ALGEMEEN
ALGEMEEN
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN
Deze bundel bevat de algemene veiligheidsvoorschriften, geldig op alle werven waar STRUKTUUR BVBA verantwoordelijk is voor de veiligheidscoördinatie.
Voor de specifieke voorschriften per werf, zie het coördinatiedagboek van de betrokken werf.
INHOUDSOPGAVE
4
1.1 Hoe deze bundel te gebruiken? 5
6
2.1 Procedure bij een ernstig ongeval 6
2.3 Procedure bij elektrocutie 7
2.4 Procedure bij vergiftiging 7
2.5 Procedure bij milieuschade 7
8
3.6 Werken t.h.v. de openbare weg 19
21
4.7 Sanitair en centrale verwarming 25
5 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ONTWERP
26
6 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN HULPMIDDELEN
27
6.4 Mechanisch aangedreven handgereedschap 29
32
7.1 Verplichte controles door een E.D.T.C. 32
7.2 Verplichte controles door een bevoegd persoon 33
7.3 Invloed wind op het gebruik van arbeidsmiddelen 34
35
36
Bijlage 1: infoblad ongeval 36
1 INLEIDING
Ten einde het aantal ongevallen in de bouw in de toekomst te verminderen werd medio 2001 de veiligheidscoördinatie tot leven geroepen.
De doelstelling is om meer aandacht te besteden aan de veiligheid, gezondheid en hygiëne op de bouwplaats. De bedoeling is dat de veiligheidscoördinator het bouwproject vanuit veiligheidshoek gaat benaderen en de betrokken partijen gaat adviseren op vlak van de algemene veiligheid.
Het veiligheid- en gezondheidsplan heeft tot doel de mogelijke ongevalrisico’s vooraf in te schatten en te detecteren. Niet curatief, maar preventief te werk te gaan.
De veiligheidscoördinator tracht met de nodige adviezen de risico’s op een ongeval tijdens de bouwwerken, maar ook nadien tijdens het gebruik, het onderhoud, … van het gebouw, sterk te reduceren.
Naar preventie toe geldt er een volgorde van belangrijkheid: Kies voor de meest veilige bouwmethode.
Indien de bouwmethode toch risico’s met zich meebrengt, kies dan voor collectieve beschermingsmiddelen. Indien collectieve beschermingsmiddelen niet kunnen of ontoereikend zijn, kies dan voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
Probeer steeds de gevaren te signaleren en de werknemers goed te informeren.
De taak van de veiligheidscoördinator bestaat uit het in kaart brengen van de risico’s die aanwezig zijn door de overlapping van de activiteiten van de verschillende partijen, m.a.w. het opmaken van een risico-analyse. Hierbij is het noodzakelijk dat de coördinator de aflossing van aannemers opvolgt zodat er een vlotte en voornamelijk veilige samenwerking kan tot stand komen tussen de betrokken partijen.
De aannemer zelf dient zorg te dragen voor de individuele veiligheid van zijn medewerkers (dragen helm, ...).
Naar de kern van de zaak. “Veiligheidscoördinatie is TEAMWORK!”
Het is niet de veiligheidscoördinator alleen die aan preventie doet, maar alle betrokken partijen.
De veiligheidscoördinator adviseert en geeft raad. Het is de bouwdirectie en het management van de betrokken aannemers die ervoor moeten zorgen dat deze veiligheidsadviezen in de praktijk toegepast worden.
Xxxxxx werken moet een evidentie zijn, waar iedereen aan meewerkt! Wie kan er immers beter bijdragen tot veilige werkmethodes dan de mensen die het vak door en door kennen!
De tussenkomst van de coördinator wijzigt in geen geval de opdracht, de bevoegdheid van de preventieadviseurs en van andere veiligheidsverantwoordelijken.
Iedere bouwdirectie en iedere betrokken onderneming behouden haar privileges, verplichtingen en verantwoordelijkheden.
De coördinator is bezig met risico’s verbonden aan de samenwerking van de verschillende partijen.
De coördinator geeft adviezen. Het blijft nog steeds de taak van de bouwdirectie en de betrokken aannemers om te zorgen dat de veiligheidsregels worden nageleefd.
Copyright:
Niets uit deze documenten mag verveelvoudigd worden en/of openbaar gemaakt door middel van drukwerk, fotokopie, scanning of op welke andere wijze ook zonder voorafgaandelijk schriftelijke toestemming van STRUKTUUR BVBA, Xxxxxxxxxxxxx 00x xxx 000, 0000 Xxxxxxx of Xxxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxx.
1.1 Hoe deze bundel te gebruiken?
Een bouwvakker is geen papierverslinder.
Vandaar dat de administratieve rompslomp tot een minimum moet beperkt blijven. Het opzet is dan ook als volgt:
Coördinatiedagboek
Het coördinatiedagboek is specifiek per werf en bevat de belangrijkste gegevens van deze werf. Het coördinatiedagboek is dun en bondig. Zo blijft het overzichtelijk.
Alle opmerkingen en analyses worden bij wijze van verslagen aan de betrokken partijen bezorgd (ontwerpanalyses en werfbezoeken).
Algemeen veiligheids- & gezondheidsplan
Dit is een iets lijviger naslagwerk en bevat de algemene richtlijnen die geldig zijn op alle bouwwerven.
De aannemer krijgt enerzijds een kort overzicht van de belangrijkste veiligheidsmaatregelen die hij moet nemen. Anderzijds is dit een hulpmiddel die de aannemer in staat moet stellen om zijn veiligheids- en gezondheidsplan op te maken.
Ten einde de opgesomde richtlijnen overzichtelijk te houden worden de regels waaraan het bouwproject moet voldoen gerangschikt in drie rubrieken: regelgeving, risico-inventarisatie en risicoanalyse-fiches.
Veiligheids- & gezondheidsplan ontwerp
Het VGPO vermeld de preventiemaatregelen en conclusies van de risicoanalyses specifiek voor de werf. Het bevat een omschrijving van de werken, de aanwezige partijen en de kritieke fasen.
1.2 Gebruikte afkortingen
COO Coördinator ontwerp
COV Coördinator verwezenlijking
COD Coördinatie dagboek
V&G Veiligheid- en gezondheidsplan
PID Postinterventiedossier
BH Bouwheer
AR Architect
AA Algemene aannemer
OA Onderaannemer
2 NOODPROCEDURES
2.1 Procedure bij een ernstig ongeval
Elk arbeidsongeval of schierongeval op de bouwplaats moet onmiddellijk gemeld worden aan: de preventieadviseur van de aannemer;
de werkgever van de gekwetste; de coördinator verwezenlijking;
het bestuur of zijn afgevaardigde ter plaatse; de preventieadviseur van de opdrachtgever;
De werkgever van het slachtoffer dient bij een ernstig arbeidsongeval onmiddellijk het ongeval te melden aan het Toezicht Welzijn op het Werk. Hieronder wordt verstaan:
Arbeidsongeval dat heeft aanleiding tot de dood.
Arbeidsongeval met een blijvend letsel en het gebeuren staat in direct verband met een gebeurtenis die afwijkt van de normale uitvoering van het werk of met een voorwerp dat bij het ongeval betrokken is zoals vastgelegd in art. 26 par. 4 van het KB Welzijnsbeleid.
Hoe moet een arbeidsongeval aangegeven worden?
Aan de verzekeringsonderneming met:
▪ Een formulier goedgekeurd door het beheerscomité van het Fonds van arbeidsongevallen;
▪ Een door het beheerscomité van het Fonds goedgekeurd elektronisch model;
Aan de externe preventiedienst voor arbeidsongevallen met een arbeidsongeschiktheid van meer dan 4 dagen; Aan de Directie Toezicht Welzijn op het Werk (! Enkel bij zeer ernstige arbeidsongevallen);
Door de werkgever of sociaal secretariaat. Binnen de 10 werkdagen, met medisch attest.
Voor een schierongeval vullen de aannemers en onderaannemers het standaardformulier in (bijlage in het bouwplaatsregelement) en geven het binnen de vijf (5) dagen af aan de algemene aannemer.
▪ Ongeval zonder schade of werkverlet.
▪ Schierongeval: incident waarbij enkel de factor geluk speelt, waardoor geen persoonlijk letsel is.
▪ Brand
▪ Milieuschade
▪ Materiële schade.
Door de veiligheidsverantwoordelijke van de aannemer zal een onderzoek worden ingesteld naar de oorzaak en omstandigheden van het ongeval. Een verslag van dit onderzoek zal aan de veiligheidscoördinator worden doorgegeven. De veiligheidscoördinator dient tevens uitgenodigd te worden om aan dit onderzoek deel te nemen.
Hierna zullen volgende documenten worden opgemaakt: Ongevalsaangifte
Ongevalsinstructieblad, na samenspraak tussen werfleiding, preventieadviseurs en coördinator Attest van werkhervatting
Kopie klasseren in het ongevallenboek op de werf
Het slachtoffer mag het werk hervatten, wanneer hij een genezingsattest kan voorleggen. De veiligheidscoördinator dient op de hoogte te worden gebracht. Voorafgaandelijk kan een onderzoek door de arbeidsgeneesheer aangewezen zijn.
2.2 Procedure bij brand
Iedere aannemer moet op een adequate manier zijn brandbeveiliging organiseren. Elke onderneming moet over voldoende, aangepaste en conforme brandbestrijdingsmiddelen beschikken op de bouwplaats.
Er dient een evacuatieplan te worden opgesteld. Deze dient op een zichtbare plaats te worden opgehangen. Iedere aanwezige partij dient het evacuatieplan te kennen.
In iedere werfkeet, opslagplaats dient minstens 1 brandblusapparaat van type ABC aanwezig te zijn. Dit type wordt gebruikt voor het blussen van brandend olie, teer, vet, verven, elektrische apparaten.
2.3 Procedure bij elektrocutie
Schakel de stroom uit bij werken aan de elektriciteit door onderbreking van de hoofdschakelaar of door jezelf te isoleren van de aarde. Wanneer iemand, die niet geïsoleerd is van de aarde, een stroomvoerende geleider of een slachtoffer in contact met een stroomvoerende geleider aanraakt, riskeert hij/zij zelf slachtoffer te worden van elektrocutie.
Vergrendel een zekering in non-actieve stand wanneer die zekering wordt uitgeschakeld om aan de elektriciteit te werken. De vergrendeling dient te gebeuren met een hangslot waarvan alleen de uitvoerder van de elektriciteitswerken de sleutel in bezit heeft. Een andere mogelijkheid is door duidelijke signalisatie aangeven dat een bepaalde zekering niet mag worden ingeschakeld. De uitvoerder van de elektriciteitswerken zet zijn naam bij deze signalisatie aangezien hij de enige is die deze zekering mag inschakelen.
2.4 Procedure bij vergiftiging
Raadpleeg de “veiligheidsinformatiebladen” hierop staan aanwijzingen voor eerste hulp bij vergiftiging. Contacteer het Antigifcentrum of de arts.
2.5 Procedure bij milieuschade
Verwittig steeds de preventieadviseur en/of milieucoördinator van de betrokken aannemer. Verwittig steeds de veiligheidscoördinator.
3 REGELGEVING
In deze rubriek wordt een opsomming weergegeven van de voornaamste regelgeving waaraan een bouwwerf moet voldoen.
3.1 ARAB, CODEX en AREI
Alle uitgevoerde werken en alle aanwezige materialen dienen steeds te voldoen aan de wettelijke regels zoals beschreven in het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming (ARAB) en in de codex over het welzijn op het werk (CODEX). Alle elektrische installaties dienen te voldoen aan de specificaties van het algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI).
Apparatuur
De aannemer biedt uitsluitend materiaal aan dat in perfecte staat van werking verkeert en waarvan het geheel en alle onderdelen beantwoorden aan de geldende wetten en voorschriften. Meer bepaald het ARAB, de CODEX en het AREI en CE markering.
Machines dienen te voldoen aan de machinerichtlijn (KB van 5 mei 1995) en alle elektrische installaties dienen te voldoen aan het AREI.
Elektrische machines, apparaten en leidingen waarop het KB van 23 maart 1977 van toepassing is, moeten voldoen aan dit KB. In het bijzonder de voorschriften met betrekking tot de CE markering en de verklaring van overeenstemming.
De aannemer is verplicht om voor elk toestel een documentatiepakket ter beschikking te hebben met onder meer de gedetailleerde gebruiksinstructies, onderhoudsbeurten, keuringsattesten en een eventuele risicoanalyse.
Hijswerktuigen
Wettelijk moet elk onderdeel van een hijswerktuig worden gekeurd bij indienststelling en nadien minimaal om de drie maanden door een erkend keuringsorganisme. Beschikt een onderdeel niet over een geldig keuringsattest dan moet dit onmiddellijk verwijderd worden.
Balkklemmen, kabellengen en harpsluitingen behoren eveneens tot de onderdelen van de hijswerktuigen en zijn dus onderworpen aan de periodieke keuringen.
3.2 Bouwplaatsreglement
Organisatie van preventie en bescherming
De ‘coördinator verwezenlijking’ heeft de leiding over de coördinatie van de veiligheid en gezondheid voor het geheel van de werkzaamheden. Overeenkomsten tussen verschillende ondernemingen i.v.m. veiligheid en gezondheid op de bouwplaats moeten eerst door de ‘coördinator verwezenlijking’ goedgekeurd worden.
Elke onderneming moet, vooraleer met de werken te starten, zijn risicoanalyse van de onderneming tijdens een geplande introductievergadering met de ‘coördinator verwezenlijking’ bespreken.
De tussenkomende partijen verbinden zich ertoe aanwezig te zijn op de periodieke coördinatievergadering omtrent veiligheid en gezondheid gehouden door de ‘coördinator verwezenlijking’.
Elke onderneming aan wie een werk wordt toegewezen, is verplicht een veiligheidsverantwoordelijke aan te duiden die gedurende de werkzaamheden op de bouwplaats aanwezig is. Elke onderneming voorziet in het houden van taakgebonden opleidingen op de bouwplaats, met al haar personeel, waarbij specifieke veiligheidsontwerpen worden besproken. Elke onderneming verklaart dat de werknemers (incl. verantwoordelijken in veiligheidsfuncties) de nodige opleiding/beroepservaring en lichamelijke geschiktheid bezitten om de hen opgelegde taken uit te voeren en het bijhorende materiaal te gebruiken/bedienen op volstrekt veilige wijze. Op vraag van de ‘coördinator verwezenlijking’ legt de onderneming de nodige stukken ter staving voor.
Onthaal van het personeel op de werf en toolboxmeetings
Een kick-off (veiligheidsvoorlichting) dient op de bouwwerf te worden georganiseerd, voor iedere nieuwe medewerker (aannemer, onderaannemer,…), bij aanvang van hun activiteiten op de bouwplaats. Een kick-off vergadering heeft tot doel volgende punten te overlopen:
De algemene voorschriften en bepalingen over de veiligheid op de werf;
De preventiemaatregelen die voortvloeien uit het veiligheids-en gezondheidsplan, die specifiek op hun bedrijf of activiteiten van toepassing zijn en/of die moeten worden genomen ten gevolge van de uitvoering van andere activiteiten op de werf.
Van deze kick-off vergadering dient een verslag te worden opgemaakt met de besproken punten en dient iedere medewerker dit verslag te ondertekenen. Alsook dient dit verslag te worden overgemaakt aan de veiligheidscoördinator verwezenlijking.
Toolboxmeetings worden maandelijks georganiseerd. Hierbij wordt aan alle deelnemers de evolutie van de werf toegelicht en de nieuwe preventiemaatregelen die er het gevolg van zijn. Ook wordt de aandacht gevestigd op de fasen en/of werken die bijzondere preventiemaatregelen vereisen.
Noodprocedures
Elke onderneming zal de procedures inzake EHBO en arbeidsongevallen respecteren.
Elke onderneming rust zijn lokalen uit met de wettelijke voorzieningen betreffende brandblussers en EHBO-materiaal. Op de bouwplaats is tenminste één EHBO-hulpverlener permanent aanwezig.
Elke onderneming moet over voldoende, aangepaste en conforme brandbestrijdingsmiddelen beschikken. Voor sommige werken is, in samenspraak met de ‘coördinator verwezenlijking’, een vuurvergunning verplicht.
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
Het dragen van aan het werk aangepaste PBM (b.v. overall, handschoenen, veiligheidsschoenen, veiligheidsbril,
stofmasker,…) conform de geldende wetgeving is op de bouwplaats voor iedereen verplicht. Elke onderneming moet op haar kosten PBM ter beschikking stellen van haar personeel en/of bezoekers. Zij moet eveneens toezien op het gebruik ervan. Tevens moet zij ten gepaste tijde zorgen voor het onderhoud en vernieuwing. De werknemers moeten, in overeenstemming met hun opleiding en de gegeven instructies, op de juiste wijze gebruik maken van de PBM en ze na gebruik weer opbergen en onderhouden.
Collectieve beschermingsmiddelen (CBM)
Ter voorkoming van arbeidsongevallen moet elke onderneming waar nodig CBM voorzien. De keuze in beschermingsmiddelen wordt bepaald op basis van de preventiemaatregelen van de welzijnswet, waarin onder meer voorkeur wordt gegeven aan collectieve beschermingsmiddelen i.p.v. persoonlijke beschermingsmiddelen. (4 augustus 1996 – Wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de verwezenlijking van hun werk (BS 18/09/1996) gewijzigd bij Wet van 13/2/1998 (BS 19/02/1998) & Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot vaststelling van algemene bepalingen betreffende de keuze, aankoop en het gebruik van collectieve bescherimingsmiddelen).
Het plaatsen en/of wegnemen van CBM wordt geregeld in samenspraak met de ‘coördinator verwezenlijking’. Geplaatste CBM mogen nooit verwijderd worden zonder dat vervangende of definitieve beschermingen worden aangebracht.
Elke op de bouwplaats vastgestelde gevaarlijke en/of ongezonde toestand moet onmiddellijk aan de ‘coördinator verwezenlijking’ gemeld worden.
Orde en netheid
Elke onderneming moet ten minste dagelijks zijn werkposten opruimen en het afval afvoeren. De ‘coördinator verwezenlijking’ kan, op kosten van de onderneming die in gebreke blijft, de opdracht geven aan derden de werkposten op te ruimen.
Men dient er steeds voor te zorgen dat de rijwegen en fietspaden zuiver zijn en vrij van grondresten e.d.
Doorgangen en trappen moeten steeds vrij zijn van obstakels en hindernissen. Soepele leidingen en kabels mogen de doorgang niet belemmeren. Kruisen de leidingen en/of kabels een doorgang, dan moeten ze worden beschermd tegen beschadiging.
Materialen moeten ordelijk, stabiel en beveiligd tegen weersinvloeden in de voorziene zones worden gestapeld in samenspraak met de ‘coördinator verwezenlijking’.
Milieu
Tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden kan lawaai worden veroorzaakt en daardoor hinder ontstaan voor de omgeving. Tot op zekere hoogte mag van de omgeving worden verwacht dat deze tijdelijke hinder wordt geduld. (artikel 8.4 geluidshinder, bouwbesluit 2012). Bouw- en sloopwerken waarbij het geluidsniveau hoger is dan 60 dB(A), moeten uitgevoerd worden op werkdagen tussen 7.00 uur s’ochtends en 7.00 uur s’avonds.
Het verbranden van afval op de bouwplaats is totaal verboden.
Het afval wordt regelmatig naar een erkende stortplaats afgevoerd. Iedere aannemer is verantwoordelijk voor het verwijderen van zijn afval.
Er moeten maatregelen worden genomen tegen bodem-, lucht- en watervervuiling.
Bouwplaatsinrichting
Het inplantingsplan zit ter inzage in het coördinatiedagboek op de bouwplaats aanwezig. Het vermeldt ten minste volgende gegevens:
Toegangen, wegen, rijrichting en parkeermogelijkheden Ligging van de nutsleidingen (HS, LS, telefoon, water, gas …)
Zones voor gezondheidsinrichtingen, opslaan van materiaal, werkplaatsen, … Inplanting hijstoestellen en draaicirkel
Opgestelde elektrische verdeelborden EHBO-post
Zone met gevaarlijke producten
Elke onderneming is verplicht voor haar werknemers de wettelijk voorziene gezondheidsinrichtingen ter beschikking te stellen (CAO van 5/1/84- KB van 1/5/84- ARAB art. 76 evt.) en deze dagelijks te onderhouden. Maaltijden mogen enkel in de daartoe voorziene inrichtingen worden genuttigd.
Werken met een open vlam
Voor werken met een open vlam moet een vuurvergunning aangevraagd en afgeleverd worden door de werfverantwoordelijke van de diverse aannemers. Indien er werken gebeuren in een instelling van de opdrachtgever moet de aannemer eveneens toestemming vragen aan de preventieadviseur van de opdrachtgever en aan de projectleider van de opdrachtgever.
Deze vuurvergunning omvat:
Wat de bedoeling is van het werk,
Wat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn, Wat de noodprocedures zijn,
Waar dit werk mag uitgevoerd worden, Wie dit werk mag uitvoeren,
Voor hoelang de vergunning geldig is.
De vuurvergunning wordt ondertekend door de werfleider, aannemer en uitvoerder. Preventiemaatregelen:
De zone of de plaats waar las- slijp- of snijwerkzaamheden of soortgelijke werkzaamheden worden verricht, moeten vrijhouden worden van alle brandbare stoffen (hout, papier, karton, brandbare vloeistoffen,..).
Voor sommige werken kan het nodig zijn iemand de taak toe te wijzen toezicht te houden om het ontstaan van brand te voorkomen.
Er moet altijd minstens één (1) 12 kg poederblusapparaat (met ABC- poeder) aanwezig zijn bij alle las -, snij- of soortgelijke werkzaamheden.
Wanneer tijdens de werken een gasgeur wordt waargenomen die een gaslek laat vermoeden, dient vooraleer met open vuur worden gewerkt, onmiddellijk de brandweer opgeroepen te worden om een meting uit te voeren.
De oproepnummers van de hulpdiensten moeten steeds aanwezig zijn op de werf.
Werken met gasflessen
Alleen personen die de juiste begeleiding en instructies hebben ontvangen mogen aansluitingen maken met gasflessen. Verwarmingstoestellen, vlamsoldeertoestellen, enz. moeten gevoed worden met butaangas, niet met propaangas.
Alleen een speciaal voor het gas goedgekeurde gasslang mag gebruikt worden. Volg steeds de specificaties van de fabrikant op. Controleer de slang voor gebruik. De gasslang mag geen barsten of beschadigingen vertonen en moeten tijdig vernieuwd worden. De butaanflessen mogen niet gebruikt worden zonder plaatsing van een ontspanner tussen de fles en het toestel. De ontspanner moet voorzien zijn van een passende schroefdraad en flens om op de fles te worden aangesloten.
De opslagplaats van gasflessen dient nauwkeurig bepaald te worden. Deze dient te worden aangeduid op het werfinrichtingsplan en op de werffiches van de opgeslagen grondstoffen, materialen en materieel met de vermelding van de gebruikte signalisatie en etikettering van de gevaarlijke producten. Op de werf wordt één centrale zone opgericht waar de gasflessen van alle onderaannemers worden gestockeerd.
Alle onbeheerde en onveilige geplaatste gasflessen dienen weggenomen te worden. Lege gasflessen en gasflessen die niet gebruikt worden, worden buiten het gebouw op een vaste plaats rechtop gestockeerd, vastgemaakt, voorzien van de beschermkop en beschermd tegen de zon.
De zuurstof – gas acetyleenflessen worden bij gebruik verticaal of schuin onder een hoek van maximum 35° geplaatst. Ze moeten gemonteerd worden op een flessenkar, die voorzien worden van een ABC-poederblusser van min 6kg.
Op het einde van de dagtaak worden gasflessen dichtgedraaid en slangen en manometers ontspannen.
Iedere gasfles dient te worden voorzien van een etiket. Hierop staat de verplichte informatie omtrent de inhoud van de gasfles vermeld: naam, adres en telefoonnummer van de fabrikant, logo van de fabrikant, de gevarentekens, de officiële benaming van het product, de R&S zinnen, instructie van de fabrikant bij gebruik van het product, referentienummer van etiket, samenstelling van het product.
Werken met prefab elementen
De stockage van deze elementen gebeurt volgens de voorschriften van de producent.
Het plaatsen van prefab vloerplaten gebeurt steeds met een collectieve valbescherming aan de randen (bv. Leuningen) en enkel indien een collectieve (bv. Netten) om technische redenen niet onmiddellijk is, dient er gewerkt te worden met een individuele bescherming binnen de plaatszone (in de dragende richting van de vloerplaten).
De opleglengtes van zelfdragende elementen(o.a. welfsels) dienen steeds te voldoen aan de opgegeven waarde op het legplan.
De arbeiders dienen geïnformeerd betreffende deze maten en dienen op hun beurt bij onvoldoende oplegging de werfleider te verwittigen vooraleer het element effectief te plaatsen.
Het heffen van de prefab vloerdelen gebeurt met aangepaste hulpmiddelen (klemschaar, evenaar,…).
De onderlinge bevestiging van de verschillende elementen gebeurt bij voorkeur onder aanwending van werkplatform uitgerust met een collectieve valbeveiliging (vanaf valhoogte > 2m).
Het plaatsen van valnetten dient in een zo vroeg mogelijke stadium te gebeuren, de montageplanning dient hierop ingesteld en schriftelijk goedgekeurde te worden door de veiligheidscoördinator. Daarvoor zal de montage planning minstens 15 wekende dagen voor de aanvang van deze specifieke werken aan de veiligheidscoördinators ter schriftelijke goedkeuring voorgelegde worden.
Werken in besloten ruimtes
Een besloten ruimte is een ruimte die niet bestemd is voor een continu verblijf van werknemers en met een besloten karakter en waar een gevaarlijke atmosfeer aanwezig is of kan zijn.
Beperkte of moeilijke toegangsmogelijkheden en een beperkte natuurlijke ventilatie wijzen op een besloten karakter van de ruimte. Een gevaarlijke atmosfeer is een atmosfeer die kan aanleiding geven tot intoxicatie, brand of explosie of verstikking.
Volgende specifieke gevaren kunnen optreden bij het werken in besloten ruimten: Gevaar voor verstikking;
Brand- en explosiegevaar;
Gevaar voor bedwelming of vergiftiging; Gevaar voor elektrocutie;
Gevaar voor verwonding door vallen, vallende voorwerpen of bewegende machinedelen.
Om veilig te kunnen werken in besloten ruimten moeten werknemers de gevaren kennen en herkennen. In de voorbereidingsfase van het werk dienen daarom alle mogelijke gevaren te worden beoordeeld en moeten maatregelen worden getroffen om deze gevaren weg te nemen of te verminderen. De maatregelen kunnen van organisatorische of technische aard zijn.
Bij het betreden van schachten en riolen (besloten ruimte), dient men volgende preventiemaatregelen te voorzien: Permanente en gegarandeerde ventilatie met verse ademlucht, dit ten gevolge van de mogelijke slechte atmosfeer; Controle van de atmosfeer door een permanente detectie;
Collectieve voorzieningen voor een veilige betreding (verlichting, trap, lift, ladder, e.d.,…); Organisatorisch en praktische maatregelen gericht op controle en alarmering in nood; Een snelle en efficiënte evacuatie in functie van de risico’s en omstandigheden;
Individuele voorzieningen (levenslijn, handschoenen, laarzen, kledij,…)
Werken in de hoogte
Alle werkzaamheden, waarbij werknemers blootgesteld worden aan een val van meer dan 2 m, moeten worden aanzien als ‘werken op een hoogte’. Bij een valhoogte van minder dan 2 m, kunnen er toch bijkomende maatregelen worden geëist. In eerste instantie kiest men steeds voor een collectieve valbeveiliging, b.v. hekwerk, leuningen, vangnetten, vangluifels,…
Indien blijkt uit de werkomstandigheden dat het niet mogelijk is om een collectieve valbeveiliging te plaatsten, wordt er geopteerd voor een persoonlijke valbeveiliging.
Bij de keuze van het preventiemaatregel, dient er rekening te worden gehouden met de bestemming van het gebouw, de hoogte, de ligging, de inplanting, …. Eventueel dient er ook rekening te worden gehouden met de weersomstandigheden (sneeuw, wind, vriesweer).
Collectieve valbeveiliging
Veiligheidsnetten
Het net moet voldoen aan de normen EN1263-1 en 1263-2.
Het aanbrengen van het net gebeurd door gespecialiseerde firma’s.
De hoogte van de val is nooit groter dan 6 m op het laagste punt van het net. Voorwerpen die in het net vallen zijn moeten onmiddellijk worden verwijderd.
Minstens 1 maal per week de staat van de spanning van de netten controleren, de staat van de bevestigingssystemen ene-punten
Na elke belasting van het, hetzij door een val van een mens, hetzij door het vallen van een zwaar en/of meermaals een kleiner voorwerp in het niet, of na vaststelling van eender welke beschadiging aan het net of aan het ophangpunt moet de leverancier of verhuurder worden verwittigd
Binnen het kader van de normalisatie wordt de huurder/ eigenaar ook verplicht de netten voor hergebruik te laten controleren door een erkend organisme dat bevoegd is om deze controles uit te voeren
Veiligheidsluifels en vangvloeren
Als het niet mogelijk is de collectieve beveiligingselementen zoals leuningen, hekken, e.d. aan te brengen of als het gevaar bestaat over deze beveiligingselementen heen te vallen, dan worden vangelementen aangebracht.
De uitsteek van de vangelementen is afhankelijk van het hoogteverschil tussen de bovenste rand van het vangelementen en het beginpeil van de val. Deze worden berekend aan de hand van een valcurve.
De vangelementen hebben:
Een voldoende weerstand;
Een samenstelling en een zodanige aangebracht dat het slachtoffers van een val niet in aanraking komt met een hindernis.
De netten en de gelijkwaardige collectieve vangelementen hebben en voldoende elasticiteit om de opgevangen werknemers van elke verwonding te vrijwaren.
De netten zijn bij voorkeur conform de Europese normen EN 1263-1 en EN 1263-2. De helling van de vangvloeren mag niet groter zijn dan 45°.
Leuningen
Een leuning bestaat veelal uit een bovenlat (1.00 m – 1.20 m), een tussenleuning (40 cm – 50 cm) en een kantplank (15 cm hoogte). Andere inrichtingen zijn ook toegelaten indien deze een gelijkwaardige veiligheid biedt, zoals houten constructies of bestaande dakranden.
Persoonlijke valbeveiliging
De CODEX bepaalt dat de persoonlijke valbescherming moet benut worden wanneer het technisch onmogelijk is een efficiënte collectieve bescherming aan te brengen of als aanvulling bij de collectieve valbescherming.
CODEX: Behalve bij onmogelijkheid inherent aan de aard van de arbeid, moeten de werknemers, die blootgesteld zijn aan het risico van een val van meer dan 2m hoogte, een veiligheidsgordel dragen, als er geen collectieve beschermingsmiddelen tegen het vallen gebruikt worden. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de ladders.
Beschermingsmiddelen bestemd om het vallen van een hoogte of de gevolgen daarvan te voorkomen moeten uitgerust zijn met een voorzienig waarmee het lichaam wordt bevestigd, en met een verbindingssysteem dat kan worden verbonden met een veilige verankeringspunt.
Zij moeten zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat de valhoogte onder de te verwachten gebruiksomstandigheden zo gering mogelijk is (maximum 1 meter na start val).
De remkracht bij het vallen mag niet zo groot zijn dat er een lichamelijke letsel ontstaat of onderdelen van het beschermingsmiddel opengaan of afbreken, waardoor de gebruiker toch nog zou kunnen vallen.
Alle valbeveiligingssystemen moeten dan ook uitgerust worden met een valdemper of een gelijkwaardige systeem. Voorts moeten zij zodanig uitgevoerd zijn dat de gebruiker zich na de afremming in een behoorlijke positie bevindt, waarin hij indien nodig op hulp kan wachten. Bij elk valbeveiligingssysteem moet er een gebruiksaanwijzing zijn. In het bijzonder moet er informatie gegeven worden over wat veilig verankeringspunt is. Tevens moet er ook worden over de wijze waarop de valbeveiliging met het lichaam wordt verbonden met name
hoe het harnas best kan worden aangetrokken en hoe het verbindingssysteem aan het “veilig” verankeringspunt gekoppeld kan worden. De val met een persoonlijke valbeveiligingssysteem moet ten minste op 1 meter boven het ontvangstoppervlak worden gestopt,
Elke veiligheidsgordel, elke veiligheidsharnas, alsook de onderdelen ervan, zoals kabels, touwen, kettingen of haken, die deel uitmaakt van de inrichting waaraan veiligheidsgordel of- harnas worden onderzocht door een organisme erkend door het ministerie van tewerkstelling en Arbeid voor de controle van de hefwerktuigen:
Voor het in dienst stellen (behalve indien de P.B.M. CE- gemarkeerd is dan telt ook de E.G- verklaring van overeenstemming).
Ten minste om de twaalf maanden,
Telkens de gordel of het harnas een val heeft gestopt.
De werkgever houdt dat verslag te beschikking van de ambtenaar die met het toezicht is belast. Over het algemeen is enkel het veiligheidsharnas een goede valbeveiliging.
Het gebruik van een veiligheidsgordel als valbeveiliging is theoretisch verbonden, maar als de gordel verbonden is met een levensstijl van 80 cm en deze levenslijn direct bevestigd is op een antivalsysteem, mag het eigenlijk wel, aangezien de wettelijke grens voor een val (nl.1m) niet overschreden worden!
Vallende voorwerpen
Werknemers moeten als groep tegen vallende voorwerpen worden beschermd. Materialen en uitrusting dienen zo te worden geplaatst dat ze niet kunnen vallen.
Toegang tot gevaarlijke zone dienen ofwel ontoegankelijk te worden gemaakt ofwel voorzien van overdekte doorgangen.
Uitgravingen, bouwputten, ondergrondse werkzaamheden
Passende voorzorgsmaatregelen dienen te worden genomen voor het begin van de grondverzetwerkzaamheden.
Een goede kennis van de het terrein is hierbij essentieel (uitvoeren van proefboringen, nemen van grondstalen, opvragen van de ondergrondse nutsleidingen bij de desbetreffende maatschappijen…).
De put of sleuf dient men langs 2 zijden kunnen betreden of verlaten. De werknemers moeten geschikt persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.
Voetgangersverkeer op bouwplaats
De aannemer dient er steeds zorg voor te dragen dat de voetpaden en voetgangersstrook steeds zuiver zijn en vrij van grondresten e.d.. De veilige en ongehinderde toegang tot de aanpalende, omliggende woningen, plaatsen, ruimtes, lokalen en gebouwen moet steeds verzekerd blijven.
De zones voor voetganger worden steeds afgebakende met 2 m hoog hekwerk. Een goede signalisatie is hierbij aan te raden.
Indien er sleuven dienen gegraven te worden die voor de ingangen ligt van de aanpalende gebouwen, doorgangen, voetgangerstroken moeten er door de aannemer maatregelen getroffen worden opdat deze gebouwen op een veilige wijze toegankelijk blijven
Werken met asbest
(Ref. Koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest KB 16/03/2006).
Alvorens afbraak werken te starten, dient een asbestinventaris te worden opgemaakt door een aannemer met kennis van zaken. Hieruit blijkt welke type asbest er op de werf aanwezig is, b.v. spuitasbest, asbeststof, asbestcement, hard
asbest,…. .
De erkende asbest verwijderaar dient een werkplan op te maken voor de start van de werken. Dit wordt voorgelegd aan de veiligheidscoördinator.
De ruimten waar de werken worden uitgevoerd, worden volledig afgebakend. Continue zal de ruimte in onderdruk worden gehouden. Enkel personen (arbeiders,…) met kennis van zaken krijgen toegang tot de ruimte. Deze toegang verloopt via een tunnel met ten minste drie vakken, zodoende de vezels naar buiten toe maximaal worden tegengehouden.
Dagelijks worden de werken gecontroleerd door een erkend laboratorium.
Het asbestafval zal in polyethyleenzakken worden verpakt en over een korte periode op de werf worden opgeslaan in de materiaalsluis. Daar worden ze met water bespoten en ontsmet. Deze zakken zijn hermetisch afgesloten en duidelijk geëtiketteerd met het kenteken van asbest. De zakken worden dagelijks in gesloten containers naar een erkende stortplaats afgevoerd.
De werfinrichting kan pas verwijderd worden nadat de concentratie restasbestvezels lager of gelijk is aan 0,01 vezel/cm³.
Werken in de nabijheid van hoogspanning, spoorwegen, gasleiding of andere leidingen
Via xxx.xxxx.xx (kabel en leiding informatie portaal) kan op eenvoudige wijze de liggingsplannen van alle ondergrondse kabels en leidingen worden opgevraagd. De kennis van type en ligging van de leidingen is een belangrijk item, alvorens enige werken starten. De eigenaar of beheerder dient op de hoogte worden gebracht van de uit te voeren werken. De uitbater bepaalt de nodige maatregelen, waaronder de werkvoorschriften, bepaling van de exacte ligging van de leidingen door detectie of sondering, toezicht tijdens de werken en bescherming en signalisatie van de leidingen tijdens de werken. Deze dienen nauw te worden nageleefd en opgevolgd.
De opgevraagde plannen moeten steeds aanwezig zijn op de werf en gemakkelijk toegankelijk zijn voor iedereen.
Door een aangepaste reeks sonderingen uit te voeren, kan de ligging van de leiding exact bepaald worden en kan een veiligheidszone afgebakend worden. Binnen deze veiligheidszone mag niet machinaal uitgegraven worden. De netbeheerder kan opleggen dat er binnen deze veiligheidszone enkel gewerkt mag worden onder toezicht van zijn afgevaardigde.
Voor het uitvoeren van de graafwerken kan best een oriënteerbare grijperbak worden gebruikt, zodoende de operator de grijpbeweging kan uitvoeren in de lengterichting van de kabel.
De bouwput moet op een gepaste manier worden afgesloten, zodat de toegang wordt verhinderd voor onbevoegden. Als er kabels of andere leidingen blootgelegd worden tijdens het uitvoeren van grondwerken, moeten deze op een gepaste manier gesignaleerd worden en indien nodig beschermd worden tegen onvrijwillige aanraking. Leidingen waaronder de grond is weggegraven, moeten op een degelijke manier ondersteund worden om beschadigingen te voorkomen.
3.3 Aangifte van werken
De aannemer die een overeenkomst heeft gesloten met de opdrachtgever zal alle werken in onroerende staat aangeven bij de RSZ via de onlinedienst ‘aangifte van werken’ (voordien ‘unieke werfmelding’).
Zie website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
3.4 Planning van de werken
Indien er een hoofdaannemer is die de werken coördineert, dient deze een algemene planning der werken op te stellen. In andere gevallen wordt de planning opgemaakt door de architect.
Wanneer er verschillende aannemers gelijktijdig op de werf aanwezig zijn dient er een wederzijds overleg te zijn met betrekking tot de uit te voeren werken. Het is immers vaak dat verschillende aannemers hun werken gelijktijdig uitvoeren zonder rekening te houden met de andere partijen. Het is op zulke momenten dat er ongevallen gebeuren.
De bouwdirectie dient dan ook duidelijk op te geven wanneer er overlappende werken uitgevoerd zullen worden zodat de veiligheidscoördinator hier de nodige maatregelen kan nemen om de verschillende partijen van elkaars risico’s op de hoogte te brengen.
3.5 Werfinrichting
Werfafsluiting en signalisatie
De bouwplaats dient steeds volledig rondom afgesloten te zijn door een werfafsluiting. Dit ten einde buitenstaanders te beletten om de werf te betreden.
Daarnaast dient er vooraan aan de straatzijde een bordje te komen met de tekst “verboden toegang voor onbevoegden” of “verboden de werf te betreden” en vermelding van de blauwe symbolen “dragen helm verplicht” en “dragen veiligheidsschoenen verplicht”.
De aannemer ruwbouw dient deze werfafsluiting te plaatsen en ter plaatse te laten tot alle bouwwerken volledig beëindigd zijn en er geen risico meer bestaat op een ongeval bij het betreden van het bouwterrein.
Deze werfafsluiting dient voorzien te zijn van een poort die het werfverkeer toegang verschaft tot de bouwplaats en bovendien toelaat om de werf af te sluiten. Als er niemand op de werf aanwezig is dient de poort steeds afgesloten te zijn. Liefst met slot.
Op plaatsen waar de kans bestaat dat spelende kinderen de werf betreden of locaties waar gevreesd wordt voor vandalisme en ongewenste bezoekers, dient de werf afgesloten te zijn met een degelijke werfafsluiting bestaande uit een 2m hoog hekwerk. De toegangspoort dient hier op slot te zijn als de werf verlaten is.
In normale rustige omgevingen is een werfafsluiting bestaande uit een 1m hoge oranje werfplastiek (rol oranje plastiek met gaten die gebruikt wordt bij wegeniswerken) voldoende. Deze moet kleine kinderen beletten om de werf te betreden en is een voldoende afbakening om aan volwassenen duidelijk te maken dat ze het terrein niet mogen betreden. De werfafsluiting dient zodanig te worden geplaatst dat er geen gevaar is voor vallende voorwerpen op verkeer of publiek.
Zorg dat er buiten de werfafsluiting geen putten of obstakels zijn die een valgevaar kunnen veroorzaken voor de voorbijgangers.
Omgeving
De werken moeten zo weinig mogelijk overlast veroorzaken in de aangrenzende straten. Dit betekent dat er extra aandacht moet worden besteedt aan de verkeerssituatie.
Er moet gezorgd worden dat het verkeer en vooral de voetgangers op een veilige manier rond de werf geleid worden. Een goede signalisatie voor aan- en afrijdend werfverkeer is noodzakelijk.
Vrachtwagens die laden en lossen mogen het zicht niet belemmeren voor de andere weggebruikers.
Men dient rekening te houden met de voetgangers. Zorg dat er steeds een veilig voetpad overblijft of zorg voor een tijdelijke oplossing.
Indien door plaatsgebrek de werfinstallatie gedeeltelijk op de openbare weg, voetpad, parkeerzone, … staat:
Men dient te zorgen voor een degelijke verkeerssignalisatie die ook ’s nachts van op voldoende afstand zichtbaar is.
Duidelijke signalisatie dat de verkeerssituatie gewijzigd is en dat voetgangers eventueel op de rijweg moeten. Men dient te zorgen voor een alternatief voetpad waar nodig.
De werfafsluiting dient hier te bestaan uit een 2m hoge afsluiting (vb: Heras werfhekwerk) en dient voorzien te zijn van dag en nachtsignalisatie.
Plaatsing van signalisatieborden die naderend verkeer op de hoogte brengen van de gewijzigde verkeerssituatie op voldoende afstand voor het obstakel.
De aannemer ruwbouw die de werfafsluiting plaatst dient een aanvraag in te dienen bij de plaatselijke politie en het gemeentebestuur.
Opslag goederen op de werf
De opslagplaats, de laad- en loszone worden vooraf vastgelegd in onderling akkoord met de bouwdirectie en de ‘coördinator verwezenlijking’.
De opslagplaats van gevaarlijke producten (enkel indien noodzakelijk) moet duidelijk aangegeven worden door middel van signalisatie en dient verwijderd te zijn van de werkzones.
Schoonmaak van de werf
Elke onderneming is verplicht zijn werkposten op te kuisen. De coördinator kan, op kosten van de onderneming die in gebreke blijft, de opdracht geven aan derden de werkposten op te ruimen.
De wegen, doorgangen en trappen moeten altijd vrij zijn van obstakels en hindernissen.
Materialen moeten ordelijk en stabiel, beschermd tegen weer en wind, in de voorziene zones gestapeld worden.
Afvalverwijdering op de werf
Alle ondernemingen zijn verplicht om het afval te verwijderen van hun werkpost.
De coördinator kan, op kosten van de onderneming die in gebreke blijft, de opdracht geven het afval te verwijderen. Het verbranden van afval op de bouwplaats is verboden.
Na te leven regels door alle betrokken partijen
Alle betrokken partijen dienen afgevaardigde(n) van de veiligheid en/of verantwoordelijke(n) van de hulpdiensten aan te stellen.
Alle betrokken partijen dienen informatie inzake ongevallenpreventie te verspreiden onder het personeel.
De ondernemingen moeten in het bezit zijn van de noodzakelijke vergunningen om hun activiteiten in België uit te oefenen.
Elk personeelslid moet conform de normen zijn van het land waar hij zijn beroep uitoefent.
Hygiëne en algemene veiligheid
De algemene aannemer en/of de bouwdirectie belast met de realisatie zal de ondernemingen informeren aangaande de algemene en bijzondere maatregelen eigen aan de werf.
De aanwezige aannemers op de werf hebben de volgende verplichtingen:
Ze moeten toezien op de naleving van de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften en werkvoorwaarden zoals vermeld in art. 50 van het KB en bijhorende bijlage III.
Ze dienen hun veiligheids- en gezondheidsplan te overhandigen aan de ‘coördinator verwezenlijking’ en dit een week voor hun effectieve tussenkomst op de werf.
Ze moeten toezien dat elk personeelslid werkzaam op de werf gekwalificeerd en medisch bekwaam is. Ze moeten toezien dat elk personeelslid over de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen beschikt.
3.6 Werken t.h.v. de openbare weg
In de straten waar het doorgaand verkeer onderbroken mag worden, dient men zorg te dragen dat de toegang tot de aanpalende eigendommen en gebouwen steeds verzekerd is voor de brandweer, ziekenwagens, ophaaldiensten, politie
e.d. De toegang van voertuigen naar de aanpalende eigendommen moet zoveel mogelijk verzekerd blijven. Men moet de nodige maatregelen nemen opdat plaatselijk verkeer mogelijk is, behalve ter hoogte van de bouwputten en sleuven ingevolge technische noodwendigheid. De particuliere eigendommen in de werfzone dienen steeds bereikbaar te zijn
voor hulpdiensten alsook voor de aangelanden. Ondanks de werfinstallatie dient er afdoende verlichting te worden voorzien (s’nachts).
Het voetgangers- en fietsverkeer moeten steeds in behoorlijke omstandigheden kunnen gebeuren. De aannemer wordt er in dit verband op gewezen dat alle bouwsleuven en bouwputten voor riolering, collectoren, persleidingen, inspectieputten en andere kunstwerken, grenzend aan of gelegen in de rijweg, dienen afgesloten te worden met
een verticale afsluiting van 2m hoogte, zodanig dat de veiligheid van voetgangers, fietsers en andere weggebruikers is verzekerd.
De signalisatie-uitrusting die de werfzone afsluit op de kop en op het einde van de werfzone en alle signalisatie die zich binnen deze afsluitingen bevindt, maakt deel uit van de werfsignalisatie. Wij raden aan de werfinstallatie regelmatig te controleren evenals de omleidingsroutes.
4 RISICO-INVENTARISATIE
In deze rubriek worden een aantal belangrijke aandachtspunten weergegeven waarop de aannemer moet letten.
4.1 Afbraakwerken
Algemeen
De slopings-of ontmantelingswerken moeten uitgevoerd worden overeenkomstig de veiligheidsvoorzieningen bepaald in het art. 464 van het ARAB.
Tijdens de afbraakwerken is het dragen van een helm, veiligheidsschoenen en handschoenen verplicht.
De afbraakwerken dienen systematisch te gebeuren. Niemand mag in het gebouw aanwezig zijn op het moment dat delen afgebroken worden.
Let op, zorg dat alle nutsleidingen(water, gas, elektriciteit) afgesloten zijn tijdens de afbraakwerken.
Zorg dat je een overzicht hebt van wie waar bezig is zodat de ene niet iets afbreekt waardoor de andere gevaar loopt op bedelving.
Men dient een controle op oude putten, ondergrondse stookolietanks en kelders uit te voeren. Deze kunnen namelijk instortingsgevaar met zich meebrengen als de graafmachine te dicht nadert.
Controleer in het bestaande gebouw voor de aanwezigheid van stoffen en voorwerpen die schadelijk zijn voor het milieu. Controleer op asbest. Indien er schadelijke stoffen of voorwerpen aanwezig zijn, zorg voor verwijdering door een gespecialiseerde firma.
Verwijder eventuele gasflessen vooraleer de afbraakwerken aan te vatten.
Ga na of de afbraakwerken geen geluidsoverlast betekenen voor de omgeving. Zo ja, neem contact op met de coördinator om maatregelen af te spreken.
Indien de afbraakwerken stofoverlast voor voorbijgangers veroorzaken, dient men eventueel een stofscherm te plaatsen. Bij stofoverlast voor de werknemers, dient men stofmaskers te gebruiken en dient men te zorgen voor een goede ventilatie.
Alle ontstane putten moeten afgedekt worden.
Alvorens men start met het wegbreken van een muur of andere constructie, moet men steeds eerst nagaan of dit onderdeel geen dragende functie heeft.
Bij de afbraakwerken dient men steeds vooraf een risicoanalyse uit te voeren zodat de grootste gevaren in kaart gebracht worden en de nodige veiligheidsmaatregelen kunnen uitgevoerd worden.
Aanwezigheid van aanpalende constructies die niet afgebroken worden
Controleer vooraf of er stutwerk nodig is voor de aanpalende delen die al dan niet in een volgende stadium afgebroken worden. Breng indien nodig deze stutten aan. Dit zowel voor muurdelen als voor de graafwerken in de bodem.
Als tijdens de afbraakwerken op de verdieping buitenmuurdelen weggebroken worden of er worden delen vloer verwijderd , maar de hoofdconstructie blijft nog even staan, moet de ontstane opening steeds voorzien worden van een borstwering bestaande uit een plint en lat op knie en heuphoogte.
Bij renovatie, waar een deel van de houtconstructie nog blijft bestaan in de nieuwe situatie, dient men de houtconstructie te controleren op schimmel en rotting. Indien nodig de verrotte en beschadigde houten draagconstructie vervangen.
4.2 Graafwerken
Stabiliteit
Indien er een bodemonderzoek werd uitgevoerd om de bodemgesteldheid en stabiliteit van de bodem te controleren, dienen de adviezen uit dit onderzoek te worden opgevolgd.
Zorg dat de stabiliteit van de aanpalende constructies niet in het gedrang komt bij de graafwerken.
Let op voor de ondergraven van de funderingen van aanpalende gebouwen. Indien nodig dient men te stutten. Als er een droogzuiginstallatie wordt gebruikt, dient men op te letten voor bodemverzakkingen in de buurt.
Graafwerken
Indien men dieper dan 1m20 graaft dienen de wanden in trappen of in talud afgegraven te worden om instortingsgevaar te voorkomen.
Zorg dat de op bergen gestockeerde aarde voldoende ver van de bouwput geplaatst wordt zodat ook hier weer het gevaar van instorting bij bijvoorbeeld hevige regen of droogte vermeden wordt.
Zorg dat deze heuvels ook buiten de werkzone van de werf liggen zodat ze geen extra obstakel vormen. Bij openingen in de grond is het aanwezen deze te beveiligen tegen valgevaar.
Ze zullen zo vlug mogelijk terug gedicht worden en in afwachting dat dit kan gebeuren zij volgende regels van kracht: Voor zover de grootte van de opening het toelaat, zal deze afgedekt worden.
Grotere openingen zullen over de ganse omtrek voorzien worden van borstweringen, volle panelen of stevig traliewerk (in een felle kleur wanner dichtbij verkeer geschiedt van rollend bouwmaterieel).
Deze uitrusting wordt over de ganse omtrek dicht bij de boord van de opening aangebracht.
De bescherming mag slechts aan de toegangen onderbroken worden. Indien niet nabij de rand van de opening dient gewerkt of gereden te worden kan een visuele afbakening op 2m van de putrand volstaan.
Om elke inkalving te voorkomen zullen, naargelang de aard van de grond, de beschikbare ruimte en de weersomstandigheden.
Het kan daarbij gaan om beschoeiing, taluds of andere maatregelen.
Indien er grondwater aanwezig is, zal men overwegen de grondwaterspiegel plaatselijk te verlagen. In dit geval zullen eventuele beschoeiingen waterdicht uitgevoerd worden.
Het plaatsen van beschoeiingen dient te gebeuren door ervaren personeel.
De minimale breedte van een sleuf wordt bepaald in functie van de activiteit die er moet in plaatsvinden (te vermelden in V.G.M.- plan aannemer), en rekening houden met de hieromtrent geldende bepalingen.
De nodige voorzieningen zullen getroffen worden bij het maken van putten voor paalfunderingen.
Er zullen voldoende ladders voorzien worden om een behoorlijke toegang en een snelle evacuatie van het personeel toe te laten. (Min2 stuks diagonaal tegenover elkaar opgesteld in de bouwputten).
Alle grondwerken, uitgravingen en ondergravingen zullen op een zodanige wijze uitgevoerd worden dat er zich geen verzakkingen kunnen voordoen.
Om trillingen te minimaliseren, zal voor de voertuigen een maximum snelheid ingevoerd worden, desnoods worden stapvoets rijden verplicht.
Het is noodzakelijk mogelijk bewegingen (scheuren, verzakkingen) in de grond en in nabijgelegen constructies te observeren.
De sleuven of bouwputten waarin gewerkt worden, evenals de toegangen er naartoe, goed verlicht worden, enerzijds voor daar actieve werknemers zelf en anderzijds ook voor de kraanmannen die er materiaal in of uit moeten brengen. Wanneer een grondopening dient aangevuld spreekt het voor zich dat de eventuele collectieve beschermingen pas op het laatste moment weggenomen worden teneinde een zo groot mogelijke continuïteit in de beveiligingen te verzekeren.
4.3 Ruwbouwwerken
Er dient steeds een blustoestel (ABC poederblusser) en een EHBO koffer aanwezig te zijn op de werf. Het dragen van een helm en veiligheidsschoenen op de werf is eveneens verplicht.
De werf dient regelmatig opgekuist te worden. Zorg dat er geen afval blijft rondslingeren.
Zorg dat er geen houten planken rondslingeren met de nagels naar boven. Haal de nagels uit de planken uit of sla ze om.
Alle afgronden en putten die ontstaan zijn tijdens de bouwwerken dienen afgeschermd te worden. Alle openingen en niveauverschillen die een valgevaar kunnen veroorzaken dienen door de aannemer ruwbouw ofwel afgedekt te worden ofwel voorzien van een borstwering. Deze dient aangebracht te worden door de aannemer ruwbouw en moet aanwezig blijven tot het valgevaar verdwenen is wanneer de definitieve valbeveiligingen geplaatst worden.
Ook raam- en deuropeningen die een valgevaar kunnen veroorzaken moeten van een borstwering voorzien worden tot de ramen of deuren effectief geplaatst worden.
Indien er op de verdieping ramen zijn die tot op de vloerplaat komen dient men tijdens de bouwwerken een valbeveiliging te voorzien voor personen en voorwerpen. Dit door middel van het plaatsen van een plint en leuning op knie en heuphoogte.
Tijdelijke randbeveiliging moet voorzien zijn aan de trapschachten, putten en weggebroken vloerdelen.
4.4 Dakwerken
Bij dakwerken die gebruik maken van vuur dient er steeds een brandblusapparaat in de buurt te zijn.
Het voornaamste risico van dakwerken is het valgevaar van personen of voorwerpen. De veiligheidsmaatregelen dienen zich dan ook sterk op dit vlak toe te spitsen. Dit door gebruik te maken van stellingen, hoogtewerkers, vangnetten, … . Werken op een hoogte van op een ladder of op een schuin dak zonder valbeveiliging aan de dakrand is niet toegelaten.
De dakwerker dient de nodige veiligheidsvoorzieningen te treffen (collectieve valbeveiliging). De collectieve middelen moeten aan de geldende normeringen voldoen.
Mogelijkheden zijn hier: Een stelling plaatsen Netten voorzien
Borstwering plaatsen aan de dakrand
Indien er geen collectieve valbeveiliging kan geplaatst worden dient men individuele valbeveiliging te voorzien. Namelijk een valgordel. Werknemers die een persoonlijke valbeveiliging gebruiken moeten hiervoor een gepaste opleiding hebben gekregen.
Postinterventies
Er dienen voorzieningen te worden aangebracht om latere onderhoudswerken veilig te kunnen uitvoeren.
Met het oog op latere onderhoudswerken dienen er best ladderhaken of ankerpunten voor een valgordel voorzien te worden op het dak.
Indien deze niet voorzien zijn betekent dit dat men later de onderhoudswerken moet uitvoeren met een stelling of hoogtewerker.
4.5 Buitenschrijnwerk
Naar het buitenschrijnwerk toe dienen er vooral preventieve maatregelen getroffen te worden zodat het valgevaar van personen en voorwerpen vermeden kan worden. Dit door gebruik te maken van stellingen, hoogtewerkers en vangnetten.
Indien de ramen op de verdiepingen niet van binnenuit geplaatst worden, dient men extra maatregelen te nemen om de val van personen en/of voorwerpen te voorkomen.
Bij ramen die tot op de vloerplaat komen op de verdieping, dient men tijdens de bouwwerken een valbeveiliging te voorzien voor personen en voorwerpen. Er dient een plint en leuning op knie en heuphoogte te worden geplaatst. Na de bouwwerken dient er een permanente degelijke balustrade te worden geplaatst aan de buitenzijde van deze ramen die verhinderen dat zelfs een baby er door zou kunnen kruipen en naar beneden kan vallen.
Postinterventies
Het buitenschrijnwerk op de verdiepingen dient naar binnen opendraaiend te zijn zodat een raam niet naar buiten openzwaait wanneer een persoon tegen een ontgrendeld raam leunt met een val van deze persoon tot gevolg. Bovendien dienen de ramen voor latere kuiswerken naar binnen open te draaien zodat ze gereinigd kunnen worden zonder dat men buiten moet leunen of een ladder moet gebruiken. Ofwel dient men een ankerpunt aan te brengen ter individuele valbeveiliging. Let op dit ankerpunt moet een vallende last van 100 kg kunnen opvangen.
Bij doorlopende raampartijen die van binnenuit niet te reinigen zijn en die tot een hoogte van meer dan 2m gaan, dient er een ankerpunt voorzien te worden voor de ladder of eventuele veiligheidsgordel. Dit punt moet een vallende last van 100 kg kunnen opvangen.
4.6 Elektriciteitswerken
Er mag nooit gewerkt worden aan onder spanning staande delen. Men dient steeds de installatie spanningsloos te zetten bij het uitvoeren van de werken. Onder spanning staande delen dient men steeds af te schermen.
Werken aan de elektrische installatie worden enkel uitgevoerd door personen met voldoende kennis ter zake, met andere woorden, opgeleide elektriciens.
Indien er zekeringen uitgeschakeld worden om aan de installatie werken uit te voeren dient er steeds een meldingsbordje aan de zekering geplaatst te worden zodat iedereen kan zien dat de zekering niet terug mag worden opgeschakeld. Voor 380V is het aan te raden een slot te plaatsen.
De hoogspanningslokalen mogen enkel betreden worden door voldoende bevoegde en opgeleide personen. Alle onderdelen dienen steeds van een aarding voorzien te worden zoals in het AREI voorschreven.
De installatie wordt pas weer opgeschakeld nadat er een controle gebeurd is om te zien dat niemand aan de installatie aan het werken is en alle onder spanning staande delen afgeschermd zijn.
Let op voor beschadigingen aan kabels van de werfinstallaties.
Indien er werken uitgevoerd worden in vochtige omstandigheden dienen de nodige extra voorzorgsmaatregelen genomen te worden om elektrocutie te voorkomen.
De installatie dient gekeurd te worden door een erkend keuringsorganisme alvorens ze in dienst te nemen.
4.7 Sanitair en centrale verwarming
Zorg voor voldoende ventilatie in de lokalen waar de gasketel en de gasmeter opgesteld staan. Let op, gas is zwaarder dan lucht dus de ventilatie dient onderaan te worden voorzien.
Maak indien mogelijk gebruik van een gaswandketel met gesloten circuit die zijn toevoerlucht buiten de woning neemt.
De gasleidingen dienen geplaatst te worden door een erkende installateur die gebruik maakt van de wettelijk toegelaten leidingstypes. Deze dient steeds een lektest uit te voeren en een attest af te leveren dat de gasleidingen geplaatst werden volgens de wettelijke normen.
Er dient steeds een keuringsattest van de gasinstallatie afgeleverd te worden. Alle metalen delen van de sanitaire en CV installatie zijn te aarden.
5 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ONTWERP
5.1 Verwarmingsketel
De verwarmingsketel
5.2 Ondergrondse garages
Voor de brandveiligheid in ondergrondse parkeergarages verwijzen we naar het KB 1994, laatste herziening in 2012.
6 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN HULPMIDDELEN
6.1 Hefwerktuig
Een hefwerktuig is een mechanisch aangedreven toestel gebruikt voor het heffen van een last of het hijsen van een hangende last waaronder goederen of personen (hoogwerker, liften, hijswerktuig).
Hefwerktuigen dienen aan volgende eisen te voldoen: Vakkundig zijn ontworpen
Stevig genoeg zijn Juist worden gebruikt
Goed onderhouden worden
Regelmatig getest en gecontroleerd worden Bediend worden door gekwalificeerde werknemers Duidelijke aanduiding van het max. laadvermogen.
Elk hefwerktuig moet gekeurd en gecontroleerd worden door een erkend keuringsorganisme. Een onderscheid kan gemaakt worden afhankelijk van de aard en het tijdstip van de controle of van de uitvoerder ervan.
De keuring vóór indiensttreding en de periodieke keuringen dienen te worden uitgevoerd door een erkend organisme. De onderhoudsinspectie ziet hier op toe.
Al de door de erkende organismen geleverde documenten en deze die van belang kunnen zijn, moeten ter beschikking gehouden worden van de Technische Arbeidsinspectie en kunnen het best bij het toezichtregister gevoegd worden.
Personenvervoer
Artikel 276 van het ARAB bepaalt dat wanneer een ander hefwerktuig dan een lift gebruikt wordt voor het vervoer van personen, de last moet herleid worden tot de helft van de toegelaten maximumbelasting waarbij iedere persoon wordt beschouwd als 70 kg (700N) wegend.
Volgens artikel 269bis 3.4 is deze bepaling echter niet toepasselijk op toestellen die normaal bestemd zijn voor het vervoer van goederen maar die door het aanwenden van speciale aanhorigheden als hoogwerker gebruikt worden (bijvoorbeeld heftrucks), indien de hijskabel of –ketting, die tussenkomt bij de verplaatsing van het werkplatform, minstens een veiligheidscoëfficiënt van 10 heeft.
De toepassing van dit artikel moet zeer omzichtig gebeuren en enkel als werkelijk geen andere mogelijkheden kunnen toegepast worden. In elk geval moet het aantal personen tot een strikt minimum beperkt worden. Verder moet vooraf het erkend keuringsorganisme ingelicht worden over de bedoeling en moet de voorziene kooi gekeurd worden door een erkend organisme voor ingebruikname en daarna periodiek.
De instructies voor het gebruik van de kooi moeten in de kooi en in de cabine van de kraanbedienaar aangebracht worden. In dit kader moet echter verwezen worden naar artikel 453 van het ARAB- vervoer van personen in uitzonderlijke omstandigheden aan één enkele ophanging.
6.2 Hijswerktuig
Hijswerktuigen zijn hefwerktuigen met intermitterend bedrijf ingericht en bestemd voor het hijsen en eventueel verplaatsen van opgehangen lasten.
Algemene veiligheidsmaatregel
Iedere hefmachine en elk hulpstuk, met inbegrip van de bestanddelen, bevestigingspunten, verankeringen en steunen moeten:
Goed zijn ontworpen en geconstrueerd en stevig genoeg zijn voor het gebruik dat ervan wordt gemaakt; Op de juiste wijze worden geïnstalleerde en gebruikt;
In een goede staat van onderhoud zijn;
Overeenkomstig de vigerende wetsvoorschriften regelmatig worden nagekeken en aan tests en controles worden ontworpen;
Worden bediend door gekwalificeerde werknemers die hiervoor speciaal zijn opgeleid.
Op elke hefmachine en elk hulpstuk moet het maximumdraagvermogen duidelijk zichtbaar zij aangegeven.
De volgende werkwijzen zijn zeer gevaarlijk en bijgevolg verboden.
Het lostrekken van lasten die niet volledig vrij zitten en waardoor bijgevolg de belasting groter zou kunnen worden dan het hefvermogen van de kraan.
Het schuin wegtrekken van lasten om ze onder de topschijf te brengen of om een te zware last binnen het bereik van het hefvermogen van de kraan te brengen.
Gehesen lasten door middel van een slingerende beweging verder te strijken dan de normale reikwijdte van het hijswerktuig.
De hefapparatuur en de hulpstukken moeten niet voor andere doeleinden gebruikt dan die waarvoor zij bestemd zijn.
Een last mag slechts opgenomen worden als deze zich loodrecht onder de topschijf of de hijskatrol bevindt. Evenmin mogen lasten gehesen worden indien hierop losse voorwerpen zijn gelegd of wanneer hierop personen hebben plaatsgenomen. Dit geldt uiteraard eveneens voor hijsen die niet goed gemaakt zijn of die niet volgens de regels zijn aangeslagen. Ook mogen loopbeperkers niet als rem gebruikt worden.
Alle hijstoestellenen hijstoebehoren, alsook grondverzetmachines die gebruik worden om lasten te hijsen, die op de bouwplaats binnengebracht worden, moeten voorzien zijn van:
Een geldig indienststellingsverslag,
Het laatste en geldig periodiek keuringsattest wordt afgegeven door een erkende dienst voor technische controle (E.D.T.C.)
Identificatie bewijs.
Alle machines moeten voldoen aan de machinerichtlijnen. Vergezeld zijn van veiligheidsinstructiekaart.
Nieuwe machines moeten een CE- markering dragen.
6.3 Ladder
Een ladder is een middel om zich van en naar een bepaalde hoogte te begeven. Een ladder mag niet gebuikt worden om werken van op deze ladder uit te voeren.
De ladder dient steeds 1m boven het afstappunt uit te steken om zo een voldoende steun te vormen bij het op- en afstappen op de verdieping.
Bij gebruik van een ladder moet het wegschuiven voorkomen worden door de ladder bovenaan vast te maken of door de ladder van antislipmateriaal te voorzien boven- en/of onderaan.
Ladders met meer dan 25 sporten worden steeds bovenaan vastgemaakt.
Hoge ladders (> 20 sporten) beschikken onderaan over een stabilisatiebalk om zijdelings vallen tegen te gaan. Het gebruik van houten ladders is niet toegelaten.
Alle ladders moeten jaarlijks gekeurd worden door een bevoegd persoon.
Een label dient te worden aangebracht met de melding dat de ladder gekeurd werd, door wie en op welke datum. De ladder dient steeds over een veiligheidsgarantie- (VGS-) label te beschikken.
6.4 Mechanisch aangedreven handgereedschap
Zwaar elektrisch aangedreven gereedschappen moeten beveiligd zijn tegen de gevolgen van een spanningsdaling. De schakelaar van elektrisch aangedreven handgereedschap mag daarom nooit vergrendelbaar zijn. Zo kan het toestel bij een spanningsuitval bij het terug opkomen van de spanning niet automatisch terug aanslaan.
Zwaar elektrisch en mechanisch handgereedschap met roterende onderdelen (slijpschijf, cirkelzaag, kettingzaag, …) dient steeds uitgerust te zijn met een dodemansknop. Dit betekent dat bij het loslaten van de knop, het gereedschap automatisch stopt.
Alle gebruikte gereedschappen dienen een CE label te bevatten.
Alle elektrische toestellen dienen tevens een CEBEC keurmerk te bevatten.
Toestellen dienen te voldoen aan de veiligheidsvoorschriften zoals weergegeven in ARAB, CODEX en AREI. Gereedschap mag enkel gebruikt worden door personen met voldoende kennis ter zake.
6.5 Stelling
De stellingvloeren of werkplatformen moeten aan bepaalde eisen voldoen: Voldoende stevig en volledig dicht liggen
Goed aaneensluiten
De stellingplanken mogen niet onstabiel liggen
Volgens bijlage II van het KB 30/08/2013 moet een werkplatform dat hoger ligt dan 2m, afgeschermd worden met een leuning, een tussenleuning en een plint.
De leuning wordt geplaatst op 1 tot 1m20 hoogte.
De tussenleuning wordt geplaatst in het midden tussen de leuning en de plint.
De plint is minstens 3cm dik en 15cm hoog. Ze dient te verhinderen dat voorwerpen, die op het platform liggen, naar beneden vallen.
Men mag enkel gebruik maken van stellingen die geleverd zijn door een erkende leverancier. Een regelmatige controle van de veiligheden is noodzakelijk.
Men dienst steeds voldoende steunverbanden te voorzien.
De stelling moet men verankeren aan het gebouw of men moet zijdelingse stabilisatoren voorzien.
De ondergrond dient stabiel te zijn. Gebruik maken van de bijgeleverde stabilisatievoetjes is verplicht. Er mogen geen overhangende delen aanwezig zijn.
Een stelling op wielen dient men steeds te verankeren bij gebruik. Men mag de stelling op wielen nooit verplaatsen indien er zich personen op de stelling bevinden.
Er mogen geen losse materialen op de werkvloer rondslingeren.
De montage dient steeds te gebeuren in overeenstemming met de richtlijnen van de fabrikant.
Men dient gebruik te maken van ladders of trappen en niet van de structuur van de stelling voor het op- en neergaan.
6.6 Gevelsteigers
De gevelsteigers beantwoorden aan de voorschriften van het KB 30/08/2013.
Steigers die afwijken van onderhavige voorschriften mogen niet gebruikt worden en zullen aangepast worden tot wanneer zij beantwoorden aan deze voorschriften.
Iedere steiger moet naar behoren zijn ontworpen, geconstrueerd en onderhouden, zodat hij niet kan instorten of bij toeval gaan schuiven.
De platforms, doorgangen en ladders van de bouwsteiger moeten dusdanig worden geconstrueerd, gedimensioneerd, beschermd en gebruikt dat niemand kan vallen of door vallende voorwerpen kan getroffen worden.
Borstweringen en handgrepen zijn te voorzien rond de werkvloeren.
De stellingen en steigers aan de straatzijde worden voorzien van zeilen teneinde de aanpalende gebouwen, voetgangers en het verkeer niet te hinderen.
De nodige signalisatie, verlichting en beveiliging beantwoorden aan de geldende reglementeringen.
Voor stellingen die worden opgesteld hoger dan acht meter, of worden blootgesteld aan buitengewone krachten of worden voorzien van zeilen, moeten de nodige berekeningsnota’s en montageschema’s voorgelegd worden aan de veiligheidscoördinator
Een stelling mag in geen geval gedeeltelijk afgebroken en achtergelaten worden in een staat die hergebruik toelaat tenzij het overblijvend gedeelte nog steeds aan de onderhavig voorschriften beantwoordt.
In dit geval zal de toegang tot de stelling worden afgesloten op een adequate wijze en zullen de verbodstekens “ verboden te betreden” aangebracht worden.
Steigers worden opgesteld op een goede stevige ondergrond.
De gebruikte zeilen/doeken dienen een minimale winddoorlaatbaarheid te hebben van 10 %.
Bij de berekening van het aantal aanhechtingspunten moet men rekening houden met de windbelasting en het al of niet gebruik van zeilen/ doeken en de gebruikte soorten.
Voor het ingebruikname van de steigers moeten deze gekeurd worden door een “Externe diensten voor technische controle”- (E.D.T.C.).
De volledige werkvloer moet aaneensluitende zijn, t.t.z. Zonder gevaarlijke ruimten tussen de planken en de leuning en voldoende stevig, rekening houdend met de lasten en belastingen.
Op geen enkel ogenblik mag de afstand tot de gevel of tot openingen in de gevel groter zijn dan 30 cm, ook, nieet ten opzichte van insprongen in de gevels.
Vanaf een hoogte van 2.00m. dienen leuningen voorzien te worden minimaal 1.00 hoog maar beter 1.20m. hoog. Tussen de bovenlat en de kantlijst moet een tussenleuning aangebracht worden 40 à 50 cm boven de werkvloer.
Op een enkel ogenblik mogen er horizontale of verticale steunen of andere onderdelen van de kaders en/of andere onderdelen van steigers weggenomen worden.
Dit mag ook niet om een voetgangersdoorgang te organiseren.
In het geval van een voetgangersdoorgang zal er met de werkvloeren van de steigers een verhoogde doorgang gebouwd worden die zal rusten op de onderste tussensteunen van de kaders.
Deze doorgang zal indien nodig of gevraagd dienen verstevigd te worden om de optredende belastingen te kunnen opvangen.
Deze doorgang zal voldoende gestut worden tot op de grond/ voetpad om te vermijden dat er zich trillingen langs deze vloer naar steigers zouden verplaatsen.
Deze doorgangen zullen aan de straatzijde voorzien worden van twee horizontale signalisatiebalken afwisselend rood – wit en elk min. 15 cm. Hoog aan te brengen langs de straatzijde over de ganse lengte van steiger..
’s Avonds zullen zijn reglementair verlicht worden.
7 VERPLICHTE CONTROLES
7.1 Verplichte controles door een E.D.T.C.
Aard installatie | Reglement | Voor indienstname | Periodiciteit | Commentaar |
Elektrische installatie | ||||
Hoogspanning | AREI 272 | X | Jaarlijks | |
Laagspanning huishoud | AREA 271 | X | 1x/5 jaar | |
Laagspanning industrie | AREA 271 | X | 1x/5 jaar | Ook voor indienststelling, na een wijziging |
Hefwerktuigen en aanverwante. | ||||
Mechanismen en geraamten | ARAB 280-281 | X | Jaarlijks | |
Kabels, kettingen, haken, stangen | ARAB 280-281 | X | Jaarlijks | |
Hefbruggen voor voertuigen | ARAB 283 bis 6 | X | Min 1 x jaar | |
Beweegbare hangstelling, bakken, manden, | ARAB 452-453 | X | 4 x/ jaar | |
Veiligheidsgordels | KB 7 augustus 95 Art. 16 | X | Jaarlijks | Ook na het sluiten van een val |
Druk en aanverwante | ||||
Verplaatsbare gasrecipiënten | ARAB 358 | X | Om de 2,5 of 10 jaar | I.F.V. aard, inhouden gebruik van het gas ook na elke belangrijke herstelling |
Vast opslagplaats voor handelspropaan en - butaan | KB 21.10.1968 Art.14 | X | 1 x/5 jaar | |
Stoomtoestellen | ||||
Stoomgeneratoren | KB 18.10.91 | X | Afhankelijk van type | |
Stoomvaten | KB 18.10.91 | X | Afhankelijk van type | |
Watertewisselaars | KB 18.10.91 | X | Afhankelijk van type | |
Andere toestellen | ||||
Centrifuges | ARAB 323 | |||
Werking < 12 u/xxx | Xxxxxxxxx | |||
Werking > 12/dag of bijtende stoffen | Zesmaandelijks | |||
Toestel dat ioniserende straling voortbrengt | Afhankelijk van de klasse van inrichting. |
7.2 Verplichte controles door een bevoegd persoon
Aard installatie | Reglement | Periodiciteit | Commentaar |
Ladders | |||
Ladders | ARAB 43 bis | Geregeld | Bevoegd persoon |
Recipiënten bestemd voor butaangas, propaangas een mengel van beide | ARAB 358 | Voor elke vulling | Bevoegde persoon |
CO2-flessen (blusmiddel) | ARAB 358 | Jaarlijks | Bedrijfshoofd of zijn gelastigde |
Stelling | |||
Materiaal voor het bouwen van een stelling | ARAB 441 | Voor montage | Bedrijfshoofd of zijn gelastigde |
Stelling in haar geheel | ARAB 456 | Voor indienstneming - Werkelijks - Na lange werkonderbre king - Na gevaar voor stabiliteit | Bevoegd persoon |
Ballast vliegende stelling | ARAB 451 | Regelmatig - Voor indienstnemin g - Na onderbreking> 24 u | Ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde |
Persluchtcaissons | ARAB 494 | Dagelijks | Ondernemingshoofd of zijn gelastigde uitbater of zijn gemachtigde opzichter |
Nieuwe elektrische installaties HS | Arei 157 | Driemaandelijks | Ondernemingshoofd of zijn gelastigde uitbater of zijn gemachtigde opzichter |
7.3 Invloed wind op het gebruik van arbeidsmiddelen
Voorziene beperkingen bij gebruik van arbeidsmiddelen | |||||
Arbeidsmiddel | Hoogte boven maaiveld (m) | Maximale windsnelheid in bedrijf | Maximale windsnelheid buiten bedrijf | ||
m/s | Km/u | m/s | Km/u | ||
Mobiele kranen | 0-20 | 14 | 50 | - | - |
00-000 | 00 | 00 | - | - | |
>100 | 14 | 50 | - | - | |
Alle gewone types hijswerktuigen | 0-20 | 20 | 72 | 36 | 130 |
20-100 | 20 | 72 | 42 | 150 | |
>100 | 20 | 72 | 46 | 165 | |
Bij normale werking | Tijdens opbouw | ||||
Maximaal toegelaten km/uur | Maximaal toegelaten km/uur | ||||
Transportsteiger | 55 | 55 | |||
Ladderlift | 45 | 45 | |||
Mobiele kraan | 50 | 50 | |||
Torenkraan | 72 | 72 | |||
Snelmotagekraan | 72 | 72 | |||
Personenbak | 60 | 60 | |||
Hangbrug | 60 | 60 | |||
Steigers | 64 km | 55 |
8 BIBLIOGRAFIE
Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, ARAB. Te raadplegen op xxx.xxxx.xxxxxx.xx Algemeen reglement op de elektrische installaties, AREI. Te raadplegen op xxx.xxxx.xxxxxx.xx Cd-rom, Coördinatie van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen; AIB Vinçotte Tecomas, 2001.
Codex over het welzijn op het werk, CODEX. Te raadplegen op xxx.xxxx.xxxxxx.xx Handboek voor de intervenanten op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen; NAVB maart 2001. KB Tijdelijke en Mobiele Bouwplaatsen dd. 25/01/2001
KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen dd. 19/01/2005
Praktische handleiding Coördinator ontwerp; projectwerk postacademische opleiding UIA veiligheidskunde overgangsniveau; dd. 2001.
Praktische handleiding voor de ‘coördinator verwezenlijking’; projectwerk postacademische opleiding UIA veiligheidskunde Overgangsniveau; dd. 2001
Welzijn op het werk Provinciaal Veiligheidsinstituut, Antwerpen
Onze werkwijze en andere informatie kan u raadplegen op onze website xxx.xxxxxxxxx.xx
Bijlage 1: infoblad ongeval
Gegevens van het slachtoffer:
Naam: .............................................................................. Telefoonnummer: ..................................................................
Adres : .............................................................................................................................................................................
Gegevens van de werkgever:
Naam: .............................................................................. Telefoonnummer: ..................................................................
Adres:...............................................................................................................................................................................
Gegevens van het ongeval:
Datum van het ongeval: .…./……/……… Uur van het ongeval: ……U……
Locatie van het ongeval: .................................................................................................................................................
Beschrijving van de aard van de verwondingen: ............................................................................................................
......................................................................................................................................................................................... Beschrijving en oorzaak van het ongeval: .......................................................................................................................
......................................................................................................................................................................................... Maatregelen ter voorkoming in de toekomst : ...............................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................
Hulpverlening:
Wie verleende eerste hulp? ............................................................................................................................................
Verzorging: duidt aan
O verzorging op de werf O slachtoffer naar huisarts O slachtoffer naar ziekenhuis Werd de draagberrie gebruikt? O ja O neen
Indien vervoer naar huisarts/ziekenhuis: duidt aan
O met een voertuig van de werkgever O met een ziekenwagen Uur van vertrek naar huisarts ziekenhuis: ……U……
Formulieren mee te geven met het slachtoffer:
- Medisch attest
- Genezingsattest Bij werkonderbreking:
Aantal dagen werkverlet: ................................................ Datum van werkhervatting: .…./……/………
Struktuur BVBA – xxxx@xxxxxxxxx.xx - xxx.xxxxxxxxx.xx Xxxxxxxxxxx 00 – 0000 Xxxxxx (Xxxxxx) – Tel: 00 000 00 00 – Fax: 00 000 00 00
Xxxxxxxxxxxxx 00X bus 001 – 0000 Xxxxxxx (Putte) – Tel: 000 00 00 00 – Fax: 000 00 00 00