OVEREENKOMST INZAKE STRATEGISCH PARTNERSCHAP
OVEREENKOMST INZAKE STRATEGISCH PARTNERSCHAP
TUSSEN DE EUROPESE UNIE
EN HAAR LIDSTATEN, ENERZIJDS,
EN CANADA, ANDERZIJDS
PREAMBULE
DE EUROPESE UNIE, hierna "de Unie" genoemd,
en
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK ESTLAND,
IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK SPANJE,
DE FRANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK KROATIË,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK LETLAND,
DE REPUBLIEK LITOUWEN,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
HONGARIJE,
DE REPUBLIEK MALTA,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE REPUBLIEK POLEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK FINLAND,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna "de lidstaten" genoemd,
enerzijds, en
CANADA,
anderzijds,
hierna gezamenlijk "de partijen" genoemd,
NAAR AANLEIDING van de langdurige vriendschap die de burgers van Europa en Canada door hun intensieve historische, culturele, politieke en economische banden hebben gevormd,
NOTA NEMEND van de vooruitgang die is geboekt sinds de kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en Canada van 1976, de verklaring over de trans-Atlantische betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en Canada van 1990, de gemeenschappelijke politieke verklaring over de betrekkingen tussen de EU en Canada en het gemeenschappelijke actieplan EU-Canada van 1996, de EU-Canada-partnerschapsagenda van 2004, en de overeenkomst tussen de Europese Unie en Canada tot vaststelling van een kader voor de deelname van Canada aan de crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie van 2005,
OPNIEUW BEVESTIGEND dat zij sterk gehecht zijn aan de democratische beginselen en de rechten van de mens die in de Universele Verklaring van de rechten van de mens zijn vastgelegd,
VAN OORDEEL ZIJNDE dat de verspreiding van massavernietigingswapens een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid vormt,
VOORTBOUWEND op hun lange traditie van samenwerking bij de bevordering van de internationale beginselen van vrede en veiligheid en de rechtsstaat,
OPNIEUW BEVESTIGEND dat zij vastbesloten zijn om via bilaterale en multilaterale kanalen terrorisme en georganiseerde misdaad te bestrijden,
VASTBESLOTEN samen armoede te verminderen, inclusieve economische groei te stimuleren en ontwikkelingslanden in hun inspanningen voor politieke en economische hervormingen bij te staan,
OVERWEGENDE dat zij duurzame ontwikkeling in economisch, sociaal en ecologisch opzicht wensen te bevorderen,
UITDRUKKING GEVEND aan het feit dat zij trots zijn op de intensieve persoonlijke contacten tussen hun burgers en hun gehechtheid aan de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen,
ERKENNEND dat doeltreffende multilaterale organisaties een belangrijke rol kunnen spelen om de samenwerking te bevorderen en positieve resultaten in mondiale aangelegenheden en problemen te bereiken,
ZICH BEWUST van de dynamische aard van hun handels- en investeringsbetrekkingen, die verder zullen worden versterkt door een brede economische en handelsovereenkomst op effectieve wijze uit te voeren,
OPMERKENDE dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen het toepassingsgebied van het derde deel van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen binden, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Europese Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Canada ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de Europese Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden zijn als deel van de Europese Unie overeenkomstig artikel 4 bis van Protocol nr. 21, moet de Europese Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Canada onmiddellijk in kennis stellen van iedere wijziging in hun positie; in dat geval blijven zij op persoonlijke titel gebonden door de bepalingen van de overeenkomst. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht,
GEZIEN de institutionele veranderingen die zich in de Europese Unie hebben voorgedaan sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon,
BEVESTIGEND dat zij strategische partners zijn en vastberaden zijn om op basis van wederzijds respect en dialoog hun betrekkingen en internationale samenwerking te versterken om hun gemeenschappelijke belangen en waarden te bevorderen,
OVERTUIGD dat een dergelijke samenwerking op progressieve en pragmatische wijze tot stand moet komen naargelang van de ontwikkeling van het beleid,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
TITEL I
GRONDSLAG VAN DE SAMENWERKING
ARTIKEL 1
Algemene beginselen
1. De partijen onderschrijven de gemeenschappelijke beginselen die in het Handvest van de Verenigde Naties zijn vastgelegd.
2. Gezien hun strategische betrekkingen streven de partijen naar meer samenhang in hun samenwerking op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau.
3. De partijen voeren deze overeenkomst uit op basis van gemeenschappelijke waarden, de beginselen van dialoog, wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap, multilateralisme, consensus en eerbiediging van het internationaal recht.
TITEL II
RECHTEN VAN DE MENS, FUNDAMENTELE VRIJHEDEN,
DEMOCRATIE EN DE RECHTSSTAAT
ARTIKEL 2
Handhaving en bevordering van democratische
beginselen,
rechten van de mens en fundamentele vrijheden
1. De eerbiediging van de democratische beginselen, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, bestaande internationale mensenrechtenverdragen en andere bindende juridische instrumenten waarbij de Unie of de lidstaten van de Unie en Canada partij zijn, ligt ten grondslag aan het respectieve nationaal en internationaal beleid van de partijen en vormt een essentieel element van deze overeenkomst.
2. De partijen spannen zich in om samen te werken en deze rechten en beginselen in hun eigen beleid te handhaven en andere staten aan te moedigen om zich bij deze internationale mensenrechtenverdragen en bindende juridische instrumenten aan te sluiten en hun eigen verplichtingen op het gebied van de mensenrechten uit te voeren.
3. De partijen zijn vastbesloten democratie te bevorderen, met inbegrip van vrije en eerlijke verkiezingen in overeenstemming met internationale normen. Iedere partij stelt de andere partij in kennis van haar respectieve verkiezingswaarnemingsmissies en nodigt in voorkomend geval de andere partij uit om deel te nemen.
4. De partijen erkennen het belang van de rechtsstaat voor de bescherming van de mensenrechten en voor de goede werking van de overheidsinstellingen in een democratische staat. Hieronder valt eveneens een onafhankelijk rechtsstelsel, gelijkheid voor de wet, het recht op een eerlijk proces en daadwerkelijke toegang tot de rechter voor individuen.
TITEL III
INTERNATIONALE VREDE EN VEILIGHEID
EN
EFFECTIEF MULTILATERALISME
ARTIKEL 3
Massavernietigingswapens
1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.
2. De partijen werken daarom samen en leveren een bijdrage aan de preventie van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoering van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie en resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Bovendien blijven de partijen in voorkomend geval samenwerken om de inspanningen op het gebied van non-proliferatie te ondersteunen door deel te nemen aan uitvoercontroleregelingen waarbij zij partij zijn. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormt.
3. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de preventie van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door:
a) in voorkomend geval stappen te nemen om alle relevante internationale verdragen op het gebied van ontwapening en non-proliferatie te ondertekenen, te bekrachtigen of ertoe toe te treden en om alle verplichtingen uit hoofde van de verdragen waarbij zij partij zijn volledig uit te voeren en andere staten aan te moedigen deze verdragen na te leven;
b) een effectief stelsel van nationale uitvoercontroles te handhaven om de uitvoer van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens te controleren en de illegale tussenhandel in en doorvoer van dergelijke goederen te voorkomen, met inbegrip van een controle op eindgebruik voor massavernietigingswapen van technologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de uitvoercontroles;
c) de verspreiding van chemische, biologische en toxinewapens te bestrijden. De partijen komen overeen om in relevante fora samen te werken om universele naleving van internationale verdragen dichterbij te brengen, met inbegrip van het Verdrag inzake chemische wapens (Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens), en het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens).
4. De partijen komen overeen om op regelmatige basis op hoog niveau ontmoetingen tussen de EU en Canada te houden om van gedachten te wisselen over de manieren waarop de samenwerking met betrekking tot een reeks kwesties in verband met non-proliferatie en ontwapening verder kan worden ontwikkeld.
ARTIKEL 4
Handvuurwapens en lichte wapens
1. De partijen erkennen dat de illegale productie, overdracht en circulatie van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede de buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.
2. De partijen komen overeen dat zij hun respectieve verbintenissen inzake de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor zullen uitvoeren in het kader van de relevante internationale overeenkomsten, waaronder het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten, evenals de verplichtingen die voortvloeien uit resoluties van de VN-Veiligheidsraad.
3. De partijen spannen zich in om maatregelen te nemen om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens aan te pakken en te streven naar coördinatie, complementariteit en synergie in hun gemeenschappelijke inspanningen om andere staten te helpen de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie waar nodig op mondiaal, regionaal en nationaal niveau aan te pakken.
ARTIKEL 5
Internationaal Strafhof
1. De partijen bevestigen dat de meest ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de internationale samenwerking te intensiveren, onder meer met het Internationaal Strafhof (ICC).
2. De partijen zijn vastbesloten te ijveren voor de universele ratificatie van, of toetreding tot, het Statuut van Rome van het ICC, en te streven naar de effectieve binnenlandse tenuitvoerlegging van het Statuut door de partijen bij het ICC.
ARTIKEL 6
Samenwerking inzake terrorismebestrijding
1. De partijen erkennen dat de strijd tegen terrorisme een gedeelde prioriteit is en benadrukken dat terrorisme moet worden bestreden met eerbiediging van de rechtsstaat, het internationaal recht, in het bijzonder het Handvest van de Verenigde Naties en de relevante resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de mensenrechten, het internationale vluchtelingenrecht, het humanitair recht en de fundamentele vrijheden.
2. De partijen plegen op hoog niveau overleg over terrorismebestrijding en onderhouden ad hoc-contacten om, indien mogelijk, effectieve gezamenlijke operationele terrorismebestrijdingsinspanningen en samenwerkingsmechanismen te bevorderen. Dit omvat regelmatige uitwisselingen over lijsten van terroristische entiteiten, de bestrijding van gewelddadige extremistische strategieën en de aanpak van opkomende kwesties inzake terrorismebestrijding.
3. De partijen streven gezamenlijk naar een alomvattende internationale aanpak voor de bestrijding van terrorisme onder leiding van de VN. De partijen streven er in het bijzonder naar om samen te werken om de internationale consensus op dit gebied te verdiepen om in voorkomend geval de volledige tenuitvoerlegging van de mondiale VN-strategie voor terrorismebestrijding en de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad te bevorderen.
4. De partijen blijven nauw samenwerken in het kader van het Global Counter-Terrorism Forum en de daaronder vallende werkgroepen.
5. De partijen laten zich in de strijd tegen de financiering van het terrorisme leiden door de internationale aanbevelingen van de Financial Action Task Force.
6. De partijen blijven in voorkomend geval samenwerken om de terrorismebestrijdingscapaciteit van andere staten op te voeren om terroristische activiteit te voorkomen, op te sporen en hierop te reageren.
ARTIKEL 7
Samenwerking inzake de bevordering van internationale vrede en stabiliteit
De partijen behartigen hun gemeenschappelijke belangen bij de bevordering van internationale vrede en veiligheid en effectieve multilaterale instellingen en beleid door:
a) hun inspanningen voor meer trans-Atlantische veiligheid voort te zetten, waarbij zij rekening houden met de centrale rol van de bestaande trans-Atlantische veiligheidsarchitectuur tussen Europa en Noord-Amerika;
b) hun gezamenlijke inspanningen ter ondersteuning van crisisbeheersing en capaciteitsopbouw op te voeren en hun samenwerking op dit gebied verder te ontwikkelen, met inbegrip van EU-operaties en -missies. De partijen streven ernaar de deelname aan deze activiteiten te vergemakkelijken, onder meer door tijdig met elkaar overleg te plegen en planningsinformatie te delen, wanneer zulks door de partijen passend wordt geacht.
ARTIKEL 8
Samenwerking in multilaterale, regionale en internationale fora en organisaties
1. De partijen zetten zich in voor multilateralisme en spannen zich in om de doeltreffendheid van regionale en internationale fora en organisaties te verbeteren, zoals de Verenigde Naties en de daarmee samenhangende gespecialiseerde organisaties en agentschappen, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en andere multilaterale fora.
2. De partijen hanteren effectieve raadplegingsmechanismen in de marge van multilaterale fora. De partijen zetten in voorkomend geval, naast de bestaande dialogen op het gebied van mensenrechten en democratie, permanente raadplegingsmechanismen op in de Mensenrechtenraad van de VN, de Algemene Vergadering van de VN, de kantoren van de VN in Wenen en andere entiteiten, waar passend en zoals overeengekomen door de partijen.
3. De partijen streven er eveneens naar overleg te plegen over verkiezingen zodat zij effectief worden vertegenwoordigd in multilaterale organisaties.
TITEL IV
ECONOMISCHE EN DUURZAME ONTWIKKELING
ARTIKEL 9
Dialoog over en wereldwijd leiderschap in economische kwesties
De partijen erkennen dat duurzame globalisering en grotere welvaart alleen kunnen worden verwezenlijkt door een open wereldeconomie die op marktbeginselen, een effectieve regelgeving en sterke mondiale instellingen is gebaseerd, en streven ernaar:
a) het voortouw te nemen bij de bevordering van een degelijk economisch beleid en verstandig financieel beheer, zowel in eigen land als door hun betrokkenheid op regionaal en internationaal niveau;
b) op regelmatige basis een beleidsdialoog op hoog niveau te voeren over macro-economische aangelegenheden, waarbij vertegenwoordigers van de centrale banken worden betrokken, met oog op samenwerking bij kwesties van wederzijds belang;
c) in voorkomend geval een tijdige en doeltreffende dialoog over en samenwerking bij wereldwijde economische kwesties van gemeenschappelijk belang aan te moedigen in de multilaterale organisaties en fora waaraan de partijen deelnemen, zoals de OESO, de G7, de G20, het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
ARTIKEL 10
Bevordering van de vrije handel en investeringen
1. De partijen werken tot wederzijds voordeel samen om de duurzame intensivering en ontwikkeling van het handels- en investeringsverkeer tussen hen te bevorderen, zoals voorzien in een brede economische- en handelsovereenkomst.
2. De partijen streven ernaar samen te werken om de WTO, als het doeltreffendste kader voor een sterk, inclusief en op regels gebaseerd wereldhandelssysteem, verder te versterken.
3. De partijen blijven samenwerken op douanegebied.
ARTIKEL 11
Samenwerking inzake belastingen
Om hun economische samenwerking te versterken en te ontwikkelen, nemen de partijen de volgende beginselen van goed bestuur op belastinggebied in acht en passen zij deze toe: transparantie, het uitwisselen van informatie en voorkómen van schadelijke belastingpraktijken in het kader van, naargelang van het geval, het OESO-forum inzake schadelijke belastingmaatregelen en de Gedragscode van de Unie inzake de belastingregeling voor ondernemingen. De partijen streven ernaar samen te werken om de uitvoering van deze beginselen op internationaal vlak te bevorderen en te verbeteren.
ARTIKEL 12
Duurzame ontwikkeling
1. De partijen herhalen dat zij vastbesloten zijn om aan de noden van de huidige generatie tegemoet te komen zonder daarbij de noden van toekomstige generaties op het spel te zetten. Zij erkennen dat duurzame economische groei op lange termijn enkel mogelijk is wanneer de beginselen van duurzame ontwikkeling in acht worden genomen.
2. De partijen blijven het verantwoordelijk en efficiënt gebruik van hulpbronnen bevorderen en de economische en sociale kosten van milieuschade en de gevolgen daarvan voor het welzijn van de mens onder de aandacht brengen.
3. De partijen blijven door middel van dialoog, de uitwisseling van beste praktijken, goed bestuur en goed financieel beheer de inspanningen ter bevordering van duurzame ontwikkeling aanmoedigen.
4. De partijen hebben een gemeenschappelijk doel in het bestrijden van armoede en het ondersteunen van wereldwijde inclusieve groei, en zij streven ernaar om, voor zover mogelijk, samen te werken om deze doelstelling te verwezenlijken.
5. Hiertoe stellen de partijen regelmatig een beleidsdialoog over ontwikkelingssamenwerking in om beleidscoördinatie met betrekking tot belangrijke gemeenschappelijke kwesties te verbeteren en overeenkomstig de internationaal aanvaarde beginselen inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp de kwaliteit en doeltreffendheid van hun ontwikkelingssamenwerking te verbeteren. De partijen werken samen om de verantwoordingsplicht en transparantie te versterken, waarbij de nadruk ligt op de verbetering van ontwikkelingsresultaten, en zij erkennen dat een grote verscheidenheid aan actoren, waaronder de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld, moet worden betrokken bij ontwikkelingssamenwerking.
6. De partijen erkennen het belang van de energiesector voor economische welvaart, internationale vrede en stabiliteit. Zij zijn het eens over het feit dat de energiebevoorrading moet worden verbeterd en gediversifieerd, innovatie moet worden bevorderd en energie-efficiëntie moet worden verhoogd om de energiemogelijkheden, energiezekerheid en duurzame en betaalbare energie te versterken. De partijen onderhouden een dialoog op hoog niveau over energie en blijven langs bilaterale en multilaterale weg samenwerken om open en concurrerende markten te ondersteunen, beste praktijken te delen, transparante, wetenschappelijk onderbouwde regelgeving te bevorderen en te bespreken aan welke energievraagstukken kan worden samengewerkt.
7. De partijen hechten groot belang aan de bescherming en het behoud van het milieu en erkennen dat strenge normen inzake milieubescherming nodig zijn om het milieu voor toekomstige generaties te beschermen.
8. De partijen erkennen de mondiale dreiging van klimaatverandering en de noodzaak om onmiddellijke en verdere actie te ondernemen om emissies te verminderen, teneinde de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarbij gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen. Zij hebben met name een gezamenlijke ambitie om innovatieve oplossingen te vinden om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen en in dat verband de nodige aanpassingen door te voeren. De partijen erkennen het mondiale karakter van het probleem en blijven in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) ‑ dat op beide partijen van toepassing is ‑ internationale inspanningen voor een billijk, doeltreffend, uitgebreid en op regels gebaseerd stelsel ondersteunen, waarbij zij eveneens samenwerken om het Verdrag van Parijs voortgang te doen vinden.
9. De partijen onderhouden dialogen op hoog niveau over het milieu en de klimaatverandering om beste praktijken te delen en doeltreffende en inclusieve samenwerking op het vlak van klimaatverandering en andere kwesties inzake milieubescherming te bevorderen.
10. De partijen erkennen het belang van dialoog en samenwerking op bilateraal of multilateraal niveau op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en fatsoenlijk werk, met name in de context van globalisering en demografische veranderingen. De partijen streven naar bevordering van samenwerking en uitwisseling van informatie en ervaringen inzake werkgelegenheid en sociale aangelegenheden. De partijen bevestigen bovendien dat zij streven naar eerbiediging, bevordering en toepassing van de internationaal erkende arbeidsnormen, waartoe zij zich hebben verbonden, zoals de arbeidsnormen die zijn neergelegd in de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van 1998 inzake de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en de vervolgen daarop.
ARTIKEL 13
Dialoog over andere gebieden van wederzijds belang
De partijen erkennen hun gezamenlijke verbintenis omhun langdurig engagement te verdiepen en uit te breiden, zij erkennen hun bestaande samenwerking, en zij streven ernaar om in passende bilaterale en multilaterale fora een dialoog tussen deskundigen en de uitwisseling van beste praktijken op beleidsgebieden van wederzijds belang aan te moedigen. Tot deze beleidsgebieden behoren onder meer: landbouw, visserij, internationaal oceaan- en maritiem beleid, plattelandsontwikkeling, internationaal vervoer, werkgelegenheid, en kwesties inzake de Noordpool, met inbegrip van wetenschap en technologie. Hieronder kunnen ook, in voorkomend geval, de uitwisseling van wetgevingspraktijken, regelgevende en administratieve praktijken vallen, alsook uitwisselingen over besluitvormingsprocessen.
ARTIKEL 14
Welzijn van de burgers
1. De partijen erkennen dat het van belang is hun dialoog over en samenwerking inzake een breed scala aan vraagstukken die van invloed zijn op het welzijn van hun burgers en de ruimere internationale gemeenschap, uit te breiden en te verdiepen en zij stimuleren en vergemakkelijken, waar mogelijk, de dialoog, het overleg en de samenwerking inzake bestaande en opkomende vraagstukken van gemeenschappelijk belang die van invloed zijn op het welzijn van de burgers.
2. De partijen onderkennen het belang van consumentenbescherming en moedigen de uitwisseling van informatie en beste praktijken op dit gebied aan.
3. De partijen moedigen wederzijdse samenwerking en informatie-uitwisseling over internationale gezondheidskwesties aan en bevorderen de voorbereiding en reactie op internationale noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid.
ARTIKEL 15
Samenwerking inzake kennis, onderzoek, innovatie en communicatietechnologie
1. Gezien het belang van nieuwe kennis om internationale uitdagingen aan te pakken blijven de partijen de samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie, onderzoek en innovatie aanmoedigen.
2. De partijen erkennen het belang van informatie- en communicatietechnologieën als centrale elementen van het moderne leven en de sociaal-economische ontwikkeling en zij streven ernaar in voorkomend geval samen te werken en van gedachten te wisselen over nationaal, regionaal en internationaal beleid op dit gebied.
3. De partijen erkennen dat de veiligheid en stabiliteit van het internet met volledige inachtneming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden een mondiale uitdaging vormt en zij streven ernaar om op bilateraal en multilateraal niveau samen te werken door middel van dialoog en de uitwisseling van deskundigheid.
4. De partijen erkennen dat het gebruik van ruimtesystemen steeds belangrijker wordt om hun sociaal-economische doelstellingen, milieudoelstellingen en internationale beleidsdoelstellingen te behalen. De partijen blijven verder samenwerken aan de ontwikkeling en het gebruik van ruimtesystemen om burgers, bedrijven en overheidsorganisaties te ondersteunen.
5. De partijen spannen zich in om hun samenwerking op het gebied van statistiek voort te zetten, met bijzondere aandacht voor het actief bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken en beleid.
ARTIKEL 16
Bevordering van de diversiteit van
cultuuruitingen,
onderwijs en jeugd, en contacten tussen mensen
1. De partijen zijn trots op de langdurige culturele, taalkundige en traditionele banden waardoor bruggen zijn gebouwd die de verstandhouding tussen hen hebben versterkt. Trans-Atlantische banden bestaan op alle niveaus van de overheid en samenleving en hebben een merkbaar effect op de Canadese en Europese samenlevingen. De partijen spannen zich in om deze banden aan te moedigen en nieuwe manieren te zoeken om door contacten tussen mensen de betrekkingen te bevorderen. De partijen streven ernaar om gebruik te maken van uitwisselingen via niet-gouvernementele organisaties en denktanks die jongeren en andere economische en sociale partners bijeenbrengen, om deze betrekkingen uit te breiden en te verdiepen en de uitwisseling van ideeën te stimuleren zodat een oplossing voor gemeenschappelijke problemen kan worden gevonden.
2. De partijen erkennen de nauwe betrekkingen die zich door de jaren heen tussen hen op het gebied van universitaire samenwerking, onderwijs, sport, cultuur, toerisme en jongerenmobiliteit hebben gevormd en zij juichen verdere samenwerking toe om in voorkomend geval deze betrekkingen verder uit te breiden.
3. De partijen spannen zich in om de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen, onder meer door de bevordering van, in voorkomend geval, de beginselen en doelstellingen van het Verdrag van de Unesco van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.
4. De partijen spannen zich in om de uitwisseling, samenwerking en dialoog tussen hun culturele instellingen en professionals in deze sector in voorkomend geval aan te moedigen en te vergemakkelijken.
ARTIKEL 17
Rampenparaatheid en beheer van noodsituaties
Om de gevolgen van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen te beperken en de weerbaarheid van de samenleving en infrastructuur te vergroten, bevestigen de partijen dat zij vastbesloten zijn de maatregelen op het gebied van preventie, paraatheid, reactie en herstel te bevorderen, door samenwerking op bilateraal en multilateraal niveau naargelang van het geval.
TITEL V
JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID
ARTIKEL 18
Justitiële samenwerking
1. Wat de justitiële samenwerking in strafzaken betreft, streven de partijen ernaar de bestaande samenwerking inzake juridische bijstand en uitlevering te versterken op basis van internationale overeenkomsten. De partijen trachten eveneens, voor zover zulks mogelijk is en binnen hun bevoegdheden ligt, de bestaande mechanismen te versterken en zich waar passend te buigen over de ontwikkeling van nieuwe mechanismen om de samenwerking op dit gebied te vergemakkelijken. Het zou dan bijvoorbeeld gaan om de toetreding tot en tenuitvoerlegging van de relevante internationale instrumenten en nauwere samenwerking met Eurojust.
2. De partijen ontwikkelen in voorkomend geval, binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden, justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, met name wat betreft de onderhandelingen over en de ratificatie en toepassing van multilaterale verdragen inzake samenwerking in burgerlijke zaken, waaronder de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het gebied van internationale juridische samenwerking en procesvoering alsmede de bescherming van kinderen.
ARTIKEL 19
Samenwerking inzake drugsbestrijding
1. Voor zover mogelijk en binnen hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugsvraagstukken. De partijen spannen zich in om:
- de structuren voor de bestrijding van drugs te versterken;
- het aanbod van, de handel in en de vraag naar drugs te beperken;
- de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsmisbruik aan te pakken; en
- de effectiviteit van de structuren die erop gericht zijn het onrechtmatig gebruik van chemische percursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen te beperken, te maximaliseren.
2. De partijen werken samen om deze doelstellingen te verwezenlijken, onder meer door waar mogelijk hun programma's voor technische bijstand te coördineren, en door landen aan te moedigen om de bestaande internationale drugsbestrijdingsverdragen waarbij de Unie of de lidstaten en Canada partij zijn, te ratificeren en te implementeren wanneer zij dat nog niet hebben gedaan. De partijen baseren hun acties op algemeen aanvaarde beginselen die in overeenstemming zijn met de relevante internationale drugsbestrijdingsverdragen en zij eerbiedigen de overkoepelende doelstellingen van de politieke verklaring en het VN-actieplan van 2009 over internationale samenwerking met het oog op een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het drugsprobleem in de wereld aan te pakken.
ARTIKEL 20
Samenwerking inzake rechtshandhaving,
en de
bestrijding van de georganiseerde misdaad en corruptie
1. De partijen streven er naar samen te werken inzake en bij te dragen tot de bestrijding van georganiseerde, economische en financiële misdaad, en van corruptie, namaak, smokkel en illegale transacties, door te voldoen aan hun wederzijdse internationale verplichtingen in dit verband, onder meer met betrekking tot effectieve samenwerking om beslag te leggen op uit corruptie verkregen vermogensbestanddelen.
2. De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving te ontwikkelen, onder meer door met Europol te blijven samenwerken.
3. De partijen spannen zich bovendien in om in voorkomend geval in internationale fora samen te werken om de toetreding tot en de effectieve uitvoering van het VN-Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de aanvullende protocollen, waarbij zij allebei partij zijn, te bevorderen.
4. De partijen spannen zich bovendien in om zo nodig de uitvoering van het VN-Verdrag tegen corruptie te bevorderen, onder meer door middel van een solide evaluatiemechanisme, waarbij met de beginselen van transparantie en deelname van het maatschappelijk middenveld rekening wordt gehouden.
ARTIKEL 21
Witwaspraktijken en de financiering van terrorisme
1. De partijen erkennen de noodzaak om samen te werken bij de preventie van het gebruik van hun financiële stelsels voor het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten, zoals drugshandel en corruptie, en voor de bestrijding van de financiering van terrorisme. Deze samenwerking strekt zich uit, met inachtneming van hun respectieve rechtskaders en wetten, tot de verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen die zijn verworven uit een criminele activiteit.
2. De partijen wisselen in voorkomend geval binnen hun respectieve rechtskaders en wetten informatie uit en nemen passende maatregelen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en zij laten zich hierbij leiden door de aanbevelingen van de Financial Action Task Force en normen van andere internationale instanties op dit gebied.
ARTIKEL 22
Cybercriminaliteit
1. De partijen erkennen dat cybercriminaliteit een wereldwijd probleem is, dat mondiale oplossingen vergt. Hiertoe werken de partijen nauwer samen om, overeenkomstig hun respectieve rechtskaders en wetten, door de uitwisseling van informatie en praktische kennis cybercriminaliteit te voorkomen en te bestrijden. De partijen streven ernaar zo nodig samen te werken om andere staten bijstand en ondersteuning te bieden bij de ontwikkeling van doeltreffende wetten, beleidsmaatregelen en praktijken om cybercriminaliteit, waar deze zich ook manifesteert, te voorkomen en te bestrijden.
2. De partijen wisselen in voorkomend geval binnen hun respectieve rechtskaders en wetten, informatie uit op een aantal gebieden, waaronder onderwijs en de opleiding van cybercriminaliteitsonderzoekers, het verrichten van onderzoeken in verband met cybercriminaliteit en digitaal forensisch onderzoek.
ARTIKEL 23
Migratie, asiel en grensbeheer
1. De partijen herbevestigen hun verbintenis om samen te werken en van gedachten te wisselen binnen hun respectieve rechtskaders en regelgeving op het gebied van migratie (met inbegrip van legale migratie, illegale migratie, mensenhandel, migratie en ontwikkeling), asiel, integratie, visa en grensbeheer.
2. De partijen delen de doelstelling van visumvrij reizen tussen de Unie en Canada voor al hun respectieve onderdanen. De partijen werken samen en stellen alles in het werk om zo spoedig mogelijk visumvrij reizen tussen hun grondgebieden mogelijk te maken voor alle burgers met een geldig paspoort.
3. De partijen werken samen teneinde illegale migratie te voorkomen en te controleren. Hiertoe geldt het volgende:
a) Canada verbindt zich ertoe al zijn onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van een lidstaat, op verzoek van deze lidstaat en, tenzij in een specifieke overeenkomst anders is bepaald, zonder verdere formaliteiten over te nemen;
b) iedere lidstaat verbindt zich ertoe al zijn onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van Canada, op verzoek van Canada en, tenzij in een specifieke overeenkomst anders is bepaald, zonder verdere formaliteiten over te nemen;
c) de lidstaten en Canada verstrekken hun burgers daartoe passende reisdocumenten;
d) de partijen spannen zich in om onderhandelingen aan te gaan over een specifieke overeenkomst om verplichtingen inzake overname vast te stellen, met inbegrip van de overname van onderdanen van derde landen en staatlozen.
ARTIKEL 24
Consulaire bescherming
1. Canada staat toe dat onderdanen van de Unie in Canada een beroep doen op bescherming door diplomatieke of consulaire autoriteiten van elke andere lidstaat, indien de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn niet over een toegankelijke permanente vertegenwoordiging beschikt in Canada.
2. De lidstaten staan toe dat onderdanen van Canada op het grondgebied van elke andere lidstaat een beroep doen op bescherming door diplomatieke of consulaire autoriteiten van elke andere door Canada aangewezen staat indien Canada niet over een toegankelijke permanente vertegenwoordiging beschikt in die lidstaat.
3. De leden 1 en 2 hebben tot doel af te zien van de vereisten inzake kennisgeving en toestemming die anders van toepassing zouden zijn om onderdanen van de Unie en Canada toe te staan te worden vertegenwoordigd door een andere lidstaat dan die waarvan ze onderdaan zijn.
4. De partijen evalueren jaarlijks de administratieve werking van de leden 1 en 2.
ARTIKEL 25
Bescherming van persoonsgegevens
1. De partijen erkennen dat het nodig is persoonsgegevens te beschermen en spannen zich in om samen te werken om hoge internationale standaarden te bevorderen.
2. De partijen erkennen dat het van belang is de fundamentele rechten en vrijheden te beschermen, met inbegrip van het recht op privacy bij de bescherming van persoonsgegevens. Met dit doel verbinden de partijen zich ertoe om, binnen hun respectieve rechtskaders en regelgeving, de verbintenissen die zij zijn aangegaan in verband met deze rechten na te komen, ook tijdens de preventie en bestrijding van terrorisme en andere ernstige misdrijven van grensoverschrijdende aard, met inbegrip van georganiseerde misdaad.
3. De partijen blijven binnen hun respectieve rechtskaders en regelgeving zo nodig op bilateraal en multilateraal niveau samenwerken door middel van dialoog en kennisuitwisseling met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.
TITEL VI
POLITIEKE DIALOOG EN RAADPLEGINGSMECHANISMEN
ARTIKEL 26
Politieke dialoog
De partijen streven ernaar om op doeltreffende en pragmatische wijze hun dialoog en overleg te versterken om hun evoluerende betrekkingen te ondersteunen, hun banden te bevorderen en door middel van hun multilaterale betrokkenheid hun gemeenschappelijke belangen en waarden te verdedigen.
ARTIKEL 27
Raadplegingsmechanismen
1. De partijen gaan een dialoog aan door middel van regelmatige contacten, uitwisselingen en overleg, onder meer in de vorm van:
a) topontmoetingen, jaarlijks of zoals wederzijds overeengekomen, op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders, afwisselend in de Unie en Canada;
b) ontmoetingen op het niveau van de ministers van Buitenlandse Zaken;
c) overleg op ministerieel niveau over beleidsvraagstukken die van wederzijds belang zijn;
d) overleg van ambtenaren op hoog en werkgroepenniveau over vraagstukken van wederzijds belang of briefings en samenwerking inzake belangrijke nationale of internationale ontwikkelingen;
e) bevordering van de uitwisseling van delegaties van het Europees Parlement en het parlement van Canada.
2. Interministerieel comité
a) Hierbij wordt een interministerieel comité opgericht.
b) Het interministerieel comité:
i) vervangt de trans-Atlantische dialoog;
ii) wordt gezamenlijk voorgezeten door de minister van Buitenlandse Zaken van Canada en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid;
iii) komt jaarlijks samen, of zoals wederzijds overeengekomen naargelang van de omstandigheden;
iv) stelt zijn eigen agenda, regels en procedures vast;
v) neemt beslissingen met de goedkeuring van beide partijen;
vi) ontvangt een jaarverslag van het gemengd samenwerkingscomité (JCC) over de stand van zaken van de betrekkingen en doet in dit verband aanbevelingen met betrekking tot het werk van het JCC, met inbegrip van nieuwe gebieden voor toekomstige samenwerking en de regeling van geschillen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst voortvloeien;
vii) bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.
3. Gemengd samenwerkingscomité
a) De partijen richten een gemengd samenwerkingscomité (JCC) op.
b) De partijen zorgen ervoor dat het JCC:
i) prioriteiten aanduidt met betrekking tot de samenwerking tussen de partijen;
ii) toezicht houdt op de ontwikkeling van de strategische betrekkingen tussen de partijen;
iii) een dialoog organiseert en voorstellen doet inzake vraagstukken die van wederzijds belang zijn;
iv) aanbevelingen doet voor efficiëntieverbeteringen, grotere effectiviteit en synergieën tussen de partijen;
v) toeziet op de goede werking van deze overeenkomst;
vi) een jaarverslag aan het interministerieel comité doet toekomen over de stand van zaken van de betrekkingen dat door de partijen openbaar wordt gemaakt, zoals wordt vermeld in lid 2, punt b, subpunt vi), van dit artikel;
vii) op gepaste wijze omgaat met alle zaken die de partijen hem op grond van deze overeenkomst voorleggen;
viii) subcomités opricht om het bij de vervulling van zijn taken bij te staan. Deze subcomités mogen echter geen duplicaat zijn van organen die op grond van andere overeenkomsten zijn opgericht;
ix) situaties beoordeelt waarin een partij van oordeel is dat haar belangen zijn of kunnen worden aangetast door besluitvormingsprocessen op gebieden van samenwerking die niet onder een specifieke overeenkomst vallen.
c) De partijen zorgen ervoor: dat het JCC één keer per jaar afwisselend in de Unie en Canada bijeenkomt; dat speciale vergaderingen van het JCC plaatsvinden wanneer een van de partijen daarom verzoekt; dat het JCC gezamenlijk wordt voorgezeten door een hoge ambtenaar van Canada en een hoge ambtenaar van de Unie; en zijn eigen mandaat vaststelt, met inbegrip van deelname van waarnemers.
d) Het JCC bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen, met voldoende aandacht voor de bevordering van doelmatigheid en efficiëntie bij de vaststelling van de deelname.
e) De partijen komen overeen dat het JCC de comités en gelijkaardige krachtens bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de partijen opgerichte organen kan verzoeken om als onderdeel van een lopend, allesomvattend overzicht van de banden tussen de partijen het JCC op regelmatige basis te informeren over hun activiteiten.
ARTIKEL 28
Nakoming van verplichtingen
1. De partijen treffen, in de door deze overeenkomst belichaamde geest van wederzijds respect en samenwerking, de algemene of bijzondere maatregelen die nodig zijn om aan hun verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen.
2. Als er vragen of geschillen ontstaan met betrekking tot de uitvoering of interpretatie van deze overeenkomst, leveren de partijen extra inspanningen om te overleggen en samen te werken om de kwesties tijdig en op vriendschappelijke wijze op te lossen. Vragen of geschillen worden, indien een van beide partijen daarom verzoekt, aan het JCC voorgelegd voor verdere discussie en onderzoek. De partijen kunnen ook gezamenlijk beslissen deze zaken voor te leggen aan bijzondere subcomités die verslag uitbrengen aan het JCC. De partijen zorgen ervoor dat het JCC of het aangeduide subcomité binnen een redelijke termijn bijeenkomt om geschillen bij de uitvoering of interpretatie van deze overeenkomst op te lossen door middel van tijdige communicatie, een grondige analyse van de feiten, met inbegrip van deskundig advies en wetenschappelijk bewijs indien nodig, en een effectieve dialoog.
3. De partijen herhalen hun sterke gehechtheid aan mensenrechten en non-proliferatie en zijn van oordeel dat een bijzonder ernstige en grove schending van de in artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 2, beschreven verplichtingen als een bijzonder dringend geval kan worden beschouwd. De partijen zijn van oordeel dat een situatie als een "bijzonder ernstige en grove schending" van artikel 2, lid 1, kan worden beschouwd indien de ernst en de aard ervan uitzonderlijk zijn, zoals een staatsgreep of ernstige misdrijven die een bedreiging vormen voor de vrede, de veiligheid en het welzijn van de internationale gemeenschap.
4. Wanneer de xxxxx en aard van een situatie in een derde land als gelijkwaardig aan een bijzonder dringend geval kan worden beschouwd, houden de partijen, wanneer een van beide partijen daarom verzoekt, spoedoverleg om van gedachten te wisselen over de situatie en zich te buigen over mogelijke reacties.
5. In het onwaarschijnlijke en onverwachte geval dat een bijzonder dringend geval zich op het grondgebied van een van de partijen voordoet, kunnen beide partijen een beroep doen op het interministerieel comité. Het interministerieel comité kan het JCC verzoeken om binnen een termijn van 15 dagen spoedoverleg te houden. De partijen verstrekken de relevante informatie en het bewijsmateriaal die nodig zijn voor een diepgaand onderzoek en een tijdige en effectieve afwikkeling van de situatie. Indien het JCC niet in staat is de situatie op te lossen, kan hij de zaak ter bestudering aan het interministerieel comité voorleggen.
6. a) Wanneer het interministerieel comité niet in staat is een bijzonder dringend geval op te lossen, kan elke partij besluiten de bepalingen van deze overeenkomst te schorsen. Het besluit tot schorsing wordt in de Unie met eenparigheid van stemmen genomen. Het besluit tot schorsing wordt in Canada door de overheid van Canada genomen overeenkomstig de daar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Een partij stelt de andere partij onmiddellijk schriftelijk in kennis van het besluit en past het besluit toe gedurende de minimumperiode die nodig is om de kwestie op te lossen op een wijze die voor de partijen aanvaardbaar is.
b) De partijen zien nauwlettend toe op de ontwikkeling van de situatie die de aanleiding was voor dat besluit en die reden kan zijn voor andere passende maatregelen die buiten het kader van deze overeenkomst worden genomen. De partij die een beroep doet op de schorsing of andere maatregelen neemt, trekt deze in, zodra dit gerechtvaardigd is.
7. De partijen erkennen bovendien dat een in lid 3 omschreven bijzonder ernstige en grove schending van de mensenrechten of non-proliferatie reden kan zijn voor de beëindiging van de brede economische en handelsovereenkomst (CETA) tussen de Unie en Canada, overeenkomstig artikel 30.9 van die overeenkomst.
8. Deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor en doet geen afbreuk aan de interpretatie of toepassing van andere overeenkomsten tussen de partijen. Met name de bepalingen inzake geschillenbeslechting van deze overeenkomst dienen niet ter vervanging van of doen op generlei wijze afbreuk aan de bepalingen inzake geschillenbeslechting van andere overeenkomsten tussen de partijen.
TITEL VII
SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 29
Veiligheid en openbaarmaking van informatie
1. Deze overeenkomst doet op generlei wijze afbreuk aan de wet- en regelgeving inzake de toegang van het publiek tot officiële documenten van de Unie, de lidstaten of Canada.
2. Deze overeenkomst wordt niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is om informatie te verstrekken indien die partij van oordeel is dat het strijdig is met de wezenlijke belangen van haar veiligheid om die informatie bekend te maken.
ARTIKEL 30
Inwerkingtreding en beëindiging
1. De partijen stellen elkaar ervan in kennis wanneer zij de interne procedures hebben afgerond die vereist zijn voor de inwerkingtreding van de overeenkomst. De onderhavige overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de laatste kennisgeving.
2. Onverminderd lid 1 passen de Unie en Canada delen van deze overeenkomst op voorlopige basis toe, als bedoeld in dit lid, in afwachting van de inwerkingtreding ervan en in voorkomend geval overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving.
De voorlopige toepassing vangt aan op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de Unie en Canada elkaar in kennis hebben gesteld van het volgende:
a) voor de Unie: dat de voor de voorlopige toepassing vereiste interne procedures zijn voltooid, waarin wordt vermeld welke delen van de overeenkomst op voorlopige basis worden toegepast; en
b) voor Canada: dat de voor de voorlopige toepassing vereiste interne procedures zijn voltooid, waarin wordt vermeld dat Canada instemt met de delen van de overeenkomst die op voorlopige basis worden toegepast.
3. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst op te zeggen. De opzegging wordt zes maanden na de kennisgeving van kracht.
ARTIKEL 31
Wijziging
De partijen kunnen deze overeenkomst met wederzijdse schriftelijke toestemming wijzigen. Deze wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum van de laatste kennisgeving waarbij de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van alle interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van de wijziging.
ARTIKEL 32
Kennisgevingen
De partijen dienen alle kennisgevingen overeenkomstig de artikelen 30 en 31 in bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en het ministerie van buitenlandse zaken, handel en ontwikkeling van Canada of de opvolgers daarvan.
ARTIKEL 33
Territoriale toepassing
Deze overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, elk gebied waarop de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op Canada.
ARTIKEL 34
Definitie van de partijen
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder "de partijen" verstaan: de Europese Unie of haar lidstaten, dan wel de Europese Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Canada, anderzijds.
Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Kroatische, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Roemeense, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechische en Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
NL NL