Gemeentebestuur
Gemeentebestuur
Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dordrecht
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT en de BURGEMEESTER van de gemeente DORDRECHT, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Basisregeling arbeidsvoorwaarden gemeentepersoneel Dordrecht;
gezien het advies van de Centrale Ondernemingsraad van 25 november 2004; overwegende,
dat op 17 juni 2003 het college van burgemeester en wethouders de Regels omtrent de ambtelijke organisatie Dordrecht 2003 heeft vastgesteld;
dat daarin de organisatiestructuur van het ambtelijk apparaat van de gemeente Dordrecht is beschreven alsmede de taken van de organisatieonderdelen;
dat in dit mandaatbesluit de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheden aan functionarissen in de organisatie worden toegekend om hen in staat te stellen deze taken rechtmatig uit te voeren;
b e s l u i t e n :
vast te stellen het navolgende
Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dordrecht
Artikel 1
a. het college: het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht;
b. de burgemeester: de burgemeester van Dordrecht als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de gemeente in en buiten rechte
c. de gemeentesecretaris: de gemeentesecretaris van Dordrecht
d. de directeuren: de sector, bedrijven- en programmadirecteuren alsmede de directeur van het Stads Bestuurs Centrum, het hoofd van de stafeenheid Projectmanagement en het hoofd van de stafeenheid Flexpool;
e. de gemeente: de gemeente als publiekrechtelijk lichaam alsmede de gemeente als privaatrechtelijke rechtspersoon;
x. xx xxxx: de gemeenteraad van Dordrecht;
g. de algemeen directeuren: de leden van de Algemene Directie;
h. Algemene Directie: de Algemene Directie als bedoeld in artikel 3 van de Regels omtrent de ambtelijke organisatie Dordrecht 2003;
i. mandaat: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester besluiten te nemen.
j. volmacht: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.
k. machtiging: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 2
Mandaat gemeentesecretaris en bijzondere mandaten
1. Aan de gemeentesecretaris wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot het college en de burgemeester behorende aangelegenheden.
2. De gemeentesecretaris is bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hem ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en ter informatie aan het college gezonden, tenzij het om een concrete, individuele aangelegenheid gaat.
Artikel 3
Xxxxxxx algemeen directeuren
1. De aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de algemeen directeuren.
2. De algemeen directeuren maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik voorzover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun taakveld.
3. Aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden de bevoegdheden die bij of krachtens de wet aan zijn functie zijn toegekend.
Artikel 4
Xxxxxxx directeuren
1. De aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de directeuren.
2. De directeuren maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van hun sector, bedrijf of stafeenheid.
3. In afwijking van het gestelde in het eerste lid worden de in bijlage 2 opgenomen bevoegdheden slechts aan de daarbij genoemde functionarissen gemandateerd.
4. De in bijlage 3 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan de gemeentesecretaris.
5. De directeuren zijn bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hen ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en ter informatie aan de Algemene Directie en het college gezonden, tenzij het om een concrete, individuele en éénmalige aangelegenheid gaat.
Artikel 5
Mandaat overige functionarissen
1. De aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan:
a. afdelingshoofden;
b. bureauhoofden;
c. teamleiders;
d. projectleiders;
e. budgethouders.
2. De in het eerste lid genoemde functionarissen maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot hun werkterrein.
3. De in het eerste lid onder d bedoelde projectleiders maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik binnen de vastgestelde kaders van het project en binnen het voor het project toegekende budget. Een opdrachtgever kan in een projectplan beperkingen opleggen aan het mandaat van de projectleider.
4. De in het eerste lid onder e bedoelde budgethouders maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik voor het doel waarvoor het budget is toegekend en binnen de financiële grenzen van het aan hen toegekende budget.
5. De in bijlage 4 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan de directeur.
6. De in bijlage 5 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan het afdelingshoofd.
7. De in bijlage 6 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan het bureauhoofd.
Artikel 6
Algemene uitzonderingen van mandaat
1. Aan het college en de burgemeester blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen die zijn neergelegd in een document, gericht tot:
x. xx xxxx;
b. de Koningin en andere leden van het Koninklijk Huis;
x. xx xxxx van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie, ministers en staatssecretarissen;
d. de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;
e. de vice-president van de Raad van State;
f. de president van de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx;
g. de Nationale Ombudsman, voor zover het correspondentie betreft terzake van formele klachten;
h. enig bestuursorgaan van een provincie;
i. enig bestuursorgaan van een waterschap of een hoogheemraadschap;
2. Onverminderd het gestelde in het eerste lid en in artikel 9 blijven aan het college en de burgemeester overigens voorbehouden de bevoegdheden als genoemd in bijlage 1.
3. Onverminderd het gestelde in het eerste en tweede lid is het mandaat niet van toepassing:
a. indien het een aangelegenheid betreft waarover door de raad in een eerder stadium vragen aan het college of de burgemeester zijn gesteld;
b. indien de verantwoordelijke portefeuillehouder namens het college beslist dat de aangelegenheid door het college moet worden afgedaan en indien de burgemeester beslist dat de aangelegenheid door hem moet worden afgedaan. De portefeuillehouder wordt tijdig geïnformeerd over gevoelige kwesties;
c. indien de aangelegenheid tot kritische berichtgeving in de media heeft geleid dan wel in verband met de aard van de aangelegenheid redelijkerwijs moet worden aangenomen dat dit zal gebeuren;
d. indien de aangelegenheid ingrijpende gevolgen kan hebben voor een groot aantal burgers, bedrijven, verenigingen of belangengroepen;
e. op het voeren van het overleg met de vakbonden (Georganiseerd Overleg).
4. Het college respectievelijk de burgemeester kan instructies geven over de wijze waarop de gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend.
Artikel 7
Nadere regels
Het college kan nadere regels stellen omtrent het opmaken en het ondertekenen van een document, waarin van het verleende mandaat gebruik wordt gemaakt.
Artikel 8
Volmacht en machtiging
Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijkgesteld de verlening van:
a. Volmacht om in naam van het college of de burgemeester privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
b. Machtiging om in naam van het college of de burgemeester handelingen te verrichten die een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 9
Bezwaarschriften
1. De bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften, gericht aan het college, wordt opgedragen aan de afzonderlijke leden van dat college, ieder voor zover de zaak tot zijn portefeuille behoort.
2. Ten aanzien van bezwaarschriften, gericht aan het college, die om advies in handen worden gesteld van een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht blijft de beslissing op het bezwaarschrift voorbehouden aan het college.
Artikel 10
Intrekking vorige besluiten
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit worden alle eerder genomen besluiten waarin mandaat wordt verleend aan functionarissen werkzaam bij de gemeente ingetrokken.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.
Artikel 12
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als "Algemeen mandaatbesluit Dordrecht".
Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 december 2004.
Het College van Burgemeester en Wethouders De Burgemeester de secretaris de burgemeester
R.J.G. Xxxxxxx
H.W.M. Xxxxxxxxx R.J.G. Xxxxxxx
- Bijlagen 1 t/m 6 -
- Toelichting -
Bijlage 1
Aangelegenheden welke ingevolge artikel 6, tweede lid van het Algemeen mandaatbesluit Dordrecht blijven voorbehouden aan het college respectievelijk de burgemeester
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
A. Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden
Publiekrecht
1. Het doen van voorstellen aan de raad.
2. Het vaststellen van regels omtrent de ambtelijke organisatie.
3. Het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels, voorzover deze niet door de raad worden vastgesteld.
4. Het nemen van een beslissing op bezwaar.
5. Het nemen van besluiten voor individuele gevallen, welke niet onder een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel vallen.
6. De bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen ten behoeve van de gemeente zelf.
7. Het nemen van besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, die betrekking hebben op een ramp als bedoeld in de Wet Rampen en Zware ongevallen.
8. Het nemen van besluiten over verzoeken om planschade en nadeelcompensatie.
Privaatrecht Aanbestedingen n.v.t.
Contracten
1. Het besluit tot het aangaan van convenants, intentieverklaringen, bestuursovereenkomsten etc..
2. Het besluit tot het aangaan van overeenkomsten met een financiële waarde van
€ 350.000,-- of meer.
3. Het besluit tot het aangaan van overeenkomsten indien:
a. op grond van de Gemeentewet het college de raad vooraf over de overeenkomst moet informeren, omdat de raad daarom heeft verzocht;
b. op grond van de Gemeentewet de raad in de gelegenheid moet worden gesteld zijn wensen en bedenkingen ten aanzien van de overeenkomst ter kennis van het college te brengen omdat deze ingrijpende gevolgen voor de gemeente kan hebben.
x. xx xxxx xxxxxxx om informatie heeft gevraagd.
Civiele procedures
1. Het besluit tot het aangaan van en het voeren van verweer in civiele procedures.
2. Het besluit hoger beroep of cassatie aan te tekenen namens de gemeente of het gemeentebestuur in civiele procedures.
3. Het nemen van besluiten t.a.v. alternatieve geschillenbeslechting, niet zijnde arbitrage of het voorleggen van geschillen aan scheidslieden, voorzover afspraken daarover vooraf schriftelijk zijn vastgelegd.
Overige privaatrechtelijke rechtshandelingen
1. Het besluit tot de oprichting van of de deelneming in rechtspersonen.
2. Het kwijtschelden en buiten invordering stellen van vorderingen met een financieel belang hoger dan € 10.000,--.
3. Het besluit tot aanvaarding of afwijzing van erfstellingen/legaten/schenkingen.
4. Het aanvragen van surseance van betaling en faillissement.
5. Het afgeven van borgstellingen, met dien verstande dat de raad met betrekking tot borgstellingen voor meer dan € 900.000,-- vooraf in de gelegenheid wordt gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
6. Het nemen van besluiten over het opnemen van geldleningen op de kapitaalmarkt met een looptijd van een jaar of langer.
7. Het nemen van besluiten over het verstrekken van geldleningen via de kapitaalmarkt.
8. Het nemen van besluiten over het doen van beleggingen op de kapitaalmarkt.
Machtiging
Het ondertekenen van overeenkomsten met een ander bestuursorgaan, waarbij de wederpartij wordt vertegenwoordigd door een bestuurder, met dien verstande dat in dat geval de burgemeester een machtiging kan verlenen aan een wethouder.
B. Personeelsaangelegenheden
Bevoegdheden t.a.v. individuele personeelsleden
1. Het benoemen van de leden van de Algemene Directie, de directeuren en programmadirecteuren, op voordracht van de gemeentesecretaris.
2. Het nemen van besluiten over de formele arbeidsduur.
3. Het jaarlijks aanwijzen van verplichte brugdagen.
4. Het aanhouden van een ontslagverzoek als strafontslag wordt overwogen.
5. Het aanhouden van een ontslagverzoek totdat er een uitspraak is van de strafrechter of het besluit tot disciplinaire bestraffing onherroepelijk is geworden.
6. Het verlenen van ontslag wegens reorganisatie of verminderde behoefte aan arbeidskrachten.
7. Het verlenen van ontslag op andere gronden dan genoemd in de Basisregeling Arbeidsvoorwaarden Gemeente Dordrecht, inclusief het treffen van een ontslagregeling.
8. Het verlenen van strafontslag.
9. Het opleggen van een schorsing als ordemaatregel.
10. Het (gedeeltelijk) inhouden van salaris tijdens een schorsing in het kader van een ordemaatregel.
11. Het inzetten van ambtenaren in geval van een staking bij een particulier bedrijf.
C. Overige aangelegenheden
a. Het benoemen van personen als vertegenwoordiger van de gemeente Dordrecht in bestuurs- en toezichthoudende organen van publiekrechtelijke- en privaatrechtelijke rechtspersonen
b. Het benoemen van personen in adviesorganen van het college, met uitzondering van het benoemen van de (plv.) leden van de Centrale toetsingscommissie functiewaardering.
c. Het benoemen van personen in bestuurscommissies als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet
d. Het benoemen van personen in commissies als bedoeld in artikel 00 xxx xx Xxxxxxxxxxx
- - - - - - - -
Xxxxxxx 2
Aangelegenheden welke ingevolge artikel 4, derde lid van het Algemeen mandaatbesluit Dordrecht blijven voorbehouden aan de in deze bijlage genoemde functionarissen
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
A. Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden
Publiekrecht
1. Aan de directeur Stafdiensten blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van besluiten ten aanzien van het ontzeggen van de toegang tot gebouwen die in eigendom of gebruik zijn bij de gemeente, voor zover de ontzegging geldt voor een langere periode dan 24 uur en met uitzondering van schoolgebouwen.
2. Aan het hoofd van de afdeling Juridische Zaken en Documentaire InformatieVoorziening van de sector Stafdiensten blijft voorbehouden de bevoegdheid tot:
a. het doen van meldingen aan het College Bescherming Persoonsgegevens;
b. het nemen van beslissingen op verzoeken om informatie,
één en ander in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens.
3. Aan het hoofd van de afdeling Burgerzaken van de sector Publieksdiensten blijft voorbehouden de bevoegdheid om ermee in te stemmen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand en de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand op verzoek elders binnen de gemeente ambtsbezigheden verricht, voor zover daartoe gewichtige redenen bestaan.
4. Aan de burgemeester blijft voorbehouden de bevoegdheid om te weigeren dat de ambtenaar van de burgerlijke stand en de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand op verzoek elders binnen de gemeente ambtsbezigheden verricht.
5. Aan de secretaris van de Welstands- en Monumentencommissie blijft voorbehouden de bevoegdheid te toetsen of een bouwplan voor een licht bouwvergunningplichtig bouwwerk voldoet aan de sneltoetscriteria uit de Welstandsnota en daarover advies uit te brengen aan het college.
Privaatrecht
1. Aan de directeur Stafdiensten blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het aangaan van mantelcontracten waarbij meer dan één organisatieonderdeel van de gemeente is betrokken.
2. Aan het hoofd van de afdeling Grondbedrijf blijft voorbehouden de bevoegdheid tot:
a. het aangaan van financiële verplichtingen voor onroerende zaken tot een bedrag van
€ 350.000,-- per transactie;
b. het verkopen van gemeentelijke onroerende zaken.
3. Aan het hoofd van de afdeling Concern Control van het Stads Bestuurs Centrum blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het aangaan van verzekeringsovereenkomsten voor de gemeente.
4. Aan de bij een incident betrokken hoogste operationeel leidinggevende van de brandweer blijft voorbehouden de bevoegdheid om, tijdens diens taakuitvoering, overeenkomsten aan te gaan die naar zijn oordeel nodig zijn om een aanwezige of dreigende onveilige situatie te doen beëindigen of te voorkomen.
5. Aan het hoofd van het Bureau Belastingen van de sector Publieksdiensten blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het buiten invordering stellen van vorderingen op grond van de belastingwetgeving.
6. Aan het hoofd van het Bureau Schuldhulpverlening van de sector Sociale Dienst blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het verlenen van borgstellingen in het kader van de uitvoering van de Faillissementswet.
7. Aan de Treasurer van het Stads Bestuurs Centrum blijft voorbehouden de bevoegdheid tot:
a. het nemen van besluiten over het opnemen of uitzetten van middelen op de geldmarkt met een looptijd van minder dan één jaar;
b. het uitvoeren van besluiten over het opnemen van geldleningen op de kapitaalmarkt met een looptijd van een jaar of langer;
c. het uitvoeren van besluiten over het doen van beleggingen op de kapitaalmarkt;
d. het uitvoeren van besluiten over het verstrekken van geldleningen via de kapitaalmarkt;
e. het nemen van besluiten over het beheer van de beleggingsportefeuille;
f. het nemen van besluiten over het beheer van de portefeuille aangaande langlopende leningen.
B. Personeelsaangelegenheden
Aan het hoofd van de afdeling Personeel en Organisatie van de sector Stafdiensten blijven de volgende bevoegdheden voorbehouden:
1. het nemen van beslissingen ter uitvoering van de Vervoersregeling, met uitzondering van de dienstreizen;
2. het nemen van beslissingen ter uitvoering spaarloonregeling;
3. het nemen van beslissingen ter uitvoering van de Regeling kinderopvang;
4. het nemen van beslissingen ten aanzien van het toepassen van de hardheidsclausule inzake tegemoetkoming/vergoeding IZA franchisekosten;
5. het nemen van beslissingen ten aanzien van overlijdensuitkeringen aan nagelaten betrekkingen van overleden ambtenaren;
6. het nemen van beslissingen ten aanzien van het toekennen van een BHV-toelage;
7. het nemen van beslissingen ten aanzien van jubileumgratificaties;
8. het uitvoeren van de wachtgeldregeling en de suppletieregeling zoals deze gelden voor wachtgelders die voor 1 januari 2001 zijn ontslagen;
9. de praktische uitvoering van het Georganiseerd Overleg.
- - - - - - - -
Bijlage 3
Aangelegenheden welke ingevolge artikel 4, vijfde lid van het Algemeen mandaatbesluit Dordrecht blijven voorbehouden aan de gemeentesecretaris
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
A. Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden
Publiekrecht
Het nemen van besluiten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, indien het verzoek om informatie geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd.
Privaatrecht
Aanbestedingen
Het nemen van een besluit tot het uitsluiten van een inschrijver terzake van een aanbestedingsprocedure.
Contracten
Het opleggen van sancties aan opdrachtnemers, anders dan kortingen en boetes die voortvloeien uit de bepalingen van het contract.
Civiele procedures
n.v.t.
Overige privaatrechtelijke rechtshandelingen
n.v.t.
B. Personeelsaangelegenheden
1. Het nemen van besluiten ten aanzien van directeuren.
2. Het vaststellen van functieniveaus vanaf schaal 11.
3. Het toekennen van een persoonlijke schaal.
4. Het toepassen van de hardheidsclausule van de bezoldigingsregeling.
5. Het toekennen van een waarnemingsvergoeding in bijzondere situaties.
6. Het weigeren van verzoek om roostervrije uren te mogen sparen (functies vanaf schaal 11).
7. Het vaststellen van een overwerkvergoeding in bijzondere situaties (oorlog, rampen e.d.).
8. Het verlenen van ontslag wegens arbeidsongeschiktheid.
9. Het verlenen van ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid.
10. Het verlenen van ontslag op overige gronden, o.a. wegens verlies van vereiste gesteld bij aanstelling.
11. Het verlenen van ontslag indien er geen werk meer is voor ambtenaar na afloop van de bekleding van zijn publiekrechtelijke functie.
12. Het verlenen van tussentijds ontslag uit een tijdelijke aanstelling op een van de andere gronden.
13. Het weigeren van toestemming om nevenwerkzaamheden te verrichten.
14. Het overplaatsen naar een ander organisatieonderdeel.
15. Het opdragen van andere werkzaamheden onder andere in tijden van oorlog.
16. Het uitvoeren van de regeling klokkenluiders.
17. Het opleggen van de volgende disciplinaire straffen:
a. overplaatsing;
b. schorsing zonder of met gedeeltelijk behoud van salaris;
18. Het benoemen van de (plv.) leden van de Centrale toetsingscommissie functiewaardering.
19. Het toepassen van hardheidsclausules van alle door het college vastgestelde (uitvoerings)regelingen, inclusief de Basisregeling Arbeidsvoorwaarden gemeente Dordrecht.
- - - - - - - -
Bijlage 4
Aangelegenheden welke ingevolge artikel 5, vijfde lid van het Algemeen mandaatbesluit Dordrecht blijven voorbehouden aan de directeur
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
A. Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden
Publiekrecht
1. Het nemen van besluiten tot het aanvragen van subsidie ten behoeve van de gemeente.
2. Het indienen van een verweerschrift of andere productie bij de gerechtelijke instantie die het administratiefrechtelijk (hoger) beroep behandelt.
3. Het nemen van het besluit om bezwaar of (administratief) beroep aan te tekenen of een verzoek om (wijziging of opheffing van) een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen namens de gemeente of het gemeentebestuur in administratiefrechtelijke procedures.
Privaatrecht
Aanbestedingen
1. Het nemen van het besluit om af te wijken van een in het aanbestedingsbeleid voorgeschreven aanbestedingsprocedure.
2. Het nemen van een gunningbesluit na een openbare aanbestedingsprocedure.
3. Het nemen van een gunningbesluit indien de opdracht niet wordt gegund aan de aanbieder met de laagste inschrijfsom.
4. Het niet gunnen van een opdracht na een aanbesteding.
Contracten
1. Het aangaan van overeenkomsten met een financiële waarde boven het bedrag waarboven op grond van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid openbaar moet worden aanbesteed.
2. Het opleggen van kortingen en boetes aan opdrachtnemers voorzover deze voortvloeien uit de bepalingen uit het contract.
3. Het vaststellen van tarieven voor commerciële dienstverlening aan derden.
Civiele procedures
n.v.t.
Overige privaatrechtelijke rechtshandelingen
1. Het kwijtschelden en buiten invordering stellen van vorderingen met een financieel belang lager dan € 10.000,--, met uitzondering van de vorderingen als bedoeld in bijlage 2.
2. Het aanvaarden van een aanbod tot sponsering.
3. Het nemen van besluiten over verzoeken om schadevergoeding, voor zover dergelijke verzoeken op grond van de verzekeringspolis niet aan de verzekeraar moeten worden overgedragen.
B. Personeelsaangelegenheden
1. Het aanstellen van afdelingshoofden, na verkregen instemming van de gemeentesecretaris.
2. Het vaststellen van functieniveaus conform het reglement functiewaardering (tot en met schaal 10).
3. Het toekennen van overwerkvergoeding in bijzondere situaties.
4. Het overplaatsen in het belang de sector, bedrijf of stafeenheid, voor zover de overplaatsing plaatsvindt binnen de eigen sector, het eigen bedrijf of de eigen stafeenheid.
5. Het ontzeggen van de toegang tot de kantoren, werkplaatsen of andere arbeidsterreinen, dan wel het verblijf aldaar.
6. Het opleggen van een verplichting tot het vergoeden van door de gemeente geleden schade.
7. Het verlenen van toestemming tot het dragen van een uniform of dienstkleding bij het deelnemen aan betogingen of optochten.
8. Het bepalen van functies waarvoor uniformkleding is verplicht.
9. Het opleggen van de verplichting in of meer nabij zijn standplaats te gaan wonen.
10. Het opleggen van de verplichting tot het betrekken van een dienstwoning.
11. Het opleggen van een verbod om de werkzaamheden te vervullen in verband met het in contact staan of kort geleden heeft gestaan met een persoon met een infectieziekte.
12. Het verlenen van een schadeloosstelling en vergoeding van kosten in niet elders voorziene gevallen.
13. Het opleggen van de volgende disciplinaire straffen:
a. schriftelijke berisping;
b. oplegging extra werk;
c. vermindering vakantietegoed;
x. xxxxxxxxx;
e. Inhouding deel salaris;
f. niet toekennen periodieke salarisverhoging;
g. tijdelijke vermindering van xxxxxxx.
14. Het uitvoeren van de rechtspositieregeling vrijwillige brandweer.
15. Het uitvoeren van de rechtspositieregeling bijzondere groepen ambtenaren.
- - - - - - - -
Bijlage 5
Aangelegenheden welke ingevolge artikel 5, zesde lid van het Algemeen mandaatbesluit Dordrecht blijven voorbehouden aan het afdelingshoofd
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
A. Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden
Publiekrecht
1. Het nemen van het besluit tot het toepassen, het weigeren toe te passen of het beëindigen van de toepassing van handhavingsinstrumenten.
2. Het nemen van besluiten tot het verlenen, weigeren en vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidie.
3. Het nemen van besluiten ter uitvoering van een door het college vastgestelde regeling.
Privaatrecht
Aanbestedingen
1. Het nemen van een besluit tot het volgen van een aanbestedingsprocedure conform vastgesteld beleid.
2. Het nemen van uitvoeringsbesluiten tijdens een aanbestedingsprocedure, met uitzondering van het nemen van het besluit tot uitsluiting van een inschrijver.
Contracten
Het aangaan van overeenkomsten met een financiële waarde tot en met het bedrag waarboven op grond van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid openbaar moet worden aanbesteed.
Civiele procedures
n.v.t.
Overige privaatrechtelijke rechtshandelingen
Het namens de gemeente uitbrengen van een offerte voor een door de gemeente te verrichten levering of dienst.
Machtiging
1. Het verlenen van een machtiging tot het vertegenwoordigen van de gemeente in een publiekrechtelijke- of privaatrechtelijke procedure.
2. Het ondertekenen van notariële akten.
B. Personeelsaangelegenheden
1. Het aanstellen van medewerkers.
2. Het aangaan van arbeidsovereenkomsten.
3. Het inlenen van extern personeel.
4. Het verminderen en uitbreiden van de formele arbeidsduur.
5. De inpassing van de ambtenaar in de voor zijn functie geldende schaal.
6. De inpassing van de ambtenaar in een lagere dan die welke voor de beschreven functie is vastgesteld.
7. Het toekennen van salaris bij aanstelling.
8. Het toekennen van een periodieke verhoging en het aanmerken van buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging als diensttijd voor toekennen van periodieke verhoging.
9. Het toekennen van extra salarisverhoging en het wijzigen van de periodiekdatum.
10. Het niet toekennen van een periodieke verhoging en het alsnog, met terugwerkende kracht toekennen van een periodieke verhoging.
11. Het inpassen van een ambtenaar in een andere schaal bij bevordering.
12. Het toekennen van een persoonlijke toelage.
13. Het toepassen van de voorschriften met betrekking tot arbeidsongeschiktheid.
14. Het verlenen van ontslag op eigen verzoek.
15. Het verlenen van ontslag wegens ouderdompensioen.
16. Het verlenen van FLO .
17. Het verlenen van ontslag wegens Pré-vut.
18. Het verlenen van ontslag wegens FPU.
19. Het verlenen van ontslag uit een tijdelijke aanstelling of tijdelijke urenuitbreiding.
20. Het verplicht volgen van een opleiding.
21. Het toekennen van een buitengewone verhoging van de bezoldiging.
- - - - - - - -
Bijlage 6
Aangelegenheden welke ingevolge artikel 5, zevende lid van het Algemeen mandaatbesluit Dordrecht blijven voorbehouden aan het bureauhoofd
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
A. Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden
Publiekrecht
1. Het nemen van een besluit tot het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of concessie, met inbegrip van besluiten ter uitvoering van de wettelijk of bij verordening voorgeschreven voorbereidingsprocedures terzake.
2. Het nemen van besluiten ter uitvoering van de wettelijk voorgeschreven voorbereidingprocedure terzake van handhavingsbesluiten, daaronder begrepen de vooraankondiging.
3. Het nemen van besluiten ter uitvoering van de wettelijk voorgeschreven voorbereidingsprocedure terzake van het verlenen, vaststellen, wijzigen of intrekken van subsidies.
4. Het nemen van besluiten ter uitvoering van de wettelijk voorgeschreven procedure voor de behandeling van bezwaarschriften en beroepschriften.
Privaatrecht
Aanbestedingen
Het aangaan van overeenkomsten met een financiële waarde tot het bedrag waarboven op grond van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid meerdere offertes moeten worden gevraagd.
Contracten
n.v.t.
Civiele procedures
n.v.t.
Overige privaatrechtelijke rechtshandelingen
n.v.t
B. Personeelsaangelegenheden
1. Het toekennen van een toelage onregelmatige dienst en wachtdienst.
2. Het vaststellen van een afloopregeling van vaste toelagen.
3. Het toekennen van het genot van woning, energie en water en het korten van het salaris hiervoor.
4. Het toekennen van een waarnemingsvergoeding.
5. Het toekennen van een overwerkvergoeding bestaande uit verlof en een vergoeding.
6. Het vaststellen van de feitelijke arbeidsduur per week.
7. Het toepassen van het cafetariamodel.
8. Het terugbrengen van de seniorenarbeidsduur (de seniorenmaatregel).
9. Het omzetten van extra arbeidsuren in vakantie.
10. Het verlengen van de duur van de vakantie of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3.
11. Het verlenen van vakbondsverlof.
12. Het verlenen van buitengewoon verlof, al dan niet met behoud van bezoldiging om andere redenen dan die welke zijn genoemd in artikel 6:4 tot en met artikel 6:4:4.
13. Het verlenen van betaald ouderschapsverlof.
14. Het verlenen van zwangerschaps- en bevallingsverlof.
15. Het verlenen van adoptie- en pleegzorgverlof.
16. Het toekennen van extra verlof en gratificatie als bijzondere beloning.
17. Het beoordelen van de ambtenaar en het toepassen van de beoordelingsregeling.
18. Het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan.
19. Het toekennen van een vergoeding van de opleiding en andere activiteiten vastgelegd in een Persoonlijk ontwikkelingsplan en het toepassen van de overige voorschriften neergelegd in de regeling Opleiding en Ontwikkeling.
- - - - - - - -
Toelichting op het Algemeen mandaatbesluit Dordrecht
Behorende bij besluit Nr. SBC/2004/810
Inleiding
Er is een aantal redenen waarom er behoefte is aan een nieuwe mandaatregeling, die betrekking heeft op alle organisatieonderdelen van de gemeente Dordrecht. Zo is op 7 maart 2002 is de Wet dualisering gemeentebestuur in werking getreden. Door deze wet is een aantal bevoegdheden van de gemeenteraad overgeheveld naar het college van burgemeester en wethouders. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2003 de organisatiestructuur van de gemeente ingrijpend gewijzigd.
De laatste op de hele gemeente betrekking hebbende mandaatregeling dateert van december 1999. Daarna is een aantal wijzigingsbesluiten vastgesteld. De mandaatregeling is echter nog niet aangepast aan de gevolgen van de dualisering noch aan de gevolgen van de reorganisatie.
Een aspect van een andere orde is dat in de dagelijkse gemeentepraktijk publiek- en privaatrecht niet altijd even consequent van elkaar worden onderscheiden. In deze mandaatregeling worden zowel publiekrechtelijke - als privaatrechtelijke bevoegdheden aan functionarissen toegekend. Dat betekent dat mandaat wordt verleend om publiekrechtelijke beslissingen te nemen, volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn (artikel 10.12 Awb).
In het vervolg van deze toelichting wordt gemakshalve verder echter uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht of machtiging te spreken.
Methodiek
De methodiek die in deze mandaatregeling wordt toegepast wijkt af van de methodiek die tot nu toe in de gemeente werd gehanteerd. Tot nu toe is het in de gemeente gebruikelijk om in de mandaatregeling alle gemandateerde bevoegdheden expliciet te benoemen, vaak onder verwijzing naar het wetsartikel waarin die bevoegdheid is neergelegd. Deze methode heeft vanzelfsprekend positieve en negatieve gevolgen.
Positieve gevolgen zijn dat vrij nauwkeurig kan worden nagegaan aan welke functionaris welke bevoegdheid is gemandateerd. Is een bepaalde bevoegdheid niet opgenomen in de mandaatregeling (bijvoorbeeld uitvoeringsbesluiten op grond van de Destructieverordening Dordrecht 1995) dan is dus uitsluitend het college bevoegd om die besluiten te nemen.
Negatieve gevolgen van deze methodiek zijn dat dergelijke mandaatbesluiten snel "verouderen" en daardoor erg onderhoudsgevoelig zijn. Wetten worden voortdurend gewijzigd, er komen steeds nieuwe wetten of wetten worden juist ingetrokken. Dit alles maakt dat de mandaatregeling vrijwel voortdurend aan wijzigingen onderhevig is. Bovendien past de methodiek niet goed bij de uitgangspunten van integraal management. Die uitgangspunten houden onder meer in dat bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd om de organisatie zo slagvaardig mogelijk te maken.
In deze mandaatregeling wordt de omgekeerde methodiek toegepast. Alle collegebevoegdheden worden gemandateerd tot op het laagste leidinggevend niveau (teamleider), tenzij de bevoegdheid expliciet wordt voorbehouden aan een ander leidinggevend niveau. Bovendien wordt in de mandaatregeling zo min mogelijk verwezen naar wetsartikelen e.d. Het directe gevolg van deze methode is natuurlijk dat alle bevoegdheden die niet zijn uitgezonderd van het mandaat, zijn gemandateerd tot op teamleiderniveau en dus, zo laag mogelijk in de organisatie. Daarnaast wordt de mandaatregeling minder onderhoudsgevoelig doordat deze methode minder gevoelig is voor wijziging in wet- en regelgeving.
Soorten mandaat
In juridische zin zijn er meerdere vormen van mandaat. Voor deze mandaatregeling is slechts het onderscheid tussen beslismandaat en ondertekeningsmandaat van belang.
Deze mandaatregeling regelt het beslismandaat. Dat wil zeggen dat door deze mandaatregeling aan functionarissen de bevoegdheid wordt verleend om namens het college of de burgemeester beslissingen te nemen. Met beslissingen worden hier overigens zowel beslissingen gericht op rechtsgevolg bedoeld (besluiten in de zin van de Awb) als beslissingen die niet zijn gericht op rechtsgevolg.
Een voorbeeld van een beslissing gericht op rechtsgevolg is een vergunning of een subsidiebesluit. Een voorbeeld van een beslissing die niet is gericht op rechtsgevolg is de vooraankondiging van een handhavingsbesluit of het besluit een mandaat aan een functionaris te verlenen of een verleend mandaat juist weer in te trekken. Tegen de laatstgenoemde beslissingen kan geen bezwaar worden aangetekend.
Naast het beslismandaat bestaat er ook een ondertekeningsmandaat. Een ondertekeningsmandaat houdt in dat aan een persoon de bevoegdheid wordt verleend om stukken te ondertekenen, waarbij het besluit dat in het stuk is opgenomen door het bestuursorgaan zelf is genomen.
De wijze waarop het beslismandaat in de organisatie is geregeld hoeft dus niet noodzakelijkerwijs identiek te zijn aan de wijze waarop het ondertekeningsmandaat is geregeld. Naast deze mandaatregeling zal daarom een apart mandaatbesluit ter ondertekening van stukken worden vastgesteld. Het uitgangspunt daarbij is overigens wel om beide mandaatvormen zoveel mogelijk op gelijke wijze te regelen.
Integraal management
Op 6 augustus 2003 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tegen de gemeente Maasbree. In die uitspraak heeft de Raad van State zich uitgelaten over een onderdeel van de mandaatregeling van Maasbree in die zin dat een daarin opgenomen passage door de Raad van State "voor velerlei uitleg vatbaar en onduidelijk" werd gekwalificeerd, "waardoor zij aanleiding kan geven tot misverstanden".
Dit heeft ertoe geleid dat er in deze regeling naar is gestreefd zo concreet mogelijk te zijn over het niveau waarop bevoegdheden zijn neergelegd. Dat neemt niet weg dat ook in deze regeling formuleringen voorkomen waarvan een rechter zou kunnen oordelen dat zij voor velerlei uitleg vatbaar zijn en aanleiding kunnen geven tot misverstanden. Daarover kan worden opgemerkt dat dit inherent is aan de behoefte en noodzaak aan enige flexibiliteit in de mandaatregeling om de uitoefening van de taken in de praktijk enigszins uitvoerbaar te houden. De gemeente Dordrecht hanteert de uitgangspunten van Integraal Management als sturingsfilosofie. Dat houdt in dat verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd, dat de integraal managers (de directeuren) maar ook de onder hen ressorterende functionarissen over die bevoegdheden moeten beschikken om de hen toegekende taken adequaat en efficiënt uit te voeren. Dat impliceert tevens dat het bestuur haar medewerkers het vertrouwen schenkt dat zij op gepaste en verstandige wijze gebruik maken van en omgaan met hun bevoegdheden.
Relatie met Regels omtrent de ambtelijke organisatie
Het is voor degenen die met de gemeente te maken hebben, of het nu gaat om het verkrijgen van een bouwvergunning of om het sluiten van een koopovereenkomst voor kopieerpapier dan wel, en niet in de laatste plaats, om de rechter die een besluit van de gemeente moet toetsen, van belang dat zij kunnen nagaan of het besluit door een bevoegde persoon is genomen en het contract door een bevoegde persoon is ondertekend. Bevoegdheden hebben dus te maken met het rechtmatig uitvoeren van taken. Daarom kan deze mandaatregeling niet los worden gezien van de Regels omtrent de ambtelijke organisatie, waarin is vastgelegd op welke wijze de taken van het gemeentebestuur in de organisatie zijn ondergebracht. In deze mandaatregeling worden aan functionarissen uitsluitend de bevoegdheden toegekend die zij nodig hebben om de taken te kunnen uitvoeren die tot hun werkterrein behoren.
Zo zijn de afdelingshoofden van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid en de afdeling Bouwen en Wonen van de sector Publieksdiensten beiden bevoegd tot het verlenen van vergunningen. Het afdelingshoofd Openbare Orde en Veiligheid is echter slechts bevoegd om vergunningen te verlenen die tot het werkterrein van die afdeling behoren (APV, Drank- en horecawet etc.) terwijl het hoofd van de afdeling Bouwen en Wonen slechts bevoegd is voor het verlenen van vergunningen die tot het werkterrein van zijn afdeling behoren (Bouwbesluit, bouwverordening etc.). De directeur van de sector Publieksdiensten is bevoegd om beide soorten vergunningen te verlenen, nu beide afdelingen onderdeel uitmaken van zijn sector.
De Regels omtrent de ambtelijke organisatie worden door het college vastgesteld, evenals de mandaatregeling. Dat maakt het eenvoudig om beide producten optimaal op elkaar af te stemmen en om snel en efficiënt noodzakelijke wijzigingen door te voeren.
Treasury
In de mandaatregeling worden geen financiële grenzen gesteld of genoemd voor de uitoefening van bevoegdheden op het gebied van treasery. De reden daarvoor is dat die grenzen zijn gesteld in het Nota borgstellingen. Die nota is door de raad vastgesteld en geeft daarom de kaders waarbinnen de treasurybevoegdheden worden uitgeoefend.
Personeelsaangelegenheden
De bevoegdheden om disciplinaire maatregelen op te leggen is op verschillende leidinggevende niveau’s neergelegd. Het gaat dan vanzelfsprekend om verschillende vormen van disciplinaire maatregelen. Op grond van de Basisregeling Arbeidsvoorwaarden Gemeente Dordrecht kunnen disciplinaire maatregelen ook voorwaardelijk worden opgelegd. Daarvan geldt dat de bevoegdheid daartoe is gekoppeld aan de bevoegdheid tot het opleggen van de betreffende maatregel.
Artikelgewijze toelichting
Artikel 1
Spreekt voor zich.
Artikel 2
Lid 1:
In dit artikel worden de bevoegdheden die bij het college en de burgemeester berusten, gemandateerd aan de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris is op grond van artikel 8 van de regels omtrent de ambtelijke organisatie, zoals vastgesteld op 17 juni 2003, de hiërarchisch hoogste ambtenaar en als zodanig het hoofd van de ambtelijke organisatie. Daarom worden alle bevoegdheden van het college en de burgemeester via de gemeentesecretaris aan de overige in de regeling genoemde functionarissen gemandateerd. De gemeentesecretaris is dus feitelijk het centrale punt van waaruit alle bevoegdheden in de organisatie worden verspreid.
Het uitgangspunt van deze regeling is dat de bevoegdheden zodanig in de organisatie zijn neergelegd dat het slechts in uitzonderingssituaties nodig moet zijn om terug te vallen op een hoger bevoegdhedenniveau. In artikel 6, derde lid is een opsomming gegeven van omstandigheden waaronder het mandaat niet van toepassing is.
Lid 2:
Op grond van artikel 10:8 Awb kan een mandaatgever (in dit geval het college of de burgemeester) het mandaat te allen tijde intrekken. Die bevoegdheid wordt in het tweede lid ook toegekend aan de gemeentesecretaris. Dit maakt het mogelijk dat de gemeentesecretaris beslist dat hij bepaalde aangelegenheden voor een korte of langere tijd zelf af wil doen of dat hij in een concreet geval aangeeft dat het aan een onder hem ressorterende functionaris verleende mandaat voor dat geval niet geldt en hij het besluit zelf wil nemen. In het eerste geval gaat het om een min of meer structurele situatie en geldt de eis dat dit schriftelijk wordt vastgelegd en ter informatie aan het college wordt gezonden. Een dergelijk besluit zal ook op de gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt, zodat dit ook naar buiten toe bekend en toetsbaar is. Bij incidentele gevallen is dat niet nodig.
Artikel 3
Lid 1:
Aangezien de algemeen directeuren taken uitvoeren van de gemeentesecretaris moeten zij ook beschikken over de bevoegdheden van de gemeentesecretaris. Dit lid brengt ook de hiërarchische positie van de gemeentesecretaris tot uitdrukking. Alle bevoegdheden worden namelijk niet naast de gemeentesecretaris maar via hem aan de algemeen directeuren gemandateerd.
Lid 2:
In de Algemene Directie is een taakverdeling vastgesteld. Deze is ook op schrift vastgelegd. In het tweede lid wordt de koppeling gelegd tussen de gemandateerde bevoegdheden en het taakveld waarmee elke algemeen directeur is belast. Ook kan het voorkomen dat zich aangelegenheden voordoen waarbij het, ondanks het verleende mandaat, wenselijk is om het nemen van het besluit over te laten aan de gemeentesecretaris. Zo’n situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als de betreffende algemeen directeur ook vanuit een andere zakelijke - of privé-situatie bij de aangelegenheid betrokken is.
Lid 3:
In de artikelen 102 tot en met 105 van de Gemeentewet wordt een aantal taken aan de gemeentesecretaris opgedragen. Dit lid is opgenomen om er geen misverstand over te laten bestaan dat de bevoegdheden die uit die taken voortvloeien niet onder het mandaat vallen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bevoegdheid om stukken die van het college uitgaan mede te ondertekenen.
Artikel 4
Lid 1:
Alle aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden worden (ook) gemandateerd aan de directeuren van de sectoren, bedrijven en stafeenheden van de gemeente Dordrecht. Dit is gebaseerd op het uitgangspunt dat alle uitvoerende taken daar worden verricht.
Lid 2:
In het tweede lid wordt het verleende algemene mandaat ingeperkt. Het mandaat van een directeur geldt slechts voor die aangelegenheden waar hij als directeur van een gemeentelijk organisatieonderdeel integraal voor verantwoordelijk is, met andere woorden voor de taken die in de Regels omtrent de ambtelijke organisatie aan zijn sector, bedrijf of stafeenheid zijn toebedeeld.
Lid 3:
Er zijn bevoegdheden die slechts aan een enkele functionaris in de organisatie worden toegekend. Deze bevoegdheden zijn opgenomen in een aparte bijlage. Een heel duidelijk voorbeeld daarvan is het hoofd van de afdeling Personeel en Organisatie. Voor een aantal regelingen op het gebied van P&O is het van belang dat er één functionaris bevoegd is om uitvoeringsbesluiten te nemen die gemeentebreed gelden. Overigens is het zo dat ook deze bevoegdheden via de gemeentesecretaris worden gemandateerd en dus niet rechtstreeks vanuit het college.
Lid 4:
De in bijlage 3 opgesomde bevoegdheden worden niet doorgemandateerd aan het niveau van directeur en lager.
Lid 5:
Zie de toelichting bij artikel 2, tweede lid. In aanvulling daarop kan nog worden opgemerkt dat het bij het opstellen van deze regeling het uitgangspunt is geweest dat dezelfde bevoegdheden gemeentebreed ook op hetzelfde leidinggevende niveau worden neergelegd. Het moet niettemin mogelijk zijn om per sector, al dan niet tijdelijk, een bepaalde bevoegdheid op een hoger niveau neer te leggen.
Als er bijvoorbeeld aan een sector een financiële taakstelling is opgelegd kan dat voor een directeur aanleiding zijn om meer financiële bevoegdheden aan zichzelf voor te behouden. Als aan een sector een goedkeurende accountantverklaring is onthouden kan dat ook aanleiding zijn voor een directeur om bepaalde bevoegdheden op een hoger niveau neer te leggen.
Deze regeling geeft de grenzen aan waarbinnen de directeuren zelf kunnen beslissen of zij voor hun organisatieonderdeel daarin wijzigingen willen aanbrengen.
Artikel 5
Lid 1:
De aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de onder a t/m e genoemde functionarissen. De aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden zijn de bevoegdheden van de gemeentesecretaris, met uitzondering van de in bijlage 2 genoemde bevoegdheden die aan individuele functionarissen zijn voorbehouden en de in bijlage 3 genoemde bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris zijn voorbehouden.
De onder a, b en c genoemde functionarissen zijn het eerste, tweede en derde leidinggevend niveau onder de directeur.
De onder d genoemde projectleiders zijn opgenomen omdat de uitvoering van het beleid van de gemeente vaak plaatsvindt door middel van projecten die zijn ondergebracht in een projectorganisatie. In die gevallen wordt een projectleider benoemd die verantwoordelijk wordt gesteld voor het behalen van de gestelde doelen. Daarbij krijgt hij een budget ter beschikking dat kan worden aangewend voor zaken die bijdragen of nodig zijn voor het realiseren van die doelen. Daarbij kan worden gedacht aan het inhuren van externen, het aangaan van koop- of dienstverleningsovereenkomsten etc. De projectleider moet binnen de marges van het hem toegekende budget ook beschikken over de vereiste bevoegdheden om slagvaardig te kunnen opereren. Die bevoegdheden worden hem hier toegekend. In het derde lid worden de grenzen van zijn bevoegdheden aangegeven.
De onder e genoemde budgethouders zijn opgenomen omdat er functionarissen in de organisatie zijn die geen leidinggevende functie hebben en ook geen projectleider zijn maar wel over een (beperkt) budget beschikken, dat zij nodig hebben om hun taken efficiënt te kunnen uitoefenen.
Een voorbeeld daarvan is de functionaris die verantwoordelijk is voor het beheer van de gebouwen van de gemeente en die dus snel en zonder veel administratieve handelingen eenvoudige reparaties moet kunnen laten uitvoeren en noodzakelijk materialen moet kunnen aanschaffen.
Lid 2:
Ook ten aanzien van de in het eerste lid genoemde functionarissen geldt dat zij hun bevoegdheden slechts mogen aanwenden ter uitvoering van de taken die aan hun afdeling respectievelijk bureau of team zijn opgedragen.
Lid 3:
Voor projectleiders geldt dat zij hun bevoegdheden uitsluitend mogen aanwenden voor zaken die nodig zijn voor het realiseren van het project. Bovendien is in dit lid bepaald dat de (interne) opdrachtgever (bijvoorbeeld de Algemene Directie of het college) in een projectplan beperkingen kan opleggen aan het mandaat van de projectleider.
Het kan bijvoorbeeld wenselijk zijn om de bevoegdheid van de projectleider om financiële verplichtingen aan te gaan in te perken bij grote projecten waarmee grote bedragen gemoeid zijn.
Lid 4:
Spreekt voor zich.
Leden 5, 6 en 7:
Hierin komt de getrapte structuur van de mandaatverlening tot uiting. Op elk leidinggevend niveau wordt een aantal bevoegdheden voorbehouden, met andere woorden, uitgezonderd van het mandaat.
Artikel 6
Er is een aantal uitzonderingen op het mandaat, te onderscheiden in algemene uitzonderingen en bijzondere uitzonderingen. De algemene uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 6, de bijzondere in artikel 9 en in de bijlagen.
Lid 1:
De algemene uitzonderingen van het eerste lid hebben vooral betrekking op correspondentie met de Kroon, Hoge Colleges van Staat en andere overheidslichamen. Het spreekt voor zich dat officiële correspondentie op dit niveau tussen de bestuursorganen zelf plaatsvindt. Er is overigens geen bezwaar tegen dat niet-officiële correspondentie door ambtenaren wordt ondertekend. Daarbij kan worden gedacht aan uitnodigingen voor vergaderingen, toezending van stukken ter informatie etc.
Lid 2:
In dit lid wordt verwezen naar de bijzondere uitzonderingen in artikel 9 en in de bijlagen.
Lid 3:
Gegeven de hiervoor in de paragraaf Integraal Management aangehaalde uitspraak van de Raad van State, is in het derde lid een aantal omstandigheden benoemd waarbij het mandaat in ieder geval niet van toepassing is. Hiermee wordt een poging gedaan om onduidelijkheden zoveel mogelijk te voorkomen. Niettemin worden ook hier begrippen gehanteerd die verschillend kunnen worden geïnterpreteerd, zoals “kritische berichtgeving” en “ingrijpende gevolgen”. Dit wordt enerzijds als onvermijdelijk gezien omdat het redelijkerwijs niet mogelijk is om dergelijke begrippen sluitend te omschrijven en anderzijds moeten dergelijke begrippen in hun context worden geïnterpreteerd. In het licht van de ruime ervaring met (de uitvoering van) beleidsprocessen bij de gemeente, mag van de leidinggevende medewerkers van de gemeente worden verwacht dat zij dergelijke begrippen op hun juiste waarde weten te schatten en daar op zorgvuldige wijze mee kunnen omgaan.
Op grond van lid 3b kan een portefeuillehouder beslissen dat een aangelegenheid door het college moet worden afgedaan. Dat impliceert dat gevoelige kwesties tijdig aan de portefeuillehouder moeten worden voorgelegd. Leidinggevenden worden verondersteld te kunnen beoordelen welke zaken als een dergelijke gevoelige kwestie moeten worden beschouwd.
Lid 4:
Dit is een herhaling van artikel 10:6 Awb en hier vooral voor de volledigheid en duidelijkheid naar de eigen organisatie opgenomen.
Artikel 7
In dit artikel ligt de basis voor een mandaatbesluit dat betrekking heeft op het ondertekenen van stukken.
Artikel 8
Dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb. Door dit artikel wordt duidelijk dat de mandaatregeling niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de gemeente maar op al het handelen, dus ook privaatrechtelijk en feitelijk handelen.
Een voorbeeld van volmacht is de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten en een voorbeeld van een machtiging is de bevoegdheid om een betaling te verrichten of om tarieven vast te stellen voor commerciële dienstverlening door de gemeente.
Artikel 9
Lid 1:
Om te voorkomen dat over ieder bezwaarschrift in en door het college moet worden besloten en om de betrokkenheid van wethouders bij hun portefeuille tot uitdrukking te brengen, is besloten om de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar aan de portefeuillehouders op te dragen.
Lid 2:
De gemeente kent een adviescommissie voor de beroep- en bijzondere bezwaarschriften. Dit is een onafhankelijke commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Deze commissie adviseert het college over daartoe in het bijzonder aangewezen bezwaarschriften en het is daarom vanzelfsprekend dat de beslissingen op dergelijke bezwaarschriften in en door het college worden genomen.
Artikel 10
Deze mandaatregeling is bedoeld als een alomvattende regeling. Daarop zijn slechts in beperkte mate uitzonderingen c.q aanvullingen nodig, die in aparte regelingen worden vastgelegd. Daarnaast zijn in individuele mandaatbesluiten ook bevoegdheden toegekend aan individuele ambtenaren. Ook die mandaatbesluiten worden ingetrokken omdat dergelijke mandaatvormen niet voldoen aan criteria van "checks and balances". Dat wil zeggen dat het uit oogpunt van integriteit, rechtszekerheid, zorgvuldigheid en openheid ongewenst is dat een individuele ambtenaar in de positie verkeert dat hij zonder enige vorm van controle beslissingen namens het college kan nemen en officiële standpunten kan innemen. In feite wordt hij daardoor Integraal Manager. Het legt eindverantwoordelijkheid op een niveau in de organisatie waar die niet thuishoort. Wel komt het voor dat in formele wetten bevoegdheden rechtstreeks aan individuele ambtenaren worden toegekend.
Zo is op grond van artikel 231 Gemeentewet de heffingsambtenaar bevoegd om beslissingen op bezwaar te nemen in het kader van de belastingwetgeving.
Artikel 11
Spreekt voor zich.
Artikel 12
Spreekt voor zich.
- - - - - - - - -