. Xxxxxxxxxx voert aan dat Mesta aS mogelijk een verplichting op zich ge nomen heeft die hij niet op zich behoefde te nemen. Indien de herstructureringskosten van Mesta aS in dit verband een gevolg zijn van het feit dat verplichtingen vrijwillig zijn overgenomen of gehandhaafd, dan is dit een beslissing van Mesta aS. Een vergoeding van kosten die Mesta aS niet wettelijk gehouden was te voldoen, zijn kosten die normalerwijze ten laste komen van de begroting van een onderneming; de overheidsfinancie ring van deze kosten is staatssteun.
Het compenseren van herstructureringskosten kan verenigbaar zijn op grond van artikel 6, lid 3, onder c), van de EER-over eenkomst mits de voorwaarden van noodzakelijkheid en even redigheid worden gerespecteerd. In dit verband moet het doel, het verhogen van de efficiëntie van de voormalige Productie afdeling, worden afgewogen tegen de doelstelling om de markt concurrerender te maken. Xxxxxxxxxx verklaart dat het con currentievermogen van Mesta aS inderdaad gerealiseerd is door dat de onderneming een groot deel van de openbare aanbeste dingen won ten koste van de daadwerkelijke mededinging op de markt. Mesta aS is verreweg de grootste speler met een markt aandeel van 60 %. Het gestaag afnemen van het aantal inschrij vers op openbare aanbestedingen bevestigt dit. Het probleem is dat Mesta aS overgecompenseerd werd voor zijn structurele nadelen. De markt is gewoon verschoven van een oligopolisti sche markt naar een duopolide markt met Mesta aS als de
voordelen voor het bedrijf, wat zou betekenen dat het structu
rele nadeel (van het personeelsoverschot) werd overschat. Met andere woorden, de autoriteit dient op te helderen of het na deel van overbezetting teniet werd gedaan door de toegang tot een grote hoeveelheid goedkope arbeidskrachten. In dit verband werd de aandacht gevestigd op het feit dat de rentabiliteit van Mesta aS significant beter was dan tijdens de eerste drie jaar van zijn bestaan werd verwacht. Uit St.prp. nr. 1 (2007-2008) blijkt dat de jaarlijks toegekende middelen meer dekten dan de relevante passiefpost van de herstructureringsmaatregelen, wat wijst op overcompensatie.
De autoriteit moet met name nagaan of de overheid de moge lijkheid had een aantal werknemers over te dragen, te herplaat sen of te vervangen in plaats van hun een vervroegd pensioen aan te bieden. De autoriteit moet de Noorse autoriteiten vragen aan te tonen dat vervroegd pensioen nodig was voor het afhan delen van de personeelskwestie. De autoriteit moet nagaan of de autoriteiten alleen compensatie verstrekten voor het verschil tussen de gemiddelde kosten van een gewone particuliere pen sioenregeling en het lidmaatschap van het staatspensioenfonds, en of de compensatie beperkt was tot ambtenaren. De autoriteit wordt verzocht om na te gaan of de kosten voor het handhaven van een speciale pensioengerechtigde leeftijd kosten zijn die normalerwijze ten laste van de begroting van een onderneming komen en dus geen structureel nadeel inhouden, wat zou bete kenen dat de vergoeding gelijkgesteld kan worden met staats steun. De autoriteit dient de transactie eveneens te beoordelen in het licht van de richtlijn betreffende de overdracht van onder nemingen.
dominante speler. De autoriteit dient na te gaan of de maat regelen in kwestie geen voordeel verlenen, met een verstoring van de markt tot gevolg.
In verband met de waardebepaling van de activa voert Xxxxx messen aan dat de autoriteit de zaak moet onderzoeken, on geacht of de openingsbalans in overeenstemming is met de Noorse wetgeving inzake verslaglegging en vennootschappen. Volgens Xxxxxxxxxx bevat de Noorse wet op de beperkte aan sprakelijkheid een bepaling op grond waarvan het ingebrachte maatschappelijk kapitaal de reële waarde niet mag overschrijden. Hoewel de raad van bestuur echter aansprakelijk kan worden gesteld voor taxaties die de reële waarde overschrijden, is hij niet aansprakelijk voor waardebepalingen onder de reële waarde. Daarom verwacht Xxxxxxxxxx dat er een afzonderlijke on afhankelijke deskundige taxatie wordt uitgevoerd om te beoor delen of de activa al dan niet zijn vastgesteld op de markt waarde.
Xxxxxxxxxx is het ermee eens dat de activa moeten worden getaxeerd op de reële waarde als „going concern”, mogelijk met gebruikmaking van een discounted cash flow-analyse. Volgens deel 4 (2) van de Noorse wet op de verslaglegging moet de analyse worden gebaseerd op het principe van de „best moge lijke raming”. Xxxxxxxxxx voert echter aan dat de raming van de Noorse autoriteiten niet in overeenstemming is met dit prin cipe, maar is gebaseerd op eenzijdige argumenten om de activa te onderwaarderen. Ten eerste bleek uit de vaststelling van de
reële waarde van de afzonderlijke activa dat, hoewel de discoun ted cash flow-analyse aangaf dat er inherente onzekerheden waren, de werkelijke waarde aanzienlijk hoger lag en dat der halve de discounted cash flow-analyse naar boven had moeten worden bijgesteld. Ten tweede blijkt uit de discounted cash flow-analyse dat de definitieve waarde gelijk was aan 900 mil joen NOK maar dit bedrag werd neerwaarts aangepast omdat de cash flows tijdens de periode 2003-2012 werden geschat op
–300 miljoen. Xxxxxxxxxx stelt dat de onzekerheid bij de
Mesta aS werd derhalve gecompenseerd voor structurele nade len middels de financiering van herstructureringswerken ten bedrage van 993,6 miljoen NOK, een inbreng van contanten van 1 600 miljoen NOK en de te hoge prijzen van de over gangscontracten die aan Mesta aS werden overgedragen. Mesta aS werd tweemaal vergoed voor dezelfde herstructureringskos ten. De Noorse autoriteiten waren zich ervan bewust dat de marktprijs 25-30 % lager lag dan de intern tussen de Productie afdeling en de Dienst openbare wegen overeengekomen prijs —
oprichting van Mesta aS
en over de bedrijfsresultaten ervan
hetgeen precies de reden was voor de liberalisering van de
overdreven werd teneinde de reële waarde van de activa neer waarts aan te passen. Ten derde resulteerde de externe taxatie van 18 machinegroepen in een geschatte waarde van 424 mil joen NOK. Dit bedrag ligt aanzienlijk hoger dan dat van 148 miljoen NOK dat het resultaat was van de taxatie van een nog groter aantal machinegroepen, namelijk 37. Volgens Xxxxxxxx sen is het onbegrijpelijk dat de marktprijs van het grotere aantal machines van Mesta aS, lager kon worden geschat dan van de machines van Veidekke aSa. De autoriteit dient dit te onder zoeken. Ten slotte stelt Xxxxxxxxxx dat het ongebruikelijk is dat de reële waarde van een „going concern” de „goodwill” buiten beschouwing laat.
Daarenboven betoogt Xxxxxxxxxx dat de neerwaartse aanpas sing met 200 miljoen NOK wat de machines betreft en met 50 miljoen NOK voor het onroerend goed (dat wil zeggen het verschil tussen 331 miljoen NOK en 281 miljoen NOK) een voordeel oplevert omdat een lagere waardering van de activa betekent dat het bedrag van de afschrijvingen lager is en het bedrijfsresultaat daardoor hoger is. De extra bedrijfsopbrengsten kunnen worden gelijkgesteld met staatssteun. Bovendien: hoe hoger de evaluatie van de activa, des te hoger zou het vereiste rendement moeten zijn. Een lagere taxatie impliceert derhalve dat de jaarlijkse winst van de Noorse autoriteiten te laag is en dat het verschil tussen dat bedrag en de winst op basis van een juiste waardering, staatssteun vormt.
Met betrekking tot de overgangscontracten stelt Xxxxxxxxxx het op prijs dat de Noorse autoriteiten het verschil erkennen tussen de marktprijs (resulterend uit de openbare aanbestedin gen) en de prijs waartegen de overgangscontracten voor exploi tatie en onderhoud werden overgedragen; dit verschil bedraagt ongeveer 2 miljard NOK (116). Met betrekking tot het argument van de Noorse autoriteiten dat de geraamde bruto-inkomsten van de contracten deel uitmaken van de openingsbalans en dat het niet nodig is om de marktwaarde ervan te bepalen, stelt Xxxxxxxxxx dat de discounted cash flow-analyse ten onrechte veronderstelt dat de contracten tegen de marktwaarde werden overgedragen (117). Wat het argument betreft dat er op 1 januari 2003 geen marktprijs of betrouwbare indicatoren ter bepaling van een marktprijs bestonden, gaan de Noorse autoriteiten voorbij aan de prijzen die uit de proefcontracten naar voren kwamen, evenals de marktprijs op soortgelijke markten in an dere Scandinavische landen en de marktprijs resulterend uit openbare aanbestedingen die in 2003 en daarna zijn gehouden.
(116) De beste schatting van Xxxxxxxxxx is 2,1 miljard NOK, terwijl de bouwcontracten een waarde van 0,4 miljard NOK vertegenwoor digen.
markt. Er wordt verwezen naar het rapport van december 2000, uitgebracht door de Dienst openbare wegen, waarin wordt vast gesteld dat de kosten van de Productieafdeling veel hoger lagen dan de kosten van soortgelijke contracten die door particuliere ondernemers werden gesloten. Vandaar dat Xxxxxxxxxx de mening is toegedaan dat de marktprijs zeer goed gedocumen teerd was. Ten slotte betoogt Thommessen dat, indien de markt prijs moest worden vastgesteld op basis van de kosten van Mesta aS, moet worden uitgegaan van de kostenbasis van Mesta aS sinds de herstructureringsmaatregelen hun vruchten hebben afgeworpen, dat wil zeggen de kostenbasis van een „concurre rend” Mesta aS, en niet van de kostenbasis van een Mesta aS waarvan de herstructureringskosten vergoed zijn, of zullen wor den vergoed. Indien de kostenbasis van een concurrerend Mesta aS in aanmerking wordt genomen is Mesta aS volgens Xxxxx messen overgecompenseerd met ongeveer 181 miljoen NOK (het verschil tussen de prijzen waarvoor de contracten werden overgedragen en de prijzen resulterend uit latere aanbestedin gen).
3.3. SCHJØDT
Het advocatenkantoor Schjødt, dat zijn opmerkingen namens een anonieme klager heeft ingediend, merkt over de herstructu reringsmaatregelen op dat financiering om uitkeringen te be houden die voortvloeien uit de ambtenarenstatus, geen staats steun vormt indien deze financiering aan individuele personen op basis van objectieve criteria wordt toegekend en niet be paalde bedrijven begunstigt. Omgekeerd vormt de financiering van werknemersuitkeringen die deel uitmaken van de normale lasten van bedrijven, staatssteun. Het gaat derhalve om de vraag wat als normale financiële last van bedrijven kan worden be schouwd. Schjødt stelt dat er enkel sprake is van staatssteun indien de uitkering hoger is dan wat werknemers die op de markt zijn aangeworven, zouden ontvangen. Uit het Combus- arrest (waartegen nooit hoger beroep is ingesteld) blijkt dat de rechtstreekse betalingen aan werknemers in ruil voor het afzien van de ambtenarenstatus, geen steun aan de onderneming vormt (118). Het Combus-arrest werd echter gewezen op een moment dat er veel onzekerheid bestond over structurele nade len en het is hoe dan ook niet duidelijk of de feiten van de Mesta-zaak vergelijkbaar zijn met de feiten van de Combus- zaak; het is dus de vraag of de Combus-zaak een betrouwbaar precedent vormt voor de onderhavige zaak.
Xxxxxxx stelt dat de vergoeding van de verhuizing van personeel, verplaatsing, de verhuizing van kantoren, de verhuizing van
(117) Er wordt verwezen naar de Destia-beschikking, PB L 270 van
10.10.2008, blz. 1. (118) Vergelijkbaar met N 483/2000 Nederland.
operationele ondersteuningspunten enz. als staatssteun kan wor den aangemerkt, die onverenigbaar lijkt te zijn.
Bovendien kunnen kosten in verband met de renovatie van machines niet vergoed worden en terzelfder tijd als negatieve activa gelden.
Xxxxxxx bestrijdt dat de herstructureringssteun voor Mesta aS als verenigbaar kan worden beschouwd op grond van de richt snoeren staatssteun voor reddings- en herstructureringsmaat regelen. Mesta aS en zijn voorganger verkeerden en verkeren niet in moeilijkheden in de zin van deze richtsnoeren, die hoe dan ook niet van toepassing zijn op nieuwe bedrijven welke door reorganisaties zijn ontstaan.
Met betrekking tot de waardering van de activa wijst Xxxxxxx erop dat een onafhankelijke evaluatie houvast zou kunnen bie den bij de beoordeling van de vermeende onderwaardering van de activa. De onderwaardering, tezamen met de kapitaalinjectie van 1 600 miljoen NOK zou kunnen resulteren in een hoger eigen vermogensaandeel dan het geval zou zijn bij een correcte toepassing van het principe van de particuliere marktinvesteer der. In het kader van deze verificatie moet tevens worden na gegaan of de Noorse autoriteiten hebben afgezien van een vol doende rendement op hun investeringen.
Met betrekking tot de tijdelijke contracten wijst Xxxxxxx erop dat de argumenten van de Noorse autoriteiten berusten op de hy pothese dat i) de contracten tegen de marktprijs moeten worden overgedragen, om geen staatssteun te vormen, en ii) dat hun activiteiten moeten worden beoordeeld op basis van de infor matie die op het relevante tijdstip beschikbaar was, wat impli ceert dat later bewijsmateriaal (waaruit blijkt dat de prijzen van de overgangscontracten boven de marktprijs lagen) niet in aan merking kan worden genomen (119). Schjødt betoogt evenwel dat bewijzen die post factum zijn verkregen in aanmerking kunnen worden genomen in zoverre zij de informatie die op het relevante tijdstip beschikbaar was, bevestigen. De Noorse autoriteiten waren zich ervan bewust dat de prijzen van de aan Mesta aS overgedragen contracten naar alle waarschijnlijk heid boven de marktprijs lagen. De rationale van de reorgani satie was immers efficiëntieverbetering en „meer waar voor min der geld” (120). Uit een in 2001 door Statskonsult uitgebracht rapport blijkt dat de gemeente Oslo vanaf 1996 de sector we genexploitatie en -onderhoud openstelde voor concurrentie, het geen resulteerde in een kostenbesparing van ongeveer 20 % op het gebied van exploitatie en onderhoud. Ten slotte blijkt tevens uit het rapport dat in 2001 door de Dienst openbare wegen zelf werd uitgebracht, dat aan particuliere aannemers gegunde con tracten voor exploitatie en onderhoud concurrerender waren dan de contracten die door de Productieafdeling waren uitge voerd.
In plaats van te handelen op basis van de informatie waarover zij beschikten, negeerden de Noorse autoriteiten eerdere erva
(119) Het Via Nova-rapport concludeert dat het kostenniveau van de overgedragen contracten die openbaar waren aanbesteed, 32 % lager was dan het kostenniveau van vergelijkbare overdrachtscon tracten.
(120) Cf. St.prp. nr. 1 (2001-2002) waarin wordt bepaald dat „ervaringen binnen de wegenadministratie aantonen dat concurrentie zal leiden
ringen en droegen zij de contracten over boven de marktprijs. Schjødt stelt dat de Noorse autoriteiten dergelijke informatie niet kunnen negeren. De autoriteiten hadden gemakkelijk een algemene tariefverlaging van de contractenportefeuille kunnen toepassen. Xxxxxxx voert verder aan dat een goedkeuring van de te hoge prijszetting wellicht niet kan worden toegestaan omdat Xxxxx aS reeds gecompenseerd is voor herstructureringsmaat regelen, en de contractprijzen niet gebaseerd waren op openbare aanbestedingen, en er evenmin een correctiemechanisme xxxxx xxxxx was. De Mesta aS-zaak is daarom ook volledig verschil lend van de Destia-zaak (121).
De Noorse autoriteiten hebben herhaaldelijk verklaard dat er geen particuliere ondernemingen voor exploitatie en onderhoud op de markt aanwezig waren, hoewel uit St. prp. nr.1 (2001- 2002) blijkt dat 30 % van de exploitatie- en onderhoudswerken werd opengesteld voor mededinging tussen de marktdeel nemers. Bovendien stelt het bovengenoemde Statskonsult-rap port dat hoewel het merendeel van de exploitatie- en onder houdswerken in 2000 werd uitgevoerd door de Dienst openbare wegen, 28 % op de markt werd gebracht. Met betrekking tot het verwerven van de relevante deskundigheid voor de aanbesteding van werken door de Dienst openbare wegen, wijst Schjødt erop dat de Dienst openbare wegen reeds gebruiktmaakte van deze deskundigheid bij de overeenkomst voor exploitatie en onder houd („funksjonsavtale”) met de Productieafdeling, zodat deze deskundigheid in 2003 reeds verworven had moeten zijn. De autoriteiten hebben niet uitgelegd in welke zin de deskundigheid inzake de aanbesteding van werken aan marktdeelnemers ver schillend zou zijn van de vaardigheden, waarvan in het kader van de overeenkomsten met de Productieafdeling gebruik werd gemaakt.
Ten slotte betoogt Schjødt met betrekking tot de leges dat de vrijstelling neerkomt op een economisch voordeel voor Mesta aS en dat het continuïteitsbeginsel niet van toepassing is omdat er geen feitelijke overdracht van eigendomstitel is. De feiten van de Mesta aS-zaak zijn vergelijkbaar met die van de Entra-zaak, en daarom vormen de voordelen voor Mesta aS staatssteun, net als in de Entra-zaak. aangezien de waarde van het onroerend goed in de openingsbalans neerwaarts werd bijgesteld, kan het bedrag van de steun niet op deze basis worden berekend, maar dient het te worden bepaald aan de hand van de marktwaarde van het overgedragen onroerend goed.
3.4. WIERSHOLM — SKaNSKa
Het advocatenkantoor Wiersholm heeft namens de onder neming Skanska opmerkingen ingediend.
Wiersholm betoogt dat een rendement dat is vastgesteld op basis van onder de marktprijs gewaardeerde activa niet voldoet aan het beginsel van de particuliere marktinvesteerder. Wiers xxxx wijst erop dat er, zoals door de autoriteit is vermeld, aanzienlijke onzekerheid bestaat over de waarde van de vaste activa en ziet niet in op welke wijze de Noorse autoriteiten hebben voldaan aan het beginsel van de particuliere marktinves teerder. De Noorse autoriteiten hebben niet verklaard waarom niet alle machinegroepen aan een externe beoordeling van de reële waarden werden onderworpen (slechts 18 van de 55 wer den in beschouwing genomen), en hebben evenmin een reden opgegeven voor de uiteenlopende evaluatiemethoden voor de
tot een winst van 1 tot 15 % inzake exploitatie en onderhoud en
van 5 tot 10 % wat de bouw betreft”. (121) PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1, overweging 125.
verschillende groepen. Wiersholm stelt dat een onafhankelijke evaluatie noodzakelijk is. Gezien de omvang van de in deze zaak ingediende cijfers, kan de stelling dat de overdracht van activa tegen boekwaarde geen steun vormt die door de Com missie in haar beschikking betreffende Destia wordt geformu leerd, niet rechtstreeks worden toegepast (122). Er wordt ver wezen naar het besluit van de autoriteit in de arcus-zaak (123) waarbij productie-installaties en andere activa werden overgedra gen van een staatsmonopolie naar de arcus-groep. In deze zaak kwam de autoriteit tot de bevinding dat de overgedragen activa ondergewaardeerd waren voor een bedrag van 264 miljoen NOK ten opzichte van de marktwaarde en dat de overheid voor hetzelfde bedrag ondergecompenseerd was. De transactie impliceerde dat de arcus-groep hetzelfde bedrag aan staatssteun had ontvangen. Het besluit toont aan dat een onderzoek van de taxatie van de activa in de Mesta aS-zaak relevant is.
Met betrekking tot de overgangscontracten verwijst Wiersholm
van de offertes voor zowel bouwcontracten als exploitatie- en onderhoudscontracten in de periode tussen 1 augustus 2002 en
1 februari 2008. Volgens dit onderzoek zijn de gemiddelde prijzen van Mesta aS geëvolueerd van 20 % onder het prijs niveau van Skanska naar een hoger prijsniveau dan dat van Skanska. Dit toont aan dat de aan Mesta aS overgedragen con tracten een economisch voordeel opleveren dat staatssteun in houdt.
4. OPMERKINGEN VAN DE NOORSE AUTORITEITEN
4.1. HERSTRUCTURERINGS- EN REORGaNISaTIEMaaTREGELEN
De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat er met betrekking tot de overheidsfinanciering van herstructureringsmaatregelen geen sprake is van staatssteun.
naar de verklaring van de
autoriteit
in het inleidingsbesluit,
waaruit blijkt dat een contractprijs onder de marktprijs een economisch voordeel oplevert voor de dienstverleners. Volgens Wiersholm is het standpunt van de Noorse autoriteiten dat het niet zo belangrijk is of de contracten tegen de marktprijs aan Mesta aS werden overgedragen. Het belangrijkste punt is dat de bruto-inkomsten van de contracten in de cashflow-analyse zijn opgenomen en in de openingsbalans van Mesta aS als inbreng in natura in aanmerking zijn genomen. Toch hebben de Noorse autoriteiten ook verklaard dat de overgangscontracten slechts een klein deel van deze waarde vormden. Wiersholm is van mening dat de autoriteiten de noodzaak van de vaststelling van een marktprijs aan de hand van bruto-inkomsten in de discounted cash flow niet kunnen negeren. De Commissie heeft in haar inleidingsbesluit betreffende Destia duidelijk verklaard dat de prijsverhoging staatssteun vormt: „Dit biedt Tieliikelaitos [Destia] een economisch voordeel, dat met staatsmiddelen is gefinancierd: Tieliikelaitos [Destia] krijgt van de staat meer geld dan een normale marktspeler zou krijgen voor een soort gelijke dienst” (124).
Skanska is het niet eens met het argument van de Noorse autoriteiten dat er geen marktprijs bestond op het moment van de oprichting van Mesta aS. Er bestond reeds een markt prijs via de proefcontracten, en de analyse van Veidekke aSa waarnaar in het inleidingsbesluit verwezen wordt, toont duide lijk een verschil aan tussen de prijzen waarvoor de contracten werden overgedragen en de prijzen die uit de latere aanbeste ding van dezelfde contracten voortvloeien. De verwachting van latere prijsdalingen betekent niet dat de prijzen waarvoor de contracten aan Mesta aS werden overgedragen, geen eco nomisch voordeel inhielden. De autoriteiten proberen hun prijs beleid te rechtvaardigen met het argument dat de markt in de periode 2003-2006 niet volledig opengesteld was voor concur rentie. Mesta aS profiteerde echter van de overprijsde contrac ten die nog steeds golden toen de markt werd geliberaliseerd. Mesta aS' gemiddelde prijsniveau is inderdaad gestegen gedu rende de overgangsperiode, terwijl het gemiddelde prijsniveau van Skanska stabiel gebleven is. Dit blijkt uit een onderzoek
In dit verband hebben de Noorse autoriteiten erop gewezen dat Mesta aS bij de oprichting op 1 januari 2003 met een aantal nadelen kampte als gevolg van het feit dat de Productieafdeling deel uitmaakte van de overheid en dat de werknemers een ambtenarenstatus hadden. Deze nadelen omvatten de overdracht aan Mesta aS van een buitensporig groot aantal werknemers (1 700) waarvan het ambtenarenpensioen (of alternatieve rech ten) gedurende een overgangsperiode gehandhaafd werd. Mesta aS betaalde de extra kosten van de handhaving van deze rech ten gedurende de overgangsperiode (125). De reden waarom aan Mesta aS middelen werden verstrekt voor de financiering van de herstructureringsmaatregelen was om de onderneming te compenseren voor het feit dat zij was opgericht met kosten die niet geschikt zijn voor commerciële activiteiten, zoals de extra pensioenlasten van ambtenaren, en die haar concurrenten niet hoeven te dragen. De Noorse autoriteiten zijn van mening dat deze kosten (waarvoor compensatie wordt verleend) voort vloeien uit verplichtingen die zijn ontstaan doordat de Produc tieafdeling deel uitmaakte van de overheid en die derhalve ten laste van de overheid komen. Daarom levert de vergoeding van dergelijke kosten geen economisch voordeel op voor Mesta aS.
Bovendien betoogden de Noorse autoriteiten dat zij hetzelfde resultaat hadden kunnen bereiken door de betrokken herstruc tureringsmaatregelen vóór transformatie van de Productieafde ling tot Mesta aS uit te voeren. Dit zou echter tijdrovend en minder efficiënt geweest zijn en zou bijgevolg het liberalise ringsproces vertraagd hebben. In dit verband merkten de Noorse autoriteiten op dat indien de herstructureringsmaatregelen voor afgaand aan de omzetting zouden zijn getroffen, er geen sprake zou zijn geweest van steun en het nettoresultaat voor Mesta aS hetzelfde zou zijn geweest, ongeacht of de maatregelen vooraf of achteraf zouden zijn uitgevoerd. De Noorse autoriteiten zijn van mening dat het feit dat de alternatieve aanpak geen aan leiding zou hebben gegeven tot staatssteunproblemen bewijst, dat de compensatie voor de herstructureringskosten geen eco nomisch voordeel oplevert voor Mesta aS.
(125) De handhaving van de ambtenarenrechten tijdens de overgangs | ||
(122) | PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1. | periode berustte op een overeenkomst tussen de regering en de |
(123) | Besluit nr. 339/98/COL van 3 december 1998. | werknemersorganisaties, die de werknemers van de Productieafde |
(124) | PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1, overweging 234. | ling vertegenwoordigden. |
Ter staving van hun argumenten verwijzen de Noorse autoritei ten naar de Combus-zaak waarin het Gerecht van eerste aanleg oordeelde dat de vergoeding voor maatregelen ter compensatie
te verlenen voor de negatieve gevolgen van dergelijke verplich tingen) gingen de Noorse autoriteiten nader in op de berekening van de netto contante waarde en het eigen vermogen van Mesta
van een structureel nadeel geen staatssteun vormt (126). In deze
aS.
In dit verband wordt verwezen naar het rapport van
zaak betaalde de Deense regering 100 miljoen DKK aan amb tenaren voor het afzien van hun ambtenarenstatus (en verwante rechten) in het kader van hun overplaatsing naar Combus. De Noorse autoriteiten wijzen er voorts op dat de Deense regering volgens het gerecht hetzelfde resultaat zou hebben bereikt in dien de ambtenaren niet naar Combus waren overgeplaatst: „… de Deense regering had hetzelfde resultaat kunnen bereiken door haar ambtenaren binnen de overheid te herplaatsen, zon der het betalen van enerlei bonus, hetgeen Combus in staat zou hebben gesteld onmiddellijk werknemers in dienst te nemen op basis van een privaatrechtelijk contract (127).
De Noorse autoriteiten hebben betoogd dat, op basis van het Combus-arrest, de beslissende vraag is of compensatie „de lasten verlicht die normalerwijze deel uitmaken van de begroting van een onderneming. Een dergelijke compensatie moet beschouwd worden als een economisch voordeel dat de begunstigde onder neming onder normale marktomstandigheden niet zou hebben verkregen”. Volgens de autoriteiten rechtvaardigt deze verklaring een aanpak waarbij onderscheid moet worden gemaakt tussen de „kosten die zijn gemaakt bij de bedrijfsvoering en kosten die zijn opgelegd aan het bedrijf, maar die geen deel uitmaken van de normale begroting van het bedrijf”. De autoriteiten zijn van mening dat vergoeding voor de laatste kosten geen economisch voordeel inhoudt, maar slechts een structureel nadeel compen seert dat de concurrenten niet hebben.
Los hiervan hebben de Noorse autoriteiten betoogd dat, indien de financiële verplichting is „opgenomen” in de inbreng in na tura, dit de totale nettowaarde van de onderneming vermindert en de instantie die de activiteiten overdraagt derhalve een com pensatie kan aanbieden voor deze financiële verplichtingen om ze neutraal te houden. De inbreng in natura aan Mesta aS omvatte een aantal posten die financiële nadelen inhielden welke niet voor commerciële activiteiten konden worden aange wend. In plaats van de waarde van de inbreng in natura te verminderen, hebben de autoriteiten de oorspronkelijke waarde behouden en daarentegen compensatie verleend voor de nade len van de herstructureringsmaatregelen.
Ter ondersteuning van het argument dat de waarde van de inbreng in natura niet door de financiële verplichtingen werd beïnvloed (en dat de autoriteiten derhalve compensatie dienden
12 december 2002 van Deloitte & Touche (128) waarin wordt verklaard: „De [herstructurerings-]kosten worden geraamd op basis van bestaande plannen voor de inkrimping van het per soneelsbestand en de bestaande loonovereenkomsten. De ven nootschap zal de bestaande arbeidsovereenkomsten overnemen en dient deze kosten te dekken, maar deze kosten vloeien voort uit verplichtingen van de overheid en zullen derhalve in 2003, 2004 en 2005 worden gedekt door kredieten”. En: „de her structurering van de onderneming brengt kosten met zich die moeten worden beschouwd als achterstallige kosten uit de tijd dat zij nog een publieke entiteit was en die als zodanig reeds ten tijde van de oprichting waren gemaakt. De vennootschap zal de bestaande arbeidsovereenkomsten overnemen en dient deze kosten te dekken, maar deze kosten vloeien voort uit verplich tingen van de overheid en zullen derhalve in 2003, 2004 en 2005 worden gedekt door kredieten”. Deloitte & Xxxxxx stelt tevens dat dit ook de reden was waarom aan Mesta aS door lopend voor een periode van drie jaar financiering verleend werd ter dekking van de herstructureringskosten (die geen deel uitmaakten van de openingsbalans).
De Noorse autoriteiten betogen dat de eigenaar in staat moet zijn om de nadelen op te heffen zoals een particuliere koper zou hebben verlangd, indien de Productieafdeling zou zijn ver kocht zonder dat de staatssteunregels van toepassing zouden zijn: indien de Productieafdeling verkocht zou zijn, zou de ko per ontdekken dat de structuur niet geschikt is voor commer ciële activiteiten en zou hij i) een verlaging van de aankoopprijs eisen, die overeenstemt met de nadelen, of ii) eisen dat de ver koper (dat wil zeggen de autoriteiten) de kosten dekt die nodig zijn om het bedrijf geschikt te maken voor commerciële activi teiten.
a) Vervroegd pensioen, behoud van de pensioenrechten voor ambtena ren en handhaving van een speciale pensioengerechtigde leeftijd
De Noorse autoriteiten herinneren eraan dat vervroegd pensioen werd aangeboden teneinde het aantal werknemers met een amb tenarenstatus te verminderen. Volgens de Noorse autoriteiten is het onjuist te stellen dat deze regeling inhoudt dat Mesta aS van de werkzaamheden van deze werknemers profiteert zonder de volledige kosten van hun arbeidsvoorwaarden te betalen. Het zou duurder geweest zijn voor de overheid om de werknemers te behouden dan om ze over te dragen aan Mesta aS en deze laatste te vergoeden voor de regelingen inzake vervroegd pen sioen (129). Daarom valt de vergoeding voor vervroegd pensioen niet onder artikel 61, lid 1, EER.
(126) Zaak X-000/00 Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx/Xxxxxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. II-917.
(127) De Noorse autoriteiten hebben tevens verwezen naar het besluit van de autoriteit inzake „arcus”, waar de autoriteit accepteerde dat de betaling van kosten in verband met contractuele verplich tingen welke waren aangegaan door de vorige (publiekrechtelijke) eigenaar ten opzichte van werknemers (alsmede bepaalde startkos ten, noodzakelijk voor de aanpassing van een vennootschap, ar cus, aan de marktvoorwaarden) geen staatssteun vormde; cf. Besluit nr. 339/98/COL van 3 december 1998.
(128) Getiteld: „Evaluation of proposal for a value assessment and the opening balance”.
(129) Er wordt verwezen naar het Combus-arrest en het besluit van de autoriteit inzake arcus, 339/98/COL van 3 december 1998. De Noorse autoriteiten wijzen erop dat de autoriteit inzake arcus tot de bevinding kwam dat kosten in verband met de inkrimping van het personeelsbestand en vervroegd pensioen geen staatssteun vor men, aangezien de kosten betrekking hebben op uitgaven in ver band met de contractuele verplichtingen van a/S Vinmonopolet ten opzichte van haar vroegere werknemers.
De Noorse autoriteiten beweren dat de compensatie voor het behoud van het ambtenarenpensioen een rechtstreeks gevolg is van de eerdere ambtenarenstatus van de werknemers en daarom moet worden beschouwd als een verplichting van de Noorse autoriteiten. Dezelfde conclusie geldt voor het handhaven van de speciale pensioengerechtigde leeftijd (waarop bepaalde werk nemers recht hadden die werkzaam waren bij de Productieafde ling). In beide gevallen had de vergoeding enkel betrekking op het verschil tussen de extra kosten van het ambtenarenpensioen of van de regeling voor een speciale pensioengerechtigde leeftijd, enerzijds, en een gewone pensioenregeling, anderzijds. aan geen van de concurrenten van Mesta aS zijn dergelijke verplichtingen ten aanzien van de werknemers opgelegd, en derhalve vormt compensatie voor deze maatregelen geen staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, EER.
b) Verhuizing van kantoren, verhuizing van operationele ondersteu ningspunten, overdracht van archieven, verhuizing
De kosten van de verhuizing van kantoren waren niet het ge volg van de activiteiten van Mesta aS, maar zijn een gevolg van de geografische locatie van de Productieafdeling. Ook de kosten van de verhuizing van de operationele ondersteuningspunten vloeien voort uit activiteiten die vóór de oprichting van Mesta
Met betrekking tot het bevorderen van een gemeenschappelijk Europees belang betogen de Noorse autoriteiten dat de open stelling van markten voor mededinging een gemeenschappelijk project van algemeen Europees belang is (131). In het onder havige geval was de oprichting van een overheidsbedrijf om onder dezelfde voorwaarden als nieuwkomers te concurreren een noodzakelijke stap in de richting van de openstelling van de markt. De Noorse autoriteiten herinneren eraan dat het de nationale autoriteiten vrijstaat om te beslissen over de wijze waarop de openstelling van de markt dient plaats te vinden. De autoriteiten merken tevens op dat de openstelling van de markt voor wegenexploitatie en -onderhoud beter is voor de concurrentie dan alternatieve oplossingen waarbij de dienstver lening in handen van de overheid blijft, of de markt slechts gedeeltelijk wordt opengesteld.
Ten slotte dient er, wanneer het effect op de concurrentie wordt beschouwd, rekening gehouden te worden met het totale eco nomische effect van de herstructurering op de activiteiten in zake exploitatie en het onderhoud van wegen: Mesta aS werd opgericht met een structureel nadeel ten opzichte van zijn con currenten. Vandaar dat, vanuit een economisch perspectief,
Mesta aS zich niet in een situatie bevond die vergelijkbaar
aS werden uitgevoerd en kunnen derhalve niet worden be schouwd als kosten die normalerwijze ten laste komen van de begroting van een onderneming, maar hangen veeleer samen met overheidsverplichtingen. Hetzelfde geldt voor de kosten voor de overdracht van archieven. In tegenstelling tot de ver klaring van de autoriteit in het inleidingsbesluit geldt dit ook voor de verhuiskosten van het personeel van de Productieafde ling dat moest verhuizen teneinde tewerkgesteld te worden in de nieuwe gebouwen van Mesta aS. In dit verband hebben de Noorse autoriteiten er ook op gewezen dat het noodzakelijk was om prikkels te bieden aan het personeel met een sleutel positie om het risico dat zij ontslag zouden nemen tot een minimum te beperken. Ten slotte hielden de kosten voor ver plaatsing van deze werknemers gedurende twee jaar (tot 1 januari 2005) ook verband met de maatregelen van de Pro ductieafdeling om te voorkomen dat zij Mesta aS zouden ver laten.
c) Conclusie en argumenten inzake verenigbaarheid
Op basis van het bovenstaande concluderen de Noorse autori teiten dat geen enkele van de maatregelen waarvoor herstructu reringsfinanciering werd verstrekt een economisch voordeel op levert voor Mesta aS. aangezien de overheid Mesta aS slechts 993,6 miljoen NOK heeft toegekend om de herstructurering te dekken (hoewel de geraamde totale herstructureringskosten 1 097,8 miljoen NOK bedragen) is er in feite zelfs sprake van een ondercompensatie van Mesta aS ten bedrage van ongeveer 104,2 miljoen NOK (130).
Indien de autoriteit toch tot de conclusie zou komen dat er sprake is van staatssteun met betrekking tot de herstructure ringsmaatregelen, dan is deze volgens de Noorse autoriteiten verenigbaar in de zin van artikel 61, lid 3, onder c), aangezien
i) de maatregelen een project van gemeenschappelijk Europees belang bevorderen, ii) de herstructurering van Mesta nodig is om dit doel te bereiken, en iii) de steun de voorwaarden van het handelsverkeer niet zodanig verandert dat het gemeenschappe lijk belang wordt verstoord.
(130) Cf. St. Prp. nr. 1 (2008-2009).
was met die van zijn concurrenten, aangezien Xxxxx aS nog de lasten droeg van de voormalige Productieafdeling van de overheid. Daarom moet bij het onderzoek van de gevolgen voor de mededinging rekening gehouden worden met het be ginsel van neutraliteit dat in artikel 125 EER is vastgelegd. Volgens de Noorse autoriteiten betekent dit dat het aanvaard baar moet zijn om Mesta aS te compenseren voor structurele nadelen, teneinde een commercieel georiënteerde vennootschap op te richten. De autoriteiten merken ook op dat de steun voor de herstructureringsmaatregelen beperkt was tot wat noodzake lijk was om de markt voor concurrentie open te stellen. Ten slotte heeft het proces de voorwaarden waaronder het handels verkeer plaatsvindt niet zodanig veranderd dat het gemeen schappelijk belang is geschaad.
4.2. OVERGaNGSCONTRaCTEN
De Noorse autoriteiten wijzen erop dat de prijzen waarvoor zowel de bouwcontracten als de exploitatie-en onderhoudscon tracten aan Mesta aS zijn overgedragen dezelfde zijn als de prijzen die gebruikt zijn om, op basis van de discounted cash flow-analyse, de inkomstenstroom te bepalen. Vandaar dat de contracten, als activa, werden meegenomen bij het bepalen van de totale waarde van het bedrijf welke op zijn beurt deel uit maakte van de inbreng in natura. Er is derhalve geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, EER met betrekking tot de contracten als inbreng in natura. Derhalve is het niet nodig om te beoordelen of de contracten tegen de marktprijs aan Mesta aS werden overgedragen.
De Noorse autoriteiten wijzen erop dat, aangezien interne richt lijnen in acht zijn genomen, de overdrachtsprijzen van de bouwcontracten hoe dan ook overeenstemmen met het prijs niveau dat uit de openbare aanbestedingen naar voren is geko men.
(131) Er wordt verwezen naar de Destia-zaak inzake de herstructurering van een Fins agentschap voor wegenadministratie, PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1.
Wat betreft de exploitatie- en onderhoudscontracten, was er op 1 januari 2003 geen marktprijs, en evenmin een betrouwbare bron om een marktprijs vast te stellen, aangezien alle exploita tie- en onderhoudswerken werden uitgevoerd door de Produc tieafdeling (132). Volgens de Noorse overheid werd de markt voor exploitatie- en onderhoudswerken niet op 1 januari 2003 voor concurrentie opengesteld, maar pas op
1 september 2003 (en dan nog slechts gedeeltelijk) (133). Tot 1 januari 2003 was de Dienst openbare wegen verantwoordelijk voor 100 % van de exploitatie- en onderhoudswerken aan het openbaar wegennet. aangezien er dus op 1 januari 2003 geen markt was voor de betrokken diensten, was er geen andere oplossing dan de overgangscontracten over te dragen voor op de kosten gebaseerde prijzen, die eerder vastgesteld werden in de Productieafdeling. Geen van de door belanghebbenden in gediende opmerkingen hebben deze zienswijze ontkracht.
In dit verband hebben de Noorse autoriteiten ook betoogd dat er geen (rijpe) markt bestond omdat particuliere marktdeel nemers op 1 januari 2003 niet bereid waren om de betrokken diensten ter handhaving van de verkeersveiligheid aan te bie den (134). Daarom werd geoordeeld dat alle belangen het meest gediend waren met een geleidelijke openstelling van de markt: een geleidelijke openstelling zou een weloverwogen toewijzing van de contracten waarborgen, aangezien de marktdeelnemers niet gedwongen zouden zijn op één en dezelfde dag offertes voor de volledige contractenportefeuille op te stellen. Een gelei delijke openstelling zou ook in overeenstemming zijn met de noodzaak voor de marktdeelnemers om tijdens de overgangs periode geleidelijk hun vaardigheden als dienstverleners uit te breiden en zou de markt de gelegenheid geven zich te ontwik kelen (135). Ten slotte zou een geleidelijke openstelling admini stratief eenvoudiger zijn en zou het de Dienst openbare wegen de gelegenheid geven deskundigheid te verwerven als koper van de betrokken diensten (136). Volgens de Noorse autoriteiten wordt deze benadering in de voorbereidende wetgeving beves tigd, waarin onderstreept wordt dat zulke elementen de reden waren waarom de markt op 1 januari 2003 nog niet rijp was voor mededinging (137).
(132) Het argument van Xxxxxxx dat 30 % van dergelijke contracten reeds uitgevoerd waren door particuliere marktdeelnemers is onjuist. Weliswaar had de Productieafdeling (via de Dienst openbare we gen) onderaannemers aangesteld (op een ad-hoc basis) om be perkte opdrachten uit te voeren, zoals sneeuwruimen, maar deze onderaannemers waren niet autonoom verantwoordelijk voor spe cifieke onderdelen van het openbare wegennet.
In het geval de autoriteit van mening zou zijn dat de markt deelnemers in staat waren om de betrokken diensten te verlenen, betogen de Noorse autoriteiten dat er geen betrouw bare bronnen zijn waarin lagere prijzen worden genoemd dan de prijzen die in de overgangscontracten zijn vastgesteld. De vijf proefcontracten konden niet worden gebruikt als referentieprij zen omdat zij deel uitmaakten van een „professionaliseringspro ces” van de Dienst openbare wegen. Dit proces omvatte de opstelling van een modelcontract voor exploitatie en onderhoud dat moest worden getest door middel van interne exploitatie- en onderhoudscontracten (138) en vijf proefcontracten (139), waar door de Dienst openbare wegen ervaring kon opdoen als „aan bestedende dienst”. Het doel van de proefcontracten was dus niet de markt te onderzoeken om een marktprijs vast te stellen.
Bovendien varieerden de offertes voor de proefcontracten sterk. Voor het Våler/Åsnes-contract bijvoorbeeld bedroeg de hoogste offerte 63 miljoen NOK en de laagste offerte 30,4 miljoen NOK. Deze verscheidenheid toont aan dat de markt immatuur was en de prijzen dus geen betrouwbare indicatie van het prijsniveau konden zijn (140). Bovendien betroffen de proefcontracten min der dan 2 % van het totale wegennet (1 000 op een totaal van 54 000 km) en dekten zij derhalve slechts een klein geografisch gebied. Verder omvatten de verplichtingen uit hoofde van de proefcontracten tevens aanvullende werken (141). Illustratief is het Bærum-contract dat door Xxxxxx aSa is verkregen voor een oorspronkelijke contractprijs van 74 940 323 NOK. als ge volg van aanvullende werken kwam hier echter een bedrag van 18 726 793 NOK bij, waardoor de contractprijs steeg met 25 %. Blijkens de omvang van de aanvullende werken in de proeffase had de Dienst openbare wegen de werklast die gepaard gaat met de exploitatie- en onderhoudscontracten verkeerd berekend. Deze aanvullende werken werden echter wel opgenomen in de overgangscontracten die aan Mesta aS overgedragen werden. In dit verband vestigen de autoriteiten de aandacht op het feit dat Rapport 118 waarschuwt voor het vergelijken van de erva ringen die in de context van het Bærum-contract zijn opgedaan, met andere contracten (142). Volgens de Noorse autoriteiten kon den de prijzen van de proefcontracten derhalve niet als be trouwbare indicatoren voor de marktprijs worden gebruikt.
Los hiervan maken de Noorse autoriteiten bezwaar tegen de suggestie in het inleidingsbesluit (en herhaald door Veidekke
(133) De markt werd volledig opengesteld op 1 september 2006. De
aSa) dat het prijsniveau van de eerste groep exploitatie- en
geleidelijke openstelling had ten doel de wegveiligheid te hand haven en een duurzame markt te creëren.
(134) Bovendien konden de exploitatie- en onderhoudscontracten niet op
1 januari 2003, middenin van het winterseizoen, worden aan besteed.
(135) De Noorse autoriteiten hebben hieraan toegevoegd dat de particu liere marktdeelnemers zich niet verzet hebben tegen een gelei delijke openstelling van de markt. Integendeel, ondernemingen zo als Veidekke KOLO stonden er positief tegenover; cf. een presen tatie door het bedrijf van 7 november 2007.
(136) St. Prp. nr. 60 (2001-2002).
(137) St. prp. nr. 60 (2001-2002) waarin staat i) dat 1-5 jaar de meest praktische contractperiode is voor exploitatie- en onderhoudswer ken; ii) dat wegenwerken belangrijk zijn voor de wegveiligheid en er daarom controlesystemen dienen te worden ontwikkeld, voordat de markt voor concurrentie wordt opengesteld; en iii) dat door de markt geleidelijk open te stellen, de marktdeelnemers de tijd heb ben om deskundigheid te verwerven en te investeren in machines en personeel waardoor zij openbare wegen op bevredigende wijze kunnen exploiteren en onderhouden.
onderhoudscontracten die in 2003 openbaar waren aanbesteed, representatief zou kunnen zijn voor de vaststelling van het prijs niveau van de overige overgangscontracten voor exploitatie en
(138) Dit waren contracten voor provincies, die eind 1998 uitgevoerd moesten zijn.
(139) In 1998-2001.
(140) Voor het i) Bærum-contract bedroeg de hoogste offerte 212 mil joen NOK en de laagste 73 miljoen NOK; voor het ii) Nedre Romike-contract bedroeg de hoogste offerte 72 miljoen NOK en de laagste 56 miljoen NOK; voor het iii) Ibestad/Dyroy-contract bedroeg de hoogste offerte 63 miljoen NOK en de laagste 30 miljoen NOK; en voor iv) Lagendalen bedroeg de hoogste offerte 59 miljoen NOK en de laagste 46 miljoen NOK.
(141) De verplichtingen liepen eveneens uiteen. Zo behelsden sommige contracten werken aan het wegendek en aan tunnels, terwijl andere contracten slechts een deel van deze werkzaamheden omvatten.
(142) „Rapport nr. 18 „Drifts- og vedlikeholdskontrakt med funksjonans var Bærum 1998-2003” van het Statens vegvesen Region øst.
onderhoud. De Noorse autoriteiten betogen dat dit prijsniveau niet betrouwbaar is aangezien de markt voor exploitatie en onderhoud zelfs vandaag de dag nog niet rijp is, in die zin dat het onmogelijk is om de resultaten van een openbare aan besteding te voorzien. Het significante verschil tussen de hoog ste en de laagste offerte in de contracten illustreren dit. Het kleinste verschil was 2 %, terwijl het grootste verschil 113 % bedroeg. Dit is geen voldoende basis voor het vaststellen van een marktprijs. De Noorse autoriteiten vragen zich af of een marktprijs kan worden vastgesteld aan de hand van het laagste bod in een niet-ontwikkelde markt. De Noorse autoriteiten zijn van mening dat het prijsniveau van de overgangscontracten niet hoger was dan „hetgeen op het moment dat de overgangscon tracten werden overgedragen als een duurzame marktprijs moet worden beschouwd.”. In elk geval dient de beoordeling te wor den gebaseerd op de ten tijde van de oprichting van de ven nootschap beschikbare gegevens
Indien de autoriteit echter tot de conclusie zou komen dat de prijzen van de aan Mesta aS overgedragen contracten toch staatssteun inhouden, stellen de Noorse autoriteiten dat deze steun verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst uit hoofde van artikel 61, lid 3, onder c), of artikel 59, lid 2.
Met betrekking tot artikel 61, lid 3, onder c), hebben de Noorse
diensten te verlenen zonder de kosten te dekken, aangezien Mesta met hogere kosten kampt dan zijn concurrenten (146).
alle steun die via de overgangscontracten is toegekend was evenredig omdat de duur beperkt was tot maximaal vier jaar en een vaste prijs werd gehanteerd, wat ertoe aanzet de efficiën tie te verbeteren. Bovendien hebben de Noorse autoriteiten, aangezien de rentabiliteit in de eerste drie bedrijfsjaren veel beter was dan verwacht, in 2007 meegedeeld dat geen verdere financiering aan Mesta aS zou worden toegekend voor de her structureringsmaatregelen. Hieruit blijkt dat de bedrijfsresultaten van Mesta aS werden gecontroleerd om overcompensatie te vermijden.
Op basis hiervan betogen de autoriteiten dat de overgangscon tracten voor exploitatie en onderhoud noodzakelijk waren „om een gezonde openstelling van de markt en eerlijke mededinging te bereiken”. Hierbij verwijzen zijn naar de beschikking van de Commissie inzake Destia, waarin de Commissie concludeerde dat de openstelling van de Finse wegendienstenmarkt voor con currentie een positieve ontwikkeling en een belangrijke com munautaire beleidsdoelstelling was (147). Gezien het feit dat het doel van de reorganisatie van Xxxxx aS hetzelfde is, menen de Noorse autoriteiten dat de overwegingen van de Destia-zaak eveneens geldig zijn in de onderhavige zaak. De overgangscon tracten hebben er niet toe geleid dat de positie van Mesta aS op
autoriteiten verklaard dat Mesta aS
opgericht werd om een
onredelijke wijze versterkt werd. De gekozen benadering was
gemonopoliseerde markt open te stellen voor volledige mede dinging en in de loop van een overgangsperiode van vier jaar een duurzame markt te creëren (143). Een geleidelijke openstel ling was nodig om te waarborgen dat de nationale wegen op een veilige manier worden geëxploiteerd en onderhouden. Zoals reeds vermeld, wordt in de voorbereidende wetgeving bevestigd dat de vaardigheden van de Dienst openbare wegen (die slechts een beperkte ervaring heeft als afnemer van diensten en als supervisor van de contractuele verplichtingen) moeten worden verbeterd (144). Ook de marktdeelnemers hebben tijd nodig om zich aan te passen om in staat te zijn de betrokken opdrachten uit te voeren. Een geleidelijke uitbreiding van de openbare aan bestedingen werd geschikt geacht om bedrijven in staat te stel len de nodige vaardigheden te verwerven en investeringen te doen om de wegen op bevredigende wijze te kunnen exploite ren en onderhouden. Zoals hierboven vermeld, waarborgt de geleidelijke openstelling van de markt een weloverwogen toe kenning van de contracten in tegenstelling tot een gelijktijdige aanbesteding van alle contracten (145). De handhaving van de veiligheid van de wegen moest worden bereikt door de gemak kelijkste opdrachten het eerst, en de moeilijkste opdrachten (voor wegen in gebieden met een extreem klimaat en verande rende weersomstandigheden) het laatst aan te besteden. Ten slotte beweren de Noorse autoriteiten dat het legitiem was om
noodzakelijk en niet onevenredig om tot de openstelling van de markt te komen.
Met betrekking tot artikel 59, lid 2, stellen de Noorse autoritei ten dat de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud een openbaredienstverplichting oplegden aan Mesta aS die in de contracten nader werd beschreven (door de vermelding van de aard, de geografische reikwijdte, de frequentie en de duur van de te verrichten diensten). In overeenstemming met de richtsnoeren inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de open bare dienst, staatseigendom van ondernemingen en steun aan openbare ondernemingen („de richtsnoeren inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst”), is het bedrag van de vergoeding niet hoger dan dat wat nodig was om de kosten te dekken, rekening houdend met een redelijke winst (148). Volgens punt 8 van de richtsnoeren inzake staats steun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst beschikken de nationale autoriteiten over een ruime beoor delingsvrijheid wat betreft de aard van de diensten die als dien sten van algemeen economisch belang kunnen worden aange merkt.
Mesta aS financiering te verstrekken voor de kosten van de
overgangscontracten. Het zou onredelijk zijn om de onder neming te verplichten uit hoofde van de overgangscontracten
(143) Ook vijf jaar zou aanvaardbaar zijn geweest, maar de Noorse autoriteiten hebben, in het belang van een snelle openstelling van de markt, besloten dat de overgangsperiode maximaal vier jaar diende te duren, cf. St. prp. nr. 60 (2001-2002).
(144) St. prp. nr. 60 (2001-2002).
(145) Er waren geen aanwijzingen dat de marktdeelnemers tegen een geleidelijke openstelling van de markt gekant waren.
(146) Zij verwijzen naar de benadering van de Commissie in de Destia- zaak inzake de herstructurering van een Fins overheidsagentschap voor wegenadministratie, PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1.
(147) De Destia-zaak betreffende de herstructurering van een Fins over heidsagentschap voor wegenadministratie, PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1, overwegingen 307-309.
(148) Ook al wordt in punt 25 bepaald dat in het geval van niet-aange melde steun de autoriteit de bepalingen zal toepassen, die golden op het moment van de toekenning van de steun (wat betekent dat de richtsnoeren niet rechtstreeks toepasbaar zijn), dan kunnen ze toch naar analogie worden toegepast.
Tegen deze achtergrond voeren de Noorse autoriteiten aan dat de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud werken bevatten die op dat moment door de markt niet konden wor den uitgevoerd op een wijze die voldoende wegveiligheid garan deerde, en dat deze daarom werden opgelegd aan Mesta aS. De voorbereidende wetgeving bepaalt dat de wegveiligheid gewaar borgd moest worden, zowel tijdens als na de openingstelling van de markt. Mesta aS was het beste middel om ervoor te zorgen dat de nationale autoriteiten verantwoordelijk bleven voor het handhaven van de wegveiligheid. Mesta aS kon deze verplichting die door de autoriteiten was opgelegd niet verwer pen, maar was wettelijk gehouden om de in de overgangscon tracten omschreven diensten uit te voeren.
4.3. VRIJSTELLING VaN LEGES
De Noorse autoriteiten stellen dat aangezien de waardering van de inbreng in natura (in de openingsbalans) was gebaseerd op de veronderstelling dat Mesta aS deze inbreng niet zou betalen, de vrijstelling van leges en registratierechten geen economisch voordeel oplevert voor Mesta aS. De vrijstelling had zodoende geen invloed op de soliditeit van de kapitaalstructuur, noch op de totale waarde van Mesta aS. als geen vrijstelling had kunnen worden verleend, zou de betaling van de rechten gecompen seerd zijn geweest door een dienovereenkomstige inbreng in contanten in het eigen vermogen van Mesta aS. Dit zou tot hetzelfde resultaat hebben geleid als het verlenen van een vrij stelling. De autoriteiten hebben voorts verklaard dat Besluit nr. 318/05/COL gebaseerd lijkt te zijn op het ontbreken van een verband tussen de vrijstelling en de omvang van het eigen vermogen van Entra (zie bladzijde 26 van het besluit) (149). De Noorse autoriteiten betogen dat dit in de onderhavige zaak niet het geval is, aangezien er geen twijfel over bestaat dat, bij het ontbreken van een vrijstelling, de verplichting gecompenseerd zou zijn door een bijdrage in de vorm van een dienovereen komstig bedrag in contanten. Uit de voorbereidende wetgeving blijkt dat de omvang van het eigen vermogen werd vastgesteld in het licht van de liquiditeitssituatie van Mesta aS op korte termijn. Los hiervan betogen de Noorse autoriteiten dat de vrij stelling van leges niet selectief is, onder verwijzing naar het continuïteitsbeginsel, waarmee wordt beoogd de tenuitvoerleg ging van maatregelen die sociaaleconomisch wenselijk zijn, te vergemakkelijken.
II. BEOORDELING
1. DE AANWEZIGHEID VAN STAATSSTEUN
1.1. STaaTSSTEUN IN DE ZIN VaN aRTIKEL 61,LID 1, VaN DE EER-OVEREENKOMST
Om te worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst dient een maatregel aan de volgende vier cumulatieve criteria te voldoen: De maat regel moet i) de begunstigden een economisch voordeel opleve ren dat zij bij een normale bedrijfsvoering niet zouden hebben genoten, ii) het voordeel moet door de overheid zijn toegekend of met staatsmiddelen zijn bekostigd en iii) de maatregel dient selectief te zijn door begunstiging van bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen, en iv) hij dient de mededinging te vervalsen en het handelsverkeer tussen de over eenkomstsluitende partijen ongunstig te beïnvloeden. In het volgende wordt onderzocht of in de onderhavige zaak aan deze vier cumulatieve criteria is voldaan.
1.2. ECONOMISCH VOORDEEL
1.2.1. Herstructurerings- en reorganisatiemaatregelen
Mesta aS heeft financiering van de overheid ontvangen ter dekking van de kosten van drie soorten pensioenregelingen voor werknemers die van hun vorige staatsbetrekking naar Mesta aS zijn overgeplaatst. Deze middelen dekken i) de kosten van pensioenbijdragen die overeenkomen met die van een amb tenaar tussen 1 januari 2003 en eind 2007, ii) kosten in ver band met het handhaven van het recht van de werknemers op een speciale (vervroegde) pensioengerechtigde leeftijd, en iii) kosten in verband met vervroegd-pensioenregelingen tussen 1 januari 2003 en eind 2005.
Eerst zal de autoriteit nader ingaan op bepaalde specifieke argu menten die door de Noorse autoriteiten naar voren zijn ge bracht. Zo hebben de Noorse autoriteiten allereerst aangevoerd dat, omdat een potentiële koper van de Productieafdeling een verlaging van de aankoopprijs zou hebben verlangd die evenre dig is met de nadelen van de herstructureringsmaatregelen, de compensatie van deze nadelen door de autoriteiten niet kan worden aangemerkt als staatssteun. De autoriteit merkt op dat de onderhavige transactie de toekenning van middelen be helst (in het kader van een investering), en geen verkoop; de beoordeling van de vraag of er sprake is van staatssteun is dus onafhankelijk van het gedrag van een potentiële koper, maar hangt af van de vraag of een dergelijke financiering een eco nomisch voordeel voor Mesta aS oplevert.
Daarnaast hebben de Noorse autoriteiten erop gewezen dat zij, in plaats van de waarde van de inbreng in natura te verminde ren, ervoor gekozen hebben om Mesta aS te compenseren voor de kosten in verband met het nadeel van de herstructurerings maatregelen. aangezien de vermindering van de waarde van de activa geen voordeel zou inhouden, geldt hetzelfde voor de
artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst luidt als volgt:
compensatie van de kosten. De autoriteit merkt op dat het
„Behoudens de afwijkingen waarin deze overeenkomst voorziet, zijn steunmaatregelen van de lidstaten van de EG, de EVa-staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onver enigbaar met de werking van deze overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig beïnvloedt.”.
(149) Met andere woorden, het was geen voorwaarde dat het voordeel
bestaan van een dergelijke keuze niet noodzakelijkerwijze bete kent dat Xxxxx aS geen economische voordeel heeft verkregen door de verstrekte financiering. Wat de inhoudelijke aspecten betreft betwisten de Noorse autoriteiten dat de bovengenoemde maatregelen een economisch voordeel zouden opleveren. In tegendeel, ze stellen dat de maatregelen genomen zijn om het structurele nadeel waarmee Xxxxx aS werd opgezadeld, te com penseren en om tegemoet te komen in de kostbare arbeidsvoor waarden in verband met de ambtenarenstatus. Hierbij baseren de Noorse autoriteiten zich op het Combus-arrest (150).
(ten gevolge van de vrijstelling) in een hogere waardering zou
resulteren. (150) Zaak X-000/00, Xxxxxx/Xxxxxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. II-917.
In dit verband hebben de Noorse autoriteiten erop gewezen dat er rekening moet worden gehouden met de voorwaarden waar onder de vorige werkgever, dat wil zeggen de overheid, de betrokken werknemers heeft aangeworven en met de overheids verplichtingen die uit dergelijke regelingen voortvloeien. Het dekken van de extra kosten ter compensatie (gedurende een tijdelijke periode) van het recht op pensioen dat aan de ambte naren is toegekend moet worden beschouwd als een verplich ting van de overheid, aangezien deze kosten een rechtstreeks gevolg waren van de werkzaamheid van de werknemers bij de overheid als ambtenaren. Daar de overheidsfinanciering van dergelijke extra bedragen beperkt is tot de financiering van het verschil tussen de kosten van een gewone pensioenregeling en de kosten van een pensioenregeling voor ambtenaren (of een alternatieve maatregel), betaalt de overheid alleen de extra kos ten die voortvloeien uit het vroegere dienstverband. De Noorse autoriteiten hebben, met verwijzing naar het Combus-arrest, gesteld dat als de relevante kosten worden beschouwd als een overheidsverplichting, het verstrekken van overheidsfinanciering om dergelijke kosten te dekken ontegenzeggelijk geen eco nomisch voordeel inhoudt.
In het Combus-arrest verklaarde het Gerecht dat de maatregel in kwestie was „ingevoerd om de bevoorrechte en dure status van de ambtenaren die werkzaam zijn bij Combus te vervangen door de status van werknemers op contractuele basis, vergelijk baar met die van werknemers van andere busbedrijven die con currenten van Combus zijn. De bedoeling was dus om Combus te ontdoen van een structureel nadeel ten opzichte van zijn particuliere concurrenten” (151).
Ook al is het zo dat de onderhavige zaak, net als de Combus- zaak, een compensatie behelst om een bedrijf (Mesta aS) van een structureel nadeel ten opzichte van zijn particuliere concur renten te ontdoen, toch verschillen een aantal concrete feiten van de onderhavige zaak van feiten in de Combus-zaak. De autoriteit is van mening dat er met betrekking tot de beoor deling of er sprake is van staatssteun, een belangrijk verschil schuilt in het feit dat in de Combus-zaak de vergoeding recht streeks aan de werknemers werd uitgekeerd, terwijl in de onder havige zaak de Noorse overheid rechtstreeks aan Xxxxx aS betaalt. Daarenboven werden de werknemers in Combus ver goed voor het opgeven van hun bevoorrechte status bij de overplaatsing naar de nieuwe vennootschap. Vanaf het moment van de overdracht werd het dienstverband tussen de werk nemers en de vennootschap dus niet meer beïnvloed door de vorige status van de werknemers. In de onderhavige zaak echter bleven de voormalige ambtenaren die naar Mesta aS over geplaatst werden, tijdelijk profiteren van bepaalde ambtenaren rechten door hun arbeidscontract met Mesta aS.
Bijgevolg is de autoriteit tot de conclusie gekomen dat het arrest van het Gerecht van eerste aanleg inzake Combus een andere situatie betreft dan de onderhavige (152).
Het Hof van Justitie heeft zijnerzijds onveranderlijk geoordeeld dat de aanwezigheid van steun moet worden beoordeeld op basis van het effect ervan en niet op basis van de oorzaken of doelstellingen van het overheidsoptreden (153). Daarom is de
autoriteit de mening toegedaan dat om te beoordelen of de drie bovengenoemde maatregelen een economisch voordeel opleve ren, het erom gaat te onderzoeken of de overheidsfinanciering van de kosten van dergelijke maatregelen Mesta aS ontslaat van kosten die normaal gesproken ten laste van de begroting van een onderneming komen (154).
alle maatregelen zijn doorgevoerd om de overdracht van de activiteiten van de Productieafdeling aan Mesta aS mogelijk te maken. Zoals reeds beschreven, dienden er maatregelen te wor den getroffen met het oog op i) het aanmoedigen van de werk nemers om over te stappen naar de nieuwe vennootschap, en ii) de inkrimping van het personeelsbestand.
In de onderhavige zaak was Mesta aS daadwerkelijk verplicht om lid te worden van de SPK om de rechten op het ambtena renpensioen en op een speciale pensioengerechtigde leeftijd (tij delijk) te kunnen handhaven. Door zijn lidmaatschap van de SPK was Mesta aS wettelijk verplicht om aan de SPK pensioen bijdragen te betalen voor de overgeplaatste werknemers. Mesta aS was bereid deze verplichting te accepteren omdat de kosten ervan door de overheid zouden worden terugbetaald. Bijgevolg werden de kosten van de pensioenrechten in verband met het SPK-lidmaatschap (tijdelijke handhaving van de pensioenrechten van ambtenaren en van de rechten op een speciale pensioenge rechtigde leeftijd) daadwerkelijk aan Mesta aS opgelegd (155). Bovendien stelt de autoriteit vast dat uit de voorbereidende wetgeving (namelijk het voorstel van de regering aan het parle ment) duidelijk blijkt dat de financiering voor de pensioenmaat regelen in kwestie zou worden toegekend op basis van de op vatting dat Mesta aS de relevante kosten voor de werknemers zou betalen (156). Het algemeen wettelijk kader (dat wil zeggen, het voorstel en de goedkeuring ervan door het Parlement), dat door de Noorse overheid was aangenomen, was dus gebaseerd op de voorwaarde dat Mesta aS de pensioenkosten zou betalen. Dit zou erop kunnen wijzen dat Mesta aS wettelijk verplicht was om de relevante pensioenkosten te dekken, die daarom beschouwd kunnen worden als normaal onderdeel van de be groting van de onderneming.
Bovendien was de maatregel inzake het recht op vervroegd pensioen bedoeld om naar believen door het bedrijf te worden gebruikt om de overbezetting te reduceren. De alternatieve af vloeiingsmaatregel garandeerde echter eveneens bescherming voor de werknemers bij ontslag. Kosten in verband met maat regelen die worden ingevoerd om het personeelsbestand in te krimpen of om het bedrijf te reorganiseren moeten als normale kosten worden beschouwd, zelfs indien de gekozen maatregelen duurder zijn dan waartoe het bedrijf verplicht is onder de toe passelijke wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomst (157). Het feit dat Xxxxx aS zijn toevlucht neemt tot de duurdere maatregelen, omdat hiervoor gegarandeerd overheidsfinanciering wordt toegekend, verandert niets aan de aard van de kosten. De
(151) Zaak T-157/01, Danske Busvognmænd/Commissie, hierboven ge
citeerd, punt 57.
(152) Zie ook het standpunt van de Europese Commissie in de Destia- zaak inzake de herstructurering van een Fins overheidsagentschap voor wegenadministratie, PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1.
(153) Zaak 173/73, Italië/Commissie, Jurisprudentie 1974, blz. 709, rechtsoverweging 13; zaak X-000/00, Xxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxx 0000, blz. 901, rechtsoverweging 8; zaak X-000/00, Xxxxxxxxx/Xxxxxxx sie, Jurispr. 1996, blz. I-4551, punt 20.
(154) Zaak X-000/00, Xxxxx Xxxxxxxx xx Xxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. I-877, punt 13 en 14, zaak 000/00, Xxxxx xx Xxxxxxxxx xx Xxxxxxx en anderen, Jurispr. 2006, blz. I-289, punt 131.
(155) Zie bijvoorbeeld Xx Xxxxx, XX X 00 xxx 0.0.0000., xxx.00 xx Xxxxxx Telecom, C 25/2008 van 20 augustus 2008.
(156) Xx.xxx. xx. 0, Xxxxxxx xx. 0 (2002-2003).
(157) Zaak C-5/01 België/Commissie, hierboven geciteerd, punt 40 en zaak X-000/00, Xxxxxxxxx/Xxxxxxxxx, hierboven geciteerd, punt 12.
overheidsfinanciering met betrekking tot het vervroegd pensioen kan dan ook worden beschouwd als het ontlasten van Mesta aS van normale bedrijfskosten.
Daarenboven maken financiële verplichtingen in verband met arbeidskosten meer in het algemeen deel uit van de productie kosten van een bedrijf en moeten ze dus als normale kosten van het bedrijf beschouwd worden, ongeacht of de verplichtingen aan de vennootschap zijn opgelegd door de wet of een collec tieve overeenkomst of dat zij vrijwillig zijn aangegaan. Daarom wordt een vrijstelling van deze verplichtingen gewoonlijk be schouwd als staatssteun (158).
De arbeidskosten van een onderneming omvatten niet alleen salarissen, maar ook de bezoldiging in bredere zin, en hebben tevens betrekking op pensioenen en andere personeelskosten, zoals werkloosheidsuitkeringen (159). In het onderhavige geval neemt het feit dat de maatregelen door overheidssubsidies zou den worden gefinancierd, niet weg dat de overgangsrechten die de werknemers worden toegekend, loonkosten zijn die norma lerwijze door die onderneming gedragen worden (160).
Bovendien gaat de overheidsfinanciering van de pensioenver plichtingen gepaard met extra voordelen voor het bedrijf. Hoe wel het misschien niet in het directe commerciële belang van Mesta aS was om het voltallige personeel van de Productie afdeling over te nemen, was het van cruciaal belang voor de onderneming om over voldoende personeel te beschikken, met inbegrip van het personeel met een sleutelpositie, om vanaf het begin een efficiënte bedrijfsvoering te garanderen. De overheids financiering waarborgde de verwezenlijking van dat doel. Daar naast acht de autoriteit het waarschijnlijk dat de toekenning van overheidsfinanciering voor de specifieke pensioenrechten ertoe geleid heeft dat Mesta aS tevens bevrijd werd van de kosten voor andere soorten aanvullende pensioenen. Dit is waarschijn lijk omdat ten minste een aantal van de voormalige werknemers mogelijk in staat waren om via onderhandelingen andere, gun stiger aanvullende pensioenarrangementen te verkrijgen dan een gewone particuliere pensioenregeling.
aangezien de werknemers, die van de pensioenmaatregelen in kwestie profiteerden, deel uitmaakten van het personeelsbestand van Mesta aS op het moment dat de kosten ontstonden, komt de autoriteit tot de conclusie dat de bestreden maatregelen derhalve tot gevolg hadden dat de normale begrotingslasten van Mesta aS werden verlicht. Daarom is de autoriteit van mening dat de overheidsfinanciering van de bovengenoemde maatregelen elementen van economische voordelen opleverden voor Mesta aS.
„verplaatsing”, merkt de autoriteit op dat de verplichting om deze kosten te dekken het gevolg is van een reeks stimulerende maatregelen ten behoeve van het leidinggevend en administra tief personeel van de Dienst openbare wegen (zoals verhuiskos ten, verplaatsing, dubbele huur, reiskosten enz.) teneinde het ertoe aan te zetten bij Mesta aS in dienst te treden.
Zoals hierboven is uiteengezet, omvatten de normale financiële verplichtingen van een onderneming om te beginnen alle ar beidskosten die zij maakt inzake het in dienst nemen of aan trekken van personeel. Hoewel de meest algemene prikkel om werknemers aan te trekken het loon is, zijn andere prikkels, zoals compensatie voor nadelen in verband met de geografische ligging van de woonplaats van de werknemer (zoals de finan ciering van verhuizing en verplaatsing) niets meer of minder dan een instrument dat wordt gebruikt door een bedrijf ten einde gewenste werknemers aan te trekken en te betalen. De autoriteit neemt daarom het standpunt in dat de terugbetaling door de overheid aan Mesta aS van de kosten die de onder neming gemaakt heeft onder de posten „verhuizing” en „ver plaatsing”, een economisch voordeel oplevert, dat Mesta aS bij de normale uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten niet zou hebben verkregen.
Met betrekking tot de overheidsfinanciering die Mesta aS ont vangen heeft ter dekking van de kosten van de verhuizing van kantoren en van operationele ondersteuningspunten van de Dienst openbare wegen naar de nieuwe kantoren van Mesta aS, alsook van de kosten van de reorganisatie van voormalige kantoren en van het uitzoeken van oude archieven teneinde nieuwe archieven aan te leggen (voor een totaalbedrag van 50,2 miljoen NOK), deze kosten omvatten niet alleen de kosten van het reinigen van de oude kantoren van de Dienst openbare wegen, maar ook van het gereedmaken en verbeteren van de nieuwe kantoren voor Mesta aS evenals het installeren van elektronische en fysieke archieven bij Mesta aS.
De autoriteit is van oordeel dat, hoewel wellicht kan worden aanvaard dat de kosten voor het reinigen van de oude kantoren van de Dienst openbare wegen verband houden met de werk zaamheden die door deze Dienst werden verricht, de kosten voor het gereedmaken en opknappen van de kantoren van Mesta aS vergelijkbaar zijn met de kosten voor de oprichting van een nieuw bedrijf. Deze laatste kosten dienen dus gedragen te worden door het nieuwe bedrijf. Daar de kostenposten even wel taken omvatten als het schoonmaken van de oude kantoren van de Dienst openbare wegen om gebruikt te worden door het nieuwe bedrijf, het uitzoeken van de archieven van de dienst om te bepalen welke bestanden relevant zijn voor het nieuwe be drijf, is het moeilijk deze taken van elkaar te scheiden. Op basis
Met betrekking tot de overheidsmiddelen die aan Mesta aS
van deze overwegingen is de autoriteit van mening dat de
werden toegekend voor de kosten van „verhuizing” en
(158) Zie bijvoorbeeld deel 3.2.6. xxx xx xxxxxxxxxxxx inzake de red dings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijk heden en zaak X-000/00, Xxxxxxxxx/Xxxxxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. I-6639, punt 40. Zie ook de beschikkingen van de Commissie OTE, PB L 243 van 11.9.2008, blz. 7; Xx Xxxxx, XX X 00 xxx 0.0.0000, xxx. 00 xx Xxxxxx Telecom, C 25/2008 van
kosten in verband met de verhuizing van de kantoren (inclusief de operationele ondersteuningspunten), alsook met de over dracht van archieven, kosten zijn die deels door de overheid en deels door het nieuwe bedrijf zelf moeten worden gedragen. Daar het nieuwe bedrijf, Mesta aS, op 1 januari 2003 werd opgericht, dienen de kosten die vóór die datum gemaakt wer den, gedragen te worden door de overheid terwijl de kosten die
na die datum werden gemaakt, door Mesta aS moeten worden
(159
20 augustus 2008.
) Zaak X-000/00, Xxxxxxxxx/Xxxxxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. I-4551.
gedekt. Op deze basis zullen de verschillende kostenposten (aan
(160) Zaak X-0/00, Xxxxxx/Xxxxxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. I-11991, punt 40.
de overheid of aan Mesta aS) worden toegewezen overeenkom stig het tijdstip waarop deze kosten werden gemaakt.
Ten slotte, wat de kostenpost van de renovatie van machines betreft, werd Mesta aS gecompenseerd voor het opruimen van vroegere werkplaatsen van de Productieafdeling. Mesta aS heeft daarom een dienst verleend aan de Dienst openbare wegen (161). De vraag is dus of de prijs van de dienstverlening van Mesta aS aan de Dienst openbare wegen overeenstemt met de marktprijs voor een dergelijke dienst. De autoriteit merkt op dat een deel van het werk werd uitgevoerd door onderaannemers tegen marktvoorwaarden en een ander deel door Mesta aS zelf tegen
hetzelfde doel wordt beoogd als looncompensatie, verandert dit niets aan de beoordeling van de vraag of het bedrijf met de betrokken middelen een economisch voordeel heeft ontvangen. In dit verband wordt eraan herinnerd dat de intentie van de overheid bij de financiering van looncompensatie door middel van eigen vermogen eenvoudig was de totale kosten te verlagen door het bedrijf ertoe aan te zetten alternatieve instrumenten te gebruiken ter vermindering van het personeelsbestand.
een op kosten gebaseerd uurtarief (162). De
autoriteit
is van
oordeel dat de aanstelling van diverse onderaannemers tegen marktvoorwaarden bewijst dat marktconforme prijzen werden toegepast en dat de overheidscompensatie aan Mesta aS in dit opzicht dus geen economisch voordeel oplevert. aangezien de werkzaamheden van Xxxxx aS gebaseerd waren op de kostprijs, zonder enige winst, meent de autoriteit bovendien dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de bewering van de Noorse autoriteiten dat deze prijzen lager zijn dan de markt prijzen. Op basis hiervan meent de autoriteit dat Mesta aS niet van een economisch voordeel heeft genoten met betrekking tot de prijzen die door de Dienst openbare wegen werden betaald voor de „opruim”-diensten van Mesta aS.
i) Andere herstructurerings- en reorganisatiemaatregelen
— looncompensatie
Wat de looncompensatie betreft heeft de overheid de desbetref fende kosten gefinancierd door middel van een kapitaalinbreng in Mesta aS in de vorm van eigen vermogen.
als eerste punt merkt de autoriteit op dat de wijze waarop de kosten worden gefinancierd, vanuit het oogpunt van de toepas sing van de staatssteunregels niet ter zake doet. Vandaar dat het feit dat de Noorse autoriteiten ervoor gekozen hebben om de kosten van looncompensatie in de vorm van eigen vermogen te financieren, geen invloed heeft op de beoordeling van de vraag of de overheidsfinanciering van de betrokken kosten kan wor den aangemerkt als staatssteun. Zoals bekend was de reden waarom de Noorse autoriteiten ervoor hebben gekozen om deze kosten te financieren via het eigen vermogen (in plaats van subsidies) eenvoudig dat zij de vennootschap ertoe wilden aanzetten de middelen te besteden aan andere instrumenten ter vermindering van het personeelsbestand dan aan de regeling inzake looncompensatie.
Met betrekking tot het feit dat voor looncompensatie bestemde middelen werden gebruikt voor alternatieve maatregelen ter ver mindering van het personeelsbestand, namelijk de beëindigings- en pensioenpakketten alsook betaald verlof, stelt de autoriteit dat dergelijke maatregelen erkende alternatieven voor looncom pensatie vormen. Immers, indien de overheidsfinanciering die voor looncompensatie bestemd is wordt gebruikt om de kosten
Ten aanzien van de vraag of overheidsfinanciering van de kos ten van looncompensatie een economisch voordeel vormt, her innert de autoriteit eraan dat, zoals hierboven vermeld, kosten voor ondernemingen uit hoofde van de arbeidswetgeving deel uitmaken van de begroting van ondernemingen. aangezien de financiële verplichtingen die voortvloeien uit looncompensatie bij de Mesta-wet aan Mesta aS zijn opgelegd (163), zijn de kos ten „normale kosten” van het bedrijf. Mesta aS heeft derhalve een economisch voordeel ontvangen in de vorm van middelen ter dekking van de kosten betreffende looncompensatie.
ii) Overtollige middelen
De Noorse autoriteiten hebben Mesta aS verplicht de middelen die niet ter dekking van de herstructureringskosten zijn besteed, terug te betalen. Daarom zijn alle vragen die in het inleidings besluit werden gesteld met betrekking tot de besteding van de overtollige middelen niet langer relevant.
1.2.2. Inbreng van activa
Mesta aS is een openbaar bedrijf in de zin van de transparan tierichtlijn (164). Bij de beoordeling of een financiële transactie van de eigenaar van een openbaar bedrijf een economisch voor deel oplevert, past de autoriteit het „beginsel van de markt investeerder” toe, dat meermaals is bevestigd door het Hof van Justitie (165). Volgens dit beginsel is er geen sprake van economisch voordeel wanneer de overheid kapitaal inbrengt of een inbreng in natura (bv. activa) doet in één van haar ondernemingen onder voorwaarden die aanvaardbaar zouden zijn voor een particuliere marktinvesteerder (166). Omgekeerd is er, wanneer geld of andere activa worden ingebracht in
(163) Cf. hoofdstuk 4 van de Mesta-wet.
(164) Richtlijn 2006/111/EC van de Commissie betreffende de doorzich tigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde onder nemingen (de „transparantierichtlijn”), PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35, zoals gewijzigd bij PB L 229 van 28.8.1985, blz. 20, PB L 254 van 12.10.1993, blz. 16 en PB L 193 van 29.7.2000, blz. 75. De richtlijn is in de EER-overeenkomst opgenomen onder punt 1, onder a), van bijlage XV.
(165) Bijvoorbeeld de gevoegde zaken T- 228/99 en T-233/99 West deutsche Landesbank Girozentrale, Land Nordrhein-Westfalen/
van alternatieve inkrimpingsmaatregelen te dekken, waarmee
(161) De identificatie van de onbruikbare machines en andere uitrusting werd uitgevoerd door de machineafdeling van Mesta aS, onder de supervisie van de Directeur voor logistiek en aankopen. De ac countants van Mesta aS controleerde of het gebruik van de fond sen in overeenstemming was met de interne instructies (die geba seerd zijn op voorbereidende wetgeving zoals Xx. xxx. xx. 0 Xxxxxxx nr. 1 (2002-2003)).
(162) Cf. bijlage 3 bij de brief van de Noorse autoriteiten van 6 juli 2009 (Doc nr: 523766).
(166
Commissie, Jurispr. 2003, blz. II-435.
) Zie de richtsnoeren inzake de toepassing van de staatssteunregels op openbare bedrijven in de industriesector. De richtsnoeren zijn evenwel ook van toepassing op andere sectoren. Het principe is toegelicht in hoofdstuk 3, dat bepaalt: „met het oog op het neu traliteitsbeginsel [moet] het steungehalte van de maatregel worden bepaald als het verschil tussen de voorwaarden waarop de midde len door de staat aan het openbare bedrijf ter beschikking zijn gesteld en de voorwaarden waarop een particuliere investeerder het aanvaardbaar zou vinden middelen ter beschikking te stellen van een vergelijkbare particuliere onderneming” (hierna genoemd:
„het beginsel van de particuliere marktinvesteerder”).
openbare bedrijven onder voorwaarden die onaanvaardbaar zijn voor een particuliere marktinvesteerder wél sprake van een eco nomisch voordeel (167). Dit wordt normaal gesproken geacht het geval te zijn wanneer de structuur en de toekomstperspectieven van het bedrijf zodanig zijn dat er binnen een redelijke termijn geen normaal rendement (door middel van dividenduitkeringen of vermogenstoename), kan worden verwacht in vergelijking met een soortgelijke particuliere onderneming (168). Indien bij voorbeeld het rendement wordt vastgesteld op basis van de waarde van activa, die lager dan de marktwaarde gewaardeerd zijn, is het rendement wellicht niet in overeenstemming met wat een particuliere investeerder in soortgelijke omstandigheden als aanvaardbaar zou beschouwen.
In het licht van deze overwegingen heeft de autoriteit de waar debepaling van de activa onderzocht met betrekking tot de oprichting van Mesta aS.
allereerst kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat de plicht van de autoriteit om de feiten van de zaak vast te stellen in voorkomend geval tevens de verplichting omvat om het oordeel van deskundigen te raadplegen teneinde de bewijskracht van deze feiten vast te stellen (169). Uit deze rechtspraak blijkt ook duidelijk dat in geval van onzekerheid de autoriteit gerechtigd, doch niet verplicht is, externe adviseurs aan te stellen ter vast stelling van de feiten van de zaak (170). Ten slotte heeft het Hof verklaard dat het de exclusieve bevoegdheid van de autoriteit is en niet de bevoegdheid van de deskundigen, om te waarborgen dat artikel 61 nageleefd wordt (171).
In het onderhavige geval werd de waarde van de activa die werden ingebracht bij de oprichting van Mesta aS, onderzocht door Xxxxx & Xxxxx en Deloitte & Touche. Op basis van de accountantsverslagen kwam de autoriteit in haar inleidings besluit tot de bevinding dat er onzekerheid bestond over de waardebepaling van de activa en de toepassing van de waarde ringsmethoden. Na het inleidingsbesluit hebben de Noorse au toriteiten toelichtingen ingediend van het accountantskantoor Xxxxx & Xxxxx. Volgens de autoriteit hebben deze toelichtingen de volgende onduidelijkheden die voor het eerst in het inlei dingsbesluit waren vermeld, weggenomen:
Ten eerste heeft Xxxxx & Xxxxx verduidelijkt dat vanaf oktober 2002, het beginsel van de „reële waarde” werd toegepast voor de waardebepaling van de activa en dat dus de oorspronkelijke evaluaties op basis van de boekwaarde of de gesimuleerde boek waarde niet langer relevant zijn.
Ten tweede werd de vaststelling van de reële waarde van de activa gebaseerd op een combinatie van de resultaten van i) de
(167) Zie punt 6, onder c), eerste streepje, van de richtsnoeren inzake regels voor de staatseigendom van ondernemingen en voor steun
evaluatie van de totale waarde van het bedrijf (d.w.z. de dis counted cash flow-methode), en ii) de afzonderlijke waardebe paling van individuele activa (of groepen daarvan).
In de derde plaats was het noodzakelijk om de waarde van bepaalde activa te verminderen omdat de totale waarde van het bedrijf (als gevolg van de discounted cash flow) lager was dan de totale waarde van de activa (resulterend uit de individu ele waardering van de activa), en de Noorse vennootschappen wet bepaalt dat het eigen vermogen de totale waarde van het bedrijf niet mag overtreffen.
Op deze basis werd de reële waarde van de activa verlaagd met 79 miljoen NOK, verdeeld tussen i) onroerend goed (verminderd met 54 miljoen NOK, van 335 miljoen NOK tot 281 miljoen NOK), en ii) machines (verminderd met 25 miljoen NOK, van 572 miljoen NOK tot 547 miljoen NOK) (172). Dit betekent ook dat de waarde van de machines niet neerwaarts aangepast werd met een bedrag van 200 miljoen NOK (van 747 miljoen NOK tot 547 miljoen NOK), zoals door de klagers werd beweerd. De waarde van 747 miljoen NOK vormde niet de basis voor de neerwaartse aanpassing aangezien deze waarde gebaseerd was op het „gesimuleerde continuïteits”-principe, dat niet meer toe gepast werd (173). Xxxxx & Xxxxx heeft bevestigd dat de eerdere berekeningen die waren verricht om een eventueel verband tus sen de waarde van de machines op basis van gesimuleerde continuïteit (van 747 miljoen NOK) en de reële waarde (van 572 miljoen NOK) te verklaren, misleidend zijn en geen deel uitmaakten van de procedure om de reële waarde van de activa te bepalen.
Ten vierde werd, wat de toewijzing van waarde aan de over gangscontracten betreft, verduidelijkt dat, ofschoon de over gangscontracten deel uitmaakten van de discounted cash flow (en dus in aanmerking genomen werden bij de bepaling van de totale waarde van het bedrijf), de waarde van de contractenpor tefeuille te laag was om in aanmerking te worden genomen; de contracten zijn daarom niet opgenomen in de openings balans (174).
Zoals duidelijk blijkt uit de gevolgde procedure, heeft de au toriteit het materiaal, dat in de rapporten van de accountants wordt gepresenteerd, grondig onderzocht door informatie in te winnen en door meer materiaal te verzamelen; daardoor werden aanvankelijke twijfels en onzekerheden opgehelderd. aangezien, zoals blijkt uit het bovenstaande, deze twijfels en onzekerheden zijn opgelost, en gezien het feit dat de evaluaties zijn uitgevoerd op basis van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden, heeft de autoriteit geen reden om de bewijskracht van de rapporten van de accountants inzake de waardebepaling van de vaste activa die in de definitieve openingsbalans van Mesta aS opge
nomen zijn, te betwijfelen. Het werd derhalve niet noodzakelijk
(168
aan openbare ondernemingen.
) Hoofdstuk 7.1 van de richtsnoeren inzake de toepassing van de staatssteunregels op openbare bedrijven in de industriesector. Deze wijze van toepassing van het principe van de marktinvesteerder is bevestigd door het Gerecht van eerste aanleg; zie de gevoegde zaken T-228/99 en T-233/99, Westdeutsche Landesbank Girozen trale, Land Nordrhein-Westfalen/Commissie, Jurispr. 2003, blz. II-435, punten 254 en 258.
geacht bijkomend deskundig advies in te winnen.
Op basis van het bovenstaande is de autoriteit van oordeel dat er geen reden is om de waardebepaling van de activa in de definitieve openingsbalans van Mesta aS in twijfel te trekken.
(169) Zaak T- 17/02 Olsen/Commissie, Jurispr. 2005, blz. II-2031, punt 264 (in beroep: C-320/05 P; PB C 271 van 29.10.2005, blz. 14) en zaak X-000/00, Xxxxx/Xxxxxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. II-797, punt 134 (in beroep: C-290/07 P; PB C 183 van 4.8.2007, blz. 25).
(170) T-366/00 Xxxxx/Commissie, hierboven geciteerd, punt 137.
(171) Zaak T-274/01 Valmont/Commissie, Jurispr. 2004, blz. II-3145, punt 72.
(172) Zonder rekening te houden met de latere aankopen van 44 mil joen NOK.
(173) De exercitie die in dit verband werd uitgevoerd door Deloitte & Touch bestond erin om de opdracht af te maken waarmee vóór de wijziging van de waarderingsbeginselen was begonnen.
(174) Zoals verklaard in hoofdstuk 2.4.6. van deel I omvatte de discoun ted cash flow zowel bestaande als toekomstige contracten over de tienjarige periode van de discounted cash flow.
1.2.3. Overdracht van overgangscontracten
Een voorbeeld van de toepassing van het beginsel van de par ticuliere marktinvesteerder is dat indien de overheid gronden en gebouwen verkoopt tegen de marktprijs, ervan wordt uitgegaan dat er geen sprake is van staatssteun, aangezien de overheid heeft gehandeld als een particuliere marktinvesteerder (175). Dit beginsel van de particuliere marktinvesteerder geldt echter ook wanneer de overheid goederen en diensten aankoopt (176). Zo zal er, indien de overheid een contract afsluit voor het verrich ten van diensten door een marktdeelnemer, geen sprake zijn van staatssteun indien de overheid zich gedraagt als een parti culiere marktinvesteerder door het betalen van de marktprijs. Omgekeerd, indien de prijs hoger is dan de marktprijs, is het mogelijk dat het contract een economisch voordeel voor de dienstverlener oplevert dat gelijk is aan het verschil tussen de marktprijs voor soortgelijke diensten en de prijs waartegen deze diensten verleend worden op basis van het contract (177). Voor de overheid zijn er twee manieren om een indicatie van de marktprijs te krijgen. De eerste is het lanceren van een niet- discriminerende openbare aanbesteding; de andere manier is beroep te doen op taxatie door een onafhankelijke deskundige. Hoe dan ook dienen alle omstandigheden van de transactie in aanmerking genomen te worden om te bepalen of een markt prijs is toegepast.
In de onderhavige zaak werden een aantal van de dienstencon tracten, afgesloten tussen de Dienst openbare wegen en de Pro ductieafdeling voor het verlenen van diensten door de laatste aan de eerste, overgedragen van de Productieafdeling naar Mesta aS, in die zin dat Mesta aS de Productieafdeling verving in haar hoedanigheid van dienstverlener. De autoriteit dient daarom te onderzoeken of de prijzen waarvoor de contracten tussen de Dienst openbare wegen en Mesta aS zijn „gesloten”, de markt prijzen weerspiegelen.
Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat het feit dat de autoriteit elementen beoordeeld heeft, die van belang zijn om te bepalen of de overheid als een particuliere marktinvesteerder heeft gehandeld (bij het inbrengen van de overgangscontracten) ten aanzien van de vennootschap die haar volledige eigendom is, niet uitsluit dat de autoriteit de aanwezigheid van steun in andere transacties tussen de overheid (178) en dat bedrijf beoor deelt. Integendeel, een dergelijke beoordeling is zelfs pertinenter in gevallen waarin de overheid een klant is van één van haar eigen bedrijven. Zoals hierboven uiteengezet dient de overheid, wanneer zij diensten uitbesteedt aan een onderneming (met inbegrip van ondernemingen waarvan zij 100 % eigenaar is), zich te gedragen als een „particuliere marktinvesteerder” en de marktprijs te betalen.
i) Bouwcontracten
Na het inleidingsbesluit hebben de Noorse autoriteiten de om standigheden toegelicht waaronder de prijzen van de bestaande bouwcontracten aan Mesta aS werden overgedragen.
De contracten werden overgedragen aan Mesta aS voor de prijzen die oorspronkelijk per individueel contract waren vast gesteld. De autoriteit heeft rekening gehouden met alle ver strekte informatie, en meer bepaald met de interne richtlijnen van de Dienst openbare wegen over de wijze waarop de prijs van de interne contracten vastgesteld wordt. Uit deze richtlijnen blijkt dat de prijs van de contracten rechtstreeks vastgesteld werd op basis van de marktprijzen (namelijk de prijzen resul terend uit openbare aanbestedingen) of op basis van aannames die moesten verzekeren dat de prijzen uiteindelijk een markt prijs weerspiegelden (dat wil zeggen, ramingen die werden aan gepast om overeen te stemmen met de marktprijs). Voorts is rekening gehouden met het feit dat het een algemene voor waarde van de Dienst openbare wegen bij het afsluiten van contracten met de Productieafdeling was dat de prijzen markt conform waren en dat de Productieafdeling hiervoor prijsgege vens had verzameld van openbare aanbestedingen in de wegen bouwmarkt - een goed functionerende en ontwikkelde markt. De Noorse autoriteiten hebben verder verduidelijkt dat er geen correctiemechanismen achteraf bestonden, en evenmin wette lijke vereisten die invloed hadden op de prijs waarvoor de con tracten werden overgedragen.
In het licht van al deze omstandigheden is de autoriteit van oordeel dat de bouwcontracten tegen de marktprijs zijn over gedragen. De autoriteit stelt vast dat de Dienst openbare wegen via haar interne richtlijnen, een systeem had opgezet voor de prijsbepaling van contracten die, tezamen met haar kennis van de markt, in voldoende mate waarborgde dat de marktprijzen conform waren. Om evenwel uit te sluiten dat de prijzen van de bouwcontracten in geen enkel geval ook maar enigszins afwe ken van de marktprijs, zou een grondig onderzoek van alle contracten noodzakelijk zijn. Daarom kan niet worden uitgeslo ten dat er mogelijk een beperkt economisch voordeel aan Mesta aS is toegekend via de prijzen van (sommige van) de bouw contracten. Zoals echter uit de hieronder vermelde redenen zal blijken, zou eventuele staatssteun in deze context worden be schouwd als verenigbaar met de werking van de EER-overeen komst.
ii) Exploitatie- en onderhoudscontracten
a) Tijdelijke openbaredienstverplichting
(175) De richtsnoeren betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties.
allereerst brengt de autoriteit in herinnering dat de Noorse
(176) Zie bijvoorbeeld T-14/96, Bretagne, Engeland, Ierland/Commissie, Jurispr. 1999, blz. II-319.
(177) T-14/96, Bretagne, Engeland, Ierland/Commissie, hierboven geci teerd en X-00/00, Xxxxx/Xxxxxxxxx, Xxxxxxx. 0000, blz. II-3961. Zie ook Beschikking N44/04 (VK) van de Commissie in de zaak National Fallen Stock Scheme van 12 augustus 2004, overweging 33; en N110/08 (Duitsland) Haveninfrastructuur — overheids financiering van het JadeWeserPort Project, overwegingen 75-80.
(178) Dat wil zeggen, de Dienst openbare wegen.
autoriteiten hebben betoogd dat de maatregelen ten gunste
van Mesta aS in verband met de exploitatie- en onderhouds contracten een compensatie vormen voor de kosten van de opgelegde openbaredienstverplichting die Mesta aS moest dra gen. Hoewel dit argument aangevoerd werd om de bewering te staven dat de maatregelen verenigbaar kunnen worden geacht op grond van artikel 59, lid 2, EER, heeft de autoriteit vol ledigheidshalve onderzocht of de aanwezigheid van een
openbaredienstverplichting het bestaan van staatssteun hoe dan ook zou uitsluiten, op basis van de criteria van het altmark- arrest (179).
In het altmark-arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat compensatie voor openbaredienstverplichtingen geen staatssteun vormt wanneer aan vier cumulatieve criteria is voldaan. In de eerste plaats dient de begunstigde onderneming daadwerkelijk belast te zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtin gen en dienen deze verplichtingen duidelijk omschreven te zijn. Ten tweede moeten de parameters op basis waarvan de com pensatie wordt berekend, vooraf worden vastgesteld op een objectieve en doorzichtige wijze. In de derde plaats mag de compensatie niet hoger zijn dan wat nodig is om alle of een deel van de kosten van de uitvoering van de openbare dienst te dekken, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst. Tot slot, wanneer de onderneming die belast is met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen niet is gekozen in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure waardoor de gegadigde zou kunnen worden geselecteerd die deze diensten tegen de laagste kosten kan verlenen, moet het niveau van de noodzakelijke compensatie worden vastgesteld op basis van een analyse van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde en adequaat uitgeruste onderneming zou hebben gemaakt. Wan neer aan deze vier criteria cumulatief wordt voldaan, levert de overheidsfinanciering geen voordeel op voor de onderneming.
Met betrekking tot de onderhavige zaak merkt de autoriteit op dat Xxxxx aS niet geselecteerd werd door middel van een open bare aanbestedingsprocedure. Bovendien hebben de Noorse au toriteiten niet betoogd dat (noch gegevens aan de autoriteit verstrekt waarmee zou kunnen worden gecontroleerd of) de kosten van Mesta aS overeenstemmen met de kosten van een gemiddelde, goed beheerde en adequaat uitgeruste onderneming. De openbaredienstverplichtingen werden in het geval van Mesta aS dus niet uitgevoerd met de vereiste kostenefficiëntie, weer gegeven in het vierde criterium van het altmark-arrest. alleen al om die reden kan het bestaan van staatssteun dus niet worden uitgesloten onder verwijzing naar het altmark-arrest.
b) Algemeen
De autoriteit merkt op dat alle exploitatie- en onderhoudscon tracten op 1 januari 2003 werden overgedragen aan Mesta aS voor prijzen die waren vastgesteld op basis van de kosten bin nen de Productieafdeling. De prijzen waren dus niet gebaseerd
ook geen marktprijs. Deze markt werd slechts geleidelijk open gesteld door jaarlijks 25 % van de contractenportefeuille open baar aan te besteden. aangezien er geen marktprijs was, bestond er geen ander alternatief dan de contracten over te dragen voor op de kosten gebaseerde prijzen.
Dit argument gaat uit van de bewering dat de activiteit van het onderhoud en de exploitatie van wegen op 1 januari 2003 niet was opengesteld voor mededinging. De autoriteit merkt even wel op dat voor 2003 niet alleen een deel van de exploitatie en het onderhoud van de Dienst openbare wegen werd uitgevoerd door onderaannemers (180), maar dat ook gemeenten lang vóór januari 2003 aanbestedingen uitschreven voor exploitatie- en onderhoudswerken met betrekking tot gemeentelijke we gen (181). Met andere woorden, de activiteit van „exploitatie” en „onderhoud van wegen” was al vóór januari 2003 open gesteld voor concurrentie en de oprichting van Mesta aS ver anderde hier niets aan. Integendeel, Mesta aS werd door de Noorse autoriteiten als een operator op de exploitatie- en on derhoudsmarkt geplaatst en heeft, sinds zijn oprichting, met andere ondernemingen geconcurreerd zonder ervan te worden weerhouden deel te nemen aan openbare aanbestedingen of het aannemen van wegenexploitatie en wegenonderhoudswerken voor andere aanbestedende diensten dan de Dienst openbare wegen (182).
Derhalve was de exploitatie- en de onderhoudsmarkt op
1 januari 2003 reeds opengesteld voor mededinging en kan dus niet worden beweerd dat er geen marktprijs bestond. Het is waar dat de exploitatie- en onderhoudswerken voor een deel van die markt, namelijk „het nationale wegennet”, gereserveerd waren voor de Productieafdeling, maar dit verandert niets aan de conclusie ten aanzien van de exploitatie- en onderhouds markt in het algemeen.
Maar zelfs wat de exploitatie- en onderhoudswerken aan het nationale wegennet zelf betreft, beschikten de Noorse autoritei ten — vóór 1 januari 2003 — over prijsinformatie na de aan besteding van vijf proefprojecten in 1998-2001. Deze prijzen zijn opgenomen in een vergelijkende analyse van 2000 (uit gebracht door de Dienst openbare wegen zelf) inzake het con currentievermogen, waaruit bleek dat het kostenaandeel van de contractprijs bij de Productieafdeling 23 procentpunten hoger was dan bij de proefcontracten afgesloten door marktdeel nemers. Bovendien blijkt uit een prijsanalyse die in akershus is verricht (vóór 2000) dat het prijsniveau van de exploitatie-en onderhoudscontracten ongeveer 20-25 % hoger lag dan dat van de contracten die door marktdeelnemers afgesloten werden.
op openbare aanbestedingen en waren evenmin het resultaat
van taxaties van onafhankelijke deskundigen.
De Noorse autoriteiten en Mesta aS hebben opgemerkt dat door de oprichting van Mesta aS op 1 januari 2003 en de toekenning aan Mesta aS van alle exploitatie- en onderhouds contracten met betrekking tot het nationale wegennet, de au toriteiten feitelijk een monopolie gevestigd hebben. Er bestond dus nog geen „exploitatie- en onderhouds”-markt en derhalve
(180) Zoals verklaard door de Noorse autoriteiten waren er vóór 1.1.2003 „een aantal particuliere ondernemingen aangesteld door NPRa Production om bepaalde opdrachten uit te voeren, bijvoor beeld het sneeuwruimen in bepaalde gebieden”. Deze particuliere ondernemingen waren gewoon onderaannemers.
(181) De gemeenteautoriteiten van Oslo hebben bijvoorbeeld, via het agentschap voor weg en transport („Samferdseletaten”), dat ver antwoordelijk is voor het wegenonderhoud in de winter (sneeuw ruimen en het strooien van zout) van 1 240 km gemeentelijke wegen en straten, alsook van de geplaveide voetpaden langs deze wegen, contracten toegekend aan bedrijven zoals Oslo Vei, ISS Landscaping en Mesta aS om de werken uit te voeren: http:// xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xxxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx0000-0000.xxxx
(179) Zaak C-280/00, altmark Trans en Regierungspräsidium Xxxxxx xxxx, Jurispr. 2003, blz. I-7747. Zie ook zaak T-289/03 BUPa e.a./Commissie, Jurispr. 2008, blz. II-81.
(182) Mesta aS heeft bijvoorbeeld een contract gesloten voor het uitvoe ren van winteronderhoud van wegen voor de gemeentelijke dien sten van Oslo.
De autoriteit merkt op dat de proefprojecten inderdaad prijzen bevatten die uit openbare aanbestedingen naar voren waren gekomen, en dat deze contracten niet alleen betrekking hadden op de nationale wegenwerken, maar dat ze zelfs betrekking hadden op precies dezelfde wegdelen als de door de Productie afdeling uitgevoerde exploitatie- en onderhoudscontracten (183). Volgens de autoriteit was er derhalve vóór 1 januari 2003 een marktprijsniveau vastgesteld voor vergelijkbare contracten aan de hand van de offerteprijzen van proefcontracten.
Ten aanzien van het argument van de Noorse autoriteiten dat de prijzen die uit de proefoffertes resulteerden niet betrouwbaar waren door van het grote verschil tussen het hoogste en het laagste bod, wijst de autoriteit erop dat in een openbare aan besteding het winnende bod de marktprijs vertegenwoordigt, en niet het geheel van offertes. Indien dit niet het geval zou zijn, zou er nooit een mogelijkheid zijn om een marktprijs vast te stellen op grond van openbare aanbestedingen. Immers, indien men zou stellen dat proefcontracten (op basis van een openbare aanbesteding) niet indicatief zijn voor de marktwaarde, dan zou dit hetzelfde zijn als te beweren dat openbare aanbestedingen niet resulteren in marktprijzen. In tegenstelling tot wat de Noorse autoriteiten beweren doet bovendien het feit dat de proefaanbestedingen werden georganiseerd met een ander doel dan het verkrijgen van informatie over de marktprijs (namelijk om de Dienst openbare wegen tot aanbestedende dienst „op te voeden”), of het feit dat de gegadigden slechts een klein deel van het nationale wegennet vertegenwoordigden, geen afbreuk aan de omstandigheid dat de resulterende offerteprijzen marktprij zen zijn. In dit verband merkt de autoriteit op dat de Com missie onlangs de prijzen die het resultaat zijn van openbare aanbestedingen op de markt voor wegenexploitatie en wegenon derhoud als marktconform heeft aangemerkt (184).
Zoals hierboven vermeld, is de autoriteit van mening dat er, via de offerteprijzen van de proefcontracten, vóór 1 januari 2003 een marktprijsniveau voor vergelijkbare contracten was ontstaan en dat de Noorse autoriteiten niet onkundig waren van het feit dat het door de markt bepaalde prijsniveau lager was dan de prijzen waarvoor de contracten werden overgedragen. Boven dien hebben de autoriteiten, zelfs na de bekendmaking van de eerste openbare aanbestedingen — het moment waarop de au toriteiten zich bewust werden van het prijsverschil (185) — geen stappen genomen om opnieuw over de overgangscontracten te onderhandelen.
Ongeacht of de overgangscontracten Mesta aS al dan niet een economisch voordeel opleverden, vormen de contracten een openbaredienstverplichting in de zin van artikel 59, lid 2, EER. De voor de diensten betaalde compensatie is daarom op grond van deze bepaling beoordeeld om vast te stellen of er sprake is van overcompensatie.
1.2.4. Leges en registratierechten
Een economisch voordeel kan verleend worden door het ver lagen van de belastingen voor ondernemingen op verschillende manieren, zoals een verlaging van de belastinggrondslag, een volledige of gedeeltelijke vermindering van het te betalen belas tingbedrag, uitstel, annulering of zelfs een speciale herschikking van een belastingschuld (186). De overdracht van onroerend goed van de Productieafdeling naar Mesta aS werd geregistreerd als een „naamsverandering”, hetgeen betekent dat Mesta aS profi teert van de bescherming die de opneming in het onroerend- goedregister biedt, terwijl hij vrijgesteld is van het betalen van leges en registratierechten, die normaliter verschuldigd zijn bij de overdracht van een eigendomstitel. De autoriteit is daarom van mening dat Mesta aS een economisch voordeel ontvangen heeft dat de onderneming bij de normale bedrijfsuitoefening
niet zou hebben verkregen. De autoriteit wijst erop dat het
De autoriteit herinnert er ook aan dat de Noorse autoriteiten hebben verklaard dat in het geval van de proefcontracten extra werkzaamheden achteraf nodig waren. Deze bijkomende werken waren in de prijs van de overgangscontracten verdisconteerd en verhoogden derhalve de prijs van de overgangscontracten. Vol
feit dat de Noorse autoriteiten, bij gebrek aan een vrijstelling, hun oorspronkelijke inbreng in contanten verhoogd zouden hebben (ten belope van het bedrag van de heffing) geen wijzi ging brengt in de beoordeling van de vraag of de vrijstelling al dan niet een economisch voordeel oplevert voor Mesta aS. Dit standpunt is ook in overeenstemming met het besluit van de autoriteit in de Entra-zaak van 14 december 2005 (187).
gens de autoriteit omvatten de werken die openbaar waren
(185) Cf. het Via Nova-rapport waaruit blijkt dat het kostenniveau van de
aanbesteed, en daarmee aan concurrentie blootstonden, geen bijkomende werken en vertegenwoordigt de prijs voor deze werken dus de marktprijs. De bijkomende werken worden ge gund aan de winnaar van de openbare aanbesteding zonder dat hiervoor een nieuwe aanbestedingsronde plaatsvindt. Dus zelfs indien de aanvullende werken ten dele de oorzaak zouden zijn geweest van de hogere prijs van de aan Mesta aS overgedragen contracten, verandert dit niets aan de beoordeling van de vraag of de prijs, exclusief aanvullende werken, al dan niet de markt prijs vertegenwoordigt.
(183) Eén voorbeeld hiervan is de prijs, die vastgesteld werd voor het Bærum-contract (met een waarde van ongeveer 75 miljoen NOK).
(184) De Destia-zaak inzake de herstructurering van een Fins agentschap voor wegenadministratie, PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1, over weging 234.
overgangscontracten, die vervolgens openbaar werden aanbesteed, gedurende 2003 ongeveer 32 % lager lag dan het oorspronkelijke kostenniveau van vergelijkbare overgangscontracten die aan Mesta aS werden overgedragen.
(186) Zie hoofdstuk 3, punt 2, van de richtsnoeren inzake staatssteun maatregelen betreffende directe belastingen voor ondernemingen.
(187) Op 14.12.2005 stelde de autoriteit een negatief besluit vast (nr. 318/05/COL) waarin zij de vrijstelling van het betalen van leges en registratierechten, die in juli 2000 aan het bedrijf Entra aS was verleend (in het kader van een overdracht van onroerend goed door de overheid aan Entra), als staatsteun beschouwde die niet verenigbaar was met de werking van de EER-overeenkomst. In dit besluit oordeelde de autoriteit dat de vrijstelling geen deel uitmaakte van een administratieve praktijk die aangemerkt kan worden als een algemene maatregel, omdat de toepassing van een administratieve praktijk (het „continuïteitsbeginsel”) op de re organisatie van bedrijven geen administratieve praktijk was op het tijdstip dat Entra opgericht werd.
1.3. DE aaNWEZIGHEID VaN STaaTSMIDDELEN
i) Herstructurering en andere reorganisatiemaatregelen
aan de voorwaarde van de aanwezigheid van staatsmiddelen is voldaan, omdat het de bedoeling was dat het totale bedrag van de geraamde kosten van de herstructurering van 1 468 miljoen NOK tussen 2003 en 2005 zou worden gedekt door subsidies
door de overheid, met inbegrip van contracten, voor een prijs die beneden de marktwaarde ligt, begunstigen slechts één be drijf, namelijk Mesta aS. De maatregelen zijn derhalve selectief van aard.
Wat betreft de leges en registratierechten is de autoriteit van
van de Noorse overheid (waarvan Mesta aS
een bedrag van
mening dat de circulaires die door het ministerie van Justitie zijn
993,6 miljoen NOK ontvangen heeft). Bovendien bestaat de kapitaalinbreng van de Noorse autoriteiten als eigen vermogen in Mesta aS om de kosten van de tijdelijke looncompensatie te dekken, ook uit staatsmiddelen.
ii) De inbreng van kapitaal en activa (machines, onroerend goed en contracten)
Uit de transparantierichtlijn (188) en de richtsnoeren staatssteun inzake overheidsdeelnemingen in het kapitaal van ondernemin gen blijkt dat de verstrekking van kapitaal aan openbare onder nemingen staatsmiddelen omvat. Overeenkomstig de besluitvor mingspraktijk van de Commissie is de autoriteit van mening dat ook overheidsinvesteringen in de vorm van inbreng in na tura (zoals machines, onroerend goed en contracten) de over dracht van staatsmiddelen behelst (189).
iii) Overdracht van overgangscontracten
De overdracht door de openbare autoriteiten van een contract betreffende de verlening van diensten door een overheidsentiteit in ruil voor inkomsten van de overheid, aan een onderneming die de rol van dienstverlener overneemt, omvat staatsmiddelen in de vorm van betalingen door de overheid voor het verrichten van diensten.
iv) Leges en registratierechten
Een derving van belastinginkomsten is gelijk aan het verbruik van overheidsmiddelen in de vorm van begrotingsuitgaven. Der gelijke overheidsondersteuning kan even goed verleend worden door middel van belastingvoorschriften van wetgevende aard als door de praktijken van de fiscale autoriteiten. Dankzij de vrij stelling van leges en registratierechten heeft Mesta aS de bedra gen behouden die de onderneming anders verschuldigd zou zijn aan de Noorse autoriteiten. aangezien de overheid zodoende inkomsten derft, behelst de vrijstelling een overdracht van staatsmiddelen. Dit is in overeenstemming met het besluit van de autoriteit in de Entra-zaak van 14 december 2005 (190).
gepubliceerd, bevestigen dat ten tijde van de oprichting van Mesta aS (op 1 januari 2003) de administratieve praktijk van het „continuïteitsbeginsel”, waarbij vrijstelling werd verleend van leges en registratierechten, alleen gold voor fusies. De autoriteit wijst erop dat de eerste circulaire bepaalde dat de toepassing van het continuïteitsbeginsel beperkt was tot de overdracht van ei gendom in het kader van fusies van vennootschappen met be perkte aansprakelijkheid en dit tot eind juni 2005. De tweede circulaire breidde deze praktijk uit tot splitsingen en omzettin gen met ingang van 1 juli 2005; dit betekent dat dergelijke transacties vóór die datum niet waren vrijgesteld. aangezien de oprichting van Mesta aS plaatsvond op 1 januari 2003 en de transactie tot oprichting van Mesta aS niet als een fusie beschouwd kan worden, zijn de vrijstellingen die door beide circulaires zijn ingevoerd in het geval van Mesta aS niet van toepassing.
Derhalve is de vrijstelling van Mesta aS van de betaling van leges en registratierechten selectief en wordt deze niet gerecht vaardigd door de aard en de opzet van het systeem. Dit strookt met de conclusies in de Entra-zaak van 14 december 2005 (191).
1.5. VERVaLSING VaN DE MEDEDINGING EN BEÏNVLOEDING VaN DE HaNDEL TUSSEN DE PaRTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST
Het internationale karakter van de markten voor wegenbouw, wegenexploitatie en -onderhoud in de EER blijkt uit het feit dat Noorse spelers actief zijn in andere EER- landen (zoals Veidekke aSa), terwijl internationale bedrijven uit andere EER-landen actief zijn op de Noorse markt (zoals Lemminkäinen Norge aS, Skanska Norge aS, NCC Construction aS). In dergelijke omstandigheden zal de verstrekking van middelen aan één en kele onderneming die op deze markt actief is, Mesta aS, de positie van die onderneming versterken en verbeteren in ver gelijking met die van andere ondernemingen die in Noorwegen of andere EER-landen gevestigd zijn en die op deze markten concurreren (192). De financiering stelt Xxxxx aS onder meer in staat lager geprijsde offertes aan te bieden met het doel bouw contracten in de wacht te slepen ten koste van zijn concurren ten.
1.4. BEGUNSTIGING
VaN
BEPaaLDE
ONDERNEMINGEN OF BE
PaaLDE PRODUCTIES
Het verstrekken van middelen door de overheid ter financiering van de herstructureringskosten alsook de inbreng van activa
(188) Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie betreffende de doorzich tigheid in financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare
Om deze reden is de autoriteit van oordeel dat het verlenen van financiële steun aan Xxxxx aS (hetzij in de vorm van sub sidies, overprijzing van diensten of in de vorm van een vrij stelling van een heffing) de mededinging verstoort en de handel ongunstig beïnvloedt.
bedrijven alsook inzake de financiële doorzichtigheid tussen be
paalde ondernemingen (de „transparantierichtlijn”).
(189) Zie bijvoorbeeld Beschikking 2006/741/EG van de Commissie van
20 oktober 2004 inzake de staatssteun die door Duitsland ten uitvoer is gelegd voor de Landesbank Schleswig-Holstein-Girozen
(191) Hoofdstuk 1.2.1. van deel II van Besluit nr. 318/057COL.
(192) Zie in dit verband zaak 730/79, Xxxxxx Xxxxxx/Commissie, Juris prudentie 1980, blz. 2671, rechtsoverweging 11, waar verklaard wordt: „wanneer financiële steun van een staat de positie van een
trale, thans HSH Nordbank blz. 134.
(190) Besluit nr 318/05/COL.
aG (PB L 307 van 7.11.2006,
onderneming ten opzichte van andere concurrerende ondernemin gen in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt, moet dit handelsverkeer worden geacht door de steun te worden beïnvloed.”
1.6. CONCLUSIE
In het licht van het voorgaande komt de autoriteit tot de con clusie dat aan de voorwaarden voor de aanwezigheid van staats steun in de zin van artikel 61, lid 1, voldaan is wat betreft de overheidsfinanciering van alle maatregelen om het personeels bestand in te krimpen (vervroegd pensioen, tijdelijke hand having van het recht op ambtenarenpensioen en van een spe ciale pensioengerechtigde leeftijd, alsmede de looncompensatie (of alternatieve maatregelen)). aan de voorwaarden voor het bestaan van staatssteun is ook voldaan wat betreft de overheids financiering van de kosten van i) verhuizing en verplaatsing, ii) verhuizing van kantoren/operationele ondersteuningspunten en de kosten van de overdracht van de archieven, gemaakt na
1 januari 2003, en iii) de vrijstelling van Mesta aS van het betalen van leges en registratierechten. Ten slotte oordeelt de autoriteit dat onafhankelijk van de vraag of de overgangscon tracten een economisch voordeel voor Mesta aS opleveren, de contracten een openbaredienstverplichting vormen in de zin van artikel 59, lid 2, EER.
2. PROCEDUREVEREISTEN
Ingevolge artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol nr. 3 bij de toezichtovereenkomst, wordt „de Toezichthoudende autoriteit voldoende tijdig op de hoogte gebracht van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen om haar in staat te stellen haar opmerkingen kenbaar te maken. […]. De betrokken staat kan de voorgenomen maatregelen niet ten uit voer brengen voordat de procedure tot een eindbeslissing heeft geleid”. De Noorse autoriteiten hebben de autoriteit niet vooraf op de hoogte gebracht van de maatregelen die zij hebben ge nomen in verband met de overdracht van de activiteiten van de Productieafdeling aan Mesta aS. De Noorse autoriteiten zijn derhalve hun aanmeldingsplicht op grond van artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol nr. 3 bij de toezichtovereenkomst niet nagekomen. De staatssteun die in verband met de maatregelen inzake de overdracht van activiteiten van de Productieafdeling naar Mesta aS is verleend vormt derhalve „onrechtmatige steun” in de zin van artikel 1, onder f), van deel II van Protocol nr. 3 bij de toezichtovereenkomst.
3. VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN
3.1. HERSTRUCTURERINGS- EN REORGaNISaTIEMaaTREGELEN
Met betrekking tot de herstructurerings- en reorganisatiemaat regelen met het oog op de oprichting van Mesta aS als „going- concern”, namelijk vervroegd pensioen, tijdelijke handhaving van de rechten op een ambtenarenpensioen en op een speciale pensioengerechtigde leeftijd, alsmede looncompensatie (of alter natieve maatregelen), is de uitzondering van artikel 61, lid 3, onder c), EER over de verenigbaarheid van steun die de ont wikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid vergemakkelijkt, in deze zaak relevant.
In haar besluitvormingspraktijk heeft de Commissie steeds ge oordeeld dat de verlichting van financiële lasten die voortvloeien uit structurele nadelen van een onderneming ten gevolge van haar vroegere status als een overheidsentiteit, met inbegrip van
liberalisering van een sector en de openstelling van een sector voor mededinging (193). De conclusies van de Commissie in dit verband vloeiden voort uit het feit dat overheidsfinanciering voor herstructurerings- en reorganisatiemaatregelen in verband gerelateerd waren aan de opheffing van de belemmeringen voor het betreden van een markt en uit het feit dat de financiële last van inherente structurele nadelen het concurrentievermogen van een bedrijf zou aantasten wanneer de markt eenmaal was open gesteld voor mededinging.
De autoriteit merkt op dat in de onderhavige zaak de hervor ming van de vorige overheidsentiteit, namelijk de Productieafde ling, en de omvorming daarvan tot een efficiënt bedrijf impli ceert dat de overdracht van het personeel naar de nieuwe onder neming een integraal onderdeel van de liberalisering van de nationale wegenmarkt vormt. In feite zou de liberalisering niet hebben plaatsgevonden zonder voldoende personeelsbezetting. De maatregelen in kwestie zijn van tijdelijke aard en zijn deels ingevoerd ter stimulering van de werknemers om over te gaan naar Mesta aS en en af te zien van hun ambtenarenstatus, en deels om de inkrimping van het personeelsbestand die nodig was om te zorgen voor een levensvatbare commerciële onder neming, te vergemakkelijken.
Hoewel de markt voor wegenexploitatie en -onderhoud open gesteld was voor mededinging (wat betreft de gemeentelijke wegen bijvoorbeeld), was de Productieafdeling niet op de markt aanwezig aangezien zij de diensten voor de overheid met be trekking tot het nationale wegennet enkel op interne wijze ver leende. Dus de specifieke status van de werknemers van de Dienst openbare wegen was derhalve toegekend in een situatie waarin mededinging geen rol speelde (194).
De autoriteit is van oordeel dat overheidsfinanciering voor de betrokken maatregelen in het gemeenschappelijk belang is. De overgangsmaatregelen maakten de openstelling voor mededin ging van het overheidssegment van de wegendienstenmarkt mo gelijk. Door Mesta aS te ontlasten van de extra kosten die de onderneming moet dragen doordat zij een aanvankelijk in een openbare onderneming geïntegreerde afdeling overneemt, zal Mesta aS vrij kunnen opereren met het oog op het gebied van wegenbouw, wegenexploitatie en -onderhoudsdiensten en zich kunnen aanpassen aan de markt. Het bedrijf kampt aldus niet met een toetredingsdrempel. Over het geheel genomen is de transformatie van een voormalig staatsmonopolie op het natio nale wegennet (de Productieafdeling) tot een particuliere ven nootschap (Mesta aS), die onderworpen is aan dezelfde wetge ving als andere particuliere ondernemingen in Noorwegen, op lange termijn gunstig voor de eindgebruikers. Uit informatie afkomstig van de Noorse autoriteiten blijkt dat de mededinging op de relevante markt is toegenomen en vervolgens geleid heeft tot lagere prijzen, zowel voor de wegenexploitatie als voor het wegenonderhoud en als zodanig de belastingbetalers en de eco nomie als geheel ten goede gekomen is.
(193) Zie bijvoorbeeld de conclusies in de zaak EDF (Frankrijk), PB L 49 van 22.2.2005, blz. 9; Destia (Finland) (PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1) OTE (Griekenland) (PB L 243 van 11.9.2008, blz. 7), La Poste (Frankrijk) (PB L 63 van 7.3.2008, blz. 16), en Royal Mail
pensioenrechten en maatregelen in verband met de inkrimping van het personeelsbestand, verenigbaar kan worden verklaard wanneer deze kosten worden gemaakt in het kader van de
(194
(Verenigd Koninkrijk), C/2007 van 8 april 2009.
) Dit is de conclusie van het Besluit nr. 349/07/COL van 18 juli 2007 van de autoriteit inzake de Noorse Wegenadministratie, districtkantoor Møre en Romsdal.
De autoriteit heeft ook het standpunt ingenomen dat staats steun het juiste instrument is. Daar de Productieafdeling nooit bedoeld was om als een commerciële entiteit op de open markt te opereren, was zij in staat de hogere pensioenkosten te dragen die gepaard gaan met de ambtenarenstatus zonder dat dit tot een significant economisch nadeel leidde. Echter, bij het open stellen van de markt voor dienstverleners op het nationale we gennet en de transformatie van de voordien in een openbaar bedrijf geïntegreerde afdeling tot een commercieel bedrijf, dien den de personeelskosten te worden afgestemd op die van de concurrenten. Tegen deze achtergrond is staatssteun een ge schikt instrument om de commerciële vennootschap te ontlas ten van de kosten voor de reorganisatie van een voormalige overheidsafdeling. Wat het stimulerend effect en de noodzaak van de steun betreft wijst de autoriteit erop dat zonder over heidsfinanciering, de kosten van Xxxxx aS niet zouden zijn afgestemd op de kosten van zijn concurrenten en het bedrijf moeite zou hebben om op basis van zijn verdiensten te con curreren. Overheidsfinanciering is daarom noodzakelijk, en het stimulerend effect is aanwezig.
In dit verband merkt de autoriteit op dat in vergelijking met het oorspronkelijke overgedragen personeelsbestand (van 4 750 werknemers) in 2003, de personeelsbezetting in 2005 gelei delijk werd teruggebracht tot 3 296, en in 2006 verder geredu ceerd werd tot 3 237 en tot 3 032 in 2007 (195). Dit betekent dat de maatregelen het gewenste effect hebben gehad.
Ten slotte is de overheidsfinanciering voor de desbetreffende maatregelen evenredig, omdat deze beperkt is tot de extra kos ten bovenop de kosten die Mesta aS (gemiddeld) zou hebben moeten dragen voor werknemers die onder marktvoorwaarden werkzaam zijn.
Toch was de autoriteit wat de overheidsfinanciering betreft van de resterende kosten voor de herstructurering en de reorganisa tie, dat wil zeggen de kosten die verband houden met verhui zing, verplaatsing, verhuizing van kantoren/operationele onder steuningspunten en de overdracht van de archieven vanaf de oprichtingsdatum van Mesta aS, niet in staat elementen te vin den die aantonen dat de maatregelen verband houden met las ten die waren ontstaan toen de markt nog gesloten was. In tegendeel, de maatregelen staan in verband met kosten die nor malerwijze gemaakt worden wanneer ondernemingen hun be drijfsactiviteiten starten; het dragen van dergelijke kosten zou
3.2. OVERGaNGSCONTRaCTEN
i) Bouwcontracten
De autoriteit is van mening dat in zoverre de prijzen waarvoor de bouwcontracten aan Mesta aS werden overgedragen de marktprijs overschreden en derhalve staatssteun inhielden, deze staatssteun verenigbaar is met de werking van de EER- overeenkomst. Deze conclusie is gebaseerd op het feit dat het alternatief, het uitschrijven van openbare aanbestedingen voor halfafgewerkte bouwprojecten om marktprijzen vast te stellen, geen praktische oplossing is. Het lopende werk zou dan stop gezet moeten worden en eventueel door nieuwe aannemers her vat moeten worden, hetgeen het hele project niet alleen veel duurder zou maken, maar ook tot behoorlijke vertragingen zou kunnen leiden. Ten tweede waren er een aantal onderaannemers door de Dienst openbare wegen aangesteld om delen van de lopende bouwprojecten uit te voeren. Indien openbare aanbeste dingen zouden zijn uitgeschreven, zouden deze onderaannemers hun werkzaamheden hebben moeten beëindigen, wat nog meer kosten met zich zou brengen. Ten derde waren alle bouwpro jecten van tamelijk geringe duur en zouden ze alle binnen een korte termijn van twee jaar voltooid zijn.
Om al deze redenen tezamen oordeelt de autoriteit dat het beperkte bedrag aan staatssteun dat mogelijk is verleend in het kader van de prijzen van de bouwcontracten die aan Mesta aS zijn overgedragen, verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst op grond van artikel 61, lid 3, onder c) van de EER-overeenkomst.
ii) Exploitatie- en onderhoudscontracten
De Noorse autoriteiten hebben betoogd dat de maatregelen ten gunste van Mesta aS een compensatie vormden voor kosten waarmee Mesta aS werd belast ten gevolge van openbaredienst verplichtingen die de onderneming op grond van artikel 59, lid 2, EER waren opgelegd. Uit de richtsnoeren staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, staatseigendom van ondernemingen en steun aan openbare ondernemingen (de
„richtsnoeren inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst”) blijkt dat compensatie voor een open baredienstverplichting, om verenigbaar te worden verklaard met de EER-overeenkomst, mag worden verleend indien de openba redienstverplichting i) „echt” en duidelijk omschreven is; ii) toe vertrouwd is door middel van een besluit waarin de openbare dienstverplichting duidelijk is vastgelegd; en iii) het bedrag van de compensatie niet hoger is dan het bedrag dat nodig is om de kosten, van de uitvoering van de openbaredienstverplichting te dekken, (d.w.z. het dient evenredig te zijn), rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen (196).
derhalve geen invloed hebben op het concurrentievermogen van
Mesta aS op de markt in vergelijking met om het even welk ander bedrijf. aangezien er geen andere bepaling bestaat op
(196) De communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst trad in werking op
basis waarvan de autoriteit de maatregelen, die bedrijfssteun
20 december 2005. Punt 25 van de kaderregeling bepaalt dat in
inhouden, verenigbaar kan verklaren, heeft zij geconcludeerd dat de maatregelen (verhuizing, verplaatsing, verhuizing van kantoren/operationele ondersteuningspunten en de overdracht van archieven) onverenigbaar zijn met de werking van de EER-overeenkomst.
(195) Cf. de website van Mesta: xxx.xxxxx.xx en het jaarverslag 2008 van Xxxxx aS, blz. 2.
geval van niet-aangemelde steun, de autoriteit de bepalingen toe past, die golden op het ogenblik van de toekenning van de steun, tenzij de steun toegekend werd na de aanneming van de kader regeling- in welk geval de kaderregeling toegepast moet worden. aangezien de diensten die door Mesta aS uit hoofde van de over gangscontracten verricht werden de periode van 2003 tot 2006 bestreken, een periode die gedeeltelijk vóór en gedeeltelijk na 2005 valt, wordt de communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst dienovereen komstig toegepast.
Zoals ook bevestigd in de kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, herinnert de autoriteit eraan dat de EVa-landen beschikken over een ruime beoordelingsmarge ten aanzien van de aard van de diensten die kunnen worden aangemerkt als diensten van algemeen eco nomisch belang (197).
De autoriteit is van mening dat Mesta aS onderworpen was aan echte en duidelijk omschreven openbaredienstverplichtingen die werden toevertrouwd door middel van een besluit waarin de desbetreffende verplichtingen waren vastgelegd.
De autoriteit merkt op dat de overgangscontracten voor exploi tatie en onderhoud voor een beperkte periode aan Mesta aS werden opgelegd om te waarborgen dat bij de openstelling van de exploitatie- en onderhoudsmarkt (wat betreft het nationale wegennet) voor mededinging, de activiteiten op zodanige wijze zouden worden uitgevoerd dat de Dienst openbare wegen nog voldoende controle over de weg- en verkeersveiligheid zou kun nen behouden. De verplichtingen die aan Mesta aS zijn opge legd worden duidelijk genoemd en beschreven in het door de Dienst openbare wegen uitgebrachte Normalisatierapport, in de vorm van concrete eisen wat betreft het niveau van de normen en/of activiteiten met betrekking tot de openbaredienstverplich ting. De exploitatie en het onderhoud van het nationale wegen net is een legitieme openbare opdracht van de overheid en sluit aan bij de besluitvormingspraktijk van de Commissie inzake het onderhoud van wegentunnels als openbaredienstverplichtin gen (198). Bovendien worden in de onderhavige zaak de open baredienstverplichtingen slechts voor een overgangsperiode op gelegd (tot 2006), om te waarborgen dat de Dienst openbare wegen het noodzakelijke niveau van weg- en verkeersveiligheid handhaaft, waarmee het verband tussen de openbaredienstver plichting en de controleverantwoordelijkheid van de Dienst openbare wegen wordt onderstreept. Ten slotte, wat het toe vertrouwen van de opdracht betreft, werd de verplichting tot het uitvoeren van de exploitatie- en onderhoudswerken volgens de normen, toevertrouwd aan Mesta aS middels een bepaling in elk contract tussen Mesta aS en de overheid (in de hoedanig heid van Dienst openbare wegen) (199).
Ten aanzien van het bedrag van de compensatie is de algemene regel volgens de kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, dat dit bedrag niet hoger mag zijn dan wat nodig is om de kosten van de uitvoe ring van openbaredienstverplichtingen te dekken, rekening hou dend met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplich tingen.
(197) Zaak B-9/04 The Bankers' and Securities' Dealers association van IJsland/Toezichthoudende autoriteit van de EVa, verslag van het
In dit verband bepaalt de betrokken kaderregeling dat alleen de kosten in verband met openbaredienstverplichtingen in aanmer king mogen worden genomen, en dat een kostenscheiding wordt gemaakt tussen diensten van algemeen economisch be lang en eventuele andere activiteiten. Bovendien kunnen kosten in verband met investeringen in aanmerking genomen worden indien zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de openbare dienstverplichting.
Op basis van de verstrekte informatie is de autoriteit van me ning dat, aangezien Mesta aS een gescheiden boekhouding had voor de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud, de kosten die opgegeven werden voor de uitvoering van de open bare diensten, correct zijn toegerekend. Bovendien is het feit dat kapitaalinvesteringen door Mesta aS zijn verdeeld in verhouding tot de inkomsten die uit dergelijke contracten werden verkregen, eveneens in overeenstemming met de kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst.
Op basis hiervan is de autoriteit van mening dat de volledige financiering van de kosten van de uitvoering van de openbare diensten door Mesta aS op basis van de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud, in overeenstemming is met de kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst.
Met betrekking tot het vaststellen van een redelijke winst be paalt de kaderregeling dat het daadwerkelijke door de openbare dienstverlener ontvangen rendement niet hoger mag zijn dan het gemiddelde rendement voor de betrokken sector in de af gelopen jaren. Met andere woorden, het niveau van het rende ment dat daadwerkelijk is verkregen door Mesta aS dient te worden vergeleken met een benchmark of een gemeenschappe lijk kenmerk van de sector.
De autoriteit heeft het „referentierendement” van 8,42 % onder zocht dat door de Noorse autoriteiten werd opgegeven (tabel hieronder) om als maatstaf te worden gebruikt voor het rende ment in de exploitatie- en onderhoudssector. De autoriteit stelde vast dat de onderdelen van het referentierendement zijn gebaseerd op marktgerichte elementen. Ten eerste heeft de au toriteit er rekening mee gehouden dat de bèta-waarde 1 dezelfde is als de gemiddelde bèta-waarde van 15 andere bedrijven in de exploitatie- en het onderhoudssector. Ten tweede ligt de markt risicopremie van 5 % binnen de marge die gebruikt wordt door
(198
(199
EVa-Hof 2006, blz. 42, punt 65.
) Beschikking van de Commissie inzake het onderhoud van wegen en verbindingstunnels: N 562/05 (Italië) Società Italiana del Tra foro del Xxxxx Xxxxxx (SITMB) van 16 mei 2006; N 420/05 (Frankrijk), Tunnel du Mont Blanc et Tunnel Xxxxxxx Xxxxxxx van 22 februari 2006, en N 321/01 (Frankrijk) Tunnel Routière du Fréjus van 20 juni 2011. Zie ook de Destia-zaak (PB L 270 van 10.10.2008, blz. 1) overwegingen 214-216.
) Dit komt overeen met de wijze waarop openbaredienstverplichtin gen werden opgedragen in de beschikkingen van de Commissie waarnaar in de voorgaande voetnoot verwezen wordt.
andere operatoren in deze markt (tussen 3-6 %) en binnen de marge van de risicopremie die door PWC gebruikt wordt in een verslag van 2008 over Mesta aS. Ten derde is het bedoelde rendement gebaseerd op dezelfde methode als het rendement van 6,7 % dat de overheid verlangt van haar totale investeringen in Mesta aS (zowel de bouw- als de exploitatie- en onderhouds activiteiten). Ten vierde is de opgegeven bèta-waarde een gemid delde over 2002-2007, de periode waarin de openbare diensten door Xxxxx aS zijn verstrekt.
Samenstelling van het referentierendement Gemiddelde gewogen kosten van kapitaal (WACC)
Risicovrije rente (*) voor belasting | 3,85 % |
Marktrisicopremie (**) | 5,00 % |
Totaal kapitaal bèta | 0,90 |
Netto schuld/eigen vermogen | |
Eigen vermogen bèta | |
Kosten van eigen vermogen na belasting | 8,85 % |
Kosten van vreemd kapitaal | |
Risicovrije rente voor belasting | 3,85 % |
Kredietpremie | 2,50 % |
Kosten van vreemd kapitaal voor belasting | 6,35 % |
Belastingvoet | 28 % |
Kosten van vreemd vermogen na belasting | 4,57 % |
Gemiddelde gewogen kosten van kapitaal (WACC) | |
Kosten van eigen vermogen | 8,85 % |
aandeel van eigen vermogen | 90 % |
Gemiddelde kosten van eigen vermogen na belasting | 8,00 % |
Gemiddelde kosten van vreemd vermogen na belasting | 4,6 % |
aandeel van vreemd vermogen | 10 % |
Gemiddelde kosten van vreemd vermogen na belasting | 0,5 % |
WaCC kosten van het totale vermogen na belasting | 8,42 % |
(*) Het tarief van de risicovrije rente van 3,85 % is gebaseerd op het rendement van vijfjaars-staatsobligaties (van 2003-2007) cf. Nationale Bank van Noor wegen.
(**) De marktrisicopremie toont het rendement dat marktdeelnemers verlangen van aandelen, in vergelijking met risicovrije investeringen. Een marktrisico premie van 5 % is gebaseerd op het feit dat marktdeelnemers in het algemeen 3-6 % verwachten. Het is 0,5 % hoger dan het tarief, vastgesteld in het Price waterhouseCoopers 2008-rapport, getiteld „Mesta aS - Entrepriseverdi pr.
1 januar 2008” (het „PWC 2008-rapport”). Het PWC-rapport werd uit gebracht in het kader van de oprichting van de Mesta-groep en werd gecon troleerd door het accountantskantoor BDO Noraudit.
Het referentierendement van 8,42 % is gebaseerd op een bèta waarde van 1, die werd vastgesteld rekening houdend met:
— waarnemingen van de bètawaarde over een periode van 40 maanden (2002-2007) van 15 vergelijkbare ondernemingen (zoals Veidekke aSa, Skanska aB-B SHS, PEaB aB) (200);
— het rendement is gecorreleerd aan de hand van de „all Country World Index” xxx Xxxxxx Xxxxxxx (201);
— het aandeel van het eigen vermogen werd in overeenstem ming geacht met het sectorgemiddelde (gebaseerd op 15 vergelijkbare ondernemingen) (202).
Een vergelijking tussen het werkelijke rendement van Xxxxx aS en het referentierendement (van 8,42 %) gedurende de jaren 2003-2006 (zie onderstaande tabel) wijst uit dat Mesta aS een bedrag van 66,4 miljoen NOK teveel aan compensatie ont
bedrag moet worden beschouwd als overcompensatie in de zin van de kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst. De autoriteit merkt op dat bij de berekening van dit bedrag aan overcompensatie al rekening gehouden werd met de mogelijkheid voor Mesta aS (in overeenstemming met de kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst) om de in een bepaald jaar ontvangen overcompensatie (203) naar het vol gende jaar over te dragen.
Rendement
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Totaal | |
Mesta aS: rendement | 10,86 % | 6,15 % | 9,98 % | 14,5 % | |
Referentie- rendement | 8,42 % | 8,42 % | 8,42 % | 8,42 % | |
Surplusrendement | 2,44 % | – 2,27 % | 1,56 % | 6,08 % | |
Surplusrendement (in miljoen NOK) | 44,8 | – 46,4 | 22,5 | 45,5 | 66,4 |
Op basis van het bovenstaande is de autoriteit van mening dat aan de voorwaarden van artikel 59, lid 2, van de EER-overeen komst is voldaan voor wat betreft het bestaan van een open baredienstverplichting en de toewijzing daarvan in verband met de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud. aange zien Xxxxx aS echter is overgecompenseerd met 66,4 miljoen NOK, heeft de autoriteit geconcludeerd dat de compensatie van Mesta aS voor de openbaredienstverplichtingen niet evenredig is en dat deze overcompensatie ten belope van het boven staande bedrag derhalve niet verenigbaar is met artikel 59, lid 2, van de EER-overeenkomst.
3.3. LEGES EN REGISTRaTIERECHTEN
Wat betreft de aanwezigheid van staatssteun in de vorm van een vrijstelling van de betaling van leges en registratierechten ten gunste van Mesta aS, hebben de Noorse autoriteiten niet be toogd dat deze steun verenigbaar is met de werking van de EER- overeenkomst. Niettemin heeft de autoriteit de mogelijkheden onderzocht om de steun als verenigbaar te beschouwen. Ten eerste wijst de autoriteit erop dat geen enkele van de uitzon deringen van artikel 61, lid 2, EER van toepassing is aangezien de steun in kwestie is niet gericht is op de doelstellingen die in deze bepalingen worden vermeld: de vrijstelling van leges en registratierechten is geen steun van sociale aard aan individuele consumenten, noch is het steun tot herstel van de schade ver oorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurte nissen. Ten tweede kan een steunmaatregel als verenigbaar wor den beschouwd met artikel 61, lid 3, onder a), EER wanneer deze is bedoeld voor de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst. Omdat dergelijke streken
vangen heeft. De
autoriteit
is derhalve van mening dat dit
echter niet voorkomen in de Noorse regionale-steunkaart,
(200) Dit sluit aan bij de beste praktijken inzake taxaties van Pricewater houseCoopers; cf. het PWC 2008-rapport.
(201) Cf. het PWC 2008-rapport.
(202) Cf. het PWC 2008-rapport.
(203) De overdracht van 2003 naar 2004 vertegenwoordigde minder dan 10 % van de jaarlijkse compensatie, in overeenstemming met hoofdstuk 20 van de kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst.
is deze bepaling niet relevant. Ten derde is de uitzondering van artikel 61, lid 3, onder b), EER niet van toepassing omdat de steun in kwestie niet bestemd is om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen, en ook niet om een ernstige verstoring in de eco nomie van Noorwegen op te heffen. Ten slotte zag de autoriteit geen reden om de uitzondering van artikel 61, lid 3, onder c), EER, die bepaalt dat staatssteun als verenigbaar kan worden beschouwd met de werking van de EER-overeenkomst wanneer deze de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën vergemak kelijkt, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, van toepassing te achten op de steun in kwestie.
aangezien geen enkele van de uitzonderingen van toepassing is, heeft de autoriteit geoordeeld dat de steun verleend in de vorm van vrijstellingen van leges en registratierechten, niet verenig baar is met de werking van de EER-overeenkomst. Deze beslis sing van de autoriteit is in overeenstemming met het standpunt dat zij in haar besluit van 14 december 2005 heeft ingenomen en waarin zij eveneens oordeelde dat de vrijstelling van leges en registratierechten niet verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst (204).
4. CONCLUSIE
Op basis van de bovenstaande beoordeling is de autoriteit van oordeel dat de herstructureringsmaatregelen bestaande uit ver vroegd pensioen, tijdelijke handhaving de rechten op een amb tenarenpensioen en op een speciale pensioengerechtigde leeftijd, alsmede de looncompensatie (of alternatieve maatregelen) staats steun inhouden in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER- overeenkomst, welke steun verenigbaar is op grond van artikel 61, lid 3, onder c), EER.
Om de hierboven uiteengezette redenen is de autoriteit van oordeel dat de aan Mesta aS toegekende staatssteun ten aanzien van de volgende maatregelen niet verenigbaar is met de EER- overeenkomst:
i) verhuis- en verplaatsingskosten;
ii) kosten voor de verhuizing van kantoren/operationele onder steuningspunten en de overdracht van archieven die na 1 januari 2003 zijn gemaakt;
iii) vrijstelling van Mesta aS van leges en registratierechten; en
iv) overcompensatie in verband met de verstrekking van open bare diensten door Xxxxx aS uit hoofde van de overgangs contracten voor exploitatie en onderhoud ten bedrage van 66,4 miljoen NOK.
aangezien deze maatregelen niet bij de autoriteit zijn aange meld, vormt deze steun onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van deel II van Protocol nr. 3 bij de toezicht overeenkomst. Uit artikel 14 van deel II van Protocol nr. 3 bij de toezichtovereenkomst vloeit voort dat de autoriteit besluit
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VaSTGESTELD:
Artikel 1
De staatssteun in verband met vervroegd pensioen, de tijdelijke handhaving van de rechten op een ambtenarenpensioen en op een speciale pensioengerechtigde leeftijd, alsmede de looncom pensatie (of alternatieve maatregelen) die aan Mesta aS is ver leend, is verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst.
De staatssteun die aan Mesta aS is verleend in verband met i) de kosten voor verhuizing en verplaatsing, ii) de kosten voor het verhuizen van kantoren/operationele ondersteuningspunten en de overdracht van archieven welke na 1 januari 2003 zijn gemaakt, iii) de vrijstelling van het betalen van leges en regis tratierechten, en iv) de overcompensatie ten belope van 66,4 miljoen NOK in verband met de verlening van openbare dien sten door Mesta aS uit hoofde van de overgangscontracten voor exploitatie en onderhoud, is niet verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst.
Artikel 2
De Noorse autoriteiten nemen alle noodzakelijke maatregelen om de in artikel 1, lid 2, bedoelde steun die op onrechtmatige wijze aan Mesta aS ter beschikking is gesteld, van die onder neming terug te vorderen.
Artikel 3
De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures voor zover deze pro cedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het onderhavige besluit toelaten. De terug te vorderen steun omvat de rente en de samengestelde rente vanaf de datum waarop de steun aan Xxxxx aS ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van artikel 9 van Besluit nr. 195/04/ COL van de Toezichthoudende autoriteit van de EVa.
Artikel 4
De Noorse autoriteiten delen de Toezichthoudende autoriteit van de EVa, binnen twee maanden na kennisgeving van dit besluit mee welke maatregelen zij hebben genomen om hieraan te voldoen.
Artikel 5
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Noorwegen.
Artikel 6
Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.
Gedaan te Xxxxxxx, 0 oktober 2009.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
dat onrechtmatige steun, die onverenigbaar is met de regels voor staatssteun ingevolge de EER-overeenkomst, van de begun stigden moet worden teruggevorderd,
Rakel SURLIEN
Lid van het College
Xxxx XxXXXX
Lid van het College
(204) Besluit nr. 318/05/COL.