STATUTEN STICHTING PROTESTANTSE BEGRAAFPLAATS OOSTERHOUT
STATUTEN STICHTING PROTESTANTSE BEGRAAFPLAATS OOSTERHOUT
Naam, zetel en duur
Artikel 1
De stichting draagt de naam: STICHTING PROTESTANTSE BEGRAAFPLAATS OOSTERHOUT en wordt opgericht door het College van Kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente Oosterhout (PGO), ten deze vertegenwoordigd door zijn voorzitter,
X. Xxxxxxxxxx en zijn secretaris G. Dullens. De stichting is gevestigd in de gemeente Oosterhout en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij is een stichting als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Generale Regeling voor stichtingen en besloten vennootschappen van de Protestantse Kerk in Nederland, hierna ook te noemen “de Generale Regeling stichtingen”.
Doel
Artikel 2
1. De stichting heeft ten doel het beheren en exploiteren van de in de gemeente Oosterhout, aan de Nieuwe Bouwlingstraat aldaar, gelegen begraafplaats, die bestemd is voor de teraardebestelling van het stoffelijk overschot van personen die lid waren van de Protestantse Gemeente Oosterhout.
2. De stichting wil dit doel bereiken door het in eigendom verkrijgen en/of het in de vorm van een recht van erfpacht en/of krachtens welke andere titel dan ook ter feitelijke beschikking krijgen van voornoemde begraafplaats en alle andere wettige middelen die ter bereiking van het doel bevorderlijk zijn. Te dien einde draagt het College van Kerkrentmeesters van de PGO aan de stichting over alle taken, bevoegdheden, rechten en verplichtingen verbonden aan de instandhouding en de financiële exploitatie van voornoemde begraafplaats, waaronder begrepen de rechten op gelden ter zake grafrechten over toekomstige perioden. De stichting beoogt niet het behalen van winst, hetgeen echter de vorming van reserves niet in de weg staat.
Vermogen
Artikel 3
Het tot verwezenlijking van het doel van de stichting bestemde vermogen wordt gevormd door:
a. inbreng (in de vorm van geld en/of goederen) door de oprichters;
b. vergoedingen voor reeds uitgegeven of nog uit te geven grafrechten;
c. subsidies, giften en donaties;
d. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen of legaten; en
e. hetgeen op andere wijze wordt verkregen.
Bestuur: samenstelling, benoeming en ontslag
Artikel 4
1. Het bestuur bestaat uit ten minste drie personen.
2. Het bestuur wijst uit zijn midden in elk geval een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan.
3. De leden van het bestuur worden benoemd door de kerkenraad van de PGO, gehoord het College van Kerkrentmeesters van de PGO. Bestuurders worden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar en treden af volgens een door het bestuur op te maken
rooster van aftreden. Een bestuurder is slechts tweemaal herbenoembaar, hetgeen betekent dat een bestuurder maximaal gedurende een onafgebroken periode van twaalf jaar lid van het bestuur kan zijn. De in een tussentijdse vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
4. Een bestuurder defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. doordat hij failliet wordt verklaard, door zijn ondercuratelestelling of door enige andere vorm van het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c. door zijn aftreden;
d. door zijn ontslag door de rechtbank;
e. door zijn ontslag verleend door de gezamenlijke overige bestuurders, welk bedoeld (met redenen te omkleden) besluit tot ontslag slechts kan worden genomen met algemene stemmen door de gezamenlijke overige bestuurders, en wel in een bestuursvergadering waarin alle overige bestuurders aanwezig zijn;
f. door ontslag door de kerkenraad - gehoord hebbende het College van Kerkrentmeesters - wegens dringende reden(en) en bij een met redenen omkleed besluit.
5. Tenminste drie maanden voor het ontstaan van een vacature wegens periodieke aftreding en ten hoogste een maand na het ontstaan van een tussentijdse vacature geeft het bestuur daarvan kennis aan het College van Kerkrentmeesters. Indien niet binnen drie maanden na het verzenden van de in de vorige zin bedoelde kennisgeving door voornoemd College in de vacature is voorzien, zal het bestuur zelf in de vacature voorzien. Bij periodieke aftreding blijft het aftredende lid in functie totdat in zijn vacature is voorzien.
6. Indien onverhoopt niet tijdig in een of meer vacatures kan worden voorzien en afgetreden leden niet beschikbaar zijn, waardoor het aantal bestuursleden onder het in lid 1 genoemde minimum daalt, behoudt het bestuur zijn bevoegdheden totdat het voldoende is aangevuld.
Bestuur: taak en bevoegdheden
Artikel 5
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en het bezwaren van registergoederen.
3. Het bestuur is echter niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een ander sterk maakt of zich tot zekerheid voor een schuld van een ander verbindt.
4. Het bestuur is eerst na voorafgaande toestemming van het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken bevoegd tot:
a. het verkopen of op andere wijze vervreemden en het bezwaren van voorwerpen van oudheidkundige, historische of kunstwaarde;
b. het aangaan van een overeenkomst met financiële gevolgen met een lid van het bestuur, een lid van de kerkenraad, het College van Kerkrentmeesters of het College van Diakenen alsmede personen die in dienst staan van de PGO;
c. het verstrekken of aangaan van geldleningen en het stellen van persoonlijke zekerheid ten behoeve van derden voor zover daarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
d. het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien.
5. Erfenissen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
6. Medewerkers die in belangrijke mate betrokken zijn bij het bepalen of ten uitvoer leggen van het beleid van de stichting, worden benoemd in overleg met de kerkenraad van de PGO, voor zover van dat overleg van die zijde niet expliciet wordt afgezien.
7. Overdracht van taken, bevoegdheden, rechten of verplichtingen door de stichting is slechts toegestaan, indien zulks geschiedt aan een Protestantse stichting in de zin van de Generale regeling stichtingen en niet dan met voorafgaande instemming van de kerkenraad, op advies van het College van Kerkrentmeesters.
8. Kosten die bestuurders voor de uitoefening van hun functie maken, worden door de stichting vergoed.
9. Het bestuur is niet bevoegd aan bestuurders een bezoldiging toe te kennen.
Bestuur: werkwijze
Artikel 6
1. De voorzitter en ten minste een van de overige bestuursleden zijn bevoegd een bestuursvergadering te beleggen.
2. Het bijeenroepen van de bestuursvergaderingen geschiedt – door de in lid 1 genoemde personen, dan wel namens hen, door de secretaris – schriftelijk op een termijn van ten minste zeven dagen, onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Tevens kunnen worden behandeld de onderwerpen die tenminste vijf dagen vóór het tijdstip van de vergadering door een bestuurder aan zijn medebestuurders schriftelijk werden gegeven. Onder “schriftelijk” wordt in deze statuten mede begrepen een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft gemaakt.
De vergaderingen van het bestuur worden gehouden ter plaatse binnen Nederland, te bepalen door degene die de vergadering bijeen riep, dan wel bijeen deed roepen.
Indien tijdens een bestuursvergadering werd gehandeld in strijd met het hiervoor bepaalde, kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits de op vergadering aanwezige bestuurders vóór het tijdstip van de vergadering hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten.
Toegang tot de vergaderingen hebben bestuurders en degenen die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 lid 4 kan een bestuurder zich door een andere bestuurder ter vergadering schriftelijk doen vertegenwoordigen.
4. De voorzitter leidt de bestuursvergaderingen. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
5. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergadering worden gehouden, met dien verstande dat indien een of meer bestuurders dit verlangen, stemmingen over personen schriftelijk geschieden.
6. Het door de voorzitter van de vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
7. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Een blanco stem wordt geacht niet te zijn uitgebracht.
Bij staking van stemmen over zaken is het voorstel verworpen. Staken de stemmen bij verkiezing van personen, dan beslist het lot. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee personen door niemand een volstrekte meerderheid is verkregen, vindt herstemming plaats tussen de twee personen die het grootste aantal stemmen kreeg.
8. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits alle bestuurders in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Een besluit is alsdan genomen, indien de volstrekte dan wel vereiste grotere meerderheid van het aantal bestuurders zich vóór
het voorstel heeft verklaard.
Van elk buiten de vergadering genomen besluit wordt mededeling gedaan in de eerstvolgende vergadering, welke mededeling in de notulen van die vergadering wordt vermeld.
9. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de secretaris of de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering en vervolgens door de voorzitter en de secretaris van die vergadering ondertekend.
Bestuur: vertegenwoordiging
Artikel 7
1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur, dan wel door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk, dan wel door de voorzitter en de penningmeester gezamenlijk.
2. Het bestuur of twee gezamenlijk handelende bestuursleden kunnen schriftelijk volmacht verlenen aan één of meer bestuurders, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Boekjaar en jaarstukken
Artikel 8
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar is een verkort / verlengd boekjaar.
2. De penningmeester sluit per de laatste dag van het boekjaar de boeken van de stichting af en maakt daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar, een balans en een staat van baten en lasten op over het verstreken boekjaar. De penningmeester zendt deze bescheiden, vergezeld van een goedkeurende verklaring van een controlecommissie, bestaande uit twee onafhankelijke deskundigen voor het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn aan alle bestuurders. Deze bescheiden worden door het bestuur in een vergadering, te houden binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, vastgesteld en door de aanwezige bestuurders ondertekend. Het bestuur stuurt vervolgens binnen een maand na de in de vorige alinea genoemde vergadering deze stukken toe aan het College van Kerkrentmeesters van de PGO.
3. De penningmeester stelt vóór 1 oktober de begroting voor het nieuwe boekjaar op, die vóór 1 november door het bestuur wordt vastgesteld. Het bestuur zendt de vastgestelde begroting aan het College van Kerkrentmeesters van de PGO.
Reglement
Artikel 9
1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen waarin die onderwerpen worden geregeld, die niet in de statuten zijn opgenomen.
2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement te wijzigen of op te heffen.
4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het bepaalde in artikel 10 leden 1 en 2 van overeenkomstige toepassing.
5. Zolang geen reglement als bedoeld in lid 1 is vastgesteld, is van kracht het “Plaatselijk Reglement voor het beheer van de kerkelijke begraafplaats van de Hervormde Gemeente te Oosterhout”, dat door die Hervormde Gemeente is vastgesteld op 9 november 1992.
Statutenwijziging
Artikel 10
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen met inachtneming van het in lid 6 van dit artikel bepaalde.
2. Het besluit van het bestuur tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen in een voltallige vergadering van het bestuur. Is de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is niet voltallig, dan zal een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de bedoelde vergadering waarin het besluit kan worden genomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, maar ongeacht het aantal aanwezigen.
3. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.
Het bepaalde in artikel 6 lid 2 derde volzin is van overeenkomstige toepassing.
4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Ieder van de bestuurders is bevoegd deze akte te doen verlijden.
5. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken gehouden handelsregister.
6. Voor wijziging van de statuten is voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de kerkenraad van de PGO en van het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken. Het bestuur van de stichting legt hiertoe elke voorgenomen wijziging van de statuten aan de beide laatstgenoemde colleges voor.
Ontbinding en vereffening
Artikel 11
1. Het bestuur en/of de kerkenraad van de PGO zijn bevoegd de stichting te ontbinden na een daartoe gemotiveerd besluit.
2. Alvorens tot ontbinding wordt overgegaan, draagt de stichting haar bezittingen alsmede het verdere beheer van de begraafplaats om niet over aan de Protestantse Gemeente Oosterhout.
3. Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in artikel 10 leden 2 en 3 – met uitzondering van de tweede volzin van lid 3 – en lid 6 van overeenkomstige toepassing.
4. Het bestuur is met de vereffening belast.
5. De vereffenaars doen opgaaf van de ontbinding aan de registers waar de stichting is ingeschreven.
6. Het bestuur stelt het batig liquidatiesaldo vast en draagt dit saldo over aan de Protestantse Gemeente Oosterhout.
7. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot vereffening van het vermogen van de stichting nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moeten aan de naam van de stichting de woorden “in liquidatie” worden toegevoegd.
8. De stichting houdt op te bestaan op het tijdstip waarop geen aan haar, dan wel aan de vereffenaar(s) bekende baten meer aanwezig zijn. De vereffenaar(s) doet(n) van het ophouden te bestaan opgaaf aan de registers waar de stichting is ingeschreven.
9. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende tien jaar onder bewaring van de door de vereffenaar(s) aangewezen
persoon. Binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht met de aangewezen bewaarder zijn naam en adres opgeven aan de registers waarin de ontbonden stichting was ingeschreven.
Kerkorde; betrokkenheid RCBB
Artikel 12
1. De betrokkenheid van het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken als bedoeld in Ordinantie 11, artikel 8, bij het verstrekken of aangaan van geldleningen en het stellen van persoonlijke zekerheid ten behoeve van derden voor zover daarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien en het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien als bedoeld in Ordinantie 11 artikel 9 lid 1, respectievelijk als bedoeld in Ordinantie 11 artikel 14 lid 4 dan wel van de kleine synode als bedoeld in Ordinantie 11 artikel 17, is voor de stichting, haar bestuur en de bestuursleden – indien zij tot het verrichten van de desbetreffende handeling op grond van de statuten bevoegd zijn – van gelijke of overeenkomstige toepassing.
2. Latere wijzigingen in de kerkorde, de ordinanties en de generale regelingen van de Protestantse Kerk in Nederland zijn van rechtswege bindend voor de stichting, haar bestuur en de bestuursleden. Indien een in of krachtens deze statuten tot het verrichten van een bepaalde handeling aangewezen kerkelijk lichaam door een wijziging in de kerkorde heeft opgehouden te bestaan, gaat de bevoegdheid tot het verrichten van die handeling over op het kerkelijk lichaam dat redelijkerwijs kan worden geacht voor het eerstbedoelde kerkelijk lichaam kerkordelijk in de plaats te zijn getreden.
Bezwaren en geschillen
Artikel 13
Bezwaren van een kerkelijk lichaam tegen de stichting of haar bestuur dan wel van de stichting of haar bestuur tegen een kerkelijk lichaam, alsmede geschillen als bedoeld in ordinantie 12 van de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland tussen de stichting of haar bestuur en een kerkelijk lichaam, worden behandeld naar het in die ordinantie bepaalde.
Onvoorziene gevallen
Artikel 14
In alle gevallen waarin door de statuten of de wet niet is voorzien, beslist het bestuur na advies te hebben ingewonnen bij het College van Kerkrentmeesters.
Slotbepalingen
Tenslotte wordt het volgende overeengekomen:
1. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op 31 december 2011. Het adres van de stichting luidt: Xxxxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 3 worden hierbij als eerste bestuurders benoemd de volgende personen in de functies van:
a. voorzitter, de xxxx Xxxxxx XX XXXX, wonende te 4902 AM Oosterhout,
Xxxxxxxxxxxxxxx 0, xxxxxxx xx Xxxxxxxxx op 17-7-1939, gehuwd
b. secretaris, de xxxx Xxxxxx Xxxx XXXXX, wonende te 0000 XX Xxxxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxx 00, geboren te Aalsmeer op 20-5-1970, gehuwd
c. penningmeester, de xxxx Xxxxxxxx XXXXXXXXX, wonende te 4907 HD Oosterhout, Wijnruit 8, geboren Oost- en West-Souburg op 1-11-1956, gehuwd met xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxx.
Zij zullen per de hieronder genoemde data aftredend zijn, en wel als volgt:
- 1-8-2013 (bestuurslid sub a),
- 1-8-2014 (bestuurslid sub b),
- 1-8-2015 (bestuurslid sub c).