R A A D V O O R G E S C H I L L E N
Nummer D20089
R A A D V O O R G E S C H I L L E N
van de
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
ARBITRAAL VONNIS
in zake het geschil tussen:
X
en:
Y
1. PROCEDURE
1.1
2. VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van het volgende:
2.1 Vanaf januari 2019 hebben partijen overleg met elkaar gevoerd over een overname door verweerders van de onderneming van verzoekster.
Verzoekster werd daarbij begeleid door een externe consultant.
2.2 De besprekingen hebben geleid tot de ondertekening op 13 mei 2019 van een overeenkomst genaamd “Koop-en-verkoopovereenkomst – activa-passiva”, hierna: “de Koopovereenkomst”, waarin als overnamedatum 1 mei 2019 is overeengekomen.
2.3 De formele partijen bij de Koopovereenkomst zijn de besloten vennootschap van verzoekster, de holding vennootschap van verweerders en hun werkmaatschappij (besloten vennootschap).
2.4 In de koopovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 2, Koop en verkoop
1. Op basis van de veronderstelling dat de tot op heden door Verkoper ten aanzien van de Onderneming verstrekte informatie juist en volledig is, koopt Koper hierbij van Verkoper de Onderneming, gelijk Verkoper deze aan Koper verkoopt.
2. De Onderneming van Verkoper bestaat uit de volgende onderdelen:
x. xxxxxxxx;
b. het volledige klantenbestand, met uitzondering van bepaalde advieswerkzaamheden voor enkele overeengekomen klanten, incl. de dossiers conform de wettelijke bewaarplicht;
c. de handelsnaam [… ];
d. dat gedeelte van het onderhanden werk dat redelijkerwijs niet in de maand mei 2019 door Xxxxxxxx gefactureerd kan worden.
3. Het over te dragen klantenbestand bestaat uit de volledige klantenportefeuille op overnamedatum met uitzondering van bepaalde advieswerkzaamheden voor enkele klanten, e.e.a. conform bijlage 1 waar alle klanten op Leveringsdatum zijn vermeld waarbij aangegeven is voor welke klanten er advieswerkzaamheden worden uitgevoerd.
4. (…)
5. (…)
6. Eventuele overige activa en passiva, welke behoren tot de Onderneming van Verkoper, worden door Xxxxxxxx niet in eigendom overgedragen aan de Koper, maar blijven eigendom van Xxxxxxxx.
7. (…)
8. (…)”
Artikel 3, Rekening en risico
1. De verkochte Onderneming wordt vanaf de Overnamedatum voor rekening en risico van Koper uitgeoefend. Alle winst en verlies van de Onderneming vanaf deze datum behaald, respectievelijk geleden, komen ten bate, respectievelijk ten laste, van Koper, een en ander met inachtname van het in deze overeenkomst bepaalde.
2. De door Xxxxxxxx van debiteuren ontvangen bedragen, die betrekking hebben op de periode na de Overnamedatum, komen ten goede aan Koper. Xxxxxxxx declareert op 7 mei 2019 de tot en met 30 april 2019 verrichte werkzaamheden. Partijen zullen ontvangen betalingen die voor de andere Partij bedoeld zijn onverwijld aan de andere Partij overmaken.
Artikel 8, Positie oud-eigenaar
Xxxxxxxx stelt zijn directeur, de heer [ , hierna: K, RvG] gedurende een bepaalde tijd om
gedurende een periode tot indicatief ultimo 2020 beschikbaar om bepaalde werkzaamheden voor de overgedragen clienten te verrichten.
Artikel 9, Gebruik onroerende zaak onderneming
1. Xxxxxxxx verklaart dat het Verkoper toegestaan is om de onroerende zaak aan de
[……….., RvG] te [… , RvG] aan Koper in gebruik te geven tegen vergoeding
van de door Xxxxxxxx aan de verhuurder verschuldigde huursom plus de aanvullende kosten, zoals energielasten, etc.
2. Het gebruik gaat in op Overnamedatum en heeft een minimale duur van drie maanden of langer voor zover dat noodzakelijk is voor een goede overdracht van de Onderneming; er geldt een opzegtermijn van drie maanden.
Artikel 10, Zorgvuldigheid
1. Partijen zullen ten aanzien van hetgeen wordt overgedragen de nodige zorgvuldigheid in acht nemen.
2. Partijen zullen zich in ieder geval tot 1 januari 2021 inspannen om de klanten van de
Onderneming te bewegen hun relatie met de Onderneming voort te zetten.
3. Partijen treden tot 1 januari 2021 regelmatig met elkaar in overleg om de aangelegenheden aangaande de overname met elkaar te bespreken waarbij beide Partijen het initiatief kunnen nemen.
4. In ieder geval treden partijen tot 1 januari 2021 met elkaar in overleg over zaken als klantbenadering van de over te dragen klanten, bijvoorbeeld indien zich opzeggingen dreigen voor te doen, maar ook bij facturatie en klantacceptatie, daarbij het klantbeleid van Koper in aanmerking nemende.
Artikel 19, Schadevergoeding
Xxxxxxx van niet-nakoming door een partij van enige bepaling van deze akte ten gevolge van diens toerekenbare tekortkoming, heeft de benadeelde partij het recht om vergoeding van de werkelijk geleden schade te vorderen.
2.5 Na de overnamedatum heeft verzoekster aan verweerders facturen gezonden welke zijn onder te verdelen in:
a. urendeclaraties;
b. kostendeclaraties.
De urendeclaraties hebben betrekking op werkzaamheden van de heer K in de maanden mei 2019 tot en met november 2019. De declaraties over mei en juni 2019 zijn betaald.
Verzoekster baseert in dezen een vordering op verweerders van € 9.630,09 incl. BTW, berekend als volgt:
- nummer 119945/15564 d.d. 6 september 2019 | € 4.684,21 |
- nummer 119945/15574 d.d. 10 oktober 2019 | € 3.448,50 |
- nummer 119945/15583 d.d. 7 november 2019 | € 363,00 |
- nummer 119945/15593 d.d. 5 december 2019 | € 1.134,38 |
€ 9.630,09 |
De kostendeclaraties hebben betrekking op de (voormalige) kantoorruimte van verzoekster en op praktijkkosten over de maanden mei 2019 tot en met september 2019. De declaraties over mei en juni 2019 zijn betaald.
Verzoekster baseert in dezen een vordering op verweerders van € 8.536,-- incl. BTW, berekend als volgt:
- nummer 119945/15556 d.d. 5 augustus 2019 | € 6.523,62 |
- nummer 119945/15568 d.d. 6 september 2019 | € 12.723,30 |
- nummer 119945/15576 d.d. 10 oktober 2019 | € 3.108,73 |
Betaling op 19 november 2019 | ./. € 13.819,65 |
Openstaand saldo | € 8.536,00 |
2.6 Tussen partijen zijn gesprekken gevoerd en e-mails uitgewisseld over de vorderingen van verzoekster. Daarbij hebben verweerders zich – kort gezegd – beroepen op verrekening dan wel hebben zij de vorderingen geheel of gedeeltelijk betwist.
De gesprekken hebben niet tot overeenstemming geleid. Tijdens een op 19 november 2019 gevoerde bespreking hebben verweerders een bedrag van € 13.819,65 incl. BTW aan verzoekster overgemaakt.
2.7 Verzoekster heeft een incassobureau ingeschakeld, [hierna: W Incasso]. In correspondentie met verweerders heeft W Incasso namens verzoekster aanspraak gemaakt op
(buitengerechtelijke) incassokosten ten bedrage van € 1.717,11, genoemd in een e-mail van 21 november 2019.
2.8 Alle in deze uitspraak genoemde bedragen zijn exclusief BTW tenzij anders is vermeld.
3. VORDERING EN TEGENVORDERING
Vordering
3.1 Verzoekster heeft de Raad verzocht als volgt te beslissen:
- verweerders te veroordelen tot betaling van (bedragen incl. BTW):
o openstaand saldo kostendeclaraties € 8.536,00
o openstaand saldo urendeclaraties € 9.630,09
o incassokosten € 2.519,97
totaal € 20.686,06
Voorwaardelijke tegenvordering
3.2 Verweerders hebben de Raad verzocht als volgt te beslissen:
o primair de vordering van verzoekster af te wijzen met veroordeling van verzoekster in de kosten van de procedure;
o voor het geval de Raad mocht oordelen dat inzake de kostendeclaraties geen afspraak tot definitieve afwikkeling is gemaakt, verzoeken verweerders de Raad om verzoekster te veroordelen om aan verweerders te betalen een bedrag van
€ 8.536,-- incl. BTW.
4. TOELICHTING EN VERWEREN
4.1 Partijen hebben over en weer de vorderingen toegelicht respectievelijk de vordering van de
wederpartij betwist. Hierop zal de Raad hierna waar nodig ingaan.
5. BEOORDELING
5.1 Uitgangspunt voor de beoordeling is de Koopovereenkomst die partijen op 13 mei 2019 hebben ondertekend.
In de considerans van de Koopovereenkomst is door partijen in aanmerking genomen dat de overeenkomst is opgesteld ter uitwerking van hetgeen mondeling en per e-mail is overeengekomen en dat de tekst van de Koopovereenkomst in de plaats treedt van de mondelinge afspraken. Dit brengt mee dat de tekst van de Koopovereenkomst in beginsel bepalend is voor de vaststelling welke afspraken partijen met elkaar gemaakt hebben. Daarbij kan voor de uitleg van die vaststelling van afspraken van belang zijn wat partijen in het voortraject met elkaar besproken hebben, doch slechts dan indien onduidelijkheid bestaat over de uitleg van een in de Koopovereenkomst vastgelegde afspraak.
5.2 Het vorenstaande betekent dat de Raad geen gevolg zal verbinden aan de stellingen van verzoekster inzake andere of aanvullende afspraken die volgens verzoekster in het voortraject zijn gemaakt en waarvan verweerders hebben betwist dat die zijn gemaakt. Dit heeft, onder meer, betrekking op de stelling van verzoekster dat in het onderhandelingstraject is gesproken over het al dan niet kunnen verrekenen van vorderingen over en weer. Aan de stelling van verzoekster dat is afgesproken dat geen verrekening zou worden toegepast wordt dan ook, gelet op de betwisting van verweerders, geen gevolg verbonden.
5.3 Nu dit geding zich toespitst op enerzijds een geschil over de urendeclaraties en anderzijds een geschil over de kostendeclaraties zal de Raad deze hierna afzonderlijk behandelen. Gezien de samenhang tussen de vordering in conventie en de voorwaardelijke vordering in reconventie zal de Raad deze gezamenlijk behandelen.
5.4 Wat de urendeclaraties betreft oordeelt de Raad als volgt.
Tussen partijen is in confesso dat het nominale bedrag van de onbetaalde urenfacturen dient te worden verminderd met € 348,21, zijnde het bedrag dat verweerders op 15 januari 2020 hebben betaald. Daardoor resteert nominaal € 9.281,88 incl. BTW.
Voorts zijn partijen het erover eens dat een bedrag van € 1.427,80 incl. BTW door verzoekster is gecrediteerd.
Wat resteert is de betwisting door verweerders van een bedrag van € 7.854,07 incl. BTW.
Voor zover de betwisting is terug te voeren op bedragen die verweerders reeds betaald hadden op de declaraties van mei en juni 2019 oordeelt de Raad dat een eventuele betwisting achteraf niet behoort te leiden tot aanpassing van het door verweerders verschuldigde bedrag. Niet dan wel onvoldoende is gesteld of gebleken dat verweerders de declaraties over mei en
juni 2019 onder protest of onder voorbehoud van rechten hebben betaald. Hetgeen zij toen hebben betaald behoort derhalve niet meer voor betwisting of verrekening in aanmerking te komen.
Voor zover de betwisting betrekking heeft op de betaling van onderhanden werk van de heer K over de periode tot 1 mei 2019 stelt de Raad vast dat het gaat om een bedrag van € 285,63 incl. BTW. Verweerders hebben in verband hiermee verwezen naar artikel 3, lid 2 van de Koopovereenkomst. Aldaar is bepaald dat ter zake van onderhanden werk gedeclareerde bedragen – slechts – aan verzoekster zullen worden betaald na ontvangst van de betaling van de klant. Verzoekster heeft niet gesteld dat betaling hier nog te verwachten is.
Het betreffende bedrag is derhalve niet door verweerders aan verzoekster verschuldigd.
5.5 De betwisting van verweerders heeft tot een bedrag van € 2.081,25 betrekking op uren van de heer K die in rekening zijn gebracht bij klanten, terwijl deze, aldus verweerders, niet willen betalen. Verweerders hebben gesteld dat zij hier navraag naar deden bij de heer K maar geen reactie kregen.
Xxxxxxxxxxx heeft op dit punt aangevoerd dat circa 10 uren zonder overleg met de heer K hetzij niet in rekening zijn gebracht hetzij zonder overleg met de heer K zijn gecrediteerd. Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders, tegenover de stelling van verzoekster, onvoldoende aangetoond dat zij per debiteur of klant voldoende overleg met de heer K hebben gevoerd althans hem daartoe expliciet in de gelegenheid hebben gesteld.
Verweerders hebben weliswaar een voorbeeld overgelegd maar dat acht de Raad onvoldoende.
Het komt erop neer dat verweerders de heer K onvoldoende hebben betrokken in de desbetreffende afboekingen of crediteringen. Deze kunnen daarom niet ten nadele van verzoekster strekken.
Verweerders’ betwisting van de vordering wordt in zoverre verworpen.
5.6 Het belangrijkste deel van de betwisting is terug te voeren op de tussen partijen gevoerde discussie over de gevolgen van overschrijding van begrote uren in het kader van met klanten gemaakte vaste prijsafspraken.
Verweerders hebben aangevoerd dat het naar hun oordeel redelijk is, wanneer in het betreffende jaar (2019) een overschrijding van het begrote urenaantal heeft plaatsgevonden deels voor 1 mei 2019 en deels na 1 mei 2019, om dan de totale overschrijding pro rata te korten op hetgeen de klant betaald heeft voor 1 mei 2019 respectievelijk na 1 mei 2019.
Hierin ligt besloten dat vaste prijzen door verzoekster over het tijdvak tot 1 mei 2019 conform de afspraak met de klanten zijn berekend.
5.7 De Raad deelt de zienswijze van verweerders niet. Zoals verweerders met enige kracht hebben betoogd, is voor de rechtsverhouding tussen partijen de Koopovereenkomst zonder
meer leidend. In de Koopovereenkomst is bepaald (artikel 3) dat de verkochte onderneming vanaf de Overnamedatum voor rekening en risico van Koper wordt uitgeoefend. Voorts dat alle winst en verlies van de Onderneming vanaf deze datum behaald, respectievelijk geleden, ten bate respectievelijk ten laste van Koper komen.
Nu over overschrijding van het budget in situaties van een vaste prijsafspraak geen nadere afspraak is gemaakt, oordeelt de Raad dat leidend is de genoemde bepaling van artikel 3. Dit betekent dat een overschrijding van het gebudgetteerde aantal uren na 1 mei 2019 voor rekening en risico van verweerders komt.
Dit oordeel brengt mee dat de betwisting van verweerders tot een bedrag van € 4.320,65 geen stand houdt.
Het hiervoor besprokene leidt ten aanzien van de vordering op basis van de urendeclaraties tot de volgende slotsom.
Op het per saldo betwiste bedrag van € 7.854,07 incl. BTW komt in mindering het hiervoor besproken bedrag van € 285,63 (incl. BTW). Voor het overige worden de verweren respectievelijk gronden van betwisting verworpen.
Per saldo zijn verweerders ter zake van de urendeclaraties aldus aan verzoekster verschuldigd € 7.568,45 incl. BTW.
5.8 Ter zake van de kostendeclaraties oordeelt de Raad als volgt.
Zoals bij de urendeclaraties overweegt de Raad ook ten aanzien van de kostendeclaraties dat op declaraties die zonder protest of voorbehoud van rechten zijn betaald, niet meer kan worden teruggekomen. Vergelijk hetgeen hiervoor is overwogen bij nummer 5.4.
Dit brengt mee dat de betwisting van verweerders met betrekking tot de declaraties met nummers 15539 en 15548 niet wordt gehonoreerd.
Wat blijft is de betwisting van de declaraties 15556, 15568 en 15576.
5.9 Het meest vergaande verweer dat door verweerders is gevoerd is dat zij op 19 november 2019 een bedrag van € 13.819,65 (incl. BTW) hebben betaald, waarmee volgens verweerders een finale kwijting is bereikt voor de op dat moment openstaande drie facturen.
Xxxxxxxxxxx heeft betwist dat toen tussen partijen een overeenkomst over de finale afwikkeling van de betrokken facturen is gesloten.
Verweerders hebben verwezen naar de op die datum gevoerde bespreking en hun betaling van die datum. Xxxxxx dan verweerders hebben betoogd volgt uit de door hen overgelegde overschrijving niet dat de betaling werd gedaan “tegen finale kwijting”, althans tegen kwijting voor de op dat moment nog openstaande drie facturen. Aldus is, tegenover de betwisting van verzoekster, niet komen vast te staan dat over de afwikkeling van de kostendeclaraties een finale regeling is getroffen.
5.10 Voor het geval de Raad tot dit oordeel zou komen, hebben verweerders voorwaardelijk de tegenvordering ingesteld. Zij baseren die enerzijds op de betwisting zoals door hen toegelicht in bijlage 1 bij het verweerschrift, anderzijds op de betaling van € 13.819,65 die volgens hen op dat moment meer was dan zij verschuldigd waren.
Een en ander brengt mee dat de Raad de tegenvordering zal beoordelen, nu de daarvoor gestelde voorwaarde is vervuld.
5.11 De vraag welke kosten door verweerders verschuldigd zijn dient te worden beantwoord aan de hand van de koopovereenkomst. In artikel 9 is bepaald dat het verkoper (verzoekster) is toegestaan om de onroerende zaak te [ ] aan verweerders in gebruik te geven tegen
vergoeding van de door verkoper aan de verhuurder verschuldigde huursom plus de aanvullende kosten, zoals: energielasten etc. Tevens is in dat artikel bepaald dat het gebruik zou ingaan op de overnamedatum – derhalve 1 mei 2019 – en een minimale duur heeft van drie maanden of langer voor zover dat noodzakelijk is voor een goede overdracht van de Onderneming. Volgens het tweede lid geldt een opzegtermijn van drie maanden.
5.12 Verzoekster heeft aangevoerd dat uit de vooraf gevoerde gesprekken volgt dat verweerders de in artikel 9 geregelde kosten tot eind 2020 zouden betalen. Hiertoe heeft verzoekster een verband gelegd met de in de Koopovereenkomst geregelde beschikbaarheid van de heer K, waaromtrent in artikel 8 is bepaald dat de heer K gedurende een periode tot indicatief ultimo 2020 beschikbaar zou zijn om bepaalde werkzaamheden voor de overgedragen cliënten te verrichten.
Verweerders hebben aangevoerd dat aangaande het gebruik van de onroerende zaak de bepaling van artikel 9 bepalend is en dat zij het gebruik met ingang van 1 oktober 2019 hebben opgezegd met inachtneming van de geldende opzegtermijn van drie maanden. Als uitvloeisel hiervan hebben verweerders niet betwist de in declaratie 15556 vervatte component huur augustus 2019 en de in factuur 15568 vervatte component huur september 2019, telkens een bedrag van € 3.324,58 incl. BTW ( in totaal € 6.649,16).
De betwisting van verweerders heeft betrekking op – samengevat – overige kosten verbonden aan de praktijkvoering van het overgenomen kantoor in [ ]. Blijkens de bij de
facturen gevoegde bescheiden gaat het onder meer om leasekosten van een auto, benzinekosten, telefoonnota’s, personeelskosten, kosten van automatisering en software, schoonmaak pand, energie e.d.
De betwisting van verweerders betreft de volgende bedragen:
- ten aanzien van declaratie een bedrag van 15556 € 1.207,91;
- ten aanzien van declaratie een bedrag van 15568 € 6.604,60;
- ten aanzien van declaratie 15576 een bedrag van € 1.328,85.
De betwisting van de drie declaraties beloopt derhalve gesaldeerd € 11.061,05 incl. BTW.
5.13 Tegenover het verweer heeft verzoekster aangevoerd dat haar formele standpunt is dat verweerders de praktijk hebben overgenomen met alle aan de praktijk verbonden lusten en lasten.
Ter zitting heeft de heer K desgevraagd toegelicht dat hij de bepaling van artikel 9, lid 1 aldus leest dat verweerders niet alleen de huursom verschuldigd zijn, maar ook aanvullende kosten verbonden aan de praktijk. Volgens de heer K dient dit te worden opgemaakt uit het gebruik van “etc.” aan het slot van dat artikellid.
5.14 De Raad onderschrijft het standpunt van verzoekster niet. Van een overname van de volledige praktijk met alle lusten en lasten is in de Koopovereenkomst geen sprake. Integendeel is in artikel 2 expliciet bepaald dat de verkochte onderneming bestaat uit de goodwill, het volledige klantenbestand, de handelsnaam en een bepaald gedeelte onderhanden werk (lid 2). Voorts is bepaald dat eventuele overige activa en passiva, behorende tot de onderneming van verzoekster, niet in eigendom worden overgedragen aan verweerders, maar eigendom blijven van verzoekster ( lid 6). Naar het oordeel van de Raad brengt het aangehaalde artikel 9, lid 1 mee dat verweerders, voor de duur dat zij van het gebruiksrecht gebruik hebben gemaakt, derhalve tot 1 oktober 2019, de daarvoor geldende huursom verschuldigd zijn, alsmede energielasten en eventuele aan het eigendom van de onroerende zaak verbonden lasten (zoals het gebruikersdeel van de OZB).
Uit de door verweerders gevoerde betwisting volgt dat zij niet hebben betwist de verschuldigdheid van de huursom en van het maandelijkse voorschot ter zake van de energielasten. Bij de betrokken declaraties zijn geen kosten van OZB berekend.
5.15 Het voorgaande brengt mee dat de Raad tot het oordeel komt dat de betwisting door verweerders van de drie betrokken declaraties gegrond is.
Samengevat zijn verweerders ter zake van de drie declaraties verschuldigd geworden:
- nummer 119945/15556 d.d. 5 augustus 2019 € 6.523,62 incl. BTW
- nummer 119945/15568 d.d. 6 september 2019 € 12.723,30 incl. BTW
- nummer 119945/15576 d.d. 10 oktober 2019 € 3.108,73 incl. BTW
€ 22.355,65 incl. BTW
- af: terechte betwisting € 11.061,05 incl. BTW
per saldo verschuldigd € 11.294,60 incl. BTW
Nu vaststaat dat verweerders op 19 november 2019 € 13.819,65 hebben betaald brengt dit mee dat zij € 2.525,05 (incl. BTW) teveel, en aldus onverschuldigd hebben betaald.
De tegenvordering is als gevolg hiervan toewijsbaar tot een bedrag van € 2.525,05 incl. BTW.
5.16 De slotsom ter zake van de gezamenlijke vorderingen van verzoekster is als volgt:
- verweerders te betalen aan verzoekster € 7.568,45 incl. BTW
- verzoekster te betalen aan verweerders € 2.525,05 incl. BTW saldo verweerders te betalen verzoekster € 5.043,40
5.17 Ter zake van de gevorderde incassokosten oordeelt de Raad als volgt.
Xxxxxxxxxxx heeft in haar vordering een bedrag opgenomen van € 2.519,97 incl. BTW wegens incassokosten.
Een specificatie van dit bedrag is in het inleidende verzoek niet gegeven. Xxxxxxxxxxx heeft enkele stukken bijgevoegd bevattende correspondentie van W Incasso met verzoekster en met verweerders. Hierop zal de Raad hierna ingaan.
In artikel 19 van de Koopovereenkomst is bepaald dat de benadeelde partij het recht heeft om vergoeding van werkelijk geleden schade te vorderen ingeval van toerekenbare tekortkoming in de nakoming door de andere partij van een bepaling uit de overeenkomst.
Tot de schade als gevolg van een toerekenbare niet-nakoming van een overeenkomst behoren naar geldend recht gemaakte buitengerechtelijke kosten.
5.18 Verweerders hebben de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten betwist. Zij hebben daartoe aangevoerd dat de hoofdsommen niet verschuldigd zijn; voorts dat verzoekster, ondanks dat haar duidelijk was dat de bedragen betwist werden, een incassobureau heeft ingeschakeld zonder inhoudelijk te reageren op het standpunt van verweerders of nadat de – in hun visie – finale afwikkeling was afgesproken.
5.19 In de door verzoekster overgelegde stukken van het incassobureau wordt in e-mails van
2 oktober 2019 en 4 november 2019 aanspraak gemaakt op bedragen wegens incassokosten,
respectievelijk € 1.014,31 en € 702,86.
De in die brieven genoemde hoofdsommen zijn echter niet gespecificeerd. Xxxxxxxxxxx heeft voorts overgelegd een factuur van het incassobureau van 2 oktober 2019 voor het in behandeling nemen van de vordering tegen verweerders. De factuur bedraagt € 838,27.
5.20 Het geheel overziende is de Raad van oordeel dat verzoekster het gevorderde bedrag van
€ 2.519,97 onvoldoende heeft onderbouwd. Wat verzoekster aan werkelijke kosten heeft gemaakt bedraagt blijkens de genoemde factuur niet meer dan € 838,27.
Ook dit bedrag acht de Raad echter niet ten volle toewijsbaar. In aanmerking wordt genomen dat uit onderhavige beslissing ten aanzien van de in het geding zijnde facturen volgt dat verzoekster slechts ten dele terecht aanspraak heeft gemaakt op betaling van de facturen en voor een deel ten onrechte.
De Raad zal hierom, oordelende naar billijkheid, aan verzoekster ter zake van schade als bedoeld in artikel 19, een bedrag van € 350,-- toewijzen.
5.21 De Raad stelt de procedurekosten definitief vast op € 875,--.
Daar beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, zal worden bepaald dat de procedurekosten voor de helft ten laste van verzoekster komen en voor de helft ten laste van verweerders.
Daar verzoekster een depot van € 875,-- heeft betaald, zullen verweerders worden veroordeeld om ter zake van de procedurekosten een bedrag van € 437,50 aan verzoekster te betalen. Het door verzoekster verschuldigde deel wordt verrekend met het betaalde depot.
5.22 Deze beslissing berust op de artikelen 5, 20, 21, 22, 24 en 25 van de Verordening op de Raad voor Geschillen.
6. BESLISSING
De Raad voor Geschillen van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, rechtdoende in conventie en reconventie:
- veroordeelt verweerders om ter zake van de in het geding zijnde facturen een bedrag van – per saldo - € 5.043,40 incl. BTW aan verzoekster te betalen;
- veroordeelt verweerders om ter zake van schadevergoeding een bedrag van € 350,-- aan verzoekster te betalen;
- bepaalt dat de procedurekosten tot een bedrag van € 437,50 ten laste van verweerders komen en veroordeelt verweerders om dit bedrag aan verzoekster te betalen;
- veroordeelt verweerders om de ingevolge dit xxxxxx te betalen bedragen aan verzoekster te voldoen binnen 14 dagen na de verzending van deze beslissing;
- bepaalt dat de procedurekosten tot een bedrag van € 437,50 ten laste van verzoekster komen, met bepaling dat deze worden verrekend met het door verzoekster betaalde depot;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G.J. Xxxxxxxx, wonende te Leiden, voorzitter, C.M. Xxxxxxx-xxx Xxxxx AA REP, wonende te Zoetermeer en drs. F.J. Heijman RA RE, wonende te Veere, leden, in tegenwoordigheid van xx. X. Xxxxxxxx, secretaris, en door de arbiters en de secretaris ondertekend op 18 januari 2021.
mr. G.J. Ebbeling
C.M. Brouwer-van Houdt AA REP
drs. F.J. Heijman RA RE
xx. X. Xxxxxxxx secretaris