OMGEVINGSVERGUNNING
ONTWERP-BESLUIT
OMGEVINGSVERGUNNING
voor: Werkzaamheden ten behoeve van de aanleg en exploitatie windpark N33, Deelgebied 'Vermeer-Noord'
activiteiten:
- uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald;
- gebruik als bedoeld in het voorbereidingsbesluit;
- vellen of doen vellen van een houtopstand;
- het aanleggen en veranderen van wegen;
- het maken van uitwegen.
verleend aan: Windpark Vermeer Noord B.V.
locatie: Windpark N33, Deelgebied Vermeer Noord Zaaknummer: Z-2017 0000
Inhoudsopgave
2.4 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen 5
3.1 Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald 7
3.2 Voorbereidingsbesluit 'Stikstofinstallatie Zuidbroek'; 7
3.3 Voorbereidingsbesluit met het oog op de toepassing van het Groninger verdienmodel bij uitbreiding van een agrarisch bedrijf op een aangrenzend agrarisch bouwperceel 8
3.4 Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxx X00 8
3.5 enkelbestemming 'Bedrijf-Windturbinepark' 8
3.6 dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' 9
3.7 Gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een voorbereidingsbesluit 10
3.8 Vellen of doen vellen van een houtopstand 11
3.10 Maken en veranderen van een uitweg 12
Vellen of doen vellen van een houtopstand 14
Aanleggen en veranderen van wegen 14
Maken en veranderen van uitwegen 14
Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Menterwolde heeft op 23 december 2016 een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen voor werkzaamheden ten behoeve van de aanleg en exploitatie van 'Windpark N33, deelgebied Vermeer-Noord'.
De aanvraag is ingediend door Pondera Consult B.V. Welbergweg 49, 7556 PE, namens Windpark Vermeer Noord B.V., Xxxxxxxxxxxx X0, 0000 Xxxxxxxxxx.
De aanvraag heeft betrekking op de volgende toevoerwegen voor de deelgebieden 'Vermeer Noord' en 'Eekerpolder:
- De toevoerweg over de Duurkenakker en de Vennenweg;
- De semipermanente afrit van de N33, oostelijke rijbaan ter hoogte van het spoorviaduct en Muntwetering.
De volgende activiteiten zijn aangevraagd:
• Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald, Wabo art. 2.1, lid 1, onder b;
• Gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in het voorbereidingsbesluit, Wabo art. 2.1, lid 1, onder c;
• Aanleggen van wegen, Wabo art. 2.2, lid 1 onder d en Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), art. 2.11, lid 1;
• Het maken van uitwegen, Wabo art. 2.2, lid 1, onder e en APV. 2.12, lid 1;
• Vellen of doen vellen van een houtopstand, Wabo art 2.2, lid 1, onder g en APV art. 4.11.
Het college van burgemeester en wethouders is voornemens:
1. gelet op art. 2.1 en art. 2.2 Wabo, de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen;
2. dat de vergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten:
• Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald, Wabo art. 2.1, lid 1, onder b;
• Gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in het voorbereidingsbesluit, Wabo art. 2.1, lid 1, onder c:
• Aanleggen van wegen, Wabo art. 2.2, lid 1 onder d en Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), art. 2.11, lid 1;
• Het maken en veranderen van uitwegen, Wabo art. 2.2, lid 1, onder e en APV. 2.12, lid 1;
• Vellen of doen vellen van een houtopstand, Wabo art 2.2, lid 1, onder g en APV art. 4.11;
3. dat de volgende stukken deel uitmaken van de vergunning:
• aanvraagformulier, nummer 0000000;
• Bijlage 1, toelichting op de aanvraag;
• Bijlage 2, Wegtrace';
• Bijlage 3, Technische tekening wegen;
• Bijlage 4, Archeologische onderzoeken;
• Bijlage 5, Machtingsformulier;
• Bijlage 6, Overeenkomst grondeigenaren;
• Bijlage 8 Uittreksel KVK Windpark Vermeer Noord BV;
• Bijlage 9, Illustrerende figuren;
• Xxxxxxx 00, Xxxxx xxxxx;
• Bijlage 11, Objectenmatrix Vermeer Noord;
4. aan deze vergunning voorschriften te verbinden. Voor zover de vergunningaanvraag niet in overeenstemming is met de gestelde voorschriften, zijn de voorschriften bepalend.
1.3 Ondertekening
Dit document is nog geen definitief besluit en is daarom niet ondertekend.
Gelet op de projectbeschrijving en op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage, zijn wij bevoegd te beslissen op de aanvraag om omgevingsvergunning. Wij zijn er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd.
De aanvraag is aan de hand van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) getoetst op volledigheid.
2.4 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen
In artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor Windpark N33 gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken (EZ). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure neergelegd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels neergelegd in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro.
Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor Windpark N33. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing.
De minister van EZ heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor Windpark N33 bevorderd. Het onderhavig besluit is samen met de andere besluiten als volgt voorbereid:
- op XXXXXXX is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen;
- op XXXXX is door de minister van EZ een ontwerp van het besluit aan Windpark Vermeer Noord
B.V. gezonden.
- het ontwerp van het besluit heeft van (datum) tot en met (datum) ter inzage gelegen bij de gemeente Menterwolde, de gemeente Oldambt en de gemeente Veendam.
Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EZ bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EZ daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden persoonlijk geïnformeerd.
Zienswijzen over dit ontwerp besluit kunnen worden ingediend bij:
Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Windpark N33 Xxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxxxxxx
Wet Natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming, het Besluit natuurbescherming en de Regeling natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt onder andere de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet. In samenhang met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming is ook het Bor gewijzigd.
Op grond van het overgangsrecht van hoofdstuk 9 van de Wet Natuurbescherming worden de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangige procedures tot het nemen van een besluit krachtens de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet of de Boswet, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens deze wet behandeld. Dit betekent dat wij hiermee bij deze omgevingsvergunning rekening dienen te houden.
Op grond van de Wet natuurbescherming is voor het verrichten van handelingen met gevolgen voor Natura 2000-gebieden en voor het verrichten van handelingen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten een vergunning respectievelijk ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming vereist. De vergunning en/of ontheffing kunnen afzonderlijk, voordat de aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt ingediend, worden aangevraagd bij de provincie of gelijktijdig met de aanvraag voor de omgevingsvergunning.
De aanvrager heeft op 11 februari 2016 een aanvraag om vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 bij de provincie Groningen ingediend en een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd bij het ministerie van EZ.
Omdat de aanvragen zijn ingediend voordat de aanvraag omgevingsvergunning is ingediend, maken deze toestemmingen geen deel uit van deze vergunning.
3.1 Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald
Als er sprake is van de activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b, van de Wabo, is het verboden om de werkzaamheden uit te voeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.
Deze activiteit omvat het aanleggen en veranderen van (semi) permanente en tijdelijke wegen en het leggen van kabels ten behoeve van de windturbinepark.
Voor het gebied waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, zijn de volgende planologische regelingen van kracht:
- Voorbereidingsbesluit Stikstofinstallatie Zuidbroek;
- Voorbereidingsbesluit met het oog op de toepassing van het Groninger verdienmodel bij uitbreiding van een agrarisch bedrijf op een aangrenzend agrarisch bouwperceel.
- Inpassingsplan Windpark N33.
3.2 Voorbereidingsbesluit 'Stikstofinstallatie Zuidbroek';
Het Voorbereidingsbesluit Stikstofinstallatie Zuidbroek van 31 januari 2016 bepaalt in art. 2, lid 1 (onder meer) dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning:
• wegen of paden en andere oppervlakteverhardingen aan te leggen;
• voorwerpen in de bodem in te drijven;
• grondbewerkingen uit te voeren.
Door het uitvoeren van het aangevraagde project zullen bovengenoemde handelingen plaatsvinden. Er moet daarom getoetst worden of dit vergunbaar is. Artikel 2, lid 2, van het voorbereidingsbesluit bepaalt dat de vergunning wordt geweigerd indien de werken en werkzaamheden de grond in het gebied waarvoor het voorbereidingsbesluit geldt, minder geschikt maken voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde inpassingsplan daaraan te geven bestemming. Om te komen tot een oordeel hierover hebben wij, conform het derde lid van art. 2 van het voorbereidingsbesluit, advies gevraagd aan de Minister van Economische Zaken alsmede aan de beheerder van de aanvullende stikstofproductiefaciliteit in Zuidbroek. Dit advies hield in dat het voorgenomen gebruik het betreffende gebied niet minder geschikt maakt voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde inpassingsplan daaraan te geven bestemming, en dat de aangevraagde vergunning dus verleend kan worden. De minister heeft afgestemd met de beheerder stikstofproductiefaciliteit. Daarnaast hebben wij geconstateerd dat het plan niet in strijd is met het inpassingsplan voor de Stikstofinstallatie Zuidbroek.
Gezien het bovenstaande concluderen wij dat de aangevraagde werken en werkzaamheden de gronden niet minder geschikt maken voor de verwezenlijking van de in het inpassingsplan Stikstof Installatie Zuidbroek aan de gronden te geven bestemming.
Het toetsingskader voor de activiteit “Uitvoeren van een werk of van werkzaamheden in gevallen waarin dat bij een voorbereidingsbesluit is bepaald” staat verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Voor de volledigheid merken we op dat op grond van artikel 3.35, lid 7, van de Wro, (verwijzend naar artikel 3.30, lid drie, van de Wro) er geen omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden in het geval dat dit in het bestemmingsplan is vereist (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
3.3 Voorbereidingsbesluit met het oog op de toepassing van het Groninger verdienmodel bij uitbreiding van een agrarisch bedrijf op een aangrenzend agrarisch bouwperceel.
Dit voorbereidingsbesluit kent geen vergunningplicht m.b.t. het uitvoeren van een werk.
3.4 Inpassingsplan Windpark N33.
De aangevraagde werkzaamheden vinden plaats in een gebied waarvoor het inpassingsplan 'Windpark N33' geldt. De gronden hebben de enkelbestemming 'Bedrijf-Windturbinepark', de dubbelbestemmingen 'Leiding-Kabeltracé' en 'Waarde-Archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'overige zone-weg'.
3.5 enkelbestemming 'Bedrijf-Windturbinepark'
Volgens artikel 4 van de regels van het inpassingsplan zijn deze gronden bestemd voor o.a. 'wegen, paden, op- en afritten' en derhalve is de aangevraagde activiteit niet in strijd met het inpassingsplan.
dubbelbestemming 'Leiding-Kabeltracé'.
Volgens artikel 5.1, onder b, van de regels van het inpassingsplan zijn de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding-Kabeltracé', behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een kabeltracé, niet zijnde een hoogspanningsleiding, ten behoeve van het windturbinepark.
In het belang van het kabeltracé als bedoeld in artikel 5.1 is het, behoudens het bepaalde in artikel 5.3.2, verboden op en in de in artikel 5.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven, dieper dan 1 m onder peil;
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 1 m onder peil;
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen, dieper dan 1 m onder peil;
x. xxxxxxxxxxx, dieper dan 1 m onder peil;
e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, dieper dan 1 m onder peil;
f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, dieper dan 1 m onder peil;
g. het indrijven van voorwerpen, dieper dan 1 m onder peil;
h. het uitvoeren van grondbewerkingen, dieper dan 1 m onder peil.
Werken of werkzaamheden die betrekking hebben op de realisatie van het windturbinepark zijn uitgezonderd van bovenbedoeld verbod conform artikel 5.3.2, onder d.
3.6 dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'.
De werken waarvoor vergunning is gevraagd zijn geprojecteerd op gronden die in het inpassingsplan Windpark N33 de dubbelbestemmingen “Waarde – Archeologie 2” hebben. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
Artikel 7.2.1 van de regels van het inpassingsplan bepaalt dat het verboden is zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of bouwwerken te realiseren:
a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m2;
b. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,3 m;
c. het graven of dempen van watergangen;
d. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,3 m;
e. het graven van sleuven breder dan 0,4 m en dieper dan 0,3 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f. het permanent verlagen van het waterpeil.
Op grond van artikel 7.2.2 van de regels van het inpassingsplan kan een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.2.1 en 8.2.1 slechts worden verleend indien:
a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
d. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
Voor het onderhavige gebied zijn door ArcheoPro bureau- en veldonderzoeken uitgevoerd.
Conform de aangeleverde rapportages van archeologische onderzoeken is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn en kan de omgevingsvergunning worden verleend, conform artikel 7.2.2..
Er is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 7.2.2 onder b van het inpassingsplan dat op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie aangetoond is dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Gebleken is dat er geen noodzaak bestaat om voorschriften aan de vergunning te verbinden.
Wij wijzen erop dat artikel 5.10, lid 1, van de Erfgoedwet bepaalt dat degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het om een archeologische vondst betreft dit zo spoedig mogelijk moet melden bij de minister van OCW.
Conclusie
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het uitvoeren van werken, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald, zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
3.7 Gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een voorbereidingsbesluit
Het Voorbereidingsbesluit Stikstofinstallatie Zuidbroek van 27 januari 2016 bepaalt in art. 3, lid 1 dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning het gebruik van gronden te wijzigen. Door de uitvoering van het aangevraagde project zal het bestaande gebruik wijzigen. Daarom moet worden getoetst of het voorgenomen gebruik vergund kan worden.
Art. 3, lid 2, van het voorbereidingsbesluit bepaalt dat de vergunning wordt geweigerd indien het voorgenomen gebruik de grond in het gebied waarvoor het voorbereidingsbesluit geldt, minder geschikt maakt voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde inpassingsplan daaraan te geven bestemming. Om te komen tot een oordeel hierover hebben wij, conform het derde lid van art. 3 van het voorbereidingsbesluit, advies gevraagd aan de Minister van Economische Zaken alsmede aan de beheerder van de aanvullende stikstofproductiefaciliteit in Zuidbroek. Dit advies hield in dat het voorgenomen gebruik het betreffende gebied niet minder geschikt maakt voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde inpassingsplan daaraan te geven bestemming, en dat de aangevraagde vergunning dus verleend kan worden. De minister heeft afgestemd met de beheerder stikstofproductiefaciliteit. Daarnaast hebben wij geconstateerd dat het plan niet in strijd is met het concept van het inpassingsplan voor de Stikstofinstallatie Zuidbroek.
Gezien bovenstaande concluderen wij dat het voorgenomen gebruik de gronden niet minder geschikt maakt voor de verwezenlijking van de in het inpassingsplan aan de gronden te geven bestemming. Het toetsingskader voor de activiteit “gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een voorbereidingsbesluit” staat verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Het voorbereidingsbesluit met het oog op de toepassing van het Groninger verdienmodel geldt voor agrarische bouwpercelen die op minder dan 50 meter van elkaar gelegen zijn en die tot hetzelfde bedrijf behoren. Het voorbereidingsbesluit heeft als doel om te voorkomen dat in de situatie dat dergelijke bouwpercelen bij één en hetzelfde agrarisch bedrijf in gebruik zijn, dit bedrijf kan uitbreiden zonder dat daarbij aan het Groninger Verdienmodel wordt voldaan. Aangezien de aanvraag niet ziet op agrarisch gebruik is dit voorbereidingsbesluit niet relevant.
3.8 Vellen of doen vellen van een houtopstand
Als er sprake is van de activiteit als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 onder g, van de Wabo, moet de omgevingsvergunning worden geweigerd indien één van de in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente Menterwolde genoemde weigeringsgronden aan de orde is. Een toetsing of deze weigeringsgronden aanwezig zijn heeft plaatsgevonden.
• In de APV staat (onder meer) het volgende: Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag buiten de bebouwde kom de houtopstanden te vellen of te doen vellen;
• De omgevingsvergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
e. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
De aanvraag betreft het kappen van 7 eiken. Het betreft bomen langs wegen, een laanstructuur. De structuur vervult een belangrijke functie in het daar aanwezige open landschap. De conditie van de bomen is uitstekend. De structuur is opgenomen in het Register Beeldbalende bomen van Menterwolde. De bomenstructuur vervult eveneens een ecologische functie.
Met de aanpassingen van de Duurkenakker, naar het nieuw te bouwen Windpark, vanaf de rotonde op de Duurakker richting de Venneweg, kunnen de bomen niet worden behouden. Gezien de omvang en standplaats van de bomen is verplanten van de bestaande bomen niet mogelijk en wenselijk.
Waar het gemeentelijk beleid de te vellen boom direct of indirect als waardevol omschrijft, is herplant een voorwaarde voor het kappen van de bomen. Binnen twee jaar na het kappen van de bomen dient herplant plaats te vinden van 10 eiken met gaaskluit. Deze verplichting is opgenomen in de voorschriften behorend bij dit besluit.
Conclusie
Door het verbinden van een herplantplicht aan de toestemming aan het vellen van de bomen, is er geen reden om de vergunning voor deze activiteit te weigeren.
Overige informatie:
Op grond van de verbodsbepaling in de artikelen 3.1.1 t/m 3.1.4. en 3.5.1 t/m 3.5.4 van de Wet Natuurbescherming is het verboden om dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort te doden, te vangen, de voortplantings- of rustplaats te beschadigen, vernielen of weg te nemen, eieren te beschadigen, te rapen of te bezitten, of deze te verstoren. Wij wijzen u erop in deze zorgvuldig te handelen. Er sprake van een Algemene zorgplicht (artikel 1.11).
3.9 Aanleggen en veranderen van wegen
Als er sprake is van de activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, onder d, van de Wabo, kan de omgevingsvergunning slechts worden geweigerd indien sprake is van een in de APV opgenomen weigeringsgrond.
De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu
Toets
Er is getoetst of de aan te leggen wegen van invloed zijn op de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. Met het opnemen van de voorschriften is gewaarborgd dat er geen relevante gevolgen zijn voor deze aspecten.
Conclusie
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het aanleggen, en veranderen van wegen zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
3.10 Maken en veranderen van een uitweg
Als er sprake is van de activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, onder e, van de Wabo, kan de omgevingsvergunning slechts worden geweigerd indien sprake is van één of meer van de in artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening ( APV) genoemde weigeringsgronden. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden.
Toetsing weigeringsgronden
De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
a. het wegverkeer ter plaatse;
b. een bestaande openbare parkeerplaats;
c. ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. openbare groenvoorzieningen.
Een toetsing aan bovengenoemde gronden heeft plaatsgevonden. Er is gebleken dat er geen strijd is met de onder a t/m d genoemde belangen.
Het volgende voorschrift is aan deze vergunning verbonden: "Alle wettelijke (veiligheids)voorschriften moeten in acht worden genomen."
Conclusie
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het maken van een uitrit zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
PM gemeente
Vellen of doen vellen van een houtopstand
1.1. Het is verboden nesten te verstoren gedurende het broedseizoen.
1.2. De gekapte bomen dienen binnen een termijn van 2 jaar na het moment van kappen herplant te worden. De herplant dient te bestaan uit 10 eiken met gaaskluit en dient plaats te vinden, globaal, ter hoogte van de te vellen bomen in de wegberm van de Venneweg. De te herbeplanten bomen dienen een minimummaat te hebben van 20-25 centimeter stamomtrek gerekend op 1.20 meter vanaf maaiveld. Er moet voldoende doorwortelbare ruimte zijn, tenminste 1 m3 per plantplaats. Zo nodig dienen grondverbeterende maatregelen toegepast te worden. Er dient aandacht voor nazorg (controle en watergiften) te zijn tot tenminste één jaar na aanplant.
1.3. Wanneer de herplant niet aanslaat, of binnen drie jaar na aanplant teniet is gegaan, om welke redenen dan ook, dient opnieuw herplant te worden uitgevoerd onder dezelfde voorwaarden.
Aanleggen en veranderen van wegen
1.4. Er dient, voordat aangevangen wordt met het aanleggen of veranderen van wegen, een plan over de verkeersstromen aan ons te worden overlegd.
1.5. Alle wettelijke (veiligheids)voorschriften moeten in acht worden genomen.
Maken en veranderen van uitwegen