EN
Nederlandse vertaling
OVEREENKOMST TUSSEN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË
EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË BETREFFENDE LUCHTVERVOER
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË
Partijen zijnde bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart dat op zeven december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld;
Verlangende een overeenkomst te sluiten, ter aanvulling van genoemd Verdrag, met het doel luchtdiensten tot stand te brengen tussen en via hun onderscheiden grondgebieden;
Verlangende de grootst mogelijke beveiliging en veiligheid in het internationaal luchtvervoer te waarborgen;
zijn overeengekomen als volgt:
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst geldt, tenzij het zinsverband anders vereist, dat:
a) de term "Verdrag" betekent het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld en omvat elke Bijlage die krachtens artikel 90 van dat Verdrag is aangenomen en elke wijziging van de Bijlagen of van het Verdrag krachtens de artikelen 90 en 94 daarvan, voor zover die Bijlagen en wijzigingen zijn aangenomen of bekrachtigd door beide Overeenkomstsluitende Partijen;
b) de term "Overeenkomst" betekent deze Overeenkomst met haar Bijlage en alle wijzigingen van de Overeenkomst of de Bijlage;
c) de term "luchtvaartautoriteiten" betekent voor België de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en voor Kaapverdië, de Burgerluchtvaartautoriteit (Agência de Aviação Civil), of in beide gevallen iedere andere autoriteit of persoon die gemachtigd is de functies te vervullen die thans door de genoemde autoriteiten worden vervuld;
d) de termen "grondgebied", "luchtdienst", "internationale luchtdienst", "luchtvaartmaatschappij" en "landing voor andere dan verkeersdoeleinden" hebben onderscheidenlijk de betekenis die hen is toegekend in de artikelen 2 en 96 van het Verdrag;
e) de term "aangewezen luchtvaartmaatschappij" betekent een luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd in overeenstemming met de artikelen 3 en 4 van deze Overeenkomst;
f) de term "overeengekomen diensten" betekent de geregelde luchtdiensten op de routes vastgelegd in de Bijlage bij deze Overeenkomst voor het vervoer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd;
g) de term "tarieven" betekent de prijzen die moeten worden betaald voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht en de voorwaarden waaronder die prijzen van toepassing zijn, met inbegrip van prijzen en voorwaarden voor agentschapsvoering en andere hulpdiensten, echter met uitsluiting van vergoedingen en voorwaarden voor het vervoer van post;
h) de term "verandering van vliegtuigtype" betekent de exploitatie van één van de overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij
waarbij op een deel van de route vliegtuigen van een andere capaciteit worden ingezet dan op een ander deel van de route;
i) de termen "boorduitrustingsstukken", "gronduitrusting", "boordproviand" en "reserveonderdelen" hebben onderscheidenlijk de betekenis die hen is toegekend in Bijlage 9 van het Verdrag;
j) de term "staatsburgers van het Koninkrijk België”, zal worden begrepen als een verwijzing naar staatsburgers van de lidstaten van de Europese Unie;
k) de term “luchtvaartmaatschappijen van het Koninkrijk België” zal worden begrepen als een verwijzing naar luchtvaartmaatschappijen die door het Koninkrijk België zijn aangewezen;
l) de term “EU-verdragen” zal worden begrepen als een verwijzing naar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
ARTIKEL 2
Verlening van rechten
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de volgende rechten voor het uitvoeren van internationale luchtdiensten door de respectieve aangewezen luchtvaartmaatschappijen:
a) om zonder te landen over haar grondgebied te vliegen;
b) om op haar grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden;
c) om op haar grondgebied te landen bij de exploitatie van de routes omschreven in de Bijlage, voor het opnemen en afzetten van passagiers, vracht en post in internationaal vervoer, afzonderlijk of gecombineerd.
2. Geen van de in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten wordt geacht aan een aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij het voorrecht te verlenen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij passagiers, vracht en post op te nemen die bestemd zijn om tegen vergoeding of krachtens een huurcontract te worden vervoerd naar een ander punt op het grondgebied van die andere Overeenkomstsluitende Partij.
ARTIKEL 3
Aanwijzing voor de exploitatie van diensten
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht door middel van een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij één of meerdere luchtvaartmaatschappijen aan te wijzen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage voor die Overeenkomstsluitende Partij omschreven routes.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht door middel van diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanwijzing van een luchtvaartmaatschappij in te trekken en een andere luchtvaartmaatschappij aan te wijzen.
ARTIKEL 4
Machtiging tot de exploitatie van diensten
1. Na ontvangst van een kennisgeving van aanwijzing door een Overeenkomstsluitende Partij verlenen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inachtneming van haar wetten en voorschriften, aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de vereiste vergunningen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten waarvoor die luchtvaartmaatschappijen zijn aangewezen, op voorwaarde dat:
a) in het geval de luchtvaartmaatschappij door België is aangewezen:
i. deze maatschappij overeenkomstig de EU-Verdragen op het grondgebied van België is gevestigd, en houder is van een geldige exploitatievergunning conform het recht van de Europese Unie; en
ii. de lidstaat van de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Bewijs luchtvaartexploitant (AOC - Air Operator's Certificate) daadwerkelijk wettelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij uitoefent en handhaaft, en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk in de aanwijzing is vermeld.
b) in het geval de luchtvaartmaatschappij door Kaapverdië is aangewezen:
i. deze maatschappij op het grondgebied van Kaapverdië is gevestigd, en houder is van een geldige exploitatievergunning conform het in Kaapverdië geldende recht; en
ii. Kaapverdië daadwerkelijk wettelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij uitoefent en handhaaft.
2. Na ontvangst van zulke machtigingen kunnen de luchtvaartmaatschappijen op ieder tijdstip een aanvang maken met de gehele of gedeeltelijke exploitatie van de overeengekomen diensten, op voorwaarde dat de luchtvaartmaatschappijen de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst naleven, dat tarieven vastgesteld zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van deze Overeenkomst, en dat deze luchtdiensten worden uitgevoerd met luchtvaartuigen die ten minste aan de eisen van Bijlage 16, Volume 1, deel 2, Hoofdstuk III (derde uitgave - juli 1993) van het Verdrag voldoen.
.
ARTIKEL 5
Intrekking of schorsing van een machtiging tot exploitatie
1. De luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht de in artikel 4 van deze Overeenkomst vermelde machtigingen aan de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen te weigeren, in te trekken, te schorsen of er, tijdelijk of blijvend, voorwaarden aan te verbinden;
a) indien deze luchtvaartmaatschappijen in gebreke blijven te hunnen genoegen aan te tonen dat zij in staat zijn te voldoen aan de voorwaarden opgelegd door de wetten en voorschriften welke die autoriteiten, in overeenstemming met het Verdrag, gewoonlijk en redelijkerwijs toepassen op de exploitatie van internationale luchtdiensten;
b) indien deze luchtvaartmaatschappijen in gebreke blijven de exploitatie uit te oefenen in overeenstemming met de in deze Overeenkomst gestelde voorwaarden;
c) indien deze luchtvaartmaatschappijen in gebreke blijven de wetten en voorschriften van die Overeenkomstsluitende Partij na te leven;
d) in het geval de luchtvaartmaatschappij door België is aangewezen:
i. als ze niet op het grondgebied van België op grond van de EU- verdragen is gevestigd of geen houder is van een geldige exploitatievergunning conform het recht van de Europese Unie, of
ii. de lidstaat van de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Bewijs luchtvaartexploitant (AOC - Air Operator's Certificate), geen daadwerkelijk wettelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij uitoefent of handhaaft, en de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk in de aanwijzing is vermeld;
e) in het geval de luchtvaartmaatschappij door Kaapverdië is aangewezen:
i. als ze niet is gevestigd op het grondgebied van Kaapverdië of geen houder is van een geldige exploitatievergunning conform het in Kaapverdië geldende recht, of
ii. Kaapverdië geen daadwerkelijk wettelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij uitoefent en handhaaft.
2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten worden slechts
uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig artikel 18 van deze Overeenkomst, tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is teneinde inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen.
ARTIKEL 6
Toepassing van wetten en voorschriften
1. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit haar grondgebied van in de internationale luchtvaart gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zulke luchtvaartuigen dienen te worden nageleefd door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij bij het binnenkomen in of het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het genoemde grondgebied.
2. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende binnenkomst, in- en uitklaring, doorreis, immigratie, paspoorten, douane, valuta, gezondheid en quarantaine dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij en door hun bemanningen en passagiers, of namens hen, alsook met betrekking tot vracht en post te worden nageleefd bij het binnenkomen in of verlaten van en gedurende de doorreis over en het verblijf binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij.
Passagiers op doorreis over het grondgebied van één van de Overeenkomstsluitende Partijen worden ten hoogste onderworpen aan een vereenvoudigde controle.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de passagier op doorreis is naar een bestemming in een staat die partij is bij het Verdrag ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985.
3. Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mag haar eigen of enige andere luchtvaartmaatschappij begunstigen ten opzichte van een luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij die gelijkaardige internationale luchtdiensten uitvoert bij de toepassing van haar voorschriften vermeld in de leden 1 en 2 van dit artikel of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen en luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarop zij toezicht uitoefent.
ARTIKEL 7
Bewijzen, vergunningen en veiligheid
1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van geschiktheid en vergunningen die zijn uitgereikt of geldig verklaard in overeenstemming met de wetten en voorschriften van een Overeenkomstsluitende Partij, met inbegrip, in het geval van België, van de wetten en voorschriften van de Europese Unie, en die nog steeds geldig zijn, worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage vastgelegde routes, voor zover deze bewijzen of vergunningen zijn afgegeven of geldig verklaard overeenkomstig minstens de op grond van het Verdrag vastgestelde minimumnormen.
Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor de erkenning van bewijzen van bevoegdheid en van vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen zijn uitgereikt, te weigeren voor vluchten boven haar eigen grondgebied.
2. Indien de in het eerste lid van dit artikel genoemde bewijzen en vergunningen zijn uitgereikt of geldig verklaard volgens vereisten die afwijken van de krachtens het Verdrag vastgestelde normen, en indien deze afwijking werd betekend aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg overeenkomstig artikel 18 van deze Overeenkomst teneinde zich ervan te vergewissen dat de desbetreffende vereisten voor hen aanvaardbaar zijn.
Indien in aangelegenheden inzake vliegveiligheid geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt, vormt dit een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.
3. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde verzoeken om overleg inzake de door de andere Overeenkomstsluitende Partij voor alle gebieden met betrekking tot vliegtuigbemanningen, luchtvaartuigen of de exploitatie daarvan aangenomen veiligheidsnormen. Dit overleg heeft plaats binnen 30 dagen na dat verzoek.
4. Indien de ene Overeenkomstsluitende Partij, naar aanleiding van dit overleg, van mening is dat de andere Overeenkomstsluitende Partij veiligheidsnormen die ten minste gelijk zijn aan de op grond van het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen, in een zodanig gebied niet effectief handhaaft en toepast, stelt de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis van deze bevindingen en van de stappen die noodzakelijk worden
geacht om aan deze minimumnormen te voldoen, en de andere Overeenkomstsluitende Partij neemt adequate maatregelen tot verbetering. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat binnen 15 dagen of binnen een eventuele overeengekomen langere periode adequate maatregelen te nemen, vormt dit een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst (intrekking, schorsing en wijziging van machtigingen tot exploitatie).
5. Onverminderd de in artikel 33 van het Verdrag van Chicago genoemde verplichting wordt overeengekomen dat elk luchtvaartuig dat door of, op basis van een leaseovereenkomst, namens de luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij op diensten naar of van het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt geëxploiteerd, tijdens het verblijf binnen het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden onderworpen aan een onderzoek door de bevoegde vertegenwoordigers van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan boord van en rond het luchtvaartuig om zowel de geldigheid van de bescheiden van het luchtvaartuig en die van de bemanning als de zichtbare staat van het luchtvaartuig en zijn uitrusting (in dit artikel “platforminspectie” genoemd) te onderzoeken, mits dit niet tot onredelijke vertraging leidt.
6. Indien een dergelijke platforminspectie of reeks platforminspecties aanleiding geeft tot:
a) ernstige bezorgdheid over het feit dat een luchtvaartuig of de exploitatie van een luchtvaartuig niet voldoet aan de overeenkomstig het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen, of
b) ernstige bezorgdheid over het feit dat er gebrek is aan effectieve handhaving en toepassing van de overeenkomstig het Verdrag van Chicago vastgestelde veiligheidsnormen,
staat het de Overeenkomstsluitende Partij die de inspectie uitvoert, vrij, voor de toepassing van artikel 33 van het Verdrag van Chicago, vast te stellen dat de voorschriften op grond waarvan het bewijs of de vergunningen met betrekking tot dat luchtvaartuig of tot de bemanning van dat luchtvaartuig zijn afgegeven of geldig verklaard, of de voorwaarden waaronder het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd, niet gelijk zijn aan noch hoger liggen dan de volgens het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen.
7. Ingeval de toegang tot een luchtvaartuig uitgebaat door of namens de luchtvaartmaatschappij of -maatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij met het oog op een platforminspectie overeenkomstig lid 5 hierboven door de vertegenwoordiger van die luchtvaartmaatschappij of maatschappijen wordt geweigerd, staat het de
andere Overeenkomstsluitende Partij vrij te concluderen dat ernstige bezorgdheid van de soort zoals vermeld in lid 6 hierboven ontstaat en de in dat lid vermelde conclusies te trekken.
8. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor de machtiging tot exploitatie van een luchtvaartmaatschappij of -maatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij onmiddellijk te schorsen of te wijzigen ingeval de eerste Overeenkomstsluitende Partij tot de conclusie komt, hetzij door een platforminspectie, een reeks platforminspecties, een weigering van toegang voor platforminspectie, overleg of anderszins, dat onmiddellijke actie geboden is voor de veilige exploitatie van een luchtvaartmaatschappij.
9. Elke maatregel van een Overeenkomstsluitende Partij in overeenstemming met de leden 4 of 8 hierboven wordt stopgezet zodra de grond voor het nemen van die maatregel ophoudt te bestaan.
10. Wanneer België een luchtvervoerder heeft aangewezen waarop een andere lidstaat van de Europese Unie het wettelijk toezicht uitoefent en handhaaft, zijn de rechten van Kaapverdië, uit hoofde van de veiligheidsvoorschriften van de overeenkomst tussen België en Kaapverdië, op gelijke wijze van toepassing op de vaststelling, naleving of handhaving van de veiligheidsnormen door die andere EU-lidstaat, en op de machtiging tot exploitatie van die luchtvaartmaatschappij.
ARTIKEL 8
Beveiliging van de luchtvaart
1. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen dat hun verplichting in hun wederzijdse betrekkingen de burgerluchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke gedragingen, integraal deel uitmaakt van deze Overeenkomst.
2. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar op verzoek alle nodige bijstand om handelingen van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens en luchtverkeersfaciliteiten en elke andere bedreiging van de veiligheid van de luchtvaart te voorkomen.
3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere
handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart en elke andere multilaterale overeenkomst betreffende de beveiliging van de burgerluchtvaart die bindend is voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
4. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in hun wederzijdse betrekkingen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, uitgevaardigd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als bijlagen van het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart in zoverre dat deze beveiligingsbepalingen van toepassing zijn op de Partijen; zij eisen dat de exploitanten van bij hen ingeschreven luchtvaartuigen of exploitanten die hun hoofdverblijf voor handelspraktijken of hun permanente verblijfplaats op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen hebben, of, in het geval van het Koninkrijk België, de exploitanten van luchtvaartuigen die op grond van de EU-verdragen op zijn grondgebied zijn gevestigd en conform het recht van de Europese Unie geldige exploitatievergunningen hebben, en de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied, handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart.
5. Elke Overeenkomstsluitende Partij aanvaardt dat haar exploitanten van luchtvaartuigen zullen worden verplicht om de voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging met betrekking tot het vertrek uit en het verblijf binnen het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij na te leven conform de wetgeving die van kracht is in dat land, en met inbegrip, in het geval van België, van de wetgeving van de Europese Unie. Elke Overeenkomstsluitende Partij aanvaardt om passende maatregelen te treffen om passagiers, bemanningen en hun handbagage evenals vracht voor het aan boord gaan of het laden te controleren. Elke Overeenkomstsluitende Partij onderzoekt welwillend ieder verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij tot speciale beveiligingsvoorzieningen voor haar luchtvaartuigen of passagiers teneinde aan een bijzondere bedreiging het hoofd te bieden.
6. Wanneer zich een geval of dreiging van een geval van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of enige andere wederrechtelijke gedraging gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens en luchtverkeersfaciliteiten voordoet, verlenen de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar bijstand door het berichtenverkeer te vergemakkelijken en door andere passende maatregelen te nemen, bestemd om aan een dergelijk incident of de dreiging daarvan snel en veilig een einde te stellen.
7. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij afwijkt van de luchtvaartbeveiligingsmaatregelen in dit artikel, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij om onmiddellijk overleg met de luchtvaartautoriteiten van die Partij verzoeken. Indien binnen dertig (30) dagen geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt, vormt dit een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 9
Gebruiksvergoedingen
1. De vergoedingen die op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgelegd voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen door de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen niet hoger zijn dan die welke worden opgelegd aan een nationale luchtvaartmaatschappij van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij die soortgelijke internationale diensten uitvoert.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert het overleg tussen haar autoriteiten die bevoegd zijn de heffingen te innen en de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die van de diensten en voorzieningen gebruik maken; waar mogelijk loopt dit overleg via de organisaties die de luchtvaartmaatschappijen vertegenwoordigen. Van elk voorstel tot wijziging van de gebruiksvergoedingen dient tijdig kennisgeving te worden gedaan teneinde de aangewezen luchtvaartmaatschappijen in staat te stellen hun mening kenbaar te maken voordat de wijzigingen worden ingevoerd.
ARTIKEL 10
Grondafhandelingsdiensten
Onverminderd de wetten en voorschriften van elke Overeenkomstsluitende Partij, met inbegrip, in het geval van het Koninkrijk België, van het recht van de Europese Unie, heeft elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, haar eigen grondafhandeling te verzorgen ("zelfafhandeling") of, indien zij dit verkiest, het recht een keuze te maken tussen concurrerende verleners van volledige of gedeeltelijke grondafhandelingsdiensten.
Waar dergelijke wetten en voorschriften zelfafhandeling beperken of verhinderen en waar er geen daadwerkelijke mededinging is tussen verleners van grondafhandelingsdiensten, zal elke aangewezen luchtvaartmaatschappij op een niet-discriminerende basis worden behandeld voor wat betreft hun toegang tot zelfafhandelings- en grondafhandelingsdiensten verleend door een leverancier of leveranciers.
ARTIKEL 11
Douane en accijnzen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij van invoerbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale, regionale of plaatselijke rechten en lasten op luchtvaartuigen, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksvoorraden, reserveonderdelen met inbegrip van motoren, normale luchtvaartuiguitrusting, gronduitrusting, boordproviand en andere goederen die uitsluitend worden gebruikt of bestemd zijn voor gebruik in verband met de exploitatie of het onderhoud van luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen die de overeengekomen diensten exploiteren, alsmede voorraden gedrukte tickets, luchtvrachtbrieven en drukwerk waarop het embleem van de maatschappij voorkomt en gebruikelijk reclamemateriaal dat door die aangewezen luchtvaartmaatschappijen gratis wordt verspreid.
2. De bij dit artikel toegekende vrijstellingen zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel genoemde goederen ongeacht of zodanige goederen geheel worden gebruikt of verbruikt binnen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de vrijstelling toekent, mits zodanige goederen:
a) worden ingevoerd in het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij door of namens de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, maar niet worden vervreemd binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij;
b) aan boord worden gehouden van de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van één van de Overeenkomstsluitende Partijen bij aankomst op of vertrek uit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;
c) aan boord worden genomen van luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van één van de Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en bestemd zijn voor gebruik bij de exploitatie van de overeengekomen diensten.
3. De normale boorduitrustingsstukken, de gronduitrusting alsmede de materialen en voorraden die zich gewoonlijk aan boord bevinden van luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van één van de Overeenkomstsluitende Partijen, mogen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen met de toestemming van de douaneautoriteiten van dat grondgebied. In dat geval kunnen ze onder toezicht van die autoriteiten worden geplaatst tot het tijdstip waarop ze weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften of -wetgeving een andere bestemming hebben gekregen.
4. Bagage en vracht in direct doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen.
5. De bij dit artikel ingestelde vrijstellingen worden ook verleend wanneer de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij afspraken hebben gemaakt met een andere luchtvaartmaatschappij, die vanwege de andere Overeenkomstsluitende Partij ook zulke vrijstellingen geniet, voor het lenen of overdragen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van de goederen vermeld in lid 1 van dit artikel.
ARTIKEL 12
Capaciteit
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen wederzijds vrije mededinging toestaan bij het aanbieden van het internationaal luchtvervoer waarop deze Overeenkomst betrekking heeft.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij treft alle passende maatregelen binnen haar rechtsmacht ter bestrijding van alle vormen van discriminatie en concurrentievervalsende of marktondermijnende praktijken in de uitoefening van de rechten en aanspraken bepaald in deze Overeenkomst.
3. Er zal geen beperking zijn van de capaciteit en het aantal frequenties en/of van het/de door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen te exploiteren luchtvaartuigtype(s) in geen enkel soort dienst (passagiers, vracht , afzonderlijk of gecombineerd). Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht de frequentie en de capaciteit die het op de overeengekomen diensten aanbiedt, te bepalen.
4. Geen enkele Overeenkomstsluitende Partij zal het verkeersvolume, de frequenties of de regelmaat van een dienst, of het/de door de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere Overeenkomstsluitende Partij geëxploiteerde luchtvaartuigtype(s) eenzijdig beperken, behalve wanneer dit vereist is om technische, operationele, douane- of milieuredenen uit hoofde van uniforme voorwaarden die in overeenstemming zijn met artikel 16 van het Verdrag.
5. Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen schrijft aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere Overeenkomstsluitende Partij verplichte voorrangsverlening (first-refusal requirement), proportionele beperkingen (uplift ratio), een vergoeding wegens afzien van bezwaar (no-objection fee) of enige andere eis voor met betrekking tot capaciteit, frequenties of verkeer die niet verenigbaar zouden zijn met de doelstellingen van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 13
Verandering van vliegtuigtype en gedeelde vluchtcodes
1. Voor elk segment of segmenten van de respectieve routes mag een aangewezen luchtvaartmaatschappij tijdens om het even welke ononderbroken vlucht, wisselen van luchtvaartuigtype op om het even welk punt op de route.
2. Bij de exploitatie of het in stand houden van de op de overeengekomen routes toegestane luchtdiensten mag een aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij regelingen met betrekking tot gedeelde vluchtcodes sluiten met:
• een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van dezelfde Overeenkomstsluitende Staat;
• een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Staat;
• een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van een derde land,
mits alle luchtvaartmaatschappijen in dergelijke overeenkomsten
• de onderliggende verkeersrechten bezitten voor de exploitatie van diensten op de desbetreffende routes en routesecties; en
• voor elk verkocht ticket, de koper ervan op het ogenblik van de aankoop de juiste informatie verschaffen over welke luchtvaartmaatschappij de betrokken dienstsector bedient en over de luchtvaartmaatschappij of - maatschappijen waarmee de koper een overeenkomst aangaat. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij mag bij de uitvoering van de overeengekomen luchtdiensten zoals omschreven in de Bijlage, regelingen met betrekking tot gedeelde vluchtcodes sluiten met een luchtvaartmaatschappij van om het even welke nationaliteit, voor zover deze luchtvaartmaatschappij de nodige route- en verkeersrechten heeft.
ARTIKEL 14
Tarieven
1. De Overeenkomstsluitende Partijen staan toe dat elk van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op één van de in de Bijlage omschreven routes een tarief vaststelt.
2. De tarieven voor vervoer op de overeengekomen diensten van en naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle daarvoor in aanmerking komende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst, de kenmerkende eigenschappen van de dienst en het belang van de gebruikers.
3. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de voorgaande leden van dit artikel, is het de aangewezen luchtvaartmaatschappijen toegestaan om op sectoren van de overeengekomen diensten waarop zij verkeersrechten van de vijfde vrijheid uitoefenen, de tarieven te hanteren die door de luchtvaartmaatschappijen die opereren in derde en vierde vrijheid op diezelfde sectoren worden toegepast.
De prijzen die door de luchtvaartmaatschappijen die opereren in vijfde vrijheid worden gehanteerd, zullen niet lager zijn en de tariefvoorwaarden zullen niet minder restrictief zijn dan die van de luchtvaartmaatschappijen die opereren in derde en vierde vrijheid.
ARTIKEL 15
Personeel
1. Op basis van wederkerigheid mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij eigen vertegenwoordigers hebben alsook de commerciële, operationele en technische personeelsleden die nodig zijn voor de exploitatie van de overeengekomen diensten.
2. Aan zodanige personeelsbehoeften kan naar keuze van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen worden voldaan met eigen personeel van om het even welke nationaliteit of door een beroep te doen op de diensten van om het even welke andere organisatie, firma of luchtvaartmaatschappij die op het
grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij werkzaam is en die toestemming heeft op het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij zodanige diensten te verrichten.
3. De vertegenwoordigers en personeelsleden zijn onderworpen aan de van kracht zijnde wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Overeenkomstig deze wetten en voorschriften verleent elke Overeenkomstsluitende Partij, op basis van wederkerigheid en binnen de kortst mogelijke tijd, de nodige werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde vertegenwoordigers en personeelsleden.
4. In de mate waarin hun nationale wetgevingen dit toestaan, zien beide Overeenkomstsluitende Partijen ervan af werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten verplicht te stellen voor personeelsleden die bepaalde tijdelijke diensten of taken verrichten.
ARTIKEL 16
Verkoop en inkomsten
1. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of, naar eigen goeddunken, via haar vertegenwoordigers, luchtvervoerdiensten te verkopen.
Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht vervoerdiensten te verkopen tegen betaling in de munt van dat grondgebied of, naar eigen goeddunken, in een vrij converteerbare munt van enig ander land.
Eenieder is vrij dergelijke vervoerdiensten te kopen tegen betaling in een munt die door die luchtvaartmaatschappij wordt aanvaard.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht tot het vrijelijk overmaken van het verschil tussen ontvangsten en uitgaven verworven door de aangewezen luchtvaartmaatschappij op haar grondgebied. Zodanige overmakingen geschieden op basis van de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen of, bij ontstentenis van officiële wisselkoersen, tegen de op de markt voor buitenlandse valuta gangbare koersen op de dag waarop de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanvraag tot overmaking indienen. Daarbij worden geen andere lasten dan de normale banklasten op zodanige transacties geheven.
3. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent op basis van wederkerigheid aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijstelling van enigerlei belasting op inkomsten of winsten door deze luchtvaartmaatschappijen verkregen op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij uit de exploitatie van internationale luchtdiensten, alsook van onverschillig welke heffing op omzet of kapitaal.
Deze bepaling is niet van toepassing wanneer tussen de twee Overeenkomstsluitende Partijen een Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting van kracht is die in een zodanige vrijstelling voorziet.
ARTIKEL 17
Uitwisseling van informatie
1. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen wisselen zo snel mogelijk informatie uit betreffende de lopende machtigingen verleend aan hun respectievelijk aangewezen luchtvaartmaatschappijen om diensten te exploiteren naar, via en vanuit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Dit omvat afschriften van de lopende bewijzen en machtigingen voor diensten op de vastgelegde routes, evenals de wijzigingen, vrijstellingsorders en toegestane diensttabellen.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal erop toezien dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappijen, zoveel van tevoren als mogelijk, aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij kopieën verschaffen van tarieven, dienstregelingen, met inbegrip van iedere wijziging daaraan, en alle andere relevante informatie die betrekking heeft op de exploitatie van de overeengekomen diensten, met inbegrip van de informatie over de aangeboden capaciteit op elke vastgelegde route, en elke andere informatie die vereist kan zijn om ten aanzien van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan te tonen dat de bepalingen van deze Overeenkomst degelijk in acht worden genomen.
ARTIKEL 18
Overleg
1. De luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen van tijd tot tijd overleg teneinde een nauwe samenwerking te verzekeren in alles wat verband houdt met de tenuitvoerlegging en de bevredigende naleving van de bepalingen van deze Overeenkomst en haar Bijlage.
2. Dit overleg zal aanvangen binnen een periode van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een verzoek in die zin, tenzij de Overeenkomstsluitende Partijen anderszins overeenkomen.
ARTIKEL 19
Regeling van geschillen
1. Indien tussen de Overeenkomstsluitende Partijen een geschil mocht ontstaan omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen in de eerste plaats dit geschil door onderhandelingen te regelen.
2. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen door middel van onderhandelingen een regeling te treffen, kunnen zij overeenkomen het geschil ter beslechting voor te leggen aan een persoon of instantie, of kan elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen het geschil ter beslechting voorleggen aan een drieledig scheidsgerecht.
3. Het scheidsgerecht wordt samengesteld als volgt:
Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen benoemt een scheidsrechter binnen zestig (60) dagen na het tijdstip waarop de ene Overeenkomstsluitende Partij via diplomatieke weg van de andere Overeenkomstsluitende Partij een verzoek om arbitrage heeft ontvangen. Deze twee scheidsrechters wijzen in onderling overleg een derde scheidsrechter aan binnen een daarop aansluitende periode van zestig (60) dagen.
De derde scheidsrechter is een onderdaan van een derde staat; hij treedt op als voorzitter van het scheidsgerecht en bepaalt de plaats waar dit zal zetelen.
Indien één van de Overeenkomstsluitende Partijen nalaat binnen de aangegeven termijn een scheidsrechter te benoemen of indien de derde scheidsrechter niet binnen de aangegeven termijn wordt aangewezen, kan
door elk van de Overeenkomstsluitende Partijen een verzoek worden gericht tot de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie om, naar gelang het geval, een scheidsrechter of scheidsrechters te benoemen.
4. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe iedere ingevolge het tweede en derde lid van dit artikel tot stand gekomen beslissing of uitspraak na te komen.
Als één van de Overeenkomstsluitende Partijen in gebreke blijft zodanige beslissing na te leven, geeft dit de andere Overeenkomstsluitende Partij grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.
5. De kosten van het scheidsgerecht worden gelijkelijk over de Overeenkomstsluitende Partijen verdeeld.
ARTIKEL 20
Wijzigingen
1. Indien één van beide Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst te wijzigen, kan zij de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoeken. Dit overleg, dat kan plaatsvinden tussen luchtvaartautoriteiten en dat zowel mondeling als bij briefwisseling kan worden gepleegd, vangt aan binnen een termijn van zestig
(60) dagen te rekenen vanaf de datum van het verzoek.
2. Als een algemeen multilateraal luchtvaartverdrag in werking treedt voor beide Overeenkomstsluitende Partijen, hebben de bepalingen van een zodanig verdrag voorrang. Er kan overleg worden gepleegd overeenkomstig het eerste lid van dit artikel teneinde vast te stellen in welke mate de bepalingen van het multilaterale verdrag van invloed zijn op deze Overeenkomst.
3. Alle in zodanig overleg overeengekomen wijzigingen worden van kracht nadat ze door een diplomatieke notawisseling zijn bevestigd.
4. De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat de Routetabel in de Bijlage kan worden gewijzigd door een administratieve regeling, na akkoord tussen de luchtvaartautoriteiten.
ARTIKEL 21
Beëindiging
1. Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk via diplomatieke weg kennisgeving doen van haar besluit om deze Overeenkomst te beëindigen.
Deze mededeling wordt tezelfdertijd verzonden naar de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
2. De Overeenkomst eindigt één (1) jaar na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de mededeling van beëindiging met wederzijdse instemming voor het einde van deze termijn wordt ingetrokken.
Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat bericht van ontvangst te geven, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
ARTIKEL 22
Registratie
Deze Overeenkomst en alle eraan aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
ARTIKEL 23
Inwerkingtreding
Elke Overeenkomstsluitende Partij zal de andere Overeenkomstsluitende Partij via diplomatieke weg kennisgeven dat de grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn volbracht.
De Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van de laatste kennisgeving.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
OPGESTELD in tweevoud te Brussel op 26 oktober 2017 in de Engelse taal.
VOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE: | VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË |
BIJLAGE
ROUTETABEL
1. Routes van de Republiek Kaapverdië
Punten van vertrek | Tussenliggende punten | Punten in België | Verdergelegen punten |
Punten in Kaapverdië | Alle punten | Punten in België | Alle punten |
2. Routes van het Koninkrijk België
Punten van vertrek | Tussenliggende punten | Punten in Kaapverdië | Verdergelegen punten |
Punten in België | Alle punten | Punten in Kaapverdië | Alle punten |
De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Partijen mogen om het even welk punt of punten op de overeengekomen routes overslaan of in een verschillende volgorde exploiteren op om het even welke of alle vluchten, op voorwaarde dat de overeengekomen diensten op de routes beginnen op een punt op het grondgebied van Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij aanwijst.
Verkeersrechten van de vijfde vrijheid zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de betrokken luchtvaartautoriteiten.