Controle op dienstenchequesondernemingen en sancties
Controle op dienstenchequesondernemingen en sancties
Om een erkenning als dienstenchequesonderneming te bekomen en te behouden, moet de onderneming een aantal wettelijke en reglementaire voorwaarden naleven, vastgelegd in de Wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen en het KB van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques.
Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op de activiteit, het maatschappelijk doel, de financiële toestand van de onderneming, de persoon van de bestuurders, zaakvoerders of lasthebbers, doch ook op de tewerkstelling van de dienstenchequewerknemers.
Zo moeten met betrekking tot de tewerkstelling van een dienstenchequewerknemer een aantal verplichtingen nageleefd worden:
- De bedoeling een arbeidsovereenkomst dienstencheques te sluiten moet, voor iedere werknemer afzonderlijk, door beide partijen schriftelijk worden vastgelegd uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer voor de eerste maal prestaties levert voor de erkende onderneming onder het stelsel van de dienstencheques.
- De arbeidsovereenkomst dienstencheques moet voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt.
- De arbeidsovereenkomst voor dienstencheques bevat ten minste volgende specifieke vermeldingen:
o de identiteit van de partijen;
o het erkenningsnummer van de werkgever;
o de aanvangsdatum;
o de einddatum van de overeenkomst zo zij voor een bepaalde tijd wordt gesloten;
o de arbeidsduur en het werkrooster; indien de overeenkomst voor een onbepaalde tijd is gesloten bepaalt de overeenkomst hoe en binnen welke termijn de werknemer over zijn werkrooster wordt geïnformeerd; bij ontstentenis van een bepaling in de overeenkomst voor een onbepaalde tijd moet de uurregeling ten minste zeven dagen vooraf ter kennis van de werknemer worden gebracht.
- Het naleven van de loons- en arbeidsvoorwaarden zoals vastgelegd in de CAO’s binnen het paritair comité 322.01;
De naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen wordt gecontroleerd door de sociale inspecteurs en technische experten van FOD Waso, FOD Sociale Zekerheid en RSZ, alsook de ambtenaren van de RVA.
Wanneer de dienstcheques-onderneming de wettelijke en reglementaire voorwaarden niet naleeft zijn er drie mogelijke sancties:
1. Terugvordering van de tegemoetkomingen door de RVA
Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden werden gerespecteerd, kan de RVA het uitgiftebedrijf verbieden de voorziene
tegemoetkomingen te betalen en de reeds uitbetaalde tegemoetkomingen, indien deze ten onrechte werd toegekend, geheel terugvorderen.
Volgens het KB van 12 december 2001betreffende de dienstencheques zijn de wettelijke of reglementaire voorwaarden inzonderheid niet vervuld indien :
- de onderneming die de buurtwerken of -diensten heeft laten uitvoeren, niet erkend was of indien zij het was op basis van valse documenten of valse verklaringen;
- de buurtwerken of -diensten op andere domeinen werden verwezenlijkt dan voorzien in de wet;
- het werk niet werd uitgevoerd door een werknemer bedoeld in artikel 3 van de wet, die in het personeelsregister ingeschreven was en wiens arbeidsprestaties aan de RSZ werden aangegeven.
De RVA zal bijgevolg tot terugvordering van de tegemoetkomingen kunnen overgaan indien zij ten onrechte werden toegekend omdat bijvoorbeeld de onderneming geen erkenning had, de buurtwerken of –diensten betrekking hadden op andere domeinen dan deze voorzien in de wet of de werken of diensten werden uitgevoerd door een niet-toegelaten of niet-aangegeven werknemer.
Uit deze omschrijving kan afgeleid worden dat enkel de tegemoetkomingen kunnen teruggevorderd worden die betrekking hebben op de vastgestelde inbreuk en tengevolge van deze inbreuk ‘ten onrechte’ zijn toegekend. Een inbreuk op de reglementering inzake dienstencheques heeft dus niet automatisch tot gevolg dat ‘alle’ toegekende tegemoetkomingen moeten terugbetaald.
Wanneer de RVA het voornemen heeft tot terugvordering over te gaan zal zij eerst de dienstenchequesonderneming in kennis stellen van de vastgestelde inbreuken en haar uitnodigen om binnen de 30 kalenderdagen haar verweermiddelen in te dienen.
Vervolgens zal de RVA een gemotiveerde beslissing nemen over de eventuele terugvordering en bij aangetekende brief de onderneming hiervan in kennis stellen.
Deze beslissing kan aangevochten worden bij de rechtbank van eerste aanleg wanneer de betwisting gaat over het bestaan van het subjectieve recht op de financiële tegemoetkoming of bij de Raad van State wanneer enkel de rechtmatigheid van de administratieve beslissing wordt aangevochten.
2. Intrekking van de erkenning
De erkenning kan op elk moment worden ingetrokken indien de onderneming niet meer aan één of meerdere voorwaarden voldoet. De intrekking kan gebeuren op drie manieren:
- intrekking met uitstel
De Minister van Werk kan na advies van de erkenningscommissie de inwerkingtreding van de beslissing tot intrekking van de erkenning uitstellen met een periode van maximum 6 maanden. Indien de onderneming binnen die periode het bewijs kan leveren dat zij terug aan alle voorwaarden voldoet, kan de intrekking met uitstel opgeheven worden.
- onmiddellijke intrekking
De Minister van Werk zal na advies van de erkenningscommissie ook kunnen overgaan tot een onmiddellijke intrekking van de erkenning in geval van herhaling of wanneer de tekortkoming van de onderneming een zodanige vorm heeft aangenomen dat kan getwijfeld worden aan de goede trouw van de onderneming.
- ambtshalve intrekking
Een onderneming verliest ambtshalve haar erkenning als ze aan het einde van de periode van uitstel niet het bewijs heeft geleverd dat ze voldoet aan alle vereiste voorwaarden. Verder zal de onderneming ook nog ambtshalve haar erkenning verliezen:
▪ een periode van 12 maanden geen dienstencheques als zij gedurende meer voor betaling heeft overgemaakt aan de uitgiftemaatschappij;
▪ als zij onder de zaakvoerders, bestuurders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden personen heeft die de laatste 5 jaar betrokken zijn geweest bij minstens twee faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige operaties, met schulden ten opzichte van een instelling belast met het innen van sociale zekerheidsbijdragen;
▪ als zij een bestuurder, zaakvoerder, lasthebber of persoon bevoegd om de onderneming te verbinden heeft aan wie de uitoefening van dergelijke functies verboden is geweest ingevolge een gerechtelijk verbod;
▪ als ze achterstallen op belastingen of sociale bijdragen heeft (bedragen van minder dan 2500 euro en bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld, worden niet als achterstallen beschouwd);
▪ als ze in staat van faillissement verkeert.
3. Strafsancties
Ten slotte kunnen inbreuken op de reglementering ook bestraft worden met strafrechtelijke en administratieve geldboetes. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
X. XXXXXX