Contract
28 (2006) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2006 Nr. 212
A. TITEL
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeen- schappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds;
(met Bijlagen, Protocollen, Slotakte en Verklaringen); Luxemburg, 12 juni 2006
B. TEKST1)
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds
Het Koninkrijk België,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland,
de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland,
de Italiaanse Republiek,
1) De Albanese, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
De Bijlagen bij de Protocollen liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn te vinden op xxxx://xxx-xxx/xxxxxx.xx/xx/xxxxx.xxx
de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Euro- pese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna ,,de lidstaten’’ genoemd, en van
De Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoom- energie,
hierna ,,de Gemeenschap’’ genoemd, enerzijds, en
De gevolmachtigden van de Republiek Albanië, hierna ,,Albanië’’ genoemd,
anderzijds,
Gelet op de sterke banden tussen de partijen en de waarden die zij gemeen hebben, hun verlangen deze banden nog te versterken en op wederkerigheid en wederzijds belang gebaseerde nauwe en langdurige betrekkingen tot stand te brengen die Albanië in staat moeten stellen de betrekkingen met de Gemeenschap en haar lidstaten te versterken en uit te breiden, welke voorheen via de Overeenkomst inzake handel en com- merciële en economische samenwerking van 1992 met de Gemeenschap tot stand zijn gebracht;
Gelet op het belang van deze overeenkomst voor het stabilisatie- en associatieproces met de landen van Zuidoost-Europa voor de totstand-
brenging en handhaving van een op samenwerking gebaseerde stabiele orde in Europa, waarvan de Europese Unie een steunpilaar is, en voor het stabiliteitspact;
Gelet op de verbintenis van de partijen dat zij met alle mogelijke mid- delen zullen bijdragen tot politieke, economische en institutionele stabi- lisatie, in Albanië en in de gehele regio, door de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en door democratisering, institutionele op- bouw en hervorming van het openbaar bestuur, regionale handels- integratie en versterkte economische samenwerking, alsmede door sa- menwerking op veel uiteenlopende gebieden, met name op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, en versterking van de nationale en regionale veiligheid;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de politieke en economi- sche vrijheden te stimuleren als grondslag van deze overeenkomst, de mensenrechten te eerbiedigen en de rechtsstaat te handhaven, inclusief de rechten van leden van nationale minderheden, alsmede de democra- tische beginselen, op basis van een meerpartijenstelsel met vrije en eer- lijke verkiezingen;
Gelet op de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Ver- enigde Naties, de OVSE, met name die van de Slotakte van Helsinki, de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, en het Stabiliteitspact voor Zuidoost- Europa, teneinde bij te dragen tot regionale stabiliteit en samenwerking tussen de landen van de regio;
Gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van de vrijemarkteconomie en de bereidheid van de Gemeenschap om aan de economische hervormingen in Albanië bij te dragen;
Gelet op het belang dat de partijen hechten aan vrijhandel, overeen- komstig de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de WTO;
Gelet op de wens van de partijen om de regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ontwikkelen, met inbegrip van regionale aspecten, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de georganiseerde misdaad te bestrijden en beter samen te werken in de strijd tegen terrorisme, op basis van de verklaring van de Europese Conferentie van 20 oktober 2001;
Overtuigd dat deze overeenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, in het bijzonder voor de ontwikkeling van handel en investeringen, factoren van cruciaal belang voor de economische herstructurering en modernisering;
Gelet op de verbintenis van Albanië om zijn wetgeving aan te passen aan die van de Gemeenschap en om die daadwerkelijk ten uitvoer te leg- gen;
Rekening houdend met de bereidheid van de Gemeenschap om door- slaggevende steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van hervormin- gen en daartoe gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand, op een brede, indicatieve meerjarige basis;
Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdragsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Albanië ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeen- schap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Vere- nigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
Wijzend op de top van Zagreb, waarop werd opgeroepen tot verdere consolidatie van de betrekkingen tussen de landen die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces en de Europese Unie, alsmede tot intensievere samenwerking in de regio;
Eraan herinnerend dat de top van Thessaloniki het stabilisatie- en associatieproces heeft bevestigd als het beleidskader voor de betrekkin- gen van de Europese Unie met de landen op de Westelijke Balkan en dat die landen naargelang van hun individuele voortgang en prestaties met betrekking tot de hervormingen uitzicht hebben op toetreding tot de Europese Unie;
Wijzend op het Memorandum van Overeenstemming inzake handels- bevordering en liberalisering, dat op 27 juni 2001 is ondertekend in Brussel en waarbij Albanië zich, samen met andere landen in de regio, ertoe heeft verbonden onderhandelingen te voeren over een netwerk van bilaterale vrijhandelsovereenkomsten, ter versterking van het vermogen van de regio om investeringen aan te trekken en om de vooruitzichten op integratie van de regio in de wereldeconomie te verbeteren;
Wijzend op de bereidheid van de Europese Unie om Albanië zo vol- ledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa, en op de status van het land als een potentiële kandidaat voor het lidmaatschap van de Europese Unie op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het voldoen aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefinieerde criteria, onder voorbehoud van de suc- cesvolle tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name wat betreft regionale samenwerking,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Albanië anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
– de inspanningen van Albanië te ondersteunen om de democratie en de rechtsstaat te versterken;
– bij te dragen aan de politieke, economische en institutionele stabi- liteit in Albanië, alsmede aan de stabilisatie van de regio;
– een passend kader voor de politieke dialoog tot stand te brengen, zodat nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen kunnen ontstaan;
– de inspanningen van Albanië voor de ontwikkeling van de econo- mische en internationale samenwerking te ondersteunen, ook door de aanpassing van zijn wetgeving aan die van de Gemeenschap;
– de inspanningen van Albanië te ondersteunen om de overgang naar een markteconomie te voltooien, harmonieuze economische betrekkin- gen te bevorderen en geleidelijk een vrijhandelszone tussen de Gemeen- schap en Albanië in te stellen;
– de regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze over- eenkomst vallen te bevorderen.
TITEL I GRONDBEGINSELEN
Artikel 2
De eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrech- ten, zoals vervat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en gedefinieerd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa, de eerbiediging van de internationale rechtsbeginselen, de rechtsstaat alsook de beginselen van de markteconomie, zoals be- schreven in het document van de CVSE-conferentie van Bonn inzake economische samenwerking, liggen ten grondslag aan het interne en externe beleid van de partijen en zijn essentiële elementen van deze overeenkomst.
Artikel 3
Internationale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap staan centraal in het stabilisatie- en associatieproces, als bedoeld in de conclusies van de Raad van de Euro- pese Unie van 21 juni 1999. De sluiting en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst geschieden in het kader van de conclusies van de
Raad van de Europese Unie van 29 april 1997, en zijn gebaseerd op de afzonderlijke verdiensten van Albanië.
Artikel 4
Albanië verbindt zich ertoe voort te gaan op de weg naar samenwer- king en bevordering van de betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio, wat mede inhoudt dat een passend niveau van wederzijdse concessies op het gebied van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten wordt ingesteld en dat projecten van wederzijds belang worden ontwikkeld, met name inzake de bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie, witwassen van geld, illegale migratie en smokkel, met name van mensen en drugs. Deze verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot de regionale sta- biliteit.
Artikel 5
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan de bestrijding van terrorisme en de nakoming van internationale verplich- tingen op dit gebied.
Artikel 6
De associatie wordt geleidelijk ingevoerd; zij wordt volledig tot stand gebracht in een overgangsperiode van maximaal 10 jaar, die in twee fasen uiteenvalt.
Die twee fasen zijn niet van toepassing op titel IV, waarvoor in die titel een specifiek tijdsschema is vastgesteld.
De opsplitsing in twee op elkaar volgende fasen is bedoeld om de toe- passing van de overeenkomst tussentijds grondig te kunnen toetsen. Op het gebied van harmonisatie van de wetgeving en rechtshandhaving moet de aandacht van Albanië tijdens de eerste fase vooral uitgaan naar de fundamentele elementen van het acquis, waarvoor specifieke criteria worden geformuleerd, zoals beschreven in titel VI.
De bij artikel 116 opgerichte Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden de toepassing van deze overeenkomst en de verwezen- lijking door Albanië van de juridische, bestuurlijke, institutionele en eco- nomische hervormingen, in het licht van de preambule en in overeen- stemming met de algemene principes van deze overeenkomst.
De eerste fase begint wanneer de overeenkomst in werking treedt. In de loop van het vijfde jaar beoordeelt de Stabilisatie- en associatieraad de door Albanië geboekte vooruitgang en besluit of die vooruitgang vol- doende is om over te gaan naar de tweede fase op weg naar volledige associatie. De Stabilisatie- en associatieraad beslist ook over eventuele specifieke bepalingen die noodzakelijk worden geacht voor de tweede fase.
Artikel 7
De overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de GATT 1994 en artikel V van de GATS, en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.
TITEL II POLITIEKE DIALOOG
Artikel 8
1. In het kader van deze overeenkomst wordt de politieke dialoog tus- sen de partijen verder ontwikkeld. Deze dialoog begeleidt en consoli- deert de toenadering tussen de Europese Unie en Albanië en draagt bij tot de totstandbrenging van nauwe solidariteitsbanden en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.
2. De politieke dialoog moet met name bijdragen tot het bevorderen van:
– de volledige integratie van Albanië in de gemeenschap van demo- cratische naties en de geleidelijke toenadering tot de Europese Unie;
– verdere convergentie van de standpunten van de partijen over inter- nationale vraagstukken, onder meer door passende uitwisseling van informatie, met name waar het aangelegenheden betreft die belangrijke gevolgen voor de partijen kunnen hebben;
– regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap;
– gezamenlijke standpunten inzake veiligheid en stabiliteit in Europa, met inbegrip van samenwerking op de gebieden die vallen onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.
3. De partijen zijn van mening dat de proliferatie van massa- vernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zo- wel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedrei- gingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen derhalve overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van de internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere interna- tionale verplichtingen op dat gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element is van deze overeenkomst, en deel uitmaakt van de politieke dialoog die deze elementen begeleidt en con- solideert.
De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dra- gen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en hun overbrengings- middelen:
– door maatregelen te nemen, gericht op de ondertekening of de rati- ficatie van alle andere internationale instrumenten ter zake, of, in voor- komend geval, op aansluiting daarbij, en op de volledige tenuitvoerleg- ging daarvan;
– door de instelling van een effectief stelsel van nationale export- controles met het oog op de beheersing van uitvoer en doorvoer van goe- deren die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van tech- nologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op over- treding van de exportcontroles.
De politieke dialoog hierover kan op regionale basis plaatsvinden.
Artikel 9
1. De politieke dialoog vindt plaats binnen de Stabilisatie- en associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen hem voorleggen.
2. Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de vol- gende vormen aannemen:
– voor zover nodig, bijeenkomsten op het niveau van hoge ambtena- ren, die enerzijds Albanië vertegenwoordigen, en anderzijds het voorzit- terschap van de Raad van de Europese Unie en de Commissie;
– optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Ver- enigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en andere internationale fora;
– alle andere middelen die een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de consolidatie, ontwikkeling en intensivering van de dialoog.
Artikel 10
Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het bij artikel 122 ingestelde Parlementair Stabilisatie- en associatie- comité.
Artikel 11
De politieke dialoog kan plaatsvinden in multilateraal verband, of als regionale dialoog waarbij andere landen in de regio betrokken zijn.
TITEL III REGIONALE SAMENWERKING
Artikel 12
In overeenstemming met zijn verbintenis op het gebied van interna- tionale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrek- kingen van goed nabuurschap, moet Albanië de regionale samenwerking
actief steunen. Ook kan de Gemeenschap, via haar programma’s voor technische bijstand, projecten steunen met een regionale of grens- overschrijdende dimensie.
Telkens wanneer Albanië voornemens is de samenwerking met een van de in de artikelen 13, 14 en 15 genoemde landen te intensiveren, stelt het de Gemeenschap en haar lidstaten daarvan in kennis en voert het overleg met hen overeenkomstig de bepalingen van titel X.
Albanië moet bestaande bilaterale overeenkomsten met partners in de regio herzien, dan wel nieuwe overeenkomsten sluiten, om ervoor te zor- gen dat deze verenigbaar zijn met de beginselen die worden genoemd in het Memorandum van Overeenstemming inzake handelsbevordering en liberalisering, dat op 27 juni 2001 in Brussel is ondertekend.
Artikel 13
Samenwerking met andere landen die een Stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben gesloten
Na de ondertekening van deze overeenkomst opent Albanië met de landen die reeds een Stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend, onderhandelingen over de sluiting van bilaterale overeen- komsten inzake regionale samenwerking, waarvan het doel is de samen- werking tussen de betrokken landen uit te breiden.
De hoofdelementen van dergelijke overeenkomsten zijn:
– politieke dialoog;
– de totstandbrenging van een vrijhandelszone tussen de partijen die verenigbaar is met de relevante WTO-bepalingen;
– wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer en an- dere beleidsterreinen die betrekking hebben op het verkeer van perso- nen, op een niveau dat gelijkwaardig is met dat in deze overeenkomst;
– bepalingen inzake samenwerking op andere, al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name justitie en binnenlandse zaken.
Deze overeenkomsten zullen in voorkomend geval bepalingen omvat- ten met betrekking tot de oprichting van de nodige institutionele mecha- nismen.
Deze overeenkomsten worden gesloten binnen twee jaar na de inwer- kingtreding van deze overeenkomst. De bereidheid van Albanië om deze overeenkomsten te sluiten is een voorwaarde voor de verdere ontwikke- ling van de betrekkingen tussen Albanië en de Europese Unie.
Albanië opent vergelijkbare onderhandelingen met de resterende lan- den van de regio, zodra deze landen een Stabilisatie- en associatie- overeenkomst hebben gesloten.
Artikel 14
Samenwerking met andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen
Albanië streeft naar regionale samenwerking met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen op sommige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsgebieden, met name die van wederzijds belang. Deze samenwerking moet verenigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze overeenkomst.
Artikel 15
Samenwerking met landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie
1. Albanië kan met elk land dat kandidaat is voor toetreding tot de Europese Unie de samenwerking versterken en een overeenkomst slui- ten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeen- komst vallende samenwerkingsterreinen. Een dergelijke overeenkomst moet de bilaterale betrekkingen tussen Albanië en dat land geleidelijk afstemmen op het relevante onderdeel van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.
2. Albanië moet onderhandelingen openen met Turkije om op een tot wederzijds voordeel strekkende basis een overeenkomst te sluiten, waar- bij een vrijhandelszone tussen beide partijen wordt ingesteld overeen- komstig artikel XXIV van de GATT, alsmede het onderling opzetten en verlenen van diensten wordt geliberaliseerd op een niveau dat gelijk- waardig is aan dat van deze overeenkomst, volgens artikel V van de GATS.
Deze onderhandelingen moeten zo snel mogelijk worden geopend om een dergelijke overeenkomst voor het einde van de in artikel 16, lid 1, genoemde overgangsperiode te kunnen sluiten.
TITEL IV
VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN
Artikel 16
1. De Gemeenschap en Albanië brengen in de loop van een over- gangsperiode van ten hoogste zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst geleidelijk een vrijhandelszone tot stand overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, de GATT 1994 en de WTO. Daarbij houden zij rekening met de hieronder vermelde specifieke eisen.
2. In het handelsverkeer tussen de twee partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
3. Het basisrecht waarop de in de overeenkomst vastgestelde opeen- volgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product het recht dat erga omnes daadwerkelijk wordt toegepast op de dag voorafgaand aan de datum van ondertekening van de overeenkomst.
4. De verlaagde rechten die door Albanië moeten worden toegepast en die overeenkomstig de in deze overeenkomst vastgestelde regels moeten worden berekend, worden volgens gebruikelijke rekenkundige principes afgerond op hele getallen. Daarom moeten alle cijfers met 50 of minder achter de komma naar beneden worden afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal en alle cijfers met meer dan 50 achter de komma naar boven worden afgerond tot het dichtstbijzijnde hele getal.
5. Indien na de ondertekening van deze overeenkomst tarief- verlagingen op erga-omnesgrondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO, komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen toepassing vinden in de plaats van de in lid 3 bedoelde basisrechten.
6. De Gemeenschap en Albanië stellen elkaar in kennis van hun res- pectieve basisrechten.
HOOFDSTUK I INDUSTRIEPRODUCTEN
Artikel 17
1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië, vermeld in de hoofdstuk- ken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzon- dering van de producten genoemd in bijlage 1, punt I, onder ii), van de Overeenkomst inzake de landbouw (GATT 1994).
2. De handel tussen de partijen in producten die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallen, geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van dat Verdrag.
Artikel 18
1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeen- schap van producten van oorsprong uit Albanië, worden bij de inwer- kingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
2. De kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Gemeenschap en de maatregelen van gelijke werking worden voor de producten van oor- sprong uit Albanië opgeheven op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
Artikel 19
1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Albanië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, andere dan de in bijlage I genoemde, worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afge- schaft.
2. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Albanië van de producten van oorsprong uit de Gemeenschap, vermeld in bijlage I, worden geleidelijk verlaagd volgens onderstaand tijdschema:
– bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden de invoer- rechten verlaagd tot 80% van het basisrecht;
– op 1 januari van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle invoerrechten verlaagd tot 60% van het basis- recht;
– op 1 januari van het tweede jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle invoerrechten verlaagd tot 40% van het basis- recht;
– op 1 januari van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle invoerrechten verlaagd tot 20% van het basis- recht;
– op 1 januari van het vierde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle invoerrechten verlaagd tot 10% van het basis- recht;
– op 1 januari van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden de resterende invoerrechten afgeschaft.
3. De kwantitatieve beperkingen bij invoer in Albanië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
Artikel 20
De Gemeenschap en Albanië schaffen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst in hun onderlinge handelsverkeer alle heffingen van gelijke werking als douanerechten bij invoer af.
Artikel 21
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Ge- meenschap en Albanië alle douanerechten bij uitvoer en heffingen van gelijke werking af.
2. De Gemeenschap en Albanië schaffen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle kwantitatieve beperkingen bij de uitvoer en alle maatregelen van gelijke werking af.
Artikel 22
Albanië verklaart zich bereid zijn douanerechten in het handelsver- keer met de Gemeenschap sneller te verlagen dan in artikel 19 bepaald, indien de algemene economische situatie in dat land en de situatie in de betrokken sector van de economie zulks mogelijk maken.
De Stabilisatie- en associatieraad analyseert de situatie dienaangaande en doet daarover aanbevelingen.
Artikel 23
Protocol 1 bevat de regeling voor ijzer- en staalproducten die onder hoofdstuk 72 en 73 van de gecombineerde nomenclatuur vallen.
HOOFDSTUK II LANDBOUW EN VISSERIJ
Artikel 24
Definities
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië.
2. Met ,,landbouw- en visserijproducten’’ worden de producten be- doeld die vermeld zijn in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en in bijlage 1, punt 1, onder ii), bij de Overeenkomst inzake de landbouw (GATT 1994).
3. Deze definitie omvat ook vis en visserijproducten die vallen onder hoofdstuk 3, posten 1604 en 1605, en onderverdelingen 0511 91, 2301 20 00 en 1902 20 10.
Artikel 25
Protocol 2 bevat de handelsregeling voor de daarin genoemde ver- werkte landbouwproducten.
Artikel 26
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit Albanië.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Albanië alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke wer- king af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserij- producten van oorsprong uit de Gemeenschap.
Artikel 27
Landbouwproducten
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en heffingen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oor- sprong uit Albanië, andere dan die van de posten 0102, 0201, 0202, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur.
Voor de producten die vallen onder hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douane- tarief in een ,,ad valorem’’ douanerecht en een specifiek douanerecht voorziet, is de afschaffing uitsluitend op het ,,ad valorem’’-deel van de douanerechten van toepassing.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst ver- leent de Gemeenschap rechtenvrije toegang aan invoer in de Gemeen- schap voor producten van de posten 1701 en 1702 van de gecombi- neerde nomenclatuur van oorsprong uit Albanië, binnen de grenzen van de jaarlijkse tariefcontingenten van 1000 ton.
3. Met ingang van de inwerkingtreding van de overeenkomst moet Albanië:
a. de douanerechten afschaffen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde in bijlage II a vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap;
b. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van be- paalde in bijlage II b vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap geleidelijk verminderen in overeenstemming met het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema;
c. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van be- paalde in bijlage II c vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap afschaffen binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor de betrokken producten zijn vermeld.
4. In protocol 3 is de regeling neergelegd die van toepassing is op de daarin genoemde wijn en gedistilleerde dranken.
Artikel 28
Visserijproducten
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten op vis en visserijproducten van oor- sprong uit Albanië, andere dan die vermeld in bijlage III, af. Op de in bijlage III vermelde producten zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing.
2. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, past Albanië geen douanerechten of heffingen van gelijke werking meer toe op vis en vis- serijproducten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap.
Artikel 29
Rekening houdend met de omvang van het handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoe- ligheden van die producten, de regels van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Gemeenschap en het landbouw- en visserijbeleid van Albanië, de rol van landbouw en visserij in de Alba- nese economie en de gevolgen van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de WTO, onderzoeken de Gemeenschap en Albanië bin- nen zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in de Stabilisatie- en associatieraad per product, systematisch en op basis van passende wederkerigheid, de mogelijkheden om elkaar verdere conces- sies te verlenen teneinde de handel in landbouw- en visserijproducten verder te liberaliseren.
Artikel 30
De bepalingen van dit hoofdstuk vormen in geen geval een belemme- ring voor de eenzijdige toepassing van gunstiger maatregelen door een van de partijen.
Artikel 31
Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, en met name die van de artikelen 38 en 43, plegen beide partijen, indien, wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouw- en visserijproducten, de invoer van producten van oorsprong uit een partij waarvoor de concessies uit hoofde van de artikelen 25, 27 en 28 zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt of voor de bin- nenlandse regulerende mechanismen van de andere partij, zo spoedig mogelijk overleg om een passende oplossing te vinden voor het pro- bleem. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de pas- sende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.
HOOFDSTUK III GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 32
Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk of in de pro- tocollen 1, 2 of 3 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de handel tussen de partijen in alle producten.
Artikel 33
Standstill
1. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, mogen in het handels- verkeer tussen de Gemeenschap en Albanië geen nieuwe douanerechten
bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking worden inge- steld, noch mogen de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn, worden verhoogd.
2. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, worden in het han- delsverkeer tussen de Gemeenschap en Albanië geen nieuwe kwantita- tieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking ingesteld, noch worden reeds bestaande beperkingen restrictie- ver gemaakt.
3. Onverminderd de overeenkomstig artikel 26 verleende concessies vormen de bepalingen van de leden 1 en 2 van dit artikel in geen enkel opzicht een beletsel voor de voortzetting van het landbouwbeleid van Albanië en van de Gemeenschap, noch voor het nemen van enige maat- regel in het kader van dit beleid, voorzover de invoerregeling in de bij- lagen II en III daardoor niet wordt beïnvloed.
Artikel 34
Verbod op fiscale discriminatie
1. Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, direct of indirect, discrimineren tus- sen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oor- sprong uit het grondgebied van de andere partij, en schaffen dergelijke bestaande maatregelen of praktijken af.
2. De teruggave van binnenlandse indirecte belastingen voor produc- ten die naar het grondgebied van een van de partijen worden uitgevoerd, mag niet hoger zijn dan de daarop geheven indirecte belastingen.
Artikel 35
De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
Artikel 36
Douane-unies, vrijhandelszones, regelingen voor grensverkeer
1. De overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grens- verkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsakkoorden daardoor niet worden gewijzigd.
2. Gedurende de in artikel 19 vermelde overgangsperioden mag deze overeenkomst geen invloed hebben op de tenuitvoerlegging van de spe- cifieke preferentiële regelingen voor het goederenverkeer die ofwel zijn vastgelegd in grensovereenkomsten die eerder zijn gesloten tussen een
of meer lidstaten en Albanië, ofwel voortvloeien uit de in titel III gespe- cificeerde bilaterale overeenkomsten die door Albanië zijn gesloten ter bevordering van de regionale handel.
3. De partijen plegen in de Stabilisatie- en associatieraad overleg over de in de leden 1 en 2 beschreven overeenkomsten en, desgewenst, over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun respectieve han- delspolitiek ten aanzien van derde landen. Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeen- schap, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de Gemeenschap en Albanië als omschreven in deze overeenkomst.
Artikel 37
Dumping en subsidiëring
1. De bepalingen in deze overeenkomst beletten de partijen niet handelsbeschermingsmaatregelen overeenkomstig lid 2 en artikel 38 te treffen.
2. Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt en/of tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies worden gegeven, kan die partij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO- overeenkomst betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994, de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, en haar eigen wetgeving terzake.
Artikel 38
Algemene vrijwaringsclausule
1. De bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen zijn van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.
2. Wanneer een product uit een van de partijen in de andere partij wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zoda- nige omstandigheden dat zij:
– ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van de invoerende partij; of
– bepaalde sectoren van de economie ernstig verstoren of dreigen te verstoren of moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken die een ernstige verslechtering van de economische situatie in een regio van de invoerende partij ten gevolge kunnen hebben,
kan de invoerende partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
3. Bilaterale vrijwaringsmaatregelen die gericht zijn tegen invoer uit de andere partij mogen niet meer inhouden dat wat nodig is om de gere- zen moeilijkheden te compenseren, en bestaan normaliter uit de opschor-
ting van de verdere verlaging van een heffing of recht krachtens deze overeenkomst voor het betrokken product of een verhoging daarvan voor dat product tot een maximum dat overeenkomt met het meest- begunstigingsrecht voor dat product. Dergelijke maatregelen bevatten duidelijke elementen die uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode geleidelijk leiden tot de intrekking ervan, en mogen niet voor een periode langer dan één jaar worden genomen. In zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen maatregelen worden genomen voor een totale maximumtermijn van drie jaar. Ten aanzien van de invoer van een pro- duct waartegen reeds eerder vrijwaringsmaatregelen zijn genomen, mo- gen gedurende een periode van ten minste drie jaar na het verstrijken van deze maatregelen niet opnieuw bilaterale vrijwaringsmaatregelen worden genomen.
4. In de in dit artikel genoemde gevallen verstrekt de Gemeenschap of Albanië, vóór de in dit artikel bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop het bepaalde in lid 5, onder b, van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
5. Voor de tenuitvoerlegging van het bovenstaande gelden de vol- gende bepalingen:
a. De moeilijkheden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde situatie worden ter bespreking voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatieraad, die alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een oplossing te vinden voor deze moeilijkheden.
Indien de Stabilisatie- en associatieraad of de exporterende partij niet binnen 30 dagen nadat de kwestie aan die raad is voorgelegd, een beslis- sing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden, en indien geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem in overeenstem- ming met dit artikel op te lossen. Bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Vrijwarings- maatregelen die overeenkomstig artikel XIX van de GATT en de WTO- overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, dienen het niveau en de marges van de bij deze overeenkomst toegekende pre- ferenties in stand te houden.
b. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddel- lijk maatregelen vereisen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek on- mogelijk maken, kan de betrokken partij, in de in dit artikel vermelde omstandigheden, onmiddellijk de nodige vrijwaringsmaatregelen nemen, op voorwaarde dat zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis stelt.
De vrijwaringsmaatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in deze raad op gezette tij- den aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema
vast te stellen voor de afschaffing ervan, zodra de omstandigheden dat mogelijk maken.
6. Wanneer de Gemeenschap of Albanië de invoer van producten die de in dit artikel bedoelde moeilijkheden kunnen doen rijzen aan een administratieve procedure onderwerpen die ten doel heeft snel informa- tie te verschaffen over de tendens van de handelsstromen, stelt de betrok- ken partij de andere partij daarvan in kennis.
Artikel 39
Tekortclausule
1. Wanneer naleving van de bepalingen van deze titel leidt tot:
a. een ernstig tekort of een dreigend ernstig tekort aan levensmidde- len of andere producten die voor de exporterende partij van wezenlijk belang zijn, of
b. wederuitvoer naar een derde land van een product waarop de exporterende partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, en de bovenge- noemde situaties aanleiding geven of vermoedelijk aanleiding zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan die partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
2. Bij de keuze van deze maatregelen wordt prioriteit gegeven aan die welke de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Dergelijke maatregelen mogen niet worden toege- past op een wijze die in gelijke omstandigheden willekeurige of onrecht- vaardige discriminatie of een verkapte beperking van het handelsverkeer zou inhouden, en moeten worden opgeheven zodra de omstandigheden verdere handhaving niet meer rechtvaardigen.
3. De Gemeenschap of Albanië verstrekt, alvorens de in lid 1 be- doelde maatregelen te nemen, of in de gevallen waarin lid 4 van toepas- sing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en associatieraad alle rele- vante informatie om de raad in staat te stellen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor het probleem te vinden. De partijen kunnen in de Stabilisatie- en associatieraad besluiten tot maatregelen die nodig zijn om de moeilijkheden te beëindigen. Indien dertig dagen nadat de zaak aan de Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd geen overeen- stemming is bereikt, kan de exporterende partij uit hoofde van dit arti- kel maatregelen toepassen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.
4. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddel- lijk maatregelen vereisen, voorafgaande kennisgeving of voorafgaand onderzoek onmogelijk maken, kan de betrokken partij, hetzij de Ge- meenschap, hetzij Albanië, om het probleem op te lossen onmiddellijk
voorzorgsmaatregelen nemen, op voorwaarde dat zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis stelt.
5. Alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en wor- den in die raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.
Artikel 40
Staatsmonopolies
Albanië past alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodat er uiterlijk aan het einde van het vierde jaar na inwerkingtre- ding van deze overeenkomst geen sprake meer is van discriminatie tus- sen onderdanen van de lidstaten en van Albanië ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht. De Stabilisatie- en associatieraad wordt in kennis gesteld van de maatregelen die daartoe worden genomen.
Artikel 41
Behalve indien anders bepaald in deze overeenkomst, zijn de oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst in protocol 4 vastgesteld.
Artikel 42
Toegestane beperkingen
Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaar- digd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescherming van het nationale artis- tieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of regels betreffende goud en zilver. Dergelijke verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
Artikel 43
1. De partijen komen overeen dat administratieve samenwerking es- sentieel is voor de uitvoering van en controle op de preferentiële behan- deling die op grond van deze titel wordt verleend en benadrukken zich te zullen inzetten om onregelmatigheden en fraude in douane- en aan- verwante aangelegenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de con- clusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich uit hoofde van deze titel onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële regeling ten aanzien van de betrokken producten overeenkomstig dit artikel tijdelijk opschorten.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder niet verlenen van administratieve medewerking verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichtingen om de oor- sprong van de betrokken producten te controleren,
b. het herhaaldelijk weigeren de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren toestemming te verlenen om admini- stratieve samenwerkingsmissies uit te voeren om de authenticiteit van documenten of de juistheid van informatie te controleren die van belang zijn voor de betrokken preferentiële regeling, of onnodige vertraging daarbij.
Voor de doeleinden van dit artikel is onder andere sprake van onre- gelmatigheden of fraude wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daar een bevredigende verklaring voor is, wanneer die invoer het gebruikelijke niveau van de productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging verband houdt met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. De partij die op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, moet het Stabilisatie- en associatiecomité onverwijld kennis geven van haar conclusies, en deze kennisgeving vergezeld doen gaan van de objectieve informatie en in overleg treden met het Stabilisatie- en associatiecomité, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplos- sing te vinden.
b. Wanneer de partijen in overleg zijn getreden in het kader van het Stabilisatie- en associatiecomité en het niet binnen drie maanden na die kennisgeving eens zijn geworden over een aanvaardbare oplossing, kan de betrokken partij de preferentiële regeling voor de betrokken produc- ten tijdelijk opschorten. Het Stabilisatie- en associatiecomité moet on- verwijld van een tijdelijke opschorting in kennis worden gesteld.
c. Tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel mogen alleen die- nen ter bescherming van de financiële belangen van de betrokken partij. De schorsingen duren uiterlijk zes maanden, maar zij mogen wel wor- den verlengd. Tijdelijke schorsingen moeten onmiddellijk na goedkeu- ring ervan worden gemeld aan het Stabilisatie- en associatiecomité. Bin- nen het Stabilisatie- en associatiecomité moet hierover periodiek overleg
plaatsvinden, met name om tot beëindiging ervan te komen, zodra de omstandigheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Stabilisatie- en associatie- comité overeenkomstig lid 4, onder a, moet de betrokken partij in haar officiële publicatieblad een kennisgeving voor importeurs publiceren. De voor de importeurs bestemde kennisgeving moet voor het betrokken pro- duct aangeven dat op basis van objectieve informatie is geconcludeerd dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Artikel 44
Indien de bevoegde autoriteiten zich hebben vergist in het juiste beheer van de preferentiële uitvoerregeling, en met name in de toepas- sing van de bepalingen in het protocol bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip ,,producten van oorsprong’’ en administra- tieve samenwerking, mag de partij die te maken krijgt met eventuele consequenties in de vorm van invoerrechten, de Stabilisatie- en associatieraad verzoeken de mogelijkheden van de goedkeuring van pas- sende maatregelen te onderzoeken om de situatie op te lossen.
Artikel 45
De toepassing van deze overeenkomst laat de toepassing van de bepa- lingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden onverlet.
TITEL V
VERKEER VAN WERKNEMERS, VESTIGING, VERRICHTEN VAN DIENSTEN EN BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER
HOOFDSTUK I VERKEER VAN WERKNEMERS
Artikel 46
1. Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten:
– is de behandeling van werknemers die onderdaan van Albanië zijn en die legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de nationale onderdanen;
– hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lid-
staat werkzame werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 47 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald, gedurende de periode dat het verblijf van die werknemer voor arbeidsdoeleinden is toegestaan, toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat.
2. Albanië verleent, volgens de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en die legaal op zijn grondgebied werkzaam zijn, alsmede aan hun echtgenoot en kinderen die daar legaal verblijven, de in lid 1 vermelde behandeling.
Artikel 47
1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten, hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaten gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:
– dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkom- sten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor Albanese werkne- mers behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;
– dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.
2. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt of andere verbeterin- gen, zoals bijvoorbeeld toegang tot beroepsopleiding, overeenkomstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de Gemeenschap tot stand kun- nen worden gebracht.
Artikel 48
1. Er worden regels vastgesteld voor de coördinatie van de sociale- zekerheidsstelsels die van toepassing zijn op legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemers die onderdaan van Albanië zijn en hun legaal daar verblijvende gezinsleden. Hiertoe worden bij een besluit van de Stabilisatie- en associatieraad, dat alle rechten en ver- plichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten onverlet laat in- dien deze in een gunstiger behandeling voorzien, de volgende bepalin- gen ingevoerd:
– alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten ver- vulde verzekerings-, arbeids- of verblijfsperioden worden bijeengeteld met het oog op pensioenen en renten uit hoofde van ouderdom, invali- diteit of overlijden, alsmede met het oog op de medische zorg voor deze werknemers en hun gezinsleden;
– alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongevallen of beroepsziekten dan wel wegens daaruit voort- vloeiende invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, kunnen vrij worden overgemaakt tegen de koers die krachtens de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die deze verschuldigd zijn, wordt toegepast;
– de werknemers in kwestie ontvangen gezinsbijslagen voor hun gezinsleden zoals hierboven omschreven.
2. Albanië kent aan legaal op zijn grondgebied tewerkgestelde werk- nemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun aldaar legaal ver- blijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als die welke in het tweede en derde streepje van lid 1 wordt omschreven.
HOOFDSTUK II VESTIGING
Artikel 49
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. ,,communautaire vennootschap’’ respectievelijk ,,Albanese ven- nootschap’’: een volgens de wetgeving van een lidstaat respectievelijk Albanië opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale admi- nistratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Albanië heeft. Indien echter een volgens de wetgeving van een lidstaat respectievelijk Albanië opgerichte vennoot- schap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Ge- meenschap respectievelijk Albanië heeft, wordt deze vennootschap als communautaire respectievelijk Albanese vennootschap beschouwd, in- dien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de eco- nomie van een van de lidstaten respectievelijk van Albanië blijkt;
b. ,,dochteronderneming’’: een vennootschap waarover een andere vennootschap daadwerkelijk zeggenschap heeft;
c. ,,filiaal’’: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kenne- lijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moeder- maatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodat die derden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er zo nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het bui- tenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
d. ,,vestiging’’:
i. voor onderdanen: het recht op toegang tot economische activitei- ten anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan, alsmede het recht ondernemingen, met name vennootschappen, op te rich- ten en daadwerkelijk te besturen. De toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de oprichting en het beheer van ondernemingen door onderdanen strekt zich niet uit tot het zoe- ken naar of het aannemen van werk op de arbeidsmarkt van een andere partij en geeft geen recht op toegang tot de arbeidsmarkt van de andere partij. Het bepaalde in dit hoofdstuk is niet van toe- passing op personen die ook in loondienst werkzaam zijn;
ii. voor communautaire respectievelijk Albanese vennootschappen: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activi- teiten door middel van de oprichting van dochterondernemingen en filialen in Albanië respectievelijk de Gemeenschap;
e. ,,werkzaamheden’’: het verrichten van economische activiteiten;
f. ,,economische activiteiten’’: in beginsel activiteiten met een indus- trieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden;
g. ,,onderdaan van de Gemeenschap’’ respectievelijk ,,Albanees on- derdaan’’: een natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat res- pectievelijk van Albanië;
h. wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepa- lingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van deze titel eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap of Albanië gevestigde onder- danen van de lidstaten respectievelijk Albanië, en op buiten de Gemeen- schap of Albanië gevestigde scheepvaartondernemingen die worden be- stuurd door onderdanen van een lidstaat respectievelijk Albanië, indien hun vaartuigen in die lidstaat respectievelijk in Albanië in overeenstem- ming met de respectieve wetgevingen zijn ingeschreven;
i. ,,financiële diensten’’: de in bijlage IV omschreven activiteiten. De Stabilisatie- en associatieraad kan de werkingssfeer van die bijlage uitbreiden of wijzigen.
Artikel 50
1. Albanië moet het op zijn grondgebied opzetten van werkzaamhe- den door vennootschappen en onderdanen uit de Gemeenschap verge- makkelijken. Daartoe verleent dat land vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
i. voor de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die het ver- leent aan de eigen vennootschappen, of de behandeling die het verleent aan vennootschappen uit derde landen, indien die behan- deling gunstiger is, en
ii. voor de werkzaamheden van in Albanië gevestigde dochteronder- nemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die wordt verleend aan de eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die wordt verleend aan de dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit derde landen, indien die behan- deling gunstiger is.
2. De partijen voeren geen nieuwe wettelijke regelingen of maatrege- len in die discriminerend zijn ten aanzien van de vestiging van com- munautaire of Albanese vennootschappen op hun grondgebied of ten aanzien van de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde
communautaire of Albanese vennootschappen in vergelijking tot de eigen vennootschappen.
3. De Gemeenschap en haar lidstaten verlenen vanaf de inwerking- treding van de overeenkomst:
i. voor de vestiging van Albanese vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verle- nen aan eigen vennootschappen of de behandeling die zij verle- nen aan vennootschappen uit derde landen, indien die behandeling gunstiger is;
ii. voor de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde doch- terondernemingen en filialen van Albanese vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lid- staten verlenen aan hun eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die zij verlenen aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien die behandeling gunstiger is.
4. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de voorwaarden vast voor de uitbreiding van bovenstaande bepalingen tot de vestiging van onderdanen van beide partijen bij de overeenkomst die economische activiteiten anders dan in loondienst wensen uit te oefenen.
5. Onverminderd het bepaalde in dit artikel:
a. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het recht om in Albanië onroerend goed te huren en te gebruiken;
b. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap hetzelfde recht om eigendomsrechten op onroerend goed te verwerven en te genieten als Albanese vennootschappen en, wat betreft openbare goederen en goederen van algemeen belang, dezelfde rechten als Albanese vennootschappen, wanneer zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de economische activiteiten waarvoor zij zich gevestigd hebben; deze bepaling is niet van toepassing op natuurlijke hulpbronnen, landbouwgrond, bossen en bosbouwgrond. Zeven jaar na de inwerkintreding van de overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de voorwaarden vast voor de uitbreiding van de in dit lid vastgestelde rechten tot de uitgesloten sectoren.
Artikel 51
1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 50 en uitgezonderd de in bijlage IV beschreven financiële diensten kan elke partij de vesti- ging en de werkzaamheden van vennootschappen en onderdanen op haar grondgebied regelen, voor zover deze regelingen niet discriminerend zijn voor vennootschappen en onderdanen van de andere partij in verge- lijking met de eigen vennootschappen en onderdanen.
2. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maat- regelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzeke- ringsnemers of personen jegens wie een fiduciaire verplichting is aange- gaan, te beschermen, of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. Dergelijke maatregelen mogen door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit de overeenkomst voort- vloeiende verplichtingen te onttrekken.
3. Geen der bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrek- ken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van indivi- duele xxxxxxxx, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van overheidsinstanties.
Artikel 52
1. Onverminderd de multilaterale overeenkomst voor een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA), is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op het luchtvervoer, de binnenvaart en cabotage in het zeevervoer.
2. De Stabilisatie- en associatieraad kan aanbevelingen doen voor verbetering van de voorwaarden voor vestiging en voor het uitoefenen van activiteiten op de in lid 1 vermelde gebieden.
Artikel 53
1. Het bepaalde in de artikelen 50 en 51 vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij, met betrekking tot de vestiging en uitoefe- ning van activiteiten op haar grondgebied van filialen van vennootschap- pen van een andere partij die op het grondgebied van de eerste partij geen rechtspersoonlijkheid bezitten, van bijzondere regels die gerecht- vaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste partij rechtspersoonlijkheid bezitten, of, wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen.
2. Het verschil in behandeling blijft beperkt tot hetgeen als gevolg van dergelijke juridische of technische verschillen strikt noodzakelijk is of, wat financiële diensten betreft, tot hetgeen om prudentiële redenen noodzakelijk is.
Artikel 54
Teneinde de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde acti- viteiten in het kader van vrije beroepen in Albanië respectievelijk de Gemeenschap voor onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Albanese onderdanen te vergemakkelijken, onderzoekt de Stabilisatie-
en associatieraad welke maatregelen moeten worden getroffen met het oog op de onderlinge erkenning van diploma’s. De raad kan daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.
Artikel 55
1. Een op het grondgebied van Albanië respectievelijk de Gemeen- schap gevestigde communautaire respectievelijk Albanese vennootschap heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van Albanië respectievelijk de Gemeen- schap werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeen- schap respectievelijk van Albanië in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, mits dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit arti- kel bekleden en zij uitsluitend een dienstverband hebben met vennoot- schappen, dochterondernemingen of filialen. De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn.
2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovenge- noemde vennootschappen, hierna ,,organisaties’’ genoemd, zijn ,,binnen de organisatie overgeplaatste personen’’ als omschreven onder c van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de orga- nisatie een rechtspersoon moet zijn en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhou- ders met een meerderheidsbelang) waren:
a. personen met een hogere leidinggevende functie binnen een orga- nisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder leiding en algemeen toezicht van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde perso- nen, met inbegrip van personeelsleden die:
– leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafdeling van de vestiging;
– toezicht houden op de werkzaamheden van andere toezichthou- dende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers en deze contro- leren;
– persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ont- slaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverle- ning van het bedrijf, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaam- heden of het management. Afgezien van de specifieke kennis met betrek- king tot de betrokken vestiging, kan deze kennis betrekking hebben op de bekwaamheid om bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een
bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardighe- den en eventueel het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep vereist zijn;
c. een ,,binnen de organisatie overgeplaatste persoon’’ is een natuur- lijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van econo- mische activiteiten op het grondgebied van de andere partij; de belang- rijkste handelsactiviteit van de betrokken organisatie dient op het grond- gebied van een partij plaats te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een dochteronderneming of filiaal van die organisatie die of dat op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soort- gelijke economische activiteiten verricht.
3. De toegang tot en het tijdelijk verblijf op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Xxxxxxx xxx Xxxxxxxx onderdanen respec- tievelijk onderdanen van de Gemeenschap moet worden toegestaan aan vertegenwoordigers van vennootschappen met een hogere leidingge- vende functie binnen een vennootschap als gedefinieerd in lid 2, onder a, die belast zijn met het opzetten van een dochteronderneming of filiaal in de Gemeenschap van een Albanese vennootschap, respectievelijk een dochteronderneming of filiaal in Albanië van een vennootschap uit de Gemeenschap, mits:
– deze vertegenwoordigers zich niet bezig houden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening, en
– de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten de Ge- meenschap respectievelijk Albanië heeft, en geen andere vertegenwoor- digers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in de betrokken lid- staat van de Gemeenschap respectievelijk Albanië heeft.
Artikel 56
Albanië kan in de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten aanzien van de vestiging van vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap maatregelen invoeren die van de bepa- lingen van dit hoofdstuk afwijken, indien bepaalde industrieën:
– herstructureringen ondergaan of met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze ernstige sociale gevolgen in Albanië heb- ben, of
– geconfronteerd worden met verdwijning of drastische vermindering van het totale marktaandeel dat Albanese vennootschappen of onderda- nen in een gegeven sector of bedrijfstak in Albanië hebben, of
– voor Albanië nieuwe industrieën zijn. Dergelijke maatregelen:
i. zijn van toepassing tot uiterlijk zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst;
ii. zijn redelijk en noodzakelijk voor het oplossen van de situatie, en
iii. mogen niet leiden tot discriminatie van de activiteiten van ven-
nootschappen of onderdanen van de Gemeenschap die bij de invoering van een gegeven maatregel reeds in Albanië zijn geves- tigd in vergelijking met Albanese vennootschappen of onderda- nen.
Bij het ontwerpen en uitvoeren van dergelijke maatregelen ver- leent Albanië, wanneer zulks mogelijk is, een voorkeursbehande- ling aan vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap en in geen geval een behandeling die minder gunstig is dan die welke aan vennootschappen of onderdanen uit een derde land wordt ver- leend. Albanië raadpleegt de Stabilisatie- en associatieraad vóór de invoering van deze maatregelen en legt deze niet eerder ten uit- voer dan één maand na de kennisgeving aan deze raad van de con- crete door Albanië in te voeren maatregelen, behalve wanneer de dreiging van onherstelbare schade spoedeisende maatregelen ver- eist, in welk geval Albanië de Stabilisatie- en associatieraad on- middellijk na de invoering hiervan raadpleegt.
Na het verstrijken van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst mogen dergelijke maatregelen door Albanië uitsluitend met toestemming van de Stabilisatie- en associatieraad en onder door deze raad vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd of gehandhaafd.
HOOFDSTUK III
HET VERLENEN VAN DIENSTEN
Artikel 57
1. De partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verrich- ten van diensten mogelijk te maken door vennootschappen en onderda- nen van de Gemeenschap en Albanese vennootschappen en onderdanen die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht.
2. Naarmate de in lid 1 bedoelde liberalisering tot stand komt, staan de partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verlenen of als werknemer voor de dienstverlener een sleutelpo- sitie bekleden als omschreven in artikel 55, lid 2, met inbegrip van natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een vennootschap of onderdaan van de Gemeenschap of Albanië en die tijdelijk toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de verkoop van diensten of voor het aangaan van overeenkomsten over de verkoop van diensten namens de dienstverlener, voor zover deze vertegenwoordigers niet zelf betrokken zijn bij de openbare directe verkoop of bij de eigenlijke dienstverlening.
3. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst neemt de Stabilisatie- en associatieraad de nodige maatregelen om het bepaalde in
lid 1 geleidelijk ten uitvoer te leggen. Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.
Artikel 58
1. De partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verrichten van diensten door communautaire en Albanese vennootschappen of onderdanen die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht, aanmerkelijk restrictiever maken ten opzichte van de situatie op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de overeenkomst.
2. Indien een partij van mening is dat maatregelen die door de andere partij na de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn genomen, tot een situatie leiden die ten aanzien van het verrichten van diensten aanmer- kelijk restrictiever is dan op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, kan eerstgenoemde partij de andere partij om overleg ver- zoeken.
Artikel 59
Ten aanzien van vervoersdiensten tussen de Gemeenschap en Albanië zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1. Wat het vervoer over land betreft stelt protocol 5 de regels vast die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de partijen teneinde te voorzien in onbeperkt transitoverkeer over de weg door Albanië en de gehele Gemeenschap, de effectieve toepassing van het verbod op discri- minatie en de geleidelijke aanpassing van de Albanese vervoerswetge- ving aan die van de Gemeenschap.
2. Op het gebied van internationaal zeevervoer verbinden de partijen zich ertoe het beginsel van onbeperkte toegang tot de markt en het ver- keer op commerciële basis toe te passen en de internationale en Euro- pese verplichtingen op het gebied van veiligheid, beveiliging en milieu- normen na te komen.
De partijen bevestigen een omgeving van vrije concurrentie na te stre- ven als een essentieel aspect van internationaal zeevervoer.
3. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginse- len van lid 2:
a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen inzake vrachtverdeling op te nemen;
b. bij de inwerkingtreding van de overeenkomst alle unilaterale maat- regelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationaal maritiem vervoer;
c. aan door onderdanen en vennootschappen van de andere partij geëxploiteerde schepen onder meer geen minder gunstige behandeling te
verlenen dan die welke zij aan hun eigen schepen verlenen, ten aanzien van de toegang tot havens die opengesteld zijn voor de internationale handel, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdien- sten van deze havens, alsmede de daarmee verband houdende vergoe- dingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanleg- plaatsen en installaties voor het laden en lossen.
4. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve handelsbehoeften moeten de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer wor- den vastgelegd in een speciale overeenkomst, waarover de partijen zul- len onderhandelen.
5. De partijen nemen voor het sluiten van de in lid 4 bedoelde over- eenkomst geen maatregelen die meer beperkingen of discriminatie tot gevolg hebben dan de situatie op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.
6. Albanië past zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, geleidelijk aan aan de communautaire wetgeving op het gebied van het lucht-, zee- en landvervoer, zoals die op enig ogenblik van kracht is, voor zover dit dienstig is voor de libe- ralisering en wederzijdse toegang tot de markten van de partijen, en het verkeer van reizigers en goederen vergemakkelijkt.
7. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt, met inachtneming van de stand van zaken betreffende de gezamenlijke verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, de wijze waarop de voor het verbe- teren van de vrijheid van dienstverrichting in het luchtvervoer en het landvervoer noodzakelijke voorwaarden tot stand kunnen worden ge- bracht.
HOOFDSTUK IV BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER
Artikel 60
De partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig artikel VIII van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds, machtiging te verlenen tot alle betalingen en overboekingen in vrij convertibele valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en Albanië.
Artikel 61
1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans garanderen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapi-
taal dat verband houdt met directe investeringen in ondernemingen die in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en met investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel V, als- ook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kredieten die verband houden met handelstransacties of het verrichten van diensten waarbij een ingezetene van een der par- tijen betrokken is, alsmede met financiële leningen en kredieten met een looptijd van meer dan een jaar.
Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst staat Albanië, door volledige en snelle gebruikmaking van zijn bestaande wetgevingskader en procedures, de verwerving van onroerend goed door onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie toe, met uitzondering van de beper- kingen die zijn vastgesteld in de Albanese lijst van specifieke verbinte- nissen in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS). Binnen zeven jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Albanië zijn wetgeving inzake de verwerving van onroerend goed door onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie geleidelijk aan om te garanderen dat zij niet minder gunstig worden behandeld dan Albanese onderdanen. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad de voorwaarden voor de geleidelijke afschaffing van dergelijke beperkin- gen.
De partijen waarborgen voorts vanaf het vijfde jaar na de inwerking- treding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen en financiële leningen en kredieten met een looptijd van minder dan een jaar.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de lopende betalingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Albanië, en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 60 en in dit artikel mogen de Gemeenschap en Albanië in uitzonderlijke gevallen, wanneer het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Albanië ernstige moeilijkhe- den veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of Alba- nië, vrijwaringsmaatregelen nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Albanië voor een periode van ten hoogste één jaar, indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.
5. Geen van bovenstaande bepalingen mag worden uitgelegd als een beperking van het recht van de economische subjecten van de partijen
op een gunstiger behandeling, waarin kan zijn voorzien in bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij de partijen bij deze overeenkomst betrokken zijn.
6. De partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Albanië te vergemakkelijken met het oog op de verwe- zenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
Artikel 62
1. Gedurende de eerste drie jaren volgend op de inwerkingtreding van de overeenkomst nemen de partijen maatregelen om de voorwaarden tot stand te brengen voor verdere geleidelijke toepassing van de com- munautaire regelgeving betreffende het vrije verkeer van kapitaal.
2. Aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat de Stabilisatie- en associatieraad na op welke wijze de communautaire regelgeving betreffende het kapitaalverkeer volledig kan worden toegepast.
HOOFDSTUK V ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 63
1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing onder voorbehoud van de beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.
2. Zij zijn niet van toepassing op, zelfs incidentele, activiteiten op het grondgebied van beide partijen die verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag.
Artikel 64
Voor de toepassing van deze titel belet geen enkele bepaling van deze overeenkomst de partijen hun wetten en voorschriften betreffende toela- ting en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, mits zij ze niet toepassen op een manier die de voor een partij uit een speci- fieke bepaling van de overeenkomst voortvloeiende voordelen tenietdoet of beperkt. Deze bepaling laat de toepassing van artikel 63 onverlet.
Artikel 65
Vennootschappen die gezamenlijk door Albanese en communautaire vennootschappen of onderdanen worden bestuurd en hun exclusieve eigendom zijn, komen eveneens in aanmerking voor de bepalingen van deze titel.
Artikel 66
1. De overeenkomstig de bepalingen van deze titel toegekende meest- begunstigingsbehandeling is niet van toepassing op de belastingvoorde- len waarin de partijen voorzien of in de toekomst zullen voorzien in het kader van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale regelingen.
2. Geen van de bepalingen van deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontdui- king overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing en andere fiscale regelingen of de nationale fiscale wetgeving.
3. Niets in deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of Albanië om bij de toepassing van de desbetreffende bepalin- gen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belasting- plichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats.
Artikel 67
1. De partijen spannen zich waar mogelijk in om het opleggen van beperkende maatregelen te vermijden, waaronder maatregelen met be- trekking tot de invoer om met de betalingsbalans verband houdende redenen. Indien dergelijke maatregelen worden genomen, verstrekt de partij die ze heeft genomen de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.
2. Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer lidstaten of van Albanië ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of Albanië, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de WTO-overeenkomst bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatre- gelen met betrekking tot de invoer, die van beperkte duur moeten zijn en niet verder mogen reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap of, in voorkomend geval, Albanië stelt de andere partij daarvan onverwijld in kennis.
3. De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, met name de repatriëring van geïnvesteerde of geherinvesteerde bedragen en van daaruit voort- vloeiende inkomsten van ongeacht welke aard.
Artikel 68
De bepalingen van deze titel worden geleidelijk aangepast, met name in het licht van de eisen die in artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) worden gesteld.
Artikel 69
De bepalingen van deze overeenkomst doen geen afbreuk aan de toe- passing door elke partij van alle maatregelen die nodig zijn om te voor- komen dat door haar getroffen maatregelen ten aanzien van de toegang van derde landen tot haar markt worden ontdoken via de bepalingen van deze overeenkomst.
TITEL VI
HARMONISATIE VAN WETGEVING, RECHTSHANDHAVING EN MEDEDINGINGSREGELS
Artikel 70
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de be- staande wetgeving van Albanië aan die van de Gemeenschap en van de doeltreffende toepassing daarvan. Albanië streeft ernaar zijn huidige en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het acquis van de Gemeenschap. Albanië ziet erop toe dat de bestaande en toekomstige wetgeving naar behoren ten uitvoer wordt gelegd en nageleefd.
2. Deze aanpassing begint bij de inwerkingtreding van de overeen- komst en wordt in de loop van de overgangsperiode die is vastgesteld in artikel 6 van deze overeenkomst geleidelijk uitgebreid tot alle in de overeenkomst genoemde onderdelen van het acquis van de Gemeen- schap.
3. Gedurende de in artikel 6 vastgestelde eerste fase richt de aanpas- sing zich op fundamentele elementen van het acquis betreffende de interne markt, alsmede op andere belangrijke gebieden, zoals concurren- tie, intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten, open- bare aanbestedingen, normen en certificering, financiële diensten, land- en zeevervoer – met speciale nadruk op de veiligheid, milieunormen, en sociale aspecten – vennootschapsrecht, boekhouding, consumentenbe- scherming, gegevensbescherming, gezondheid en veiligheid op het werk en gelijke kansen. Gedurende de tweede fase richt Albanië zich op de resterende delen van het acquis.
De aanpassing vindt plaats op basis van een programma waarover de Commissie van de Europese Gemeenschappen en Albanië overeenstem- ming moeten bereiken.
4. Albanië stelt tevens, in overeenstemming met de Commissie van de Europese Gemeenschappen, de voorwaarden vast voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de aanpassing van de wetgeving en de te tref- fen rechtshandhavingsmaatregelen.
Artikel 71
Bepalingen betreffende de concurrentie en andere economische aspecten
1. Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Albanië daardoor on- gunstig kan worden beïnvloed:
i. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
ii. misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Albanië of op een wezenlijk deel daarvan;
iii. alle steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde goederen vervalsen of dreigen te vervalsen.
2. Alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoor- deeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Gemeenschap, met name de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de besluiten die ter interpretatie hiervan door de instellingen van de Gemeenschap zijn vastgesteld.
3. De partijen zien erop toe dat een overheidsinstantie die onafhan- kelijk kan optreden, de nodige bevoegdheden krijgt voor de volledige toepassing van lid 1, onder i) en ii), ten aanzien van particuliere en overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere rechten zijn verleend.
4. Binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze over- eenkomst stelt Albanië een overheidsinstantie in die onafhankelijk kan optreden en die de bevoegdheden krijgt die noodzakelijk zijn voor de volledige toepassing van lid 1, onder iii). Deze instantie beschikt onder meer over de bevoegdheid toestemming te verlenen voor steunregelingen van de overheid en individuele steunmaatregelen, overeenkomstig lid 2, alsmede de bevoegdheid terugbetaling van onwettig verleende overheids- steun te vorderen.
5. Elke partij draagt zorg voor transparantie ten aanzien van de overheidssteun, met name door de andere partij een jaarverslag of een gelijkwaardig rapport te doen toekomen, waarbij de methodologie en de presentatie worden gevolgd van het overzicht van de overheidssteun dat door de Gemeenschap wordt opgesteld. Op verzoek van een van de par- tijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.
6. Albanië stelt een volledig overzicht op van de steunregelingen die vóór de oprichting van de instantie bedoeld in lid 4 zijn ingesteld, en past deze steunregelingen binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan volgens de criteria bedoeld in lid 2.
7. a. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat gedurende de eerste tien jaar na de inwerking- treding van deze overeenkomst alle door Albanië toegekende overheids- steun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Albanië wordt beschouwd als een regio overeenkomend met de in artikel 87, lid 3, onder a, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde streken van de Gemeenschap.
b. Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst ver- strekt Albanië de Commissie van de Europese Gemeenschappen de BBP-cijfers per hoofd van de bevolking, geharmoniseerd op NUTS II-niveau. De in lid 4 bedoelde instantie en de Commissie van de Euro- pese Gemeenschappen zullen dan gezamenlijk evalueren welke regio’s van Albanië voor overheidssteun in aanmerking komen, alsmede hoeveel de maximale steun voor die regio’s mag bedragen, teneinde op basis van de desbetreffende communautaire richtsnoeren het regionale steun- overzicht op te stellen.
8. Met betrekking tot de producten vermeld in hoofdstuk II van titel IV:
– is het bepaalde in lid 1, onder iii), niet van toepassing;
– dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder i), te wor- den beoordeeld aan de hand van de criteria die door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en specifieke communautaire instrumenten die op deze basis zijn vastgesteld.
9. Indien een der partijen van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1, kan zij, na overleg in de Stabilisatie- en associatieraad, of 30 werkdagen na het verzoek om dergelijk overleg, passende maatregelen nemen.
Niets in dit artikel vormt een beletsel of een hindernis voor het nemen van antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen door de partijen overeenkomstig de desbetreffende artikelen van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatre- gelen, of hun interne wetgeving op dit gebied.
Artikel 72
Overheidsondernemingen
Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Albanië op overheidsondernemingen en onder- nemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, de beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap toe, en dan met name artikel 86.
De speciale rechten van overheidsondernemingen tijdens de in artikel 6 omschreven overgangsperiode omvatten niet de mogelijkheid tot in- stelling van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke wer- king op de invoer in Albanië van goederen van oorsprong uit de Ge- meenschap.
Artikel 73
Intellectuele, industriële en commerciële eigendom
1. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en bijlage V beves- tigen de partijen het belang dat zij hechten aan een adequate en efficiënte bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendomsrechten.
2. Albanië treft alle noodzakelijke maatregelen om te garanderen dat uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendomsrechten op een niveau is dat overeenkomt met het niveau in de Gemeenschap, met inbegrip van effectieve middelen om deze rech- ten af te dwingen.
3. Albanië verbindt zich ertoe binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst toe te treden tot de in bijlage V, punt 1, bedoelde multilaterale overeenkomsten inzake intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten Albanië te verplichten toe te treden tot specifieke multilaterale overeenkomsten op dit terrein.
4. Indien zich op het gebied van intellectuele, industriële en commer- ciële eigendom problemen voordoen die de handelsvoorwaarden ongun- stig beïnvloeden, dan worden zij, op verzoek van een der partijen, onver- wijld aan de Stabilisatie- en associatieraad voorgelegd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.
Artikel 74
Overheidsopdrachten
1. De partijen beschouwen het openstellen van de aanbesteding van overheidsopdrachten op basis van non-discriminatie en wederkerigheid, vooral in het kader van de WTO, als een na te streven doel.
2. Albanese vennootschappen krijgen, ongeacht of zij in de Gemeen- schap zijn gevestigd, vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap overeenkom- stig de daarvoor in de Gemeenschap geldende regelingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de aan vennoot- schappen van de Gemeenschap verleende behandeling.
Zodra de regering van Albanië de wetgeving heeft goedgekeurd waar- bij de communautaire regels op dit terrein worden ingevoerd, zullen bovenstaande bepalingen ook van toepassing zijn op contracten in de nutssector. De Gemeenschap onderzoekt op gezette tijden of Albanië deze wetgeving daadwerkelijk heeft ingevoerd.
3. Vennootschappen uit de Gemeenschap die niet in Albanië zijn gevestigd, krijgen uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in Albanië overeen- komstig de Albanese wet inzake overheidsopdrachten, en krijgen daar- bij een behandeling die niet minder gunstig is dan de aan Albanese ven- nootschappen verleende behandeling.
4. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden de mogelijkheid voor Albanië om alle vennootschappen van de Gemeen- schap toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in Albanië.
Vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig de bepa- lingen van hoofdstuk II van titel V in Albanië zijn gevestigd, krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures, en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Albanese vennootschap- pen wordt verleend.
5. Op de vestiging, de activiteiten en de verlening van diensten tus- sen de Gemeenschap en Albanië, alsmede de werkgelegenheid en het verkeer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsop- drachten zijn de artikelen 46 tot en met 69 van toepassing.
Artikel 75
Normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling
1. Albanië neemt de nodige maatregelen om de wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met de technische regelgeving van de Gemeenschap en de Europese procedures voor normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.
2. De partijen beginnen daartoe in een vroeg stadium met:
– het bevorderen van het gebruik van communautaire technische regelgeving en Europese normen en conformiteitsbeoordelingspro- cedures;
– het verlenen van bijstand bij het bevorderen van de ontwikkeling van een kwaliteitsinfrastructuur: normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling;
– het stimuleren van de betrokkenheid van Albanië bij de activiteiten van gespecialiseerde organisaties op het gebied van normen, conformiteitsbeoordeling, metrologie en dergelijke gebieden (met name CEN, CENELEC, ETSI, EA, WELMEC, EUROMET);
– waar mogelijk, de sluiting van Europese protocollen voor conformiteitsbeoordeling, zodra het Albanese wetgevingskader en de procedures voldoende zijn aangepast aan dat van de Gemeenschap en de nodige expertise beschikbaar is.
Artikel 76
Consumentenbescherming
De partijen werken samen om de normen voor de bescherming van de consument in Albanië aan te passen aan die in de Gemeenschap. Een effectieve consumentenbescherming is noodzakelijk voor een goed func- tionerende markteconomie, en deze bescherming is afhankelijk van de ontwikkeling van administratieve infrastructuren voor markttoezicht en wetshandhaving.
Daartoe en ter behartiging van hun gemeenschappelijke belangen sti- muleren de partijen:
– een beleid van actieve bescherming van de consument, in overeen- stemming met het Gemeenschapsrecht;
– aanpassing van de wetgeving inzake de bescherming van de consu- ment in Albanië aan die in de Gemeenschap;
– efficiënte wettelijke bescherming van de consument teneinde de kwaliteit van verbruiksgoederen te verbeteren en passende veiligheids- normen in stand te houden;
– toezicht op de naleving van de regels door bevoegde autoriteiten en toegang tot juridische procedures in geval van geschillen.
Artikel 77
Arbeidsomstandigheden en gelijke kansen
Albanië moet zijn wetgeving op het gebied van arbeidsomstandighe- den geleidelijk aanpassen aan die van de Gemeenschap, met name op de gebieden gezondheid en veiligheid op het werk en gelijke kansen.
TITEL VII
JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID
HOOFDSTUK I INLEIDING
Artikel 78
Institutionele versterking en de rechtsstaat
Bij de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de
rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij de rechtshandhaving en het justitiële apparaat in het bijzonder. De samenwerking is met name gericht op de versterking van de onafhankelijkheid van het justitiële apparaat en de verbetering van de doeltreffendheid daarvan, de verbetering van het functioneren van de politie en andere rechtshandhavingsinstanties, het voorzien in ade- quate opleiding en bestrijding van corruptie en de georganiseerde mis- daad.
Artikel 79
Bescherming van persoonsgegevens
Zodra deze overeenkomst in werking is getreden, past Albanië zijn wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens aan de Gemeenschapswetgeving en internationale wetgeving op het gebied van privacy aan. Albanië richt onafhankelijke toezichthoudende organen op die over voldoende financiële en personele middelen beschikken om efficiënt te kunnen toezien op de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. De partijen zullen samenwerken om dit doel te bereiken.
HOOFDSTUK II
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN HET VERKEER VAN PERSONEN
Artikel 80
Visa, grensbeheer, asiel en migratie
De partijen werken samen op het gebied van visa, grenscontrole, asiel en migratie en zetten een kader op voor deze samenwerking, ook op regionaal niveau, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehou- den met en optimaal geprofiteerd wordt van bestaande initiatieven op dit vlak.
De samenwerking op de in eerste alinea genoemde gebieden is geba- seerd op wederzijds overleg en nauwe coördinatie van de activiteiten van de partijen en omvat tevens technische en administratieve bijstand bij:
– de uitwisseling van informatie over wetgeving en praktijken;
– het opstellen van wetgeving;
– de verbetering van de efficiëntie van de instellingen;
– de opleiding van personeel;
– de beveiliging van reisdocumenten en de herkenning van valse documenten;
– grensbeheer.
De samenwerking is vooral gericht op:
– op het gebied van asiel: de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving die voldoet aan de normen van het Verdrag van Genève van 1951 en het Protocol van New York van 1967, zodat het beginsel van non-refoulement alsmede andere rechten van asielzoekers en vluchtelingen gerespecteerd worden;
– op het gebied van legale migratie: toelatingsregels en de rechten en de status van de toegelaten personen. Ten aanzien van migratie komen de partijen overeen onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.
Artikel 81
Preventie van en controle op illegale immigratie; overname
De partijen werken samen met oog op de preventie en controle van illegale immigratie. Daartoe spreken de partijen af dat Albanië en de lid- staten op verzoek en zonder verdere formaliteiten de volgende catego- rieën personen overnemen:
– hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere par- tij verblijven;
– onderdanen van derde landen en staatlozen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven en die Albanië zijn binnen- gekomen via een lidstaat of die een lidstaat zijn binnengekomen via Albanië.
De lidstaten van de Europese Unie en Albanië verstrekken hun onder- danen passende identiteitsdocumenten en verlenen hun toegang tot de administratieve faciliteiten die daartoe vereist zijn.
Specifieke procedures in verband met de overname van elkaars onder- danen, onderdanen van derde landen en staatlozen worden vastgesteld in het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de overname van personen die zonder vergun- ning op het grondgebied verblijven, die op 14 april 2005 is ondertekend. Albanië belooft overnameovereenkomsten te sluiten met de andere landen van het stabilisatie- en associatieproces en alle noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle in dit artikel ge-
noemde overnameovereenkomsten flexibel en snel worden uitgevoerd. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt welke andere gezamen-
lijke inspanningen kunnen worden geleverd met het oog op de preventie en controle van illegale immigratie, met inbegrip van mensenhandel en illegale migratienetwerken.
HOOFDSTUK III
SAMENWERKING INZAKE DE BESTRIJDING VAN HET WITWASSEN VAN GELD EN DE BESTRIJDING VAN DRUGS
Artikel 82
Witwassen van geld en financiering van terrorisme
1. De partijen werken nauw samen om te voorkomen dat hun finan- ciële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten uit criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bij- zonder, alsmede voor de financiering van terrorisme.
2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en techni- sche bijstand met het oog op de tenuitvoerlegging van voorschriften en het efficiënt functioneren van passende normen en mechanismen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terro- risme die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn aangenomen door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, in het bijzonder de Financial Action Task Force (FATF).
Artikel 83
Samenwerking op het gebied van drugs
1. Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aan- pak van drugsvraagstukken. Het beleid en de activiteiten ter bestrijding van drugs zijn gericht op het terugdringen van het aanbod van, de han- del in en de vraag naar illegale drugs, en een effectievere controle op precursoren.
2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De activiteiten worden geba- seerd op gezamenlijk overeengekomen principes in overeenstemming met het drugsbeleid van de EU.
Artikel 84
Bestrijding van terrorisme
Overeenkomstig de internationale verdragen waarbij zij partij zijn en hun eigen wet- en regelgeving, komen de partijen overeen samen te wer- ken aan de voorkoming en bestrijding van terroristische daden en de financiering daarvan, met name wat betreft grensoverschrijdende activi- teiten:
– in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373
(2001) van de VN-Veiligheidsraad inzake bedreigingen van de interna- tionale vrede en veiligheid door terroristische daden, en andere relevante VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten;
– door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internatio- nale recht;
– door ervaringen uit te wisselen over manieren om terrorisme te bestrijden, op technisch gebied en op het gebied van opleiding, en door ervaringen uit te wisselen over het voorkomen van terrorisme.
HOOFDSTUK IV SAMENWERKING OP STRAFRECHTELIJK GEBIED
Artikel 85
Voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad en andere illegale activiteiten
De partijen werken samen aan de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, zoals:
– mensensmokkel en mensenhandel;
– illegale economische activiteiten, met name valsemunterij, illegale transacties met producten als industrieel afval en radioactief materiaal, en transacties met illegale of namaakproducten;
– corruptie, zowel in de publieke als in de particuliere sector, met name in verband met niet-transparante administratieve praktijken;
– belastingfraude;
– illegale handel in drugs en psychotrope stoffen;
– smokkelarij;
– illegale wapenhandel;
– het vervalsen van documenten;
– illegale autohandel;
– computercriminaliteit.
Regionale samenwerking en de naleving van internationaal erkende normen op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad worden bevorderd.
TITEL VIII SAMENWERKINGSBELEID
Artikel 86
Algemene bepalingen inzake samenwerkingsbeleid
1. De Gemeenschap en Albanië werken nauw samen om de ontwik- keling en het groeipotentieel van Albanië te bevorderen. Die samenwer-
king versterkt de bestaande economische banden op een zo breed moge- lijke basis, ten voordele van beide partijen.
2. Het beleid en de andere maatregelen zijn gericht op de duurzame economische en sociale ontwikkeling van Albanië. Daarbij dient ervoor te worden gezorgd dat de milieuaspecten vanaf het begin volledig in het beleid worden geïntegreerd, en moet rekening worden gehouden met een harmonieuze sociale ontwikkeling.
3. Het samenwerkingsbeleid moet in een regionaal samenwerkingska- der worden geïntegreerd. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan maatregelen die de samenwerking tussen Albanië en zijn buurlan- den, waaronder lidstaten, bevorderen en aldus bijdragen tot de regionale stabiliteit. De Stabilisatie- en associatieraad kan aangeven welk van de hierna omschreven samenwerkingsterreinen prioriteit heeft, alsmede bin- nen de verschillende terreinen prioriteiten aangeven.
Artikel 87
Economisch beleid en handelspolitiek
1. De Gemeenschap en Albanië vergemakkelijken het proces van eco- nomische hervormingen door middel van samenwerking die beoogt het inzicht in de basiselementen van hun respectieve economieën en het for- muleren en uitvoeren van economisch beleid in een markteconomie te verbeteren.
2. Op verzoek van de Albanese autoriteiten kan de Gemeenschap Albanië bijstand verlenen ter ondersteuning van de inspanningen van Albanië om een functionerende markteconomie tot stand te brengen en zijn beleid geleidelijk aan te passen aan het op stabiliteit gerichte beleid in het kader van de Economische en Monetaire Unie.
3. De samenwerking is tevens gericht op de versterking van de rechtsstaat op zakelijk gebied door middel van een stabiel en niet- discriminerend wetgevingskader voor de handel.
4. Samenwerking op dit gebied omvat ook informele uitwisseling van informatie over de beginselen en de werking van de Europese Economi- sche en Monetaire Unie.
Artikel 88
Statistische samenwerking
De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het acquis van de Gemeen- schap op het gebied van de statistiek. De statistische samenwerking is met name gericht op de ontwikkeling van een efficiënt en duurzaam sta- tistisch stelsel dat in staat is de vergelijkbare, betrouwbare, objectieve en
nauwkeurige gegevens te leveren die nodig zijn om het overgangs- en hervormingsproces in Albanië te plannen en te controleren. Ook moet de statistische samenwerking het bureau voor de statistiek van Albanië in staat stellen beter te voldoen aan de behoeften van nationale en interna- tionale afnemers (overheid en particuliere sector). Het statistisch stelsel moet de fundamentele beginselen van de statistiek die door de VN zijn uitgevaardigd, de Europese praktijkcode voor statistieken en de bepalin- gen van de Europese statistiekwetgeving eerbiedigen en zich ontwikke- len in de richting van het acquis.
Artikel 89
Bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis voor bank- en verzekeringswezen en financiële diensten. De partijen werken samen om een passend kader tot stand te brengen en verder te ontwikkelen voor het stimuleren van het bank- en verzekeringswezen en de sector finan- ciële diensten in Albanië.
Artikel 90
Samenwerking op het gebied van audit en financiële controle
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van interne controle van de overheidsfinanciën (PIFC) en externe boekhoud- kundige controle. De partijen werken met name samen aan de ontwik- keling van efficiënte systemen voor PIFC en externe boekhoudkundige controle in Albanië overeenkomstig internationaal erkende normen en methoden en de op Europees niveau overeengekomen beste praktijken.
Artikel 91
Stimulering en bescherming van investeringen
De samenwerking tussen de partijen, binnen de reikwijdte van hun respectieve bevoegdheden, op het gebied van de bevordering en bescher- ming van investeringen is erop gericht een gunstig klimaat te creëren voor binnenlandse en buitenlandse particuliere investeringen, die van essentieel belang zijn voor de economische en industriële revitalisering van Albanië.
Artikel 92
Industriële samenwerking
1. De samenwerking is hoofdzakelijk gericht op de bevordering van de modernisering en herstructurering van de Albanese industrie en af-
zonderlijke sectoren, alsmede op industriële samenwerking tussen onder- nemingen, met het doel de particuliere sector zodanig te versterken dat de bescherming van het milieu wordt gewaarborgd.
2. Samenwerkingsinitiatieven op het gebied van de industrie dienen een afspiegeling te zijn van prioriteiten die door de partijen zijn vastge- steld. Daarbij wordt rekening gehouden met de regionale aspecten van industriële ontwikkeling en worden, zo nodig, transnationale partnerschappen gestimuleerd. De initiatieven dienen in het bijzonder te zijn gericht op het creëren van een passend kader voor het bedrijfsleven, beter management, stimulering van markten, transparantie van de markt en het ondernemingsklimaat.
3. In het kader van de samenwerking wordt ook op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op het gebied van industriebeleid.
Artikel 93
Midden- en kleinbedrijf
De samenwerking tussen de partijen is gericht op de ontwikkeling en versterking van het particuliere midden- en kleinbedrijf (MKB), waarbij rekening wordt gehouden met de prioritaire gebieden in verband met het communautair acquis op het gebied van het MKB en met de beginselen die zijn vastgelegd in het Europees Handvest voor kleine ondernemin- gen.
Artikel 94
Toerisme
1. De samenwerking tussen de partijen op het gebied van toerisme is voornamelijk gericht op de intensivering van de informatiestroom over toerisme (via internationale netwerken, databanken, enz.) en de over- dracht van knowhow (door middel van opleiding, uitwisseling en se- minars). In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis in verband met deze sector.
2. De samenwerking kan in een regionaal samenwerkingskader wor- den geïntegreerd.
Artikel 95
De landbouw en de agro-industriële sector
De samenwerking tussen de partijen is primair gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op land-
bouwgebied. De samenwerking is gericht op de modernisering en her- structurering van de Albanese landbouw en levensmiddelensector en op de ondersteuning van de geleidelijke aanpassing van de Albanese wet- geving en praktijk aan de communautaire regels en normen.
Artikel 96
Visserij
De partijen onderzoeken de mogelijkheid om in de visserijsector gebieden van wederzijds belang aan te wijzen waarop samenwerking voor elk van hen voordeel zou opleveren. In het kader van de samen- werking wordt op passende wijze rekening gehouden met het com- munautair acquis op visserijgebied, waaronder de naleving van interna- tionale verplichtingen betreffende regels van de internationale en de regionale visserijorganisaties inzake het beheer en de instandhouding van visbestanden.
Artikel 97
Douane
1. De samenwerking tussen de partijen op dit gebied is erop gericht de naleving te waarborgen van de op handelsgebied in te voeren bepa- lingen en het douanesysteem van Albanië aan te passen aan dat van de Gemeenschap, teneinde zo de weg vrij te maken voor de in het kader van deze overeenkomst geplande liberaliseringsmaatregelen en de gelei- delijke aanpassing van de Albanese douanewetgeving aan het acquis.
2. In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze reke- ning gehouden met het communautair acquis op douanegebied.
3. In protocol 6 zijn de regels inzake wederzijdse administratieve bij- stand tussen partijen op het gebied van douane vastgesteld.
Artikel 98
Fiscale bepalingen
1. De door de partijen tot stand te brengen samenwerking op belasting- gebied omvat maatregelen die gericht zijn op de verdere hervorming van het belastingstelsel en de herstructurering van de belastingdienst, ten- einde de efficiëntie van de belastinginning te verbeteren en belasting- fraude te bestrijden.
2. In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze reke- ning gehouden met de prioritaire gebieden met betrekking tot het com- munautair acquis op fiscaal gebied en de bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie. In dit verband erkennen de partijen het belang van
de verbetering van de transparantie en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten van de Europese Unie en Albanië, om de handhaving van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of –ontduiking te vergemakkelijken. Bovendien consulteren de partijen elkaar met in- gang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, met het oog op de uitbanning van schadelijke belastingconcurrentie tussen de lidstaten van de Europese Unie en Albanië, teneinde te komen tot gelijke voorwaarden op het gebied van belastingheffing op ondernemingen.
Artikel 99
Samenwerking op sociaal gebied
1. De samenwerking tussen de partijen is gericht op de vergemakke- lijking van de hervorming van het Albanese werkgelegenheidsbeleid in het kader van versterkte economische hervorming en integratie. De samenwerking is ook gericht op de ondersteuning van de aanpassing van het Albanese stelsel van sociale zekerheid aan de nieuwe economische en sociale vereisten, en betreft eveneens de aanpassing van de Albanese wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden en gelijke kansen voor vrouwen, alsmede de verbetering van het beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van werknemers, waarbij het bestaande beschermings- niveau in de Gemeenschap maatstaf is.
2. In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
Artikel 100
Onderwijs en opleiding
1. De partijen werken samen om het peil van het algemene onderwijs en van beroepsonderwijs en –opleiding, alsmede van het jongerenbeleid en jongerenwerk in Albanië te verhogen. De verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Bologna is een prioriteit voor het hoger onderwijs.
2. De partijen streven er ook naar dat iedereen in Albanië gelijke toe- gang heeft tot alle onderwijsniveaus, zonder onderscheid naar sekse, huidskleur, etnische oorsprong of religie.
3. De relevante communautaire programma’s en instrumenten dragen bij tot de verbetering van de onderwijs- en opleidingsstructuren en
-activiteiten in Albanië.
4. In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
Artikel 101
Samenwerking op cultureel gebied
De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op cultureel gebied te bevorderen. Deze samenwerking beoogt onder meer het wederzijds begrip en het wederzijds respect voor personen, gemeenschappen en vol- keren te doen toenemen. De partijen verbinden zich er eveneens toe om samen te werken om de culturele diversiteit te bevorderen, met name in het kader van het UNESCO-verdrag inzake de bescherming en bevorde- ring van de diversiteit van culturele uitingen.
Artikel 102
Samenwerking op audiovisueel gebied
1. De partijen werken samen ter bevordering van de audiovisuele industrie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie.
2. De samenwerking kan programma’s en faciliteiten omvatten voor de opleiding van journalisten en andere mensen die werkzaam zijn in de media, alsmede technische bijstand voor publieke en particuliere media, zodat hun onafhankelijkheid, hun professionaliteit en hun contacten met Europese media worden versterkt.
3. Albanië stemt zijn beleid inzake de regulering van de inhoudelijke aspecten van grensoverschrijdende televisie af op dat van de Gemeen- schap en past zijn wetgeving aan het communautair acquis aan. Albanië besteedt daarbij bijzondere aandacht aan vraagstukken in verband met de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten voor satelliet- of kabel- uitzendingen en uitzendingen via terrestrische frequenties.
Artikel 103
Informatiemaatschappij
1. De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair ac- quis op het gebied van de informatiemaatschappij. In het kader van de samenwerking wordt voornamelijk steun verleend voor de geleidelijke aanpassing van het beleid en de wetgeving van Albanië in deze sector aan het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap.
2. De partijen werken tevens samen met het oog op de verdere ont- wikkeling van de informatiemaatschappij in Albanië. Algemene doelstel- lingen zijn de voorbereiding van de maatschappij als geheel op het digi- tale tijdperk, het aantrekken van investeringen en het zorgen voor de interoperabiliteit van netwerken en diensten.
Artikel 104
Netwerken en diensten voor elektronische communicatie
1. De samenwerking is in eerste instantie gericht op prioritaire gebie- den die verband houden met het communautair acquis op dit gebied.
2. De partijen moeten met name de samenwerking op het gebied van elektronische-communicatienetwerken en aanverwante diensten verster- ken, waarbij het uiteindelijke doel is dat Albanië het communautaire acquis op deze gebieden één jaar na inwerkingtreding van deze overeen- komst overneemt.
Artikel 105
Informatie en communicatie
De Gemeenschap en Albanië nemen de nodige maatregelen om de onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit krijgen programma’s die het bredere publiek basisinformatie over de Gemeen- schap verstrekken en de professionele kringen in Albanië voorzien van meer gespecialiseerde informatie.
Artikel 106
Vervoer
1. De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebie- den die verband houden met het communautair acquis op het gebied van vervoer.
2. De samenwerking kan met name worden gericht op de herstructu- rering en modernisering van de Albanese vervoerssystemen, de verbete- ring van het vrij verkeer van reizigers en goederen, de verbetering van de toegang tot de vervoersmarkt en -voorzieningen, met inbegrip van havens en luchthavens, de ondersteuning van de ontwikkeling van mul- timodale infrastructuurvoorzieningen in verband met de voornaamste trans-Europese netwerken, met name ter versterking van regionale ver- bindingen, de opstelling van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die in de Gemeenschap en de ontwikkeling in Albanië van een ver- voerssysteem dat compatibel is met dat in de Gemeenschap en daarop aansluit, alsmede een betere bescherming van het milieu in de context van het vervoer.
Artikel 107
Energie
De samenwerking is gericht op prioritaire gebieden die verband hou- den met het communautair acquis op het gebied van energie, eventueel
met inbegrip van aspecten van nucleaire veiligheid. De samenwerking is gebaseerd op de beginselen van de markteconomie en het ondertekende regionale Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap en gericht op de geleidelijke integratie van Albanië in de Europese energiemarkten.
Artikel 108
Milieu
1. De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking bij de essentiële taak om de achteruitgang van het milieu te bestrijden om de ecologische duurzaamheid te bevorderen.
2. De samenwerking is voornamelijk gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op milieugebied.
Artikel 109
Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling
1. De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling, met we- derzijds voordeel als uitgangspunt en rekening houdende met de be- schikbaarheid van hulpmiddelen en adequate toegang tot elkaars programma’s, waarbij erop wordt toegezien dat intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten goed worden beschermd.
2. In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.
3. De samenwerking wordt tot stand gebracht volgens specifieke regelingen waarover moet worden onderhandeld en die overeenkomstig door elke partij goed te keuren procedures worden gesloten.
Artikel 110
Regionale en plaatselijke ontwikkeling
De partijen zetten zich in voor de versterking van de regionale en plaatselijke ontwikkelingssamenwerking, teneinde bij te dragen tot de economische ontwikkeling en de vermindering van regionale verschil- len. Specifieke aandacht wordt geschonken aan grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van regionale ontwikkeling.
Artikel 111
Openbaar bestuur
1. De samenwerking is erop gericht dat de ontwikkeling van efficiënt en verantwoordelijk openbaar bestuur in Albanië wordt gegarandeerd, zodat met name ondersteuning wordt verleend aan de invoering van de rechtsstaat, het juist functioneren van de staatsinstellingen ten behoeve van de Albanese bevolking in het algemeen en de vlotte ontwikkeling van de verhoudingen tussen de Europese Unie en Albanië.
2. De samenwerking is voornamelijk gericht op institutionele op- bouw, waaronder de ontwikkeling en uitvoering van transparante en eer- lijke wervings- en selectieprocedures, personeelsbeheer en loopbaan- ontwikkeling voor ambtenaren, permanente educatie, de bevordering van ethisch openbaar bestuur, en e-overheid. De samenwerking heeft betrek- king op zowel de centrale als de plaatselijke overheden.
TITEL IX FINANCIËLE SAMENWERKING
Artikel 112
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en in overeenstemming met de artikelen 3, 113 en 115 komt Albanië in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm van subsidies en leningen, waaronder leningen van de Euro- pese Investeringsbank. De steun van de Gemeenschap blijft gebonden aan de naleving van de beginselen en de voorwaarden die zijn vastge- steld in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 29 april 1997, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van het jaarlijks onderzoek van de landen van het stabilisatie- en associatieproces, en van andere conclusies van de Raad, met name ten aanzien van de naleving van het aanpassingsprogramma. De steun aan Albanië wordt afgestemd op de geconstateerde behoeften, de geselecteerde prioriteiten, het vermo- gen tot opneming en terugbetaling en de maatregelen die worden getrof- fen om de economie te hervormen en te herstructureren.
Artikel 113
De financiële bijstand in de vorm van subsidies wordt gedekt door operationele maatregelen die bij een verordening van de Raad worden ingesteld, binnen een indicatief meerjarenkader dat door de Gemeen- schap na overleg met Albanië wordt opgesteld. De financiële bijstand kan betrekking hebben op alle samenwerkingsterreinen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan justitie, vrijheid en veiligheid, aan har- monisatie van wetgeving en aan economische ontwikkeling.
Artikel 114
In het geval van bijzondere noodzaak kan de Gemeenschap op ver- zoek van Albanië, in overleg met de internationale financiële instellin- gen, onderzoeken of bij wijze van uitzondering macrofinanciële bijstand kan worden verleend, op bepaalde voorwaarden en met inachtneming van de beschikbaarheid van alle financiële middelen. Deze bijstand wordt dan vrijgegeven op bepaalde voorwaarden, die in het kader van een door Albanië en het IMF overeen te komen programma worden vast- gesteld.
Artikel 115
Met het oog op optimale benutting van de beschikbare middelen zien de partijen erop toe dat de bijdragen van de Gemeenschap worden ver- strekt in nauwe coördinatie met andere financieringsbronnen, zoals lid- staten, andere landen en internationale financiële instellingen.
Daartoe wisselen de partijen regelmatig informatie uit over alle bron- nen van bijstand.
TITEL X
INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 116
Er wordt een Stabilisatie- en associatieraad opgericht, die toezicht houdt op de toepassing en de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. De Stabilisatie- en associatieraad komt op passend niveau bijeen met regelmatige tussenpozen en wanneer de omstandigheden dat vereisen, en behandelt dan alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen, en alle andere, bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
Artikel 117
1. De Stabilisatie- en associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Euro- pese Gemeenschappen, en anderzijds leden van de regering van Albanië.
2. De Stabilisatie- en associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.
3. De leden van de Stabilisatie- en associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te leggen voorwaarden.
4. De Stabilisatie- en associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Gemeenschap en een ver- tegenwoordiger van Albanië, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.
5. De Europese Investeringsbank neemt, voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, als waarnemer deel aan de werkzaam- heden van de Stabilisatie- en associatieraad.
Artikel 118
Om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken, krijgt de Stabilisatie- en associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst voor de in de overeenkomst vermelde gevallen. De besluiten van de Stabilisatie- en associatieraad zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Stabilisatie- en associatieraad mag ook passende aanbevelingen doen. De besluiten en aanbevelingen van de raad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
Artikel 119
De partijen leggen geschillen die verband houden met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst voor aan de Stabilisatie- en associatieraad. De Stabilisatie- en associatieraad kan een dergelijk ge- schil door middel van een bindend besluit beslechten.
Artikel 120
1. De Stabilisatie- en associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Stabilisatie- en associatiecomité, bestaande uit enerzijds vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en anderzijds verte- genwoordigers van Albanië.
2. In zijn reglement van orde bepaalt de Stabilisatie- en associatieraad de taken van het Stabilisatie- en associatiecomité, waaronder de voorbe- reiding van de vergaderingen van de Stabilisatie- en associatieraad, en stelt hij de werkwijze van dit comité vast.
3. De Stabilisatie- en associatieraad mag bevoegdheden aan het Stabilisatie- en associatiecomité delegeren. In dat geval neemt het Stabilisatie- en associatiecomité zijn besluiten volgens de voorwaarden van artikel 118.
4. De Stabilisatie- en associatieraad kan tot de oprichting besluiten van andere speciale comités of lichamen die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. In zijn reglement van orde legt de Stabilisatie- en associatieraad de samenstelling van deze comités of lichamen vast en bepaalt hij hun taken en werkwijze.
Artikel 121
Het Stabilisatie- en associatiecomité kan subcomités oprichten.
Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zet het Stabilisatie- en associatiecomité de nodige sub-
comités op voor de adequate uitvoering van de overeenkomst. Wanneer het Stabilisatie- en associatiecomité besluit subcomités op te zetten en hun taakomschrijving vast te stellen, houdt het terdege rekening met het belang van de juiste afhandeling van met migratie samenhangende pro- blemen, met name ten aanzien van de uitvoering van de artikelen 80 en 81 van deze overeenkomst en het toezicht op het EU-actieplan voor Albanië en de omliggende regio.
Artikel 122
Er wordt een Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité opgericht. Dit dient als forum waar leden van het Albanese parlement en het Euro- pees Parlement elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wis- selen. Dat comité komt met door hemzelf te bepalen tussenpozen bijeen. Het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité bestaat uit enerzijds leden van het Europees Parlement en anderzijds leden van het Albanese
parlement.
Het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.
Het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door het Europees Parlement en het Albanese parlement, overeenkomstig de in het reglement van orde neer te leggen bepalingen.
Artikel 123
Binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst beijvert elk van beide partijen zich om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van haar eigen onderdanen, toegang krijgen tot de ter zake bevoegde gerechtelijke instanties en administratieve lichamen van de partijen, ter verdediging van hun individuele rechten en hun eigendomsrechten.
Artikel 124
Niets in deze overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:
a. die zij nodig acht om onthulling te beletten van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;
b. die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of produc- tie die absoluut vereist is voor defensiedoeleinden, mits deze maatrege- len geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
c. die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid, in geval van ernstige binnenlandse onlusten die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogs- dreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.
Artikel 125
1. Op de door de overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen mogen:
– de regelingen die Albanië ten opzichte van de Gemeenschap toe- past, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidsta- ten, hun onderdanen of hun vennootschappen;
– de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Albanië toe- past, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Albanese onderdanen of vennootschappen.
2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de par- tijen om de desbetreffende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in een identieke situatie verke- ren ten aanzien van hun woonplaats.
Artikel 126
1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doel- stellingen worden bereikt.
2. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bij- zonder dringende gevallen, verstrekt zij de Stabilisatie- en associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vin- den.
3. Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van de overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Stabilisatie- en associatieraad gebracht en worden op verzoek van de andere partij in de Stabilisatie- en associatieraad besproken.
Artikel 127
De partijen komen overeen op verzoek van elk van de partijen onmid- dellijk overleg te plegen via passende kanalen om kwesties met betrek- king tot de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de partijen te bespreken.
De bepalingen van dit artikel hebben geen invloed op en gelden onverminderd de artikelen 31, 37, 38, 39 en 43.
Artikel 128
Zolang onder deze overeenkomst geen gelijkwaardige rechten zijn verworven voor personen en ondernemers, doet de overeenkomst geen afbreuk aan de rechten die hun worden verleend bij bestaande overeen- komsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en Albanië, anderzijds.
Artikel 129
De bijlagen I tot en met V en de protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.
De op 22 november 2004 ondertekende Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Albanië aan com- munautaire programma’s, en de bijlage daarbij vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst. De in artikel 8 van die kader- overeenkomst bedoelde evaluatie wordt door de Stabilisatie- en associatieraad uitgevoerd; de raad heeft de bevoegdheid de kader- overeenkomst zo nodig te wijzigen.
Artikel 130
Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
Elk van beide partijen kan deze overeenkomst opzeggen door de andere partij van deze opzegging in kennis te stellen. De overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.
Artikel 131
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder ,,partijen’’ verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, ener- zijds, en Albanië, anderzijds.
Artikel 132
Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op het grondgebied waarop de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn, on- der de in die Verdragen neergelegde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van Albanië.
Artikel 133
De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depo- sitaris van deze overeenkomst.
Artikel 134
1. Deze overeenkomst is opgesteld in alle officie¨le talen van de par- tijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Artikel 135
Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen proce- dures geratificeerd of goedgekeurd. De akten van ratificatie of goedkeu- ring worden neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste akte van ratificatie of van goedkeuring is neergelegd.
Artikel 136
Interimovereenkomst
De partijen komen overeen dat, indien in afwachting van de voltooi- ing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de bepalingen van sommige gedeelten van deze overeen- komst, met name die inzake het vrije verkeer van goederen, alsmede de relevante bepalingen inzake vervoer, door middel van een interim- overeenkomst tussen de Gemeenschap en Albanië ten uitvoer worden gelegd, voor de toepassing van titel IV, van de artikelen 40, 71, 72, 73 en 74 van deze overeenkomst en van de protocollen 1, 2, 3, 4 en 6 als- mede de relevante bepalingen van protocol 5, onder de datum van inwer- kingtreding van deze overeenkomst wordt verstaan de datum van inwer- kingtreding van de interimovereenkomst, voor wat betreft de verplichtingen die in deze artikelen en protocollen zijn opgenomen.
Artikel 137
Bij inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Alba- nië inzake handel en commerciële en economische samenwerking, die op 11 mei 1992 te Brussel werd ondertekend. Door de uitvoering van die overeenkomst tot stand gekomen rechten, verplichtingen of rechts- posities van de partijen worden hierdoor niet aangetast.
GEDAAN te Luxemburg, de twaalfde juni tweeduizend zes.
LIJST VAN BIJLAGEN
– Bijlage I* – Tariefconcessies van Albanië voor industrieproducten van de Gemeenschap
* De Bijlagen liggen ter inzage bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen.
– Bijlage IIa* – Tariefconcessies van Albanie¨ voor primaire land- bouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (bedoeld in artikel 27, lid 3, onder a)
– Bijlage IIb* – Tariefconcessies van Albanie¨ voor primaire land- bouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (bedoeld in artikel 27, lid 3, onder b)
– Bijlage IIc* – Tariefconcessies van Albanie¨ voor primaire land- bouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (bedoeld in artikel 27, lid 3, onder c)
– Bijlage III* – Tariefconcessies van de Gemeenschap voor vis en visserijproducten uit Albanië
– Bijlage IV* – Vestiging: Financiële diensten
– Bijlage V* – Intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendoms- rechten
Protocol 1
IJzer- en staalproducten
Artikel 1
Dit protocol is van toepassing op de producten die zijn vermeld in de hoofdstukken 72 en 73 van de gecombineerde nomenclatuur. Het is eveneens van toepassing op andere onder deze hoofdstukken vallende eindproducten van ijzer en staal die in de toekomst uit Albanië van oor- sprong kunnen zijn.
Artikel 2
Douanerechten die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing zijn op ijzer- en staalproducten van oorsprong uit Albanië worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
Artikel 3
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden douane- rechten die in Albanië van toepassing zijn op ijzer- en staalproducten van oorsprong uit de Gemeenschap waarnaar wordt verwezen in artikel 19 en die zijn opgenomen in bijlage I bij deze overeenkomst geleidelijk verlaagd volgens het in die bijlage vastgestelde tijdschema.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden douane- rechten die in Albanië van toepassing zijn op alle andere ijzer- en staal- producten van oorsprong uit de Gemeenschap afgeschaft.
* De Bijlagen liggen ter inzage bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Afdeling Verdragen.
Artikel 4
1. De kwantitatieve beperkingen op de invoer in de Gemeenschap van ijzer- en staalproducten van oorsprong uit Albanië en maatregelen van gelijke werking worden op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst opgeheven.
2. De kwantitatieve beperkingen op de invoer in Albanië van ijzer- en staalproducten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst opgeheven.
Artikel 5
1. In verband met artikel 71 van de overeenkomst erkennen de par- tijen dat het noodzakelijk en urgent is dat elke partij terstond maatrege- len neemt om eventuele structurele zwakheden van haar ijzer- en staal- sector te verhelpen ter waarborging van het algemene concurrentievermogen van haar industrie. Albanië stelt daarom binnen drie jaar een herstructurerings- en omschakelingsprogramma voor haar ijzer- en staalindustrie op om ervoor te zorgen dat deze industrie op nor- male marktvoorwaarden kan voortbestaan. De Gemeenschap zal Albanië op verzoek technische bijstand verlenen om dit doel te bereiken.
2. In verband met artikel 71 van de overeenkomst worden voorts alle praktijken die strijdig zijn met dit artikel beoordeeld op grond van spe- cifieke criteria die voortvloeien uit de toepassing van de wetgeving van de Gemeenschap inzake overheidssteun, met inbegrip van de afgeleide wetgeving, en van bijzondere voorschriften inzake het toezicht op overheidssteun die na het vervallen van het EGKS-verdrag op de ijzer- en staalsector van toepassing zijn.
3. Voor de toepassing van lid 1, onder iii), van artikel 71 van de over- eenkomst op ijzer- en staalproducten, erkent de Gemeenschap dat Alba- nië gedurende vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst bij wijze van uitzondering overheidssteun voor herstructureringsdoeleinden mag verlenen, mits:
– de steun ertoe leidt dat de begunstigde ondernemingen aan het einde van de herstructureringsperiode op normale marktvoorwaarden kunnen voortbestaan;
– het bedrag en de intensiteit van de steun strikt beperkt zijn tot het- geen voor het herstel van een normaal voortbestaan absoluut noodzake- lijk is, en dat deze geleidelijk worden verminderd; en
– het herstructureringsprogramma gekoppeld is aan algemene rationaliseringsmaatregelen en compenserende maatregelen om het mededingingsverstorende effect van de door Albanië verleende steun te compenseren.
4. Elke partij ziet toe op volledige transparantie bij de tenuitvoerleg- ging van het noodzakelijke herstructurerings- en omschakelings- programma door de andere partij voortdurend volledig in te lichten,
waarbij met name gegevens worden medegedeeld over het herstructureringsplan en de bedragen, de intensiteit en het doel van de overheidssteun die op grond van de leden 2 en 3 van dit artikel wordt verleend.
5. De Stabilisatie- en Associatieraad houdt toezicht op de naleving van de leden 1 tot en met 4.
6. Indien een partij van oordeel is dat een praktijk van de andere par- tij met dit artikel in strijd is, en indien die praktijk nadelig is of dreigt te zijn voor de belangen van de eerste partij of indien de binnenlandse industrie van die partij aanmerkelijke schade ondervindt of dreigt te ondervinden, kan deze partij de nodige maatregelen nemen na raadple- ging van de in artikel 7 genoemde contactgroep of dertig werkdagen nadat om deze raadpleging is verzocht.
Artikel 6
De artikelen 20, 21 en 22 van de overeenkomst zijn van toepassing op de handel in ijzer- en staalproducten tussen de partijen.
Artikel 7
De partijen komen overeen dat overeenkomstig artikel 120, lid 4, van de overeenkomst een contactgroep zal worden opgericht, die als taak heeft de tenuitvoerlegging van dit protocol te volgen en te evalueren.
Protocol 2*
betreffende de handel in verwerkte landbouwproducten tussen Albanië en de Gemeenschap
Artikel 1
1. De Gemeenschap en de Republiek Albanië passen op verwerkte landbouwproducten de in respectievelijk bijlage I en de bijlagen II a, II b, II c en II d vermelde rechten toe in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden, ongeacht of er sprake is van beperkingen door middel van tariefcontingenten.
2. De Stabilisatie- en Associatieraad besluit over:
– uitbreiding van de lijst van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten;
– wijziging van de in bijlage I en de bijlagen II b, II c en II d ver- melde rechten;
* De Bijlagen bij dit Protocol liggen ter inzage bij het Ministerie van Buiten- landse Zaken, Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen.
– verhoging of afschaffing van de tariefcontingenten.
Artikel 2
De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad worden verlaagd:
– wanneer in de handel tussen de Gemeenschap en de Republiek Albanië de op de basisproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of
– wanneer ingevolge wederzijdse concessies voor verwerkte land- bouwproducten de rechten worden verlaagd.
De onder het eerste streepje bedoelde verlagingen worden berekend op het deel van het recht, aangemerkt als landbouwelement, dat over- eenstemt met de landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardi- ging van de bedoelde verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt en in mindering zijn gebracht op de voor die basislandbouwproducten gel- dende rechten.
Artikel 3
De Gemeenschap en de Republiek Albanië stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behan- deling van alle betrokken partijen te waarborgen en zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.
Protocol 3*
betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen
Artikel 1
Het Protocol omvat de volgende onderdelen:
1. een overeenkomst betreffende wederzijdse preferentiële handels- concessies voor bepaalde wijnen (bijlage I bij dit protocol);
2. een overeenkomst betreffende de wederzijdse erkenning, bescher- ming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen (bijlage II bij dit protocol).
Artikel 2
Deze overeenkomsten zijn van toepassing voor wijnen die vallen onder code 22.04, gedistilleerde dranken die vallen onder code 22.08 en gearomatiseerde wijnen die vallen onder code 22.05 van het op 14 juni
* De Bijlagen met Aanhangsels, bij dit Protocol liggen ter inzage bij het Minis- terie van Buitenlandse Zaken, Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen.
1983 in Brussel ondertekende Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codificering van goederen.
Deze overeenkomsten hebben betrekking op de volgende producten:
1. wijnen van verse druiven
a. van oorsprong uit de Gemeenschap, die zijn geproduceerd over- eenkomstig de regels inzake oenologische procédés en behandelingen, zoals bedoeld in Titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, zoals gewijzigd, en Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Commissie van 24 juli 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een ge- meenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procédés en behandelin- gen, zoals gewijzigd;
b. van oorsprong uit Albanië, die zijn geproduceerd overeenkomstig de regels inzake oenologische procédés en behandelingen, zoals gefor- muleerd in de Albanese wetgeving. Deze oenologische regels moeten in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving;
2. gedistilleerde dranken zoals gedefinieerd:
a. voor de Gemeenschap in Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedis- tilleerde dranken, zoals gewijzigd, en Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commissie van 24 april 1990 houdende uitvoeringsbepalingen voor de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistil- leerde dranken, zoals gewijzigd;
b. voor Albanië in het tweede ministerieel decreet van 6 januari 2003 ter goedkeuring van de verordening inzake de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken, op basis van wet nr. 8443 van 21 januari 1999 inzake de wijnbouw, wijn en nevenproducten op basis van druiven;
3. gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten, hierna ,,ge- aromatiseerde wijnen’’ genoemd, zoals gedefinieerd:
a. voor de Gemeenschap in Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van ge- aromatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten, zoals gewijzigd;
b. voor Albanië in wet nr. 8443 van 21 januari 1999 inzake de wijn- bouw, wijn en nevenproducten op basis van druiven.
Protocol 4
betreffende de definitie van het begrip ,,producten van oorsprong’’ en administratieve samenwerking
Lijst van Bijlagen*
Bijlage I: Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II
Bijlage II: Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen Bijlage III: Modellen van het certificaat inzake goederenverkeer
EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goede- renverkeer EUR.1
Bijlage IV: Tekst van de factuurverklaring
Gemeenschappelijke verklaringen**
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Xxxxxx
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
In dit Protocol wordt verstaan onder:
a. ,,vervaardiging’’: elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b. ,,materiaal’’: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c. ,,product’’: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d. ,,goederen’’: zowel materialen als producten;
* De Bijlagen bij dit Protocol liggen ter inzage bij het Ministerie van Buiten- landse Zaken, Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen.
** Zie blz. 110 e.v.
e. ,,douanewaarde’’: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f. ,,prijs af fabriek’’: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Albanië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g. ,,waarde van de materialen’’: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleer- bare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Albanië is betaald;
h. ,,waarde van de materialen van oorsprong’’: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dien- overeenkomstige toepassing is;
i. ,,toegevoegde waarde’’ : de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere partij of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vast- gesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Alba- nië voor deze materialen werd betaald;
x. ,,hoofdstukken’’ en ,,posten’’: de hoofdstukken en posten (vier- cijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem in- zake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol ’het geharmoniseerde systeem’ of ’GS’ genoemd;
k. ,,ingedeeld’’: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l. ,,zending’’: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdo- cument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;
m. ,,gebieden’’: ook de territoriale wateren.
TITEL II
DEFINITIE VAN HET BEGRIP ,,PRODUCTEN VAN OOR- SPRONG’’
Artikel 1
Algemene voorwaarden
1. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende pro- ducten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:
a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toerei- kend is in de zin van artikel 6.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Albanië:
a. geheel en al in Albanië verkregen producten in de zin van artikel
5;
b. in Albanië verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt
die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Alba- nië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
Artikel 3
Bilaterale cumulatie in de Gemeenschap
Materialen van oorsprong uit Albanië worden beschouwd als materi- alen van oorsprong uit de Gemeenschap wanneer ze in een aldaar ver- kregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze mate- rialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.
Artikel 4
Bilaterale cumulatie in Albanië
Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Albanië, wanneer ze in een aldaar verkre- gen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materia- len een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.
Artikel 5
Geheel en al verkregen producten
1. Als geheel en al in de Gemeenschap of Albanië verkregen worden beschouwd:
a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren
d. producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f. producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wate- ren van de Gemeenschap of Albanië door hun schepen uit de zee gewon- nen producten;
g. producten die, uitsluitend uit de onder f bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terug- winning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te wor- den voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
x. xxxxx en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieks- bewerkingen;
j. producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de ter- ritoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze boden of ondergrond;
k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a tot en met j bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen ,,hun schepen’’ en ,,hun fabrieksschepen’’ in lid 1, onder f en g, zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Albanië zijn inge- schreven of geregistreerd;
b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië voeren.
c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Albanië of aan een vennoot- schap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschap- pen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;
d. waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lid- staat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië; en
e. waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderda- nen van lidstaten of van Albanië.
Artikel 6
Toereikende be- of verwerking
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan. In deze lijst is voor alle onder de overeenkomst vallende pro- ducten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product, dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaar- den in die lijst voor dat product voldoet, als materiaal wordt gebruikt bij
de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepas- sing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materia- len die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits:
a. de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 percent van de prijs af fabriek van het product;
b. de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschre- den. Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofd- stukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn inge- deeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.
Artikel 7
Ontoereikende be- of verwerking
1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of ver- werkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b. het splitsen en samenvoegen van xxxxx;
c. het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d. het strijken of persen van textiel;
e. het schilderen of polijsten;
f. het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;
g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;
h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i. het aanscherpen, vermalen of versnijden;
j. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k. het bottelen, verpakken in blikken, flesjes, zakken, dozen of an- dere omhulsels, het bevestigen op kaarten of platen, en alle andere een- voudige verrichtingen in verband met de opmaak;
l. het aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpak- king van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke merkte- kens;
m. het mengen van producten, ook van verschillende soorten;
n. het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
o. twee of meer van de onder (a tot en met (n) vermelde behandelin- gen tezamen;
p. het slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Albanië heeft ondergaan tezamen genomen.
Artikel 8
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Dit betekent dat:
a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b. wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzon- derlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 9
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, appara- ten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10
Stellen en assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de inter- pretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die
niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 11
Neutrale elementen
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzake- lijk de oorsprong na te gaan van:
a. energie en brandstof;
b. fabrieksuitrusting;
c. machines en werktuigen;
d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12
Territorialiteitsbeginsel
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeen- schap of in Albanië zijn voldaan.
2. Producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Albanië naar een ander land worden uitgevoerd en weer terugkeren, worden niet meer als producten van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat:
a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en
b. dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Een buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwer- king van uit de Gemeenschap of Albanië uitgevoerde en later weder- ingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oor- sprong overeenkomstig het bepaalde in titel II indien:
a. die materialen geheel en al in de Gemeenschap of Albanië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrij- pende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde ontoereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan, en
b. ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat:
i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of ver- werking van de uitgevoerde materialen, en
ii. de totale buiten de Gemeenschap of Albanië toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeen- schap of Albanië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het eind- product een regel is opgenomen die een maximumwaarde geeft voor alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Albanië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder
,,totale toegevoegde waarde’’ verstaan alle buiten de Gemeenschap of Albanië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toe- gevoegde materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan voorwaarden van bijlage II voldoen en die uitsluitend door toepassing van de algemene tolerantie van artikel 6, lid 2, kunnen worden aange- merkt als producten die een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. De buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerkin- gen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 13
Rechtstreeks vervoer
1. De bij deze overeenkomstig vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van deze bijlage voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Albanië zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kun- nen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behan- delingen om ze in goede staat te bewaren. Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Ge- meenschap of van Albanië worden vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:
a. één vervoersdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer; of
b. een door de douane van het land van doorvoer afgegeven certifi- caat, waarin:
i. de goederen nauwkeurig zijn omschreven;
ii. de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw gela- den zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en
iii. de omstandigheden waarin de producten in het land van doorvoer hebben verbleven, zijn omschreven; of
c. bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
Artikel 14
Tentoonstellingen
1. Deze overeenkomst is van toepassing bij invoer van producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land dan een lidstaat van de Gemeenschap of Albanië zijn verzonden en die na de tentoon- stelling voor invoer in de Gemeenschap of Albanië zijn verkocht, mits ten genoegen van de douane van het land van invoer wordt aangetoond dat:
a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Albanië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;
b. deze exporteur de producten heeft verkocht of op een andere wijze heeft afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Albanië;
c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn ver- zonden; en
d. de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalin- gen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aan- vullende bewijsstukken worden geëist ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soort- gelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agra- risch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
TITEL IV
TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15
Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de ver- vaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Alba- nië waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Albanië niet in aanmerking voor de teruggave of kwijtschelding van invoerrechten, in welke vorm dan ook.
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terug- betaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Albanië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkre- gen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze produc- ten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet op verzoek van de douane steeds alle stukken overleggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen en dat alle douane- rechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toe- passing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en ge- reedschappen in de zin van artikel 9 en op producten die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materi- alen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouw- producten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.
TITEL V
BEWIJS VAN DE OORSPRONG
Artikel 16
Algemene voorwaarden
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Albanië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Albanië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:
a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of
b. in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring’’ genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden. De tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 17
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 (hierna ,,EUR.1- certificaat’’ genoemd) wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens ver- antwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegen- woordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in Aanhangsel III opgenomen. Deze formulieren woren ingevuld in een van de talen waarin deze over- eenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels wor- den opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit cer-
tificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douane van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië indien de uit te voeren goe- deren kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië en aan de andere voorwaarden van dit Pro- tocol is voldaan.
5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daad- werkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaar- den van dit protocol is voldaan. Zij kunnen in dit verband bewijs- materiaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het EUR.1-certificaat wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een EUR.1-certificaat wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk wor- den uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
Artikel 18
Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrek- king heeft worden afgegeven, indien
a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere om- standigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of
b. ten genoegen van de douane is aangetoond dat het EUR.1- certificaat wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de pro- ducten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. Vóór de douane tot afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat over- gaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de vol- gende aantekeningen aangebracht:
ES ,,EXPEDIDO A POSTERIORI’’ CS ,,VYSTAVENO DODATEC{NE{’’ DA ,,UDSTEDT EFTERFØLGENDE’’
DE ,,NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT’’ ET ,,TANGANTJÄRELE VÄLJA ANTUD’’ EL ,,ΕΚΔΟΘΕΝ ΕΚ ΤΩΝ ΥΣΤΕΡΩΝ’’
EN ,,ISSUED RETROSPECTIVELY’’ FR ,,DÉLIVRÉ A POSTERIORI’’
IT ,,RILASCIATO A POSTERIORI’’ LV ,,IZSNIEGTS RETROSPEKTI√VI’’
LT ,,RETROSPEKTYVUSIS IS{DAVIMAS’’
XX ,,KIADVA VISSZAMENOx LEGES HATÁLLYAL’’ MT ,,MAH–RUG~ RETROSPETTIVAMENT’’
NL ,,AFGEGEVEN A POSTERIORI’’
PL ,,WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE’’ PT ,,EMITIDO A POSTERIORI’’
SI ,,IZDANO XXXXXXXX’’ SK ,,VYDANÉ DODATOC{NE’’
FI ,,ANNETTU JÄLKIKÄTEEN’’ SV ,,UTFÄRDAT I EFTERHAND’’ AL ,,,LESHUAR A-POSTERIORI’’
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak
,,Opmerkingen’’ van het EUR.1-certificaat.
Artikel 19
Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1- certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat had- den afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aan- tekeningen aangebracht:
ES ,,DUPLICADO’’ CS ,,DUPLIKÁT’’ DA ,,DUPLIKAT’’ DE ,,DUPLIKAT’’ ET ,,DUPLIKAAT ,, EL ,,ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ’’ EN ,,DUPLICATE’’ FR ,,DUPLICATA’’ IT ,,DUPLICATO’’ LV ,,DUBLIKΑ√ TS’’
LT ,,DUBLIKATAS’’
HU ,,MÁSODLAT’’
MT ,,DUPLIKAT’’ NL ,,DUPLICAAT’’ PL ,,DUPLIKAT’’
PT ,,SEGUNDA XXX’’ XX ,,XXXXXXX’’
XX ,,XXXXXXXX’’
XX ,,KAKSOISKAPPALE’’ SV ,,DUPLIKAT’’
AL ,,DUBLIKATE’’.
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak
,,Opmerkingen’’ van het duplicaat van het EUR.1-certificaat.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oor- spronkelijke EUR.1-certificaat, geldt vanaf die datum.
Artikel 20
Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opge- steld of afgegeven bewijs van oorsprong
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Albanië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspron- kelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten wor- den vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daar- van naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Albanië. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douane- kantoor dat op de producten toezicht houdt.
Artikel 21
Het opstellen van een factuurverklaring
1. De in artikel 16, lid 1, onder b, genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:
a. toegelaten exporteurs in de zin van artikel 22; of
b. een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kun- nen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgeno- men, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander
handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bij- lage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig onder- tekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schrifte- lijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrek- king heeft in het land van invoer worden aangeboden.
Artikel 22
Toegelaten exporteur
1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna ,,toege- laten exporteurs’’ genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuur- verklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken produc- ten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bie- den met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douane kan het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De vergunning kan te allen tijde door de douane worden ingetrok- ken. Zij is verplicht dit te doen wanneer een toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
Artikel 23
Geldigheid van het bewijs van de oorsprong
1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode wor- den ingediend bij de douane van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden inge- diend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behan- deling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de pro- ducten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aange- bracht.
Artikel 24
Overlegging van het bewijs van de oorsprong
Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze douane kan een vertaling van dit certificaat eisen. Zij kan voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overeenkomst voldoen.
Artikel 25
Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet- gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a voor de inter- pretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd sys- teem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douane ingediend bij de invoer van de eerste deel- zending.
Artikel 26
Vrijstelling van bewijs van de oorsprong
1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particu- lieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leg- gen, mits aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en ver- klaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit pro- tocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifte- formulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt be- schouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de rei- ziger of de leden van zijn gezin, voorzover noch de aard noch de hoe- veelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedra- gen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 27
Bewijsstukken
De in artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1- certificaat of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oor- sprong zijn uit de Gemeenschap of uit Albanië en aan de andere voor- waarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:
a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boek- houding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te ver- krijgen;
b. in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde en vol- gens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c. in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde, en vol- gens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwer- king in de Gemeenschap of in Albanië blijkt;
d. EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit blijkt dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn, die overeenkomstig dit proto- col in de Gemeenschap of in Albanië zijn afgegeven of opgesteld.
Artikel 28
Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken
1. Exporteurs die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.
2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
3. De douane van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeeft bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.
4. De douane van het land van invoer bewaart de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten min- ste drie jaar.
Artikel 29
Verschillen en vormfouten
1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die ten behoeve van de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten over- eenstemt.
2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oor- sprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens.
Artikel 30
Bedragen in euro
1. Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b, en artikel 26, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in de nationale valuta van de lidstaten of van Albanië die overeenstemt met de in euro uitgedrukte bedragen, jaar- lijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 21, lid 1, onder b en artikel 26, lid 3, zijn van toepassing op een zending op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eer- ste werkdag van oktober. De bedragen worden de Commissie van de Europese Gemeenschap uiterlijk op 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4. Een land mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in de nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door de Stabilisatie- en Associatieraad op verzoek van de Gemeenschap of Albanië herzien. Bij
deze herziening onderzoekt het Stabilisatie- en Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de bedragen in euro te wijzigen.
TITEL VI ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 31
Wederzijdse bijstand
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Albanië doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toeko- men van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douane- diensten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Albanië elkaar via de bevoegde douane-instanties bij- stand bij de controle op de echtheid van EUR.1-certificaten en factuur- verklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.
Artikel 32
Controle van bewijzen van oorsprong
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecon- troleerd en wanneer de douane van het land van invoer redenen heeft om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Voor de toepassing van lid 1 zendt de douane van het land van invoer het EUR.1-certificaat en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het ver- moeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uit- voer. Zij kan in dit verband bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dien- stig acht.
4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet
bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatrege- len.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk meege- deeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Albanië beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet vol- doende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aan- vragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 33
Regeling van geschillen
Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douanedienst die de con- trole heeft aangevraagd en de douanedienst die deze heeft moeten uit- voeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorgelegd. In alle geval- len is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de rege- ling van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.
Artikel 34
Sancties
Sancties worden getroffen tegen eenieder die een document met on- juiste gegevens opstelt of doet opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen.
Artikel 35
Vrije zones
1. De Gemeenschap en Albanië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oor- sprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een vrije zone op hun grondgebied verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bevaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autori- teiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af, mits deze be- of verwer- king in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
TITEL VII CEUTA EN MELILLA
Artikel 36
Toepassing van het Protocol
1. De in artikel 2 gebruikte term ,,Gemeenschap’’ heeft geen betrek- king op Ceuta en Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Albanië die in Ceuta of Melilla wor- den ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Albanië past op onder de overeen- komst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtne- ming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37.
Artikel 37
Bijzondere voorwaarden
1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als:
1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, voor- zover:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toerei- kend zijn in de zin van artikel 6; of voorzover
ii. die producten van oorsprong zijn uit Albanië of uit de Gemeen- schap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvat- ten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen;
2. producten van oorsprong uit Albanië:
a. geheel en al in Albanië verkregen producten;
b. in Albanië verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toerei- kend zijn in de zin van artikel 6; of voorzover
ii. die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, bedoelde be- of verwerkingen.
2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.
3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt
„Albanië’’ en „Ceuta en Melilla’’ in vak 2 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring.
4. De Spaanse douane is belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla.
TITEL VIII SLOTBEPALINGEN
Artikel 38
Wijzigingen op het Protocol
De Stabilisatie- en Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.
Protocol 5
inzake vervoer over land
Artikel 1
Doel
Het doel van dit protocol is de samenwerking tussen de partijen inzake het vervoer over land, in het bijzonder het transitoverkeer, te bevorderen en in dat verband toe te zien op gecoördineerde ontwikke- ling van het vervoer door en via de grondgebieden van de partijen, door middel van de volledige en coherente toepassing van alle bepalingen van dit protocol.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. De samenwerking heeft betrekking op het vervoer over land, met name het wegvervoer, het spoorvervoer en het gecombineerde vervoer, alsmede de desbetreffende infrastructuur.
2. In dit verband omvat het toepassingsgebied van dit protocol in het bijzonder:
– de vervoersinfrastructuur op het grondgebied van elk der beide par- tijen, voor zover noodzakelijk om de doelstellingen van het protocol te verwezenlijken;
– de toegang, op basis van wederkerigheid, tot de markt voor het wegvervoer;
– wezenlijke juridische en administratieve ondersteunende maatrege- len, waaronder maatregelen van commerciële, fiscale, sociale en techni- sche aard;
– samenwerking bij het ontwikkelen van een vervoerssysteem dat aan milieueisen voldoet;
– regelmatige uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van het vervoersbeleid van de partijen, met bijzondere aandacht voor de ver- voersinfrastructuur.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. ,,communautair transitoverkeer’’: de doorvoer van goederen over het grondgebied van Albanië door een in de Gemeenschap gevestigde transporteur vanuit of naar een lidstaat van de Gemeenschap;
b. ,,Albanees transitoverkeer’’: de doorvoer van goederen over het grondgebied van de Gemeenschap, door een in Albanië gevestigde trans- porteur, van Albanië naar een derde land of van een derde land naar Albanië;
c. ,,gecombineerd vervoer’’: goederenvervoer waarbij de vrachtwa- gen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissel- laadbak of de container van 20 voet of meer gebruik maakt van de weg voor het eerste of het laatste gedeelte van het traject, en voor het andere gedeelte van het spoor of de binnenwateren, of van een zeetraject wan- neer dat traject meer bedraagt dan 100 km hemelsbreed gemeten, en het begin- of het eindvervoer over de weg verricht:
– hetzij tussen de laadplaats van de goederen en het dichtstbij gele- gen geschikte spoorwegstation van inlading, voor wat het beginvervoer betreft, en tussen het dichtstbij gelegen geschikte spoorwegstation van uitlading en de losplaats van de goederen, voor wat het eindvervoer betreft;
– hetzij binnen een afstand van ten hoogste 150 km hemelsbreed gemeten, vanaf de rivier- of zeehaven van in- of van uitlading.
TITEL I INFRASTRUCTUUR
Artikel 4
Algemene bepaling
De partijen komen overeen maatregelen voor de ontwikkeling van een multimodale vervoersinfrastructuur te nemen en die op elkaar af te stem- men, als een wezenlijk middel om de problemen op te lossen die zich voordoen in het goederenvervoer door Albanië, met name op de pan- Europese corridor VIII, de noord-zuidas en de verbindingen met het Adriatisch/Ionisch pan-Europees vervoersgebied.
Artikel 5
Planning
De ontwikkeling van een multimodaal regionaal vervoersnetwerk op het grondgebied van Albanië dat aan de behoeften van Albanië en van Zuidoost-Europa voldoet en de belangrijkste weg- en spoorweg- verbindingen, binnenwateren, binnenhavens, havens, luchthavens en an- dere relevante knooppunten van het netwerk omvat, is voor de Gemeen- schap en voor Albanië van bijzonder belang. Dit netwerk is gedefinieerd in een memorandum van overeenstemming inzake de ontwikkeling van een vervoerskerninfrastructuurnetwerk voor Zuidoost-Europa, dat in juni 2004 door de ministers van de regio en de Europese Commissie is onder- tekend. Verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het netwerk en de keuze van prioriteiten is een stuurcomité dat uit vertegenwoordigers van elk van de ondertekenaars bestaat.
Artikel 6
Financiële aspecten
1. De Gemeenschap kan, in het kader van artikel [112] van de over- eenkomst, financieel bijdragen aan de uitvoering van de noodzakelijke in artikel 5 bedoelde infrastructuurwerken. Zij kan deze bijdrage ver- strekken in de vorm van kredieten van de Europese Investeringsbank, en op elke andere wijze waarop zij nog meer middelen kan vrijmaken.
2. Om de werkzaamheden te bespoedigen, zal de Commissie zoveel mogelijk trachten het gebruik van andere aanvullende middelen te be- vorderen, zoals investeringen van lidstaten van de Gemeenschap op bila- terale basis of met gebruikmaking van openbare of particuliere midde- len.
TITEL II
VERVOER PER SPOOR EN GECOMBINEERD VERVOER
Artikel 7
Algemene bepaling
De partijen nemen de nodige maatregelen voor de ontwikkeling en de bevordering van het vervoer per spoor en het gecombineerde vervoer en stemmen deze op elkaar af, met als doel een groot deel van het vervoer van en naar en het transitoverkeer door Albanië in de toekomst op milieuvriendelijker wijze te doen plaatsvinden.
Artikel 8
Bijzondere aspecten met betrekking tot de infrastructuur
In het kader van de modernisering van de Albanese spoorwegen dient het nodige te worden gedaan om het systeem aan het gecombineerde vervoer aan te passen, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling of aanleg van terminals, de afmetingen van de tunnels en de capaciteit, waarvoor aanzienlijke investeringen vereist zijn.
Artikel 9
Ondersteunende maatregelen
De partijen nemen alle nodige maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van gecombineerd vervoer. Deze maatregelen hebben ten doel:
– gebruikers en expediteurs aan te moedigen van gecombineerd ver- voer gebruik te maken;
– gecombineerd vervoer concurrerend te maken ten opzichte van het wegvervoer, met name door middel van financiële steun van de Gemeen- schap of Albanië in het kader van hun respectieve wetgeving;
– het gebruik van gecombineerd vervoer over lange afstanden te bevorderen en met name het gebruik van wissellaadbakken, containers en vervoer zonder begeleiding in het algemeen te bevorderen;
– de snelheid en betrouwbaarheid van gecombineerd vervoer te ver- beteren, in het bijzonder door:
– de frequentie van konvooien te verhogen en aan de behoeften van de expediteurs en gebruikers aan te passen;
– de wachttijden bij terminals te bekorten en de productiviteit ervan op te voeren; het gecombineerde vervoer toegankelijker te maken door belemmeringen op toegangswegen op gepaste wijze weg te nemen;
– het gewicht, de afmetingen en de technische kenmerken van het
gespecialiseerde materiaal indien nodig te harmoniseren, en met name te zorgen voor de nodige compatibiliteit van de afmetingen, en overleg te plegen bij de bestelling en het in bedrijf nemen van het als gevolg van de ontwikkeling van het verkeer vereiste materieel;
– en in het algemeen alle andere passende maatregelen te nemen.
Artikel 10
Rol van de spoorwegen
In het licht van de verdeling van de bevoegdheden tussen de staat en de spoorwegen doen de partijen hun spoorwegmaatschappijen de aanbe- veling om voor zowel het personen- als het goederenvervoer:
– de bilaterale en multilaterale samenwerking en de samenwerking in het kader van internationale spoorwegorganisaties op alle gebieden te versterken, in het bijzonder ten aanzien van de verbetering van de kwa- liteit en de veiligheid van de vervoersdiensten;
– gezamenlijk te streven naar een organisatie van de spoorwegen die expediteurs ertoe aanmoedigt hun goederen per spoor in plaats van over de weg te vervoeren, met name voor transitodoeleinden, op basis van eerlijke concurrentie en met behoud van de vrije keuze van de gebrui- ker;
– de deelname van Albanië aan de tenuitvoerlegging en toekomstige ontwikkeling van het acquis van de Gemeenschap op het gebied van de ontwikkeling van de spoorwegen voor te bereiden.
TITEL III VERVOER OVER DE WEG
Artikel 11
Algemene bepalingen
1. Wat de toegang tot elkaars vervoersmarkt betreft, komen de par- tijen overeen in het beginstadium, onverminderd lid 2, de regeling te handhaven die voortvloeit uit bilaterale overeenkomsten of andere inter- nationale bilaterale verdragen die tussen de lidstaten van de Gemeen- schap en Albanië zijn gesloten of, bij het ontbreken van dergelijke over- eenkomsten of verdragen, uit de feitelijke situatie in 1991. In afwachting van de sluiting van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en Alba- nië over de toegang tot de wegvervoersmarkt, zoals bedoeld in artikel 12, en over wegenbelasting, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, werkt Albanië echter samen met de lidstaten van de Gemeenschap om deze bilaterale overeenkomsten aan te passen aan dit protocol.
2. De partijen komen overeen met ingang van de datum waarop de overeenkomst in werking treedt, het communautaire transitoverkeer on- beperkt toegang te verlenen tot Albanië en het Albanese transitoverkeer onbeperkt toegang te verlenen tot de Gemeenschap.
3. Indien als gevolg van de krachtens lid 2 verleende rechten het door vervoerders uit de Gemeenschap uitgevoerde transitoverkeer over de weg zodanig toeneemt dat daardoor ernstige schade wordt toegebracht of dreigt te worden toegebracht aan de wegeninfrastructuur en/of de doorstroming van het verkeer op de in artikel 5 bedoelde verbindingen, en zich onder deze zelfde omstandigheden problemen voordoen op het grondgebied van de Gemeenschap in de nabijheid van de grenzen met Albanië, wordt de kwestie voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatie- raad overeenkomstig artikel [118] van de overeenkomst. De partijen kunnen voorstellen doen voor uitzonderlijke tijdelijke, niet- discriminerende maatregelen die noodzakelijk zijn om deze schade te verminderen of te beperken.
4. Indien de Europese Gemeenschap voorschriften vaststelt om de verontreiniging door in de Europese Unie geregistreerde vrachtwagens te verminderen en de verkeersveiligheid te vergroten, is een gelijksoor- tige regeling van toepassing op in Albanië geregistreerde vrachtwagens die op het grondgebied van de Gemeenschap aan het verkeer wensen deel te nemen. De Stabilisatie- en associatieraad beslist over de noodza- kelijke modaliteiten.
5. De partijen onthouden zich van alle eenzijdige maatregelen of han- delingen die tot discriminatie tussen vervoerders of voertuigen van de Gemeenschap en vervoerders of voertuigen van Albanië zouden kunnen leiden. Zij nemen alle dienstige maatregelen om het wegvervoer naar of in transito over het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij te vergemakkelijken.
Artikel 12
Markttoegang
De partijen verbinden zich bij voorrang ertoe samen te werken om, behoudens hun interne voorschriften, te streven naar:
– regelingen ter bevordering van de ontwikkeling van een vervoers- stelsel dat beantwoordt aan de behoeften van beide partijen en dat ener- zijds verenigbaar is met de voltooiing van de interne markt van de Gemeenschap en het gemeenschappelijke vervoersbeleid, en anderzijds met de economische politiek en het vervoersbeleid van Albanië;
– een definitieve regeling voor de toekomstige toegang tot elkaars wegvervoersmarkt op basis van wederkerigheid.
Artikel 13
Belastingen, tol en andere heffıngen
1. De partijen erkennen dat belastingen, tol en andere heffingen ten laste van de wegvoertuigen van beide partijen vrij moeten zijn van dis- criminatie.
2. De partijen openen onderhandelingen om zo snel mogelijk tot een overeenkomst te komen inzake wegenbelasting, op basis van de regels die de Gemeenschap op dit gebied heeft vastgesteld. Deze overeenkomst is met name gericht op vrije doorstroming van het grensoverschrijdende verkeer, geleidelijke opheffing van de verschillen tussen de wegenbelastingstelsels van de partijen en het voorkomen van concurren- tievervalsing ten gevolge van deze verschillen.
3. In afwachting van de resultaten van de in lid 2 bedoelde onderhan- delingen nemen de partijen de discriminatie weg tussen vrachtvervoer- ders uit de Gemeenschap en uit Albanië bij de toepassing van belastin- gen en heffingen op het verkeer en/of het bezit van vrachtwagens en van alle speciale belastingen en heffingen op het vervoer over het grondge- bied van de partijen. Albanië verbindt zich ertoe de Commissie van de Europese Gemeenschappen desgevraagd het bedrag aan belastingen, tol en andere heffingen die het toepast mede te delen, alsmede de methode die voor de berekening daarvan wordt toegepast.
4. Tot de in lid 2 en artikel 12 bedoelde overeenkomsten zijn geslo- ten, kunnen na de inwerkingtreding van de overeenkomst voorgestelde wijzigingen van fiscale heffingen, tolheffing en andere heffingen op het communautaire transitoverkeer door Albanië, alsmede van de systemen voor de inning ervan, slechts na overleg worden ingevoerd.
Artikel 14
Afmetingen en gewichten
1. Albanië aanvaardt dat wegvoertuigen die beantwoorden aan de communautaire normen voor afmetingen en gewichten vrij en zonder beperking terzake aan het verkeer op de in artikel 5 bedoelde wegen mogen deelnemen. Tot zes maanden na de inwerkingtreding van de over- eenkomst wordt op wegvoertuigen die niet aan de huidige normen van Albanië voldoen een speciale niet-discriminerende heffing toegepast, die evenredig is met de schade die door de hogere asdruk wordt veroorzaakt.
2. Albanië streeft ernaar zijn huidige regelgeving en normen voor de wegenbouw uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeen- komst te harmoniseren met de wetgeving die in de Gemeenschap geldt, en neemt vergaande maatregelen ter verbetering van de in artikel 5 bedoelde bestaande wegen, zodat deze binnen de voorgestelde termijn voldoen aan deze nieuwe regelgeving en normen, een en ander in over- eenstemming met zijn financiële mogelijkheden.
Artikel 15
Milieu
1. Met het oog op de bescherming van het milieu streven de partijen ernaar normen voor de uitstoot van gassen en deeltjes en voor het geluidsniveau van vrachtwagens in te voeren die een hoog niveau van bescherming bieden.
2. Teneinde de industrie duidelijke aanwijzingen te verschaffen en coördinatie bij onderzoek, planning en productie te bevorderen, dienen afwijkende nationale normen op dit gebied te worden vermeden. Voer- tuigen die voldoen aan de normen die zijn vastgesteld bij internationale overeenkomsten die tevens betrekking hebben op het milieu, mogen zonder verdere beperkingen aan het verkeer op het grondgebied van de partijen deelnemen.
3. Bij de invoering van nieuwe normen plegen de partijen overleg teneinde bovengenoemde doelstellingen te bereiken.
Artikel 16
Sociale aspecten
1. Albanië harmoniseert zijn wetgeving inzake de opleiding van vrachtwagenbestuurders, met name wat het vervoer van gevaarlijke stof- fen betreft, met de normen van de Europese Gemeenschap.
2. Albanië, dat partij is bij de Europese overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR), en de Gemeenschap coör- dineren zo nauw mogelijk hun beleid inzake rijtijden, onderbrekingen en rustperioden van de bestuurders en de samenstelling van de bemanning, in overeenstemming met de toekomstige ontwikkeling van de sociale wetgeving op dit gebied.
3. De partijen werken samen bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de sociale wetgeving op het gebied van het wegvervoer.
4. De partijen zien toe op de gelijkwaardigheid van hun respectieve wetgeving met betrekking tot de toegang tot het beroep van wegvervoer- der, zulks met het oog op wederzijdse erkenning.
Artikel 17
Bepalingen betreffende het verkeer
1. De partijen wisselen hun ervaringen uit en streven ernaar hun wet- geving te harmoniseren teneinde een betere doorstroming van het ver- keer tijdens spitsperioden (weekeinden, feestdagen en het vakantiesei- zoen) te bewerkstelligen.
2. In het algemeen bevorderen de partijen de invoering, ontwikkeling en coördinatie van een informatiesysteem voor het wegverkeer.
3. Zij streven naar harmonisatie van hun wetgeving betreffende het vervoer van aan bederf onderhevige goederen, levende dieren en gevaar- lijke stoffen.
4. De partijen streven tevens naar harmonisatie van de technische hulpverlening aan bestuurders, de verspreiding van belangrijke verkeer- sinformatie en andere voor het toerisme nuttige zaken, en eerste hulp bij ongelukken, inclusief ambulancediensten.
Artikel 18
Verkeersveiligheid
1. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst harmoniseert Albanië zijn wetgeving inzake verkeersveiligheid, met name ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen, met die van de Gemeenschap.
2. Albanië, als partij bij de Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, en de Gemeenschap coördineren hun beleid inzake het vervoer van gevaarlijke goederen zo nauw mogelijk.
3. De partijen werken samen bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving inzake verkeersveiligheid, met name wat betreft rijbe- wijzen en maatregelen om verkeersongevallen terug te dringen.
TITEL IV VEREENVOUDIGING VAN FORMALITEITEN
Artikel 19
Vereenvoudiging van formaliteiten
1. De partijen komen overeen het goederenvervoer per spoor en over de weg, zowel bilateraal als in transito, te vereenvoudigen.
2. De partijen komen overeen onderhandelingen te openen met het oog op sluiting van een overeenkomst betreffende vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer.
3. De partijen komen overeen waar nodig verdere vereenvoudigings- maatregelen aan te moedigen en hiertoe gezamenlijk actie te onderne- men.
TITEL V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 20
Verruiming van het toepassingsgebied
Indien één van de partijen bij de toepassing van dit protocol tot de conclusie komt dat andere maatregelen, die niet onder het toepassings- gebied van dit protocol vallen, in het belang van een gecoördineerd Europees vervoersbeleid zijn en met name het probleem van het transito- verkeer kunnen helpen oplossen, dan legt zij de andere partij voorstel- len voor zulke maatregelen voor.
Artikel 21
Uitvoering
1. De samenwerking tussen de partijen vindt plaats in het kader van een speciaal subcomité, dat overeenkomstig artikel 121 van de overeen- komst zal worden opgericht.
2. De taken van dit subcomité zijn in het bijzonder:
a. het formuleren van plannen voor samenwerking op het gebied van vervoer per spoor, gecombineerd vervoer, onderzoek op vervoersgebied en milieu;
b. het analyseren van de toepassing van de bepalingen van dit pro- tocol en het doen van aanbevelingen aan het Stabilisatie- en associatie- comité voor passende oplossingen voor problemen die zich kunnen voordoen;
c. het evalueren, twee jaar na de inwerkingtreding van de overeen- komst, van de stand van zaken wat de verbetering van de infrastructuur en de gevolgen van het vrije transitoverkeer betreft;
d. het coördineren van de activiteiten op het gebied van controle, prognoses en ander statistisch werk betreffende het internationale ver- voer, met name het transitoverkeer.
Protocol 6
inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. ,,douanewetgeving’’: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalin- gen die in de overeenkomstsluitende partijen van toepassing zijn betref-
fende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing van goederen onder een andere douaneregeling, met inbegrip van verbo- den, beperkingen en controlemaatregelen;
b. ,,verzoekende autoriteit’’: een door een partij aangewezen instan- tie die op grond van dit protocol verzoeken om bijstand indient;
c. ,,aangezochte autoriteit’’: een door een partij aangewezen instan- tie die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;
d. ,,persoonsgegevens’’: alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon wiens identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;
e. ,,handeling in strijd met de douanewetgeving’’: elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving;
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. De partijen verlenen elkaar bijstand, op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden, en op de wijze en op de voorwaarden als in dit Pro- tocol vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, in het bijzonder bij de preventie, de opsporing en het onderzoek van handelingen in strijd met deze wetgeving.
2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende par- tijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke autoriteit worden uit- geoefend, tenzij die autoriteit instemt met de mededeling van die infor- matie.
3. Dit protocol heeft geen betrekking op bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes.
Artikel 3
Bijstand op verzoek
1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verstrekt de aange- zochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of kun- nen zijn.
2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:
a. of goederen die uit een overeenkomstsluitende partij zijn uitge- voerd op regelmatige wijze in een andere overeenkomstsluitende partij
zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douane- regeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
b. of goederen die in een overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit de andere overeenkomstsluitende partij zijn uit- gevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, maatregelen om ervoor te zorgen dat toezicht wordt gehouden op:
a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;
b. plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of kunnen worden opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douane- wetgeving;
c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden ver- voerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douane- wetgeving;
d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douane- wetgeving.
Artikel 4
Ongevraagde bijstand
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar, in overeenstem- ming met hun wet- en regelgeving, ongevraagd bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douane- wetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:
– handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor een andere overeenkomst- sluitende partij;
– nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij handelingen in strijd met de douanewetgeving;
– goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving.
– natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen in strijd met de douanewetgeving verrichten of hebben verricht;
– vervoermiddelen waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen in strijd met de douanewetgeving te verrichten.
Artikel 5
Toezending van documenten/Kennisgeving van besluiten
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, alle maatregelen die nodig zijn voor:
– de toezending van documenten
– de kennisgeving van besluiten
die van de verzoekende autoriteit uitgaan en onder het toepassings- gebied van dit protocol vallen, aan een geadresseerde die op het grond- gebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.
Verzoeken om de toezending van documenten of de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in voor die autoriteit aanvaardbare taal.
Artikel 6
Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand
1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken monde- ling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de vol- gende gegevens:
a. de naam van de verzoekende autoriteit;
b. de gevraagde maatregel;
c. het onderwerp en de reden van het verzoek;
d. de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;
e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke gegevens over de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;
f. een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.
3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aange- zochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.
4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voor- zorgsmaatregelen worden genomen.
Artikel 7
Behandeling van verzoeken
1. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij